o i ®g i - - Zi co 8 .èy,*' N ïs> b E 3 5* C t" rn Se* to tr o ref-gF^S- ff ip-tpge 8urj> *$1f*l C «O O ET 4 P c.^5 - O t= S a e 8 E *g J3 8- g. J. p. 3 to ft- T P «I &ffi&3§; rBs; as,ftl ft °- 3 a JJÏ <T> CD g.? a J» ■3 CL re P i-u ra S S o p.g g 2o a 1^ 8Val&!>io g"~&!lniL3.gP l^lpfï» 1"S*ïi|BPE S'log^jK S.2 2 g 5s o O P I *-*■ .c cji ,7 p ,MV.C fc»«ï, O, w c O r> g" !g Ok* Ti nu n 111I huh i s> s 1 51 C*" ver 1» de hand. Bt) de wisseling dier Frits wou wel eens weten, of zij op zijn kamers terug kwam, was zijn Laat mij weten, wanneer het geld op echoten welke nu volgde, werd Wing evenals hij zelf, ook verhalen en arti- eerste gedachte een blik naar het ven- is. A propos, wie kan u krijgen om haar tweem-al getroffen, maar een ^lukkig kelen schreef. Zij schenen beiden hee- ster aan de overzijde te werpen. Hii te verplegen ichot van hem stelde baxter buiter, lemaal van de wereld te zijn afgesloten, keek naar buiten en deinsde ver- „Wel, mijnheer," begon de hospita gevecht. Daarna wist hij, ofschoon zóó hoog boven den grond want zij baasd achteruit. Twee jonge mannen en het was vermakelijk te zien. hoe- zwak en op .et punt te bezwijmen, weg woonden op de vierde verdieping zaten daar tegenover hem in hun veel eerbiediger haar houding was ge- te komen raagde erin de kust te be- dat de straat en de stadsdrukte ver hemdsmouwen, rookten uit korte pijp- worden, sinds haar vingers Frits' reiken, zijn wonden zoo goed mogelijk verwijderd schenen. Het was gek dat jes en dronken hun potje bier! De briefje van veertig omklemden „wel te verbinden, en begaf zich op weg naar zij met eikaars uiterlijke gewoonten kamer was aan anderen verhuurd, mijnheer, een nichtje van mij woont het huis van zijn meester. De rest zoo goed bekend waren, en toch waren Het meisje moest vertrokken zijn. bij mij in, en die is met verplegen be- wiJ- zij elkander geheel vreemdzoo dicht- Frits Hartman kreeg een gevoel kend mij dunkt, zij zou zich voor Alles was dus voorbij, en er bleef nu bij en toch zoo ver af. a,sof hij een vriend verloren had. Maar een kleinigheid wel met de verzorging «Heen nog over om alles op te helderen In zijn ledige oogenblikken dacht hij begreep niet goed, hoe zij had kun- der jonge dame willen belasten, 't Is •an de politie om volkomen gezuiverd Frits Hartman veel aan zijn buurmeis- nen weg gaan, zonder chat hij er iets niet zoozeer, dat zij aanhoudend ver te worden van de verdenking, den je. Hij was benieuwd of zij mooi was van had bemerkt, tenzij zij nog dien- pleging noodig heeft, dan wel iemand, moord op Salter Quick te hebben ge- hij was te bijziende, om op dit punt zelfden dag vertrokken was, en een die telkens eens naar haar komt kijken pleegd, en voor iedereenom te bab- zich een juiste voorstelling te makenpaar vragen aan het kamermeisje, om toe te zien dat zij geregeld haar palen over de vreemde historie. De 0f zij schrander was, of zij zacht van dat hem bediende, stelden hem ge- eten en haar medicijnen krijgt en de peer Cazalette deed daar dapper aan humeur en meegaande was, of het te- rust, dat dit niet het geval was. lekkernijtjes, die een ziek mensch mede jujfrouw Raven en ik, ofschoon genovergesteide. Zij scheen geen vrien- „Misschien," zoo dacht hij, „was zij hebben moet" de acteurs in het laatste bedrijf van dit den of "vriendinnen te hebben; zij enkel van kamer veranderd, zonder „Afgesproken, juffrouw Winter," drama, spraken er weinig over: we ontving althans geen bezoek. Hij ver- het huis te verlaten. Zou zij dat gedaan hernam Frits, „ik zal het aan n over hadden er genoeg van gezien Maar de