Of
VOOR DE
TTCI/ A ft
ATt
Q
fin*
IX
nr
s
s
i3
EERSTE JAARGANG 1922
verontwaardiging. „Is het nbt jo"w
plicht te zorgen dat ik hier goed be
dlend word En ondertusschen zit
je hier aan tafel half te slapen. Mijn
ontbijt is me allang bedorven, en als
het niet gauw beter wordt, is van mijn
heele vacantie de aardigheid af."
Juist terwijl de dame die laatste
woorden sprak, kwam een meisje,
dat er heel lief en beschaafd uitzag,
voorbij de tafel, waaraan het tweetal
zat. Ze was netjes maar hoogst eenvou-
dgi In het zwart gekleed en droeg als
eenig sieraad een prachtige roos in de
krullen van het haar. Een schortje
met mooie kant voltooide haar toilet.
„Zeg eens, meisje," riep de dame
op scherpen tóón, „duurt het nog lang
voordat w« hier geholpen worden
Het meisje bleef staan, met een uit
drukking van verbazing in haar groote
grijze oogen. Ze glimlachte en iprak
«enigszins aarzelend
„Ik weet heusch niet, wat..*
„Ja, ja, spaar me die excuses maar,"
vlti tante Mathilde driftig in, „ik wil
ontbijten en dat wel zoo spoedig mo
gelijk
„Zal ik dan even den kellner van
de eetzaa1 toepen,sprak het meisje
met een ietwat schalksche uitdrukking
in haa» oogen.
„Daar scrmsf ik niets mee op. Dat
van den een naar den ander sturen
verveelt mij allang. Een van beide u
zelf brengt mij terstond mijn ontbijt
of ik dien direct mijn beklag in bij kolo
nel Morisson."
Kolonel Morisson was de schatrijke
eigenaar van het hotel, wien het halve
graafschap toebehoorde en die in hoog
aanzien stond bij al de edellieden in
den omtrek.
De rozen op de wangen van het
jonge meisje werden donkerder, en haar
groote grijze oogen staarden de lastige
dame verbaasd aan. Een scherp ant
woord lag haar op de lippen, maar het
werd teruggehouden door de rustig-
kaime stem van den jongen man,
die zeide „Tante, als ik u was zou ik
toch de jonge dame een beetje anders
aanspreken. Als u haar niet beleefd
behandelt, kunt ge toch kwalijk ver
wachten dat ze u spoedig helpen zal."
Het jonge meisje, dat zoo spoedig
een onderwerp van gesprek was ge
worden tusschen tante en neef, keek
den spreker met ongeveinsde bewonde
ring aan. De booze woorden waren
allang vergeten, en zij werd de vriende
lijkheid in persoon.
„Als ik u helpen kan," sprak ze,
„ben ik geheel tot uw dienst."
Tante Mathilde viel onmiddellijk
weer in haar rol. Op den toon van een
groote dame, die zich haar rang en
positie bewust is, deelde ze mee wat
ze wenschte te hebben, 't was een heele
lijst. Het jonge meisje luisterde op
lettend. en Vincent Sharter had in-
tusschen volop gelegenheid op te mer
ken hoe kleine en mooie oortjes het
meisje had en hoe blank haar gelaats
kleur was.
De blos op haar wangen begon lang
zamerhand minder te worden. En een
onuitsprekelijk gevoel van wrok jegens
rijn tante kwam bij Vincent op, terwijl
hij er naar luisterde op hoe onhebbelij
ke manier zij die beminnelijke jonge
dame haar „orders" gaf. Het kostte
hem zelfs groote moeite zijn ergernis
niet onder woorden te brengen, maar
toen hij er eindelijk toch toe besloten
was, ging het meisje juist heen om de
opdracht van zijn beminnelijke tante
uit te voeren.
Zij kwam spoedig terug en diende
het ontbijt zoo handig en netjes op,
dat tante Mathilde zeldzaam ver
schijnsel een soort van wroeging
begon te gevoelen over haar hoogheid
en haar scherpte van straks.
