m ?c *2 8> 5C *5 52 a- z j—CD z ?z F oS c-ïCzïïS^S rn ?z w-. •-££' rZ TT >3 gOS- 3 m£ ,<g^5 ■a -Sfc ■a »- sa p ~c 5 C? i§ 3 -a E- 8 £z <9 jq P-?r S' z g p- të= JO r* r» z LO± m go* 21. sgga z« q OS B g" 33 P- ■8 £n§ 5 o rc cp so P- i 3 g" r- g co «l 5 tr rp O q. O P P P «1 2 H •was uit Hongkong vertrokken met be stemming voor Chemulpo, maar het schip bereikte die haven nooit. Wij weten echter óók, dat zich op dat vaar tuig, toen het de haven van Hong kong verliet, onder meer twee mannen bevonden, vermoedelijk broeders, wier namen waren Noah Quick en Salter Quick, die niet als leden der bemanning, «riaar ais passagiers de reis meemaak ten. Er was ook een Chineesche kok aan boord, genaamd Lo Chuh Fen, en een man die zich Netherfield noem de en die afkomstig was uit Blyth in Northumberland." Hij hield even op en keek ons kringe tje rond, blijkbaar met de bedoeling cm op eik punt van beteekenis onze aandacht te vestigen. Natuurlijk waren wij allen goed bekend met de details die hij hier ontvouwde, maar hij somde de verschillende feiten op, op een vol komen oordeelkundige wijze, en er was een zekere voldoening in, naar zulk «en beknopt resumé te luisteren „Welnu," ging Lorrimore na eenige ©ogenblikken verder, „volgens de offi cieels gegevens heeft de „Elizabeth Robinson" de haven van Chemulpo nimmer bereikt, en men neemt aan, dat zij door een typhoon in de Gele Zee overvallen en met man en muis vergaan is. Met alle opvarenden Maar wij we ten, dat, wèt er ook met het schip en de rest der bemanning gebeurd is, eenige mannen die aan boord waren van het vaartuig, toen dit de haven van Hongkong verliet, ontsnapt zijn aan de ramp die de „Elizabeth Robin son" schijnt te hebben getroffen. Het schip moge echter nu op den bodem der Gele Zee liggen, en het grootste deel der bemanning erbij, een feit is hst dat Noah Quick na verloop van tijd in Devonport verscheen, blijkbaar ruim van geldmiddelen voorzien. Hij kocht een herberg met vergunning en scheen daarmede goede zaken te doen. Dat is dus reeds één man, die stellig niet met de „Elisabeth Robinson" naar den kelder ging. En nu om de zaken in chronologische volgorde te behan- delen nu hooren wij van een tweede, er) wel een Chinees. Deze, ongetwijfeld Lo Chuh Fen, vervoegt zich bij Lloyds en tracht te weten te komen of de „Elisabeth Robinson" ooit de haven van Chemulpo heeft bereikt. Dit is een vreemd punt. Het staat vast. dat Lo Chuh Fen aan boord van het schip Hongkong verlieten eenige jaren later informeert hij in Londen of de „Elisabeth Robinson" haar bestem ming ooit heeft bereikt. Waarom wilde hij dat weten? Heeft het schip tus- schen Hongkong en Chemulpo wellicht de een of andere haven aangedaan, en heeft Lo Chuh Fen in die haven het schip verlaten V/ij weten dat niet, en voor het oogenblik is het ook bijzaak. De hoofdzaak is, dat 'n tweede man niet met de „Elisabeth Robinson" vergaan is. Er zijn dus nu reeds twee ©verlevendenNoah Quick en Lo Chuh Fen. Nummer drie komt erbij in den persoon van 'n anderen Quick Salter, die in Devonport opdaagt als de gast van zijn broer en die evenals deze, blijkbaar geen gebrek heeft aan aardsche goederen. Hij heeft geld bij de bank. leidt een gemakkelijk leven, ja is evenals Noah, een zeer zwijgzaam man." Lorrimore werd nu min of meer opgewonden hij schoof de glazen en 7«rdere benoodigdheden op tafel op- zijde. leunde een weinig voorover en sprak met nog meer ernst en nadruk dan eerst. ,,Een zeer zwijgzaam man." her haalde hij. „Maar in één geval toch blijkbaar zóó zeer er opgesteld om in lichtingen te verkrijgen, dat hij zijn gewone voorzichtigheid uit het oog verloor. Op een dag in de maand Maart van dit jaar verliet Salter Quick met een flinke som aan baar geld in den zak, het stadje Devonport, zeggende