berooven, aangezien zijn geld en horloge onaangeroerd op het lijk bevonden werden." De inspecteur schudde twijfelend het hoofd. „Daar ben ik nog niet zoo zeker van," zeide hij. „Eén ding is althans zeker 's-mans kleeren zijn zorgvuldig door zocht. Zie maar hier Hij wendde zich naar Quick's klee ding, die, voor zoover voor het onder zoek noodzakelijk wa, verwijderd wa ren. en nam het vest op. Aan de bin nenzijde daarvan bevond zich in de linnen voering een zak, dichtgehouden door een groote knoop. Die zak was binnenstbuiten gekeerd hetzelfde was' gebeurd met den linkerzak van de pan talon. Het vest was van dikke, vilt- achtige stof het linnen hier en daar met een mes opengesneden. Ook de roering in den hoed van den zeeman was opengerukt en op ruwe wijze weer op zijn plaats gebrachthet was duide lijk, dat degene die hem vermoordde, jaar het een of ander had gezocht „Het was geen geld waar de moorde naar naar zocht," merkte de inspecteur op. „maar het een of ander voorwerp. Hij had dat blijkbaar bij zich en de moordenaar was er om de een of an- lere reden op gesteld, hem dat te ont nemen. Het feit dat al zijn geld onaan geroerd bleef, maakt het onderzoek voor ons nog moeilijker." „Waarom?" vroeg de heer Raven. „Omdat daardoor bewezen wordt, mijnheer," antwoordde de Inspecteur, „dat de 'moordenaar, wie het ook ge weest mag zijn, geld genoeg bezat, en iaarom weinig moeite gehad zal heb- 6en, om snel te ontsnappen. Het is waarschijnlijk dat hij 'n vroege ochtend trein naar het noorden of zuiden heeft genomen, en op dit oogenblik reeds honderden, mijlen van hier verwijderd is. Maar wij moeten in elk geval ons best doen en we zullen maar ter- Stond aan het werk gaan." De heer Raven Het blijkbaar op gelucht en dankbaar alles aan de politie over. Hij verliet de plaats van den moord, terwijl hij de beide genees- heeren en den inspecteur uitnoodigde «m.hem te vergezellen, teneinde, zoo als hij het noemde, een noodzakelijke rerfrlssching te gebruiken. Een zijner dienaren gaf. hij den last om dezelfde zorg te dragen voor de andere politie mannen. Ik liet hem en zijn gasten in ie ontbijtzaal, sloeg de uitnoodiging van Cazalette om zijn fotografischen arbeid gade te slaan, af en wendde mij naar de groote hal en vond daar me juffrouw Raven. Ik was blij, haar alleen aan te treffen alleen haar te zien, in haar frissche jeugd, was reeds een ver ademing na het afschuwelijke drama waarin ik zelf een rol had gespeeld. Waarschijnlijk zag zij iets van mijn gedachten op mijn gelaat, want zij wendde zich tot mij met een uitdruk king van sympathie op haar gelaat. „Welk een ongelukkig begin van uw bezoek bij ons," zeide zij. Veroor zaakte het u geen zwaren schok, dien armen kerel te vinden zoo onver- wachf!" „Het was inderdaad niet bepaald een aangename gewaarwording," ant woordde ik. „Maar ik was toch niet zoo geschokt als u wel denken zou." „Waarom niet vroeg zij. „Omdat ik kan het niet zoogoed uitleggen gisteren voelde ik reeds, ést de man gevaar liep, omdat hij zoo dwaas was, zijn goud zoo openlijk te toonen als hij het deed," antwoordde .ik. „Toen ik hem dan ook vond, dacht ik terstond dat hij om zijn geld ver moord was." „En dat was toch niet het geval telde zij. „Ge zegt immers dat alles nog op hem gevonden werd. Wat een bui tengewoon geheimzinnige ge schiedenis! Is er geen enkele oplosssing Ik veron derstel, dat hij toch werkelijk vermoord is door den man waarover in de her berg gesproken werd Denkt u dat tij elkaar ontmoet hebben „Om u de waarheid te zeggen," ant woordde ik, „op 't oogenblik weet ik eigenlijk niet. wat ervan te denken behalve dan dat dit voorval slechts een enkele schakel is in een keten van geheimzinnige gebeurtenissen. Wij zul len er