®TSS!Ci^£l
III ssr
1
Iets nü den
Moppentrommel
Na 31 EERSTE JAARGANG fiü
iiniiH!iHiiiiii?Biiiiii88iig?g»siHiiiiiBisiBiHiHiiiHiïisigiHi?ini8giiiHiHBiiiin!niiiiiiu'siiiiHiaini^rfflïniiuiumiiniiiiimimininy
\Z O O R -i-_- -L,vb
llIMlHBI3IiaBEIB3IIllBIgIlBaiIliIIIBliS8Iiai8IBiaSSlllIgl!lll§iaglIIIlBBIliBBlBggBIIieSIilIIBIÏEI8BlBlSlIIBlUBI8BI8B18BBIBiBII8ilBII91lllflllllllIII||||lll||
&^r
H 00
Ë.gS
n S»
S
IS
0>
W
■3
a
3 o
55
S r/3
§f
rr pi
p. a
CR3
ct>
Cj
P
P
P
W
o
2.
CD
P.
CD
CO
J CO
Op
SB
jiiSFSngSSSitg is of een groot Teed te
dragen heeft en daardoor wat zonder
ling in zijn doen en laten is geworden
Dat lijkt mij zelfs heel waarschijnlijk
toe na alles, wat ik over hem hoorde.
Doe toch je best, om over iedereen
zacht te denken en geloof liever goede
dan kwade praatjes over andere men-
schen 1"
„Ik zal mijn best doen, moe," be
loofde Marietje met een voor haar
dertien jaren heel ernstig, nadenkend
gezichtje.
Zij vond het heerlijk, als moe zoo
ernstig met haar praatte, zij voelde zich
dan reeds bijna een groot mensch en
zij kwam opnieuT tot de overtuiging,
dit er niemand in de wereld bestond,
die bete«v rich ter, verstandiger was dan
.haar eigen lieve moeder en zij nam zich
opnieuw voor, te zorgen, dat ze moe
nooit verdriet deed, dat moe alij d
reden kon hebben tot tevredenheid
over haar oudste, die immers ook het
goede voorbeeld moest geven aan de
jongeren.
„Zal ik na maar gaan, moe," vroeg
Onder het praten hadden moeder's
handige vingers het golvende haar van
het meisje in orde gemaakt en zij
bad baar mooiste jurkje aangetrokken,
dat zij bezat, i
Met gelukkige oogeo keek mevrouw
Mulders naar haar dochtertje, dat er
allerliefst uitzag met het blosje van
opwinding op haar ronde wangen.
„Ja, kind, ga nu maar," sprak zij,
JEn denk om den tijd, want je weet,
dat ik mij ongerust maak, als je later
thuiskomt, dan afgesproken is 1"
Het meisje kuste haar moeder en
trippelde weg naar het schoolgebouw
waar de kleine geldinzamelaarsters
zich zouden melden, alvorens den tocht
te ondernemen.
Marietje kon ntet Kagen over te
■weinig succeswie haar lief vragend
gezichtje zag en haar vriendelijk smee-
kend stemmetje hoorde, was aanstonds
geneigd, aan haar verzoek te voldoen,
taneer omdat de inwoners van het
stadje unaniem sympathiseerden met
het dod; ieder gunde aandearmeschool-
kinderen gaarne een feestdag en een
cadeautje; dat de beter bedeelden daar
van zouden meeprofiteeren, was geen
beletsel maar eerder een aanmoediging
tot flink in de beurs tasten.
Eindelijk kwam het meisje aan het
huis van den heer van Son zelfs in
haar gedachten wilde zij moeder niet
ongehoorzaam zijn, zij zou hem dus
ook stilletjes voor zich alleen niet meer
den „boeman" noemen.
Na een oogenblikje aarzelen het
was toch wel griezelig, zich in het hol
van den leeuw te wagen jtrok zij cor-
daat aan de bel.