dat hij voor eenige dagen op reis ging. Eenige dagen later vraagt hij in een herberg te Alnwick inlichtingen om trent een of meerdere kerkhoven in de omgeving, waar hij grafsteenen einden kan die den naam Netherfield Iragen de naam van den man die «ich met hem en zijn broer Noah aan boord van de „Elisabeth Robinson" bevond Den volgenden morgen ont moet Salter Quick den heer Middle- brook aan de kust tusschen Alnmouth en Ravensdene Court, en hem voor een bewoner der streek houdend, stelt hij hem dezelfde vraag. Hij ver gezelt den heer Middlebrook tot bij een kleine herberg, waar hij opnieuw aan den waard en anderen de zelfde vragen doet. en daar hoort hij tot zijn onaangename verrassing, dat een andere man om dezelfde inlichtin gen gevraagd had. Waarom was Salter Quick van Devonport naar Northum berland gekomen om de graven van sommige personen, genaamd Nether field, te vinden Wij weten het niet, maar wèl weten wij, dat Salter Quick op den avond van den dag waarop hij die inlichtingen had gevraagd, aan de kust werd vermoord. En op dienzelfden avond trof zijn broeder Noah in De vonport, vierhonderd mijlen van hier, hetzelfde lot 1" Op dit oogenblik trad de heer Caza- lette v/eer binnen. Hij droeg eenige boeken onder den eenen, en een zwaar folioregister onder den anderen arm en zijn gelaat droeg een uitdrukking alsof hij vele gewichtige mededeelingen te doen had. J uffrouw Raven beduid de hem echter glimlachend, te gaan zitten en te zwijgen, en Lorrimore ging voort met zijn beschouwing. „Er waren," zeide hij, „verschillende punten van overeenkomst in deze beide moorden, die voerden tot de veronderstelling, dat ofschoon het too- neel der beide misdaden ver van elkaar verwijderd was, hier toch een bende aan het werk geweest moest zijn die met een bepaald doel de beide mannen uit den weg geruimd had. Er was geen sprake van roof, want een aanzienlijk bedrag in baar geld dat beide slachtoffers bij zich droegen was onaangeroerd gelaten. De lijken waren echter zorgvuldig onderzocht zakken losgesneden en opengehaald, voering losgetrokken enzoovoorts. In de zaak Salter Quick is er verder de tabaksdoos, op het deksel waarvan een ruwe schets van de een of andere plek was aangebracht, en de zakdoek met een monogram, die de heer Cazalette vond in de nabijheid van de plaats waar de moord plaats had. Dit zijn bizonderheden van beteekenis maar welke die beteekenis zijn zal, is nog niet duidelijk. De werkelijke, tast bare b zonderheid is evenwel de merk waardige, geheimzinnige overeenkomst tusschen den naam Netherfield dien Salter Quick zoo verlangend was, op een grafsteen in'teen of andere kerkhof te vinden, en den naam van den man die met hem aan boord van de „Elisa beth Robinson" was. En wij staan dan ook terstond voor de Vraagwas de man, Netherfield Baxter, die eenige jaren geleden Blyth verliet, dezelfde die onder den naam Netherfield was ingeschreven als passagier op het reeds meer genoemd schip De heer Raven knikte instemmend en Lorrimore ging voort„Daaraan kan wel geen twijfel bestaanEen in het stadje Blyth geboren zeeman, Solomon Fish genaamd bevond zich kort geleden in Huil en zag daar in een herberg een man dien hij onmiddel lijk herkende als Netherfield Baxter, dien hij als kind als jongen en als jon geman had gekend. Hij spreekt hem aan en de man ontkent, Netherfield Baxter te zijn Aan deze ontkenning behoeven wij echter in 't geheel geen waarde te hechten op de verklaring van Fish kunnen wij gerust aannemen dat de man werkelijk Baxter is Nu komt de vraagwat doet Baxter Hij is blijkbaar in het bezit van vrij veel geld want hij en zijn makkers koopen een klein vaartuig, waarmede zij naar hun zeggen de Noordzee wil len oversteken naar de Noorweegsche fjorden. En wie zijn