DE MEDEDINGSTER* maar moet ik nog meer zeggen „Waarom niet vroeg hij lachend Een gewaarschuwd man geldt voor 5t u even laten zien wat wfj a voor ,Dat fs een moeilijke geschiedenis ctjd, toen een inwoner van Blytïi a kwsr ier kunnen aanbieden Tot mijn zeide ik ontmoette en herkende in Huil, waar spijt kunnen wij u geen kamenier ter „Ongetwijfeld," gaf hij oe „Daarom u een jacht kocht ik geioof dat het beschikking stellen, maar er is een zou ik u een raad wil en geven In dit is Ien waarin u zeide, naar Noor behoorlijk gemeubileerde hut. waarin p aats van het eleg am te verzenden wegen te willen gaan. En dat maai U het althans dragelijk zult vinden van uit het naaste te egraafkantoor, en die u als uw eigen domein kunt stel ik u het volgende voor Mijn beschouwen zoolang u hier bent. Wilt vriend gaa per spoo naar Berwich. n mij even volgen Laat hem van daaruit een telegram twee 1 U geeft mij daar zeer waarde- Hij ging ons voor door een korte zenden het komt dan niet mee dan volle inlichtingen, gang door een soort van salcfinetje, een uur later bij den heer Raven aan. „Zeer goed, mijnheer Baxter," ging dat blijkbaar als zitkamer werd ge- Sein maar dat u en juffrouw Raven ik voort, besloten hem al mijn kaarten bruikt door hem en zijn makkers, en vanavond niet thuis kunt komen, en te toonen. „Er it verder een zekere opende de deur eener kleine, maar keu- dat zij volkomen veilig is enfin, detective, Scarterfield genaamd, een rige hut. maak er van wat u wilt, als hij maar scherpzinnig man, die er zeer naar „Deze is nog nooit gebruikt," zeide gerustgesteld is." verlangt, kennis met u te maken, bij met een glimlach. „Ze is door den Ik wierp hem een doordringenden Want als u de waarheid weten wilt, ▼origen eigenaar van het jacht in blik toe. „De zaak is nu maar," zeide hij is in de veronderstelling dat u gereedheid gebracht, en zooals u ziet, ik, „of wij morgen naar huis zullen kun ttr mankeert niets aan. Beschouw deze nen gaan of een of meer uwer medeplichtigen, of u met hen tezamen, de hand gehad bescheiden woning als de uwe, juf- „Misschien morgenavond laat," hebt in de beide moorden op Noah en Salter Quick. Hij is u op het spoor Terwijl ik de laatste woorden sprak, sloeg ik hem nog nauwlettender gade dan tevoren. Hij bleef echter even koel frouw, zoolang u onze gast zult zijn. antwoordde hij. „Ik zal mijn best doen. Een mijner mannen zal er voor zorgen Morgenmiddag hoop ik met mijn arbeid dat u alles hebt wat u behoeven zult. gereed te zijn, en dan Als a wflt binnentreden en de zaak Op dat oogenblik verscheen Bax- epns aanzien, zal ik u dien man even te metgezei op het dek. Hij had van en kalm als eerst, en ik was eigenlijk zenden. Het is een Chinees, maar u kleeding verwisseld en droeg nu een een weinig onthutst door de rustige zult zien, dat hij even handig is als keurig costuum, slappen hoed, ge- wijze waarop hij niet alleen mijn blik een Fransche kamenier. Geef hem ge- lakte schoenen, handschoenen en een maar ook mijn woorden beantwoordde, rust alle orders en instructies die u wande stok. Baxter gaf hem een wenk „Scarterfield van wiens naspo- wenscht. Als u daarna weder aan om te wachten en wendde zich weer ringen ik wel iets heb gehoord heeft het dek wilt komen, zal ik u thee laten tot mij. „Dat is het beste wat u doen het in dit opzicht aan het verkeerde Khenken." kunt," zeide hij. „Schrijf nu het tele- eind," zeide hij kalm. „Ik heb niet de Hfj wenkte mij hem te volgen, ter- gram maar even." hand gehad in den moord op Salter, Wijl juffrouw Raven de voor haar Ik stelde het telegram zóó samen, noch in dien op Noah Quick. En mijn bestemde hut binnentrad, en hij wierp dat ik erop vertrouwen mocht, daar- vriend is daarbij evenmin betrokken, ajjj een geruststellenden blik toe, ter- mede den heer