ONS BLAD"
ültl 'J iftiliüej ts W I WD
Het verdwenen meisje
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. - Telefoon
No. 2 ZANDBLAD 10 ct.
VAN D£B PUIT S DE VLAM
EINDNGVlN.
No. 383
ZATERDAG 14 JANUARI 1922
14e JAARüaNü
Abonnementsprijs
Per kwartaal voor Alkmaar
Voor buiten Alkmaar
f Oeïlustreerd Zondagshlad
f 2.—
f 2 85
0 60 f hooger
REDACTIERNo.E633" 433
Advertentieprijs:
Van 1 5 regels f 1 25; eikeiegel meer f0 25, Reclames
oer regel f Q'/5: R" riek „Vraag en aanbot" ij vooi-
per rege: t 0
uitbetaling p-.-. piaat
0 60
A-n alle abonné's wordt op
aanvrage gratis een polis verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van f 500,—, f 400,-, f 200,—, f 100,-, f 60, f 35, f If.-?
Uói**üyïjiivtnutirclf.
Men lieeft eenige jaren geleden hier en
daar aangedrongen op een medisch onder
zoek naar de gevolgen, welke de voedsel-
schaarsehte van de jaren 1916-1918 op de
schoolsii ^eren der lagere scholen kon heb
l>er> trphn l. Wij herinneren ons te dier za-
..orten in Amsterdam uitgebracht,
e er gelukkig op wezen, dat er van
een ondervoeding onzer Nederlandscne
jeugd geen sprake was. Tendenzieuse rede-
lieeringen van socialistische zijde, konden
daaraan niets veranderen.
Nu doet zich echter een ander verschijn
sel voor, dat de volle aandacht verdient.
Verschillende mededeelingen over aan-
vaingskiassen van lagere scholen in Amster
dam, die in qualiteit minder zouden zijn
dan vroegere aanvangsklassen, maakten in
formatie wenschelijk, lezen wij in het Hbld
IJlt verklaringen van verschillende scholen
blijkt dat inderdaad de klassen van in of vlaz
vóór de oorlogsjaren geboren kinderen in
verschillende gevallen achter staan bij die
uit vroegere jaren.
Zoo geeft een school op, dat niet minder
dan 27 leerlingen uit de eerste klasse onvol
doende vorderingen hebben gemaakt in een
I meer der vakken lezen, rekenen, schrij
ven, verschillende kinderen zelfs in alle
vakken. Aan verschillende scholen moeslen
ran 36 of 38 leerlingen er 8 of 10 blijven
•itten.
In een der eerste klassen worden niet
ininder dan vijf teerlingen door de onder-
A-ijzers achterlijk genoemd.
Een schoolhoofd deelt mede, dat een uit
stekende onderwijzeres, die vroeger nooit
meer dan twee of drie kinderen liet zitten,
dit jaar 8 kinderen niet verhoogen kon. on
danks het „bijwerken" van achterblijvers.
Aar ccnige scholen valt het op, dat in de
eerste klasse, dus kinderen, geboren in 1914
of 1915 de jongetjes in ernstige mate bij de
meisjes achterstaan in verstandelijke ont
wikkeling en leeraanleg. Dergelijke klachten
nomen niet alleen van scholen in volks
wijken, maar ook van tenminste één der
z.g. „naamscholen".
Het is waarschijnlijk, dat dit verschijn
sel zich ook op verschillende andere scho-
.en en niet uitluitend in Amstrdam voor
doet.
Als vermoedelijke oorzaak is aan te wij
zen de economische ontreddering in de oor-
'ogsjaren.
Daaruit blijkt, dat het percentage der leer
lingen, die in de eerste en in de tweede helft
/an het eerste leerjaar zitten bleven, bedroeg
(de bovenste cijfers le halfjaar, de bene-
ié:,ste 2e halfjaar):
'15—'16 '16—'17 '17—'18 '18—'19 '19—'20
3.8 3.3 4.4.4 4.8
3.7 3.5 3.7 4.7 4.1
Het percentage voor 1921 zal vermoede
lijk nog hooger zijn. Hieruit blijkt, dat de
kinderen, die in 1909 en 1910 geboren zijn,
en dus de eerste levensjaren in niet ontred
derde omstandigheden doorbrachten, er in
tellectueel beier aan toe zijn, dan zij, gebo
ren in 1912 en 1913 en die dus in 1914 en
1915 hun prille jeugd hadden.
