tl Utllt
3§-' I
ttfïtj
te
O ÜSi
O
cr cc"
!l o
y
p>
s
F
(O
ss
<1
Sis
&H
r
g?
O
*-> L lo
SE O
tr- CD
O
dam.
DIE
vertr
n
K>
r
to
z
n>
K'
"TT7T
.-» d
c?
3
to
K
O
Z
SO
rv
g
o O
C/5
H
e.w
cps
C/J
p
<J
c
t3
P
SO
O
fü
p-
—zr~
ÏT
K'
3. m
n c
cc g
S O
P
E
25
3
J
£3
i. i
CE
OP t=
a> o? P
P »E
g, Cr trr
- 3! r-
<*D
ft>
[8
X
25
<1
o
o
•1
B
p
p
a
to
CD
cr
O
a
n
t*r
o
a
s-s g£-
ff S-lftS
B ft g 3- &- co
S-P g
«S o
CB S
gë Ü.-2,
S 3 8-5?
O,O
Q *0
w3 o
§®S8gf§
ïo^ fcS"
stemmend. „Ik kan mij iedereen ner- leeftijd zeer merswaardig mensch, en
inneren van degenen die bij het onder- de gast van den heer Raven. Wat nu
zoek om de tafel zaten toen deze betreft hqt geheimhouden van een
dingen daarop waren uitgestald," eventueel resultaat zijner fotografische
merkte hij vertrouwelijk op. „Er waren onderzoekingen, wel, ik denk dat nie-
twee of drie autoriteiten, verder onze mand dat beter zou kunnen dan hij 1"
dokter en dokter Lorrimore. Twee of „Juist, dat dacht ik," mompelde de
irie heeren van het platteland allen inspecteur. „Toch zou ik gaarne willen
raadsleden en mij welbekend. Aan den dat hij ons vertelde of hij iets ontdekt
voet van de tafel zaten eenige journa- heeft. Ik denk echter dat hij zich wel
listenook hen kende ik zeer goed. niet haasten zal
Nu vraag ik u wie uit dat groepje „Precies," zeide ik. „Dat doen men-
zou er toe gekomen zijn om deze ta- schen als Cazalette ongetwijfeld niet.
baksdoos te stelen want daar komt Door menschen van zijn eigenaardig
het toch op neer? Iets dat nauwelijks temperament wordt „tijd" op een iet
genoemd is tijdens het onderzoek!" wat andere wijze beschouwd dan waar-
„Hm, ik weet het niet," merkte ik op wij jongere lui dat gewoonlijk doen.
op. „Maar u vergeet één ding, inspec- Na zulk een lang leven te hebben
teur. Dat is verzamelwoede afgelegd willen zij zich niet meer haas-
Hij keek mij aan met een blik die ten. U zult zeker wel nasporingen doen
duidelijk deed blijken, dat hij mij niet naar die tabaksdoos Tusschen twee
begreep, en ik zag dat" ook juffrouw haakjes, als het .nminste geen be-
Raven mijn bedoeling niet vatte. roepsgeheim is, hebt.u nog iets gehoord
„Er zijn sommige menschen," ven- over de moord te Saltash
yolgde ik, „die een hevig, bijna ziekelijk „Men heeft ook daar niets meer
verlangen hebben om zaken die be- kunnen ontdekken," antwoordde hij
hoord hebben aan misdadigers of ver- hoofdschuddend. „Dat is een even on-
band houden met misdaden, te verza- oplosbaar raadsel als hier
melen en te bezitten. Ik ken iemand die „Wat denkt u van de beide moor
een geheele kamer gevuld en volge- den vroeg ik, meer on. juffrouw
propt heeft met zulke dingen, en hij Raven aangenaam te zijn, dan voor
was gr zeer trotsch op, de bezitter mijzelf, omdat ik wist dat zij nieuws
te zijn van een fluit die aan Charles gierig was ten opzichte van den dub-
Peace had toebehoordeen beurs die beien moord. „Hebt u reeds eenige
op Franz Muller gevonden waseen conclusie kunnen trekken
rijzweep die het eigendom geweest was „Ik heb er veel over nadegacht,"
van Dick Turpin, én dergelijke zaken antwoordde hij. „Het komt mij waar-
mèer. Hoe weet u,dat er onder de man- schijnlijk voor, dat de beide broeders,
nen, die tijdens het onderzoek omtrent Salter en Noah Quick, mannen waren
den moord op Salter Quick om de met wat men gewoonlijk noemt een
tafel zaten, niet een was die aan de- veelbewogen verleden, en dat zich
zelfde manie leed en daarom de tabaks- daarin ook het een of ander geheim
