oiet onbeteakenenae waarae vertegen-
voordigend werden op hem gevon
den. De moordenaar zocht naar iets
dat, naar hij geloofde, Salter Quick
hij zich droeg, want hij doorzocht
Zorgvuldig Quick's kleeren, keerde de
zakken binnenstbuiten, sneed de voe
ring open en waarschijnlijk neen,
wij mogen veilig zeggen, zeker, vond hij
niet wat hij zocht, evenmin ais zijn
medemoordenaar die op een plaats
eenige honderden mijlen van hier, Noah
Quick ter zelfder tijd vermoordde.
Hu verschijnt de heer Cazalette op
net tooneel. Zonder daarbij ernstig
na te denken, vestigt hij de aandacht
op eenige teekens en krassen, blijkbaar
met opzet aangebracht in het deksel
van Quick' s tabaksdoos. Voelt u mijn
bedoeling, heeren De moordenaar
hoorde dit en zeide tot zichzelfdie
doos is wat ik hebben moet 1 En
daarom., stal hij ze tijdens de lijk
schouwing Zelfs toen echter vond hij
nog niet wat hij zocht, omdat de tee
kens in de tabaksdoos zoo buitenge
woon zwak en onduidelijk waren.
Hij weet, dat de heer Cazalette voor
nemens was, een vergrooting van de
fotografie te maken, dat hij de teekens
iuidelijker zou maken; hij kent ook
3e gewoonte van den heer Cazalette
jn dit is een punt van beteekenisl
en maakt zich daarom gereed, de porte
feuille van dien heer te stelen, in de
.hoop dat zich daar wellicht een exem
plaar der vergroote fotografie zal be
vinden. Dezen morgen, terwijl de heer
Cazalette zijn dagelijksch bad neemt,
slaagt de moordenaar erin de porte
feuille machtig te worden Wat be
wijst dit alles, heeren Eén zaak met
zekerheid dat de moordenaar zich
in de onmiddellijke omgeving op
houdt 1"
Er volgde een doodsche stilte op
deze woorden, die tenslotte door een
half verstaanbaar gemompel van Ca
zalette zelf werd verbroken.
„Daarvan kunt u even zeker zijn als
dat wij hier bij elkaar zijn, waarde
heer," zeide hij. „Ik wilde dat ik met
even froote zekerheid wist, wie hij
is!"
„Nu, wij weten althans iets dat ons
langzamerhand tot die wetenschap
kan brengen," meende Scarterfield.
Laat mij die fotografie nog eens zien,
lis 't u belieft."
Wij allen sloegen hem belangstellend
jade terwijl hij den afdruk bestudeerde
waarmee wij voor het diner onze hersens
ladden vermoeid. Hij scheen na een
lang onderzoek evenmin wijzer ge
worden te zijn uit de foto dan wij,
en tenslotte schoof hij haar over tafel
van zich af, met een halfluiden uitroep
van teleurstelling. Mejuffrouw Raven
nam de fotografie op.
„Wel ja!" meende Cazalette. „Laat
de 'jongedame ze ook maar eens bestu-
deeren 1 Misschien is een vrouwenbrein
hier van meer nut dan dat van'n man.^
„Dat is meermalen het geval,"
antwoordde de detective. „En als
mejuffrouw Raven er iets uit zou kun
nen opmaken
Ik zag dat Raven's nicht reeds iets
wilde zeggen, en ik haastte mij, haar
aan te moedigen door tot Scarterfield
een opmerking te richten ter voleindi
ging van de door hem afgebroken zin.
„"Dan zult u haar ongetwijfeld zeer
bizonder verplicht zijn," vulde ik zijn
woorden aan. „Het zou u zeker op
wep helpen?"
„En in niet geringe mate, zeide hip
„Er ligt stellig eenige beteekenis in die
schets. Maar welke
Mejuffrouw Raven legde, een beetje
verlegen door de algemeene aandacht
die aan haar gewijd werd, den afdruk
der totografie weer op tafel
„Denkt u niet dat er eenige uitleg
te vinden is in deze fotografie van het
geen Salter Quick tot den heer Middle-
brook aeide toen hij hem aan de kust
ontmoette vroeg zij. „Hij zeide den
heer Middlebrook, dat hij een kerkhof
zocht waar zich graven bevonden van
personen die Netherfield heet en
hij wist evenwel niet precie waar het
was, ofschoon hij wel meende dat het
hier ergens in de omgeving moest zijn.
