oiet onbeteakenenae waarae vertegen- voordigend werden op hem gevon den. De moordenaar zocht naar iets dat, naar hij geloofde, Salter Quick hij zich droeg, want hij doorzocht Zorgvuldig Quick's kleeren, keerde de zakken binnenstbuiten, sneed de voe ring open en waarschijnlijk neen, wij mogen veilig zeggen, zeker, vond hij niet wat hij zocht, evenmin ais zijn medemoordenaar die op een plaats eenige honderden mijlen van hier, Noah Quick ter zelfder tijd vermoordde. Hu verschijnt de heer Cazalette op net tooneel. Zonder daarbij ernstig na te denken, vestigt hij de aandacht op eenige teekens en krassen, blijkbaar met opzet aangebracht in het deksel van Quick' s tabaksdoos. Voelt u mijn bedoeling, heeren De moordenaar hoorde dit en zeide tot zichzelfdie doos is wat ik hebben moet 1 En daarom., stal hij ze tijdens de lijk schouwing Zelfs toen echter vond hij nog niet wat hij zocht, omdat de tee kens in de tabaksdoos zoo buitenge woon zwak en onduidelijk waren. Hij weet, dat de heer Cazalette voor nemens was, een vergrooting van de fotografie te maken, dat hij de teekens iuidelijker zou maken; hij kent ook 3e gewoonte van den heer Cazalette jn dit is een punt van beteekenisl en maakt zich daarom gereed, de porte feuille van dien heer te stelen, in de .hoop dat zich daar wellicht een exem plaar der vergroote fotografie zal be vinden. Dezen morgen, terwijl de heer Cazalette zijn dagelijksch bad neemt, slaagt de moordenaar erin de porte feuille machtig te worden Wat be wijst dit alles, heeren Eén zaak met zekerheid dat de moordenaar zich in de onmiddellijke omgeving op houdt 1" Er volgde een doodsche stilte op deze woorden, die tenslotte door een half verstaanbaar gemompel van Ca zalette zelf werd verbroken. „Daarvan kunt u even zeker zijn als dat wij hier bij elkaar zijn, waarde heer," zeide hij. „Ik wilde dat ik met even froote zekerheid wist, wie hij is!" „Nu, wij weten althans iets dat ons langzamerhand tot die wetenschap kan brengen," meende Scarterfield. Laat mij die fotografie nog eens zien, lis 't u belieft." Wij allen sloegen hem belangstellend jade terwijl hij den afdruk bestudeerde waarmee wij voor het diner onze hersens ladden vermoeid. Hij scheen na een lang onderzoek evenmin wijzer ge worden te zijn uit de foto dan wij, en tenslotte schoof hij haar over tafel van zich af, met een halfluiden uitroep van teleurstelling. Mejuffrouw Raven nam de fotografie op. „Wel ja!" meende Cazalette. „Laat de 'jongedame ze ook maar eens bestu- deeren 1 Misschien is een vrouwenbrein hier van meer nut dan dat van'n man.^ „Dat is meermalen het geval," antwoordde de detective. „En als mejuffrouw Raven er iets uit zou kun nen opmaken Ik zag dat Raven's nicht reeds iets wilde zeggen, en ik haastte mij, haar aan te moedigen door tot Scarterfield een opmerking te richten ter voleindi ging van de door hem afgebroken zin. „"Dan zult u haar ongetwijfeld zeer bizonder verplicht zijn," vulde ik zijn woorden aan. „Het zou u zeker op wep helpen?" „En in niet geringe mate, zeide hip „Er ligt stellig eenige beteekenis in die schets. Maar welke Mejuffrouw Raven legde, een beetje verlegen door de algemeene aandacht die aan haar gewijd werd, den afdruk der totografie weer op tafel „Denkt u niet dat er eenige uitleg te vinden is in deze fotografie van het geen Salter Quick tot den heer Middle- brook aeide toen hij hem aan de kust ontmoette vroeg zij. „Hij zeide den heer Middlebrook, dat hij een kerkhof zocht waar zich graven bevonden van personen die Netherfield heet en hij wist evenwel niet precie waar het was, ofschoon hij wel meende dat het hier ergens in de omgeving moest