doos ontvreemdde om ze te bewaren heeft afgespeeld misschien met
als een herinnering aan het drama van geldzaken verband houdend. Ik denk
Ravensdene Court dat ten slotte in hun laatste levens-
„Dat weet ik natuurlijk niet," ant- dagen vroegere bondgenooten hen op
woordde hij. „Maar ik acht het toch het spoor gekomen zijn en gevolgd
niet waarschijnlijk; ik ken hen bijna hebben of hoe u het noemen wilt, en
allen en geloof dat zij voor zooiets dat deze hen eindelijk hebben ver-
teveel gezond verstand bezitten." moord in de verwachting,' daardoor
„In elk geval, het ding is weg," gemakkelijk in het bezit te kunnen
besloot ik. „En neem mij niet kwalijk komen van papieren, geld of wat dan
dat ik het zeg, maar u is bij die ver- ook. En wat ik dan nog gaarne zou
dwijning toch eenigszins betrokken." willen w^ten, is wel dit„Waarom
„Dat ben ik ongetwijfeld," gaf hij kwam Salter Quick juist hier, in dit
terstond en royaal toe. „Ik zal u gedeelte van Northumberland
ook zeggen waarom. -Het is juist omdat „Naar hij zeide, om te zoeken naar
er bij het gerechtelijk onderzoek weinig graven van ovërleden familie zijner
aandacht aan die doos werd geschon- moeder, de Netherfields," antwoordde
ken. Voor zoover ik mij herinneren ik.
kan werd ze alleen opgesomd onder „O I" riep de inspecteur op bijna
de voorwerpen die op het lijk van Salter zegevierenden toon uit, „dat weet ik
Quick werden gevonden, en daaronder wel, maar ik heb in die richting het
waren heel .wat belangrijker zakenmeest zorgvuldige onderzoek doen
zijn geld, horloge, en ketting, enzoo- instellen. Die naam is niet te vinden
voorts. Maar iemand en iemand die op een der. kerkhoven van deze streek,
bij het onderzoek tegenwoordig was en evenmin in de doopregisters van de
achtte die eenvoudige tabaksdoos van parochiëi? tusschen Alnmouth Bay en
zooveel beteekenis, dat hij het de rrioei- Fenham Flats en dat is een zeer uit
te en het risico yraard vond om ze te gestrekt land Terstond nadat u mij
ontvreemden. Daarom had ik er beter van uw eerste ontmoeting met Salter
op moeten letten vanaf het oogenblik Quick had verteld, ben ik met dat
waarop de heer Cazalette mijn aan- onderzoek begonnen en. bij eiken gees-
dacht vestigde op die teekens aan de telijke in deze streek heb ik navraag
binnenzijde van het deksel." gedaan, maar de naam Netherfield is
„Is u er zeker van, dat de doos bij absoluut onbekend."
het onderzoek op de bewuste tafel „En toch," viel juffrouw Raven
lag vroeg ik. hier plotseling in, „het was niet Salter
„Volkomen zeker," antwoordde hij Quick alleen, die zocht naar de gra-
op stelligen toon, „want ik herinner ven van de familie Netherfield Er
mij zeer goed dat ik zélf de verschillen- was nog een ander man dl© hetzelfde
de voorwerpen op de tafel heb uitge- doel had."
staid. Toen het onderzoek was afgeloo- De inspecteur wierp een blik van
pen, heb ik den man dien u zooeven waardeering op haar.
hier gezien hebt, order gegeven om „Dat is het geheimzinnigste van de
alles bijeen te pakken en het pak te ver- geheele zaak riep 'hij uit. „U hebt
zegelen vóór hij het hier bracht. Neen. gelijk, juffrouw. Er was nog een
die tabaksdoos is opgenomen en gesto- andere man, die dezelfde inlichtingen
len, van die tafel I" vroeg. Wie was hij Waar is hij
„Dan steekt er ook stellig meer ach- Als ik de hand op hem kon leggen.."
ter deze moordzaak," meende ik. „U denkt dat u daarmede den moor-
„Blijkbaar," antwoordde hij. Daar- denaar van Salter Quick zult hebben
op keek hij twijfelend van mejuffrouw vroeg ik heftig.
