Of VOOR DE TTCI/ A ft ATt Q fin* IX nr s s i3 EERSTE JAARGANG 1922 verontwaardiging. „Is het nbt jo"w plicht te zorgen dat ik hier goed be dlend word En ondertusschen zit je hier aan tafel half te slapen. Mijn ontbijt is me allang bedorven, en als het niet gauw beter wordt, is van mijn heele vacantie de aardigheid af." Juist terwijl de dame die laatste woorden sprak, kwam een meisje, dat er heel lief en beschaafd uitzag, voorbij de tafel, waaraan het tweetal zat. Ze was netjes maar hoogst eenvou- dgi In het zwart gekleed en droeg als eenig sieraad een prachtige roos in de krullen van het haar. Een schortje met mooie kant voltooide haar toilet. „Zeg eens, meisje," riep de dame op scherpen tóón, „duurt het nog lang voordat w« hier geholpen worden Het meisje bleef staan, met een uit drukking van verbazing in haar groote grijze oogen. Ze glimlachte en iprak «enigszins aarzelend „Ik weet heusch niet, wat..* „Ja, ja, spaar me die excuses maar," vlti tante Mathilde driftig in, „ik wil ontbijten en dat wel zoo spoedig mo gelijk „Zal ik dan even den kellner van de eetzaa1 toepen,sprak het meisje met een ietwat schalksche uitdrukking in haa» oogen. „Daar scrmsf ik niets mee op. Dat van den een naar den ander sturen verveelt mij allang. Een van beide u zelf brengt mij terstond mijn ontbijt of ik dien direct mijn beklag in bij kolo nel Morisson." Kolonel Morisson was de schatrijke eigenaar van het hotel, wien het halve graafschap toebehoorde en die in hoog aanzien stond bij al de edellieden in den omtrek. De rozen op de wangen van het jonge meisje werden donkerder, en haar groote grijze oogen staarden de lastige dame verbaasd aan. Een scherp ant woord lag haar op de lippen, maar het werd teruggehouden door de rustig- kaime stem van den jongen man, die zeide „Tante, als ik u was zou ik toch de jonge dame een beetje anders aanspreken. Als u haar niet beleefd behandelt, kunt ge toch kwalijk ver wachten dat ze u spoedig helpen zal." Het jonge meisje, dat zoo spoedig een onderwerp van gesprek was ge worden tusschen tante en neef, keek den spreker met ongeveinsde bewonde ring aan. De booze woorden waren allang vergeten, en zij werd de vriende lijkheid in persoon. „Als ik u helpen kan," sprak ze, „ben ik geheel tot uw dienst." Tante Mathilde viel onmiddellijk weer in haar rol. Op den toon van een groote dame, die zich haar rang en positie bewust is, deelde ze mee wat ze wenschte te hebben, 't was een heele lijst. Het jonge meisje luisterde op lettend. en Vincent Sharter had in- tusschen volop gelegenheid op te mer ken hoe kleine en mooie oortjes het meisje had en hoe blank haar gelaats kleur was. De blos op haar wangen begon lang zamerhand minder te worden. En een onuitsprekelijk gevoel van wrok jegens rijn tante kwam bij Vincent op, terwijl hij er naar luisterde op hoe onhebbelij ke manier zij die beminnelijke jonge dame haar „orders" gaf. Het kostte hem zelfs groote moeite zijn ergernis niet onder woorden te brengen, maar toen hij er eindelijk toch toe besloten was, ging het meisje juist heen om de opdracht van zijn beminnelijke tante uit te voeren. Zij kwam spoedig terug en diende het ontbijt zoo handig en netjes op, dat tante Mathilde zeldzaam ver schijnsel een soort van wroeging begon te gevoelen over haar hoogheid en haar scherpte van straks. „Beste kind," sprak ze „ik dank je wel dat je ons zoo uitmuntend bediend hebt." „Och, spreekt u er niet van," was het antwoor. ,lk ben heel blij u te hebben kunnen belpen." „Ik zou we 1 willen dat u ons altijd kon bedienenginc tante Mathilde voort. „Dat gaat nu eenmaal niet," ant woordde het meisje eenigszins