,g, VOOR DE s SfS F1 a v Uit den Moppentrommel. 3 lis?- - s 4ts ■srfSg W -s s i-1. sciiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiniiiiHiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiniK HET GEHEIM VAN RAVENSDENE COURT. I ,"S 3^ o VI HO S5 OS oa 09 OS cf w 8 T3 •S'ts a |-SJ <U fl £5 J3 t- O C3 O PO t3 cï ti CO <y v <v cj mn 13 N fll H r"!:§ f 2 a fl J ■•sgg-S-S3-" 9 S» L- *- N Sag LU t_ g.» 05 l> 8 a •a .2? GS°SS U «5 -a c -a J?&8>S -=r BoT? B o o <D O 5i sJ/w ~5 '2 - A4 - v*r - «5 ;5|«Sf 51 ■a 2 S BO-S .2 O SC üS or 4; Sfl.j <j 0 5.§ 1 ■fl'S tJS" o "3 8 a :5f 3 ■c <U 'O 3^.2 H>| tuu cj ÏE Q v o a HO 53« o 3 rt CO "HTJ z O .ss t- a; O Sb'*' 3 «D a-<3.§ .su-g O •5* <ti CS O >w O ,2 o 1ST <w :f*l .23 t) Q fl -fa :=.fe^ I g a 1 u O - O T3 g JJ3* 'H <y fi g .2 S.2 «=o ■a^SS.ö w~| g f s4-§l 7^ n CL> 3.» "^g SE m tf .a <r. ti l .2 qj a> 8 *12 et i_ Tl I *2Ö-g «y TJ ecS g ss 5 *2 t- «M *-. *3 O) vj o fi X3 O .fi 2 3 B-S S£ -c -2 S •8 so - nnra hef wsfamenf flanrin na ff gedaan, ter- „is hef testament verdwenen John? wiil hij naar «nige bankbiljelten keek, zeide zij kalm. die de doos bevatte. ..Ja." zei ik terwijl ik in het vuur "keek. Notaris Brady, dien Piersc vroeger had om hun blikken te ontgaan, „het is weg. geraadpleegd, vond ik in de bibliotheek. Sholter zal als gevolmachtigde van Sa- Men zegt! dat ge het laatste testament muel Pierse morgen de erfenis in bezit hebt gemaakt, mijnheer Page," zoo begon nemen." hij. „Ik ben blij dat te vernemen. Een Esther sprong op. dróoter onrechtvaardigheid dan het testa- „Sholter?' herhaalde zij toonloos, tent, dat ik voor hem opstelde bevatte, is „Ja." nauwelijks te vinden. De geheet bezitting Een diepe stilte volgde. Bob leunde was aan zijn broeder vermaakt. Ik zeg dit voorover in den stool. natuurlijk sub ro3a, ofschoon het weinig „Esther", zei Kate kalm, „je bent nu beteekent, wijl het van geen waarde meer ons kind. Blijf bij ons." jg,, „Blijf bij ons, Esther," herhaalde ik, Ik beken dat Brady en ik toch een beet- haar mijn hand toestekende, je ongeduldig waren. Pierse had in de Het meisje sloeg haar armen om zwakheid van zijn laatste uren onophou- Kate's hals. delijk over zijn testament gemijmerd, het „Ik dank u --- ik dank u beiden. U bent eene uur dreigende het te verbranden en te goed, te vriendelijk. Maar ik kan niet het andere allen mogelijken zegen over afhankelijk zijn van anderen. Ik wil mijn Esther's hoofd afsmeekend. eigen brood verdienen." De begrafenis was eindelijk afgeloopen, Bob Johns zag op, richtte zich met een en ik ging met Brady en dr. Folke, den ruk omhoog en de woorden, die over zijn executeur, over tol het onderzoek van het lippen stroomden, schenen recht uit een testament Esther was naar mijn vrouw gevoelig gelroffen hart te komen, gegaan in de stad. Juist toen wij zouden „Weet je wat ik van mijn zeiven denk, beginnen, reed er een sjees voor de deur en Hetty?" vroeg hij. „Je ziet mij hier staan ■werd dé heer Sholter aangediend. De- als een man van vijf en twintig jaar ze Sholter was een der listigste en door- vijf en twintig verkwiste jaren en terwijl ik trap,te beunhazen van Richmond. thans krachtig genoeg moest zijn om u Brady trok zich terug met de meest ijs- te hetjien!" koude beleefdheid, toen de binnentreden- Hij bedekte zijn gelaat mei zijn beide de op hem toekwam met uitgestoken handen zij legde de eene hand bevend hand, en mijn welkom was weinig meer 0p zijn schouder. vriendschappelijk. „Ik heb een krachhgen arm en een „Een treurig