wel meer van hooren In dien tusschentij d zou ik gaarne willen dat dunkt mij een vrij wat aangenamer bezigheid dat u mij het huis eens liet zien. De heer Raven is druk bezig met den inspecteur en de beide dokters, en ik ben benieuwd naar den omvang van mijn arbeidsveld." Zij nam dat voorstel dadelijk aan, en wij begonnen de verzamelingen van den overleden bezitter van Ravensdene Court te bezichtigen. Zooals zijn op volger mij in zijn eersten brief terecht geschreven had, was de heer John Christopher Raven, ofschoon blijkbaar een groot verzamelaar, zee? zeker geen vriend van orde en systeem geweest, behalve wat de bibliotheek betreft. Daar waren zijn meest kostbare schat ten ordelijk opgeborgen in hooge, afgesloten kasten, maar overigens wa ren al zijn bezittingen overal door het groote huis hier en daar opeengeh opt de noordelijke vleugel was een roir.» meihuis en hij scheen alles, boeken, geschriften en manuscripten, maar te hebben neergelegd waar hij ze kwijt kon. Het was voor mij als deskundige ter stond duidelijk, dat het grootste deel van deze kostbare bezittingen zelfs nog nooit was nagezien. Voordat juffrouw Raven en ik een uur had den besteed aan het gaan van de eene kamer naar de andere, was ik tot twee definitieve conclusies gekomende eerste, dat de verzameling boeken en papieren die de overledene had bijeen gebracht vrijwel de grootste was die ik ooit gezien had, en dat er zich veel van groote waarde, maar ook waardelooze prullen in bevonden en de tweede, dat het mij veel tij d zou kosten om een werkelijk zorgvuldig en nauwkeurig onderzoek in te stellen. En nóg meer tijd om alles behoorlijk te rangschikken. Het was duidelijk dat ik een zakelijk onderhoud met den heer Raven moest hebben om van hem te hooren wat eigenlijk zijn gedachte was met be trekking tot het in behoorlijke orde brengen van de geweldige bibliotheek. Ten laatste voegde de heer Raven zich bij ons in een van de meest met aller hande voorwerpen gevulde kamers. Bij hem bevond zich ook dokter Lorri- more van wien hij mij verteld had dat hij in de nabijheid van Ravensdene Court woonde. Hij stelde hem voor aan zijn nicht, met naar ik dacht moeilijk verborgen genoegen, en daarna aan mij, met de opmerking, dat wij elkaar reeds in een andere omgeving hadden ont moet en wij ons thans in een vrij wat aangenamere konden verzamelen „Dokter Lorrimore," ging hij voort, van mij naar zijn nicht en toen naar den dokter ziende met een glimlach die blijkbaar de bedoeling had om ons met elkander op vriendschappelijken voet te brengen, „Dr. Lorrimore en ik hebben een lang gesprek gevoerd. Het is gebleken dat hij langen tijd in Indië is geweestwij zijn dus in dubbel op zicht landgenooten „Wat prettig, voor u ,oom Francis," zeide mejuffrouw Raven. „Ik denk dat ge u- wel doodelijk verveeld zou hebben zonder iemand met wien u praten kunt over uw leven in Indië. Nu zal dokter Lorrimore zich wel over u ontfermen. Is u lang in Indië ge weest, dokter „Twaalf jaar," antwoordde de ge vraagde. „Ik ben een jaar geleden weer naar Engeland gekomen." „Dat ge u in deze wildernis hebt kunnen begravenmeende iuf- frouw Raven. „Lijkt het u hier nu niet alles van de wereld afgesloten, na dat geheel andere leven in Indië Dokter Lorrimore keek naar den heer Raven en glimlachte veelbetee- kenend, waarbij hij een dubbele rij prachtig witte tanden liet zien. Hij was een hooggebouwd man met een goed uiterlijk, had donkere oogen en haar, een baard en een knevel. Ofschoon hij op het oog nog geen veertig jaar scheen te zijn, vertoonden zich toch aan zijn slapen reeds enkele grijze haren. Hij was een man die onwillekeurig de aan dacht trok, dacht ik bij mijzelven, en blijkbaaar droeg hij de meest nauw lettende