ONS BLAD" ültl 'J iftiliüej ts W I WD Het verdwenen meisje Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon No. 2 ZANDBLAD 10 ct. VAN D£B PUIT S DE VLAM EINDNGVlN. No. 383 ZATERDAG 14 JANUARI 1922 14e JAARüaNü Abonnementsprijs Per kwartaal voor Alkmaar Voor buiten Alkmaar f Oeïlustreerd Zondagshlad f 2.— f 2 85 0 60 f hooger REDACTIERNo.E633" 433 Advertentieprijs: Van 1 5 regels f 1 25; eikeiegel meer f0 25, Reclames oer regel f Q'/5: R" riek „Vraag en aanbot" ij vooi- per rege: t 0 uitbetaling p-.-. piaat 0 60 A-n alle abonné's wordt op aanvrage gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f 500,—, f 400,-, f 200,—, f 100,-, f 60, f 35, f If.-? Uói**üyïjiivtnutirclf. Men lieeft eenige jaren geleden hier en daar aangedrongen op een medisch onder zoek naar de gevolgen, welke de voedsel- schaarsehte van de jaren 1916-1918 op de schoolsii ^eren der lagere scholen kon heb l>er> trphn l. Wij herinneren ons te dier za- ..orten in Amsterdam uitgebracht, e er gelukkig op wezen, dat er van een ondervoeding onzer Nederlandscne jeugd geen sprake was. Tendenzieuse rede- lieeringen van socialistische zijde, konden daaraan niets veranderen. Nu doet zich echter een ander verschijn sel voor, dat de volle aandacht verdient. Verschillende mededeelingen over aan- vaingskiassen van lagere scholen in Amster dam, die in qualiteit minder zouden zijn dan vroegere aanvangsklassen, maakten in formatie wenschelijk, lezen wij in het Hbld IJlt verklaringen van verschillende scholen blijkt dat inderdaad de klassen van in of vlaz vóór de oorlogsjaren geboren kinderen in verschillende gevallen achter staan bij die uit vroegere jaren. Zoo geeft een school op, dat niet minder dan 27 leerlingen uit de eerste klasse onvol doende vorderingen hebben gemaakt in een I meer der vakken lezen, rekenen, schrij ven, verschillende kinderen zelfs in alle vakken. Aan verschillende scholen moeslen ran 36 of 38 leerlingen er 8 of 10 blijven •itten. In een der eerste klassen worden niet ininder dan vijf teerlingen door de onder- A-ijzers achterlijk genoemd. Een schoolhoofd deelt mede, dat een uit stekende onderwijzeres, die vroeger nooit meer dan twee of drie kinderen liet zitten, dit jaar 8 kinderen niet verhoogen kon. on danks het „bijwerken" van achterblijvers. Aar ccnige scholen valt het op, dat in de eerste klasse, dus kinderen, geboren in 1914 of 1915 de jongetjes in ernstige mate bij de meisjes achterstaan in verstandelijke ont wikkeling en leeraanleg. Dergelijke klachten nomen niet alleen van scholen in volks wijken, maar ook van tenminste één der z.g. „naamscholen". Het is waarschijnlijk, dat dit verschijn sel zich ook op verschillende andere scho- .en en niet uitluitend in Amstrdam voor doet. Als vermoedelijke oorzaak is aan te wij zen de economische ontreddering in de oor- 'ogsjaren. Daaruit blijkt, dat het percentage der leer lingen, die in de eerste en in de tweede helft /an het eerste leerjaar zitten bleven, bedroeg (de bovenste cijfers le halfjaar, de bene- ié:,ste 2e halfjaar): '15—'16 '16—'17 '17—'18 '18—'19 '19—'20 3.8 3.3 4.4.4 4.8 3.7 3.5 3.7 4.7 4.1 Het percentage voor 1921 zal vermoede lijk nog hooger zijn. Hieruit blijkt, dat de kinderen, die in 1909 en 1910 geboren zijn, en dus de eerste levensjaren in niet ontred derde omstandigheden doorbrachten, er in tellectueel beier aan toe zijn, dan zij, gebo ren in 1912 en 1913 en die dus in 1914 en 1915 hun prille jeugd hadden. Aldus de Amsterdamsohe statistiek. Er rijzen hier verschillende vragen, wel ke de daadwerkelijke belangstelling van al ten eischen, die te waken hebben over onze volkskracht en volksontwikkeling. Is het hierboven gesignaleerde van plaatselijken aard; is het aan bijkomstige oorzaken toe te sc.irijven; kan verslapping in de opvatting van den beroepsplicht bij een deel van het onderwijzend personeel (b.v. door teleur stelling over de nieuwe salariswet) een aan nemelijke verklaring geven voor den aange wezen achterstand? Of is het verschijnsel akemeen, nationaal en hebben wij hier met .