zijn. Veronderstel nu eens aat art een ruwe schets is van dat kerkhof Deze buitenste lijnen beteekenen waarschijn lijk den muur of het hek en deze kleine streepjes wijzen vermoedelijk de plaats der graven van de Nether- fields aan. En dat kruis in den hoek misschien is daar iets begraven of verborgen dat Salter Quick zocht De detective uitte een scherpen kreet en nam de fotografie weer op. „Juist, juist I" zeide hij. „Op mijn woord, het zou mij niet verwonderen Werkelijk, dat zou het kunnen zijn. Wat is er tegen in te brengen „Dit," antwoordde Cazalette op bijna plechtigen toon. „Dat er nie mand van den naam Netherfield be graven ligt tusschen Alnmouth en Budle Bay. Dat is een feit „Een vaststaand feit," voegde de inspecteur van politie er aan toe, „en dat is gebleken uit het meest nauw keurig onderzoek. Het is een feit, zoo als de heer Cazalette zegt." „Jawel," meende Scarterfield, „maar Salter Quick kan zich vergist hebben in de plaats. U kunt evenwel van één zaak zeker zijn welk geheiir hij ook kende, dat had hij van een ander. Wij weten echter althans ietsde Netherfield die zich met hem op de „Elisabeth Robinson" bevond, was afkomstig van Blyth. Ik ga daar morgen zelf heen en zal trachten of daar^in de omgeving wellicht personen van den naam Netherfield begraven zijn. Ik voor mij geloof, dat mejuf frouw Raven den spijker op zijn kop geslagen heeft met andere woorden, dat deze fotografie een ruwe schets is van de plek waarnaar Salter Quick zocht en waar ongetwijfeld iets ver borgen is. Wat Wie weet dat Maar te oordeelen naar het feit dat twee mannen vermoord zijn om dat geheim te kunnen ontsluieren, mogen wij aannemen dat het iets van groote waar de moet zijn. De een of andere verbor gen schat zonder twijfel." „Dat is juist wat ik van den aanvang af heb gedacht," zeide Cazalette. „U zult in uw nasporingen moeten te ruggaan naar het verleden, waarde fioer 1" „Dat is ongetwijfeld de eenige weg om vooruit te komen," gaf Scarter field met een lachje toe. „Maar voor dat wij nu van elkaar scheiden, hee ren, moeten wij eerst even vaststellen, hoever wij gevorderd zijn. Ik voor mij heb uit alles wat ons ter oore gekomen is en hetgeen wij gezien hebben, de volgende vijf conclusies getrokken Ten eerste. De Quicks, Noah en Sal ter, waren in het bezit van een geheim dat wellicht, zelfs waarschijnlijk, ver band houdt met hun beider kameraad op de „Elisabeth Robinson", Nether field, afkomstig van Blyth. Ten tweede. Dat eenige mannen of althans personen dat geheim in het bezit der gebroeders Quick wisten en hen daarom vermoordden om achter dat geheim te komen. Ten derde. Dat zij er niet i n slaagden, dat geheim machtig te worden, noch van Noah, noch van Salter Quick. Ten vierde. Dat het in 't openbaar uitgesproken vermoeden van den heer Cazalette omtrent de teekens in het deksel der tabaksdoos de misdadigers op een versch spoor bracht en dat zij om dat goed te kunnen volgdn, de tabaksdoos en de portefeuille van den heer Cazalette stalen. Ten vijfde Dat de misdadigers zijn of zeer kort geleden, zelfs dezen morgen, waren in de nabijheid van deze plaats. „Zoo," ging hij, rondziende, voort, „de zaak wordt wel iets duidelijker Laat nu de heer Wir.g zoo mogelijk behulpzaam zijn door iets omtrent Chuh Fen te weten te komen; ikzelf zal onderzoek doen naar de Nether- fields Ik denk dat wij dit spoor zoover mogelijk moeten volgenmen kan nooit weten hoe dat soms tot oplossing van het raadsel leiden kan." „U hebt in "t geheel niets gezegd over den zakdoek dien ik gevonden heb," merkte Cazalette op. „Die is toch óók stellig van eenige beteekenis „maar die zoekdoek is moeilijk