Aldus de Amsterdamsohe statistiek.
Er rijzen hier verschillende vragen, wel
ke de daadwerkelijke belangstelling van al
ten eischen, die te waken hebben over onze
volkskracht en volksontwikkeling. Is het
hierboven gesignaleerde van plaatselijken
aard; is het aan bijkomstige oorzaken toe te
sc.irijven; kan verslapping in de opvatting
van den beroepsplicht bij een deel van het
onderwijzend personeel (b.v. door teleur
stelling over de nieuwe salariswet) een aan
nemelijke verklaring geven voor den aange
wezen achterstand? Of is het verschijnsel
akemeen, nationaal en hebben wij hier met
.■in logsgevolgen te doen, die zich nu eerst
en niet eerder kónden openbaren?
Is de laatste veronderstelling juist, dan
zou, bij een ingestelde enquête, waarschijn-
'ijk blijken, dat het kwaad voornamelijk in
cie steden en minder of niet op het platte
land huist
Eer. algemeen onderzoek, van regeerings-
wege te gelasten, lijkt ons in ieder geval zeer
gewenscht. Mocht inderdaad blijken, dal
tengevolge van de slechte economische om
standigheden der oorlogsjaren er een ach
terlijk geslacht aan het opgroeien is, dan
zouden paedagogen, Regcering, school- en
gemeentebesturen de handen ineen moeten
slaan, om nog zoo veel mogelijk te voor
komen en te verhelpen.
Maar vóór alles moeten wij zekerheid
hebben omtrent oorzaak en omvang van het
verschijnsel.
EflDiSOHE KRONIEK.
Bez uiniging.
Dat is de vlag, waaronder nu het
Indische schip van Staat zeilt, dat
is het sterrebeeld, waarnaar de koers
word bepaald.
Wil men een ander, meer nuch
ter beeld: dat is het étiket, dat is
geplakt op den blikken trommel,
waarin we onze staatspapieren be
waren.
Het was noodig, zeker.
Ik heb in deze Kronieken enkele
evallen aangehaald, waaruit bleek,
dat gemeenschaps-economie nog geen
jemeen goed is geworden bij de amb
tenaren. Dat men „ara allerhöchsten
Stelle" bezuiniging als wachtwoord
uitgeeft over alle linies, valt daarom
bijzonder toe te juichen.
We zijn al dadelijk bereid goed
keurend te knikken, nij er ook in In-
dië eene hooge Bezuinigings-Com-
missie is benoemd, die tot taak heeft
ekregen
,,een stelselmatig onderzoek te
houden naar de wijze, waarop
eenerzijds in de landshuishou
ding en bij de lano'sbedrijven uit
gaven zullen kunnen worden be
spaard. en anderzijds de landsin
komsten zouden kunnen worden
verhoogd, teneinde zoo mogelijk
te geraken tot eene, althans wat
den gewonen dienst betreft, slui
tende begrooting."
Voorwaar, het is geen lichte taak,
welke aan de Commissie is toege
wezen vooral, wanneer deze streven
wil naar eene behoorlijke uitvoering
van het laatste deel der opdracht
Om maar een enkele moeilijkheid te
noemen, wellicht echter een der groot
ste de groote ongelijkheid in ont
wikkeling en belangen der onder
scheiden bevolkingsgroepen. Eener
zijds de groote groep der inboor
lingen, die weinig of niets betalen
kan, zoodat de och zoo noodzakelijke-
volksontwikkeling, onmiddellijk of
.uloCaCüjiv obor anaereu ni e wo -
den bekostigdanderzijds een heel
.dein groepje uitheemschen, dat be
hoorlijk economische dra gkracht be
zit, doch al heel spoedig ch en wee
ept over den overmatigen belas
tingdruk, waardoor „het kapitaal"
eveneens voor de ontwikkeling
onontbeerlijk wordt afges hrikt om
ich in de Indische bedrijven te in-
terresseeren of nog verder te inter-
resseeren.
Natuurlijk z n we zooals het
ons past vol goede verwachtingen.