■in logsgevolgen te doen, die zich nu eerst en niet eerder kónden openbaren? Is de laatste veronderstelling juist, dan zou, bij een ingestelde enquête, waarschijn- 'ijk blijken, dat het kwaad voornamelijk in cie steden en minder of niet op het platte land huist Eer. algemeen onderzoek, van regeerings- wege te gelasten, lijkt ons in ieder geval zeer gewenscht. Mocht inderdaad blijken, dal tengevolge van de slechte economische om standigheden der oorlogsjaren er een ach terlijk geslacht aan het opgroeien is, dan zouden paedagogen, Regcering, school- en gemeentebesturen de handen ineen moeten slaan, om nog zoo veel mogelijk te voor komen en te verhelpen. Maar vóór alles moeten wij zekerheid hebben omtrent oorzaak en omvang van het verschijnsel. EflDiSOHE KRONIEK. Bez uiniging. Dat is de vlag, waaronder nu het Indische schip van Staat zeilt, dat is het sterrebeeld, waarnaar de koers word bepaald. Wil men een ander, meer nuch ter beeld: dat is het étiket, dat is geplakt op den blikken trommel, waarin we onze staatspapieren be waren. Het was noodig, zeker. Ik heb in deze Kronieken enkele evallen aangehaald, waaruit bleek, dat gemeenschaps-economie nog geen jemeen goed is geworden bij de amb tenaren. Dat men „ara allerhöchsten Stelle" bezuiniging als wachtwoord uitgeeft over alle linies, valt daarom bijzonder toe te juichen. We zijn al dadelijk bereid goed keurend te knikken, nij er ook in In- dië eene hooge Bezuinigings-Com- missie is benoemd, die tot taak heeft ekregen ,,een stelselmatig onderzoek te houden naar de wijze, waarop eenerzijds in de landshuishou ding en bij de lano'sbedrijven uit gaven zullen kunnen worden be spaard. en anderzijds de landsin komsten zouden kunnen worden verhoogd, teneinde zoo mogelijk te geraken tot eene, althans wat den gewonen dienst betreft, slui tende begrooting." Voorwaar, het is geen lichte taak, welke aan de Commissie is toege wezen vooral, wanneer deze streven wil naar eene behoorlijke uitvoering van het laatste deel der opdracht Om maar een enkele moeilijkheid te noemen, wellicht echter een der groot ste de groote ongelijkheid in ont wikkeling en belangen der onder scheiden bevolkingsgroepen. Eener zijds de groote groep der inboor lingen, die weinig of niets betalen kan, zoodat de och zoo noodzakelijke- volksontwikkeling, onmiddellijk of .uloCaCüjiv obor anaereu ni e wo - den bekostigdanderzijds een heel .dein groepje uitheemschen, dat be hoorlijk economische dra gkracht be zit, doch al heel spoedig ch en wee ept over den overmatigen belas tingdruk, waardoor „het kapitaal" eveneens voor de ontwikkeling onontbeerlijk wordt afges hrikt om ich in de Indische bedrijven te in- terresseeren of nog verder te inter- resseeren. Natuurlijk z n we zooals het ons past vol goede verwachtingen. De Commissie heeft reeds getoond den err.stigen wii te bezitten m ha:e pogingen tot bezuiniging tot tastbare resultaten te leiden. In een rond schrijven aan de hoofden van De- artêmenten van Algemeen Bestuur