Raven naar mij, en ging na een korte Tot mijn verwondering Tceek hij mij
pauze voort: „Ik veronderstel dat die met even scherpen blik aan als ik het
oude heer mijnheer Cazalette een hem deed en schudde het hoofd,
betrouwbaar mensch is Ik bedoel - „Daar ben ik in het geheel niet zoo
u denkt toch niet dat hij met zijn foto- zeker van, mijnheer Middlebrook,"
grafeeren iets ontdekt heeft, en dat antwoordde hij toen kalm. „In het ge-
geheim houdt heel niet zeker Maar ik denk wél, dat
„Juffrouw Ravan en ikzelf," ant- ik van hem eenige inlichtingen zou
woordde ik, „weten niets van demheer kunnen krijgen die ik maar al te gaarne
Cazalette, behalve dat hij een beroemd zou willen hebben."
'deskundige is op het gebied van oude Juffrouw Raven en ik stonden
munten en penningen, een voor zijn op om te vertrekken e.p de inspecteu-
vergezelde ons tot aan de deur van het geneugen gegrift werd. Den volgenden
politiebureau. Terwijl wij hem dank dag had ik buiten Alnwich zaken te
zegden voor zijn beleefde welwillend- doen op een paar boerderijen en
heid, kwam een man de straat af en dien dag ging ik verder naar het Noor-
hield dicht bij ons stil, een onderzoe- den, naar Embleton. Nu, toen ik het
kenden blik werpend op het gebouw was reeds donker langs den weg
waaruit wij zoo juist te voorschijn liep, ontmoette ik nabij Lesbury een
gekomen waren en op de nette, half- man met wien ik een eindweegs mede-
militaire uniform van onzen metgezel, ging. Toen ik te weten kwam dat hij
Toen wij ons tenslotte omwendden om uit die streek geboortig was, vroeg ik
heen te gaan, tikte hij aan zijn pet; hepn of hij ook wel eens gehoord had
„Neem mij niet kwalijk," zeide hij, van graven der familie Netherfield.
„is dit het politiebureau Dat zal dus wel de man geweest zijn
Er klonk iets in den toon van dezen die gezegd heeft, iemand te hebben ont
man, dat mij deed denken, dat hij hier moet die naar den naam Netherfield
met een bizonder, oogmerk gekomen vroeg. Wel, die man ben ik dus I"
was, en ik keek hem meer oplettend „Dus u vroegt alleen uit nieuws-
aan. Hij was kort, ineengedrongen, gierigheid naar dien naam 7" vroeg
had een rond gezicht en een eerlijken de inspecteur.
oogopslag. Niet bepaald een knap man,. „Dat wil zeggen, omdat ik den man
want hij had roodachtig haar en een in de herberg er naar hoorde vragen,"
baard van minstens een week, maar stemde Beeman toe. „Ik vroeg mijzelf
zijn openhartig gezicht en een zekere onwillekeurig af of het wellicht een
vastheid in zijn blik deden hem een familie was van veel invloed."
eerlijken kerel schijnen. Zijn kleeding „Hebt u den man waarvan u zegt
was ruw en hij zag er naar uit alsof hem bij Alnwich ontmoet te hebben,
hij op een boerderij gewerkt had. In nooit weergezien?" vroeg de inspec-
zijn rechterhand droeg hij een dikken teur. „En hebt u zélf niet met hem
stok van esschenhout. gesproken
„Jawel, goede vriend," antwoordde „Nooit heb ik hem teruggezien, en ik
de inspecteur. „Wat wenscht u heb geen woord met hem gewisseld,"
De man keek op naar den inspecteur antwoordde Beeman. „Hij dronk een
met een blik die ontegenzeggelijk vroo- paar glazen rum en ging toen heen.
lijk genoemd moest worden. Iets scheen Maar ik geloof stellig dat het de man
hem bizonder te vermaken. was die aan de kust vermoord gevonden
„U zult mij wel niet kennen," ant- werd."
woordde hij. „Mijn naam is Beeman, „En waar bent u zelf gebleven sedert
James Beeman. Ik kom van York en den tijd waarover ge sp.reekt?"
ben degene over wien gesproken werd „Hier en daar," antwoordde Bee-
bij het onderzoek over den moord op man terstond. „Ik ging van Chilling-
dien vreemde. Ik zou wel eerder bij ham en Wooler, toen naar enkele boer-
u gekomen zijn, maar ben eerst kort derijen om Cheviots en daarna terug
geleden hier in de streek teruggeko- over Alnham en Whittingham naar
men." Alnwich. Daar hoorde ik alles over die
„Zoo," zeide de inspecteur, „en moordzaak en dacht het daarom goed,
waarom werd er over u gesproken hier te komen en u het weinige te ver-
James Beeman toonde in een bree- tellen wat ik er van weet."