Zware schreden dreunden aan door
de gang even dacht zij er over, haastig
de vlucht te nemen, maar daar schaam
de zij zich toch voor en heldhaftig bleef
ze staan.
De deur ging open.
Zij keek op en voelde haar hartje
hevig Koppen.
Zij zag een paar felle, donkere oogen
met onmiskenbare verbazing op zich
gerichtblijkbaar wist de man, die op
je vloermat stond, volstrekt niet, wat
"bij denken moest van het feestelijk
aangekleede kind, dat hem in zijn
lectuur had gestoord en nu geen woor
den scheen te kunnen vinden, om hem
haar verlangen kenbaar te maken.
„Wat moet je," vroeg hij onvrien
delijk.
„Mijnheer ikstamelde zij,
opnieuw haar kansen voor een haastige
vlucht berekenend.
„Hoe heet je?"
„Marietje Mulders."
„Wie stuurt je?"
„Deiken dan zich be
zinnend, dat moeder haar geleerd had,
rustig en flink haar woord te doen,
praatte zij plotseling op steeds vaster
wordenden toon uit
„Ik ben gestuurd door de commissie,
die het schoolfeest voorbereidtvijf
andere meisjes en ik gaan de heele stad
rond en ik heb het gedeelte, waarin u
woont, voor mijn rekening gekregen
bij de andere menschen ben ik al ge
weest en nu kom ïk bij u.** stond, zijn Teven mrnder eenzaam en
„Haha," sprak de heer van Son met vreugdeloos te maken,
een onaangenaam klinkend lachje. „Het Mevrouw Mulders wilde haar doch-
is je dus om mijn geld te doen 1" te tje dit liefdewerk niet verbieden,
„Ja mijnheer," antwoordde Marietje al weifelde zij wel eens even met haar
eerlijk, „het is mij om geld te doen, toestemming te geven, als Marietje na
daarvoor ben ik bij u gekomen." schooltijd haar vriend wilde bezoeken
„Dat is tenminste een eerlijk ant- zij wist niets van den man, noch van
woord 1" zijn verleden en van zijn opvattingen.
Opnieuw lachte de zonderling zijn „Gaat u eens mee naar moe vroeg
vrees-aanjagend lachje. zij hem eens.
Het verwondert mij niet," sprak hij
grimmig. „Geld, geld, dat wil men wel
van mij hebben 1 Zoodra het om het den
„Zou moe dat goed vinden?"
0;ja, dat zal moe heel prettig vin-
geld te doen is, weet men mij wel te Hij was zoozeer gewen-d, aan haar
vinden; men schuwt mij, men gaat verlangentjes te voldoen, dat hij wer-
voor mij uit den weg, maar zoodra er kelijk eenige dagen later met haar
ergens geld voor noodig is, tel ik op- naar haar moeder ging.
eens mee en zorgt men wel, mij niet Mevrouw Mulders ontving hem zeer
over te slaan of links te laten liggen vriendelijk en weldra zatenzij als oude
Marietje had lichtjes bevend naar kennissen samen te praten,
zijn uitval geluisterdtoen hij zweeg, „Mevrouw," sprak de heer van Son,
vroeg zij beschroomd„ik ben u heel dankbaar voor uw oe-
„Wilt u mij geld geven, mijnheer 1" stemming aan uw dochtertje, om mij
„Je bevalt mij, kleine meid," zei de af en toe te bezoeken. Haar vroolijk,
heer van Son op vriendelijker toon, argeloos gebabbel is voor mij de beste
dan hij tevoren had aangeslagen. „Eers- medicijn
tens kom je zonder omwegjes voor je „Medicijn U bent toch niet ziek
geldvragerij uit en tweedens laat je je „Zeker wel, mevrouw, ik was ziek
niet door mijn uitval van je stuk bren
gen. Waar moet het geld voor dienen
„Voor het schoolfeest, mijnheer,"
antwoordde zij op een toon, waarin
duidelijk verwondering over zijn onwe
tendheid doorklonk.
en heel ernstig ook, maar ik voel, sinds
ik Marietje ken, langzaam maar zeker
de genezing komen."