die makkers De een is een Chinees Vermoedelijk onze vriend Lo Chuh Fen. De ander is een Franschman en werd volgens de mededeelir.g van den cargadoor Jal- lanby, aangesproken met' Vicomte Hij is vermoedelijk een misdadige avonturier, evenals Baxter en hij is vermoedelijk eveneens eigenaar v^n den zakdoek, dien de heer Gepa lette vond, bedekt met bloedvlekken Wellicht bloed van Salter Quick." Lorrimore zweeg even en keek rond, als om te zien welken indruk deze woorden op ons maakten. De laatste veronderstelling Was nieuw voor mij, maar ik zag de waarschijnlijkheid ervan in, en knikte instemmend. Lorrimore knikte terug en ging toen verder. „Nog een enkel woord," zelde hij. „Ik voor mij twijfel er niet aan dat deze drie mannen de beide Quicks vermoordden, of daarin althans de hand gehad hebben, en dat zij nu van plan zijn, zich meester te maken van den schat die door Baxter en den on eerlijken bankdirecteur hier of daar op een veilige plaats werd verborgen. Maar ik geloof niet, dat de buit begraven of verborgen is in de een of andere afgelegen plek aan de kust. Ik ben er voor mijzelf zeker van waar ik ernaar zoeken zou, en waarheen dus ook Scarterfield zijn nasporingen zou moeten richten „Waar dan riep ik verbaasd uit. „Wel," antwoordde hij, „men moet zich natuurlijk afvragen wat de kerels met den schat waarschijnlijk zouden doen, zoodra zij zich ervan hadden meester gemaakt. Zij zullen vermoede lijk wel geweten hebben, dat de kost bare gewijde vaten en wat het edel metaal verder geweest moge zijn, uit dien tijd, wanneer het verkocht kon worden aan particuliere verzamelaars, vooral aan Amerikanen, hooge prijzen zouden opbrengen. In het land van den dollar zijn lieden genoeg die niet naar de herkomst en de rechtmatige eige naars van goederen vragen, als er geld te verdienen isIk zou zeggen dat Baxter, handelend voor zijn compagnon in de misdaad, den rijken buit hier of daar verborgen heeft, en een gun stige gelegenheid afwachtte om zich het bezit van de waarde voorgoed te verzekeren. Naar mijn gedachte heeft hij alles voor zoolang het noodig zou blijken te zijn, doen opbergen in Hartle pool. Newcastle of South Shields of althans op een plaats vanwaar het gemakkelijk per schip zou kunnen wor den vervoerd Hij kan het geroofde zelfs wel in Liverpool hebben gesta- tionneerd om van een eventueel ge makkelijk vervoer over den Atlanti- schen Oceaan verzekerd te zijn. Ik hecht geen geloof aan de theorie, dat de goederen in den een of anderen uit hoek van de kust verborgen zijn." „Maar wat dan te denken van Salter Quick's zoeken naar graven der Netherfields vroeg ik. „Dat kan ik niet zeggen," antwoord de Lorrimore met een licht schouder ophalen. „Salter Quick kan echter wel half of heel verkeerde inlichtingen heb ben ontvangen. In elk geval, mijn mee ning is, dat de gestolen kerkelijke eigendommen binnen vier solide mu ren bewaard worden, en als ik Scarter field was, zou ik mij in verbinding stel len met eigenaars van pakhuizen en opslagplaatsen met verzoek om in lichtingen betreffende alle goederen die reeds geruimen tijd geleden bij hen werden ondergebracht en nog niet weder opgevraagd." „Dat is een goed idee viel de heer Raven bij. „Dat lijkt heel wat meer waarschijnlijk dan de verborgen schat- theorie." „Waaraan ik evenwel vasthoud," zeide ik hardnekkig „Salter Quick heeft niet zonder bepaalde bedoeling naar graven van de Netherfields ge zocht De oude heer Cazalette kwam op dat oogenblik dichter bij de tafel met de zware boeken die hij uit de bibli otheek had medegebracht. Het was duidelijk dat hij iets ontdekt had en ernaar verlangde, ons dat mede te deelen. „Voordat u over dat punt verder spreektzeide hij, zijn last neerleg gend. „zou ik uw aandacht willen vragen voor enkele dingen