den glimlach een dubbele rij schitte- „Ik ben u zeer verplicht, mijnheer
rend witte tanden, en antwoorddeBeeman," zeide de inspecteur. „U
„Ik ben degene van wien gezegd werd. hebt in elk geval een weinig ophelde-
dat hij zocht naar de graven van de ring gebracht. Is u van plan om hier
familie Netherfield. U weet wel, dien in de buurt nog eenigen tijd te blij-
avond op den weg, toen ik een man ont- ven 7"
moette even buiten Lesbury. Die ben „Ik ben nog hier tenminste in
ik Alnwich voor twee of drie dagen,
De inspecteur wendde zich naar totdat ik de noodige schapen bij el-
juffrouw Raven en mij met een blik kaar heb voor mijn patroon," ant-
die meer zeide dan hij in woorden woordde Beeman. „Dan vertrek ik
had kunnen uitdrukken. weer. Maar als u mij ooit noodig mocht
„Als men nu toch over toeval hebben, dan is mijn adres James Bee-
spreektfluisterde hjj „Dat is de man, opzichter van den-,heer Thomas
man waarover wij zoo juist spraken. Dimbleby, Crosshouses Manor, York. -
Kom nog even mede naar mijn bureau Toen deze openhartige man was
en laat ons eens hooren wat hij te zeg- heengegaan, zag de inspecteur
gen heeft. Volg mij maar," ging hij tot juffrouw Raven en mij aan met een
den bezoeker gewend, voort „Ik ben blik die meer zeide dan duizend woor-
u zeer erkentelijk voor uw bezoek, dep.
Nu," vervolgde hij toen wij alle vier „Dat verandert de zaak," merkte
in zijn kamer vereenigd waren, „wat hij na eenige oogenblikken zwijgens op.
kunt u mij daarover vertellen Wat „Salter Quick werd dus niet vermoord
weet u over de graven der Nether- door iemand die in deze streek geko-
fields 7" men was met hetzelfde doel als hijzelf,
Beeman lachte en schudde zijn bol- maar door iemand die reeds hier wès
rond hoofd, nu de oude, slordige hoed „En die hem ontmoette?" veronder-
daarvan verwijderd was, scheen zijn stelde ik.
schedel meer aan de maan dan aan „Ja," stemde de inspecteur toe.
een mensch te doen denken. „En nu ben ik nog meer dan eerst
„Niets I" zeide hij toen „Nietsverlangend om te weten of de heer
Ik zal u alles vertellen daarvoor Cazalette gelijk kan hebben met zijn
ben ik trouwens hier gekomen, toen tabaksdoos-theorie. Zoudt u een van
ik hoorde dat u niet wist wie ik was beiden geen kans zien, den heer Caza-
en wat er van mij geworden was. Ik lette er toe te brengen, u er iets van
kwam den zesden Maart hier om te vertellen Hij zal u toch wel een
voor mijn patroon, den heer Dimbleby, genoegen willen doen, Juffrouw?"
naar wat schapen uit te zien, en ik „Er zijn oogenblikken waarop Caza-
heb den eersten nacht in Alnwich lette wel te genaken is," antwoordde
doorgebracht. Nu kon ik daar wel juffrouw Raven, „maar er zijn ook
een slaapgelegenheid en ontbijt krijgen, andere, waarop ik er eer aan denken
maar verder ook niets, en daarom ging zou de Sphinx een vraag te stellen."
ik dus 's-morgens naar een behoorlijke „Wacht nog eenigen tijd," ried ik
herberg waar ik mijn pijp kon rooken hem aan. „Ik geloof stellig dat Caza-
en een glas bier koopen. En terwijl ik lette iets weet. En ge weet nu toch
daar zat kwam er een man binnen die reeds iets meer dan eerst. Eén gedeelte
volgens de beschrijving in de couran- van het raadsel is althans opgelost."