„Lichamelijk ziek 7"
„Neen, neen, niet naar het lichaam,
maar naar den geest. Marietje ga buiten
„Zóó, en dacht je, dat ik daarvoor met de zusjes spelen wat ik aan moe
geld geven zou vertellen wil, is niet geschikt voor je
„Ja zeker, mijnheer," lachte zij, kleine oortjes! Ik zal u vertellen, wat
door den veranderden klank van zijn mij ziek heeft gemaakt, naar ik meende
stem vrijmoediger wordend. „Het is ongeneeslijk ziek, mevrouw," vervolg-
vooral voor de arme kinderen, die niet de hij, toen het kleine meisje gehoor-
dïkwijls een pretje hebben." zaam naar buiten was gegaan. „Wilt
Kom eens mee naar binnen," nood- u mij aanhooren
de hij. „Zeker, als u dat wenscht 1"
Zij volgde hem naar de achterkamer „Op jeugdigen leeftijd ging ik naar
en zette zich neer op den stoel, dien hij West-Indië met het doel, fortuin te
haar aanwees. maken ik was gezond en sterk en ver
bis ik je nu eens niet meer weg liet langde naar arbeid, waaraan ik mijn
gaan, maar hier bij me hield, wat zou krachten zou kunnen meten. Ik kwam
je dan zeggen in het buitenland terecht bij een plan-
Een hevige schrik doorvoer het kleine ter, die tevens een uitgebreiden ruil-
meisje, alle booze en dwaze vermoe- handel met de inboorlingen onderhield
dens, die haar omtrent den „boeman" ik kreeg het was in een moerassige
waren ter oore gekómen, schoten haar streek en er was maar zelden iemand
te_ binnen, maar daarboven-uit hoorde te vinden, die genegen was, zich naar
zij moeder's stem zeggen een zoo moeilijk bereikbare plaats te
_„Het is verkeerd, het slechte van verbannen- een zeer hoog salaris, veel
zijn medemensch te gelooven," en haar meer dan ik voor mijn persoonlijke be
angst verdween. hoeften noodig had ik bespaarde van
Zij lachte vroolijk op. nen aanvang af, alles wat ik maar kon.
„Dat zou u gauw gaan vervelen, Op een dag vroeg mijn chef mij, of ik
mijnheer zijn compagnon wilde wordenwe
Hij keek haar vol bewondering aan. kwarhen overéén, dat ik gedurende
„Ben je in 't geheel niet bang voor tien jaar het geld, dat ik van mijn
mij salaris overhield, in de zaak zou laten
„Neen, mijnheer." staan na die tien jaren zou de helft
„Heb je dan nooit hooren vertellen, van de zaak mij toebehooren, óf het
dat ik een boeman ben en graag andere door mij ingebrachte geld zou mij dan
menschen kwaad doe met eenige rentevergoeding worden
Marietje aarzelde; zij durfde uit uitgekeerd, terwijl ik tevens een aan-
vrees, hem te kwetsen, niet bevestigend deel in de winst zou hebben. Ik werkte
antwoorden en wilde toch ook niet hard, bracht de zaak tot steeds grooter
liegen. bloei, ik was gelukkig en slaagde steeds
„Kom," moedigde hij aan, „je was in wat ik ondernam. Maar naarmate de
daareven zoo eerlijk Heb je nooit jaren vorderden, werd mijn verlangen
kwaad van mij gehoord naar het vaderland grooter en ik be-
„Jawel mijnheer," antwoordde zij, sloot, niet langer te blijven, al lachte
er snel aan toevoegend :„maar moe het mij ook toe, voortaan de helft van
zegt dat het verkeerd is, dadelijk kwaad de aanzienlijke winsten mijn eigendom
van anderen te gelooven; moe denkt, te kunnen noemen, als ik in de zaak
dat u niet slecht bent maar wel onge- bleef. Liever wilde ik het mij toeko-
lukkig 1" mende bedrag in geld ontvangen, ik
„Zoo, denkt moe dat had berekend, dat het mij in staat zou
Een oogenblik zat de heer van Son stellen, zonder zorgen tot aan mijn
in gepeins verzonken, dan sprak hij, dood toe voort te leven, ook al vond ik
zich opnieuw tot Marietje wendendin het vaderland geen nieuwen arbeid.