heeft zij dezen er nog eens aan herin nerd, dat bij Regeeringsbesluit aar, alle ambtelijke colleges en landsdie naren wordt opgedragen gevraagd en ongevraagd alle medewerking te ver- leenen, welke de Commissie voor de vervulling van haar taak mocht be hoeven. Conferenties met deze De partementshoofden zijn reeds veel vuldig gehouden verlenging van den werktijd, in verband met inkrimping van personeel, kan binnen kort wor den verwacht. Bij het Binnenlandse!; Bestuur werd het snoeimes er zoc diep ingezet, dat alleen bij dat De partement eene bezuiniging werd ver kregen van circa millioen. Die ernstige wil is reeds oorzaak geweest van een typisch incident in den Volksraad. Daar heeft de Voor zitter, Mr. Dr. Schumann, die tevens lid is van genoemde bezuinigings commissie, in een toespraak bij do opening van de najaars-zitting nor eens uitdrukkelijk gewezen op de noodzakelijkheid van sterke bezui niging, en een feitelijk pleidooi ge leverd voor inkrimping der over- heids-bemoeienissen. Daarvan heeft men hem een „staatsrechterlijk" ver wijt gemaakt, en opgemerkt, dat eene dergelijke methode, waarbij van den Voorzitterszetel af zoo een besliste poging werd 'gedaan om de beraad slagingen te beinvloeden, niet com- me-il-faut is. De Regeering heeft die opmerking niet geheel onbeantwoord gelaten, haar antwoord lijkt me evenzoo ty pisch genoeg om dat h er woordelijk weer te geven. In de Memorie van Antwoord deelt zij dit aldus mede „De door den Voorzitter Van den Volksraad bij de opening der zitting gehouden rede is even als zulks het geval is met al zijn voorgaande redevoeringen uit gesproken zonder voorkennis vat of ruggespraak met de Regeering. Zij beschouwt die rede dan ook als uiting van de persoonlijke meening van den Voorzitter, waarover de Regeering geen dis cussie kan aanvaarden al heeft zij met instemming van die rede kennis genomen." Ik ben zoo vrij die staatsrechterlijke bezwaren niet zoo buitengemeen zwaar te tellen de hoofdzaak is, dat door samenwerking van allen verkregen wo dt, wat we allen wenschen ver standige en effectieve bezuiniging. liitu sci,en, bezuiniging is wat meer dan schrappen zetten door een aan tal posten. En zuinigheid is niet im mer economisch. Dat overwegend, ben ik niet bijs ter gerust, met het oog op de toekomst van Indië. Een scherpzinnig pessimist pes simisten zijn vaak scherpzinnig heeft eens gezegd, dat Indië niet wordt geregeerd, doch slechts gead ministreerd. In deze uitlating zi meer waarheid, dan we ooit gaarre zullen willen toegeven, en juist ir verband met de zuinigheids-maat regelen, althans met enkele daarvan, bedenk ik, dat hetmoeil ^k is om ptimi t te zijn. Administreeren kan men gemak kelijker dan regeeren En zuinigheid bij het administree ren is lang zoo moeilijk niet te be trachten als economie bij liet regee- en. Nietwaar, wanneer de boekhoudirg ons toont, dat de tering e hoog ei de nering te laag is, welnu, dan kun nen we de uitgaven beperken en de inkomsten ve meerderen, en even wicht brengen in de finantiën. Onze staatsadministratie is dan volmaakt in orde. Best. En al de Regee ing na de verkwisting -periode dervorige jaren, dat ev.enwich weet to stand te brengen, dan verdient zij de hulde van alle weidenkenden in den lande. Evenzoo best. Maar mijn hemel, het gaat toch om wat mee' dan om het evenwicht in de financiën. Het gaat otn de toekomst var ans h een volk, van 3 millioer menschen, aan wier ontwikkeling no" 'i na alles moe w den gedaan. Waarmede ik slechts zeggen wil, da' het