o i ®g
i
- -
Zi
co 8
.èy,*' N
ïs> b
E 3
5* C t" rn Se*
to tr o
ref-gF^S- ff
ip-tpge
8urj>
*$1f*l
C «O
O ET
4 P c.^5
- O t= S a e
8 E *g J3 8- g.
J. p. 3 to ft-
T P «I
&ffi&3§;
rBs;
as,ftl
ft °- 3
a JJÏ <T> CD
g.? a J»
■3 CL re P i-u ra
S S o p.g g 2o
a 1^
8Val&!>io
g"~&!lniL3.gP
l^lpfï»
1"S*ïi|BPE
S'log^jK
S.2 2 g 5s o
O
P
I *-*■ .c cji ,7 p
,MV.C fc»«ï,
O, w c O r> g" !g
Ok*
Ti nu n 111I huh i s> s 1 51
C*"
ver 1» de hand. Bt) de wisseling dier Frits wou wel eens weten, of zij op zijn kamers terug kwam, was zijn Laat mij weten, wanneer het geld op
echoten welke nu volgde, werd Wing evenals hij zelf, ook verhalen en arti- eerste gedachte een blik naar het ven- is. A propos, wie kan u krijgen om haar
tweem-al getroffen, maar een ^lukkig kelen schreef. Zij schenen beiden hee- ster aan de overzijde te werpen. Hii te verplegen
ichot van hem stelde baxter buiter, lemaal van de wereld te zijn afgesloten, keek naar buiten en deinsde ver- „Wel, mijnheer," begon de hospita
gevecht. Daarna wist hij, ofschoon zóó hoog boven den grond want zij baasd achteruit. Twee jonge mannen en het was vermakelijk te zien. hoe-
zwak en op .et punt te bezwijmen, weg woonden op de vierde verdieping zaten daar tegenover hem in hun veel eerbiediger haar houding was ge-
te komen raagde erin de kust te be- dat de straat en de stadsdrukte ver hemdsmouwen, rookten uit korte pijp- worden, sinds haar vingers Frits'
reiken, zijn wonden zoo goed mogelijk verwijderd schenen. Het was gek dat jes en dronken hun potje bier! De briefje van veertig omklemden „wel
te verbinden, en begaf zich op weg naar zij met eikaars uiterlijke gewoonten kamer was aan anderen verhuurd, mijnheer, een nichtje van mij woont
het huis van zijn meester. De rest zoo goed bekend waren, en toch waren Het meisje moest vertrokken zijn. bij mij in, en die is met verplegen be-
wiJ- zij elkander geheel vreemdzoo dicht- Frits Hartman kreeg een gevoel kend mij dunkt, zij zou zich voor
Alles was dus voorbij, en er bleef nu bij en toch zoo ver af. a,sof hij een vriend verloren had. Maar een kleinigheid wel met de verzorging
«Heen nog over om alles op te helderen In zijn ledige oogenblikken dacht hij begreep niet goed, hoe zij had kun- der jonge dame willen belasten, 't Is
•an de politie om volkomen gezuiverd Frits Hartman veel aan zijn buurmeis- nen weg gaan, zonder chat hij er iets niet zoozeer, dat zij aanhoudend ver
te worden van de verdenking, den je. Hij was benieuwd of zij mooi was van had bemerkt, tenzij zij nog dien- pleging noodig heeft, dan wel iemand,
moord op Salter Quick te hebben ge- hij was te bijziende, om op dit punt zelfden dag vertrokken was, en een die telkens eens naar haar komt kijken
pleegd, en voor iedereenom te bab- zich een juiste voorstelling te makenpaar vragen aan het kamermeisje, om toe te zien dat zij geregeld haar
palen over de vreemde historie. De 0f zij schrander was, of zij zacht van dat hem bediende, stelden hem ge- eten en haar medicijnen krijgt en de
peer Cazalette deed daar dapper aan humeur en meegaande was, of het te- rust, dat dit niet het geval was. lekkernijtjes, die een ziek mensch
mede jujfrouw Raven en ik, ofschoon genovergesteide. Zij scheen geen vrien- „Misschien," zoo dacht hij, „was zij hebben moet"