zorg voor zijn uiterlijk. Echter kon ik niet nalaten bij mijzelf op te merken dat zijn zwarte jas van keurige snit, zijn smetteloos wit linnen en fijne schoenen meer geschikt leken te zijn voor de een of an.dere deftige dokters spreekkamer in een der voorname Lon- densche wijken dan voor de boerderijen en hutten van Northumberland, waar in hij toch ongetwijfeld zijn arbeid te zoeken had. Hij wendde den glimlachenden blik van den heer Raven naar diens nicht. „Integendeel, juffrouw," zeide hij op kalmen, bijna schertsenden toon, „het lijkt mij veei vroolijker Ik was in een gedeelte van Indië waar men lan ge afstanden moest afleggen om eens 'n blanken patiënt te zien en om de rest bekommert men zich niet. Toen ik in het vaderland terugkeerde, heb ik hier deze practijk gekocht, wetend, dat het er een was die mij wei nig tijd zou kosten, waardoor ik in staat zou zijn om mij bijna geheel te wijden aan verschillende wetenschap pelijke proefnemingen waarin fk het grootste belang stel. Neen, mejuffrouw0, ik gevoel mij in het geheel niet afge zonderd van de wereld, dat kan ik u verzekeren." „Hij heeft mij beloofd, den tijd dien hij missen kan, bij mij door te brengen, als hij gezelschap behoeft," zeide de heer Raven. „Wij zullen overvloed van stof hebben om te bepraten." „Donkere geheimen uit een duister land I" merkte dokter Lorrimore op, met een verlegen blik op juffrouw Raven. Daarna, de dringende uit noodiging van den heer Raven om bij hem te blijven lunchen afslaand, ging hij heen, en mijn gastheer, zijn nicht en ikzelf zetten ons onderzoek voort. Dat nam den tijd tot aan den lunch in beslag, vormde 'een overvloedige stof tot praten, en hield de herinnering van het drama dat dien morgen, had plaats gehad, uit onze gedachten. De heer Cazalette verscheen niet aan den lunchik hoorde mejuffrouw Raven aan een der bedienden naar hem vragen en den man antwoorden dat hij zoo juist de soep bovengebracht had en dat de oude heer niets anders ver langde. Ik zag hem niet terug voor laat in den namiddag toen hij, terwijl de anderen zich rond de theetafel in de hal vóór een vroolijk vuurtje had den verzameld, plotseling kwam opda gen, een glimlach van grimmige vol doening op zijn vreemd, oud gezicht. Hij nam als naar gewoonte een kop thee met een droge beschuit en zette zich zwijgend neer. Ik werd nieuws gierig en vroeg „Wel, mijnheer Caza lette, hebt u succes gehad met uw foto grafisch onderzoek „Ja, mijnheer Cazalette," viel me juffrouw Raven in, wie ik verteld had van de belangstelling die de oude man getoond had voor de krassen op het deksel van de tabaksdoos. „Wij zijn brandend nieuwsgierig om te weten of u iets ontdekt hebt." Hij wierp ons over den rand van het theekopje een veelzeggenden blik toe. „Ach ja," zeide hij. „Die jongelui zijn ook altijd nieuwsgierig. Maar ik vertei u toch niet wat ik ontdekt heb, en evenmin hoever mijn onderzoek zich heeft uitgestrekt U moet dus nog wat langer branden van nieuwsgierig heid, juffrouw, en misschien zal ik u als het op z'n ergst is, ervan verlos sen door het verrassende nieuws van mijn groote ohtdekking." Cazalette was bij «Jeze laatste woor den in zijn Schotsch dialect vervallen ik wist dat hij dan altijd :n vollen ernst sprak en zijn schertsenden toon slechts geveinsd was. Het was duidelijk, dat wij op dat oogenblik niets van hem zou den hooren. De heer Raven probeerde nog eens op 'n andere manier om iets uit hem té krijgen. „Denkt u werkelijk' dat dieteekens op het deksel van de tabaksdoos met opzet daarop zijn aangebracht vroeg hij. Denkt u dat er een bedoeling achter steekt „Ik kan op het oogenblik nog niets zeggen," antwoordde de oude man. „Het onderzoek is nog niet afgeloopen en ik heb daarom nog geen