nog blijken moet of Indië inderdaad wordt geregeerd blijken, wanneer we tien, twintig jaar vérder fijn. Tri alle bescheidenheid maak ik niet meer dan enkele - opmerkingen. Veiligheid van persoon en goederen. Nietwaar, dat is toch wel van de vele zaken een van de voornaamste welke de overheid tot voorwerp heeft te maken van behoorlijke zorg. Zon der die veiligheid zijn alle pogingen tot opheffing van het landsvolk vrij wel tot vruchteloosheid gedoemd Kan men bitterder klacht bedenker dan opgesloten ligt in de verzuchting, dat het nutteloos is te sparen, wan neer de kans g oo is, dat het gespaar de w rd weg est en De laatste Indische bladen brach ten het bericht, dat op de post „Po litie" voor een zes ton is geschrapt. Doch het verwondert me niet, daarbij te lezen, dat de betrokken hoofdamb tenaar, de voormalige chef der al- gemeene politie, verklaard heeft zich niet verantwoordelijk te stellen voor de consequenties van deze bezuinigings-maatregel. Ik weet toevallig wat meer van de strenge nlichtsopvatting van dezen hoofd ambtenaar, en ook van zijn vrij moedigheid om ui te spreken, wat hij noodig acht om uitgesproken te worden deze maatregel moet in zijn evolgen bedenkelijk worden geacht. Nog korten tijd geleden bevatte „de Tijd" een ingezonden stuk, waarin gewezen werd op de onvoldoende bezoldiging der rechterlijke ambte naren en het daardoor ontstane te kort in hun corps. De funeste gevol gen van deze zuinigheid der Regee ring wordt wel in een scherp licht ge steld door het bericht in de „Loco motief," dat „binnenkor een tienta' verdachten te Semarang uit hun pre ventieve hechtenis ontslagen worden." En de reden „Dit ontslag moet verband houder met den langen duur van de voor- loopige hechtenis, terwijl de berech ting van hun zaken nog geruimer tijd op zich zal laten wachten." Het Midden-Javasche blad voegt er aan toe, „dat het hier vrijwel ge woonte is, dat preventief gestelder welhaast een jaar oo de berechtiif van hun zaak moeten wachten." Inderdaad, het étiket, dat we overa' op plakken isbezuiniging. Zullen wij in den grond van do zaak er mee gehaat ziïn. En nu een enkel cijfer betreffende de vermeerdering der inkomsten. In de raming der geldmiddelen in Nederlandsch-Indië voor het dienst jaar 1922 staat èen bedrag van 48 millioen aangegeven als de te ver wachten opbrengst van den verkoop van opium, tegen 44 millioen in 1921 Toch is het nog zoo lang niet gele den, dat er-een prijsvraag werd uit geschreven voor een populaire proaa- anda-hrochure tegen het opium- misbruik. Maar.... het evenwicht der financiën, nie1- waar? Wel, de volksraadvoorzitter heeft in zijn bezuinigings-speech gezegd dat een matige draf langs den af grond hem heil amer leek dan het h llen er in. Ik vrees, dat er wel bedenkelijk dicht langs wordt gestuurd. S. pmNcguvnseH nieuws. DE WESTEINDERPLAS TE AALSMEER Op d-e vraag van het Tweede Kamerlid •den lieeT Dresselhuys betreffende de plan nen tol droogmaking van d-en Westein- derplas te Aalsmeer heeft de Minister van Waterstaat geantwoord: Er bestaan inderdaad plannen tot in dijking en droogmaking van den Weslein- derplas. Bij Ko.11. besluit van 16 Novem ber 1919 werd nl. aan J. Korthals Alles te Amsterdam, concessie voor dat werk ver leend. Krachtens de bepalingen van dat besluit kan met de uitvoering der werken niet worden aangevangen dan nadat de concessionaris een waarborgsom heeft ge stort en ühij daarenboven heeft aangetoond koopt tie toch zek r uwe betmdtgde JtÊsftRS, PLANTEN, enz. enz, bij een