„Beste kind," sprak ze „ik dank je
wel dat je ons zoo uitmuntend bediend
hebt."
„Och, spreekt u er niet van," was
het antwoor. ,lk ben heel blij u te
hebben kunnen belpen."
„Ik zou we 1 willen dat u ons altijd
kon bedienenginc tante Mathilde
voort.
„Dat gaat nu eenmaal niet," ant
woordde het meisje eenigszins verle
gen. „Ziet u ik ben ik ben hier
maar zoo'ri beetje voor noodhulp."
Vincent Sharter kon de gedachte
aan die jonge vrouw met haar waardig
eri deftig optreden maar niet uit zijn
bewustzijn verbannen. En de eene dag
na de andere ging voorbij, zonder dat
zij ook maar eenmaal het bekoorlijke
meisje terugzagen. Waarschijnlijk was
zij in een- ander gedeelte van het uit
gestrekte hotel werkzaam.
Op een namiddag echter, dat Vin
cent terwijl zijn tante haar siësta
hield op de helling van een naburi-
gen heuvel liep te wandelen, kwam
hij aan een helder beekje, waar het
zoo heerlijk stil en eenzaam was, dat
hij de verzoeking niet weerstaan kon,
er een poosje te gaan zitten droomen.
Droomen met open oogen was in de
laatste dagen toch een bizondere lief
hebberij van onzen vriend Vincent
geworden. En hij begon er over na te
denken, hoe hij toch eigenlijk zulk
een lui leven kon leiden, terwijl de
meeste van zijn vrienden en kennissen
midden in het drukke, altijd bezige
dagelijksche leven stonden. Plotseling
klonk hem een zwakke gil in de ooren.
Hij keek op, en zag aan den andeien
kant van het stroompje een jong meisje
staan met komisch-wanhopige uit
drukking op het gelaat. Eenige secon
den staande hij haar verbaasd aan,
vóórdat hij het zich bewust werd, dat
hij het meisje voor zich zag, dat eenige
dagen geleden zijn tante en hem be
diend had.
Hij nam haastig den hoed af en
vroeg hoogst beleefd„Kan ik u ook
ergens mee van dienst zijn
Ook zij had hem intusschen herkend
en.bloosde. Missel .en was de gedachte,
dat een der gasten van het hotel haar
overvallen had, haar onaangenaam.
Ze antwoordde intusschen met haar
lieve stem: „Om u de waarheid te
zeggen ben ik een beetje in moeilijk
heden geraakt,"
„In moeilijkheden," riep Vincent uit.
„Ja," hernam ze, „toen ik een uur
of wat geleden hierlangs kwam, was
dit stroompje op sommige plaatsen
zoo droog als kurk, zoodat ik er ge
makkelijk overheen kon. Maar nu
schijnt de beek intusschen heel wat
gezwollen te zijn, en ben ik van het
overige deel der wereld afgesloten."
„Tót haar groote schade," antwoord
de Vincent galant.
„Nu. als u me er weer over kunt
helpen," lachte ze, „beloof ik u dat ik
nooit meer zoo roekeloos zal zijn."
„Wacht u maar eens even," riep
Vincent, „lk denk wel dat ik u zal
kunnen helpen." En de anders zoo
gemakzuchtige jonge man liep op een
draf weg om een plank of zoo iets op
te zoeken, die als geïmproviseerde brug
dienst zou kunnen doen. Hij moest
echter langer zoeken dan hij gedacht
had en toen hij terug kwam, hijgde
hij van inspanning wat voor onzen
vriend Vincent, iets heel bizonders en
hoogst zeldzaam was. Maar hij vol
bracht de taak, die hij eenmaal op zich
genomen had, met inderdaad groote
energie. Spoedig had hij een vlak stuk
rots gevonden, dicht bij de plek waar
het meisje stond.