Veronderstel nu eens aat art een ruwe
schets is van dat kerkhof Deze
buitenste lijnen beteekenen waarschijn
lijk den muur of het hek en deze
kleine streepjes wijzen vermoedelijk
de plaats der graven van de Nether-
fields aan. En dat kruis in den hoek
misschien is daar iets begraven of
verborgen dat Salter Quick zocht
De detective uitte een scherpen kreet
en nam de fotografie weer op.
„Juist, juist I" zeide hij. „Op mijn
woord, het zou mij niet verwonderen
Werkelijk, dat zou het kunnen zijn.
Wat is er tegen in te brengen
„Dit," antwoordde Cazalette op
bijna plechtigen toon. „Dat er nie
mand van den naam Netherfield be
graven ligt tusschen Alnmouth en
Budle Bay. Dat is een feit
„Een vaststaand feit," voegde de
inspecteur van politie er aan toe, „en
dat is gebleken uit het meest nauw
keurig onderzoek. Het is een feit, zoo
als de heer Cazalette zegt."
„Jawel," meende Scarterfield, „maar
Salter Quick kan zich vergist hebben
in de plaats. U kunt evenwel van
één zaak zeker zijn welk geheiir hij
ook kende, dat had hij van een ander.
Wij weten echter althans ietsde
Netherfield die zich met hem op de
„Elisabeth Robinson" bevond, was
afkomstig van Blyth. Ik ga daar
morgen zelf heen en zal trachten of
daar^in de omgeving wellicht personen
van den naam Netherfield begraven
zijn. Ik voor mij geloof, dat mejuf
frouw Raven den spijker op zijn kop
geslagen heeft met andere woorden,
dat deze fotografie een ruwe schets is
van de plek waarnaar Salter Quick
zocht en waar ongetwijfeld iets ver
borgen is. Wat Wie weet dat Maar
te oordeelen naar het feit dat twee
mannen vermoord zijn om dat geheim
te kunnen ontsluieren, mogen wij
aannemen dat het iets van groote waar
de moet zijn. De een of andere verbor
gen schat zonder twijfel."
„Dat is juist wat ik van den aanvang
af heb gedacht," zeide Cazalette.
„U zult in uw nasporingen moeten te
ruggaan naar het verleden, waarde
fioer 1"
„Dat is ongetwijfeld de eenige weg
om vooruit te komen," gaf Scarter
field met een lachje toe. „Maar voor
dat wij nu van elkaar scheiden, hee
ren, moeten wij eerst even vaststellen,
hoever wij gevorderd zijn. Ik voor mij
heb uit alles wat ons ter oore gekomen
is en hetgeen wij gezien hebben, de
volgende vijf conclusies getrokken
Ten eerste. De Quicks, Noah en Sal
ter, waren in het bezit van een geheim
dat wellicht, zelfs waarschijnlijk, ver
band houdt met hun beider kameraad
op de „Elisabeth Robinson", Nether
field, afkomstig van Blyth.
Ten tweede. Dat eenige mannen of
althans personen dat geheim in het
bezit der gebroeders Quick wisten en
hen daarom vermoordden om achter
dat geheim te komen.
Ten derde. Dat zij er niet i n slaagden,
dat geheim machtig te worden, noch
van Noah, noch van Salter Quick.
Ten vierde. Dat het in 't openbaar
uitgesproken vermoeden van den heer
Cazalette omtrent de teekens in het
deksel der tabaksdoos de misdadigers
op een versch spoor bracht en dat zij
om dat goed te kunnen volgdn, de
tabaksdoos en de portefeuille van den
heer Cazalette stalen.
Ten vijfde Dat de misdadigers zijn
of zeer kort geleden, zelfs dezen
morgen, waren in de nabijheid van
deze plaats.
„Zoo," ging hij, rondziende, voort,
„de zaak wordt wel iets duidelijker
Laat nu de heer Wir.g zoo mogelijk
behulpzaam zijn door iets omtrent
Chuh Fen te weten te komen; ikzelf
zal onderzoek doen naar de Nether-
fields Ik denk dat wij dit spoor zoover
mogelijk moeten volgenmen kan
nooit weten hoe dat soms tot oplossing
van het raadsel leiden kan."