ten de man moet zijn die vermoord „Jawel, maar de rest blijft even
werd. Ik zeide niets tegen hem, maar duister, en dus schieten we er weinig
na een poosje begon hij met den waard mee op. Wie zou men hier in de om-
te spreken. Nadat zij eenigen tijd over geving kunnen verdenken En toch
visschen gesproken hadden, hoorde ik het heeft er allen schijn van dat Salter
hem den waard, die een liefhebber Quick hier iemand vond voor wien
van visschen scheen te zijn en de om- zijn tegenwoordigheid zoo beslist on-
geving goed kende, vragen of hij soms gewenscht was, dat er voor hem niets
ook een kerkhof wist waar Netherfields anders opzat dan een snellen en zeke-
begraven waren. Hij sprak er zooveel ren dood Waarom Wel, de dooden
over dat de naam als het ware in mijn spreken niet 11"
I I
lil I II I I II I I I I I II I
I I I I Ij Mill Mill
(n WA
H O
"«a OS
Ul H
I 8 3
I Itfll II I I 111 I
I g i I I I I
a
U
n
a
P
O
(0
H
P7-
•a
R
y
sa
Sa
«O
1
8
9B
Voor de tweede maal namen juf
frouw Raven en ik afscheid van den
inspecteur. Wij gingen een eindweegs
voort zonder een woord met elkaar te
wisselen ik wist niet wat zij dacht,
maar ik voor mij hield mij druk bezig
met de verandering in mijn opinie,
teweeggebracht door de ruw-oprechte
bekentenis van den robusten Yorkshi-
rer boer. Want tot op dat oogenblik
had ik steeds in de stellige overtuiging
verkeerd dat de man die onzen vriend
Jim Gelthwaite van de herberg ;,Zee-
man's Vreugde" had aangesproken,
de moordenaar van Salter Quick was.
Mijn gedachte was, dat deze man,
wie hij ook was, voor dien tijd met
Quick had omgegaan voor 't een of
ander, dat zij elkaar gekend hadden en
eenzelfde doel hadden nagestreefd, tot
dat er een kink in de kabel gekomen
was en de man Salter Quick vermoord
had om zichzelf te bevoordeelen of
te wreken. Thans was die gedachte
onjuist gebleken en waren voorzoover
ik thans reeds kon nagaan, de naspo
ringen naar den moordenaar nog slechts
in het beginstadium.
Plotseling begon juffrouw Raven
te spreken. „Ik veronderstel dat -het
nauwelijks mogelijk is, dat demoorde
naar bi] de lijkschouwing aanwezig
was?" vroeg zij, half verlegen, alsof
zij bevreesd was dat ik haar vermoe
den bespottelijk zou vinden.
„Dat is zeer wel mogelijk," antwoord
de ik. „Het vertrek was immers tot
aan de deuren stampvol met alle mo
gelijke menschem Maar waarom
vraagt u dat 7"
„Ik dacht dat hij misschien van mee
ning kon zijn/dat als de tabaksdoos zoo
lang in het bezit der politie was, dit aan-
leiding kon wezen tot de ontdekking
van zijn misdaad," meende zij.
„Dat is een goed denkbeeld ant
woordde ik. „Er is echter één om
standigheid, die ertegen pleit. Als de
moordenaar dat geweten en begrepen
had, zou hij zich toch wel van de ta
baksdoos meester gemaakt hebben
toen hij de kleeding van Salter Quick
doorzocht, iets wat hij ongetwijfeld
gedaan heeft."
„Natuurlijk gaf zij toe. „Daar
had ik aan moeten denken, maar er
zijn zooveel zaken waaraan men in ver
band met dit geval denken moet
en de draden loopen als een verward
kluwen door elkander."
„U hebt er dus wel over nagedacht
vroeg ik.
Zij antwoordde niet dadelijk en ik
wachtte nieuwsgierig.
„Ik vind het geen bepaald gerust
stellende gedachte, te weten dat bijna
voor zijn huisdeur een buitengewoon
brutale moord is gepleegd, en dat de
moordenaar, voor zoover men weet,
zich nog in de omgeving ophoudt,"
zeide zij eindelijk. „Er .Is zulk een on
aangenaam gevoel van onrust geboren
uit deze moordzaak. Ik weet dat mijn
oom daardoor totaal van zijn gemoeds
rust beroofd is."
Ik zag haar ietwat verwonderd aan,
want tot dusver had ik nog geen merk
bare teekenen van onrust bij onzen
gastheer bespeurd.
„Daarvan heb ik toch nog niets be
merkt," zeide ik
„Dat is 'wel mogelijk," hernam zij.
„Maar u moet ook niet vergeten dat
ik hem beter ken dan u, en ik weet dat
hij een zeer zenuwachtig mensch is.
Weet u wel dat hij sinds dien moord
de gewoonte heeft, eiken avond een
rondgang te doen door het huis, om
te zien of alle deuren en vensters goed
gesloten zijn En hij draagt sinds
dien tijd steeds een revolver bij zich,"
Dat laatste gaf mij toch te denken.