die verband houden met hetgeen Middlebrook ons vertelde toen ik zooeven de kamer ver liet Het gaat over de kerkelijke vaten Middlebrook. waarvan u de inventaris gezien hebt - u zult wellicht niet weten, dat in Drvman's „Geschiedenis van de Godsdienstige Instellingen In Northumberland" het een en ander over die gewijde vaten wordt gezegd. Ik zal het u even voorlezen, luister: „Abdij van Foresiburne. Het is algemeen bekend, dat de heilige vaten, het zilver en de juweelen, die aan dit klooster toebehoorden, een belangrijke waarde vertegenwoor digden, maar nimmer in handen kwamen van de speurders van den koning. Alles werd behoorlijk geïn ventariseerd en er zijn brieven waar in sprake is van vervoer naar Lon den. De schat hééft haar bestemming echter nooit bereikt, en men neemt algemeen aan dat hooggeplaatste dieven zich van het grootste deel der kostbaarheden hebben meester ge maakt. Vrijwel hetzelfde kan wor den gezegd van den rijkdom aan edel metaal en juweelen die zich bevond in het oude klooster van Mellerton." „Er is dus naar mijn meening geen twijfel aan," ging de oude heer voort, „dat het goud en zilver waarvan Middlebrook de inventarislijsten ge zien heeft, ^verkelijk Is zooals het daar op beschreven staat, en dat het eigen dom der Abdij in den loop der tijd in handen van lord Forestburne kwam, die het bij de Bank in Blyth deponeer de. En nu," vervolgde hij, het grootste en zwaarste der boeken openend, „heb ik hier nog den legger van een plaatse lijke courant, die uw geachte voorgan ger, mijnheer Raven, zoo verstandig was te bewaren, en ik heb het verslag opgezocht van het onderzoek dat des tijds in Blyth omtrent dien oneerlijken bankdirecteur werd Ingesteld. En daar in ligt een stuk getuigenis, waarop tot dusver nog niemand Scarterlield's aandacht schijnt te hebben gevestigd „De geachte overledene," luidt het, „hield veel van de zee en maakte dik wijls tochten langs onze mooie kust in eén klein jacht, dat hij huurde van de firma Capsticks, de bekende scheeps bouwers. Men zal zich herinneren dat hij een bizondere voorliefde had voor nachtelijke zeiltochten, en dat hij dik wijls laat in den avond met het jacht de haven uitzeilde, om zooals hij zeide, te genieten van het prachtige maanlicht op de zee en de kust." „Bedenk wèl," besloot de heer Ca zalette met een meer dan gewoon- sarcastischen glimlach, „dat dit ge schreven werd door den een of anderen verslaggever, vóór het bekend was dat de „geachte" overledene de bank bestolen had. En ongetwijfeld was het op die nachtelijke tochten, dat hij en die fraaie makker van hem, Baxter, de gestolen kostbaarheden wegvoerden om ze veilig in de een of andere eenzame plaats aan de kust te verbergen en daar, geloof dèt maar gerust, zal alles te zijner tijd wel worden teruggevon den. En even zeker als mijn naam Cazalette is, dokter Lorrimore, even vast staaf het bij mij, dat het die plek was waarnaar Salter Quick zocht alleen wist hij niet precies waar hij wezen moest, en is op de een of andere manier die gedachte van de grafstee nen der Netherfields in hem opgeko men. Mogelijk echter ligt de gestolen schat onder de grafsteenen van een der Netherfields verborgen 1" „Geloof dat maar niet, mijnheer zeide Lorrimore. „Het is veel waar schijnlijker dat de buit in de een of andere gemakkelijk te bereiken haven plaats geborgen is, waar ze kan wor den opgevraagd zonder dat dit eenige aandacht trekt. En als Middlebrook mij Scarterfield* s adres wil geven, zal ik hem dat eens onder de aandacht brengen." Ik veronderstel dat Lorrimore den detective schreef over het resultaat naar zijn overpeinzingen. Gedurende de volgende dagen hoorde ik evenwel niets van Scarterfield !k geloof wel, dat hij de kustwacht een wenk gegeven had om een oog in het