beeldde zich dat zij overdag ergens les hebben om hem te .mijden Die ge- laten om te doen wat noodig is. Zorg eerstvolgende maal dat wij weer on- moest geven en dat zij in de avonduren dachte kwelde hem. Hij kon ze niet enkel maar, dat het de jonge dame aan gestoord bijeen waren, deed ik haar een paar rijksdaalders extra met haar van zich afzetten. Ze keerde telkens niets ontbreekt en vooral laat ze geen •en bekentenis. pen trachtte te verdienen. en telkens weer terug en liet hem geen oogenblik op de gedachte komen, dat „Ik wil niet, dat u alleen u 1 Eindelijk besloot de jonge man te vrede. Eindelijk besloot hij er achter ik iets met uw schikkingen heb uit te •«n verkrerde indruk an mij krijgen trachten zijn buurmeisje eens wat te komen, hoe de zaken stonden. staan." zoudt," zeide ik. „En daarom wil ik meer van nabij te zien te krijgen. Hij Hij stak de straat over en vroeg het Hij had gaarne gewild, dat hij de tl nu iets zeggen. Gedurende den gan- ging derhalve op zekeren namiddag gepantoffelde dienstmeisje, dat de deur zaak aan een ander soort mensch had hen duur van ons verblijf op het'jacht uit op het uur, dat zij, zooals hij wist, voor hem open deed, of de dame, die kunnen toevertrouwen, maar hij kon b ik onafgebroken in een toestand van haar dagtaak zou terugkeeren, op de voorkamer drie hoog gewoond onder deze omstandigheden niet an- *an vreeselijke angst verkeerd 1' en zoo zag hij haar dan eindelijk van had, soms weggegaan was en tege- ders te werk gaan. Een eigenaardig V ».U?" riep zij uit. „Was u barig aanschijn tot aanschijn. lijkertijd stopte hij haar ©en paar gevoel van opgetogenheid vervulde ,.Ja, ik beefde voortdurend van Eén enkele snelle blik.en o, die kwartjes in de hand. De dienende zijn hart, toen hij het huis verliet. Hij •ngstverklaarde ik ronduit. „Vooral zej hem zoo veel 1 Een bleek, teer ge- geest antwoordde grinnikend, dat de zag zich verplicht eenigen tijd door de nadat u u had teruggetrokken in de zichtje, lief maar o zoo droevig! Een jonge dame niet vertrokken was: zij straten te loopen o.m die opgewonden hut. Ik zweette letterlijk van angstnjet te omschrijven verandering in was enkel naar een kamer aan den heid van zich af te zetten. De goede ZiedaarNu is het eruit 1" de gelaatsuitdrukking van het meisje achterkant verhuisd. De jonge dame man had met het meisje, dat daar Zij keek mij aan en haar blik was bewees hem, dat zij wist wie haar zoo voegde zij er uit eigen beweging zwak en ziek te bed lag, meer deernis In 't geheel niet onvriendelijk of min- voorbij ging, maar de droefenis ver- bij heette juffrouw De Hoop en dan hij zeggen kon, maar zijn vreugde achtend.^ dween niet uit haar donkere oogen. zij was ziek ze lag te bed. bij de gedachte, dat hij in staat was „Zoo zeide zij tenslotte. „Dan kan Frits keek haar met een gevoel van on- Terwijl het dienstmeisje nog sprak, te helpen, onderdrukte in zekeren zin elk Ik niet anders zeggen dan dat u die eindig medelijden na. Zij leek heele- kwam een forsche bejaarde vrouw, gevoel. «ngst op meesterlijke wijze hebt we- maaj n;et geschikt om zoo alleen den blijkbaar de hospita, naderbij. Zelfs toen hij bedacht dat hij mis ten te verbergen althans in mijn te- strijd met de wereld te voeren. Hij „Wie is dat daar, die naar juffrouw schien van de veertien dagen vacantie, genwoordigheid. En" hier liet zij hacj een gevoel alsof hij gaarne het De Hoop informeert," vroeg zij. „Is die hij nemen wilde, zou moeten af- haar stem tot een vriendelijk fluiste- weinige dat hij bezat, geven wilde om u familie of kennis van haar zien, nu hij dezen