na te sporen, mijnheer." antwoordde Scar terfield. „Het gebeurt toch wel dat dergelijke kleine dingen verloren gaan, in een verkeerde tasch terechtkomen, enz. Als wij nu kunnen uitvinden wie de eigenaar er van is, waar hij zijn linnen laat reinigen en dergelijke za ken meer begrijpt u Maar wij zul len de zaak niet uit het oog verliezen, mijnheer Cazalette er zijn echter op het oogeriblik belangrijker sporen die wij moeten volgen. Het voor naamste is welk van dit waardevolle geheim dat ds gebroeders Quick ken den, en dat ongetwijfeld betrekking had op een der plaatsen hier in Nort humberland Laten wij dèt, als wij kunnen, eerst trachten uit te vinden." De beide politie-autoriteiten gingen heen, vergezeld van dokter Lorrimore en zijn bediende, allen in ernstig ge sprek met elkaar; wij vieren, die ach terbleven, trachtten voor dien avond de gedachte aan de beide moordzaken opzij te zetten. Ik zag echter dat de heer Raven door het gesprek weer in onrust gebracht was; blijkbaar had hij thans de vaste overtuiging dat de moor denaar van Salter Quick in de onmiddel lijke omgeving van Ravensdene Court rondzwierf. „Hoe kan ik weten dat de misda diger niet een mijner bedienden is mompelde hij, terwijl hij, Cazalette en ik ons gereed maakten, om ons naar onze kamers te begeven. „Er zijn zes mannen in huis allen vreem den voor mij en verschillenden daar buiten. De gedachte is buitengewoon onaangenaam I" „U kunt die gedachte gerust van u afzetten, mijnheer Raven," meende Cazalette. „De moordenaar mag zich wellicht in de omgeving ophouden, maar hij is niet onder uw personeel. Wij moeten verder veel verder zien in deze zaak het is geen gewone moord, en derhalve hebben wij ook niet met gewone misdadigers te doen." Nadat wij beiden onzen gastheer verlaten hadden en wij een van de breede trappen opgingen naar onze kamers, ging hij voort„Neen Middle brook, wij hebben niet met 'n gewonen misdadiger te doen I U ziet echter hoe desondanks eenvoudige personen verdacht wordenStraks zal Raven wellicht zijn meest vertrouwde be dienden nog verdenken Neen, m'n jongen, wij moeten het heusch veel verder zoeken I" „Het is inderdaad een diep geheim," stemde ik toe. „Ja, en ik vraag mij af, of het wel verstandig geweest is, dien Chinees er in te halen," mompelde hij met een veelbeteekenend knipoogje. „Ik ver trouw dat Oostersche volk niet erg, Middlebrook." „Maar Lorrimore zei toch, dat hij voor Wing instond," wierp ik hem te gen. „Jawel, maar wie staat dan voor Lorrimore in vroeg hij. „Wat weet u, en wat weet ik van dien man Ik vind dat hij te glad van tong is en misschien ook ben ik zélf wel te haas tig geweest om alles zonder gegronde eden aan dien vreemde te zeggen Ik ken Lorrimore niet en zijn Chi nees evenmin." Uit dnt wantrouwen trok ik de con clusie, dat Cazalette zélf niet boven alle verdenking verheven was TWAALFDE HOOFDSTUK. Netherfield Baxter. Hoezeer ook de zenuwen van den heer Raven geschokt mochten zijn door de geheimzinnige gebeurtenissen die in de nabijheid van zijn kort gele den gekregen bezittingen hadden plaats gegrepen, toch gebeurde er niets ver ontrustends op Ravensdene Court zélf in dien tijd Inderdaad, wanneer wij van buiten af niets hadden gehoord en niet af en toe bezoek hadden ont vangen van den inspecteur van politie en den detective Scarterfield, zou het dagelijksch leven onder het gast vrije dak va»"den heer Raven geregeló en zonder stoornis, bijna eentonig ge weest zijn. Wij werden allen door onze bezigheden in beslag genomen de heer Cazalette door zijn munten en penpingen; ik door mijn boeken en do cumenten; de heer Raven door de zorg voor het