verle gen. „Ziet u ik ben ik ben hier maar zoo'ri beetje voor noodhulp." Vincent Sharter kon de gedachte aan die jonge vrouw met haar waardig eri deftig optreden maar niet uit zijn bewustzijn verbannen. En de eene dag na de andere ging voorbij, zonder dat zij ook maar eenmaal het bekoorlijke meisje terugzagen. Waarschijnlijk was zij in een- ander gedeelte van het uit gestrekte hotel werkzaam. Op een namiddag echter, dat Vin cent terwijl zijn tante haar siësta hield op de helling van een naburi- gen heuvel liep te wandelen, kwam hij aan een helder beekje, waar het zoo heerlijk stil en eenzaam was, dat hij de verzoeking niet weerstaan kon, er een poosje te gaan zitten droomen. Droomen met open oogen was in de laatste dagen toch een bizondere lief hebberij van onzen vriend Vincent geworden. En hij begon er over na te denken, hoe hij toch eigenlijk zulk een lui leven kon leiden, terwijl de meeste van zijn vrienden en kennissen midden in het drukke, altijd bezige dagelijksche leven stonden. Plotseling klonk hem een zwakke gil in de ooren. Hij keek op, en zag aan den andeien kant van het stroompje een jong meisje staan met komisch-wanhopige uit drukking op het gelaat. Eenige secon den staande hij haar verbaasd aan, vóórdat hij het zich bewust werd, dat hij het meisje voor zich zag, dat eenige dagen geleden zijn tante en hem be diend had. Hij nam haastig den hoed af en vroeg hoogst beleefd„Kan ik u ook ergens mee van dienst zijn Ook zij had hem intusschen herkend en.bloosde. Missel .en was de gedachte, dat een der gasten van het hotel haar overvallen had, haar onaangenaam. Ze antwoordde intusschen met haar lieve stem: „Om u de waarheid te zeggen ben ik een beetje in moeilijk heden geraakt," „In moeilijkheden," riep Vincent uit. „Ja," hernam ze, „toen ik een uur of wat geleden hierlangs kwam, was dit stroompje op sommige plaatsen zoo droog als kurk, zoodat ik er ge makkelijk overheen kon. Maar nu schijnt de beek intusschen heel wat gezwollen te zijn, en ben ik van het overige deel der wereld afgesloten." „Tót haar groote schade," antwoord de Vincent galant. „Nu. als u me er weer over kunt helpen," lachte ze, „beloof ik u dat ik nooit meer zoo roekeloos zal zijn." „Wacht u maar eens even," riep Vincent, „lk denk wel dat ik u zal kunnen helpen." En de anders zoo gemakzuchtige jonge man liep op een draf weg om een plank of zoo iets op te zoeken, die als geïmproviseerde brug dienst zou kunnen doen. Hij moest echter langer zoeken dan hij gedacht had en toen hij terug kwam, hijgde hij van inspanning wat voor onzen vriend Vincent, iets heel bizonders en hoogst zeldzaam was. Maar hij vol bracht de taak, die hij eenmaal op zich genomen had, met inderdaad groote energie. Spoedig had hij een vlak stuk rots gevonden, dicht bij de plek waar het meisje stond. „Als u daar de kleine steentjes wat afvegen kunt," sprak hij. „dan zou ik de plank op het stuk rots kunnen leg gen-" Terwijl ze dit deed, merkte hij op wat een mooie, welgevormde handen zij had. Het volgende oogenblik had hij na een luiden roep „Pas op," de plank over het water geworpen. Het was een uitmuntende noodbrugmaar wel een beetje smal. „Staat u nu stil," antwoordde hij, „tot ik u mijn hand kan reiken." Voorzichtig liep hij naar den kant. waar zij stond, en stak haar zijn hand toe Alleen de aanraking van haar lieve vingers deed hem al trillen van blijdschap. „Zoo. pas nu op riep hij. „want de minste verkeerde beweging zou u in het water doen storten." Ze liep zonder een woord te spreken totdat ze beiden veiiig aan den over kant waren. Maar toen straalde warme dankbaarheid hem uit haar oogen