nieuwen last op zijn ren dalen „ik ben er zeker van dat het recht te verwerven, haar te troos- Dat was een gekke vraag. schouders had genomen, voelde hij U alleen om mijnentwil bevreesd ge- ten en te beschermen tegen dien ver- „Ik vrees dat de dame mij het recht geen oogenblik berouw over hetgeen freest ben. En dus moeienden arbeid en die pijnigende op haar vriendschap niet zou toeken- hij gedaan had. Hij nam zich voor, En op deze wijze begon een verhou- zorgen, en hij keerde droevig te moede nen, maar het zou mij zeer verheugen, niet aan de zee met haar branding ding tusschen haar en mij, die beide naar ijn eenzame kamer terug. als u mij als haar vriend wilde beschou- te denken, noch aan het gele strand partijen zóó goed aanstond, dat ze Toen de zomer, de heete, verstik- wen," antwoordde Frits kalm. of de met heidekruid begroeide heu pen einde vond "in een zeer gelukkig fcende zomer der groote stad, meer en Deze fijne onderscheiding ontging veis van Gelderland of de lommerrijke huwelijk 1 '.INDE. meer verstreek, merkte Frits op dat het oor of het verstand van de stevige dreven van het Gooi. Hij zag in, dat zijn buurmeisje hoe langer hoe trager kamerverhuurster, maar zij begreep hij zonder een dag te verliezen, gesta- liep, wanneer zij in den zwoelen, stil- dat de mijnheer belang in haar pen- dig moest doorwerken, of de taak, die 'en namiddag naar haar kamer terug- sionnaire stelde. hij met zooveel blijdschap op zich - 1 keerde. Zij schreef 's-avonds niet meer „Wilt u binnenkomen, mijnheer," genomen had, zou te zwaar voor zijn Het mus aatl de overzijae, en jag soms urenlang op de harde ca- hernam zij, en Frits volgde haar in een geringe geldmiddelen blijken te zijn. napé met de stijve rugleuning, blijk- donker spreekkamertje. Den volgenden dag kwam Frits toe- I. baar te vermoeid om te lezen. Vier, „Als u soms vrienden of vriendin- vallig een bloemenwinkel voorbij en malen had Frits het gewaagd haar op nen van die jonge dame kent," begon kreeg een gelukkigen inval, trad bin- De straat was zoo smal dat, wanneer straat tegemoet te gaan. Hij had haar zij, „zou ge haar een dienst bewijzen nen en kocht een fraaien ruiker anje- Frits Hartman uit zijn venster zag, zelfs een medelijdenden biik durven met aan hen te schrijven. Maar zij lieren. Deze liet hij in de kamer van hij er bijna niet buiten kon in de kamer toewerpen, maar het meisje had dien heeft mij gezegd dat zij er geen heeft." juffrouw De Hoop zetten. Den dag •an den ovorkant te kijken. De gor- blik niet beantwoord. Zij had de oogen „U bedoelt toch niet, dat zij ge- daarna zond hij een tuiltje viooltjes •ijnen van het eenlge venster dier ka- dadelijk neergeslagen, en ofschoon vaarlijk ziek is," riep Frits met een en den anderen dag eenige keurige m'er blevén altijd tot 's-morgens acht Frits trachtte te denken en dan ook ge- vreemd gevoel van pijn in de borst. rozen. Eiken dag, die op den vorigen nur omlaag. Dan werden ze opgehaald, oofde, dat zij niet boos op hem was, „Neen, ik geloof van niet, anders volgde, zond hij bloemen van allerlei m Frits kon dan zien. dat'een jong het was toch duidelijk, dat ij be- had ik haar wel naar het ziekenhuis aard; somtijds waagde hij het ook meisje, daar heelemaal alleen aan het merkte, hoe haar buurman kennis laten brengen," antwoordde de prac- een paar perziken te zenden of een tros ontbijt zat. met haar wilde maken, en dat zij van tische hospita. „Maarzij is niet in staat druiven. Na eenige dagen vernam hij Precies half negen werd het venster plan was hem op een afstand te hou- haar bed te verlaten, en zij heeft