„U hebt in "t geheel niets gezegd
over den zakdoek dien ik gevonden
heb," merkte Cazalette op. „Die is
toch óók stellig van eenige beteekenis
„maar die zoekdoek is moeilijk na te
sporen, mijnheer." antwoordde Scar
terfield. „Het gebeurt toch wel dat
dergelijke kleine dingen verloren gaan,
in een verkeerde tasch terechtkomen,
enz. Als wij nu kunnen uitvinden wie
de eigenaar er van is, waar hij zijn
linnen laat reinigen en dergelijke za
ken meer begrijpt u Maar wij zul
len de zaak niet uit het oog verliezen,
mijnheer Cazalette er zijn echter
op het oogeriblik belangrijker sporen
die wij moeten volgen. Het voor
naamste is welk van dit waardevolle
geheim dat ds gebroeders Quick ken
den, en dat ongetwijfeld betrekking
had op een der plaatsen hier in Nort
humberland Laten wij dèt, als wij
kunnen, eerst trachten uit te vinden."
De beide politie-autoriteiten gingen
heen, vergezeld van dokter Lorrimore
en zijn bediende, allen in ernstig ge
sprek met elkaar; wij vieren, die ach
terbleven, trachtten voor dien avond
de gedachte aan de beide moordzaken
opzij te zetten. Ik zag echter dat de
heer Raven door het gesprek weer in
onrust gebracht was; blijkbaar had hij
thans de vaste overtuiging dat de moor
denaar van Salter Quick in de onmiddel
lijke omgeving van Ravensdene Court
rondzwierf.
„Hoe kan ik weten dat de misda
diger niet een mijner bedienden is
mompelde hij, terwijl hij, Cazalette
en ik ons gereed maakten, om ons
naar onze kamers te begeven. „Er
zijn zes mannen in huis allen vreem
den voor mij en verschillenden daar
buiten. De gedachte is buitengewoon
onaangenaam I"
„U kunt die gedachte gerust van u
afzetten, mijnheer Raven," meende
Cazalette. „De moordenaar mag zich
wellicht in de omgeving ophouden,
maar hij is niet onder uw personeel.
Wij moeten verder veel verder zien
in deze zaak het is geen gewone
moord, en derhalve hebben wij ook
niet met gewone misdadigers te doen."
Nadat wij beiden onzen gastheer
verlaten hadden en wij een van de
breede trappen opgingen naar onze
kamers, ging hij voort„Neen Middle
brook, wij hebben niet met 'n gewonen
misdadiger te doen I U ziet echter
hoe desondanks eenvoudige personen
verdacht wordenStraks zal Raven
wellicht zijn meest vertrouwde be
dienden nog verdenken Neen, m'n
jongen, wij moeten het heusch veel
verder zoeken I"
„Het is inderdaad een diep geheim,"
stemde ik toe.
„Ja, en ik vraag mij af, of het wel
verstandig geweest is, dien Chinees
er in te halen," mompelde hij met een
veelbeteekenend knipoogje. „Ik ver
trouw dat Oostersche volk niet erg,
Middlebrook."
„Maar Lorrimore zei toch, dat hij
voor Wing instond," wierp ik hem te
gen.
„Jawel, maar wie staat dan voor
Lorrimore in vroeg hij. „Wat weet
u, en wat weet ik van dien man
Ik vind dat hij te glad van tong is en
misschien ook ben ik zélf wel te haas
tig geweest om alles zonder gegronde
eden aan dien vreemde te zeggen
Ik ken Lorrimore niet en zijn Chi
nees evenmin."
Uit dnt wantrouwen trok ik de con
clusie, dat Cazalette zélf niet boven
alle verdenking verheven was
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Netherfield Baxter.
Hoezeer ook de zenuwen van den
heer Raven geschokt mochten zijn
door de geheimzinnige gebeurtenissen
die in de nabijheid van zijn kort gele
den gekregen bezittingen hadden plaats
gegrepen, toch gebeurde er niets ver
ontrustends op Ravensdene Court zélf
in dien tijd Inderdaad, wanneer wij
van buiten af niets hadden gehoord
en niet af en toe bezoek hadden ont
vangen van den inspecteur van politie
en den detective Scarterfield, zou
het dagelijksch leven onder het gast
vrije dak va»"den heer Raven geregeló
en zonder stoornis, bijna eentonig ge
weest zijn. Wij werden allen door onze
bezigheden in beslag genomen de
heer Cazalette door zijn munten en
penpingen; ik door mijn boeken en do
cumenten; de heer Raven door de
zorg voor het landgoed; juffrouw
Raven door haar bloemen en haar golf-
spel. Ontegenzeggelijk was er wel
eenige afleiding, en die bracht ons bij
elkaar. De heeren Raven en Cazalette
brachten den namiddag gewoonlijk
rustend door; zij waren op een leeftijd
gekomen en het verschil van twin
tig jaren kwam daarbij niet in aanmer
king waarop het rusten in gemak
kelijke stoelen onder oude boomen op
een schaduwrijk grasveld verkozen
wordt boven arbeid; juffrouw Raven
en ik, die jonger waren, vonden onze
ontspanning in het golfspel en af en
toe een wandeling in den omtrek.