„Ik zal je tien gulden geven." Ik sprak er, toen de tien jaren om
«Tien gulden, mijnheer?" waren, met mijn compagnon over. Hij
„Is dat genoeg?" deed heel verbaasd.
,,0 ja, dat is heel veel„Je geld," vroeg hij. „Welk geld?
Het kind keek hem verbaasd vra- Ik weet nergens van Om kort te
vijftien jaren "kon TR als een welgesteld
man naar het vaderland terugkeeren.
Maar ik was een andere geworden dan
vroegerik omringde mij met een
muur van achterdocht, in ieder, dia
mij naderde zag ik iemand, die een
aanval op mijn moeilijk verworven
geld wilde doen, ik haatte en warn
trouwde de geheele wereld en trok mij
van iedereen terug. Ik zou aan mijn
haat te gronde zijn gegaan, als niet op
een dag uw lief dochtertje yóór mij
had gestaan, openlijk bekennend, dat
zij werkelijk een aanval op mijn beurs
in den .zin had. Een oogenblik troi
mij dit als iets wonderlijks; ik had
mij mijn vijanden anders voorgesteld,
langs omwegjes en op slinksche maniel
mij mijn geld willende ontfutselen, nief
er vrijmoedig en argeloos om vragend,
vol vertrouwen op mijn bereidwillige
heid tot geven.
Moet ik nog meer vertellen, mevrouw
Het kind werd de medicijn, die mij ge
nezing brachtu zult mij die- toch niet
willen ontnemen U zult haar toch
zeker mijn genezing laten voltooien
Mevrouw Mulders stak haar hand
naar hem uit, inwendig dankbaar,
omdat het haar kind gegeven was, eer
verbitterde ziel terug te voeren op den
weg van vrede en liefde.
„Ge zult uw medicijn hebben, zoo
dikwijls ge er behoefte aan gevoelt,"
zei ze glimlachend.
En hij dankte haar ontroerd.
gend aan.
Ja," vervolgde hij,
„op voorwaar-
gaan, mevrouw, hij hield zich dom en
ik, argelooze, goed-vertrouwende stum-
de, dat je af en toe eens een praatje bij per en domkop, had geen enkel bewijs,
mij komt maken." Stel u eens voor, mevrouw, de schurk
„Dat wil ik wel, mijnheer, als moe ontkende alles en ik, die tien jaren als
het goedvindteen lastdier had gewerkt en mij alle
Vanaf dien dag ontstond er een groote weelde had ontzegd, was even arm,
vriendschap tusschen den norschen, a's toen ik begon, armer nog, want mijn
eenzelvigen man en het kleine, vroolijke ziel was geheel verbitterd. Aan de
meisjezonder het te kunnen berede- goede, vrome lessen uit mijn 'jeugd is
neeren wrist haar warm, medelijdend het te danken, dat ik geen moord be-
hartje, dat de boeman niet gelukkig ging. Ik verliet den gemeenen bedrie-
was, dat hij genoegen vond in haar ge- ger en zocht ander werk. Het geluk
zeischap en dat het dus in haar macht begunstigde rnii andermaal en na nog
BEDENKELIJKE VERGELIJKING.
Kunstschilder„Nu, hoe bevalt u mijn
nieuwe schilderij „De Woestijn"?