Raven gerust te tel- Ik weet niet wie de beide mannen ver wijl wij het salonnetje weer doorgingen, len, en overhandigde hem het papier, moord heeft, maar wèl weet ik, dat „ZIJ is daar volkomen veilig en rus- Hij las de enkele regels die de depêche er altijd lieden gereed geweest zijn tig," zeide hij. „U kunt hier uw kwar- bevatte, knikte goedkeurend en ging om hen om het leven te brengen, zoo- tier betrekken, mijnheer Middlebrookdaarna op zijn makker toe. Eenige dra zij daartoe de kans zouden krijgen, het !s trouwens het eenige wat ik u oogenblikken spraken zij halfluid met en ik was daarom dan ook in het geheel kan aanbieden. Ik hoop dat u het hier elkaartoen stapte de ander in de niet verwonderd toen ik hoorde dat eenige nachten zult kunnen uithouden boot die naast het jacht lag, en roeide zij vermoord geworden waren. Wel met behulp van dekens en kussens, naar de kust Baxter kwam bij mij te- heb ik mij er meermalen over ver en deze hebben wij in overvloed." rug. wonderd dat die moorden niet eerder „Dat komt wei in orde, dank u," „Hij zal dat telegram terstond als hebben plaats gehad. Maar buiten het antwoordde ik. „Maak u zich over mij hij aan het station Berwick is, van daar- feit dat zij vermoord zijn weet ik niets maar niet bezorgd. Mijn eenige zorg uit verzenden, ongeveer half zeven," «n evenmin weet iemand van hen éi voor Juffrouw Raven." zeide hij. „Het moet dan om acht uur die zich aan boord van dit vaartuig be „Ik zal er zorg voor dragen dat het op Ravensdene Court zijn. U kunt vinden, daarvan iets af. U en Juffrouw Juffrouw aan niets ontbreekt en dus aan juffrouw Raven zeggen Raven bevinden zich onder wel, dat zij in alle opzichten veilig is," dat er geen reden ls, zich verder nog on- u kunt ons roovers noemen als ge wilt, antwoordde hij. „Even veüig als in gerust te maken. En nu wij alles be- avonturiers, wit u maar wiltmaar het huis van haar oom. U behoeft sproken hebben, mijnheer Middicbrook zijn geen moordenaars. Wij weten n dus daarover het hoofd niet te mag ik er nog wel aan oevoegen, dat niets van den moord op de gebroeders brekenik heb u mijn woord gegeven." het niet mijn schuld geweest is, dat u Quick behalve dan wat wij ervan „En daarop vertrouw lk," zeide Ik. en zij ons gestoord hebben in zeer par- 1° de couranten gelezen hebben." „Maar over haar oom wilde ik gaarne ticuliere bezigheden daar bij de ruïne »U kende dus de beide Quicks?" nog even met u spreken." van de oude kerk. Ik veronderstel veronderstelde ik. „Een oogenblik," antwoordde hij. echter dat het evenmin uw schuld „Hen kennen?" antwoordde hij met Wij waren inmiddels weder op het is en daarom zou ik u willen aanradeneen cynisch lachje. „Of ik hen kèn 1 dek gekomen en hij ging naar voren, schik u zoo goed mogelijk In de om- Hef waren een paar schurken 1 Ik heb stak zijn hoofd door een kleine opening standigheden het geldt slechts een mij nooit verbeeld, een heilige te zijn, en gaf een bevel aan iemand dien tijdelijke opsluiting 1" mijnheer Middlebrook, maar Noah ik niet kon zien. Een oogenblik later Ik sloeg hem nauwlettend gade, en Salter Quick waren van een soort kwam een Chinees, dezelfde wiens terwijl hij sprak, en nam plotseling dat ik vèr beneden mij acht zij gelaat ik gezien had vanuit de roeiboot, het besluit om ronduit te spreken, waren slechte lieden. Ik zal u daarvan uit de luikopening, gleed met bijna Het mocht dwaas, wellicht zelfs ge- |ater wel meer vertellen, want daar is onhoorbaren tred lang mij heen ter- vaarlijk zijn, maar ik voelde als bij juffrouw Raven." wijl hij het dek overstak, en verdween ingeving dat het geen van beide zou „Ik acht het geraden," zeide ik tot in de hut die wij zoo juist hadden ver- blijken te zijn. hem op halfluiden toon, „u te zeggen laten. Baxte kwam daarop bij