De Commissie heeft reeds getoond
den err.stigen wii te bezitten m ha:e
pogingen tot bezuiniging tot tastbare
resultaten te leiden. In een rond
schrijven aan de hoofden van De-
artêmenten van Algemeen Bestuur
heeft zij dezen er nog eens aan herin
nerd, dat bij Regeeringsbesluit aar,
alle ambtelijke colleges en landsdie
naren wordt opgedragen gevraagd en
ongevraagd alle medewerking te ver-
leenen, welke de Commissie voor de
vervulling van haar taak mocht be
hoeven. Conferenties met deze De
partementshoofden zijn reeds veel
vuldig gehouden verlenging van den
werktijd, in verband met inkrimping
van personeel, kan binnen kort wor
den verwacht. Bij het Binnenlandse!;
Bestuur werd het snoeimes er zoc
diep ingezet, dat alleen bij dat De
partement eene bezuiniging werd ver
kregen van circa millioen.
Die ernstige wil is reeds oorzaak
geweest van een typisch incident in
den Volksraad. Daar heeft de Voor
zitter, Mr. Dr. Schumann, die tevens
lid is van genoemde bezuinigings
commissie, in een toespraak bij do
opening van de najaars-zitting nor
eens uitdrukkelijk gewezen op de
noodzakelijkheid van sterke bezui
niging, en een feitelijk pleidooi ge
leverd voor inkrimping der over-
heids-bemoeienissen. Daarvan heeft
men hem een „staatsrechterlijk" ver
wijt gemaakt, en opgemerkt, dat eene
dergelijke methode, waarbij van den
Voorzitterszetel af zoo een besliste
poging werd 'gedaan om de beraad
slagingen te beinvloeden, niet com-
me-il-faut is.
De Regeering heeft die opmerking
niet geheel onbeantwoord gelaten,
haar antwoord lijkt me evenzoo ty
pisch genoeg om dat h er woordelijk
weer te geven.
In de Memorie van Antwoord deelt
zij dit aldus mede
„De door den Voorzitter Van
den Volksraad bij de opening der
zitting gehouden rede is even
als zulks het geval is met al zijn
voorgaande redevoeringen uit
gesproken zonder voorkennis vat
of ruggespraak met de Regeering.
Zij beschouwt die rede dan ook
als uiting van de persoonlijke
meening van den Voorzitter,
waarover de Regeering geen dis
cussie kan aanvaarden al heeft
zij met instemming van die rede
kennis genomen."
Ik ben zoo vrij die staatsrechterlijke
bezwaren niet zoo buitengemeen zwaar
te tellen de hoofdzaak is, dat door
samenwerking van allen verkregen
wo dt, wat we allen wenschen ver
standige en effectieve bezuiniging.
liitu sci,en, bezuiniging is wat meer
dan schrappen zetten door een aan
tal posten. En zuinigheid is niet im
mer economisch.
Dat overwegend, ben ik niet bijs
ter gerust, met het oog op de toekomst
van Indië.
Een scherpzinnig pessimist pes
simisten zijn vaak scherpzinnig
heeft eens gezegd, dat Indië niet
wordt geregeerd, doch slechts gead
ministreerd. In deze uitlating zi
meer waarheid, dan we ooit gaarre
zullen willen toegeven, en juist ir
verband met de zuinigheids-maat
regelen, althans met enkele daarvan,
bedenk ik, dat hetmoeil ^k is om
ptimi t te zijn.
Administreeren kan men gemak
kelijker dan regeeren
En zuinigheid bij het administree
ren is lang zoo moeilijk niet te be
trachten als economie bij liet regee-
en.
Nietwaar, wanneer de boekhoudirg
ons toont, dat de tering e hoog ei
de nering te laag is, welnu, dan kun
nen we de uitgaven beperken en de
inkomsten ve meerderen, en even
wicht brengen in de finantiën. Onze
staatsadministratie is dan volmaakt
in orde. Best. En al de Regee ing
na de verkwisting -periode dervorige
jaren, dat ev.enwich weet to stand
te brengen, dan verdient zij de hulde
van alle weidenkenden in den lande.
Evenzoo best.
Maar mijn hemel, het gaat toch
om wat mee' dan om het evenwicht
in de financiën.
Het gaat otn de toekomst var
ans h een volk, van 3 millioer
menschen, aan wier ontwikkeling no"
'i na alles moe w den gedaan.