verliest Een treurig ver- krachtigen wil barstte hij uit. de kleme lies!" zei hij, een gelegenheidsgezicht te hand grijpende. „Jij werken? Nooit, zoo- hulp roepende om zijn verlegenheid te iang er nog een spoor van mannelijkheid verbergen. in m'j 1,4 kan graven en spitten, als Niemand sprak. ik niets beters kan vinden. Jij zult zien, „Hebt n aanspraken op de nalatenschap, dat ik mij beter trouw mij nu, Hefty, mijnheer Sholter?' vroeg ik, ziende dat de Geloof in mij, vertrouw maar op mij." inderen wachtten tot ik sprak. Anders, „Dat doe ik dat deed ik altijd, Robert, onze bezigheden zijn dringend en...." Jij zult voor mij werken. Maar niet te za- „Juist", zei hij met een kwalijk verbor- men, wij moeten elk eerst onze eigen gen grijns. „Mijn zaken zijn nw zaken, ik krachten beproeven." ben trotsch het te mogen zeggen. Ik ben Het meisje was bleek en beefde en Kate zaakgelastigde van den heer Samuel Pierse, haar arm om haar hen. broeder van den overledene, wonende op „Het kind heeft vandaag genoeg uitge- Cuba om voor zijn belangen op te komen staan," zeide zij. „Laat ons naar boven in deze zaak. Een testament te zijnen gaan. Morgen kunnen wij er weder over gunste is naar ik meen, onder berusting spreken. Zij bracht haar uit de kamer en ran den heer Brady." ik bleef met Bob achter, mij afvragende Notaris Brady boog zeer uit de hoogte, wat de beste weg was om van dit oogen- „Ik heb echter ook vernomen dat er ver- blik gebruik te maken. Ut was altijd te moedens bestaan als zou de overledene ]aksch met hem geweest misschien zon een latere beschikking hebben gemaakt jk strenger met hem geweest zijn maar over zijn nalatenschap. Zoo, is dit waar? „Jonge man, je moest hierop voorbereid Nu wij zullen zien, tenzij de erflater nog zijn, je hadt dat kunnen verwachten." zei van meening veranderd is en het verbrand ik. „Hoe vaak heb ik je gewaarschuwd, hepft. Onze overleden vriend was niet wat een hulpeloos, onmogelijk creatuur je rotsvast in zijn meeningen," zei hij in zijn van je zelf maakte,maar zonder gevolg.Een banden wrijvend. Laat ons met de meer stijfhoordig jongmensch in 't opvol- zaken beginnen. Ik ben zeer vereerd te gen van zijn nukken, heb ik nooit gezien, mogen samenwerken met de eerste notaris Wat kan ik nn doen?" sen^ te Richmond." „Wel. oom John," zei Bob met een ,,'t Kan mij weinig schelen," zei ik trenrig lachje, „je kunt me evenals vroe- lachend tot Brady, die bezig was rich ger B„b noemen en^ mij laten werken boos te maken, „wij zullen dadelijk klaar aan mijn eigen redding. Hetty's tranen met hem zijn!" En zoo leidde ik hem naar bebben mij beter geleerd dezen avond, dan de kamer van den ouden man, waar ik mij a] uw raad." onmiddellijk begaf naar den hoek, waar „Bob, je bent een goddeiooze vlegel", de doos sleeds had gestaan. antwoordde ik. „Evenwel, ik wil het met De doos was er niet! je probeeren en zal je trachtten te helpen Laat mij de historie kort vertellen. De a)s ik kan." '3oos was weg en bleef weg. Onnoodig u tk twijfelde niet aan Bob's ernst en te vermoeien mt onze verslagenheid, schrik volharding en het bleek, dat ik goed ge- •n woede of met Sholtcr's triumf, verbor- zien had. Hij pakte goed aan en liet zijn gen onder een schijnbaar deelnemend ge- 5]echte gewoonten zonder vee! moeite laaf. Nu, geen wonder dat hij in zijn schik varen. Hij had een krachtigen prikkel ge was. de 'zaak zou hem heel wat opleveren, vonden de hoop te kunnen werken Ik wil u gaarne een dag toestaan om een VOOT baar die hem