„Als u daar de kleine steentjes wat
afvegen kunt," sprak hij. „dan zou ik
de plank op het stuk rots kunnen leg
gen-"
Terwijl ze dit deed, merkte hij op
wat een mooie, welgevormde handen
zij had. Het volgende oogenblik had hij
na een luiden roep „Pas op," de plank
over het water geworpen. Het was een
uitmuntende noodbrugmaar wel een
beetje smal.
„Staat u nu stil," antwoordde hij,
„tot ik u mijn hand kan reiken."
Voorzichtig liep hij naar den kant.
waar zij stond, en stak haar zijn hand
toe Alleen de aanraking van haar
lieve vingers deed hem al trillen van
blijdschap.
„Zoo. pas nu op riep hij. „want de
minste verkeerde beweging zou u in
het water doen storten."
Ze liep zonder een woord te spreken
totdat ze beiden veiiig aan den over
kant waren. Maar toen straalde warme
dankbaarheid hem uit haar oogen tegen.
„Hoe zal ik u danken voor uw vrien
delijkheid," sprak ze.
„Door er heelemaal niet meer over
te praten," lachte hij vriendelijk.
Dien dag keek hij weer de heele zaal
rond naar de meisjes, die aan tafel
bedienden, maar „zij" was er niet bij.
Eerst twee dagen naderhand kreeg
hij haar weer te zien. Ditmaal was
het in de kleine dorpskerk, die haar
schitterend verguld kruis verhief te
midden van de boomen op de berg
helling. Hij ontdekte spoedig dat zij
trouw degodsdienstoefeningen bijwoon
de en het moet erkend worden dat
dit feit hem tot vrij wat trouwer kerk
bezoeker in die dagen maakte dan hij
gewoonlijk was.
Zoo ontmoetten zij elkaar nu en dan,
en op zekeren dag had ze er zelfs, hoe
wel tegenstrevend, eindelijk in toege
stemd met hem te gaan roeien op het
meertje in de nabijheid van het hotel.
Vincent had nog nooit zoo'n heerlijk
uitstapje gemaakt.
Maar de zomer liep ten einde en
tante Mathilde begon er over te denken
om haar koffers weer te pakken.
„Juffrouw Crag," sprak Vincent,
toen hij haar op een wandeling ont
moette, „binnen een week vertrekken
wij.
„Dat spijt mij erg," antwoordde zij
eenvoudig.
„Meen je dat wezenlijk," vroeg hij.
„Zeker," was het antwoord, „anders
zou ik het toch niet gezegd hebben."
„Suzanne," begon hij nu stoutmoe
dig, „ik moet je een zeer gewichtige
vraag doen, en daar wil je nu zeker
wel ronduit op antwoorden."
Ze keek hem met haar groote grijze
oogen verschrikt aan en een donkere
blos kwam op haar gelaat.
„Ik moet noodzakelijk naar de keu
ken," zeide ze op bevenden toon.
„Houd me hier nu niet langer op."
Maar zóó gemakkelijk kwam ze van
Vincent niet af. „Laat de keuken maar
wachten" antwoordde hij ietwat bruusk,
„mijn vraag heeft heel wat meer haast."
„Welnu, wat is er dan," vroeg ze,
vuurrood van verlegenheid.
„Suzanne," er lag een wereld
van welsprekendheid in den toon,
waarop hij dat woord uitsprak „Su
zanne, je moet mijn vrouw worden."
Eenige oognblikken stond het meis
je onbeweeglijk. Toen sprak ze met
door snikken afgebroken stem: „Je
kent mij niet eens 1"
„Ik ken je beter dan je je zelf kent,
en ik verklaar je, dat mijn levensgeluk
er van afhangt, of je ja of neen zegt."
Nu richtte ze zich op en keek hem
vast in de oogen. Bijna plechtig sprak
ze„J e vergeet één ding het ver
schil van stand tusschen ons beiden."
„Ik weet geen verschil van stand,"
antwoordde hij.
„Maar je tante en jij zijn immers
gasten hier in het hotel, en ik heb
u aan het ontbijt bediend."