Waarmede ik slechts zeggen wil,
da' het nog blijken moet of Indië
inderdaad wordt geregeerd blijken,
wanneer we tien, twintig jaar vérder
fijn.
Tri alle bescheidenheid maak ik niet
meer dan enkele - opmerkingen.
Veiligheid van persoon en goederen.
Nietwaar, dat is toch wel van de
vele zaken een van de voornaamste
welke de overheid tot voorwerp heeft
te maken van behoorlijke zorg. Zon
der die veiligheid zijn alle pogingen
tot opheffing van het landsvolk vrij
wel tot vruchteloosheid gedoemd
Kan men bitterder klacht bedenker
dan opgesloten ligt in de verzuchting,
dat het nutteloos is te sparen, wan
neer de kans g oo is, dat het gespaar
de w rd weg est en
De laatste Indische bladen brach
ten het bericht, dat op de post „Po
litie" voor een zes ton is geschrapt.
Doch het verwondert me niet, daarbij
te lezen, dat de betrokken hoofdamb
tenaar, de voormalige chef der al-
gemeene politie, verklaard
heeft zich niet verantwoordelijk te
stellen voor de consequenties van
deze bezuinigings-maatregel. Ik weet
toevallig wat meer van de strenge
nlichtsopvatting van dezen hoofd
ambtenaar, en ook van zijn vrij
moedigheid om ui te spreken, wat
hij noodig acht om uitgesproken te
worden deze maatregel moet in zijn
evolgen bedenkelijk worden geacht.
Nog korten tijd geleden bevatte
„de Tijd" een ingezonden stuk, waarin
gewezen werd op de onvoldoende
bezoldiging der rechterlijke ambte
naren en het daardoor ontstane te
kort in hun corps. De funeste gevol
gen van deze zuinigheid der Regee
ring wordt wel in een scherp licht ge
steld door het bericht in de „Loco
motief," dat „binnenkor een tienta'
verdachten te Semarang uit hun pre
ventieve hechtenis ontslagen worden."
En de reden
„Dit ontslag moet verband houder
met den langen duur van de voor-
loopige hechtenis, terwijl de berech
ting van hun zaken nog geruimer
tijd op zich zal laten wachten."
Het Midden-Javasche blad voegt
er aan toe, „dat het hier vrijwel ge
woonte is, dat preventief gestelder
welhaast een jaar oo de berechtiif
van hun zaak moeten wachten."
Inderdaad, het étiket, dat we overa'
op plakken isbezuiniging.
Zullen wij in den grond van do
zaak er mee gehaat ziïn.
En nu een enkel cijfer betreffende
de vermeerdering der inkomsten.
In de raming der geldmiddelen in
Nederlandsch-Indië voor het dienst
jaar 1922 staat èen bedrag van 48
millioen aangegeven als de te ver
wachten opbrengst van den verkoop
van opium, tegen 44 millioen in 1921
Toch is het nog zoo lang niet gele
den, dat er-een prijsvraag werd uit
geschreven voor een populaire proaa-
anda-hrochure tegen het opium-
misbruik. Maar.... het evenwicht
der financiën, nie1- waar?
Wel, de volksraadvoorzitter heeft
in zijn bezuinigings-speech gezegd
dat een matige draf langs den af
grond hem heil amer leek dan het
h llen er in.
Ik vrees, dat er wel bedenkelijk
dicht langs wordt gestuurd.
S.
pmNcguvnseH nieuws.
DE WESTEINDERPLAS TE AALSMEER
Op d-e vraag van het Tweede Kamerlid
•den lieeT Dresselhuys betreffende de plan
nen tol droogmaking van d-en Westein-
derplas te Aalsmeer heeft de Minister
van Waterstaat geantwoord:
Er bestaan inderdaad plannen tot in
dijking en droogmaking van den Weslein-
derplas. Bij Ko.11. besluit van 16 Novem
ber 1919 werd nl. aan J. Korthals Alles te
Amsterdam, concessie voor dat werk ver
leend. Krachtens de bepalingen van dat
besluit kan met de uitvoering der werken
niet worden aangevangen dan nadat de
concessionaris een waarborgsom heeft ge
stort en ühij daarenboven heeft aangetoond
koopt tie toch zek r uwe betmdtgde
JtÊsftRS, PLANTEN, enz. enz,
bij een solide Firma?