liefhad, onderzoek in te stellen, meneer Page", zei En zij had hem lief, de kleine Esther, iiij mei een buiging voor ik overga tot het Genoeg om aan haar taak te arbeiden blij- jpvorderen van het testament." moedig en vol vertrouwen. Zij werkte lk antwoordde koeltjes: „In orde. Het bard zonder vrees, zonder spijt, zonder document zal wel voor den dag komen. Ik veinzen. Zij had een betrekking als on geloof niet dat hel verbrand is." derwiizeres in Richmond en was. ofschoon „Daarin verschil ik met u van meening, kleine, toch een goede onderwijzers, mijnheer," zei hij met een listigen x0Pb bleef rii steeds bij ons. gr;;n,. Jaren verliepen. Treurig en vreemd dat Somber keek ik Sholter na, toen hij jwee liefhebbende trouwe harten zooveel Ruilende door het park ging. Ik verdacht jaron gescheiden moesten hliiven door hem er van, dat hij in opdracht van Pierse 2ehrok aan geld. En toch het was zoo op Cuba zich op misdadige wijze van de \n komt het vreemdste van mijn ver doos bad moester gemaakt. Maar hoe dat baal. te bewijzen? Onmiddellifk nadat de nalatenschap in Twee dagen later kwam ik in de spreek- bet bezit van Samuel Pierse en ziin agent kamer waar mijn geliefde Kate en Esther was gekomen werd het huis te kuur aan- op mij wachten. Ik kwam schoorvoetend, 2eboden. Een planter die met ziin familie want ik biacht slechte tijding. Een vroo- aen winter in Richmond doorbracht, lijk vudt brandde in den haard, dat huurde het. naar ik vernam voor twee spranken van licht wierp op de zijden jaar. Daarom was ik verwonderd, hem gordijnen. Bob John's gelaat met het oen maand later in de leeszaal van een bruine haar achterover gestreken, scheen hotel fe vinnen en te vernemen dat hij het vertrek ook op te vrnolijken. Waar- nMr fe stad was teruggekeerd ..Hof huis om zou het ook niet? was niet prettig om te bewonen Spoedig Een rustige atmosfeer van geluk scheen «-efrok het een andere huurder maar ook de kamer te vervullen; ik ging zitten, niet .'„„hu voor weinige weken Een ander wetende hoe bet nieuws mede te deeien. volgde en weer een ander, "r regonnen Kate boog rich voorover en drukte vr-emfe geruchten omtrent hef Jiuis te jn de mijne. loopen, van geraas en dwalend licht, dat niet op natuurlijke wijze te verklaren was Sholter was wanhopig. Om kort te gaan, het ging van kwaad tot erger, tot het huis uiterlijk geheel verlaten stond reeds oen jaar na Pierse's dood. Zoo bleef het ongeveer vijf jaar. In dien tusschentijd had Bob Johns zich een plaats veroverd onder de rechtsgeleerden van Virginia. Ik hielp hem natuurlijk aan praktijk, ook Brady deed dat en ieder van onze kennissen. Maar hij hielp zelf het meest. Ernstig, vurig, werkte hij zich in iedere zaak in of het zijn eigene was en verkreeg hiermede telkens een dieper in zicht en fijner kennis in de rechtsweten schap. Hij had veel kans mettertijd onder de beste juristen te behooren. Op zekeren dag kwam hij op mijn kan toor en leunde op zijn oude jongensach tige manier over de leuning van mijn stoel. „Oom Page" zoo noemde hij mij steeds als iets hem getroffen had „oom Page, wensch mij geluk I" Ik zag op en vroeg: „Heeft Esther toe gestemd?" „Ja. We mogen het nog hard te ver antwoorden hebben, het zal gaan, ik heb geen vrees." Nu, die had ik ook niet, toen ik zijn gelaat zag. Het huwelijk zou binnen een maand gesloten worden. Hel toeval wilde dat ik dezen avond uit reed en voorbij Pierse s plantage kwam. Toen wij voorbij het huis kwamen, zei ik let mijn bediende: „Pine, ik dacht dat het huis te huur stond." „Zoo is het. mijnheer. De Hemel bewaar ons, ziet u dat licht daar?" „Ja zeker. Shoter moet er een bewoner in hebben. „Neen, geen bewoner. Men zegt dat het spookt in bet huis.' „Zoo. Pine. Weet je wat, rijd er heen en zie eens wat daar voor licht is. 