meer dat de patiënte wat beter was; maar er Mn de overzijde opgeschoven en twee den. Na dien dag deed hij geen moeite oppassing noodig dan ik haar geven gingen weken voorbij eer zij in staat minuten later kwam een jonge dame, meer haar op straat te ontmoeten; kan. Zij moet ook een dokter hebben was haar kamer te verlaten.Toen waren Mnvoudig in 't zwart gekleed, uit de toch vond hij dat hard. en ander voedsel dan zij hier krijgt, echter ook Frits' spaarpenningen op- deur van het huis en stapte vlug de Toen de maand Augustus ten einde De zaak is," ging zij voort, terwijl zij geteerd, en daarmee was de hoop ver atraat op. liep, bleek het meisje 's-morgens niet haar stem liet dalen en een meer ver- dwenen een gezellige veertien dagen ,n den loop van den dag placht meer uit te gaan. trouwelijken toon aansloeg, „dat het in de bosschen of aan het strand door Frits nu en dan zijn pen voor een paar „De menschen bij wie zij les geeft," arme kind, naar ik vrees, wat slecht te brengen. Maar zijn geheim bleef m nuten te laten rusten, om even uit dacht Frits, ,zijn zeker naar een bad- bij kas is. Huisonderwijzeressen wor- goed bewaard. Wat de bloemen en he, venster te kijken. Dan moest hij plaats," en hij verheugde zich bij de den vreeselijk slecht betaald, heb ik vruchten betrof, van deze werd open- we,. of hij wilde of niet, ook een blik gedachte, dat zij nu ten minste tijd wel eens gehoord, 't Is nu een maand lijk erkend, dat ze van „den mijnheer In de tegenoverliggende kamer werpen, had om rust te nemen. geleden, dat zij mij vroeg, of ik geen aan de overzij" kwamen, die eiken dag Hij kende ze nu al heel goed. Er stond Nu zag hij haar zeer weinig meer, goedkooper kamer te huur had."., liet vragen, hoe juffrouw De Hoop het •en paardeharen canapé tegen den Haar venster stond zelden open, of „Luister eens, juffrouw.... ik ken maakte. Maar van al het andere bleef muur en aan den anderen kant van zoo al, dan was het gordijn vast om- uw naam nog niet." het meisje in de onderstelling dat zij den haard een groot vuurscherm. Hij 'aag. „Winter, mijnheer." het aan de geduldige inschikkelijkheid meende zeker te weten, dat zich achter Op een morgen in September echter „Nu dan, zie eens hier, juffrouw der hospita te danken had. dat scherm een slaapkamertje bevond, werd het venster hoog opgeschoven, Winter. Als ik u eens geld gaf om een Eindelijk kwam de dag. dat juffrouw Precies half vijf kwam het meisje en hij kon zien. dat de meubels uit de dokter voor haar te halen en een ver- De Hoop in staat was haar kamer te •ltijd thuis, maar uit haar gang bleek kamer gedragen werden.Men ging klaar- pleegster en een betere kamer en ge- verlaten, en Frits werd gevraagd bo- dan altijd dat zij vermoeid en afgemat blijkelijk de kamer schoonmaken. Dien schikt voedsel bouillon en zoo meer ven te komen, opdat zij hem persoon- was. Dan sloot zij het venster. Maar avond brandde er geen licht achter het zou u dan alles zoo kunnen aanleg- lijk voor zijn vriendelijkheid kon be- een uur later kon hij er zeker van zijn, venster, en Frits miste het erg, want gen, denkt u, dat het haar onbekend danken. dat zij het weer openschoof, want het hij was gewoon geweest iederen avond blijft, waar het geld vandaan komt?" Het meisje lag op een canapé onder was Juli, en de avonden waren warm naa het verlichte venster te kijken, Juffrouw Winter keek verbaasd op. een venster, dat op een klein, somber en drukkend. Dan kon Frits haar aan wanneer hij na zijn souper een pijp „O, laa dat maar aan mij over, erf uitzag. Zij was nog zeer bleek en een tafeltje, dat zij