tegen. „Hoe zal ik u danken voor uw vrien delijkheid," sprak ze. „Door er heelemaal niet meer over te praten," lachte hij vriendelijk. Dien dag keek hij weer de heele zaal rond naar de meisjes, die aan tafel bedienden, maar „zij" was er niet bij. Eerst twee dagen naderhand kreeg hij haar weer te zien. Ditmaal was het in de kleine dorpskerk, die haar schitterend verguld kruis verhief te midden van de boomen op de berg helling. Hij ontdekte spoedig dat zij trouw degodsdienstoefeningen bijwoon de en het moet erkend worden dat dit feit hem tot vrij wat trouwer kerk bezoeker in die dagen maakte dan hij gewoonlijk was. Zoo ontmoetten zij elkaar nu en dan, en op zekeren dag had ze er zelfs, hoe wel tegenstrevend, eindelijk in toege stemd met hem te gaan roeien op het meertje in de nabijheid van het hotel. Vincent had nog nooit zoo'n heerlijk uitstapje gemaakt. Maar de zomer liep ten einde en tante Mathilde begon er over te denken om haar koffers weer te pakken. „Juffrouw Crag," sprak Vincent, toen hij haar op een wandeling ont moette, „binnen een week vertrekken wij. „Dat spijt mij erg," antwoordde zij eenvoudig. „Meen je dat wezenlijk," vroeg hij. „Zeker," was het antwoord, „anders zou ik het toch niet gezegd hebben." „Suzanne," begon hij nu stoutmoe dig, „ik moet je een zeer gewichtige vraag doen, en daar wil je nu zeker wel ronduit op antwoorden." Ze keek hem met haar groote grijze oogen verschrikt aan en een donkere blos kwam op haar gelaat. „Ik moet noodzakelijk naar de keu ken," zeide ze op bevenden toon. „Houd me hier nu niet langer op." Maar zóó gemakkelijk kwam ze van Vincent niet af. „Laat de keuken maar wachten" antwoordde hij ietwat bruusk, „mijn vraag heeft heel wat meer haast." „Welnu, wat is er dan," vroeg ze, vuurrood van verlegenheid. „Suzanne," er lag een wereld van welsprekendheid in den toon, waarop hij dat woord uitsprak „Su zanne, je moet mijn vrouw worden." Eenige oognblikken stond het meis je onbeweeglijk. Toen sprak ze met door snikken afgebroken stem: „Je kent mij niet eens 1" „Ik ken je beter dan je je zelf kent, en ik verklaar je, dat mijn levensgeluk er van afhangt, of je ja of neen zegt." Nu richtte ze zich op en keek hem vast in de oogen. Bijna plechtig sprak ze„J e vergeet één ding het ver schil van stand tusschen ons beiden." „Ik weet geen verschil van stand," antwoordde hij. „Maar je tante en jij zijn immers gasten hier in het hotel, en ik heb u aan het ontbijt bediend." „Ja," hernam hij, „en je deed het wit goed." „En u bent rijk, terwijl ik mij zoo bitter arm gevoel." „Ik weet niet hoe u je gevoelt, maar ik weet dat je rijk bent aan edele vrou welijke eigenschappen. Antwoord mij. wil je mijn vrouw worden „Welnu dan," antwoordde ze en het was met een blijden lach op het gelaat „maar op voorwaarde dat je tant en mijn voogd het goedvinden." Toen tante Mathilde van het nieuws hoorde geraakte ze in de hevigste op gewondenheid, en ze dreigde Vincent te zullen onterven, als hij nog één woord over dat „meisje" sprak. Maar de jonge man hield voet bij stuk en verklaarde Suzanna Crag te zullen huwen al gaf zijn tante hem ook geen stuiver meer. En tante Mathilde. die naar ze zelf zeide. een gevoelig hart bezat, gaf eindelijk met weerzin haar toestemming, maar drong er op aan eerst nog den voogd van het meisje te spreken. „Wat een diepe vernedering," riep ze uit, „als je neef en erfgenaam met een meisje trouwt, dat in een hotel gediend heeft 1" Er werd besloten dat tante Mathilde den voogd van Suzanne Crag den vol genden morgen zou ontmoeten in de kleine ontvangkamer van het hotel. Op het vastgestelde uur waren allen aan wezig