mi] „Ik geloof," zeide ik bijna ruw, dat juffrouw Raven bekend is met alles terug en nam een cigarettenkoker uit „dat ik het genoegen heb, met mijnheer wat ik u^ zooeven verteld heb.", 4 de borstzak van zijn ja>. Terwijl hij Netherfield Baxter te spreken?" „Zoo?" antwoordde hij. „Welnu, mij zijn koksr voorhield, vroeg hij Hij wierp mij plotseling een scherpen, zij ziet er verstandig genoeg uit, en „Wat wilde a zeggen over den heer maar toch half glimlachenden blik ik zal u beiden dan later wel eens ver- Raven „De heer Raven," antwoordde ik, „zal zeer ongerut zijn over zijn toe. Verbazing lag er stellig niet in dien tellen wat ik weet. Laten we nu gaan blik 1 theedrinken." „Ah antwoordde hij toen. „Ik Terwijl hij vooruitging om zijn beve- üicht. Zij is de eenige bloedverwante had er een vermoeden van dat u dat len te geven, vertelde ik aan juffrouw dJe hij heeft, meen ik, en hij zal bui- zoudt denken. Wel, en als ik nu eens Raven het voornaamste van de confe- iengewoon in onrust zijn als zij dezen bevestigend antwoorden zou, mijnheer rentie die ik met Baxter had gehad *vond niet terugkee t." Middlebrook Wat dan En wat weet en verklaarde, voor mijn persoon in Baxter onderbrak mij door een ge- u een Londenaar, naar ik meen dat zijn onschuld aan de beide moorden baar met zijn cigarette. „Aan dat alles u mij gezegd hebt van Netherfield te gelooven. Ik zag dat zij het in dit heb ik reeds gedacht," zeide hij. „De Baxter opzicht met mij eens was. heer Raven zal niet ongerust behoeven „Wenscht u het te weten luidde „ik ben blij dat ik dat gehoord heb." te z Mijn vriend, dien u bij de ruine mijn wedervraag. „Zal ik openhartig zeide zij. „Dat maakt evenwel de zaak tezien he ft, gaat over enkele minuten spreken nog ingewikkelder. Ik ben benieuwd wtder an land en hij zal terstond „Zeer graag, alsu wilt," antwoordde naar wat hij te vertellen kan hebben." nad Int dichtstbijzijnde telegraaf- hij „lk stel er inderdaad prijs op." „Wacht tot hij spreken zal," ant- kan oor gaan, «jat ongeverr twee „Welnu," hernam ik, „Ik weet van woordde ik. „Wij zuller. in elk geval mijlen andwaarts is, en daar zal hij Netherfield Baxter verschillende bi- wel iets interessants van hem hooren." sen telegram zenden aan den hee Ra- zonderheden eerst kort geleden ben Baxter kwam terug, ditmaal ge ven met uw naam onderteekend. ik die toevallig te weten gekomen, volgd door den kleinen Chinees dien De heer Raven zal dat telegram waar- Dat u vroeger in Blyth woonde en ik reeds eens gezien hadhij plaatste schijnlijk om zeven uur hebben. De daar in connectie stond met 'n zekeren een tafeltje op het dek, zette er stoe- jtaak fs nu hoe moet dat telegram bank-directeur, omtrent wiens dood len omheen en bracht eenige oogen- «rorden opgesteld en het verdwijnen van verschillende blikken later alle benoodigdheden voor Wij agen elkaar aan en ik bemerkte waardevolle roerende goederen groo- een keurige afternoon-tea, waarvan dat hij een man was die moeilijkheden te opschudding ontstond in Blyth. een plumcake het middelpunt vormde. Spoedig ontdekte en dat hij het critieke ten tijde dat u die plaats verliet. Ver- Ik zag dat juffrouw Raven er naar punt van het onderhavige geval ter- der, dat men nimmer meer iets van keek. en toen ik haar aanzag, wist Aond had gezien.", u gehoord had, tot yoor zeer korten ik opeens wat zij dacht. Haar gedach ten waren teruggekeerd naar de plum cake die wij bij Lorrimore hadden ge geten en die door zijn factotum Wing was gemaakt. Wat echter ook onze gedachten waren, wij zeiden niets. De situatie was ro mantisch en niet zonder eenige aan trekkelijkheid, zelfs in deze merkwaar dige omstandigheden. Wij zaten daar als gevangenen, eigenlijk als gasten, wanneer ge wilt, maar gevangen wéren wij toch, en onze bewaker zat