landgoed; juffrouw Raven door haar bloemen en haar golf- spel. Ontegenzeggelijk was er wel eenige afleiding, en die bracht ons bij elkaar. De heeren Raven en Cazalette brachten den namiddag gewoonlijk rustend door; zij waren op een leeftijd gekomen en het verschil van twin tig jaren kwam daarbij niet in aanmer king waarop het rusten in gemak kelijke stoelen onder oude boomen op een schaduwrijk grasveld verkozen wordt boven arbeid; juffrouw Raven en ik, die jonger waren, vonden onze ontspanning in het golfspel en af en toe een wandeling in den omtrek. Zij scheen evenals ik, den lust tot zwerven in zich te voelen opkomen; de omgeving was voor ons beiden nieuw, en wij begonnen weldra veel behagen te vinden in het maken van tochtjes na den lunch. Weldra maakten wij die wandelingen uitgestrekter tot dat de schemering ons waarschuwde dat het tijd was om huiswaarts te keeren. Waartoe die tochten ons ten slotte leidden, zal uit het volgende blijken. Wij hoorden niets van Scarterfield, den detective, noch van Wing, die zich in zijn dienst gesteld had, geduren de verscheidene dagen na het onder houd in het huis van den heer Raven. Op zekeren morgen evenwel, toen tijdens ons ontbijt de post werd bin nengebracht en de heer Raven mij even later een brief overhandigde in een mij onbekend handschrift en waarvan de enveloppe het poststempel Blyth droeg. Ik veronderstelde dadelijk dat de brief van Scarterfield kwam en vroeg mijzelf verwonderd af hce hij er ter wereld toe gekomen was, mij te schrijven. Evenwel, hij hid geschre ven, en wel het volgende l „Noordzee-Hotel Blyth, Northumberland. 23 April 1912. „Geachte Heer, U zuit u nog wel herinneren, dat ik op den avond van onze bijeenkomst ten huize van den heer Raven m'n voor nemen te kennen gaf, deze plaats te bezoeken om zoo mogelijk eenige in lichtingen te bekomen omtrent dien Netherfield die zich met de gebroeders Quick aan boord van de „Elizabeth Robinson" bevond. Ik ben hier nu twee dagen, en heb enkele merkwaar dige ontdekkingen gedaan. De reden waarom ik u schrijf, is, u te verzoeken, mij zoo mogelijk hier voor eenige dagen in mijn nasporingen te komen helpen, ik weet dat u een deskundige zijt in het ontcijferen van documenten en dergelijke en ik heb hier sommige dingen aangetroffen die stellig verband houden met de zaak die wij onder zoeken, maar waaruit ik niet wijs kan worden. Wees ervan overtuigd dat u mij ten zeerste zult vérplichten als u het zoo zoudt kunnen schikken, dat u ml] al waren het ook slechts enkele uren van uw kostbaren tijd ter beschikking kon stellen." Uw dienstwillige, Thomas Scarterfield. Ik las den brief tweemaal over al vorens dien aan den heer Raven te overhandigen. De inhoud scheen hem zeer op te winden. „Lieve deugd riep hij uit. „Wat vreemd is datOnder welke buiten gewone geheimen leven wij hier toch, MiddlebrookU gddt natuurlijk, niet waar „Denkt u dat ik het doen moet vroeg ik. „Maar natuurlijk, ongetwijfeld I"; zeide hij met grooten nadruk. „Als iemand van ons er iets toe kan bijdra gen om dit lugubere raadsel op te lossen, vind ik dat hij of zij zedelijk verplicht is, medewerking te verleenen. Ik heb er evenwel niet het geringste vermoeden van, wat de man wil; od p- 2 o* 3 *~i 5 O O n> p* rs> cv P* lO 2 5.? 