Waarom zou de heer Raven een aanval
op zichzelf verwachten, of als hij dien
ook niet bepaald verwachtte, waarom
was hij er bevreesd voor? Maar voor
ik op de mededeeling van mijn gezellin
kon antwoorden, werd mijn aandacht
plotseling van het onderwerp afgeleid.
Reeds den geheelen middag had er een
donkere lücht gehangen er was on
weer op til. En nu, zóó. plotseling en
onverwacht dat wij ervan schrikten,
scheurde een felle bliksemstraal het
dreigepd wolkgevaarte in tweeën en
kraakte de donder als het geluid der
losbranding van duizend kanonnen,
bijna onmiddellijk gevolgd door een
geweldigen stortregen. Ik wierp een
bezorgden blik op juffrouw Raven's
luchtige kleeding ofschoon het nog
vro0eg in de lente was, had het weer
zich reeds meer dan een week vrij
warm gehouden, en zij droeg een klee
ding die door zulk een plasregen stellig
binnen een minuut doorweekt zou zijn.
Wij waren echter gelukkig Juist bij
een klein huis, dat slechts enkele me
ters van den weg stond en daarvan al
leen door een tuintje gescheiden was.
Het had een diep bordes en zonder
plichtplegingen duwde ik het tuinhek
open en trok juffrouw Raven binnen
het beschermende bordes. Wij hadden
daar slechts enkele seconden gestaan
met onzen rug tegen de deur (die ik
volstrekt niet hoorde openen) toen een
zachte, melodieuse stem vlak bij mijn
oor, mij deed schrikken.
„Wilt u niet binnenkomen om voor
het onweer te schuilen 7"
Ik wendde mij snel om en keek in
de spleet-achtige oogen en het per-
kament-achtige gelaat van een glim
lachenden Chinees.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Was het een vrouw
Wanneer mejuffrouw Raven en fk
plotseling in dat kleine dorpje zouden
zijn opgenomen en naar het verre Oos
ten overgebracht om daar in een oog
wenk te worden neergezet op den
een of anderen Oosterschen drempel,
zouden wij niet méér verwonderd zijn
geweest dan nu, bij het zien van het
innemend, glimlachend gelaat. Voor
het oogenblik wist Ik niet, wie of wat
de man kon zijn hij droeg de kleeding
van zijn land, een net, nauwsluitend,
tot aan den hals dichtgeknoopt, blauw
jasje. Op het hoofd droeg hij een kleine
muts, en daaronder kwam een vrij
lange staart te voorschijn. Ik was niet
genoeg bekend met de Chineesche
kleederdracht om uit zijn kleeding
eenig idee te kunnen krijgen omtrent
zijn rang of de positie die hij bekleedde.
Hij kon wél een mandarijn zijn, die
om de een of andere bizondere reden
hier in dit afgelegen plaatsje een toe
vlucht had gezocht. Mijn antwoord
op zijn hoffelijke uitnoodiging klonk
ongetwijfeld verward en een weinig
verlegen.
„O, dank u," zeide ik, „laten wij
u geen moeite veroorzaken. Als we
maar even hier in het bordes mogen
staan."
Hij ging een weinig opzij en maak
te een hoffelijk uitnoodigend gebaar
om de vestibule binnen te treden.
„Dokter Lorrimore zou zeer boos
op mij zijn als ik een dame en een heer
voor de deur had laten staan zonder
hen uitgenoodigd te hebben om binnen
te komen," zeide hij op denzelfden,
zachten, melodieusen toon. „Wees zoo
goed, binnen te treden."
„O, woont hier dokter Lorrimore 7"
vroeg ik. „Dan zullen wij gaarne binnen
treden. Is dokter Lorrimore thuis 7"
„Neen, hij is op het oogenblik in
het dorp," antwoordde hij.
Hij sloot de deur achter ons, ging
ons met een buiging voorbij, leidde
ons door de vestibule en opende de
deur eener kamer die uitzicht gaf op
een keurig onderhouden tuin achter
het huis. Nog steeds glimlachend, ver
zocht hij ons plaats te nemen en ver
liet toen, na nogmaals een buiging ge
maakt te hebben, het vertrek. Juf
frouw Raven en ik zagen elkaar aan.
„Dokter Lorrimore heeft dus een
Chineeschen bediende 7" zeide zij.
„Hoe romantisch
„Hm 1" mompelde ik.
Zij wierp mij 'n half vragen den, half
ondeugenden blik toe en deed haar
stem dalen. „Houdt u niet van Oos
terlingen fluisterde zij.