Zij scheen evenals ik, den lust tot
zwerven in zich te voelen opkomen;
de omgeving was voor ons beiden
nieuw, en wij begonnen weldra veel
behagen te vinden in het maken van
tochtjes na den lunch. Weldra maakten
wij die wandelingen uitgestrekter tot
dat de schemering ons waarschuwde
dat het tijd was om huiswaarts te keeren.
Waartoe die tochten ons ten slotte
leidden, zal uit het volgende blijken.
Wij hoorden niets van Scarterfield,
den detective, noch van Wing, die
zich in zijn dienst gesteld had, geduren
de verscheidene dagen na het onder
houd in het huis van den heer Raven.
Op zekeren morgen evenwel, toen
tijdens ons ontbijt de post werd bin
nengebracht en de heer Raven mij
even later een brief overhandigde
in een mij onbekend handschrift en
waarvan de enveloppe het poststempel
Blyth droeg. Ik veronderstelde dadelijk
dat de brief van Scarterfield kwam en
vroeg mijzelf verwonderd af hce hij
er ter wereld toe gekomen was, mij
te schrijven. Evenwel, hij hid geschre
ven, en wel het volgende
l
„Noordzee-Hotel
Blyth, Northumberland.
23 April 1912.
„Geachte Heer,
U zuit u nog wel herinneren, dat
ik op den avond van onze bijeenkomst
ten huize van den heer Raven m'n voor
nemen te kennen gaf, deze plaats te
bezoeken om zoo mogelijk eenige in
lichtingen te bekomen omtrent dien
Netherfield die zich met de gebroeders
Quick aan boord van de „Elizabeth
Robinson" bevond. Ik ben hier nu
twee dagen, en heb enkele merkwaar
dige ontdekkingen gedaan. De reden
waarom ik u schrijf, is, u te verzoeken,
mij zoo mogelijk hier voor eenige dagen
in mijn nasporingen te komen helpen,
ik weet dat u een deskundige zijt in
het ontcijferen van documenten en
dergelijke en ik heb hier sommige
dingen aangetroffen die stellig verband
houden met de zaak die wij onder
zoeken, maar waaruit ik niet wijs kan
worden. Wees ervan overtuigd dat u
mij ten zeerste zult vérplichten als
u het zoo zoudt kunnen schikken,
dat u ml] al waren het ook slechts
enkele uren van uw kostbaren tijd
ter beschikking kon stellen."
Uw dienstwillige,
Thomas Scarterfield.
Ik las den brief tweemaal over al
vorens dien aan den heer Raven te
overhandigen. De inhoud scheen hem
zeer op te winden.
„Lieve deugd riep hij uit. „Wat
vreemd is datOnder welke buiten
gewone geheimen leven wij hier toch,
MiddlebrookU gddt natuurlijk, niet
waar
„Denkt u dat ik het doen moet
vroeg ik.
„Maar natuurlijk, ongetwijfeld I";
zeide hij met grooten nadruk. „Als
iemand van ons er iets toe kan bijdra
gen om dit lugubere raadsel op te
lossen, vind ik dat hij of zij zedelijk
verplicht is, medewerking te verleenen.
Ik heb er evenwel niet het geringste
vermoeden van, wat de man wil; od
p- 2 o* 3
*~i 5 O
O
n> p* rs>
cv P* lO
2 5.? 3
I II II I I I I I I I 1 I I I l S I I IS I I I I I I III Ij.
E
M I I I I I II I I i I I I MIMI 1 I I I I I I I II I I I 1 lol I
den avond van ons onderhoud hfer
heb ik Scarterfield oplettend gade
geslagen en Ik kan niet anders zeggen
dan dat hij een zeer scherpzinnige
kerel schijnt te zijn die alle hulp ver
dient."