vóór ons. Hij en wij zaten aan een thee tafel en lieten ons de thee en wat erbij hoorde, goed smaken. Het had meer den schijn alsof wij bij de een of andere aanzienlijke familie te gast waren dan de gevangenen van een dief. Ik denk dat het voldoende voor ons allen ge tuigt. dat wij den toestand begrepen en ons best deden om de werkelijkheid te ignoreeren. Wij keuvelden en praat ten zooals beschaafde lieden onder zulke omstandigheden zouden doen, ep spraken over alles, behalve over onze gevangenschap. Baxter had in derdaad onze beleefde en attente gast heer en wij zijn gaarne geziene gasten kunnen zijn. juffrouw Raven aan vaardde de geheele situatie met kos telijke bereidwilligheid en schonk de thee in alsof zij reeds langen tijd met onze tegenwoordige verblijfplaats ver trouwd was. Zij nam zelfs tegenover onze bewakers een vriendelijke hou ding .aan die er veel toe bijdroeg om de moeilijkheden van het oogenblik te vermijden. „U schijnt goed van bedienden voor zien te zijn. mijnheer Baxter," merkte zij op. „Die kleine Chinees is inderdaad, zooals u zeide, even goed als een Fran sche kamenier en u hebt ongetwijfeld ook een goeden kok wat hij hier heeft opgediend, is althans uitstekend." Baxter keek een weinig verstrooid naar de luikopening. „Dat ls ook een Chinees," antwoordde Lij- Daarop zag hij mij met een veel- beteekenenden blik aan. „Mijnheer Middlebrook," ging hij voort, „weet dat ik dit jacht van een scheepsbouwer In Huil, voor een speciaal doel.." „Van het speciaal doel weet ik niets," viel ik hem in de rede, terwijl ik hem een zijdelingschen blik toewierp. „Dat speciale doel is een tocht over den Atlantischen Oceaan, als n het weten wilt," antwoordde hij zorgeloos. „Natuurlijk had ik een kleine beman ning noodig. Nu heb lk veel ervaring met Chlneezen opgedaan zij zijn naar mijn meening de beste dienaren ter wereld en daarom zeilde ik met het jacht de Theems op en nam eenige Chineezen in dienst die ik in Limehouse aantrof. Twee mannen en een kok eveneens een man natuurlijk. Hij is goed ik kan u wel geen tip top diner beloven voor hedenavond, maar op een flink souper kunt u gerust rekenen." „En gaat u met drie man den Oce aan over vroeg ik. „Neen, wij zijn met zes man," ant woordde hij. „De drie Chineezen, mijn vriend dien u vanmiddag gezien hebt, een ander die morgen komt en eveneens een Chinees is, en ikzelf. Die tweede vriend is een man van rang en aanzien." „Met andere woorden, de Chineesche heer die zich In het gezelschap van u en uw Franschen vriend bevond toen u in Hul! waart veronderstelde ik. „Juist, dezelfde. Wij spraken im mers af om openhartig te zijn," ant woordde hij lachend. Zich tot juffrouw Raven wendend, zeide hij toen „Mijnheer Middlebrook beschouwt mij als den meest openhartigen desperado dien hij ooit ontmoet heeft 1" „Uw openhartigheid is ongetwijfeld interessant," antwoordde zij,. „Vooral als u werkelijk een „desperado" bent. Misschien wilt u ons wel eens iets meer vertellen 7" „Later," zeide hij, „zal Ik u over die Quick-zaak wel eens iets vertellen." Plotseling zette hij zijn theekopje neer, stond op en begaf zich naar de luikopening, waarin hij toen verdween. J uffrouw Raven wendde zich met een ruk naar mij om. „Hebt u van die plum-cake gege- o» fluisterde zij. „Ja T~ jk weet wat u denkt," antwoordde ik.".,Het herinnert u aan de cake die door Wing, Lorriffiore's bediende be reid werd." „Herinnerenriep zij uit. „Er is geen sprake van herinneren 1 Weet u wat ik denk Dat Wing aan boord van dit jacht is Hij, en niemand anders, heeft deze cake gemaakt «EGENTIENDE HOOFDSTUK. Donkere herinneringen. Ër was zóóveel van werkelijke be- teekenis, niet alleen voor ons in onze tegenwoordige situatie, maar voor den loop der gebeurtenissen in het algemeen, in de krachtig