zekerheid. Maar dit kan fk toch wel reeds zeggen dit is geen gewone moord I" Juffrouw Raven huiverde. „Ik hoop dat de moordenaar niet hier in de omgeving rondzwerft," zeide zij. Cazalette schudde ontkennend het hoofd. „Daar behoeft ge niet bevreesd voor te zijn, lieve," antwoordde hij. „De man die Salter Qrick vermoord de heeft gezorgd dat er een afstand van vele mijlen tusschen hemzelf en zijn slachtoffer was, lang voordat onze vriend Middlebrook zijn merkwaardige ontdekking deed." „Kom, hoe weet u dat, mijnheer Cazalette vroeg ik, nog een weinig ongerust, ondanks den beslisten tooi waarop de oude heer gesproken had. „Gist u dat maar „Neen antwoordde hij. „Dat is gevolgtrekken - en logica. Ge weet dat ik van een natuur ben die vol is van deze beide bewonderenswaar digeeigenschap- pen, Middlebrook." Het klonk in den mond van dezen tachtigjarigen, scherpzinnigen grijsaard niet verwaand Hij ging zonder verder nog iets te zeggen heen, even stU als hij gekomen was. Toen ik ook eenige minuten later mij naar de bibliotheek begaf om eenige voorbereidende maatregelen te treffen voor mijn arbeid, begon ik weer na te denken over de eerste gebeurtenissen van dien morgen, en ik vroeg mijzelf eenigszins twijfelend, af of ikCazaletU geen uitleg moest vragen van zijn vreemd gedrag dien morgen bij de haag. Hij had stellig een stukje met bloed besmeurd linnen voor eenige uren in die haag verborgen. Waarom Had dat iets te maken met de misdaad aan 't strand Had hij het opgeraapt toen hij naar zee ging Om zijn bad te nemen Waarom was hij daarover zoo 'geheim zinnig En waarom, als het iets van belang was, had hij het niet meegeno men naar zijn eigen kamer, in plaats van het in de haag te verbergen, ter wijl hij blijkbaar naar huis terugging om zijn toilet te maken De omstan digheid was ongewoon om geen andere uitdrukking te gebruiken Bij nadere overweging besloot ik evenwel, te zwijgen en mijn tijd af te wachten. Tenslotte was het zeer goed mogelijk, dat Cazalette zijn voet aan een scherpen steen verwond, zijn zak doek gebruikt om het bloed te stelpen, deze weggeworpen had in de haag, en daarna uit zuinigheidsoverweging was teruggekeerd om het voorwerp terug te halen. Nóg eens, hij mocht in het be zit zijn van een sleutel van het geheim, die zijn tabaksdoos-onderzoek hem wellicht verschaft had maar fn élk geval was het 't beste hem kalm zijn gang te laten gaan. Hij bad eSn buiten gewone belangstelling getoond voor den moord op Salter Q.;ick, en ik had uit zijn gedrag en zijn opmerkingen opgemaakt dat het onderzoeken van misdaden een geheel bizondere beko ring voor hem had. Ik besloot daarom hem te laten begaaner zou wel iets goeds uit voorkomen. Eén ding was absolupt zeker en de oude man had dat terstond begrepen het was geen gewone moord Toen de invallende schemering mij het verder werken in de bibliotheek belette, en omdat ik geen lust had, den arbeid bij kunstlicht voort te zet ten. begaf Ik mij naar bulten om een wandeling te maken. De geheimzinnige aantrekkingskracht die in zulke geval len bijna op iedereen haar invloed doet gelden, bracht mij zonder dat Ik mij er eigenlijk van bewust was, naar de plaats van de misdaad. Het was dien morgen vloed geweest, en nu kwaip ze juist weer op de baai met haar massa's kale rotsen en groote plekken zeewier, bood in de schemering een donkeren en verlaten aanblik. Toch was er leven twee mannen stonden dicht bij de plek waar Ik het lijk van den zeema gevonden had. Ik ging op hen toe en herkende in een van hen Claigue, den waard uit de her berg „Zeeman's Vreugde". Hij herken de mij terstond, en tikte aa-n zijn hoed met sen eenigszins vertrouwelijk ge baar. „Het is dus wel gegaan zooals ik gedacht haa, mijnheer,zeide