„Scarterfield," merkte ik op met
een blik op juffrouw Raven en
Cazalette die blijkbaar nieuwsgie
rig waren, „heeft in Blyth eenige ont
dekkingen gedaan omtrent dien Nether
field. en hij vraagt mij, naar Blyth te
komen om hem te helpen ik denk
om iets te ontcijferen, maar wit, dat
weest ik niet."
„O, u moet bepaald gaan 1" riep
juffrouw Raven uit. „Hoe zeld
zaam 1 Is u nog niet jaloersch, mijnheer
Cazalette
„Neen, maar wel nieuwsgierig,"
antwoordde de aangesprokene, wien
ik inmiddels den brief gegeven had.
„Ik maak uit dit schrijven ook op,
dat de detective iets wil ontcijferd
hebbpn dus dat is juist iets voor u,
Middlebrook. Heb ik niet van den aan
vang af gezegd, dat er meer in deze
zaak steekt dan men op het oog wel
zou zeggen Ik ben er nieuwsgierig
naar, welke nieuwe gezichtspunten
zich hebben geopend. Het is een vreemd
feit, maar niettemin een feit, dat in
zaken zooals de onderhavige de bewij
zen, sterk en onweerlegbaar, als 't
ware voor het grijpen liggen. Bijna
voor de deur, zou men zeggen, en dat
is hier niet zoo overdreven, want Blyth
ligt hier niet zoo ver vandaan."
Ver of niet ver, het kostte mij toch
eenige uren om de plaats te bereiken,
want ik moest eerst naar Alnwick, en
later overstappen in Morpeth en News-
ham. Tenslotte echter arriveerde ik
toch op de plaats mijner bestemming,
in den namiddag. Op het perron
wachtte mij de detective, even rond
en vroolijk als ooit, en vol dankbaar
heid voor mijn spoedig voldoen aan
zijn verzoek.
„Ik heb uw telegram ontvangen,
mijnheer Middlebrook," zeide hij, ter
wijl wij het station verlieten, „en ik
heb voor u de meest comfortabele ka
mer besteld van het geheele hotel,
dat een rustig, mooi huis is en waarin
wij gelegenheid zullen hebben om
ongestoord te praten, want behalve
u en ik zijn er alleen eenige handels
reizigers. U hebt ,zeker reeds ge
luncht
„Ja, terwijl ik in Marpeth op aan
sluiting moest wachten," antwoordde
ik.
„Dat had ik wel gedacht," hernam
hij. „Wij zullen dus nu maar dadelijk
een rustig hoekje in de rookzaal opzoe
ken en onder het genot van een glas
wijn en een sigaar onze zaak bespreken.
Ik zal u vertellen wat ik hier ontdekt
heb het is vreemd genoeg en de
moeite waard om te hooren, zelfs al
zou het met de beide moordzaken geen
verband houden 1"
„Is u daarvan dan niet zeker
vroeg ik.
„Niet geheel, maar het is toch we!
waarschijnlijk," antwoordde hij. „Maar
er is tusschen buitngewone waarschijn
lijkheid en absolute zekerheid nog een
groot verschil, waarmede men dikwijls
te weinig rekening houdt. Maar hier
zijn wij aan ons hotel, en wij zullen be
ginnen met het ons zoo aangenaam
mogelijk te maken."
Zijn opvatting van „het zich zoo
aangenaam mogelijk maken" bleek
te zijn, zich in een gemakkelijken fau
teuil te zetten in het rustigste hoekje
met een whiskey-soda en een kistje
sigaren naast hem op tafél dat was
voor hem blijkbaar een behoorlijke
ontspanning van zijn zwaren gees-
tes arbeid. Ik zelf had er na vier uren
vervelend reizen in 't geheel geen be
zwaar tegen hoewel ik gaarne beken
nen wil, dat ik ongeduldig was, totdat
hij onze whiskey gemengd, zijn si
gaar aangestoken en zich naast mij
neergezet had.
„Nu," zeide hij vertrouwelijk, „ik
zal u alles in volgorde vertellen
wat ik gedaan heb en ontdekt sinds ik,
nu twee dagen geleden, hier kwam
Het is niet noodig, Middlebrook, om
lades te vertellen hor V* w«rk
gegaan ben om In lichtingen te bekomen
wij hebben onze eigen wijze en methode
om het een en ander te weten te komen
als wij in een vreemde stad moeten zijn.