't Is niet meer dan billijk om Sholter te waar schuwen, dat het huis bewoond wordt door landloopers. Het meubilair is er nog in, juist zooals Pierre het nagelaten heeft." Pine werd bleek van angst. „Mijnheer Sholter is geen vriend van mij. Als u het niet kwalijk neemt, ga ik liever niet." Nu, er was geen grooter lafaard dan Pine, dat wis ik wel. Zijn paard was mij al eenige passen vooruit op den weg naar het landhuis waar ik zou dineeren. Na afloop van de partij ging Brady met mij mede terug. Wij sukkelden samen lang zaam verder, want de weg was modderig. Toen ik in de nabijheid van Pierse's huis kwam, bemerkte ik. het licht weer en wees het hem aan. Brady was een jonge roekelooze kerel. „Men zegt, dat het m dat huis spookt, Mr. Page", zei hij, „weet u dat? Ik ga eens zien of ik het spook kan vinden." Hij wendde zijn paard naar den kant van den weg, sprong over de heg en draafde door het veld. „Kom terug, Fredt" riep ik. Doch hij wilde niet. „Nu, dan ga ik met je mee," zei ik en volgde hem, vastbesloten om te zien wat er was. Wat zouden de jongelui van het kantoor gedacht hebben als ze mij te middernacht hadden zien hotsen over een stoppelveld ter ontdekking van een spook? Evenwel, ze zagen mij niet en aangespoord door een of andere jongensachtige gril die door mfjn grijze haren heengeloopen was, ik zette door, gevolgd door Pine, die klap pertandde van angst „Verschrikkelijk", zei hij, „de oude heer is gek geworden. Dat zal hij moeten bezuren in zijn rheumatisch been,." Wij bereikten ten laatste het huis. Brady klauterde op de vensters en gluurde door de ramen. „Het spook kiest zonderling gezelschap," fluisterde hij, beneden komende. „Die mu lattin is binnen." „Welke mulattin, Brady?" „Herinner je je dat oude wijf niet, dat Pierse tot huishoudster had en dat hem regeerde als met de zweep?" „Onmogelijk. Zij ging naar Louisiana." „Ais zij dat gedaan heeft, mijnheer." zei Pine moed vattend „dan is zij terug gekomen Oude Kitty, meent u? Vóór de oude Pierse stierf, zwierf zij rond de plantage, zegt men en wist bij hem binnen te dringen." Dezelfde gedachte schoot me echter door het hoofd. Pine, zijn angst vergetende, klom omhoog en gluurde naar binnen. „Het is Kitty." zei hij, toen hij weer naar beneden kwam. „Mr. Page", zei Brady, „wilt n naar de stad rijden en een paar politieagenten mee brengen? Bk kan beter hier de wacht hou den." Een uur later waren Kitty en haar zoon, een groote. sterk gebouwde jongen, veilig in hechtenis. De jongen was bekend al? Beefsteak Jim, een beruchte dief. Onder bescherming van het spook had het wijf nu reeds jaren het huis ongehinderd be woond. Brady en ik hielden in mijn kantoor een kort beraad om te bepalen weflien weg wij zouden inslaan met de vrouw om te achterhalen of zij een medeplichttige was van Sholter m het doen verdwijnen van het testament. Den volgenden morgen gingen wij vroeg naar de gevangenis en bezochten haar in haar cel. Het was een oude negerin met uitstekende jukbeendren en bleekgele oogen, die aanduidden, dat zij van In- diaansch bloed was en van meer dan Indiaansche kracht. „Vóór den dood van uw meester Pierae", zei ik tot haar, „ben je alleen in zijn ka mer geweest en hebt hem door vreesaan- jaging doen vertellen dat