„Ja," hernam hij, „en je deed het
wit goed."
„En u bent rijk, terwijl ik mij
zoo bitter arm gevoel."
„Ik weet niet hoe u je gevoelt, maar
ik weet dat je rijk bent aan edele vrou
welijke eigenschappen. Antwoord mij.
wil je mijn vrouw worden
„Welnu dan," antwoordde ze en
het was met een blijden lach op het
gelaat „maar op voorwaarde dat je
tant en mijn voogd het goedvinden."
Toen tante Mathilde van het nieuws
hoorde geraakte ze in de hevigste op
gewondenheid, en ze dreigde Vincent
te zullen onterven, als hij nog één
woord over dat „meisje" sprak. Maar
de jonge man hield voet bij stuk en
verklaarde Suzanna Crag te zullen
huwen al gaf zijn tante hem ook geen
stuiver meer. En tante Mathilde. die
naar ze zelf zeide. een gevoelig hart
bezat, gaf eindelijk met weerzin haar
toestemming, maar drong er op aan
eerst nog den voogd van het meisje
te spreken.
„Wat een diepe vernedering," riep
ze uit, „als je neef en erfgenaam met
een meisje trouwt, dat in een hotel
gediend heeft 1"
Er werd besloten dat tante Mathilde
den voogd van Suzanne Crag den vol
genden morgen zou ontmoeten in de
kleine ontvangkamer van het hotel. Op
het vastgestelde uur waren allen aan
wezig maar den voogd van het
meisje miste tante Mathilde nog. Kolo
nel Morisson, de rijke eigenaar van het
hotel, was er ook.
Er verliepen eenige oogenblikken,
waarna de oude dame op scherpen
toon tot Suzanna sprak: „Ik hoop dat
uw voogd ons niet den heelen dag laat
wachten."
Het jonge meisje zette groote oogen
op.
„Maar mevrouw," sprak ze, „mijn
voogd is er al lang."
„Zoo, waar dan
Suzanna wees aj kolonel Mornssoft.
Tante Mathilde slaakte een kreet
van verbazing.
„U wilt toch niet zeggen dat...."
„Dat ik de oom en tegelijk de voogd
ben van onze kleine Suzanna," viel
kolonel Morrisson lachend in. „Zeker,
dat is zoo."
Vincent trad op zijn meisje toe.
„Hoe heb je mij zoo kunnen beetne
men," fluisterde hij haar toe.
„Ik ben een beetje het slachtoffer
van de omstandigheden geweest," lach
te zij, „je neemt het toch niet kwalijk
„Neen," was zijn antwoord, „ik zal
je maar trouwen ondanks je miljoo-
MAM
nen.
Tante Mathilde had zich 1 ntusschen
hersteld. „Hoe bent u er toch toe ge
komen, u voor een dienstbode uit te
geven," sprak zij.
„Dat heb ik nooit gedaan" antwoord
de Suzanna. „U zelf hebt mij die eer
aangedaan. Op zekeren dag vertrok
oom's huishoudster onverwachts, en
toen heb ik er in toegestemd voor
eenige dagen het toezicht te houden
over de bedienden. Ik kwam u voor
bij met mijn schortje voor, en toen
zag u mij voor een dienstbode aan."
Tante Mathilde had te veel meeg-
maakt om hier verlegen te staan. Ze
stak het jonge meisje de beide handen
toe en omhelsde haar moederlijk.
„Geloof maar vrij, lieveling,sprak
ze waardig, „dat ik je nooit wezenlijk
voor een dienstbode aangezien heb
SPELEN EN KUNSTJES
V. DE ONMOGEL1J KE KNOOP.
„Neem een touw. Houd met iedere
hand een eind vast. Maak nu in het
midden een knoop, zonder dat een
der beide handen 't eind, dat ze vast
houdt, loslaat."