nij zon der inleiding. „Ik heb hem gewaar schuwd, maar hij wilde niet luisteren U hebt het zelf gehoord Welk ver standig man draagt nu op zulk een manier zooveel goud bij zich, en laat het dan nog aan iedereen zien I Het was alsof hij er om vroeg, beroofd te worden I" „Het geld, zijn horloge en alle andere voorwerpen van waarde werden echter op het lijk gevonden," antwoordde ik. „Hij is dus niet Vermoord om zijn geld." Claigue uitte een scherpen kreet. Mijn mededeeeling verbaasde hem blijk baar ten zeerste, „Had dat nog niet gehoord?" vroeg ik. „Neen," antwoordde hij. „Neen, dat feeb Ik niet gehoord, mijnheer. Lieve deugd I Neen, wij hebben alleen ge hoord dat hij hier vanmorgen in de vroegte vermoord gevonden is. Ik dacht natuurlijk dadelijk dat het om eijn geld te doen was, dat hij het in de ien of andere herberg weer had laten zien en door een schurk tot hier was /evolgd. Lieve deugdDat maakt de zaak heel anders. Wat zou er din achter zitten denkt u, mijnheer ,jp „Ik weet het niet," antwoordde ik. „Het geheele geval is tot dusver nog een diep geheim. Maar u, die hier in den omtrek goed bekend zijt, kunt zen aannemelijke veronderstelling op peren. De dokters zijn van meening dat hij vermoord is hier gister avond, en dat zijn lijk waarschijnlijk vanaf gisteravond acht of negen uur gelegen heeft. Maar wat zou hij hier op deze eenzame plek hebben moeten doen Hij ging toch landwaarts toen hij uw huis verliet." De man die zich bi] Claigue bevond, gaf een uitlegging. Er was, zeide hij, een dorp aan de kust verderop in de bergen, en langs de baai was de kortste weg daarheen. „Ja," zeide ik, „maar daaruft zou volgen, dat hij met de ligging van het land bekend was. En naar zijn zeggen was hij hier in de omgeving volslagen vreemd." „Jawel," viel Claigue in, „maar hij was niet alleen, toen hij hier kwam- mijnheer Hij heeft ergens iemand ont moet die hem hier gebracht heeft en die hem dood achterlaten heeft. Wie was. dat Er viel op deze vraag geen antwoord te geven, en wij scheidden na een kor ten groetde beide mannen gingen terug naar de herberg, 'ik naar Ravens dene Court. Het was toen reeds duister, en het groote huis was hel verlicht ik trad de hal binnen en zag den heer Raven, Cazalette en den politie-lnspec- teur in ernstig gesprek bij den haard staan. Raven wenkte mij, naderbij te komen. „Hier is zeer buitengewoon nieuws uit Devonport, het plaatsje waar Quick vandaan kwam," zeide hij. „De in specteur heeft dezeh morgen de poli tie in Devonport getelegrafeerd en gevraagd om zich met Quick's broeder (n verbinding te stellen. U weet, dat diens naam op het lijk gevonden werd. Dezen middag ontving de inspecteur een telegram uit Devonport lees maar Hij wendde zich tot den inspecteur, die mij zwijgend de depêche overhan digde. Het luidde als volgt: „Noah Quick werd hedenmorgen vroeg op een zeer eenzame plek aan den oever van de rivier bij Saltash vermoord gevonden. Van den moor denaar tot dusver geen spoor." ZESDE HOOFDSTUK. Een geheimzinnige Diefstal. Met een blik, die de gezichten der drie mannen tegelijk omvatte, gaf ik het telegram aan den inspecteur terug. Het was duidelijk dat zij dezelfde ge dachten hadden als ik. De inspecteur bracht die gedachten onder woorden. „Dit," zeide hij, met den vinger op het dunne papiertje tikkend, „dit werpt een weinig licht op het geheim zinnige drama van hedenmorgen. Dat is geen gewone misdaad hëeren Als twee broeders op denzelfden avond od gUtw -J-«» mijlen v»o eiKaar verwijderd riggen, vermoord gevonden worden, dan heeft dat stellig iets ongewoons te beteekenen. Er moet bepaald iemand zijn die er belang bij heeft om zich van de beide mannen te ontdoen 1" „Werd de naam Noah Quick niet vermeld in een papier