3 I II II I I I I I I I 1 I I I l S I I IS I I I I I I III Ij. E M I I I I I II I I i I I I MIMI 1 I I I I I I I II I I I 1 lol I den avond van ons onderhoud hfer heb ik Scarterfield oplettend gade geslagen en Ik kan niet anders zeggen dan dat hij een zeer scherpzinnige kerel schijnt te zijn die alle hulp ver dient." „Scarterfield," merkte ik op met een blik op juffrouw Raven en Cazalette die blijkbaar nieuwsgie rig waren, „heeft in Blyth eenige ont dekkingen gedaan omtrent dien Nether field. en hij vraagt mij, naar Blyth te komen om hem te helpen ik denk om iets te ontcijferen, maar wit, dat weest ik niet." „O, u moet bepaald gaan 1" riep juffrouw Raven uit. „Hoe zeld zaam 1 Is u nog niet jaloersch, mijnheer Cazalette „Neen, maar wel nieuwsgierig," antwoordde de aangesprokene, wien ik inmiddels den brief gegeven had. „Ik maak uit dit schrijven ook op, dat de detective iets wil ontcijferd hebbpn dus dat is juist iets voor u, Middlebrook. Heb ik niet van den aan vang af gezegd, dat er meer in deze zaak steekt dan men op het oog wel zou zeggen Ik ben er nieuwsgierig naar, welke nieuwe gezichtspunten zich hebben geopend. Het is een vreemd feit, maar niettemin een feit, dat in zaken zooals de onderhavige de bewij zen, sterk en onweerlegbaar, als 't ware voor het grijpen liggen. Bijna voor de deur, zou men zeggen, en dat is hier niet zoo overdreven, want Blyth ligt hier niet zoo ver vandaan." Ver of niet ver, het kostte mij toch eenige uren om de plaats te bereiken, want ik moest eerst naar Alnwick, en later overstappen in Morpeth en News- ham. Tenslotte echter arriveerde ik toch op de plaats mijner bestemming, in den namiddag. Op het perron wachtte mij de detective, even rond en vroolijk als ooit, en vol dankbaar heid voor mijn spoedig voldoen aan zijn verzoek. „Ik heb uw telegram ontvangen, mijnheer Middlebrook," zeide hij, ter wijl wij het station verlieten, „en ik heb voor u de meest comfortabele ka mer besteld van het geheele hotel, dat een rustig, mooi huis is en waarin wij gelegenheid zullen hebben om ongestoord te praten, want behalve u en ik zijn er alleen eenige handels reizigers. U hebt ,zeker reeds ge luncht „Ja, terwijl ik in Marpeth op aan sluiting moest wachten," antwoordde ik. „Dat had ik wel gedacht," hernam hij. „Wij zullen dus nu maar dadelijk een rustig hoekje in de rookzaal opzoe ken en onder het genot van een glas wijn en een sigaar onze zaak bespreken. Ik zal u vertellen wat ik hier ontdekt heb het is vreemd genoeg en de moeite waard om te hooren, zelfs al zou het met de beide moordzaken geen verband houden 1" „Is u daarvan dan niet zeker vroeg ik. „Niet geheel, maar het is toch we! waarschijnlijk," antwoordde hij. „Maar er is tusschen buitngewone waarschijn lijkheid en absolute zekerheid nog een groot verschil, waarmede men dikwijls te weinig rekening houdt. Maar hier zijn wij aan ons hotel, en wij zullen be ginnen met het ons zoo aangenaam mogelijk te maken." Zijn opvatting van „het zich zoo aangenaam mogelijk maken" bleek te zijn, zich in een gemakkelijken fau teuil te zetten in het rustigste hoekje met een whiskey-soda en een kistje sigaren naast hem op tafél dat was voor hem blijkbaar een behoorlijke ontspanning van zijn zwaren gees- tes arbeid. Ik zelf had er na vier uren vervelend reizen in 't geheel geen be zwaar tegen hoewel ik gaarne beken nen wil, dat ik ongeduldig was, totdat hij onze whiskey gemengd, zijn si gaar aangestoken en zich naast mij neergezet had. „Nu," zeide hij vertrouwelijk, „ik zal u alles in volgorde vertellen wat ik gedaan heb en ontdekt sinds ik, nu twee dagen geleden, hier kwam Het is niet noodig, Middlebrook, om lades te vertellen hor V* w«rk gegaan ben om In lichtingen te bekomen wij hebben onze eigen wijze en methode om het een en ander te weten te komen als wij in een vreemde stad moeten zijn. U weet echter waarvoor ik hier geko men ben. Er is in verband met de bei de moorden vesl en voortdurend ge sproken over den naam Netherfield over de vragen die Salter Quick