U weet echter waarvoor ik hier geko
men ben. Er is in verband met de bei
de moorden vesl en voortdurend ge
sproken over den naam Netherfield
over de vragen die Salter Quick u
stelde toen u hem aan de kust ontmoet
te en over hetgeen daarop gezegd werd
in de herberg „Zeemans Vreugde".
Welnu, ik ontmoette dienzelfden naam
bij mijn nasporingen te Lenden, als
zijnde die van een man die zich op de
„Elisabeth Robinson" bevond, welk
schip naar men meent in het jaar 1907
is vergaan en aan boord waarvan zich
ook de beide Quick's bevonden. Die
Netherfield stond genoteerd als af
komstig te zijn van Blyth in Northum
berland. Het was dus duidelijk dat
wij naar Blyth moesten gaan, en
nu zijn wij er 1"
„Dat is zeker zoo iets als een in
leiding, Scarterfield," zeide ik goed
keurend. „Ga voort! Ik herinner mij
dat u eerst acht-en-veertig uur hier
bent."
„En ik heb mijn tijd goed bpsteed 1"
antwoordde hij, met een zelfvoldanen
glimlach. „Al zeg ik het zélf, Middle
brook, ik weet door te zetten. Men zegt
wel, dat zich zelf prijzen geen aanbeve
ling is, maar ik geloof daar niet zoo
erg aan, want iemand kent ten slotte
zichzelf het best. Maar terzake. Ik
kwam hier, natuurlijk, om na te gaan
of ik iemand kon vinden die beant
woordde aan hetgeen ik omtrent den
Netherfield van de „Elizabeth Ro
binson" reeds wist. Het spreekt vanzelf,
dat ik mij het eerst wendde tot dege
nen bij wie ik verwachten kon, inlich
tingen te zullen krijgen, en reeds spoe
dig ontdekte ik iets. Niemand wist
iets van een man, oud of jong, genaamd
William Netherfield, die ooit in Blyth
had gewoond of daar geboren was.
Maar verschillende menschen kenden
een man die hier jaren geleden goed
bekend was; en die man droeg den
naam van Netherfield Baxter."
„Netherfield Baxter," herhaalde ik.
„Dat is geen naam om spoedig weer
te vergeten ais men hem eenmaal ge
hoord heeft."
„Hij is ook niet vergeten," antwoord
de Scarterfield grimmig, „en hij was
beken'd genoeg ook hier, vroeger en
niet zoo heel lang geleden. Wie was
nu die Netherfield Baxter Hij was
het eenig kind van een ouden koopman
uit Biyth, wiens vrouw stierf toen
Netherfield nog slechts een knaap was,
en die zelf haar in 't graf volgde, toen
zijn zoon eerst zeventien jaren telde.
De oude Baxter was een merkwaardig
dwaze man. Hij liet alles wat hij bezat
aan zijn jongen ruim twaalf duizend
pond sterling met deze bepaling,
dat hij op z'n een-en-twintigste geboor
tedag in het onbeperkt bezit daarvan
kwam. U kunt u indenken wat er
toen gebeurde 1 De jonge man, die
vader, moeder, broeder noch zuster
had om hem te weerhouden of een
waarschuwing desnoods een krach
tige te geven, nam er een goed,
zelfs een al te goed leventje van. Paar
den, het spel, champagne, enzoo-
voorts 1 De twaalfduizend pond be
gonnen te verdwijnen als sneeuw voor
de zon. Hij hield het langer uit dan
men verwachtte, want af en toe had
hij geluk bij het wedden hij won een
aanzienlijke som, naar ik hoorde, bij
de wedrennen te Newcastle. De kans
keerde evenwel spoedig en in het begin
van het jaar 1904 onthoud dat
jaartal, Middlebrook 1 liep onze
vriend Netherfield Baxter op zijn
laatste beenen. Hij was toen ik heb
bizonder gezorgd voor het noteeren
van feiten en data juist negen en
twintig jaar, en had dus in ongeveer
acht jaar het kleine vermogen dat zijn
vader hem had nagelaten, verbrast;
hij bezat nog steeds goede kleeren
men zegt dat hij een knappe kerel
met een goftd uiterlijk was en hij
had een zeer goed onderkomen. In het
voorjaar van 1904 echter leefde hij
nog slechts in de hoop op een omkeer
va-» fortuin die hem had verlaten.
rn Mei verdween hij plotseling uft
Blyth, zonder iemand iets te zeggen,
en sedert dien tijd heeft niemand hier
meer iets van hem gehoord of gezien."