om wat frissche rookte met zijn eigen lamp uit en het mijnheer. U isvermagerd, maar Frits kwam het niet lucht te hebben, dicht bij het venster venster open.' „Mijn naam is Hartman. Ik woon anders voor, dan dat zij het liefelijkste Sette, sien schrijvenzij schreef al Den volgenden morgen moest Frits vlak hierover bij juffrouw Gerrits," schepseltje was, dat hij ooit aan- isaar door,alsof haar dagelijksch brood uit de stad en hij bleef den geheelen antwoordde Frits ietwat stijf. „Hier schouwd had. van dien arbeid afhing. dag weg. Toen hii:n den nami'M-'g hebt ge veertig gulden om te beginnen. Zi' bloosde veri-'-m, toen zü het cc w II ÜM II 111 us HI III i|ai I 51 al tt II I' "I mkmK 3> I I II II H I I II I It. 115 I S I gel aat van haar bezoeker te zien kreeg. Zij had blijkbaar niet vermoed, wie het was ,die haar kamertje gedurende de laatste weken in een bloemtuin ver anderd bad. Zij was te zwak om veel te spreken, en Frits, wilde ternauwer nood naar haar dankbetuigingen luis teren. Hij lachte enkei en zei, dat buren werkelijk buren voor elkaar moesten zijn, zelfs in een groote stad, en toen na eenige oogenblikken gepraat te hebben, drukte hij haar de hand en vertrok. Frits paste we! op haar niet weer te bezoeken, wartt hij duchtte bovenal, dat juffrouw De Hoop denken zou, dat hij zich op de een of andere manier aan haar wilde opdringen. Maar hij lotte erop, wanneer zij het eerst weer op straat zou verschijnen, en zij was nog niet ver of zij ontmoette haar nieuwen kennis, die van de tegenover gestelde richting kwam. Het was niet anders dan natuurlijk, dat hij stilstond en haar aansprak, haar met haar herstel gelukwenschte en een eindweegs naast haar voort- wandelde. Wel was het goed, dat hij zich bij haar bevond, want vóór zij haar huis bereikte, was haar pas herwonnen kracht bijna weer verdwenen, en zij was blij dat zij over een korten af stand den steun van Frits' arm kon genieten. Van dien dag af gingen Frits Hart man en Geertrui De Hoop vriendschap pelijk met elkaar om, en die vriend schap nam wonderbaar snel toe. Op zekeren dag in den warmen na zomer, tegen het midden van Octo ber, stelde Frits voor, dat zij voor een paar uurtjes de drukte van de groote stad zouden ontvlieden om de nabu rige bosschen ln hun bruinen en gou den tooi te gaan bewonderen. Na een korte aarzeling stemde Geertrui er In toe met hem mee te gaan, en daar, onder de zware bruine beuken bekende hij haar, hoe hij ongemerkt er aan ge woon was geraakt, haar gade te slaan, wanneer zij aan het venster kwam, toen zij nog op de kamer aan de over zijde woonde, en hoe dat stille gevoel tot oprechte belangstelling en bewon dering en deze tot liefde was aange groeid. Hij zeide, dat hij alleen stond op de wereld en dat zijn geheele aardsche geluk van haar afhing. Kortom, hij verhaalde wederom de oude geschie denis, zooals ze ten allen tijde sinds duizenden jaren verhaald is. Geertrui luisterde met afgewend hoofd en toen de ander ophield met spreken, gaf zij geen antwoord, maar de vuurroode kleur op haar wangen vlamde op en verbleekte weer als de hemel bij zonsondergang. Toen keerde zij zich, zonder te spre ken, eensklaps naar hem toe en sloeg haar armen om zijn hals. ,,'t Is zelfzuchtig van me," lispelde zij, „je met een verbintenis te bezwa ren, nu de strijd om het bestaan reeds zoo moeilijk voor je is. Maar ik Ik kan niet anders." „Dus lieveling, je houdt van mij „O Frits, dat weet je al lang." Toen de minnenden door de herfst- schemering huiswaarts keerden, wa ren niet alleen de kleurige bosschen en groene weiden, maar ook de