u stelde toen u hem aan de kust ontmoet te en over hetgeen daarop gezegd werd in de herberg „Zeemans Vreugde". Welnu, ik ontmoette dienzelfden naam bij mijn nasporingen te Lenden, als zijnde die van een man die zich op de „Elisabeth Robinson" bevond, welk schip naar men meent in het jaar 1907 is vergaan en aan boord waarvan zich ook de beide Quick's bevonden. Die Netherfield stond genoteerd als af komstig te zijn van Blyth in Northum berland. Het was dus duidelijk dat wij naar Blyth moesten gaan, en nu zijn wij er 1" „Dat is zeker zoo iets als een in leiding, Scarterfield," zeide ik goed keurend. „Ga voort! Ik herinner mij dat u eerst acht-en-veertig uur hier bent." „En ik heb mijn tijd goed bpsteed 1" antwoordde hij, met een zelfvoldanen glimlach. „Al zeg ik het zélf, Middle brook, ik weet door te zetten. Men zegt wel, dat zich zelf prijzen geen aanbeve ling is, maar ik geloof daar niet zoo erg aan, want iemand kent ten slotte zichzelf het best. Maar terzake. Ik kwam hier, natuurlijk, om na te gaan of ik iemand kon vinden die beant woordde aan hetgeen ik omtrent den Netherfield van de „Elizabeth Ro binson" reeds wist. Het spreekt vanzelf, dat ik mij het eerst wendde tot dege nen bij wie ik verwachten kon, inlich tingen te zullen krijgen, en reeds spoe dig ontdekte ik iets. Niemand wist iets van een man, oud of jong, genaamd William Netherfield, die ooit in Blyth had gewoond of daar geboren was. Maar verschillende menschen kenden een man die hier jaren geleden goed bekend was; en die man droeg den naam van Netherfield Baxter." „Netherfield Baxter," herhaalde ik. „Dat is geen naam om spoedig weer te vergeten ais men hem eenmaal ge hoord heeft." „Hij is ook niet vergeten," antwoord de Scarterfield grimmig, „en hij was beken'd genoeg ook hier, vroeger en niet zoo heel lang geleden. Wie was nu die Netherfield Baxter Hij was het eenig kind van een ouden koopman uit Biyth, wiens vrouw stierf toen Netherfield nog slechts een knaap was, en die zelf haar in 't graf volgde, toen zijn zoon eerst zeventien jaren telde. De oude Baxter was een merkwaardig dwaze man. Hij liet alles wat hij bezat aan zijn jongen ruim twaalf duizend pond sterling met deze bepaling, dat hij op z'n een-en-twintigste geboor tedag in het onbeperkt bezit daarvan kwam. U kunt u indenken wat er toen gebeurde 1 De jonge man, die vader, moeder, broeder noch zuster had om hem te weerhouden of een waarschuwing desnoods een krach tige te geven, nam er een goed, zelfs een al te goed leventje van. Paar den, het spel, champagne, enzoo- voorts 1 De twaalfduizend pond be gonnen te verdwijnen als sneeuw voor de zon. Hij hield het langer uit dan men verwachtte, want af en toe had hij geluk bij het wedden hij won een aanzienlijke som, naar ik hoorde, bij de wedrennen te Newcastle. De kans keerde evenwel spoedig en in het begin van het jaar 1904 onthoud dat jaartal, Middlebrook 1 liep onze vriend Netherfield Baxter op zijn laatste beenen. Hij was toen ik heb bizonder gezorgd voor het noteeren van feiten en data juist negen en twintig jaar, en had dus in ongeveer acht jaar het kleine vermogen dat zijn vader hem had nagelaten, verbrast; hij bezat nog steeds goede kleeren men zegt dat hij een knappe kerel met een goftd uiterlijk was en hij had een zeer goed onderkomen. In het voorjaar van 1904 echter leefde hij nog slechts in de hoop op een omkeer va-» fortuin die hem had verlaten. rn Mei verdween hij plotseling uft Blyth, zonder iemand iets te zeggen, en sedert dien tijd heeft niemand hier meer iets van hem gehoord of gezien." Scarterfield hield even op en keek mij aan alsof hij vragen wilde wat ik er van dacht 1 Ik dacht er heel veel van! „Dat is een interessant stukje levens- dramatiek, Scarterfield," zeide ik.