geuite ver onderstelling van juffrouw Raven, dat haar woorden mij terstond in een diep stilzwijgen deden vervallen. Ik stond van mijn stoel aan de theetafel °P. ging naar de zijde van het jacht die naar land gekeerd was en bleef daar nadenkend staan. Er was echter wei nig overweging noodig om mij te doen inzien, dat de veronderstelling van mijn mede-gevangene de grenzen der mogelijkheid geenszins te buiten ging. Ik riep alles wat wij van de laatste handelingen van Lorrimore's dienaar wisten, in mijn geheugen terug. Wing was naar Londen gegaan, met het doel om iets naders te weten te komen om trent dien anderen geheimzinnigen Chinees, Lo Chuh Fen. Sedert zijn vertrek had Lorrimore van hem en zijn werk niets meeer gehoord naar de dokter meende, kon hij nog steeds in Londen zijn, maar hij kon ook wel naar Liverpool, Cardiff of een andere havenplaats gegaan zijn, waar zijn landgenooten verblijf hielden. Nu was het mogelijk dat Wing toen hij in Limehouse of Poplar was, daar in aanraking gekomen was met andere zeelieden, Toen Baxter daar kwam om zijn bemanning, kon Wing met de beide andere Chloeezen in zijn dienst getreden zijn, en zoodoende op dat oogenblik en daar in die beschermde inham aan de kust van Northumber land, zich bevinden op slechts enkele meters afstand van juffrouw Raven en mijzelf, alleen door eenige planken en balken van ons gescheiden. Maar waarom Als hij zich werkelijk op het jacht bevond, in welke hoedanigheid werkelijke hoedanigheid 1 was dat dan Schijnbaar als kok, daar was geen twijfel aan, maar dat was matuurlijk een voorwendsel. Maar in werkelijkheid, als hij daar was, welk spel speelde dan die onschuldig-uit- ziende, innemende Chinees? Was dit de weg langs welken hij wilde trach ten uit te vinden hetgeen wij allen wenschten te weten En als het er op aan kwam, als de gelegenheid zich zou voordoen, een gelegenheid waaraan ik niet durfde denken kon den juffrouw Raven en ik dan op Wing rekenen als een vriend, of zouden wij in hem vinden een lid van die vreemde en geheimzinnige bende, die toch inderdaad niet alleen onze vrijheid, maar toch ook ons leven in handen had Want wij zaten in de val daar was geen twijfel aan. Tot op dat oogenblik had Netherfield Baxter op mij geen ongunstigen indruk gemaakt, en tegen mijn beter inzicht of niet, was ik meer dan geneigd om hem on schuldig te gelooven aan den moord op de gebroeders Quick direct of indirect. Maar ik had toch wel opge merkt dat hij een vreemd individu was, excentriek zelfsijdel, openhar tig en oprecht juist dóór zijn ijdel- heid. die hem ertoe bracht, dacht mij om veel over zichzelf te praten. Hij mocht ons goed behandelen zoolang de zaken naar zijn zin gingen, maar indien er eens omstandigheden ont stonden waarin onze tegenwoordig heid, zelfs ons bestaan voor hem en het slagen zijner plannen gevaarlijk werd wat dan Hij had een lachend gezicht en een vroolijken blik, maar ik verbeeldde mij dat zijn gezicht als het noodig was, strak kon worden als marmer en de oogen hard als staal. Ewij wren aan zijn genade over geleverd; de genade van een man, wiens medeplichtige wellicht van een slechter soort was dan hijzelf, en wiens satellieten Chineezen waren, onver schillige Oosterlingen, terstond bereid om op een wenk van hun meester den eersten den besten de keel af te snij den I Terwijl lk daar stond, tegen de ver schansing geleund en somber starend naar de kust die zoo nabij was en toch zoo onbereikbaar, herinnerde ik mij iets dat van meer belang was dan men zou denken namelijk onze geogra fische ligging. Ik heb reeds gezegd dat 't jacht voor anker lag in een door rotsen beschermden Inham. De ligging van dien inham was eigenaardig. De ingang vanuit de zee was buitengewoon smal en nauw, en aan den mond strek te zich een zandbank