solide Firma? Jit is Kwaekerij „da li Jt ia" dat hij den cigenom van alle in le nemen perceel-en heeft verkregen of wel met de eigenaren tol overeenstemming is gekomen ten aanzien van de uitvoering van 't werk. Aangezien zoo min 't een als hel ander lo»t nu toe is geschied, is reeds op dien grond mei de werken nog niet een aanvang kunnen worden genmakt. De termijn, binnen weüken die waar borgsom moet zijn geslort en met de wer ken moet zij.n begonnen, welke termijn indertijd o,p verzoek van den concessio naris werd verlengd, eindigt op 15 No vember 1923. Overigens zal ook nog rekening zljin le •houden met de wet van 21 December 1853, houdende bepalingen betrekkelijk het bouwen, planten en het maken vat? andere werken binnen zekeren afstand van vestingwerken v°n den Staar. <?n die van 18 April 1874 tot regeling en vol tooiing van het vestings'el-se!. Volgens eerstgenoemde wet zullen voor zoover de uitvoering der werken zal plaats hebben binnen de verho gen kringen der aan d«en Wes'einderplas grenzende verdedigings werken vooraf de ingevolge die we-t ver- eischte vergunningen ir.crt zijn verkregen. Vo'gens laatstgenoemde wet eischen be palingen der concessie, waaibij voorzie ning ten behoeve van 's lands verdediging geheel of gedeel'elh'k ten laste van den concessionaris worden gebracht, goedikeu ring bij de wet. De heer Korthals A'tes heeft onlangs zijn recht tot indijking en droogmaking van meergenoemden plas overgedragen aan den heer S. ten Bokke' Huinink, door wien daarop aan de Koningin het verzoek is gedaan, da>t de concessie zijnen name worde gés leid. Dit verzoek is nog in behandel in s. Indertijd hebben de plannen tot indij king en droogmaking overeenkomstig art. 3 der wet op de deob.^makerbVn en indij kingen van 14 Juli 1994 ter visie gelegen, waardoor belanghebbenden de gelegen heid hebben gehad bezwaren daartegen in te dienen Van de zijde der Aalsmeersohe kweekers ziiai toen geen bezwaren inge bracht. Wel heeft later, nadat de con cessie verleend was, een deel dier kwee kers dooi tusschenkomst van de Neder land sche Mij. voor Tuinbouw en Plant kunde bij een adres de vrees geuit, dat door de uitvoering der droogmaking de gelegenheid om bagger uit den plas ie halen zou -verdwijnen en de kans op nachtvorsten in de omgeving groo'er zou worden, een en ander lot nadeel van hun bedrijf. De minister acht deze bezwaren, zoo daaraan al eenige waarde zou moeten worden toegekend hij wijst er op, dat er nog een oppervlakte van rond 309 H.A. aan plassen zal overblijven van zoo danig gering belang tegenover het voor deel om een groote oppervlakte vrucht baren grond, in het hart van ons land gelegen, le kunnen aanwinnen, dat naar zijn meen ing de regee ring de uitvoering van het plan niet zou mogen belHen. feuilleton „Daar zijn nesten van zeevogels, antwoordde de Seminool. ;,Wij halen er de eieren en de jongen uit." „Dus heb je jou wigwam niet op de key's r „Mijn wigwam heb ik bij mijn broeders en kom slechts zelden in deze streek, thans ben ik eenige we ken hier." s „Dus ken je ook het meisje, dat men voor eenige dagen uit dezen om trek ontvoerde adüe ,^e'n'nool vertrok geen spier doch keek Robert scherp aan. Even hiK h'^ nog' daar°P antwoordde key 'varen^ ble«kgezicht naar de gaai?ïsS?"