dat op Salter Quick gevonden werd 7' vroeg ik. „Ja, op een enveloppe," antwoordde de inspecteur. „Die hebben wij na tuurlijk. De man is eigenaar van de herberg „Admiraal Parker", Haulaway Street, Devonport, meen ik. Ik heb aan de politle-autoriteiten van Devon port getelegrafeerd dat Salter Quick hier vermoord gevonden is en hen in dat telegram ook verzocht om zich ter stond met Noah Quick, Salter's broe der, In verbinding te stellen. Het ant woord dat Ik dezen middag ontving is., dit „De oplossing van het geheim zal in Devonport te vinden zijn,'" merkte Cazalette plotseling op. „DAAr zult u verder moeten gaan zoeken „Hier hebben wij in elk geval niets ontdekt," antwoordde de inspecteur. „Zoodra ik dezen morgen op het po litiebureau was teruggekeerd, heb ik mijn beste mannen aan het werk gezet, maar tot op het oogenblik dat ik hier kwam om u dat telegram te laten zien, mijnheer Raven, zijn we geen stap ver der gekomen. Het is een vreemd geval, maar wij hebben niemand ontmoet die dezen man gezien heeft nadat hij u verlaten had, mijnheer Middlebrook. U zei dat hij landwaarts gegaan was, In de richting van Denwlck, tóen hij uit de herberg van Claigue kwam. Mijn mannen hebben in elk dorp en op elke boerderij In een kring van twaalf mijlen navraag en onderzoek gedaan, en wij hebben geen woord over hem gehoord. Waar is hij heen gegaan En wien is hij tegengekomen „Dat is nogal duidelijk, zou Ik zeg gen," antwoordde fk. „Hij ontmoette den man waarvan hij in de herberg had hooren spreken - den man die even als hijzelf, inlichtingen vroeg omtrent een oud kerkhof waarop iemand of personen van den naam Netherfield begraven liggen." „Wij hebben alles daarover gehoord van den man die het hem vertelde J lm Gelthwaite, den schapenhoeder," antwoordde de inspecteur. „Hij heeft ons zijn ontmoeting verteld met dien man, enkele dagen geleden. Wij kunnen echter op dat punt geen verdere Inlich tingen bekomen.Niemand anders schijnt dien man gezien te hebben, evenmin als men Salter Quick gezien heeft 1" „Ik veronderstel dat er hier langs de kust wel plaatsen zijn waar een man zich zou kunnen verbergen 7" vroeg ik. „Holen viel Cazalette ln. „Het ls mogelijk," gaf de inspecteur toe. „Ik zal natuurlijk de kust laten afzoeken." „Dat kunt u doen, maar ge zult nu niets vinden," verzekerde Cazalette. „De man waarvan Jim de herder ver telde, mag zich wellicht hier of daar in een hol verborgen gehouden hebben totdat hij de misdaad bedreven had maar toen dat eenmaal gebeurd was, heeft hij zich stellig uit de voeten ge maakt De spoorweg is dichtbij, en er gaan 's-morgens reeds vroeg treinen, zoowel in noordelijke als in zuidelijke richting." „Wij hebben het personeel van al de stations in de buurt ondervraagd," merkte de inspecteur op. „Zij konden ons niets zeggen. Het wil mij toeschij nen," ging hij voort, zich naar den heer Raven wendend en een zijdelingschen op Cazalette werpend, „dat deze heer den spijker op zijn kop heeft geslagen toen hij zeide dat wij ons naar Devo- port moeten wenden voor inlichtingen ik ben tot de slotsom gekomen dat de geheele zaak van daaruit moet zijn ineengezet." J uisthernam Cazalette. „U zult meer hooren van Salter Quick als u inlichtingen krijgt over zijn broeder. En het is een zeer ingewikkeld geheim dat u zult hebben op te lossen „Ik heb reeds naar Devonport gete legrafeerd om nauwkeurige bizonder- heden omtrent den moord op Noah Quick en diens leven daar," antwoord- «u» A*. tnsoecieur. —Onoeiwiifeld zal ik 1 morgen fftj ae gerechtelijke lijkschou wing wel antwoord hebben." Ik weet niet meer of hij deze bi- zonderheden ontvangen had toen wij, de heeren.Raven en Cazalette, de op zichter Tarver en ikzelf, den volgenden morgen door het