„En er zijn heel wat vreemder dingen ge beurd dan het zou zijn als het eens bleek, dat deze Netherfield Baxter de William Netherfield van de „Elizabeth Robinson" is. Hebt u nog niets in die richting kunnen ontdekken „Nog niet," antwoordde hij. „En ik dqnk ook niet dat ik hier daarom trent iets zal kunnen vinden, want zooals ik reeds zeide, niemand hier heeft ooit meer iets van Netherfield Baxter gehoord sedert hij zijn pension verliet en uit het stadje verdween. Wij kunnen 9r overigens vrijwel zeker van zijn, dat niemand ooit verlangd heeft, nog iets van hem te hooren 1 Eensdeels, omdat hij geen familie of goede vriendenftad, en voor een ander deel omdat hij geen schulden achterliet. Dat laatste feit," voegde hij er met een knipoogje bij, „had ongetwijfeld tot oorzaak een ander, voor hem onaange naam feit niemand zal hem in den laatsten tijd vóór zijn verdwijnen cre- diet hebben verleend I" „U hebt zeker nog wel meer te ver tellen," veronderstelde Ik. „O ja, nog veel meer," gaf hij toe. „Wij zijn nog eerst halfweg. Welnu u zult dus onthouden dat Netherfield Baxter in Mei 1904 plotseling uit Blyth verdween. Misschien werd er in het stadje om 'n ander feit wel niet zooveel gesproken over de verdwijning van Netherfield Baxter men had het toen namelijk te druk met een zeer opzienbarend geval. De „Old Alliance Bank" in Blyth werd gedurende eenige maanden bestuurd door een tijdelijk- directeur, tengevolge van een langdu rige ziekte van den directeur. Deze plaatsvervanger heette Lester J ohn Martindale Lester en was hier ge komen van een filiaal dier Ba k te Hexham.Welnu, deze Lester was verzot op motorrijden er waren in dien tijd nog niet zooveel van die dingen als thans en men zegt dat hij op beurs- vacantie-dagen, Zaterdagen en Zon dagen bijna altijd op de motorfiets gezien werd. Op zekeren avond toen hij in het donker een scherpen hoek te snel omreed, ergens even buiten de stad, kwam hij in botsing met een wagen en werd van den motor geslin gerd. Men nam hem dood op „En vroeg ik. „U vraagt u natuurlijk af, of dat iets heeft uit te staan met het plotseling verdwijnen van Netherfield Baxter zeide Scarterfield glimlachend. „Mis schien zult u het wel vreemd vinden, maar onder al degenen die ik bezocht heb om inlichtingen te vragen, ont moette ik er geen enkele, die de ver onderstelling maakte dat die belde fei ten verband met elkaar houden. V/elnu, ik veronderstel dat 1 En u zult zoo aanstonds hooren op welken grond ik dat vermoed. Deze John Martindale Lester kwam dus door een ongeluk om het leven dat gebeurde in de eerste week van de maand Mei 1904. Drie of vier dagen later verdween Ne therfield Baxter. Ik heb in alle ge sprekken met mijn zegslieden meest officieeie personen zorgvuldig den schijn vermeden alsof ik Lester's dood met het vertrek van Netherfield Baxter in verband bracht. Dat er echter eenig verband bestond, daarvan ben ik vast overtuigd. Baxter maakte zich uit de voeten, mijnheer Middle brook, omdat hij wist dat Lester's plotselinge dood een onderzoek naar den gang van zaken aan de „Old Alliance Bank" tengevolge zou heb ben „Ah I" zeide ik. „Nu wordt het mij wat duidelijker 1" „Mij ook al is het nog slechts weinig," hernam de detective. „Maar er kómt toch wel eenig licht in de zaak. Welnu, er hèd een onderzoek plaats aan de bank en daarbij kwam weinig £ra»is aan Het licht 1 Om te beginnen was er een kas-tekort, we! niet zoo groot, maar in eik geval groot genoeg I Bovendien werd e-r een aantal juweelen vermist ter waarde van