vuile, bekende straten der stad in hun oog als van gedaante veranderd. De we reld was voor hen vol schoonheid, vol beloften, omdat hun harten vol liefde waren. II, Den geheelen volgenden winter zwoegden en arbeidden Frits en zijn aanstaande, in de hoop met het voor jaar te kunnen trouwen. Geertrui be trok weer haar vroegere kamer, en h$t gebeurde vaak dat Frits wan neer hij op de gure winteravonden druk bezig was nog een extra tientje te verdienen, om in den nieuw aange- legden spaarpot te stoppen van zijn werk opstond om zich op een blik naar het verlichte venster aan de overzijde te onthalen. Somtijds keken dan beide -.nnenden toevallig te^'ijkeitM uit, en dan draalden zij een oogenblik om elkaar een kushand of zoo iets toe te werpen, voordat zij de gordijnen weer neerlieten. Op een sneeuwerigen dag in Februari merkte Frits op, dat een rijtuig vóór het huis aan de overzijde stilhield. Een bejaarde heer stapte uit en trad het huis binnen, om na ongeveer tien minuten terug te keeren en Geertrui mee te brengen. Beiden stapten nu in het rijtuig en reden weg. Het duurde drie of vier dagen vóór zij terugkwam, en toen was zij ln den rouw. „Wie b er dood in je familie," vroeg Frits, zoodra hij haar voor 't eerst weer ontmoette. „Ik dacht dat je geen bloedverwanten meer had." „Het was een neef van mijn vader," antwoordde Geertrui kalm. „Hij en mijn vader stonden op geen al te bes ten voet met elkanderdaarom had ik hem nooit gezien. Maar omdat hij toch van de familie was, meende ik in den rouw te moeten gaan." „Natuurlijk," zei Frits, en er werd niet meer over gesproken. Het was een prachtige lentedag te gen het eind van April, toen Frits Hartman en Geertrui De Hoop met elkander in den echt werden veree- nigd. Geertuf had den wensch te kennen ge geven, dat de week, voor hun witte- broodsdagen bestemd, buiten zou wor den doorgebracht, en zij stelde het stadje Berghorst voor, als verrukkelijk gelegen en juist geschikt voor een pas getrouwd paartje. Op den namiddag van hun trouwdag vertrokken zij dus ln een derde klas-coupé naar genoemd stadje Berghorst. „Is dat Berghorst een stadje of meer een dorp," vroeg de bruidegom, toen de trein wegreed. „Och, 't is eigenlijk maar een dorp," antwoordde de bruid. „Is het lang geleden, dat je er het laatst geweest bent „Niet zoo heel lang. Ik vond het zoo'n bizonder aardig plaatsje. Het zal je daar zeker bevallen." „Dat geloof ik wel, aangezien jij het zoo prettig vindt Maar ik ben be nieuwd of het hotel er wel goed zal zijn." „Mij dunkt dat wij het daar vrij goed zullen hebben, beste man. Je weet welje hebt mij beloofd heel zuinig te zullen wezen." Frits glimlachte, maar een zucht ontsnapte aan zijne lippen, het leek hard, op zóó'n tijd zuinig te moeten zijn. Tegen zes uur in den avond kwamen zij in Berghorst aan, en Frits was ver rukt over alles wat hij zagde hier en daar verspreide woningen, de dorps- weide, omringd door kleine villa's, alle te midden van groen geboomte, de gezellige herberg met haar banken onder een hoogen olm vóór de deur en de typische oude kerk met haar grijzen toren, die boven de boomen in het park van het heerenhuis Berg horst uitgluurde. Na de thee stelde Geertui een wan deling in het park voor en zij schreden voort onder de frissche jonge bladeren der beuken, tot zij het heerenhuis be reikten. Toen was er niets aan te doen of Geertrui moest iets van het huis zien, vermits de familie niet aanwezig was. Frits bracht hiertegen in, dat het te laat was gewordenzij moesten liever terugkeeren, zei hij, en den vol genden dag terugkomen. Maar Geer trui hield