park wandelden naar de kleine herberg waarheen het lijk van Salter Quick was vervoerd, en waar de coroner de lijkschouwing zou houden. Ik herinner mij evenwel dat er dien morgen niets belangrijks plaats had, behalve de officieele opening van het gerechtelijk onderzoek en dat er een telegram was ingekomen van de politie te Devonport waarin werd me degedeeld dat men niet had kunnen ontdekken of de beide broeders met elkander ln nauwe relatie hadden ge staan niemand scheen er iets van te weten. Alles tezamen genomen kon ik zeggen dat er dien dag niets aan het licht kwam dat wij niet reeds wisten en voor zoover ik mij verder herinneren kan, kwam er in den eersten tijd in geen der beide misdaden eenige op heldering. Ik was echter zóó belangstel lend voor al die geheimzinnigheid ge worden dat ik zorgvuldig eiken regel die omtrent de moorden in de couran ten verscheen, verzamelde en in een boek plakte in volgorde der data. Daar door ben ik nu in staat om een vrij nauwkeurg relaas te geven van alles wat omtrent de broeders Salter en Noah Quick bekend was tot op den dag waarop zij beiden vermoord werden. Tegen het einde van het jaar 1910 kwam Noah Quick te Devonport. Nie mand wist waar hij vandaan kwam, maar hij was blijkbaar in het bezit van veel geld en kreeg vergunning tot het houden van een herberg, genaamd Admiraal Parker, in een der achter buurten van Devonport gelegen. Het was een flinke herberg die vooral door zeelieden veel bezocht werd. Noah Quick was een man van middelbaren leeftijd, van een Ineengedrongen, maar krachtige gestalte, bescheiden en zwijg zaam, en zeer ordelijk op zijn zaken. Hij was een eenvoudig, bedaard man en zeer strikt in geldzakensteeds vrijgezel gebleven zijnde, hield hij een reeds bejaarde huishoudster en eenige bedienden. Zijn huishouden werd bi zonder goed bestuurd, en ook hi de herberg heerschte dezelfde orde en re gel bij het onderzoek verklaarde de politie dat zij er nooit voor wanorde lijkheden behoefde op te treden, omdat Noah die toch met lieden van vrij ruw allooi te maken had, uitnemend de kunst verstond om alles ordelijk en kalm te houden. Het scheen den man in de herberg naar den vleesche te gaan, toen in Februari 1921 zijn broeder Sal ter in Devonport opdaagde. Niemand wist iets van Salter Quick, behalve dan dat hij, naar men zeide, van Wapping of Rotherhithe, of er gens uit de buurt van de Thame?- oevers gekomen was. Hij geleek in uiterlijk en karakter veel op zijn broe der Noah, maar hij was gezelliger van aard en meer praatlustig. Hij vestigde zich in de „Admiraal Parker", en het scheen dat hij en Noah het zeer goed met elkaar konden vinden zij gingen zelfs op hartelijke wijze met elkander om. Zij werden dikwijls samen gezien in Devonport en Plymouth, maar zij die hen het best kenden in dezen tijd, merkten op dat zij nooit bezoeken aflegden aan of ontvingen van vrien den of bloedverwanten. En iemand die bij het gerechtelijk onderzoek van den moord op Noah Quick, getuigde, zeide zich te herinneren dat Salter hem in een vertrouwelijke bui verteld had, dat hij en Noah weezen waren en geen enkele bloedverwant in de wereld had den. Volgens alles wat in de couranten bekend gemaakt werd gingen de zaken in de „Admiraal Parker" geheel naar wensch van den eigenaar, tot den 5en Maart 1921, drie dagen voor ik LonJ den verliet om mij naar Ravensdene Court te begeven. Op dien datum in casseerde Salter Quick die bij een bank in Plymouth geld had stlan, een chèque van zestig pond sterling. Dat gebeurde 's morgens, en tegen den middag ping hij heen, tot de dienstbode van de he berg zeggend dat hij eerst naar Lond.n en later naar bot noorden zou gaan. Noah vergezelde hem naar het station voor zoover men zich kon