zeil te houden van de „Blanchflower". maar zeker ben Ik daarvan niet. Ofschoon er gerui men tijd niets werd vernomen omtrent le beide moordzaken, waren er toch 'rwee personen op Ravensdene, die ffel'iktlidie e") voorliefde schener -et>i>en opgevat voor wandelingen langs den ontdektspoedig waren wij beiden keld metselwerk lag in noordelijke en Bestudeerd heb. Overigens zullen wi} de kust en die twee waren jui- ruim voorzien van schrammen en een korte afstand in oostelijke richting, den heer Cazalette veel te vertellen frouw Raven en ik zelf. krabbels. Om ons heen heerschte nog waar zij eindigde, in een hoogere, met hebben." Reeds vóór mijn reis naar Blyth en steeds de diepste stilte er klonk door klimop begroeide steenmassa. Binnen Wij begonnen opnieuw de plek af te Huil hadden wij de gewoonte om na dit woud zelfs geen gezang van vogels dezé strook was 'n tweede,minder duide- zoeken ik begaf mij naar den voet van den lunch een wandeling te doenof gezoem van insecten. Meer dan eens lijk herkenbaar, maar in denzelfden den toren en juffrouw Raven begon die strekte zich thans steeds verder echter zagen wij beenderen liggen vorm en eveneens dicht begroeid, den dik-bemosten grond in oostelijke uit, en wij verlieten terstond na den verbleekte beenderen van dieren die Binnen deze tweede lijn was de oneffen richting te onderzoeken. Plotseling lunch het huis om eerst tegen dinertijd de schaduw der boomen hadden ge- bodem bedekt met een bed van wild hoorde ik haar een scherpen, verschrik- terug te keeren. Ik geloof dat wij bei- zocht en daar gestorven waren of dooreengegroeid, weelderig onkruid, ten uitroep slaken. Ik wendde mij ter den een vaag idee in ons omdroegen, meegesleept in het bosch aan stukken brandnetels en een menigte braam- stond om en zag haar staan bij de mas- dat wij wellicht iets zouden ontdekken gescheurd door andere dieren. Er hing struiken en gaspeldoornen. Van deze sa gaspeldoornen waarvan ik reeds eer- misschien een spoor vinden, of wht in dat bosch een atmosfeer van som- laatste was tegen de in oostelijke rich- der gesproken heb. Zij keek eerst naar dan ook. En het was op een dezer toch- berheid en geheimzinnigheid, en ik ting gelegen steenmassa een groote mij, en toen naar iets achter de gaspel- ten dat wij onverwachts betrokken begon eigenlijk meer ter wille van klomp zóó hoog en breed gegroeid, dat struiken, werden in ons grootste en gevaarlijke mijn gezellin dan van mijzelf te ze een bijna onoverkomelijke hinder- -„Wat is er f' vroeg ik. avontuur. Op zekeren lente-middag verlangen naar een uitweg, een glimp paal vormde. En overal spiedend en Onwillekeurig deed zij haar stem waren wij wat verder gegaan dan ga- van de door de zon beschenen zee, en speurend, kwamen wij plotseling, tus- da'en, tegelijkertijd min of meer ze- woonlijk en kwamen tegen vijf uur naar het gemurmel van de beek die, schen deze gaspelaoornen-massa en nuwachtig omziende naar het dichte terecht in een eenzaam ravijn dat zicji daarvan was ik overtuigd, naar de kust den voet van de toren, bij omtrekken kreupelhout. vóór ons opdeed op de heide die zich kabbelde aan den voet van deze on- van groote platte steenen, waarvan „Kom hier riep zij mij op zachten tot aan de kust uitstrekte. Bijna plot- beweeglijke takkenmassa. de hoeken onder dikke bossen gras en toon toe. „Kom seling stonden wij voor een zeer oud Na een worsteling van ruim een half de oppervlakte met een dikke laag Ik jjing over den bemosten bodem bosch van klein eikenhout, van een uur door juffrouw Raven dapper mos was begroeid. op haar toe en stond een oogenblik la- zóó eerwaardig en door den tijd ver- gedragen, dat moet ik zeggen deed „Grafsteenen 1" zeide mejuffrouw ter aan haar zijde. Zij wees achter weerd voorkomen, dat het