J awel in het Oosten 1" ant
woordde ik. „In Northumberland pas
sen zij niet bij de omgeving."
„Maar hier past hij toch wèl, vind
ik," hernam zij, rondziende. „Het ziet
er hier vrij Oostersch uit."
Zij naa genjx. De Kamer waarin
de Chinees ons had binnengelaten
deed terstond aan Indië denken. Er
lagen prachtige Indische tapijten op
den vloerivoren en koperen voor
werpen pronkten in de kastende
gordijnen waren van een model en
maaksel dat alleen uit een Ooster-
sche bazar kon komen, en er hing een
zwakke, eigenaardige geur van sandel
hout en gedroogde rozenbladeren in
het vertrek. Op den schoorsteen, waar
men in Engelsche huizen gewoonlijk
een marmeren pendule aantreft, stond
een afschuwelijk leelijk Hindoesch
beeldje, dat met valschen blik elk onzer
bewegingen scheen te volgen.
„Ja," stemde ik. nadenkend toe.
„Ik vind ook, dat hij hier in de omge
ving past. Dokter Lorrimore zei dat
hij vele jaren in indië is geweest,
nietwaar Hij schijnt er heel wat uit
meegebracht te hebben."
„Ik denk dat dit zijn zitkamer is,"
zei juffrouw Raven. „Als ze nu
maar uitzicht gaf op palmboomen
en al die andere zaken welke men in
Indië buiten ziet."
„Juist," antwoordde ik. „Waar het
hier echter op uitziet, is een echt Engel
sche tuin, waarin op het oogenblik de
regen met bakken wordt neergegoten.
En wij zijn bijna drie mijlen van Ra
vensdene Court I"
„O, het zal zóó niet lang aanhou
den," zeide zij. „En als het dat wèl
doet, dan zal er toqh wel een of ander
vervoermiddel zijn misschien
heeft Dokter Lorrimore wel een rijtuig."
„Dat komt mij niet zeer waarschijn
lijk voor," antwoordde ik. „Een platte
lands dokter zal uit den aard der zaak
meer op een rijwiel dan op een rijtuig
zijn aangewezen. Maar daar is dokter
Lorrimore."
Ik had hem juist even gezien toen
hij door een poort den tuin binnentrad.
Hij ging met haastigen tred-op het huis
toe en eenige minuten later opende
hij de deur van het vertrek waarin wij
ons bevonden.
„Wat ben ik blij dat u dicht genoeg
bij mijn huis waart om daarin 'n schuil
plaats voor het onweer te zoeken,"
riep hij uit terwijl hij ons met warmte
de haftd drukte. „Ik zie dat geen van
u beiden regen verwachtte nu, ik
verwachtte hem wèl en heb mij erop
gekleed toen ik uitging.
„Wij zijn op de eerste deur afgegaan,
die wij zagen," antwoordde juf
frouw Raven. „Maar wij hadden er
geen gedachte aan dat 't het uwe was,
dokter Lorrimore. En vertelt u mij eens
die Chinees," ging zij fluisterend
voort. „Is hij uw bediende 7"
Lorrimore lachte en wreef zich de
handen. Hij was dien dag niet in het
plechtig, zwart costuum dat hij bij
zijn bezoek aan Ravensdene Court
had gedragen, maar droeg een eenvou
dig grijs costuum, waarin hij, naar ik
von'd, er jónger en minder imponeerend
uitzag. Hij was echter in het geheel
geen gewoon man, en terwijl hij daar
stond, den glimlachenden blik gericht
op het van spannende nieuwsgierigheid
blozende gelaat van juffrouw Raven,
voelde ik als bij instinct dat hij een
van die ietwat geheimzinnige men
schen was die elke vrouw onwillekeurig
aantrekken.
„Mijn bediende 1" lachte hij. „Ja,
en hij is de eenige dien ik heb. Wing
hij heeft nog enkele voornamen, maar
die komen er niet op aan is een on
betaalbare kerel. Hij is mijn fac
totum in den letterlijken zin van het
woord hij kookt even goed als de
beste kok, laat zich bij het inkoopen
doen geen knollen voor citroenen
verköopen dit laatste bedoel ik
in figuurlijken zin en u kunt het
geheele huis rondgaan zonder ergens
een stoffig hoekje of iets niet op z'n
plaats te vinden. Een prachtmodel
„U hebt hem zeker uit Indië mee
gebracht 7" veronderstelde ik.