£et ieook'waar zii heen ge- „Ik weet het." rswsisft ffS:Vhti„Tv™g,„na(?,nsr,! lede vernam hij hierdoor dan den roo- ^r^een dat zij door een groot Toen ó»ar c ZUlde" gevoerd was- whrf» Semino°' geëindigd had, Tchent ionkman hem met een ge hii namntntcgeld,Wegzenden' maa' hert u aan dan wat kruit Ro- 2 hSX thans Bellecoufhou- vader Lt ^aS verheugd den groot- het zekere bericht te kunnen brengen, dat Datura geen prooi der zee geworden was. „Wie echter zou de roover mijner Datura zijn vroeg de grijsaard, want hij twijfelde aan de oprechtheid der mededeelingen van den Semi nool. „Hoogstwaarschijnlijk de zeeroo- vers, die sinds eenigen tijd weder op het Florida-rif huizen," zeide Robert. „Aha daar kunt gij gelijk in heb ben 1" riep de grijsaard. „Dat arme kind, als het in zulke banden gevallen isDoch hoe daaromtrent zekerheid te bekomen „Laat dat aan mij over," hernam Robert. „Met Gods hulp zal ik hun schuiloord wel vinden." „Zoo ga Ga echter met voorzich tigheid te werk, opdat u misschien geen grooter onheil overkome Robert begaf zich naar St. Marks, waar hij twee onverschrokken vis- schers aanwierf. Met dezen en een stevig visschersvaartuig keerde hij terug. Nu begon hij de eilanden aan den westelijken oever van Florida af te zoeken. Maar spoedig had hij zich overtuigd, dat hier geen veilige wijk plaats voor zeeschuimers was. Zoo voer hij steeds zuidelijker tot hij aan kaap Sable kwam. Hier vernam hij dat zij op de Musgrave-eilanden nes telen zouden. Zonder verwijl zocht hij ze op. Bij de rotsspleet komende, die de invaart naar den sluiphoek der zeeschuimers vormde, wilde Robert, door het vale maanlicht misleid om niet ontdekt te worden kon hij slechts bij nacht varen voorbij laten zeilen, daar hij deze spleet voor een rotsige. bocht hield. Een der visschers maakte hem evenwel de opmerking, dat daar een doortocht moest zijn, want er ging een sterke strooming door naar binnen. Hij liet derhalve de zeilen strijken. De riemen behoefden niet gebruikt te worden om snel vooruit te komen. Nog was er niets te bespeuren. Nauwelijks echter had men een scher pen rotshoek of Robert had wel luid willen juichen de beide zeeroover- schepen lagen voor hem. Hij herkende den schoener, dien hij in de haven van St. Marks gezien had. Stil gleed de schuit voort. De visscher, die aan het roer zat. hield ze in de diepste schaduw. Zij kwamen zoo dicht langs de schepen, dat Robert ze met de hand aanraken kon. „Als nu Datura toch eens niet hier ware zeide hij twijfelend bij zich zeiven. „Hoe zal, hoe kan ik mij zeker heid verschaffen Plotseling hoorde hij meerdere stem men in zijne nabijheid. „Voorwaarts jelui luie honden I" riep eene stem. „Achill kan niet meer," antwoordde een andere klagend. „Laat je dan door je landsman hel pen," hernam de eerste stem. „Ulyss is ook doodmoede," ant woordde een derde stem. „Dat zijn de beide roeiers, die Da tura vergezelden," bedacht Robert en nu twijfelde hij er niet meer aan, of ook zij bevond zich hier. Wat zou hij er voor voor gegeven hebben slechts een paar woorden met de slaven te kunnen spreken. Maar dat was niet mogelijk. Daarbij verwijderden deze zich langzaam, terwijl zij een zware kist voortsleepten. Daar Robert hoop te nog meerdere zekerheid te bekomen wilde hij de baai niet verlaten, hoewel hij daardoor sterk aan het gevaar blootgesteld werd, ontdekt te worden hij liet derhalve de schuit verder sturen. Daarbij stootte hij tegen de gondel. „O God klonk een lichte angst kreet uit het vaartuig. Robert herkende deze stem. Met een sprong was hij in de gondel en terwijl hij Datura den mond dichthield, fluisterde hij :„Stilanders zijn wij verloren. Ik ben hetvrees niets Er naderden haastige, hoewel ge dempte schreden. Robert ontstelde. Datura echter stelde hem