uit ik kon dat zien door de golven die er telkens over heen sloegen. Het was zelfs voor mij, een „landrot", duidelijk, dat zelfs een klein vaartuig alleen in en uit de inham komen kon bij hoog water. Eenmaal over die zandbank heen en den nau- wen ingang gepasseerd zijnde, vond elk vaartuig dat van de open zee kwam, daar een natuurlijke haven, die groote voordeelen bood. De inham liep bijna een mijl landwaarts in en was bijna even breed. Het water was diep en stond ongeveer vijftien twintig voet boven een helderen, zandigen bodemaan alle zijden, tot aan den ingang was de inham door hooge rotsen omgeven, en van de toppen tot aan den voet dik met mos begroeid. Er viel niet aan te twijfelen dat deze haven aan de be woners der omgeving bekend was, maar ik was er van overtuigd dat elk vreemd vaartuig dat op zee voorbij voer, de aanwezigheid van de inham niet vermoedde, zóó zorgvuldig had de natuur deze haven verborgen. Er waren in die schuilplaats zelve geen teekenen die erop wezen dat de bewo ners ze ooit gebruikten. Er was geen enkel spoor van eenige menschelijke verblijfplaats in de nabijheid te ont dekken geen boot lag op het witte strand, geen vischnet lag uitgespreid om te drogen in de zon en den wind, en de geheele omgeving was volstrekt eenzaam en verlaten. Ik wist dat een zelfde verlatenheid lag over het land dat zich onmiddellijk achter de rotsen bevond. Het was daar wel de meest verlaten plaats van een verlaten kust ik was in dien tijd er reeds goed me de bekend. Ten noorden en zuiden van die plek waren er op een afstand van verscheidene mijlen geen kust plaatsen er was niets, behalve wel licht een eenzame boerderij, omgeven door diepe ravijnen. Het eenige wat hier nog aan de beschaafde wereld herinnerde was de spoorbrug, die zoo als ik eveneens wist, twee of twee en een halve mijl landwaarts liep. Voor zoover ik mij kon herinneren van de kaart die ik in mijn zak droeg, maar daaruit niet te voorschijn durfde halen, was er een klein tusschenstation aan deze lijn, onmiddellijk achter het bosch dat juffrouw Raven en ik waren door getrokken. Vanuit dat station had de Fransche vriend van Baxter ongetwij feld zijn reis aangevangen naar Ber wick, ongeveer twintig mijlen noord waarts gelegen. Alles wel overwogen, zaten juffrouw Raven en ik even zeker in de val en waren wij overgeleverd aan de genade van onzen gevangen bewaarder, alsof wij opgesloten zaten in een twintigste-eeuwsche Bastille. Ik ging terug naar de theetafel en zette mij weder in een der stoelen. Baxter was nog afwezig, en voor zoover ik dat zien kon, was er niemand in de nabijheid. Ik wierp juffrouw Raven een blik toe die haar voorzichtigheid aanbeval, maar ik sprak met opzet op een zorgeloozen, bijna onverschilli gen toon. „Het zou mij niet verwonderen als uw veronderstelling juist bleek te zijn, juffrouw," zeide ik, „en in dat geval zouden wij een vriend aan boord heb ben wanneer wij dien noodig mochten hebben." „Denkt u dan dat die noodzakelijk heid zich zal voordoen?" vroeg zij sneL - - „Neen," antwoordde ik, „maai mett kan nooit weten. „Wat denkt u dat er nu met ons gebeuren zal vroeg zij, over haar schouder ziende naar de opening waar door Baxter verdwenen was. „Ik denk dat zij ons zullen vasthou den totdat zij gereed zijn om te vertrek ken en ons dan zullen laten gaan," antwoordde ik. Onze gastheer of cipier, hoe ge hem noemen wilt is een eigenaardige kerelmisschien of waarschijnlijk zal hij ons ons eerewoord laten geven dat wij zullen zwijgen." (Word. voortgezet)- Ik herinner mij een onde geschiedenis van een testament die ik geloof ik nog nooit verteld heb," zoo begon notaris Page. „Zij is niet lang ofschoon zij over een groot getal jaren loopt Op zekeren winteravonl had lk eenige vrienden te dineeren. Onder hen