herinneren droeg Salter Quick geen bagage, zelfs geen handtasch. Na zijn vertrek gingen de zaken in de herberg zijn gewonen gang. Niemand van de bedienden kon zich herinneren, dat de herberg nadien door lieden van verdacht allooi wa» bezocht, noch dat de waard eenig blijk gegeven bad, buitengewone zorg of be langrijke zaken te hebben. Alles ging zooals het moest, toen ln den avond van den 9den Maart (denzelfden dag) waarop ik Salter Quick ontmoette aan de kust van Northumberland), Noah Quick tot zijn hulshoudster zei de, dat hij voor zaken naar Saltash moest en tegen sluitingstijd terug zou zijn. Hij ging omstreeks zeve uur heen, maar was op het afgesproken uur nog niet terug.v Een van zijn mannen bleef tot middernacht op hem wachten, maar ook toen was hij nog niet terug. Niemand van zijn personeel hoorde meer Iets Yan hem, totdat den volgen den morgen even na het ontbijt de politie in de herberg verscheen en hen vertelde dat het lijk van hun meester op een eenzame plaats aan den oever eener rivier een weinig ten noorden van Saltash gevonden, en dat Noah Quick ongetwijfeld" vermoord was. Er waren verschillende punten van overeenkomst tusschen de belde moor den. De gangen van beide mannen waren na te gaan tot op een bepaald oogenblik daarna kon niets meer om trent hun doen en laten worden vast gesteld. Noah Quick Was tusschen Keyham en Saltash met de veerpont de rivier overgestoken en even beneden de brug die Devon en Cornwall ver bindt aan land gestapt. Het was toen reeds bijna donker, maar verschillende mannen die hem goed kenden hadden hem toen nog gezien en gesproken. Hij was ook nog gezien op den straatweg naar het oude dorpje daar ging hij een van de herbergen binnen, dronk aan de toonbank een glas whiskey, wisselde enkele woorden met eenige bezoekers en verliet kort daarna de herberg, terwijl hij een blik op zijn hor loge wierp. Niemand had hem nadien nog levend gezien. Zijn lijk werd den volgenden morgen gevonden op een verlaten plek aan een kleine inham van de zee, door een vfsscher even als Salter was hij van achter gestoken, op vrijwel dezelfde wijze. En evenals bij Salter was het doel van den moor denaar niet geweest, den man te beroo ven. Noah Quick had geld bij zich toen hij gevonden werd goud en zilver, en hij droeg ook een gouden horloge met ketting en een met diamanten bezetten ring. Al deze kostbaarheden waren onaangeroerd, alsof de moorde naar er niet ln het minst acht op had geslagen. Er was echter nog een ander punt van overeenkomst tusschen de beide misdadende zakken van Noah Quick waren open en binnenstbuiten gekeerd het linnen van zijn vest wa? opengesneden en losgerukt, en al zijn kieeren vertoonden dezelfde sp ren van een nauwlettend onderzoek. Dicht bij het lijk lag de hoed dien de ver moorde gedragen had de voering was er uit gerukt. Dit, overeenkomend met alles wa,t door getuigen bij het gerechtelijk on derzoek was gezegd en de feiten die de politie had kunnen constateeren, was alles wat aan den dag kwam be treffende de twee moorden. Er vas niet het geringste spoor dat in een der beide gevallen tot een oplossing leiden kon. Niemand kon zeggen wat er van Salter Quick geworden was, nadat hij mij buiten voor de herberg „Zeeman'? Vreugde" had verlaten, en niemand wist waarheen Noah Quick gegaan was toen hij uit de herberg te Saltash kwam en in de duisternis verdween. Bij elk onderzoek werd in het proces verbaal 'vermeld dat „door een onbe kend persoon of onbekende personen moord met voorbedachten radege pleegd was op de beide broeders, d» gewone gemeenplaatsen voor geheim zinnigheid en dergelijke waren eraan toegevoegd, en daarbij bleef het, (Wordt voortg*c«U

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7