gerust en zeide haastig:,,Het is Jack met Cesar." „Wie is Jack?" wilde Robert vra gen, doch het meisje duwde hem haas tig in de visschersschuit terug. Jack maakte voorzichtig den ketting van de gondel los, stapte met Cesar in en stootte af. In het vuur zijner vlucht bemerkte hij niet, dat de vis- schersboot van nabij volgde. Eerst nadat zij de uitvaart der baai achter zich hadden, deelde Datura hem mede, wie hen vergezelde. XX. Datura's vlucht was gelukkig vol voerd, maar nog hing haar redding er van af, dat de vlucht niet al te vroeg door de zeeschuimers ontdekt werd. Kregen de vluchtelingen een voldoen den voorsprong, dan eerst konden zij van hunne redding zeker zijn. Daarbij hing er veel af van de keus van den weg, dien zij insloegen. De naaste, die door den golfstroom voerde, ware hun wel het liefste geweest, maar Robert raadde dit af, daar de zeeroovers bij een vervolging stellig deze richting zouden kiezen. Jack wilde naar kaap Sable en dan den landweg naar het Noorden inslaan. Deze bood echter zoo veel moeilijkheden aan, dat men ook daarvan moest afzien. Er restte hun derhalve slechts de vaart langs de oostkust van het schiereiland hier kwam hun tevens de strooming van den golfstroom zeer te stade. Gondel en visschersschuit werden aan elkander vastgemaakt, de zeilen werden geheschen, de beide visschers namen de riemen, Jack bestuurde het roer en zoo ging de vaart met de grootst mogelijke snelheid vooruit. Robert en Datura hadden in de gemakkelijke gondel plaats genomen. De laatste kon hier ongestoord haar wedervaren en haar gedane ontdekkin gen mededeelen zij deed het met de volste oprechtheid. Grenzenloos was de verbazing van Robert, toen hij vernam, dat Datura Hendrik Meer- veldt's dochter was. „Maar ook ik heb u een geheim te openbaren," zeide hij, „dat u niet minder verbazen zal, dan mij het uwe. Gelijk gij weet, had de heer Bellecour een zoon, dien hij wegens een jeugdige onbezonnenheid uit het huis joeg." „Achhoezeer heeft de goeda grootvader dit betreurd," verzekerde het meisje. „Deze kan niet meer in leven wezen, anders moest' hij naar zijn vader teruggekeerd zijnniet alleen heeft hij hem in de voornaamste dagbladen opge.oepen, maar hij zelf ging hem door het gehcele land op zoeken." „Die zoon leeft „Is dat zeker?" riep Datura met blijde ontroering uit. „Ik ken hem. Hij zelf heeft het mij toevertrouwd. Hij weet evenwel niets van de verandering in de gezindheid zijns vaders." „O deel hem die dan mede Spoot hem aan onverwijld te komen, om het verdriet van den armen grijsaard te genezen." „Dat zal evenwel voor u onaange name gevolgen hebben." „Ik begrijp u niet." „De terugkeerende zoon wordt door den vader weder in zijn natuurlijke rechten hersteld en u het rijke erfdeel onttrokken," zeide Robert zacht. „Robert 1" riep het meisje ver wijtend uit. „Dicht gij mij zulke eer- looze gedachte toe, dat ik ter wille van vuige eigenbaat den zoon vanden vader gescheiden zou willen houden Hare oogen vulden zich met tranen Robert glimlachte. „Wees bedaard, beste Datura," zeide hij. „Ik wist wel, dat gij niet anders denken kondet. Maar ik wilde het gaarne uit uw eigen mond hooren." Datura was spoedig verzoend. „Thans zult gij ook vernemen, wie de zoon is. Uw pleeeggrootvader is mijn werkelijke grootvader." „Robertriep het meisje met blijde verrassing uit, „uw vader is dus „Sellecours's eenige zoon." „Een schip een schip 1" riep Cesar die onder het varen steeds naar alle

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 1