Scarterfield hield even op en keek
mij aan alsof hij vragen wilde wat ik er
van dacht 1 Ik dacht er heel veel van!
„Dat is een interessant stukje levens-
dramatiek, Scarterfield," zeide ik.„En
er zijn heel wat vreemder dingen ge
beurd dan het zou zijn als het eens
bleek, dat deze Netherfield Baxter de
William Netherfield van de „Elizabeth
Robinson" is. Hebt u nog niets in die
richting kunnen ontdekken
„Nog niet," antwoordde hij. „En
ik dqnk ook niet dat ik hier daarom
trent iets zal kunnen vinden, want
zooals ik reeds zeide, niemand hier
heeft ooit meer iets van Netherfield
Baxter gehoord sedert hij zijn pension
verliet en uit het stadje verdween.
Wij kunnen 9r overigens vrijwel zeker
van zijn, dat niemand ooit verlangd
heeft, nog iets van hem te hooren 1
Eensdeels, omdat hij geen familie of
goede vriendenftad, en voor een ander
deel omdat hij geen schulden achterliet.
Dat laatste feit," voegde hij er met een
knipoogje bij, „had ongetwijfeld tot
oorzaak een ander, voor hem onaange
naam feit niemand zal hem in den
laatsten tijd vóór zijn verdwijnen cre-
diet hebben verleend I"
„U hebt zeker nog wel meer te ver
tellen," veronderstelde Ik.
„O ja, nog veel meer," gaf hij toe.
„Wij zijn nog eerst halfweg. Welnu
u zult dus onthouden dat Netherfield
Baxter in Mei 1904 plotseling uit Blyth
verdween. Misschien werd er in het
stadje om 'n ander feit wel niet zooveel
gesproken over de verdwijning van
Netherfield Baxter men had het
toen namelijk te druk met een zeer
opzienbarend geval. De „Old Alliance
Bank" in Blyth werd gedurende eenige
maanden bestuurd door een tijdelijk-
directeur, tengevolge van een langdu
rige ziekte van den directeur. Deze
plaatsvervanger heette Lester J ohn
Martindale Lester en was hier ge
komen van een filiaal dier Ba k te
Hexham.Welnu, deze Lester was verzot
op motorrijden er waren in dien tijd
nog niet zooveel van die dingen als
thans en men zegt dat hij op beurs-
vacantie-dagen, Zaterdagen en Zon
dagen bijna altijd op de motorfiets
gezien werd. Op zekeren avond toen
hij in het donker een scherpen hoek
te snel omreed, ergens even buiten de
stad, kwam hij in botsing met een
wagen en werd van den motor geslin
gerd. Men nam hem dood op
„En vroeg ik.
„U vraagt u natuurlijk af, of dat iets
heeft uit te staan met het plotseling
verdwijnen van Netherfield Baxter
zeide Scarterfield glimlachend. „Mis
schien zult u het wel vreemd vinden,
maar onder al degenen die ik bezocht
heb om inlichtingen te vragen, ont
moette ik er geen enkele, die de ver
onderstelling maakte dat die belde fei
ten verband met elkaar houden. V/elnu,
ik veronderstel dat 1 En u zult zoo
aanstonds hooren op welken grond ik
dat vermoed. Deze John Martindale
Lester kwam dus door een ongeluk
om het leven dat gebeurde in de
eerste week van de maand Mei 1904.
Drie of vier dagen later verdween Ne
therfield Baxter. Ik heb in alle ge
sprekken met mijn zegslieden meest
officieeie personen zorgvuldig den
schijn vermeden alsof ik Lester's
dood met het vertrek van Netherfield
Baxter in verband bracht. Dat er
echter eenig verband bestond, daarvan
ben ik vast overtuigd. Baxter maakte
zich uit de voeten, mijnheer Middle
brook, omdat hij wist dat Lester's
plotselinge dood een onderzoek naar
den gang van zaken aan de „Old
Alliance Bank" tengevolge zou heb
ben
„Ah I" zeide ik. „Nu wordt het mij
wat duidelijker 1"
„Mij ook al is het nog slechts
weinig," hernam de detective. „Maar
er kómt toch wel eenig licht in de zaak.