zijn testament gemaakt was en verborgen in een doos onder het bed. Je hebt de doos weggeno men en je zelf in huis verborgen tot de begrafenis voorbij was." Ik zag aan het gezicht der vrouw, dat ik juist vermoed had en ondanks haar ontkennen, hield ik vol en dreigde haar met de zwaarste straf fen, ais zij weigerde te bekennen. Geholpen door Brady gelukte het mij de waarheid er uit te krijgen. Zij had niet op last van Sholter gehandeld. Daarmee hadden wij hem ten onrechte verdacht. Gedeeltelijk om zich te wreken op Esther, tie haar had !ocn wegzenden, gedeeltelijk om het huis als een schuilplaats voor zich alleen te hebben, had zij het plan beraamd en uit gevoerd. Onder de korenschuur was een geheime kelder, lie met het huis in ge meenschap stond door een opening in den muur. In dezen kelder, van wiens bestaan zij alleen kennis droeg, had zij zich ver borgen en door middel van den verbor gen toegang in den muur had zij door geraas en licht het huis de reputatie van spookhuis doen verkrijgen." „Maar de doos?" vroeg ik ongeduldig. „Wat geeft u mij al ik het u zeg," vroeg zij, mij scherp aanziende. „De vrijheid en geld, om te maken, dat je een honderd mijlen hier vandaan kunt komen," antwoordde ik. „Ik kon haar niet stuk krijgen of ver branden," zei ze gemelijk. „Ik heb het dikwijls beproefd, zij ligt in den kelder," En daar vonden we haar ook. Het was er veilig genoeg, en toen wij het roestige slot open maakten met den sleutel, dien ik nog steeeds bewaard had, lag daar het geelgeworden papier, dat Esther haar eigendom teruggaf. Van het huwelijk een maand daarna zal ik niet spreken. Het oude huis werd ge heel nieuw gestoffeerd en Esther en haar echtgenoot betrokken het heel spoedig. Ik denk nog dikwijls, dat de Voorzienigheid hen zoo beproefde om van Bob een man te makeD." DE -JTENGNOOD. Op het Oude Delft te Delft ziet een wielrijder een heer in 't water liggen worstelend om aan den wal te komen, maar telkens glijdt het slachtoffer weg en geraak, al vaster in de modder, ter wijl hij steunt: „O, o, hier moet ik verdrinken De wielrijder springt af en infor meert: „Waar woont uP" „Piet Heinstraat 983", is het ant woord. Zonder iets te zeggen, springt de fietser weer op en rijdt terstond naar Piet Heinstraat 983. Hij belt aan en vraagt: „Wie is de eigenaar van deze woning „Vermeulen, in de Maarten Tromp straat 197" was het antwoord. De wielrijder daar heen: .Mijnheer Vermeulen, nw huurder uit het pand Piet Heinstraat 983 is aan 't verdrin ken op 't Oude Delftik bied f 200 sleutelgeld voor z'n woning!" .Mijnheer, 't spijt me" is 't antwoord van den huiseigenaar, „maar u is te laat, de man die m'n huurder in het water heeft gereden, is a ai vóór ge weest VOORBEREIDING. Student A.: Zoo, aan de schrijftafel! Ja bereidt je zeker op het examen voor? Student B.: Neen ik bereid mijn vader er op voor. Jrziï aa.s( JS V -a 3 §8|e.s "&1-5 --c •-Stea 'N .5 'S 5 c V 5 OA'S J g S s S s a-S O a a es p- -o .o, a> CO Q H a> 20 Sas* or 3 a- .3 .1, cj. r. "r 3 a -£2 '5 Q s =3 g ®,r m c rj aJ -jj? nt si s= S S N Bt c S ttf) C C T X tc - aJ.g..2PÏ Z c 5 i a- D <y c>A-Q "O XJ C «J e Sq CO X3 '5 C O" 2 t- fi O öQ S "se «- c <0 2 !r cS O GJ "O ai t* X 3 -s W -V 3 r-i 3C o cj <J O g 'O •cüo 3X> 3 Z Z -C I_ el' c .22 -o 3 so a. jz o -T Qj -O - C 2 fcfi c C 5J ec 0? a> Z a c a> p a> o *-■ ir T* o- -Q 25 i Cö co ni CC o V c CO co ro L L b: il g o- c ■O C flQ c cn «3 _P TS S 2 O O ih o S3 °5 S Ö7j M SS EHz; a t3^oq c S3 'c ÖC 5 2 S jo® 2 gig z a *Q5o CQ m#— aa "t jj 21*0 o 2 2 x si? u s-i s 2 Z -O Sc® S No. 49 EERSTE .TAAKOANfi TOffS j- HUISKAMER 10 ACHTTIENDE HOOFDSTUK. De plumcake. Wij voldeden zwijgend aan zijn ver zoek. Er was geen andere mogelijkheid trouwensEveneens zwijgend leidden zij ons verder door het woud, langs den oever van de rivier die ik verwacht „Als u dat werkelijk graag weten "voudigen wandeltocht een revolver bij had daar te zullen vinden, en ten slotte wilt," antwoordde ik, „wij kwamen mij draag?" naar een kleine boot die in den mond hier door louter toeval. Uit nieuws- „Wij wèl," antwoordde hij, ander- eener kleine kreek verborgen lag. gierigheid onderzochten wij het bosch maal glimlachend. „Men kan nooit Zij roeiden ons daarin om een land- kwamen toen aan deze ruïne en heb- weten wien men ontmoet, ziet u. De spits heen en plotseling zagen wij het ben ze eens bezien. Dat is alles." kans dat wij dezen middag iemand zou- jacht vóór de rotsen liggen. Tien mi- „Is u niet met een bepaald doel den ontmoeten was één tegen 'n mil- nuten krachtig roeien brachten ons hier gekomen vroeg hij, van de lioen misschien meer, en tóch heb- langszij van het jacht, en gedurende een naar den ander ziende. „Heeft u ben wij u ontmoetéén moment, juist toen ik vanuit de niet gezocht naar deze plek „Het spijt ons dat wij u gestoord roeiboot naar boven keek, zag ik het „Volstrekt niet." zeide ik. „Wij had- hebben," antwoordde ik, niet zonder gele gezicht van een Chinees die op ons den er geen flauw vermoeden van dat eenig sarcasme. „Wij zullen u dan ook neerzag over de reeling. Hij verdween hier zulk een plaats te vinden was." niet langer lastig vallen, als u ons onmiddellijk. „Maar toch is ze er," hernam hij. veroorloven wilt, de weg te vervolgen". „En u is hier óók U weet nu dat Ik wenkte juffrouw Raven mij de plek bestaat. En daarom u zult te volgen en maakte een beweging mij willen verontschuldigen moet om verder te gaan. Maar Baxter lachte ik u een vraag stellen. Wie bant u zacht en schudde het hoofd. Toeristen Of woont u hier in de „Ik ben er niet zeker van dat ik u In de enkele oogenblikken die ver omgeving 7' daartoe reeds toestemming geven kan," liepen tusschen het moment waarop De ander maakte op halfluiden toon zeide hij. „Het is ongelukkig ik ik dat gele gezicht bemerkte, waaruit een opmerking in een vreemde taal, bied juffrouw Raven duizend ver- een paar smalle oogen ons aanstaarden, terwijl bij mij aankeek. Baxter sprak ontschuldigingen aan, maar zaken zijn en dat, waarop wij den voet zetten op toen opnieuw, mij eveneens oplettend zaken, en het dek van wat eigenlijk niets anders aanziende „Ik meen dat u althans „Wilt u daarmede zeggen dat het uw was dan onze tijdelijke gevangenis, in deze streek woont vroeg hij. bedoeling is, ons in onze bewegingen had ik gelegenheid om te komen tot „Mijn vriend heeft u reeds vroeger te belemmeren, alleen omdat u ons een vrijwel duidelijk en afdoend begrip in dezen omtrek gezien." toevallig hier hebt aangetroffen van onzen toestand. Ongetwijfeld wa- „Ik heb hem gezien," antwoordde ik vroeg ik. „Als dat zoo is..ren wij in handen gevallen van Nether- onbedachtzaam. „Ik zag hem onder „Laten wij niet twisten of ons op- field Baxter en zijn be. de; zonder het publiek bij de lijkschouwing van winden," zeide hij met een bedarend twijfel was dit het vaartuig dat hij ge- Salter Quick." handgebaar. „Ik heb reeds gezegd dat kocht had van d?n scheepsbouwer te Een schaduw van een blik van ver- u geen leed geschieden zal behou- Huil, en vrijwel