Jit is Kwaekerij „da li Jt ia"
dat hij den cigenom van alle in le
nemen perceel-en heeft verkregen of wel
met de eigenaren tol overeenstemming is
gekomen ten aanzien van de uitvoering
van 't werk. Aangezien zoo min 't een als
hel ander lo»t nu toe is geschied, is reeds
op dien grond mei de werken nog niet
een aanvang kunnen worden genmakt.
De termijn, binnen weüken die waar
borgsom moet zijn geslort en met de wer
ken moet zij.n begonnen, welke termijn
indertijd o,p verzoek van den concessio
naris werd verlengd, eindigt op 15 No
vember 1923.
Overigens zal ook nog rekening zljin le
•houden met de wet van 21 December
1853, houdende bepalingen betrekkelijk
het bouwen, planten en het maken vat?
andere werken binnen zekeren afstand
van vestingwerken v°n den Staar. <?n die
van 18 April 1874 tot regeling en vol
tooiing van het vestings'el-se!. Volgens
eerstgenoemde wet zullen voor zoover de
uitvoering der werken zal plaats hebben
binnen de verho gen kringen der aan d«en
Wes'einderplas grenzende verdedigings
werken vooraf de ingevolge die we-t ver-
eischte vergunningen ir.crt zijn verkregen.
Vo'gens laatstgenoemde wet eischen be
palingen der concessie, waaibij voorzie
ning ten behoeve van 's lands verdediging
geheel of gedeel'elh'k ten laste van den
concessionaris worden gebracht, goedikeu
ring bij de wet.
De heer Korthals A'tes heeft onlangs
zijn recht tot indijking en droogmaking
van meergenoemden plas overgedragen
aan den heer S. ten Bokke' Huinink, door
wien daarop aan de Koningin het verzoek
is gedaan, da>t de concessie zijnen
name worde gés leid. Dit verzoek is nog
in behandel in s.
Indertijd hebben de plannen tot indij
king en droogmaking overeenkomstig art.
3 der wet op de deob.^makerbVn en indij
kingen van 14 Juli 1994 ter visie gelegen,
waardoor belanghebbenden de gelegen
heid hebben gehad bezwaren daartegen in
te dienen Van de zijde der Aalsmeersohe
kweekers ziiai toen geen bezwaren inge
bracht. Wel heeft later, nadat de con
cessie verleend was, een deel dier kwee
kers dooi tusschenkomst van de Neder
land sche Mij. voor Tuinbouw en Plant
kunde bij een adres de vrees geuit, dat
door de uitvoering der droogmaking de
gelegenheid om bagger uit den plas ie
halen zou -verdwijnen en de kans op
nachtvorsten in de omgeving groo'er zou
worden, een en ander lot nadeel van hun
bedrijf.
De minister acht deze bezwaren, zoo
daaraan al eenige waarde zou moeten
worden toegekend hij wijst er op, dat
er nog een oppervlakte van rond 309 H.A.
aan plassen zal overblijven van zoo
danig gering belang tegenover het voor
deel om een groote oppervlakte vrucht
baren grond, in het hart van ons land
gelegen, le kunnen aanwinnen, dat naar
zijn meen ing de regee ring de uitvoering
van het plan niet zou mogen belHen.
feuilleton
„Daar zijn nesten van zeevogels,
antwoordde de Seminool. ;,Wij halen
er de eieren en de jongen uit."
„Dus heb je jou wigwam niet op
de key's r
„Mijn wigwam heb ik bij mijn
broeders en kom slechts zelden in
deze streek, thans ben ik eenige we
ken hier." s
„Dus ken je ook het meisje, dat
men voor eenige dagen uit dezen om
trek ontvoerde
adüe ,^e'n'nool vertrok geen spier
doch keek Robert scherp aan. Even
hiK h'^ nog' daar°P antwoordde
key 'varen^ ble«kgezicht naar de
gaai?ïsS?"£et ieook'waar zii heen ge-
„Ik weet het."
rswsisft
ffS:Vhti„Tv™g,„na(?,nsr,!
lede vernam hij hierdoor dan den roo-
^r^een dat zij door een groot
Toen ó»ar c ZUlde" gevoerd was-
whrf» Semino°' geëindigd had,
Tchent ionkman hem met een ge
hii namntntcgeld,Wegzenden' maa'
hert u aan dan wat kruit Ro-
2 hSX thans Bellecoufhou-
vader Lt ^aS verheugd den groot-
het zekere bericht te kunnen
brengen, dat Datura geen prooi der
zee geworden was.