maar den voogd van het meisje miste tante Mathilde nog. Kolo nel Morisson, de rijke eigenaar van het hotel, was er ook. Er verliepen eenige oogenblikken, waarna de oude dame op scherpen toon tot Suzanna sprak: „Ik hoop dat uw voogd ons niet den heelen dag laat wachten." Het jonge meisje zette groote oogen op. „Maar mevrouw," sprak ze, „mijn voogd is er al lang." „Zoo, waar dan Suzanna wees aj kolonel Mornssoft. Tante Mathilde slaakte een kreet van verbazing. „U wilt toch niet zeggen dat...." „Dat ik de oom en tegelijk de voogd ben van onze kleine Suzanna," viel kolonel Morrisson lachend in. „Zeker, dat is zoo." Vincent trad op zijn meisje toe. „Hoe heb je mij zoo kunnen beetne men," fluisterde hij haar toe. „Ik ben een beetje het slachtoffer van de omstandigheden geweest," lach te zij, „je neemt het toch niet kwalijk „Neen," was zijn antwoord, „ik zal je maar trouwen ondanks je miljoo- MAM nen. Tante Mathilde had zich 1 ntusschen hersteld. „Hoe bent u er toch toe ge komen, u voor een dienstbode uit te geven," sprak zij. „Dat heb ik nooit gedaan" antwoord de Suzanna. „U zelf hebt mij die eer aangedaan. Op zekeren dag vertrok oom's huishoudster onverwachts, en toen heb ik er in toegestemd voor eenige dagen het toezicht te houden over de bedienden. Ik kwam u voor bij met mijn schortje voor, en toen zag u mij voor een dienstbode aan." Tante Mathilde had te veel meeg- maakt om hier verlegen te staan. Ze stak het jonge meisje de beide handen toe en omhelsde haar moederlijk. „Geloof maar vrij, lieveling,sprak ze waardig, „dat ik je nooit wezenlijk voor een dienstbode aangezien heb SPELEN EN KUNSTJES V. DE ONMOGEL1J KE KNOOP. „Neem een touw. Houd met iedere hand een eind vast. Maak nu in het midden een knoop, zonder dat een der beide handen 't eind, dat ze vast houdt, loslaat." Geeft ge die taak in 'n gezelschap op, dan is er waarschijnlijk niemand die er in slaagt ze te vervullen. U kunt 't wél, aldus Sla de armen over elkaar, op de borst gekruist, zoodat ge met de rech terhand 't linksche eind van het -(op tafel liggende) touw kunt pakken, en omgekeerd. Hebt ge dat gedaan, sla dan de armen van elkaar en trek: de gevraagde knoop ontstaat dan van zelf. GERUSTGESTELD. Zij: Verbeeld je. beste inan, mevrouw Van Hatelijk heeft verteld, dat ik geen tan den heb. O, ik ben er woedend over. Ilij: Nu houd je bedaard, kindlief, en zend haar de rekening van je tandarts. J ALTIJD DEZELFDE. n Toerist (op den Mont-Blanc): O. hoe jammer, de mist belet ons het heerlijke vergezicht; zie maar eens hoe dicht hij zich samenpakt. Engelschman: O Jres, maar hij is toch lang nog zoo mooi niet als hii ons in Londen, c :G» N "S 3 ■S ti .S2 S C "w S f3 2 g- •I w* W H e-H U3 «2 a g 5 '■Sa O *3-Ö CO <D a o oS T3 O. 0 5^5 C M 33 a> s-g O QO <X> o ■a .p XX -Sfiï 2 öii ssgfj.^ -4J £.-S,a ftfl a -a a a o a a o a> a> 2 o a P, O'S g'l-9 2 -2 05 2 rr*. at <v o O O O a>v m'2 - O oü fl a 'cc a a &-Ö SS-ë a> a a 9 w CJ o -*-» -*-i o o O "3. cj <r> o, p. O rn «a 0~)p' o®- *35 2.2 5 iO 'O HOi Qh t-H 44 O a H I-g. co a M - rt "O <V aj O) N ir i—i o P'r. b iH -a wr o ■2 c 2 22 Sa, 2 8 <u S tr-p a -p.s o O) c g N 3 Cc a> o o n s z-p Cu g A: ®ra S 3-g. C+H 'O -j-4 9 eG fl a> 2 52»; S I «ju a .3 O O p S ci 9 S 9 .2 2 fe g -8 g a> m CS3 fl c - OJ n a go^a2!