de acteurs in het laatste bedrijf van dit den of "vriendinnen te hebben; zij enkel van kamer veranderd, zonder „Afgesproken, juffrouw Winter,"
drama, spraken er weinig over: we ontving althans geen bezoek. Hij ver- het huis te verlaten. Zou zij dat gedaan hernam Frits, „ik zal het aan n over
hadden er genoeg van gezien Maar de beeldde zich dat zij overdag ergens les hebben om hem te .mijden Die ge- laten om te doen wat noodig is. Zorg
eerstvolgende maal dat wij weer on- moest geven en dat zij in de avonduren dachte kwelde hem. Hij kon ze niet enkel maar, dat het de jonge dame aan
gestoord bijeen waren, deed ik haar een paar rijksdaalders extra met haar van zich afzetten. Ze keerde telkens niets ontbreekt en vooral laat ze geen
•en bekentenis. pen trachtte te verdienen. en telkens weer terug en liet hem geen oogenblik op de gedachte komen, dat
„Ik wil niet, dat u alleen u 1 Eindelijk besloot de jonge man te vrede. Eindelijk besloot hij er achter ik iets met uw schikkingen heb uit te
•«n verkrerde indruk an mij krijgen trachten zijn buurmeisje eens wat te komen, hoe de zaken stonden. staan."
zoudt," zeide ik. „En daarom wil ik meer van nabij te zien te krijgen. Hij Hij stak de straat over en vroeg het Hij had gaarne gewild, dat hij de
tl nu iets zeggen. Gedurende den gan- ging derhalve op zekeren namiddag gepantoffelde dienstmeisje, dat de deur zaak aan een ander soort mensch had
hen duur van ons verblijf op het'jacht uit op het uur, dat zij, zooals hij wist, voor hem open deed, of de dame, die kunnen toevertrouwen, maar hij kon
b ik onafgebroken in een toestand van haar dagtaak zou terugkeeren, op de voorkamer drie hoog gewoond onder deze omstandigheden niet an-
*an vreeselijke angst verkeerd 1' en zoo zag hij haar dan eindelijk van had, soms weggegaan was en tege- ders te werk gaan. Een eigenaardig
V ».U?" riep zij uit. „Was u barig aanschijn tot aanschijn. lijkertijd stopte hij haar ©en paar gevoel van opgetogenheid vervulde
,.Ja, ik beefde voortdurend van Eén enkele snelle blik.en o, die kwartjes in de hand. De dienende zijn hart, toen hij het huis verliet. Hij
•ngstverklaarde ik ronduit. „Vooral zej hem zoo veel 1 Een bleek, teer ge- geest antwoordde grinnikend, dat de zag zich verplicht eenigen tijd door de
nadat u u had teruggetrokken in de zichtje, lief maar o zoo droevig! Een jonge dame niet vertrokken was: zij straten te loopen o.m die opgewonden
hut. Ik zweette letterlijk van angstnjet te omschrijven verandering in was enkel naar een kamer aan den heid van zich af te zetten. De goede
ZiedaarNu is het eruit 1" de gelaatsuitdrukking van het meisje achterkant verhuisd. De jonge dame man had met het meisje, dat daar
Zij keek mij aan en haar blik was bewees hem, dat zij wist wie haar zoo voegde zij er uit eigen beweging zwak en ziek te bed lag, meer deernis
In 't geheel niet onvriendelijk of min- voorbij ging, maar de droefenis ver- bij heette juffrouw De Hoop en dan hij zeggen kon, maar zijn vreugde
achtend.^ dween niet uit haar donkere oogen. zij was ziek ze lag te bed. bij de gedachte, dat hij in staat was
„Zoo zeide zij tenslotte. „Dan kan Frits keek haar met een gevoel van on- Terwijl het dienstmeisje nog sprak, te helpen, onderdrukte in zekeren zin elk
Ik niet anders zeggen dan dat u die eindig medelijden na. Zij leek heele- kwam een forsche bejaarde vrouw, gevoel.