Geeft ge die taak in 'n gezelschap
op, dan is er waarschijnlijk niemand
die er in slaagt ze te vervullen. U kunt
't wél, aldus
Sla de armen over elkaar, op de
borst gekruist, zoodat ge met de rech
terhand 't linksche eind van het -(op
tafel liggende) touw kunt pakken,
en omgekeerd. Hebt ge dat gedaan,
sla dan de armen van elkaar en trek:
de gevraagde knoop ontstaat dan van
zelf.
GERUSTGESTELD.
Zij: Verbeeld je. beste inan, mevrouw
Van Hatelijk heeft verteld, dat ik geen tan
den heb. O, ik ben er woedend over.
Ilij: Nu houd je bedaard, kindlief, en
zend haar de rekening van je tandarts.
J
ALTIJD DEZELFDE. n
Toerist (op den Mont-Blanc): O. hoe
jammer, de mist belet ons het heerlijke
vergezicht; zie maar eens hoe dicht hij
zich samenpakt.
Engelschman: O Jres, maar hij is toch
lang nog zoo mooi niet als hii ons in
Londen,
c :G»
N "S 3
■S ti .S2
S C "w S
f3 2 g-
•I
w* W
H e-H
U3
«2 a g 5
'■Sa
O
*3-Ö
CO <D
a
o
oS
T3
O. 0
5^5 C
M 33 a>
s-g
O QO
<X> o
■a
.p XX
-Sfiï 2
öii ssgfj.^
-4J £.-S,a ftfl
a -a
a
a
o
a a
o
a> a> 2
o a P,
O'S
g'l-9
2
-2 05 2
rr*. at
<v o
O
O O
a>v
m'2 -
O oü fl
a 'cc a a
&-Ö
SS-ë
a> a
a 9
w CJ
o
-*-» -*-i o
o
O "3. cj
<r>
o, p.
O rn
«a 0~)p'
o®-
*35
2.2
5
iO 'O
HOi
Qh t-H
44 O
a H
I-g.
co
a
M -
rt "O <V
aj O) N
ir i—i o
P'r.
b
iH -a
wr o
■2 c
2 22
Sa,
2
8 <u S
tr-p a
-p.s
o O) c
g N 3
Cc
a> o
o
n s
z-p
Cu g A:
®ra S
3-g.
C+H 'O
-j-4 9
eG fl
a>
2
52»;
S I «ju
a .3
O O
p S
ci
9 S 9
.2 2 fe g -8
g a> m
CS3
fl c
- OJ n a
go^a2!>®02,3- w
_-.g'-c>-ë 'Oja-",:=aa&:
s O
Mn
S 'P
j> d £f
I |g'$u
9 's
p. a a
on a '3
<o a -P
o
g-P^-S
c
M P
Sc
M
-I O
D -J
ÜJ CO
IL z
v ZZÜ
"n
N
I- Sr*
ft O V?
O o
to G a> o
N H» r-
trt W JT (W CJ e-"
4, S 2 E-=~
WIS
v o CJ o w '2S S? w
■M 2 -=o O. O - -
-J- CM o
ca
*-«
o ulJ: «Tt
a 3
«yj: «3 a»
3)42 c
t M k** CO Ti
(5 3 -4-J q;
3 o S.. o N O
•5
<o
or
5 5 S5«ivo
o o
OK/ C 11
_p
- ril» taL*
- - •ga» S 2 2
'S
No. 37
L!
LI
rlV
^RnllIli!3iBi!HISl!gnSiSgSiyiriyBIiaaESSS!l33ilIiIgilïS§aiËiiSSSISI!aS:3S191B!IlSIIlB12BBn:ailIIIiSS2iSSiiiïSr-^lg!iïi^iei8EglSeSBIIISSIIIil!III^I^
den volgenden morgen ging ik verder het land te ontdekken er was zelfs
naar Almouth dit was volgens de geen schaap te zien, dat het korte gras
kaart die ik mij had aangeschaft, van van de rotsen afbeet. Ik geloof, dat er
Ravensdene uit het dichtstbijzijnd wel vogels op de punten der rotsen
station. Reeds spoedig na mijn aan- geweest zullen zijn maar toch scheen
komst te Alnmouth beleefde ik mijn de rftan mij een volkomen stilte te
EERSTE HOOFDSTUK. Nochtans is het mijn ernstig verlan- eerste avontuur door een onbeteeke- verbreken toen hij sprak en mij op kal-
gen, dat deze nieuwe bezittingen die nend toeval. Het was een buitengewoon men toon een goeden morgen wenschte.