„Ja," was het antwoord, „maar
hij was daar reeds eenigen tijd in mijn
dienst voor ik Indië verliet, en wij
zijn daarom dan ook geheel aan elkaar
gewend."
„En bevalt het leven hem werkelijk
hier 7"vroeg juffrouw Raven. JDe
omgeving is zoo totaal verschillend."
„O, maar ik geloof wel dat hij het
ver gebracht heeft in de kunst om zich
in alle omstandigheden zoo goed mo
gelijk te schikken," lachte Lorrimore.
„Hij is wat filosofisch aarigelegd. Qp
het oogenblik bijvoorbeeld is hij in
zijn nopjes omdat hij u een kop goede
thee mag brengen."
De Chinees trad op dat oogenblik
binnen en noodigde ons uit voor de
thee, die hij in een ander vertrek
blijkbaar dokter Lorrimore's eetkamer
had gereed gezet. Er was in dat ver
trek niets oostersch het was gemeu
beld in Victoriaanschen stijl. Wing
ging ietwat plechtstatig ons en zijn
meester voor en geleidde ons tot in
het vertrek. Daarna ging hij heen en
sloot zacht de deur achter zich. Dokter
Lorrimore wierp ons een vroolijken
blik toe en zeide: „U ziet hoe gemak
kelijk en volkomen de man zich weet
aan te passen aan de behoeften van
het oogenblik. U zoudt niet willen ge-
looven dat dit de eerste maal is, dat
ik vereerd word met bezoek op de
thee. En zie hu eens hoe Wing onmid
dellijk met Engelschen smaak en ge
woonte vertrouwd is Zonder dat ik
hem een enkel woord gezegd had,
bracht hij den zilveren theepot, het
beste porcelein en het fijnste linnen op
tafel. Hij zorgde voor de meest uit
gezochte plum-cake, en de thee wel,
geen Engelsche vrouw kan ze beter
zetten dan een Chineesche bediende
„Het is duidelijk dat u een parel
in uw huis hebt, dokter," antwoordde
juffrouw Raven op schertsenden
toon. „Chineezen zijn echter over het
algemeen zeer verstandig, nietwaar
„Inderdaad Ï3 het een zeer merk
waardig volk," stemde onze gastheer
toe. „Slim, scherp van opmerkep en
scherpzinnig. Ik heb mij dikwijls afge
vraagd, of deze Wing veel moeite zou
hebben om door een steenen muur
heen te zien 1"
Wordt voortgezet.
Toen ik op zekeren ochtend mijn be
scheiden villa in de voorstad verliet
om naar mijn bureau te gaan, werd ik
door mijn vrouw,die wegens ernstige
verkoudheid thuis moest blijven, in
de hulskamer teruggeroepen. Zij had
een eenvoudige boodschap voor mij en
overhandigde mij een staaltje rood
katoen met het schuchtere verzoek,
even in een manufactuurwinkel aan te
loopen en twee en een half el van deze
stof te vragen.
Ik beloofde haar het te doen en
ging, na het staaltje in mijn porte
feuille te hebben geborgen, welgemoed
naar mijn bureau.
In het middaguur dacht ik aan het
verzoek van mijn vrouw en stapte een
aanzienlijk magazijn binnen.
Een elegant heer naderde mij,
een Innemend lachje om de lippen.
met
Ik liet hem, niet zonder eenige ver
legenheid, het staaltje zien.
Hij bekeek het aandachtig,en wenk
te een vriendelijke jongedame.
„Juffrouw Meier, deze heer wenscht
rood katoen. Wil u hem even helpen
Zij ontving het staaltje en verzocht
mij haar te willen volgen.
Een oogenblik later lag er een groote
rol rood katoen voor mij op de toon
bank.
„De kleur verschilt nog een weinig-
je," waagde ik op te merken.
„U hebt gelijk,( mijnheer," beaamde
zij hoffelijk, „maar zij is veel mooier,
vindt u niet
„Zeker, zeker," stemde ik toe, „doch
mijn vrouw heeft de stof noodig, om
iets te verstellen. Er mag dus niet de
geringste afwijking zijn."
Geduldig haalde de winkeljuffrouw
een nieuwe rol te voorschijn. „Dit is (te
kleur, die u verlangt, mijnheer."
„Ja, maar de stof is gestreept...."
,,'t Is mode-stof, mijnheer, geen
andere dan deze wordt in het gewensch-
te genre tegenwoordig gedragen."
„Pardon, juffrouw, maar ik moet
meubel- en geen japonstof hebben»"