„Wie echter zou de roover mijner
Datura zijn vroeg de grijsaard,
want hij twijfelde aan de oprechtheid
der mededeelingen van den Semi
nool.
„Hoogstwaarschijnlijk de zeeroo-
vers, die sinds eenigen tijd weder op
het Florida-rif huizen," zeide Robert.
„Aha daar kunt gij gelijk in heb
ben 1" riep de grijsaard. „Dat arme
kind, als het in zulke banden gevallen
isDoch hoe daaromtrent zekerheid
te bekomen
„Laat dat aan mij over," hernam
Robert. „Met Gods hulp zal ik hun
schuiloord wel vinden."
„Zoo ga Ga echter met voorzich
tigheid te werk, opdat u misschien
geen grooter onheil overkome
Robert begaf zich naar St. Marks,
waar hij twee onverschrokken vis-
schers aanwierf. Met dezen en een
stevig visschersvaartuig keerde hij
terug. Nu begon hij de eilanden aan
den westelijken oever van Florida af
te zoeken. Maar spoedig had hij zich
overtuigd, dat hier geen veilige wijk
plaats voor zeeschuimers was. Zoo
voer hij steeds zuidelijker tot hij aan
kaap Sable kwam. Hier vernam hij
dat zij op de Musgrave-eilanden nes
telen zouden. Zonder verwijl zocht hij
ze op. Bij de rotsspleet komende, die
de invaart naar den sluiphoek der
zeeschuimers vormde, wilde Robert,
door het vale maanlicht misleid om
niet ontdekt te worden kon hij slechts
bij nacht varen voorbij laten zeilen,
daar hij deze spleet voor een rotsige.
bocht hield. Een der visschers maakte
hem evenwel de opmerking, dat daar
een doortocht moest zijn, want er
ging een sterke strooming door naar
binnen. Hij liet derhalve de zeilen
strijken. De riemen behoefden niet
gebruikt te worden om snel vooruit te
komen. Nog was er niets te bespeuren.
Nauwelijks echter had men een scher
pen rotshoek of Robert had wel luid
willen juichen de beide zeeroover-
schepen lagen voor hem. Hij herkende
den schoener, dien hij in de haven
van St. Marks gezien had. Stil gleed
de schuit voort. De visscher, die aan
het roer zat. hield ze in de diepste
schaduw. Zij kwamen zoo dicht langs
de schepen, dat Robert ze met de hand
aanraken kon.
„Als nu Datura toch eens niet hier
ware zeide hij twijfelend bij zich
zeiven. „Hoe zal, hoe kan ik mij zeker
heid verschaffen
Plotseling hoorde hij meerdere stem
men in zijne nabijheid.
„Voorwaarts jelui luie honden I"
riep eene stem.
„Achill kan niet meer," antwoordde
een andere klagend.
„Laat je dan door je landsman hel
pen," hernam de eerste stem.
„Ulyss is ook doodmoede," ant
woordde een derde stem.
„Dat zijn de beide roeiers, die Da
tura vergezelden," bedacht Robert en
nu twijfelde hij er niet meer aan, of
ook zij bevond zich hier. Wat zou hij
er voor voor gegeven hebben slechts
een paar woorden met de slaven te
kunnen spreken. Maar dat was niet
mogelijk. Daarbij verwijderden deze
zich langzaam, terwijl zij een zware
kist voortsleepten. Daar Robert hoop
te nog meerdere zekerheid te bekomen
wilde hij de baai niet verlaten, hoewel
hij daardoor sterk aan het gevaar
blootgesteld werd, ontdekt te worden
hij liet derhalve de schuit verder
sturen. Daarbij stootte hij tegen de
gondel.
„O God klonk een lichte angst
kreet uit het vaartuig.
Robert herkende deze stem. Met een
sprong was hij in de gondel en terwijl
hij Datura den mond dichthield,
fluisterde hij :„Stilanders zijn wij
verloren. Ik ben hetvrees niets
Er naderden haastige, hoewel ge
dempte schreden. Robert ontstelde.