een over- een plotselinge uitroep van haar mij Raven verrast. „Ik denk echter dat haar naar de gaspeldoorn-struiken en blijfsel uit den Druldentijd scheen te opzien. zij wel geheel verweerd en de namen fluisterde „Kijk daar eens 1" zijn. Er was in het lage hout geen enkele „Daar vóór ons staat een soort onleesbaar zullen zijn!" Nauwelijks had ik den blik in do opening te zien. en evenmin konden gebouw 1" riep zij uit. „Zie maar Ik knielde neer bij een der steenen door haar aangeduide richting gewend, wij den weg, een voetpad, of zelfs maar grijze steen het is een ruïne die wat minder dik met mos bedekt of ik wist dat wij niet alleen waren op een spoor van een voertuig of een dier Ik keek in de door haar aangeduide was dan de andere en begon het gras die wildbegroeide eenzaam-schijnend» ontdekken. Toch was het met weder- richting en zag door de openingen in de en mos weg te krabben. Spoedig slaagde plaats, dat menschenooren ons beluis. keerige instemming dat wij besloten zware takkenmassa, een grijzen muur, ik erin, een groot gedeelte der opper- terden en wij door menschen-oogen ba- ons een weg te banen in die voelbare verweerd en verbrokkeld door den tand vlakte van den steen van het mos te spied werden dat wij ons wellicht stilte. des tijds, vóór mij oprijzen. Ik kon de ontdoen. Nu dit mos, een natuurlijke in gevaar bevonden Daar, achter d« bovenste steenen niet zien, een soort beschermende bedekking tegen de in- struiken zag ik iets dat op het eersta ZEVENTIENDE HOOFDSTUK van gebroken borstwering, wild met vloeden van weer en wind, verwijderd gezicht een kort geleden gedolven klimop begroeid, en onder het groene was, zagen wij letters, evenals de gehee- graf scheen te zijn, maar in werkelijk- Humfrey de Knaythville blad dezer klimplant bemerkte ik een 'e steen aan de hoeken verweerd en heid een pas gegraven kuil was. Een brokstuk van het een of ander orna- versleten, maar met eenig geduld toch hoop zand en steenen lag ernaast en Teneinde een goed begrip te ver- ment en de schaduw van een venster- wel te ontcijferen. eenige houweeien waren er blijkbaar .krijgen van de eigenaardige omstan- opening waaruit het glas en de spijlen Het moge onder de gegeven om- achteloos neergeworpen. Als een dlgheden en positie waarin juffrouw reeds lang verdwenen waren. standigheden vreemd schijnen, een bliksemflits schoot mij plotseling een Raven en ik ons zeer kort daarna ge- „Daar kunnen wij tenminste op feit 's het dat ik op dat oogenblik en gedachte door het hoofd en thans was plaatst zagen, is het noodzakelijk, af," zeide ik. „Dat is zeker de een of zelfs nog verscheidene minuten later de zaak mij eensklaps duidelijk wij een korte beschrijving te geven van andere oude toren of iets dergelijks, geen flauw vermoeden had, dat wij bevonden ons Op het kerkhof dat Salter de geografische ligging van het bosch ik kan mij evenwel niet herinneren, toevallig iets gevonden hadden dat met Quick gezocht had „De Knaythville" waarin wij besloten hadden, door te op de kaarten iets van dien aard ver- he moordzaak Salter Quick verband en „Netherfield" moesten dezelfde dringen, meer uit nieuwsgierigheid en meld te hebben gezien." hield. Mijn eenige gedachte op dat mo- namen zijn die door den tijd in het een gevoel van ons omringende ge- V/ij haastten ons vooruit en kwamen naent was, dat wij een overblijfsel uit onontwikkeld brein van den zeeman heimzinnigheid dan om andere redenen. even later op een kleine open ruimte. ou<fe tijden hadden aangetroffen de verward geworden waren. Hier was Wij hadden toen een afstand van ver- Vlak vóór ons stond de ruïne waarvan ruïne van een dorpskerk die reeds de gestolen schat verborgen en nu wij scheidene mijlen van Ravensdene wij onder de boomen reeds iets hadden jaren en jaren geleden niet meer werd hier op deze volkomen verlaten plek Court in noordelijke richting afgelegd, gezien. Het was een overblijfsel van gebruikt en ik hield mij er de eerstvo!