was een Parijzenaar en mijn keukenmeid had, toen mijn vrouw haar dit verteld had, zich zelf overtroffen om de eer van de keuken tegenover Fransche kookkunst op te houden. Kuist toen het diner geëindigd was, kwam mijn bediende Pine en schoof een briefje onder mijn bord. ,,DH bracht de knecht van Pierse," fluisterde hij, „van zijn jonge meesteres." Ik zag dat Bob Johns, die een eindje vau mij af zat, opmerkzaam werd. Hij scheen de boodschap of den naam ge hoord te hebben. Ook mijn vrouw wierp mij een vragen eten blik toe, Het gegons der stemmen veroorloofde Pine zijn ge fluister te vervolgen, terwijl ik heime lijk een bEk op het briefje wierp. De knecht zei: ,Jake vertelde, dat zijn oude meester zijn testament wil makten. Om s-hemeh wil, ga er heen, mijnheer, al is de nacht zeer donker." En hij ging heen om mijn overjas te haten, terwijl mijn vrouw, vermoedende dat iemand om nrij gestuurd had, mij angstig aankeek, of ik gaan zon. Pine echter kermde mijn zaken bijna even goed als ik zelf. Veel beter dan de luie, sterke Bob Johns, (Sen ik vijf jaar op mijn kantoor hal gehad. Toch of schoon Bob's kennis van de wet zeer ge ring was was hij gezien en bemind zelfs bij de andere leden van het gilde om zijn scherp verstand en zijn goed hart. „Een goede kerel," zeiden zij, „net zijn vader." En dat was zoo. Hij geleek zijn vader in het scharnier gelaat, de open lïand, het groote dwaze hart, welles medelijden iedere bedelaar te Richmond kende en wist uit te buiten. Maar die vader was ondergegaan in dronkenschap en in de herinnering blijven leven als „arme Bob", met een zachtheid en medelijden uitge sproken, zooals geen vlekkeloozo solidi teit zon hebben ingeoogst.. Met een zekere bedoeling liet ik hem het briefje lezen, toen ik het bad inge zien, in antwoord op zijn vragenden blik. Ik moest gaan, dat was zeker. Met een spijtigen blik op de vroolijke gezichten aan mijn tafel, stond ik op, sprak eenige woorden van verontschuldiging en ging heen. Toen ik eenige minuten later beneden in de vestibule trad, vond ik daar Bob Johns op mij wachten. Ik lachte in mij zelf. „Wel Bob", zei ik, „zou de oude Pierse je raad noodig hebben voor zijn testament?" Hij kleurde en stotterde: „Ik dacht, mijnheer „Je dacht, dat de jonge Esther troost noodig kon hebben en daarvoor wou je je hulp aanbieden. Nu Kate," zei ik tot mijn vrouw, „nu behoef je geen zorg te hebben. Bob zal met mij meegaan." Wij vertrokken. Het was een donkere, akelige nacht. Bob's gedachten aan de kleine Esther mochten hem warm hou den, maar ik vond het beslist koud. Het was juist jets voor den ouden Pierse om zulk een nacht te kiezen tof zijn voorbe reiding voor een betere wereld. Een kort woord van opheldering volge hier,( opdat u de omstandigheden even goed zult kennen als Bob en ik. Ongeveer vijf jaar geleden was de onde Pierse in het huwelijk getreden met een zekere Mej. Wray, een weduwe met één dochter, Esther. De weduwe wa srijk, ze was en rijke erfdochter geweest en had Pierse reeds vroeger gekend en liefgehad, maar ze was door haar vader gedwongen tot een huwelijk met Wray. Binnen een jaag au den dood van baar echtgenoot had zij Pierse gefittwit Uj wvzü 6a> Wdt vrouwen wier liefde met haar in het graf daalt en zij vereerde den ouden Pierse zoodanig, dat men reden had aan haar gezond verstand te twijfelen. Toen zij stierf, zou m.:u gemeend heb ben, dat er nu een eind k\v ami haar overdreven %fde. Ver van (Jaar. Zij Keft haar geheele vermogen na aan haar echt genoot, terwijl zij Esther geheel afhankelijk maakte van zijn goeden wil. Ik zeg niet, dat de oude Pierse een sehurk was. Een dikke verwaande bluffer - dat was hij. Gelijk alle pochhanzen kon h|j door een kind geleid worden met vleierij. Maar Esther was geen vfeister. Een klein ding met