even zeker lag het jach standhouding werd tusschen de beide dens wellicht tijdelijk eenig ongemak., hier op deze eenzame plek aan de kust mannen gewisseld, en op het gelaat maar., enfin, wil mij een oogenblik in verband met het werk der beide van Baxter verscheen een harde uit- verontschuldigen." mannen aan de ruïne waar wij hen in drukking. Hij trad terug tot op de plek waar den arbeid hadden gestoord. Ik begreep „Juist!" merkte hij op. „Dat maakt zijn metgezel achtergebleven was; zij thans de geheele zaak, of meende al- het des te noodzakelijker voor mij, begonnen toen een fluisterend gesprek, thans, die te begrijpen. Baxter en zijn mijn vraag van zooeven te herhalen, ons af en toe aanziend. medeplichtigen hadden het jacht ge- Wie bent ubeiden?" „Wat bedoelt hij?" vroeg mejuf- kocht, voorgevende daarmede een „Mijn naam is Middlebrook, als u frouw Raven. „Willen zij ons hier tochtje naar de Noorweegsche fjorden er prijs op stelt, dien te weten," ant- houden te willen doen, maar in werkelijkheid woordde ik. „En ik ben geen bewoner „Ik weet niet wat eigenlijk hun be- om er mede langs de kust te zeilen, van deze streek maar slechts voor doeling is," zeide ik. „Doch wees maar den schat op te graven die nabij de eenigen tijd hier gelogeerd. Deze dame niet bang." graven van de De Knaythvilles ver is juffrouw Raven, de nicht van den „Ik bèn niet bang," antwoordde borgen lag, en dan naar elders te gaan. heer Francis Raven van Ravensdene zij. „Maar ik heb een sterk ver- Juffrouw Raven en ik hadden hen Court. Maar werkelijkmoeden, met wien wij hier in aanra- bij dien arbeid gestoord, en zouden Hij maakte een gebaar met de hand king gekomen zijn! En u 7' i_.ii. als om elk protest of verweer mijner- „Ik ook," antwoordde ik. „En onge- zijds te voorkomen, en boog voor mijn lukkig genoeg staan wij machteloos gezellin even beleefd alsof ik haar of fi- tegenover hen. Ik denk dat er niets lijk oprechtheid lag in Baxter's ver deel aan hem had voorgesteld. anders zal opzitten dan te gehoorza- zekering, dat ons geen leed zou ge- „Er zal u geen leed geschieden, men. schieden maar ik maakte mij be- juffrouw Raven," zpide hij met Baxter wendde zich plotseling weer zorgd over mijn gezellin, en over de „Hoe- naar ons om. Het was duidelijk dat ongerustheid van haar oom. Juf zijn besluit genomen was. frouw Raven behoorde wei niet tot „Juffrouw Raven, mijnheer Mid- het soort van meisjes die spoedig bang dlebrook," zeide hij, „het spijt mij zijn, maar ten slotte was de situatie maar wij kunnen u niet laten gaan. toch ook verre van aangenaam. Wij Hij glimlachte en toonde daarbij De zaak is dat u het ongeluk gehad bevonden ons niet in staat ons te ver zijn zeldzaam prachtig-witte, sterke hebt, toevallig in aanraking te kernen dedigen, onder mannen, die in een duis tanden. met een zekere affaire waaromtrent ter en wanhopig avontuur gewikkeld „Dat hangt van den heer Middle- wij geen enkel risico kunnen loopen. waren, aan wier handen wellicht bloed brook zélf af." zeide hij. „Als mijnheer Er ligt ginds een jacht voor ons klaarkleefde, en die als de noodzakelijkheid Middlebrook zich gedraagt als een re- en u zult met ons aan boord moeten zich mocht voordoen, zich ongetwijfeld delijk en verstandig man mijnheer gaan en daar eenige dagen blijven, bitter weinig zouden bekommeren om Middlebrook." ging hij voort, zichzeli Ik geef u nogmaals de verzekering, ons welzijn of onze veiligheid. Wij kon- in de rede vallend en zich met een open dat geen van u beiden