Heer: „Grootsch inderdaad; ik heb nog
nooit iets woestere gezien."-
BELEEFDHEID.
Twee heer-en namen in zekere stad een
rijtuig. Bij het instappen gaf een hunner
dien koetsier met een vriendelijk woordje
eene sagaair. Na een uur rondgereden te
hebben, komen ze bij een bierhuis, en hier
houdt de wagen stil en vericwilct het ge
zelschap zich aan een glas bier. Toen het
op betalen aamlkwam en een der heeren
dien keitner vroeg, lmoeveel hij moest heb
ben, bekwam hij diit antwoord:
't Is al betaald, heeren
Door wien dan? vroeg een der hee-f
ren verrast.
Door dien heer daar! hernam dë
lcejiner, op den koetsder wijzende.
Ja, ziet u, heeren, voegde deze erbij,
de eeme beleefdheid is de andere waard1,
HET ERGSTE.
De patiënt: Dokter, zieg mij maar het
ergste.
De dokter (afgetrokken)Uwr ren
kening zal driehonderd gulden bedragen.
EEN FILOSOOF.
Vader: Ik was vandaag bij je on<terwij-i
zer, Jam; die was zeer ontevreden.
Zoon: Och, de menschen zijn tegen
woordig moOit tevreden.
DE TWEE BADINGUETS.
Zooals men zich zal herinneren heette
de metselaar, in wienis kleeren vermomd
Napoleon III uit de gevangenmis te Ham
ontsnapte, Badinguet, en dien naam be
hield hij later zelf altijd als spotnaam. Ge
durende den Italiaanschen veldtocht riep
de keizer een soldaat, die zich bij een der
gevechten dapper onderscheiden had, 'en
terwijl hij hem het kruis van het legioen
van eer op de borst hechtte, vroeg hij zijn
naam. De man aarzelde, zette een verle
gen gezicht en weigerde eindelijk rond
uit zijn naaim te zeggen; maar toen het
hem bevolen werd en men hem vroeg,
waarom hij er niet voor uit wilde komen,
hoe hij heette, zeide hij nadef: „Ik heet
óók Badinguet.
VERRADEN.
Gast: 't Vleesch is heden uitstekend!,
heerlijk malsch.
Kastelein: De knol heeft er ook' slaag
genoeg voor gehad.
TOEKOMST.
Dame: U heeft mijn dlochter nu hbaren
zingen; denkt u niet, dat ze een toekomst
heeft?
Heer: O. zeker: ze kan zeer.... oud
worden.
DE HUISKAMER
het geslacht der burgaus i
V
Zij vertrokken allen en Monica,
die alleen achterbleef in het stille
kasteel, lachte om haar voorgevoel
en begaf zich op weg naar de duiven
til.
Het was op het uur dat Celia Jane,
de vrouw van Jacob, in beslag geno
men door de eindelooze bezigheden,
die miss Araminthe haar oplegde,
zich niet met haar zieke kon bezig
houden.
Monica kwam langs den luchtweg,
die haar door de gewoonte gemakkelijk
was geworden. Zij werd niet zooals
anders begroet door een vriende
lijke Of norsche opmerking van Jacob.
Voorzichtig kwam zij nader in de mee
ning dat hij sliep. Toen zij echter
dicht bij was, stiet zij een kreet uit.
Jacob was in zijn stoel ineengezakt
en zijn gelaat was loodkleurigzijn
handen hielden krampachtig de ar
men van zijn leuningstoel vast en de
blik zijner verglaasde oogen scheen
op het venster gericht. Monica snel
de naar dit venster en opende het.
De frissche lucht scheen haar invloed
op Jacob uit te oefenen, althans de
vreeselijke hartbeklemming week eenigs
zins, zonder dat hij eigenlijk bijkwam.