«ngst op meesterlijke wijze hebt we- maaj n;et geschikt om zoo alleen den blijkbaar de hospita, naderbij. Zelfs toen hij bedacht dat hij mis
ten te verbergen althans in mijn te- strijd met de wereld te voeren. Hij „Wie is dat daar, die naar juffrouw schien van de veertien dagen vacantie,
genwoordigheid. En" hier liet zij hacj een gevoel alsof hij gaarne het De Hoop informeert," vroeg zij. „Is die hij nemen wilde, zou moeten af-
haar stem tot een vriendelijk fluiste- weinige dat hij bezat, geven wilde om u familie of kennis van haar zien, nu hij dezen nieuwen last op zijn
ren dalen „ik ben er zeker van dat het recht te verwerven, haar te troos- Dat was een gekke vraag. schouders had genomen, voelde hij
U alleen om mijnentwil bevreesd ge- ten en te beschermen tegen dien ver- „Ik vrees dat de dame mij het recht geen oogenblik berouw over hetgeen
freest ben. En dus moeienden arbeid en die pijnigende op haar vriendschap niet zou toeken- hij gedaan had. Hij nam zich voor,
En op deze wijze begon een verhou- zorgen, en hij keerde droevig te moede nen, maar het zou mij zeer verheugen, niet aan de zee met haar branding
ding tusschen haar en mij, die beide naar ijn eenzame kamer terug. als u mij als haar vriend wilde beschou- te denken, noch aan het gele strand
partijen zóó goed aanstond, dat ze Toen de zomer, de heete, verstik- wen," antwoordde Frits kalm. of de met heidekruid begroeide heu
pen einde vond "in een zeer gelukkig fcende zomer der groote stad, meer en Deze fijne onderscheiding ontging veis van Gelderland of de lommerrijke
huwelijk 1
'.INDE.
meer verstreek, merkte Frits op dat het oor of het verstand van de stevige dreven van het Gooi. Hij zag in, dat
zijn buurmeisje hoe langer hoe trager kamerverhuurster, maar zij begreep hij zonder een dag te verliezen, gesta-
liep, wanneer zij in den zwoelen, stil- dat de mijnheer belang in haar pen- dig moest doorwerken, of de taak, die
'en namiddag naar haar kamer terug- sionnaire stelde. hij met zooveel blijdschap op zich
- 1 keerde. Zij schreef 's-avonds niet meer „Wilt u binnenkomen, mijnheer," genomen had, zou te zwaar voor zijn
Het mus aatl de overzijae, en jag soms urenlang op de harde ca- hernam zij, en Frits volgde haar in een geringe geldmiddelen blijken te zijn.
napé met de stijve rugleuning, blijk- donker spreekkamertje. Den volgenden dag kwam Frits toe-
I. baar te vermoeid om te lezen. Vier, „Als u soms vrienden of vriendin- vallig een bloemenwinkel voorbij en
malen had Frits het gewaagd haar op nen van die jonge dame kent," begon kreeg een gelukkigen inval, trad bin-
De straat was zoo smal dat, wanneer straat tegemoet te gaan. Hij had haar zij, „zou ge haar een dienst bewijzen nen en kocht een fraaien ruiker anje-
Frits Hartman uit zijn venster zag, zelfs een medelijdenden biik durven met aan hen te schrijven. Maar zij lieren. Deze liet hij in de kamer van
hij er bijna niet buiten kon in de kamer toewerpen, maar het meisje had dien heeft mij gezegd dat zij er geen heeft." juffrouw De Hoop zetten. Den dag
•an den ovorkant te kijken. De gor- blik niet beantwoord. Zij had de oogen „U bedoelt toch niet, dat zij ge- daarna zond hij een tuiltje viooltjes
•ijnen van het eenlge venster dier ka- dadelijk neergeslagen, en ofschoon vaarlijk ziek is," riep Frits met een en den anderen dag eenige keurige
m'er blevén altijd tot 's-morgens acht Frits trachtte te denken en dan ook ge- vreemd gevoel van pijn in de borst. rozen. Eiken dag, die op den vorigen
nur omlaag. Dan werden ze opgehaald, oofde, dat zij niet boos op hem was, „Neen, ik geloof van niet, anders volgde, zond hij bloemen van allerlei