eenig leed ge- den evenwel niets anders doen dan blik tot mij wendend, „een openhar- schieden zal. En aangezien wij onzen ons in den toestand schikken tige vraag Isu gewapend 7 arbeid hier moeten voortzetten, zult Wij gingen aan boord. Het jacht lag „Gewapend herhaalde ik toornig, u wel zoo goed willen zijn mij nu te voor anker, schijnbaar ongebruikt, JDenkt u dan soms dat ik op een een- volgen." ->n maakte een Vaim<«i au vredigea dat met onze vrijheid betalen. Ik bekommerde mij weinig om mijzelf verbeeldde mij zelfs dat er werke- blijkbaar oprechte bedoeling, genaamd niet „En evenmin den heer Middlebrook, hoop ik riep mejuffrouw Raven bij na verontwaardigd uit. indruk. Ik zag terstond dat bet kleine vaartuig vanuit de zee niet gezien kom worden, want het lag in een kleine in ham die geheel door rotsen omgeven was. Alles aan boord was kalm en rus tig het dek was helder, schoon ge schuurd, en het jacht geleek van nabij gezien, juist wat de eigenaars verlang den een pleziervaartuig, waarvan de bemanning niets anders te doen had dan het schoon en helder te houden. Niemand die het schip betrad, zou gedacht hebben aan roovers of dieven, zelfs zou geen vermoeden van oneer lijke practijken in hem hebben kun nen opkomen. Toen wij het dek be traden, was er niemand te zien de Chinees dien ik over de reeling had zien kijken, was verdwenen en va» den boeg tot aan het roer was er geen terveling op het dek. Wij zagen 'n oogenblik nieuwsgierig rond, en toen kwam onverwacht een zeer huiselijk uitziende grijze kat naar ons toe. Onwillekeurig zagen wij even om en op het voordek bemerkten wij toen een dunne rookpluim, terwijl tegelij kertijd een sissend geluid verried, dat iemand daar ergens bezig was, brood of iets' dergelijks te roosteren. Terwijl wij ons onledig hielden met het schip in oogenschouw te nemen, versjouwden onze beide bewakers twee groote, met ijzer beslagen kisten uit de roeiboot naar het jacht. Het hout van die kisten was vufl en met aarde en klei besmeurd. Slechts met behulp van takels slaagden de twee mannen erin, de blijkbaa- zware kisten aan boord te krijgen. Ik keek ernaar met groote belangstellingtoen herinnerde ik mij plotseling dat juffrouw Raven bekend was met alles wat Scarterfield te Blyth had ontdekt, en stootte haar zachtjes aan, om haar aandacht te vestigen op de beide zware voorwerpen. „Dat zijn de kisten die uit de bank te Blyth verdwenen," fluisterde ik. „Begrijpt u het nu Zij wierp mij een snellen, begrijpen den blik toe. „Wij zijn dus in handen van Netherfield Baxter fluisterde zij. „Die man daar „Ongetwijfeld," antwoordde ik. „En het is hans zaak, om geen vrees te toonen." „Ik ben in 't geheel niet bevreesd," antwoordde zij. „Het is interessant Overigens zal het mij benieuwen hoe de zaak zal afloopen." „Ja, mij ook," antwoordde ik. „maar het zou mij toch een groot genoegen doen als wij Baxter's gezelschap voor dat van uw oom en den heer Cazalette konden verwisselen." Baxter kwam juist naar ons toe, het vuil van zijn vingers wrijvend, dat door het overbrengen der kisten daar aan was blijven kleven. Hij glimlachte beleefd, met iets als het air van een gastheer die zich wil verontschuldigen dat hij geen betere huisvesting kan aanbieden. „Nu, juffrouw Raven," zeide hij op een toon van bijna welwillende toe geeflijkheid, „aangezien wfj verplicht zijn. o voor eenige dagen onze gast vrijheid op te dringen. lk hoop *">or u dat het ntet langer xal zijn wil

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 8