>®02,3- w _-.g'-c>-ë 'Oja-",:=aa&: s O Mn S 'P j> d £f I |g'$u 9 's p. a a on a '3 <o a -P o g-P^-S c M P Sc M -I O D -J ÜJ CO IL z v ZZÜ "n N I- Sr* ft O V? O o to G a> o N H» r- trt W JT (W CJ e-" 4, S 2 E-=~ WIS v o CJ o w '2S S? w ■M 2 -=o O. O - - -J- CM o ca *-« o ulJ: «Tt a 3 «yj: «3 a» 3)42 c t M k** CO Ti (5 3 -4-J q; 3 o S.. o N O •5 <o or 5 5 S5«ivo o o OK/ C 11 _p - ril» taL* - - •ga» S 2 2 'S No. 37 L! LI rlV ^RnllIli!3iBi!HISl!gnSiSgSiyiriyBIiaaESSS!l33ilIiIgilïS§aiËiiSSSISI!aS:3S191B!IlSIIlB12BBn:ailIIIiSS2iSSiiiïSr-^lg!iïi^iei8EglSeSBIIISSIIIil!III^I^ den volgenden morgen ging ik verder het land te ontdekken er was zelfs naar Almouth dit was volgens de geen schaap te zien, dat het korte gras kaart die ik mij had aangeschaft, van van de rotsen afbeet. Ik geloof, dat er Ravensdene uit het dichtstbijzijnd wel vogels op de punten der rotsen station. Reeds spoedig na mijn aan- geweest zullen zijn maar toch scheen komst te Alnmouth beleefde ik mijn de rftan mij een volkomen stilte te EERSTE HOOFDSTUK. Nochtans is het mijn ernstig verlan- eerste avontuur door een onbeteeke- verbreken toen hij sprak en mij op kal- gen, dat deze nieuwe bezittingen die nend toeval. Het was een buitengewoon men toon een goeden morgen wenschte. De herberg op de rots. mij ten deel gevallen zijn, behoorlijk schoone morgen; er woei een frissche Het geluid zijner stem verschrikte mij worden beheerd en verzorgd en ik zou wind, en de zon scheen aan een helder- het ontrukte mij echter ook aan mijn Overeenkomstig een notitie in mijn gaarne zien, dat een expert alles wat blauwen hemel. Aangezien ik niet droomen en scherpte plotseling mijn agenda verliet ik Londen op den acht- zich hier bevindt eens grondig naziet bepaald gehouden was om op een zintuigen, en terwijl ik zijn groet be sten Maart 1912 met bestemming naar en mij raad geeft, hoe alles geregeld en vastgestelden tijd mijzelf bij den heer antwoordde nam ik hem tegelijk van 't het landgoed Ravensdene. Tot voor voor de toekomst behouden blijven Raven te presenteeren, besloot ik, naar hoofd tot de voeten op. Hij was een veertien dagen had ik den naam zelfs kan. Ik zou U ln verband met 't boven- het landgoed te wandelen langs de korte, gezette man van middelbaren nooit gehoord, maar dat was niet te staande zeer verplicht zijn als U het kustvolgens mijn kaart was de af- leeftijd, netjes gekleed in een pak var verwonderen, want het lag op een zeer zou zoudt kunnen inrichten dat U stand ongeveer negen k tien mijlen, blauw serge met een snit die terstond eenzaam gedeelte van de kust van hier komt als mijn gast, mij met uw Ik liet derhalve mijn bagage naar het aan den zeeman deed denken. Het Northumberland en minstens drie- kennis bijstaat en daarvoor in rekening huis zenden met een boodschap aan was een confectie-costuum van het honderd mijlen van mijn woonplaats, brengt wat U goeddunkt. Ik kan U den heer Raven, dat ik in den loop soort dat men in zeehavens en haven- Tegen het einde van de maand Febru- niet veel bizonders beloven wat betreft van den middag zou aankomen, en steden verkoopt, en het paste heel goed ari ontving ik den volgenden brief, dien genoegens en amusementen voor uw nam mijn weg door het dorpje Lesbury bij zijn donkerkleurig gelaat, zijn grij- ik het best hierachter in zijn geheel vrije uren, want de plaats is zeer een- naar de zee. Het duurde niet lang zend baard-en hoofdhaar en de gouden kan laten afdrukkendat is een zeer zaam, en mijn huishouden bestaat of deze kwam in zicht een heerlijke ringen die hij in de ooren droeg. Hfj geschikte en verklarende inleiding tot alleen uit mijzelf en mijn nicht, een blauwe vlakte, juist dien dag zoo glad had iets over zich dat deed veronder een reeks van avonturen, zoo buiten- meisje van negentien jaar, juist van en effen als een bevroren meer, en stellen dat hij met verlof was en niets gewoon, geheimzinnig en vol gevaar, kostschool thuis gekomenmaar ge glanzend in het licht der