eenige dui zenden ponden sterling, door een hier in de nabijheid wonende dame bij de bank gedeponeerd. Tenslotte waren twee zilveren kisten verdwenen die eenige jaren geleden aan de bank in bewaring waren gegeven door degenen die belast waren met de uitvoering van het door den overleden Lord Forestbur- ne, gedane verzoek, om daar te worden bewaard tot de meerderjarigheid van zijn erfgenaam, die bij den dood van zijn vader nog een knaap was. Intijsschen, John Martindale Lester en zijn mede plichtige of medeplichtigen hadden zich zonder gewetensbezwaar in het bezit gesteld van bovengenoemde voor werpen die tot op dat oogenblik veilig in de kluis van de kast geborgen wa ren." „Hebt u kunnen ontdekken of Netherfield Baxter en de tijdelijk' directeur van de bank elkaar kenden vroeg ik. „Neen, ik heb zorgvuldig verme den om daaromtrent inlichtingen in te winnen," antwoordde Scarterfield. „Tot dusver heeft niemand mij daar over gesproken, en ik heb de veronder stelling niet geopperd, omdat ik geen verdenking en vermoedens wil opwek ken ik wil alles wat ik weet zooveel mogelijk geheim houden om ongestoord mijn eigen weg te kunnen gaan. Neen, ik heb nooit over de beide mannen all kennissen of compagnon» van eikaas hooren spreken." „Wat zegt men in de stad van Lestei en de verdwenen kostbaarheden vroeg ik. „Er zal toch wel een eenigs* zins algemeene opinie zijn „Natuurlijk is die er," antwoordde de detective. „Men meent dat Laster in Londen medeplichtigen had, dat hi; de kostbaarheden daarheen heeft doen vervoeren, en dat zijn medeplichtigen toen zij hoorden van Lester's plotse- lingen dood eenvoudig hun mond hielden 1 Mijn meening is evenwel, dat Netherfield Baxter de eenige mede plichtige van .Lester was." „Hebt u daar eenigen grond voor vroeg ik. „Ja anders zou ik het niet den- ken," was het antwoord. „Ik zal u nu zeggen waarom Ik u gevraagd heb, hier te komen, mijnheer Middlebrook zooevén zeide ik u reeds dat die Nether field Baxter een uitmuntend pension bewoondedaar heb ik gistermorgen een kijkje genomen. De vroegere hos pita van onzen vriend bleek een ver standige vrouw te zijn die als het noo dig was, wist te zwijgen. Ik vertelde haar daarom het een en ander van de historie en stelde haar ook enkele vra gen. Daaruit hoorde ik, dat Baxter verschillende voorwerpen had achter gelaten die zich nog steeds op zijn ka mer bevonden kleeren, boeken (hij hij was blijkbaar een liefhebber van lezen en scheen een zer goede opvoe ding te hebben ontvangen) papieren, enzoovoorts. Ik slaagde erin, de vrouw er toe over te halen, mij een en ander te laten zien. Onder de papieren vond ik er twee, die naar het mi] toescheen honderden jaren geleden geschreven moesten zijn. Wellicht vond Lester ze iz die zilveren kisten, kon hij er niet uit wijs worden, en gaf ze daarom aan Netherfield Baxter, die meer ontwik keld was dan hij Baxter was een der eersten op school, zooals ik hoorde, en sprak en schreef drie talen. Welnu, ik overreedde de hospita om mij die documenten voor eenige dagen af tl staan, en thans bevinden zij zfch boven op mijn kamer, veilig achter slot gebor gen ik zal ze zoo meteen halen en dan moet u maar eens zien of u zt kunt ontcijferen zij zijn zeer oud, het schrift is vreemd en krabbelig, maar de inkt is nog zoozwart als git 1" „Scarterfield reide ik, „het schijnt mij toe dat op het punt k, een ontdekking te o'oen. Veronderstel eens dat die gestrien kostbaarheden ergens verborgen zijn Veronderstel eens, dat Netherfield Baxter de plaats wist, en dat hij ca William Netherfield van de Elisabeth Robinson is Ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7