m Frits kon dan zien. dat'een jong het was toch duidelijk, dat ij be- had ik haar wel naar het ziekenhuis aard; somtijds waagde hij het ook
meisje, daar heelemaal alleen aan het merkte, hoe haar buurman kennis laten brengen," antwoordde de prac- een paar perziken te zenden of een tros
ontbijt zat. met haar wilde maken, en dat zij van tische hospita. „Maarzij is niet in staat druiven. Na eenige dagen vernam hij
Precies half negen werd het venster plan was hem op een afstand te hou- haar bed te verlaten, en zij heeft meer dat de patiënte wat beter was; maar er
Mn de overzijde opgeschoven en twee den. Na dien dag deed hij geen moeite oppassing noodig dan ik haar geven gingen weken voorbij eer zij in staat
minuten later kwam een jonge dame, meer haar op straat te ontmoeten; kan. Zij moet ook een dokter hebben was haar kamer te verlaten.Toen waren
Mnvoudig in 't zwart gekleed, uit de toch vond hij dat hard. en ander voedsel dan zij hier krijgt, echter ook Frits' spaarpenningen op-
deur van het huis en stapte vlug de Toen de maand Augustus ten einde De zaak is," ging zij voort, terwijl zij geteerd, en daarmee was de hoop ver
atraat op. liep, bleek het meisje 's-morgens niet haar stem liet dalen en een meer ver- dwenen een gezellige veertien dagen
,n den loop van den dag placht meer uit te gaan. trouwelijken toon aansloeg, „dat het in de bosschen of aan het strand door
Frits nu en dan zijn pen voor een paar „De menschen bij wie zij les geeft," arme kind, naar ik vrees, wat slecht te brengen. Maar zijn geheim bleef
m nuten te laten rusten, om even uit dacht Frits, ,zijn zeker naar een bad- bij kas is. Huisonderwijzeressen wor- goed bewaard. Wat de bloemen en
he, venster te kijken. Dan moest hij plaats," en hij verheugde zich bij de den vreeselijk slecht betaald, heb ik vruchten betrof, van deze werd open-
we,. of hij wilde of niet, ook een blik gedachte, dat zij nu ten minste tijd wel eens gehoord, 't Is nu een maand lijk erkend, dat ze van „den mijnheer
In de tegenoverliggende kamer werpen, had om rust te nemen. geleden, dat zij mij vroeg, of ik geen aan de overzij" kwamen, die eiken dag
Hij kende ze nu al heel goed. Er stond Nu zag hij haar zeer weinig meer, goedkooper kamer te huur had."., liet vragen, hoe juffrouw De Hoop het
•en paardeharen canapé tegen den Haar venster stond zelden open, of „Luister eens, juffrouw.... ik ken maakte. Maar van al het andere bleef
muur en aan den anderen kant van zoo al, dan was het gordijn vast om- uw naam nog niet." het meisje in de onderstelling dat zij
den haard een groot vuurscherm. Hij 'aag. „Winter, mijnheer." het aan de geduldige inschikkelijkheid
meende zeker te weten, dat zich achter Op een morgen in September echter „Nu dan, zie eens hier, juffrouw der hospita te danken had.
dat scherm een slaapkamertje bevond, werd het venster hoog opgeschoven, Winter. Als ik u eens geld gaf om een Eindelijk kwam de dag. dat juffrouw
Precies half vijf kwam het meisje en hij kon zien. dat de meubels uit de dokter voor haar te halen en een ver- De Hoop in staat was haar kamer te
•ltijd thuis, maar uit haar gang bleek kamer gedragen werden.Men ging klaar- pleegster en een betere kamer en ge- verlaten, en Frits werd gevraagd bo-
dan altijd dat zij vermoeid en afgemat blijkelijk de kamer schoonmaken. Dien schikt voedsel bouillon en zoo meer ven te komen, opdat zij hem persoon-
was. Dan sloot zij het venster. Maar avond brandde er geen licht achter het zou u dan alles zoo kunnen aanleg- lijk voor zijn vriendelijkheid kon be-
een uur later kon hij er zeker van zijn, venster, en Frits miste het erg, want gen, denkt u, dat het haar onbekend danken.