Datura echter stelde hem gerust en
zeide haastig:,,Het is Jack met Cesar."
„Wie is Jack?" wilde Robert vra
gen, doch het meisje duwde hem haas
tig in de visschersschuit terug.
Jack maakte voorzichtig den ketting
van de gondel los, stapte met Cesar
in en stootte af. In het vuur zijner
vlucht bemerkte hij niet, dat de vis-
schersboot van nabij volgde. Eerst
nadat zij de uitvaart der baai achter
zich hadden, deelde Datura hem mede,
wie hen vergezelde.
XX.
Datura's vlucht was gelukkig vol
voerd, maar nog hing haar redding
er van af, dat de vlucht niet al te vroeg
door de zeeschuimers ontdekt werd.
Kregen de vluchtelingen een voldoen
den voorsprong, dan eerst konden zij
van hunne redding zeker zijn. Daarbij
hing er veel af van de keus van den
weg, dien zij insloegen. De naaste, die
door den golfstroom voerde, ware hun
wel het liefste geweest, maar Robert
raadde dit af, daar de zeeroovers bij
een vervolging stellig deze richting
zouden kiezen. Jack wilde naar kaap
Sable en dan den landweg naar het
Noorden inslaan. Deze bood echter
zoo veel moeilijkheden aan, dat men
ook daarvan moest afzien. Er restte
hun derhalve slechts de vaart langs
de oostkust van het schiereiland
hier kwam hun tevens de strooming
van den golfstroom zeer te stade.
Gondel en visschersschuit werden
aan elkander vastgemaakt, de zeilen
werden geheschen, de beide visschers
namen de riemen, Jack bestuurde het
roer en zoo ging de vaart met de
grootst mogelijke snelheid vooruit.
Robert en Datura hadden in de
gemakkelijke gondel plaats genomen.
De laatste kon hier ongestoord haar
wedervaren en haar gedane ontdekkin
gen mededeelen zij deed het met de
volste oprechtheid. Grenzenloos was
de verbazing van Robert, toen hij
vernam, dat Datura Hendrik Meer-
veldt's dochter was.
„Maar ook ik heb u een geheim te
openbaren," zeide hij, „dat u niet
minder verbazen zal, dan mij het uwe.
Gelijk gij weet, had de heer Bellecour
een zoon, dien hij wegens een jeugdige
onbezonnenheid uit het huis joeg."
„Achhoezeer heeft de goeda
grootvader dit betreurd," verzekerde
het meisje. „Deze kan niet meer in
leven wezen, anders moest' hij naar
zijn vader teruggekeerd zijnniet
alleen heeft hij hem in de voornaamste
dagbladen opge.oepen, maar hij zelf
ging hem door het gehcele land op
zoeken."
„Die zoon leeft
„Is dat zeker?" riep Datura met
blijde ontroering uit.
„Ik ken hem. Hij zelf heeft het mij
toevertrouwd. Hij weet evenwel niets
van de verandering in de gezindheid
zijns vaders."
„O deel hem die dan mede Spoot
hem aan onverwijld te komen, om het
verdriet van den armen grijsaard te
genezen."
„Dat zal evenwel voor u onaange
name gevolgen hebben."
„Ik begrijp u niet."
„De terugkeerende zoon wordt door
den vader weder in zijn natuurlijke
rechten hersteld en u het rijke erfdeel
onttrokken," zeide Robert zacht.
„Robert 1" riep het meisje ver
wijtend uit. „Dicht gij mij zulke eer-
looze gedachte toe, dat ik ter wille
van vuige eigenbaat den zoon vanden
vader gescheiden zou willen houden
Hare oogen vulden zich met tranen
Robert glimlachte. „Wees bedaard,
beste Datura," zeide hij. „Ik wist wel,
dat gij niet anders denken kondet.
Maar ik wilde het gaarne uit uw eigen
mond hooren."
Datura was spoedig verzoend.
„Thans zult gij ook vernemen, wie
de zoon is. Uw pleeeggrootvader is
mijn werkelijke grootvader."
„Robertriep het meisje met blijde
verrassing uit, „uw vader is dus
„Sellecours's eenige zoon."
„Een schip een schip 1" riep Cesar
die onder het varen steeds naar alle