-" verdwaald waren, zouden wij zonder maar in plaats van langs de kust te een lagen, plompen, vierkanten toren, gende oogenblikken uitsluitend mee twijfel storen, ja, wie, en wat gaan, hadden wij een meer landwaarts ongeveer veertig voet hoog, en voor hezig, te trachten de letters te ont- Vóór ik een woord kon uiten hoor- voerend pad ingeslagen over de heide, het grootste deel vervallen. De zijde cijferen op den steen waarvoor ik was de ik weer een scherpen uitroep van welk pad echter op geen 'enkel punt die wij vóór ons zagen was evenwel neergeknield. Terwijl mijn gezellin met mijn gezellin. van zijn kronkelenden loop meer dan het meest intact gebleven en verhief" een uitdrukking van gespannen ver- „O riep zij uit. „Wie zijn die man een mijl van de kust afweek. De laat- zich nog bijna onbeschadigd boven wachting op het gelaat stond toe te zien nen ste paar mijlen hadden wij in een bijna een mooien ouden ingang, die ik dade- schrapte ik met mijn scherp zakmes Ik wendde mij snel in de richting volkomen eenzaamheid afgelegd lijk herkende als in Normandischen het m°s en gras van den steen weg. waarin zij wees en zag op hetzelfde behalve een enkele boerderij, en de stijl gebouwd te zijn. Op geringen af- Gelukkig waren de letters diep in den oogenblik twee mannen die kalm te herdershut die wij meer landwaarts stand ten noorden van den toren lag steen gegrifd, en was de steen van voorschijn getreden waren van achter op den golvenden bodem hadden-gezien een massa vervallen metselwerk, een e®n harde en zeer duurzame sóórt de struiken en ons zwijgend gadesloe- was er geen menschelijke woning te lange reeks van met gras en mos be- zoodat tenslotte veel van het opschrift gen. Zij waren eenigszins als zeelieden ontdekken geweest. Evenmin zagen groeide steenen, blijkbaar de ruïne leesbaar bleek te zijn nadat het mos gekleed, maar ik zag toch dadelijk wij dien middag op de uitgestrekte op- Van een muur hier en daar in de open eenmaal was verwijderd. Ik kon spoe- dat wij hier niet met gewone lieden to pervlakte der zee een zeil, zelfs niet ruimte lagen dergelijke, kleinere stee- dig althans eenige woorden en letters doen hadden. Ik zag zelfs nog meer de flauwe rookpluim van een, schijn- nenmassa's. Overal groeide gras en lezen en werd mij er gelijktijdig van bewust baar aan den horizon voorbijvarenden nfbs, netels en dergelijk onkruid de dat wij door ons afdwalen naar de£e stoomer. Toch scheen'de plek die wij plek bood een beeld van troostelooze Hic jacet dominus.... plek in gevaar geraakt waren. Een van thans naderden nóg eenzamer te zijn verlatenheid. Een enkelen blik was ech- Humfrey de Knaythville.... Je beide mannen, een groot, slank wij kwamen in een soort ravijn, een ter voldoende om mij ervan te over- quond' vlcari huius.... ;-;ebouwd man met een goed uiterlijk diepe kloof vormend in het terrein, tuigen dat wij terecht gekomen waren ecclie qui obèit.... dien men zeker niet ongaarne gezien aan den zuidkant waarvan het bosch pp een vroeger gewijde plaats. anno ani MCCCXIX.._ zou hebben wanneer niet ee'n koek lag waarvan ik zooeven schreef. Hier- „Dit," zeide ik tot mijn gezellin, en wreede uitdrukking in zijn oogen tegenover, aan de noordzijde, rees de toen wij aan den rand van het bosch Onder deze regels volgden nog enkele en om zijn mond had gelegen, herkende andere zijde van het ravijn steil om- even stilstonden, „dit ls de ruïne van andere, vermoedelijk woorden uit de ik als een vreemdeling dien ik bij de hoog, en aan weerszijden staken scher- een oude kerk of wellicht van het een H. Schrift, die