lentezon als omhanden had op het oogenblik. dat ik mij nu nog wel eens met verba- zult wellicht meer passend gezelschap gepolijst staal. Er was geen enkel schip „Een heerlijke morgen," merkte ring afvraag hoe Ik, tot op dat oogen- vinden in een anderen gast, Mr. Septi- te zien, noch in het noorden, noch ik op, in het geheel niet ongeneigd blik iemand die een zeer rustig, zelfs mus Cazalette, de eminente deskundige in het oosten en zuiden, geen rook- om een gesprek aan te knoopen, en bijna eentonig leven leidde, er ooit in de munt- en penningkunde, die zich pluim van een voorbij varenden stoo- reeds een weinig nieuwsgierig, roeit veilig doorheen gekomen ben. hier bevindt om de uitgebreide collectie mer verbrak den effen horizon. Ik wien ik te doen had. 'iehier de inhoud van den briefmunten en medailjes te onderzoeken onderging den invloed van een zwij- „Een heerlijke morgen, mijnheer», die mijn zooeven genoemde bloed- gende onverstoorde onmetelijkheid, die dat is het, en mooi weer, dat we waar- „Ravensdene Court, bij Alnwick, verwant heeft bijeengebracht. Ik kan de zee en de lucht daarboven op den schijnlijk voorloopig wel zullen hou- Northumberland. U verder de voordeelen van een zeer eenzamen mensch kunnen teweeg- den," antwoordde hij, rondziende naar 24 Februari 1912. aangenaam klimaat in het vooruit- brengen. Het scheen een goede voor- de zee en de lucht. Toen keek hij veel- „Geachte Heer, zicht stellen en geef U de verzekering bereiding te zijn tot de eenzaamheid beteekenend naar mijn korte broek, Mijn vriend, Mr. Gervase Witherby dat ge ons van harte welkom zult zijn waarin de taak die ik op mij genomen sportkousen en een kleinen ransel van Monks Welborough dien U wel en alles gedaan zal worden om U het had, mij voeren zou. dien ik op den rug droeg. „Juist het zult kennen, heeft mij gezegd, dat U verblijf hier zoo aangenaam mogelijk Ik was destijds dertig jaar en of- geschikste weer voor heeren om voor een van de vooraanstaande deskun- te maken. In de hoop dat U ons spoe- schoon lk de laatste jaren Londen bijna hun pleizier het land door te trekken," digen zijt op het gebied van oude boe- dig met uw bezoek zult kunnen ver- niet verlaten had, was mijn jeugd toch voegde hij er aan toe. ken, documenten en dergelijke en de eeren verblijf ik, doorgebracht in stille plaatsen, en ik „U kent den omtrek bier zeker weli'"- meest geschikte man om den inhoud Uw dienstwillige had een aangeboren voorliefde voor veronderstelde ik. van een oude bibliotheek na te zien, de Francis Raven, de eenzaamheid van het platteland en „Neen 1" antwoordde hij met een waarde er van vast te stellen en het Leonard Middlebrook, Esq., de zee. Ik voelde dan ook terstond beslist hoofdschudden. „Neen, mijn- geheel te beoordeelen. In verband daar- 35 M., Old Buildings, Lincoln's Inn, dat ik dit gedeelte van de kust Nor- heer, ik ken deze streek niet. Ik kom mede zou ik mij zeer gaarne van uw W. C." thumberland zou liefkrijgen toen ik uit het zuiden ben nooit dezen kant waardevolle diensten willen verzekeren. de kust eenmaal betreden had, slenter- op geweest, en heb, vreemd genoeg, Het hierboven genoemde landgoed Verschillende zaken die in dezen de ik op mijn gemak voort. De heer want ik heb bijna de gansche wereld Is eerst kort geleden mijn eigendom ge- brief genoemd werden deden mij ge- Raven had mij in een zijner brieven gezien van mijn leven, deze zee die wij wordenhet is een zeer oud heeren- neigd zijn om naar Ravensdene te geschreven, dat hij gewoon was, om vóór ons zien, nooit bevaren. Maar huis aan de kust van Northumberland, gaan het oude heerenhuis de zeven uur te