een Beva stem, dat was zij, maar met een doortastend karakter en een diepe verachting voor alle humbug. Geen wonder, dat die twee bet niet best kon den vinden samen. Bovendien, Pierse wist hoe de algemeens verontwaardiging was opgewekt in het belaag van het onterfde kind ca mocht haar ook daarom niet lijden. Hij deed haar allerlei plagerij en kwellingen ondergaan, niet het minst door een mulattin, van wie het kind een hevi- gen afkeer bad, «te huishoudster te nemen. Een paar jaar geleden had Pterse een testament gemaakt, waarbij hij al zijn be zittingen vermaakt aan zijn broeder, die toen op Cuba woonde. Ik wist er van en had aüe mogelijke moeite gedaan om hem dit testament te doen veranderen, doch te vergeefs. Het laatste jaar had de jicht hem hulp behoevend gemaakt Esther had hem ge trouw op past ter liefde barer overleden moeder, en wat bij nog aan genegenheid voor de kleine gevoelde, werd aangewak kerd door ds trouwe zorg, <fia zij hem wijdde, zoodat ik van dag tot dag hoopte en verwachtte, dat hij haar ten slotte toch recht zou laten wedervaren. Nu kan men begriioen, waarom ft mq haastte hem te bezoeken. Bob Johns belangstelling is Boht te roktenen, ft hield veel ven de arme kleine verongelijkte Esther, en om haar zoowel als voor hem zelf had ik ge- weuoebt, dat Bob een hetere carrière had gemaakt maar praten hielp, zooals ge woonlijk in zulke dingen, niets. Het meisje kwam my op de stoep tege moet; haar blauwe oogen waren gezwollen door bet schreien: de onde man was heel goed voor haar geweest sinds hij meende te ztrlkin sterven, en weinige vriendelijke woorden waren voldoende om een hart als het hare week te maken. Doch toen zij Bob zag, werd haar verdrietig gelaat door een blos bedekt en gBmteehte zij door haar tranen heen. Die flinke dappere kerel was zeer stil en verlegen, wat mij deed geloo ven, dat het hem ernst was. Ik kreeg nu betera gedachten van hem. Ik liet hem in de spreekkamer achter en ging naar het vertrek waar de oude Pierse lag. Het testament was gemaakt, waarbij aHe bezittingen, zooals billijk was, werden na gelaten aan Esther, met uitzondering van enkele legaten; het was behoorlijk getee- kend door den dokter en Jones, den op zichter ais getuigen. Ik hoorde Jones, een ruwen ouden kerel, een welgemeend God dank uil-preken, toen hij zijn naam gezet had. Toen ik beneden kwam wenschte ik Esther van harte geluk en nam met Bob den terugtocht weer aan. De jonge man was zoo verdiept in gedachten dat hij den geheelen weg over tot aan de stad geen woord sprak. En toch geloof ik niet, dat hij aan het testament dacht. Een ding hin derde mij. De oude Pierse had het testa ment zelf willen honden „om een hou vast aan het meisje te hebben," zei hij. Nu, er was op zijn grillige buien niet te rekenen. Vier weken later kreeg ik be richt van Pierse's overlijden en na het ont bijt reed ik naar zijn plantage. Er waren heel wat menschen in het sterfhuis. Ik zond om Joe, den voomaaflisten bediende van den overledene. „Is het testament veilig?" vroeg ik. „Ik den!; het wei, mijnheer," zei hij angstig. „Miyi meetser had het in die zwarte doos onder zijn bed, maar hij was ongelooflijk wispelturig op het laatst. De hemel weef wat hij er mee gedaan heeft." Ik zag dat iets bizonder gewichtigs hem drukte en nam hem ter zijde. Toen haalde hij zeer geheimzinnig iets uit zijn zak. Toen mijn meester stierf, zat deze sten- tel in zijn zak. Die paste op de vreemde doos en ik dacht dat het 't beste zon ztjn den sleutel te bewaren, als het testament nog in de doos is, wat de goede God geve." De doos zag er vreemd ntf, zooats Joe zeide; het was een zwart kistje, bekleed met asbest en gesloten met een eigenaar dig slot lk heriruwtckt mij, dat dn oude

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7