echter blijkbaar reeds lijkschouwing gezien had en toen had pe punten kalksteen uit. Het scheen of ander godsdienstig gebouw, een vergaan waren vóór het mos een be- ik hem voor iemand uit de omgeving mij toe dat aan den voet van het bosch klooster bijvoorbeeld. Kijk maar eens schermin§ bood tegen weer en wind. gehouden. De ander, daarvan was ik en in het diepst van deze natuurlijke naar die nis boven de deur er zal Ze waren althans geheei onleesbaar, overtuigd was Netherfield Baxter, kloof in den aardbodem wel een beek vroeger wel een beeld in gestaan heb- Wij hadden evenwel iets gevonden Noch de goudbionde baard, noch het of riviertje zou zijn, die van de heide ben en aan de eigenaardige ligging „Ziedaar zeide ik tenslotte, het halfverborgen ütteeken ontbrak, waar. naar de zee vloeide Wij waren voor- der steenen. Ongetwijfeld is dit de rul resultaat mijner arbeid met voldoening van Fish mij en Scarterfield had ver- nemens om dan den loop van dezen ne eener oude kerk Hoe zou het te beschouwend. „Hier rust Humphrey teld. Ik twijfelde er geenszins aan dat stroom te volgen tot aan de zee en verklaren zijn dat wij daarvan ni mer de Knaythville, vroeger pastoor dezer juffrouw Raven en Ik in handen ge- langs de kust naar huis terug te keeren. iets gehoord hebben parochie, overleden in het jaar onzes vajlen waren van de beide mannen die Het woud waarin wij de wandeling „Volkomen vergeten, denk ik," ant- Heeren dertien honderd; negentien." van JaUanby de ..Blanchflówer" ge aanvingen, was bijna ondoordringbaar; woordde juffrouw Raven. „Het „Dat is dus bijna zeshonderd jaar kocht hadden het scheen mij toe. dat gedurende de moet wel zeer lang geleden zijn dat geleden Een goede vondst Gedurende eenige minuten die ons eene eeuw op de andere het lage hout er hier in de omgeving menschen waren „Prachtig I" riep juffrouw Raven zeer lang en mij zelfs pijnlijk lang toe- ongeregeld was doorgegroeid, totdat die ernaar kwamen zien." uit opgetogen door deze merkwaardige schenen zagen wij vieren eikaar strak het ten laatste een geweldig vlecht- „Misschien woonden die in een dorp ontdekking. ,,lk ben benieuwd of wij aan. Toen kwam de man dien ik Bax- werk van op de meest vreemdsoortige aan de kust, dat thans geheel ver- ook op de andere grafsteenen inscrip ter dacht te zijn, een weinig nader; wijze dooreengestrengelde takken en dwenen is," merkte ik op. .Maar wij ties zullen vinden." zijn metgezel trad, de handen in zijn twijgen geworden was. Slechts door moeten de geschiedenis van deze stre- „Ongetwijfeld meende ik. „Deze zakken, maar waakzaam genoeg, lang. nu eens deze, dan weer een andere ken eens nazien omtrent deze plek. plek is de moeite van een nauwkeurig zaam achter hem aan. richting in te slaan, konden wij eeni- Laten we ze intusschen eens zorgvuldig onderzoek overwaard, en ik verbaas „Wel mijnheer zeide Baxter, gen voortgang maken in de ge- onderzoeken." mij erover, dat ik in de boeken die een den hoed lichtend toen hij juffrouw wsnschte richting, en af en toe moesten Wij begonnen de open ruimte te be- historie van de omgeving bevatten, Raven zag. „Neem mij niet kwalijk wi] ons met geweld een weg banen door zien en bemerkten spoedig, dat drie nimmer deze plaats heb vermeld ge- dat ik u vraag wat u en deze jonge da- het dichte struikgewas. Wij wisselden zijden van dan toren bijna gehee! ver- vonden. Wij zullen ze echter nog eens me hier komen doen lachend opmerkingen erover, dat wij vallen en de vierde nog vrijwel intact nazien, want ik ben er met zoo héél Zijn stem klonk als van iemand dia •'-lelijk een „»"iaadeüik" woud had- gebleven waren. Een strook verbrok- zekar van dat ik ze geheel en zorgvuldig een goede opvoeding had, genoten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7