Koud zweet bedekte zijn slapen. Mo
nica, die begreep dat hij sterven ging,
ondersteunde het zwaar neerhangende
hoofd. Terwijl zij zich over hem heen-
boog, zag zij dat hij de lippen bewoog
alsof hij sprak, maar het geluid was
zóó zwak, dat zij haar oor bij zijn
mond moest brengen.
„Ik sterf...,. Celia-Jane," zuchtte
hij.
Monica keek rond alsof zij Jacob's
vrouw verwachtte te zien. Zij was
echter alleen met den ouden man.
„Celia-Jane, Celia-Jane..—" her
haalde Jacob wanhopig.
„Waar is zij?" vroeg Monica. „Ik
kan u niet alleeen laten."
„Celia-Jane.... Ze grijpen mij bij
het hartMijn sleutel achter het
gordijnbeneden de bruine deur...
Gauw, gauw, ik sterf."
Ja, hij stierf, maar hij wilde niet
sterven zonder Celia-Jane gezien te
hebben. Geheel zijn van ouderdom
verzwakt uiterlijk wendde zich in den
aanval van pijn met een hevigen angst
laar de gezellin van zijn ouderdom.
En de vrees voor den dood en
het lijden weken voor dit verlangen.
„GauwOf je komt te laat"
Gemagnetiseerd door zijn blik, die
haar drong, bad en beval tegelijk, nam
Monica een sleutel die achter een gor
dijn hing, ging zonder te weten wat
zij deed naar een deur vóór haar, die
met een lichte drukking openging en
bevond zich boven aan een trap, een
wenteltrap. Zij snelde naar beneden
en kwam buiten de duiventil, zonder
gebruik te hebben gemaakt van den
sleutel dien zij in de hand hield. Zij
was op den bodem der kleine plaats,
maar aan den anderen kant van het
gebouw, dan waar het balcon was.
Vóór haar in een grijzen muur waren
twee deuren, waarvan de eene bruin
geverfd was. Had Jacob niet over de
bruine deur aesDroksn Zij opende
de deur met den sleutel en kwam, niet
zooals zij gedacht had in een ander
deel van het kasteel, waar zij hulp
meende te kunnen krijgen, of Celia-
Jane kon waarschuwen, maar in
een donkeren gang, die aan het eind
lichter was. Zij snelde de gang door
en kwam in een soort van kabinet
met een twijfelachtig daglicht Daar
zat een oude vrouw, groot en krachtig
als een eik, bij een kleine tafel en ver
stelde linnengoed. Zij had geen be
weging gemaakt bij het geluid van
Monica's schreden. Dit moest Celia-
Jane zijn, de doove.
Monica legde haar hand op den arm
der oude vrouw. Celia-Jane sidderde
en keek de jongedame verschrikt aan,
die allerlei teekens maakte en herhaal
de „Jacob, Jacob...." zonder iets
anders te kunnen uitbrengen. Las
Celia-J ane in het ontstelde gelaat
van Monica, wat haar doove ooren
niet konden verstaan Raadde haar
geest, door voortdurende ongerust
heid gescherpt, de waarheid, o was
de naam, door Monica uitgesproken,
tot haar doorgedrongen Kaar ge
laat nam de lijkkleur aan, die de trek
ken van Jacob hadden, toen Monica
den ouden man had verlaten. Zij her
haalde fluisterend den naam Jacob,
stond haastig op, terwijl zij al haar
naaibenoodigdheden rondom zich liet
vallen. Zij scheen de tegenwoordigheid
van Monica te vergeten en verliet
met haastige schreden het vertrek.
Zij had Monica vergeten, doch
vergat zelfs in haar haast niet de deur
van haar kabinet achter zich dicht
te grendelen. Dit was haar zoo tot
een gewoonte geworden dat zij het
nu ook werktuigelijk deed.
Monica hoorde haar haastigen tred
in de gang en toen niets meer. Zij was
opgesloten, en niet wetende in welk
deel van het kasteel zij zich bevond,
wendde zij zich naar den eenigen uit
gang die haar open gebleven was.