met zachten aandrang vol, en toen gaf Frits natuurlijk toe. Ze zouden 't kunnen probeeren, meende hij nu, maar de waarschijnlijkheid was niet groot dat zij toegelaten zouden worden. Op haar schellen vertoonde zich een bediende, en onmiddellijk daarop ver scheen ook de huishoudster. „Hol! gaat het, juffrouw. Lutke," vroeg Geertrui, voor Frits den mond open kon doen. „Hier is mijn echtge noot." Tot zijn uiterste verbazing zag Frits de huishoudster een hoogst eerbiedige ouderwetsche kr"'"Kuiginc maken. Nau welijks had zij haar loodrechte houding weer aangenomen, of er naderden een dikke huisknecht en twee lakeien, ge volgd door drie of vier vrouwelijke dienstboden. Het mannelijk personeel maakte een diepe buiging, terwijl de dienstmaagden het voorbeeld der huis houdster volgden. Geertrui knikte hun glimlachend toe en ontving haar gelukwenschen als iets, dat er zoo bij hoorde. Frits was op en top verbijsterd. Zijn vrouw bracht hem in een aardige huiskamer, die op het park uitzag. „Allerliefste man," begon zij, terwijl ze zijn arm omklemde en hem met glim lachende oogen aankeek. „Frits, mijn lieve man, welkom thuis „Thuis. Wat bedoel Je toch, lieve ling „Ik bedoel enkel, dat dit ons huis is, het jouwe en het mijne. Mijn arme neef is plotseling gestorven zonder een testa ment na te laten, en de notaris zei dat het landgoed aan mij toekwam." „Dan ben je rijk, Geertrui zeer rijk Zij knikte, want als men goed keek, kon men de tranen reeds zien aanko men. „Maar...." Hij hield toen op, om te trachten dit alles te begrijpen. „Maar waarom heb je mij dat niet eerder gezegd „Omdat ik voorzag dat er allerlei verwikkelingen en moeielijkheden zou den kunnen ontstaan, als ik van huis onderwijzeres eensklaps een rijke erfge name werd vóór ik getrouwd was .In de eerste plaats je zou misschien zijn gaan denken ja allerlei onaangena me dingen zijn gaan denken. En dan maar nu zijn we getrouwd, en jij bent nu eenmaal mijn man. En weet je, wat ik van plan ben te doen Als jij er niets tegen hebt, zou ik het huis elk jaar voor de drie zomermaanden, ter wijl vrij zelf bijvoorbeeld op reis gaan, willen openstellen voor huisonderwij zeressen en andere kleinbehuisde meis jes, die rust en verzorging noo dig heb ben. Mag ik „Liefste, het huis is jouw eigendom. Maar Geertrui, het was heel goed van je gezien, dat je mij dit niet vroeger ver teld hebt. Het zou niet hetzelfde ge weest zijn, als ik, toen wij trouwden, ge weten had, dat er zoo'n groot verschil in stand tusschen ons bestond." „Och, Frits," fluisterde het gelukkige vrouwtje, „ik kan je nooit vergelden, wat je voor mij gedaan hebt, toen ik ziek was. J a, ik weet er nu alles van juffrouw Winter heeft 't mij verteld. Ik geloof werkelijk dat je mij het leven hebt gered. Maar er mogen geen ver plichtingen meer tusschen ons bestaan, ïieve, want jij bent de mijne en ik de jouwe, voor nu en altijd." De Veldwachter. „Ziezoo," riep Godfried Lang met een zucht van verademing, „eindelijk zitten we hier op ons gemak." Hij strekte zich welbehagelijk op de sofa uit en blies kringetjes uit zijn sigaret. Drie maanden waren ze getrouwd en eerst nu was het landhuisje, dat ze zouden betrekken, kant en klaar in orde. Mevr. Lang kwam op den rand van de sofa zitten en legde haar arm om den hals van haar echtgenoot. „Manlief," sprak ze vleiend, „nu nog één ding, en dan kan ik hier ge lukkig en in vrede leven." „En wat is dat, liefste vroeg Godfried. „Ik wou, dat we goede vrienden zoch ten te worden met den veldwachter. Dat is hier absoluut noodzakelijk," sprak het jonge vrouwtje eenigszins