dineeren, en ik had dus er is toch wel een zeker verband tus- waarin de oudste tak mijner familie duizenden oude boeken het vooruit- den geheelen dag voor mij. Tegen den schen mij en dit gedeelte van ons va- gedurende ongeveer vierhonderd jaar zicht, wellicht echte handschriften te middag was de zon warm, zelfs zo- derland, want mijn moeder's familie heeft gewoond. Er zijn hier vele dui- ontdekken de kans om de verza- mersch gewordenwarm genoeg al- is er vandaan. En aangezien ik op hel zenden boeken, het meerendeel zeer meling van een liefhebber na te zien thans om mij er toe te brengen, mij oogenblik niets bizonders te doen heb, oude er is ook een groote verzameling en misschien nog meer dan dat alles, neer te zetten op een der rotsen waar ben ik hiergeen gekomen om eens eerl geschriften, manuscripten endocumen- de buitengewoon hoffelijke en beleefde ik een pijp opstak en droomerig eenigen kijkje te nemen, om plaatsen te be ten mijn onmiddellijke voorganger toon in de uitnoodiging. Ik had het tijd staarde naar de machtige water- zoeken waar ik «wel eens van gehoord mijn oom John Christopher Raven, in dien tijd niet bizonder druk, en ook vlakte waarop eens langgeledenheb van gehoord, verstaat umaar was een groot verzamelaar, maar te was ik in mijn gansche leven slechts de ruwe Vikings met hun wonderlijke die ik nog nooit gezien heb." oordeelen naar wat ik tot op heden ééns een paar dagen buiten Londen vaartuigen vanuit Noorwegen waren „Dan verblijft u zeker hier ergens van zijn collectie gezien heb, kan ik geweest en dat was reeds verscheidene komen aanzetten. Ik moest wel in in den omtrek 7" vroeg ik. niet zeggen dat hij een groot liefhebber jarefl geleden. Een verblijf in het hooge mijn overpeinzingen verdiept geraakt Hij hief een van zijn gebruinde, be was van de kunst om zijn zaken steeds Noorden was dan ook zeer aanlokkelijk zijn want het was met een lichten haarde handen op, en wees landwaarts, ordelijk te houden, want een geheele voor mij. Na een korte correspondentie schrik dat ik plotseling de nabijheid Vannacht heb ik in een klein dorpje vleugel van het huis is niets anders met den heer Raven kwam ik dan ook van een mensch gewaar werd. Opziende gelogeerd, ergens dien kant uit," ant- ian een museum, v/aarin boeken, met hem overeen, dat ik in het begin zag ik dicht naast mij een man staan, woordde hij toen. „Ik geloof dat het papieren, antiquiteiten en dergelijke der maand Maart zou komen, en dat die mij steelsgewijze aankeek. Lesbury heet een klein gehucht aan dingen schenen te zijn bijeen gebracht ik zijn gast zou zijn, totdat de taak die Het was misschien de volstrekte de rivier. Maar daar s»-oet ik niet wezen zonder 'eenige orde en in 't geheel niet hij mij wenschte te doen vervullen, eenzaamheid in mijn onmiddellijke ik zoek eigenlijk een kerkhof, misschien ger ng- iikt Ik ben geen boeken- zou zijn volbracht. Zooals ik reeds ge- omgeving die mij verbaasd deed zijp, zijn het er ook wal twfcc. waar graf kenner noch een ntiq lair tot voor zegd heb, verliet ik Londen op den een levend wezen zoo dicht in mijn steenen met namen er in gegrift, liggen, korten tijd bracht ik mijn leven in achtsten Maartik reisde met den nabijheid te zien. Er was op dat oogen- Alleen, ik weet niet waar dat kerkhof gsheel andere omstandigheden door, middagsneltrein naar New Castle. Dien blik geen enkel zeil op zee, en geen of, nógmaals, er kunnen er meer nameliik als commissionair in Indië. nacht bracht ik in Newcastle door- ar spoor van een menscbeliik wezen op dan een ziin lipt, bewriiwt uh? Ten-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 8