Een deur met getralied venster
scheidde de kamer van Celia-Jane
van een ander vertrek, veel grooter
en beter verlicht. Het had drie boog
vormige ramen van groote afmeting,
die, kort bijeenstaan de, een erker
vormden evenals in het salon van
Blackhorn, en ook op de zee uitza
gen. Tusschen haar en het licht dezer
zwak verlichte ramen zag Monica
een vreemdeling zitten, die zich vol
strekt niet bewoog.
De jongedame kreeg een geweldi
gen schok, wan dezen vreemdeling
kende zij en, in gesmoorden zucht,
ontsnapte een naam aan haar trillende
lippen.
Had de schrik of de verrassing haar
gezicht beneveld Zat daar werke
lijk iemand En was het degene, die
zij meende te zien Vond zij in dit
versteende gelaat zonder leven de
trekken terug, die haar zoo jong en
schitterend hadden toegeschenen op
een portret van de galerij
Neen, zij droomde niet, een mannen-
gestalte teekende zich met duidelijke
lijnen tegen het licht af. Hij 'zat weg
gedoken in een grooten rieten steel
een de beenen vooruitgestoken, on- driet van, evenmin als hij bevredi-
beweeglijkzijn gelaat, dat de sporen ging of verveling vond in het onba-
droeg van een pas doorstane ziekte, teekenende werk, da± hij verrichtte}
had een treurige uitdrukking. Er ontstond echter een moeilijk-^
Hij was bezig met stroovlechten, heid, die hem den arbeid deed staken;
maar ofschoon zijn vingers met zekere Hij legde zijn stroohalm neer en scheen
vlugheid zich bewogen en hij in kaars- te wachten tot de moeilijkheid zicij
rechte houding zat, was er iets ge- van zelf oploste,
brokens in zijn voorkomen, dat aan- Monica, aangegrepen door het ves^
doenlijk was om aan te zien in zijn langen hem te naderen en een soorf
groote forschgebouwde gestalte. verbinding te vormen tusschen haai
Monica was in haar schrik op den en dezen geest zonder gevoel en in een
drempel van het vertrek blijven staan, troosteloozen nacht verzonken, greej
Zij wist dat hij haar aanwezigheid eenige stroohalmen en sprak„ik
bemerkt had, maar hij maakte geen zal u helpen en n nieuw^ patrones
beweging, hij gaf haar geen teeken laten zien."
en sprak geen woord, doch ging haast Zij begon te vlechten,
werktuigelijk met zijn arbeid voort, De starende oogen van Jean rich,,
alsof zijn handen hefboomen waren, ten zich op Monica's vingers, docb
die, zeer geschikt voor hun taak, be- hij gaf geen teeken van voldoening
wogen werden door een goed geregeld of dankbaarheid. Na eenige minuten
uurwerk. bemerkte zij, dat zijn koele blikken
Toen Monica hem naderde herhaal- zich van haar afkeerden en naar de
de zij met doffe stem den naam, die zee afdwaalden, die zich voor hen
haar straks ontsnapte: „Jean de uitstrekte, en Jean scheen geheel is
Burgau." die beschouwing verdiept.
Hij hoorde zijn naam, want hij keer- Eindelijk daaj kwam Celia-Jana
de haar halverwege zijn gelaat toe, en riep Monica tot de wereld buiten
en Monica sprak zacht in één adem haar terug. De oude vrouw toonde
in een onderdrukt gefluister„Is geen spijt of wrevel, dat zij Monica
u hier Sedert wanneer Waarom daar vond.
verbergt gij u U kent mij niet en ik, Zij sprak fluisterend„Ga weer
ik ken u zonder u ooit gezien te heb- naar boven. Jacob is beter, de baro-
ben. Men heeft mij uit Ierland tot net is terug. Zeg niets, maar ga gauw
u gezonden. Is u ziek geweest T' naar boven."