De herberg op de rots. mij ten deel gevallen zijn, behoorlijk schoone morgen; er woei een frissche Het geluid zijner stem verschrikte mij
worden beheerd en verzorgd en ik zou wind, en de zon scheen aan een helder- het ontrukte mij echter ook aan mijn
Overeenkomstig een notitie in mijn gaarne zien, dat een expert alles wat blauwen hemel. Aangezien ik niet droomen en scherpte plotseling mijn
agenda verliet ik Londen op den acht- zich hier bevindt eens grondig naziet bepaald gehouden was om op een zintuigen, en terwijl ik zijn groet be
sten Maart 1912 met bestemming naar en mij raad geeft, hoe alles geregeld en vastgestelden tijd mijzelf bij den heer antwoordde nam ik hem tegelijk van 't
het landgoed Ravensdene. Tot voor voor de toekomst behouden blijven Raven te presenteeren, besloot ik, naar hoofd tot de voeten op. Hij was een
veertien dagen had ik den naam zelfs kan. Ik zou U ln verband met 't boven- het landgoed te wandelen langs de korte, gezette man van middelbaren
nooit gehoord, maar dat was niet te staande zeer verplicht zijn als U het kustvolgens mijn kaart was de af- leeftijd, netjes gekleed in een pak var
verwonderen, want het lag op een zeer zou zoudt kunnen inrichten dat U stand ongeveer negen k tien mijlen, blauw serge met een snit die terstond
eenzaam gedeelte van de kust van hier komt als mijn gast, mij met uw Ik liet derhalve mijn bagage naar het aan den zeeman deed denken. Het
Northumberland en minstens drie- kennis bijstaat en daarvoor in rekening huis zenden met een boodschap aan was een confectie-costuum van het
honderd mijlen van mijn woonplaats, brengt wat U goeddunkt. Ik kan U den heer Raven, dat ik in den loop soort dat men in zeehavens en haven-
Tegen het einde van de maand Febru- niet veel bizonders beloven wat betreft van den middag zou aankomen, en steden verkoopt, en het paste heel goed
ari ontving ik den volgenden brief, dien genoegens en amusementen voor uw nam mijn weg door het dorpje Lesbury bij zijn donkerkleurig gelaat, zijn grij-
ik het best hierachter in zijn geheel vrije uren, want de plaats is zeer een- naar de zee. Het duurde niet lang zend baard-en hoofdhaar en de gouden
kan laten afdrukkendat is een zeer zaam, en mijn huishouden bestaat of deze kwam in zicht een heerlijke ringen die hij in de ooren droeg. Hfj
geschikte en verklarende inleiding tot alleen uit mijzelf en mijn nicht, een blauwe vlakte, juist dien dag zoo glad had iets over zich dat deed veronder
een reeks van avonturen, zoo buiten- meisje van negentien jaar, juist van en effen als een bevroren meer, en stellen dat hij met verlof was en niets
gewoon, geheimzinnig en vol gevaar, kostschool thuis gekomenmaar ge glanzend in het licht der lentezon als omhanden had op het oogenblik.
dat ik mij nu nog wel eens met verba- zult wellicht meer passend gezelschap gepolijst staal. Er was geen enkel schip „Een heerlijke morgen," merkte
ring afvraag hoe Ik, tot op dat oogen- vinden in een anderen gast, Mr. Septi- te zien, noch in het noorden, noch ik op, in het geheel niet ongeneigd
blik iemand die een zeer rustig, zelfs mus Cazalette, de eminente deskundige in het oosten en zuiden, geen rook- om een gesprek aan te knoopen, en
bijna eentonig leven leidde, er ooit in de munt- en penningkunde, die zich pluim van een voorbij varenden stoo- reeds een weinig nieuwsgierig, roeit
veilig doorheen gekomen ben. hier bevindt om de uitgebreide collectie mer verbrak den effen horizon. Ik wien ik te doen had.