zenuwachtig. Godfried Lang had een automobiel gehad, maar toen het tot een huwelijk met Gertie kwam, had hij met vreugde van dit weel de-artikel afstand gedaan, omdat het niet langer lijden kon. Hij hield oprecht veel van zijn vrouwtje, en zou van veel meer dan van een auto afstand gedaan hebben voor haar. MaaT dat had hij nog van den auto mobilist overgehouden van politie agenten en veldwachters had hij een hartgrondigen afkeer. „Maar kind," sprak hij, „wat heb ben we nu toch met den veldwachter te maken „Ik ben zoo bang voor inbrekers," fluisterde zij. „Er zijn hier geen inbrekers, vrouw lief, en bovendien is hier niet veel te stelen." „Dat moet je niet zeggen, manlief. Al mijn beste kleeren en ons zilver, en dan is V toch geld ook in je bureau Gertie beefde. „Ben je koud, kindlief vroeg haar man bezorgd. „Je rilt zoo. Maar heusch, met dien veldwachter kan Ik me niet gaan inlaten." En toch was de liefhebbende echt genoot ce que femme veut, Dieu le veut een kwartier later met vrouw- tjelief op weg naar de woning van den rustbewaarder. De dienaar van den H. Hermandad deed zelf open. Het was een zwaar gebouwd man met een eenigszins droefgeestig uiterlijk. „U ziet er niet naar uit, dat u hard kunt loopen," sprak het jonge me vrouwtje wantrouwig. De veldwachter keek haar verbaasd aan en er kwam een afkeurende uit drukking op zijn gelaat. „Het is mijn taak niet hard te loo pen, mevrouw," sprak hij stroef„Ik moet juist blijven en hier ter plaatse voor rust en orde zorgen. U bent toch niet gekomen om te zien of ik hard loopen kon, mevrouw Gertie slaakte een kreet van schrik. Wat had zij gedaanDen eenigen veldwachter in het dorp beleedigd Godfried kwam haar gelukkig spoedig te hulp hij legde den man uit, dat me vrouw uit de stad kwam en erg bang was voor inbrekers, zóó bang zelfs dat ze niet slapen kon, of ze moest zeker weten, dat de veldwachter goed de wacht hield. Een eigenaardige glans kwam in de oogen van den rustbewaarder, en de stroeve uitdrukking op zijn gelaat verdween geheel, toen hij een goudstuk in zijn hand voelde glijden. „Dank u wel, mijnheer," glimlachte hij. „Ik neem wel gewoonlijk geen fooien aan, maar in dit geval.." „Wat hebt u hier een lieve kamer," zoo trachtte Gertie haar scherpe woor den van straks goed te maken. „En wat een prachtige eikenhouten kast staat daar 1" De veldwachter lachte sluw: het was jaren geleden dat een jonggehuwd paar bij hem in huis was gekomen, maar het was niet zoo lang geleden, dat hij zijn laatste eikenhouten kast gemaakt had. „Kom binnen, mevrouw," noodde hij. „Dan kunt u alles beter zien. Zoo'n mooie kast heb ik wezenlijk in geen jaren gemaakt. De vorige werd ook door jonggetrouwde menschen gekocht. Zóó als de dame ze zag, kreeg ze er zin in Godfried voelde, dat zijn vrouwtje hem aan den arm trok. „Zeg," fluisterde ze, „koop die kast voor mij. Ik kan immers al mijn linnei niet bergen. En ze is zoo mooi 1" „Maar vrouwtjelief.." „Kom man, dat eene plezier doe je me wel „Hm zeg veldwachter, hoeveel vraag je voor die kast ,,Ja meneer, graag sta ik ze niet af, maar als mevrouw ze hebben wil is zestig gulden niet te veel „Goed, zend ze mij dan maar thuis. Het adres weet je. Goeden avond." „Goeden avond, veldwachter," sprak Gertie op haar beurt. „En zul je goed op onze villa letten „Zeker mevrouw, morgen kom ik al om de kast te brengen," was het ver strooide antwoord. De jongelui gingen naar huis. „Zoo man, nu ben ik volkomen te vreden," fluisterde Gertie. „Een dure visite anders," kon haar man niet nalaten te zeggen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7