Hij antwoordde niet, hij scheen haar Monica gaf aan het verlangen der
zelfs niet te begrijpen. Zijn vlechtwerk oude vrouw toe, liet haar vlechtsel'
vorderde geregeld. Monica bespeur- liggen en ging heen. Toen zij op de
de nu op dit versteende gelaat kleine plaats was, hoorde zij Celia-
de teekenen van een diep verval. Jane de deuren achter haar sluiten}
Zij zag dat, al troffen de woorden Zij beklom de wenteltrap en zij zou
het oor van Jean, zij niet tot zijn de kamers van Jacob doorgegaan
geest doordrongen en dat het licht zijn zonder den ouden man zelfs ta
des verstands onherroepelijk in hem zien, doch deze riep haar met klagende
was uitgedoofd. stem.
Hij gaf geen enkel teeken van we- Monica verweet zich, hem te heb-
zenloosheid of krankzinnigheid. Was ben vergeten en ze bleef bij het bed
zijn gezondheid na een vreeselijke staan, waarin Celia-Jane den zieke
ziekte teruggekeerd, zijn geest had had neergelegd.
daarin geen gelijken tred gehouden Jacob was werkelijk beter. De aam.
met het lichaam. Hij leefde maar val was voorbij. Zijn mager, bleek
half en handelde slechts als een auto- gelaat was kalm geworden. Hij rust-
maat, die met nauwkeurigheid eeni- te op zijn groot kussen en was bijna
ge voorgeschreven werkzaamheden in den weldadigen slaap verzonken,
verrichtte, steeds dezelfde. die op de crisis volgt. Toen hij Mo-
Zoo was het, dat Monica Jean 'de nica zag, bewoog hij echter even de
Burgau zag, den man dien zij zoo- hand.
zeer verlangd had te leeren kennen. „Ik ben weer boven water," zei
Het was in dezen staat van verlaging hij. En hij liet er op volgen „U zult
en zwakheid, dat zij den krachtigen, niets zeggen U heeft hem herkend,
stoutmoedigen Jean de Burgau vond, nietwaar?" hervatte hij begeerig:
met zijn doordringend verstand, den „Nu, ja, hij is ziek, in zijn hoofd, weet
schoonen jongeman met zijn ontem- u En de eer der familieO, ik
baren zorgeloozen aard, zooals de ben zoo moe, ik heb slaap, ik kan 'het
oude Jac-b hem had geschilderd, den u nu niet verklarenMaar u zult
toekomstigen markies van Burgau toch niets zeggen
en heer van Burgau-House, den erf- Toen zij nog niet antwoordde, werd
genaam van een vorstelijk kasteel hij ongeduldig en sprak met verhef-
met onberekenbare rijkdommen, fing van stem Beloof mij dit dade-
waarvan de oude lord Archibald het lijk, of ik ga weer sterven
gewicht steeds vermeerderde. Van zijn En naar zijn gezicht te oordeelen zon
waardigheid als mensch geheel ver- men gezegd hebben, dat hij werke-
vallen, was hij nog afhankelijker dan lijk op het punt was ora dood te
een kind, overgeleverd aan de betaal- gaan.
de zorg van bedienden, aan de be- Zij beloofde hem met een toestem-
waking van Celia-Jane. mend gebaar wat hij verlangde ea
Monica bracht de hand aan haar ging heen.
voorhoofd en zocht haar verwarde Monica tracht een onrustigen nacht
gedachten te verzamelen. Zij was op door. Telkens en telkens werd haar
een stoel neergezegen en zat daar slaap onderbroken en werd zij gemar*
als verpletterd. teld door de overtuiging, dat zij deel-
De tegenwoordigheid van een vreem- genoote was peworden van een ge-
de scheen Jean niet te hinderen. Hij heim, dat zij een ongehoord wreeds
gevoelde er noch genoegen, noch ver- zaak had ontdek*