'iehier de inhoud van den briefmunten en medailjes te onderzoeken onderging den invloed van een zwij- „Een heerlijke morgen, mijnheer»,
die mijn zooeven genoemde bloed- gende onverstoorde onmetelijkheid, die dat is het, en mooi weer, dat we waar-
„Ravensdene Court, bij Alnwick, verwant heeft bijeengebracht. Ik kan de zee en de lucht daarboven op den schijnlijk voorloopig wel zullen hou-
Northumberland. U verder de voordeelen van een zeer eenzamen mensch kunnen teweeg- den," antwoordde hij, rondziende naar
24 Februari 1912. aangenaam klimaat in het vooruit- brengen. Het scheen een goede voor- de zee en de lucht. Toen keek hij veel-
„Geachte Heer, zicht stellen en geef U de verzekering bereiding te zijn tot de eenzaamheid beteekenend naar mijn korte broek,
Mijn vriend, Mr. Gervase Witherby dat ge ons van harte welkom zult zijn waarin de taak die ik op mij genomen sportkousen en een kleinen ransel
van Monks Welborough dien U wel en alles gedaan zal worden om U het had, mij voeren zou. dien ik op den rug droeg. „Juist het
zult kennen, heeft mij gezegd, dat U verblijf hier zoo aangenaam mogelijk Ik was destijds dertig jaar en of- geschikste weer voor heeren om voor
een van de vooraanstaande deskun- te maken. In de hoop dat U ons spoe- schoon lk de laatste jaren Londen bijna hun pleizier het land door te trekken,"
digen zijt op het gebied van oude boe- dig met uw bezoek zult kunnen ver- niet verlaten had, was mijn jeugd toch voegde hij er aan toe.
ken, documenten en dergelijke en de eeren verblijf ik, doorgebracht in stille plaatsen, en ik „U kent den omtrek bier zeker weli'"-
meest geschikte man om den inhoud Uw dienstwillige had een aangeboren voorliefde voor veronderstelde ik.
van een oude bibliotheek na te zien, de Francis Raven, de eenzaamheid van het platteland en „Neen 1" antwoordde hij met een
waarde er van vast te stellen en het Leonard Middlebrook, Esq., de zee. Ik voelde dan ook terstond beslist hoofdschudden. „Neen, mijn-
geheel te beoordeelen. In verband daar- 35 M., Old Buildings, Lincoln's Inn, dat ik dit gedeelte van de kust Nor- heer, ik ken deze streek niet. Ik kom
mede zou ik mij zeer gaarne van uw W. C." thumberland zou liefkrijgen toen ik uit het zuiden ben nooit dezen kant
waardevolle diensten willen verzekeren. de kust eenmaal betreden had, slenter- op geweest, en heb, vreemd genoeg,
Het hierboven genoemde landgoed Verschillende zaken die in dezen de ik op mijn gemak voort. De heer want ik heb bijna de gansche wereld
Is eerst kort geleden mijn eigendom ge- brief genoemd werden deden mij ge- Raven had mij in een zijner brieven gezien van mijn leven, deze zee die wij
wordenhet is een zeer oud heeren- neigd zijn om naar Ravensdene te geschreven, dat hij gewoon was, om vóór ons zien, nooit bevaren. Maar
huis aan de kust van Northumberland, gaan het oude heerenhuis de zeven uur te dineeren, en ik had dus er is toch wel een zeker verband tus-
waarin de oudste tak mijner familie duizenden oude boeken het vooruit- den geheelen dag voor mij. Tegen den schen mij en dit gedeelte van ons va-
gedurende ongeveer vierhonderd jaar zicht, wellicht echte handschriften te middag was de zon warm, zelfs zo- derland, want mijn moeder's familie