Welnu, er hèd een onderzoek plaats aan
de bank en daarbij kwam weinig
£ra»is aan Het licht 1 Om te beginnen
was er een kas-tekort, we! niet zoo
groot, maar in eik geval groot genoeg I
Bovendien werd e-r een aantal juweelen
vermist ter waarde van eenige dui
zenden ponden sterling, door een hier
in de nabijheid wonende dame bij de
bank gedeponeerd. Tenslotte waren
twee zilveren kisten verdwenen die
eenige jaren geleden aan de bank in
bewaring waren gegeven door degenen
die belast waren met de uitvoering van
het door den overleden Lord Forestbur-
ne, gedane verzoek, om daar te worden
bewaard tot de meerderjarigheid van
zijn erfgenaam, die bij den dood van zijn
vader nog een knaap was. Intijsschen,
John Martindale Lester en zijn mede
plichtige of medeplichtigen hadden
zich zonder gewetensbezwaar in het
bezit gesteld van bovengenoemde voor
werpen die tot op dat oogenblik veilig
in de kluis van de kast geborgen wa
ren."
„Hebt u kunnen ontdekken of
Netherfield Baxter en de tijdelijk'
directeur van de bank elkaar kenden
vroeg ik.
„Neen, ik heb zorgvuldig verme
den om daaromtrent inlichtingen in
te winnen," antwoordde Scarterfield.
„Tot dusver heeft niemand mij daar
over gesproken, en ik heb de veronder
stelling niet geopperd, omdat ik geen
verdenking en vermoedens wil opwek
ken ik wil alles wat ik weet zooveel
mogelijk geheim houden om ongestoord
mijn eigen weg te kunnen gaan. Neen,
ik heb nooit over de beide mannen all
kennissen of compagnon» van eikaas
hooren spreken."
„Wat zegt men in de stad van Lestei
en de verdwenen kostbaarheden
vroeg ik. „Er zal toch wel een eenigs*
zins algemeene opinie zijn
„Natuurlijk is die er," antwoordde
de detective. „Men meent dat Laster
in Londen medeplichtigen had, dat hi;
de kostbaarheden daarheen heeft doen
vervoeren, en dat zijn medeplichtigen
toen zij hoorden van Lester's plotse-
lingen dood eenvoudig hun mond
hielden 1 Mijn meening is evenwel, dat
Netherfield Baxter de eenige mede
plichtige van .Lester was."
„Hebt u daar eenigen grond voor
vroeg ik.
„Ja anders zou ik het niet den-
ken," was het antwoord. „Ik zal u nu
zeggen waarom Ik u gevraagd heb,
hier te komen, mijnheer Middlebrook
zooevén zeide ik u reeds dat die Nether
field Baxter een uitmuntend pension
bewoondedaar heb ik gistermorgen
een kijkje genomen. De vroegere hos
pita van onzen vriend bleek een ver
standige vrouw te zijn die als het noo
dig was, wist te zwijgen. Ik vertelde
haar daarom het een en ander van de
historie en stelde haar ook enkele vra
gen. Daaruit hoorde ik, dat Baxter
verschillende voorwerpen had achter
gelaten die zich nog steeds op zijn ka
mer bevonden kleeren, boeken (hij
hij was blijkbaar een liefhebber van
lezen en scheen een zer goede opvoe
ding te hebben ontvangen) papieren,
enzoovoorts. Ik slaagde erin, de vrouw
er toe over te halen, mij een en ander
te laten zien. Onder de papieren vond
ik er twee, die naar het mi] toescheen
honderden jaren geleden geschreven
moesten zijn. Wellicht vond Lester ze iz
die zilveren kisten, kon hij er niet uit
wijs worden, en gaf ze daarom aan
Netherfield Baxter, die meer ontwik
keld was dan hij Baxter was een
der eersten op school, zooals ik hoorde,
en sprak en schreef drie talen. Welnu,
ik overreedde de hospita om mij die
documenten voor eenige dagen af tl
staan, en thans bevinden zij zfch boven
op mijn kamer, veilig achter slot gebor
gen ik zal ze zoo meteen halen en
dan moet u maar eens zien of u zt
kunt ontcijferen zij zijn zeer oud,
het schrift is vreemd en krabbelig,
maar de inkt is nog zoozwart als git 1"
„Scarterfield reide ik, „het
schijnt mij toe dat op het punt k,
een ontdekking te o'oen. Veronderstel
eens dat die gestrien kostbaarheden
ergens verborgen zijn Veronderstel
eens, dat Netherfield Baxter de plaats
wist, en dat hij ca William Netherfield
van de Elisabeth Robinson is Ver-