heeft gewoond. Er zijn hier vele dui- ontdekken de kans om de verza- mersch gewordenwarm genoeg al- is er vandaan. En aangezien ik op hel
zenden boeken, het meerendeel zeer meling van een liefhebber na te zien thans om mij er toe te brengen, mij oogenblik niets bizonders te doen heb,
oude er is ook een groote verzameling en misschien nog meer dan dat alles, neer te zetten op een der rotsen waar ben ik hiergeen gekomen om eens eerl
geschriften, manuscripten endocumen- de buitengewoon hoffelijke en beleefde ik een pijp opstak en droomerig eenigen kijkje te nemen, om plaatsen te be
ten mijn onmiddellijke voorganger toon in de uitnoodiging. Ik had het tijd staarde naar de machtige water- zoeken waar ik «wel eens van gehoord
mijn oom John Christopher Raven, in dien tijd niet bizonder druk, en ook vlakte waarop eens langgeledenheb van gehoord, verstaat umaar
was een groot verzamelaar, maar te was ik in mijn gansche leven slechts de ruwe Vikings met hun wonderlijke die ik nog nooit gezien heb."
oordeelen naar wat ik tot op heden ééns een paar dagen buiten Londen vaartuigen vanuit Noorwegen waren „Dan verblijft u zeker hier ergens
van zijn collectie gezien heb, kan ik geweest en dat was reeds verscheidene komen aanzetten. Ik moest wel in in den omtrek 7" vroeg ik.
niet zeggen dat hij een groot liefhebber jarefl geleden. Een verblijf in het hooge mijn overpeinzingen verdiept geraakt Hij hief een van zijn gebruinde, be
was van de kunst om zijn zaken steeds Noorden was dan ook zeer aanlokkelijk zijn want het was met een lichten haarde handen op, en wees landwaarts,
ordelijk te houden, want een geheele voor mij. Na een korte correspondentie schrik dat ik plotseling de nabijheid Vannacht heb ik in een klein dorpje
vleugel van het huis is niets anders met den heer Raven kwam ik dan ook van een mensch gewaar werd. Opziende gelogeerd, ergens dien kant uit," ant-
ian een museum, v/aarin boeken, met hem overeen, dat ik in het begin zag ik dicht naast mij een man staan, woordde hij toen. „Ik geloof dat het
papieren, antiquiteiten en dergelijke der maand Maart zou komen, en dat die mij steelsgewijze aankeek. Lesbury heet een klein gehucht aan
dingen schenen te zijn bijeen gebracht ik zijn gast zou zijn, totdat de taak die Het was misschien de volstrekte de rivier. Maar daar s»-oet ik niet wezen
zonder 'eenige orde en in 't geheel niet hij mij wenschte te doen vervullen, eenzaamheid in mijn onmiddellijke ik zoek eigenlijk een kerkhof, misschien
ger ng- iikt Ik ben geen boeken- zou zijn volbracht. Zooals ik reeds ge- omgeving die mij verbaasd deed zijp, zijn het er ook wal twfcc. waar graf
kenner noch een ntiq lair tot voor zegd heb, verliet ik Londen op den een levend wezen zoo dicht in mijn steenen met namen er in gegrift, liggen,
korten tijd bracht ik mijn leven in achtsten Maartik reisde met den nabijheid te zien. Er was op dat oogen- Alleen, ik weet niet waar dat kerkhof
gsheel andere omstandigheden door, middagsneltrein naar New Castle. Dien blik geen enkel zeil op zee, en geen of, nógmaals, er kunnen er meer
nameliik als commissionair in Indië. nacht bracht ik in Newcastle door- ar spoor van een menscbeliik wezen op dan een ziin lipt, bewriiwt uh? Ten-