dat zij het weer openschoof, want het hij was gewoon geweest iederen avond blijft, waar het geld vandaan komt?" Het meisje lag op een canapé onder
was Juli, en de avonden waren warm naa het verlichte venster te kijken, Juffrouw Winter keek verbaasd op. een venster, dat op een klein, somber
en drukkend. Dan kon Frits haar aan wanneer hij na zijn souper een pijp „O, laa dat maar aan mij over, erf uitzag. Zij was nog zeer bleek en
een tafeltje, dat zij om wat frissche rookte met zijn eigen lamp uit en het mijnheer. U isvermagerd, maar Frits kwam het niet
lucht te hebben, dicht bij het venster venster open.' „Mijn naam is Hartman. Ik woon anders voor, dan dat zij het liefelijkste
Sette, sien schrijvenzij schreef al Den volgenden morgen moest Frits vlak hierover bij juffrouw Gerrits," schepseltje was, dat hij ooit aan-
isaar door,alsof haar dagelijksch brood uit de stad en hij bleef den geheelen antwoordde Frits ietwat stijf. „Hier schouwd had.
van dien arbeid afhing. dag weg. Toen hii:n den nami'M-'g hebt ge veertig gulden om te beginnen. Zi' bloosde veri-'-m, toen zü het
cc
w
II ÜM II 111 us HI III i|ai I 51 al tt II I' "I
mkmK 3>
I I II II H I I II I It. 115 I S I
gel aat van haar bezoeker te zien kreeg.
Zij had blijkbaar niet vermoed, wie
het was ,die haar kamertje gedurende
de laatste weken in een bloemtuin ver
anderd bad. Zij was te zwak om veel
te spreken, en Frits, wilde ternauwer
nood naar haar dankbetuigingen luis
teren.
Hij lachte enkei en zei, dat buren
werkelijk buren voor elkaar moesten
zijn, zelfs in een groote stad, en toen
na eenige oogenblikken gepraat te
hebben, drukte hij haar de hand en
vertrok.
Frits paste we! op haar niet weer
te bezoeken, wartt hij duchtte bovenal,
dat juffrouw De Hoop denken zou,
dat hij zich op de een of andere manier
aan haar wilde opdringen. Maar hij
lotte erop, wanneer zij het eerst weer
op straat zou verschijnen, en zij was
nog niet ver of zij ontmoette haar
nieuwen kennis, die van de tegenover
gestelde richting kwam.
Het was niet anders dan natuurlijk,
dat hij stilstond en haar aansprak,
haar met haar herstel gelukwenschte
en een eindweegs naast haar voort-
wandelde. Wel was het goed, dat hij
zich bij haar bevond, want vóór zij haar
huis bereikte, was haar pas herwonnen
kracht bijna weer verdwenen, en zij
was blij dat zij over een korten af
stand den steun van Frits' arm kon
genieten.
Van dien dag af gingen Frits Hart
man en Geertrui De Hoop vriendschap
pelijk met elkaar om, en die vriend
schap nam wonderbaar snel toe.
Op zekeren dag in den warmen na
zomer, tegen het midden van Octo
ber, stelde Frits voor, dat zij voor een
paar uurtjes de drukte van de groote
stad zouden ontvlieden om de nabu
rige bosschen ln hun bruinen en gou
den tooi te gaan bewonderen. Na een
korte aarzeling stemde Geertrui er In
toe met hem mee te gaan, en daar,
onder de zware bruine beuken bekende
hij haar, hoe hij ongemerkt er aan ge
woon was geraakt, haar gade te slaan,
wanneer zij aan het venster kwam,
toen zij nog op de kamer aan de over
zijde woonde, en hoe dat stille gevoel
tot oprechte belangstelling en bewon
dering en deze tot liefde was aange
groeid.
Hij zeide, dat hij alleen stond op de
wereld en dat zijn geheele aardsche
geluk van haar afhing. Kortom, hij
verhaalde wederom de oude geschie
denis, zooals ze ten allen tijde sinds
duizenden jaren verhaald is.
Geertrui luisterde met afgewend
hoofd en toen de ander ophield met
spreken, gaf zij geen antwoord, maar
de vuurroode kleur op haar wangen
vlamde op en verbleekte weer als de
hemel bij zonsondergang.
Toen keerde zij zich, zonder te spre
ken, eensklaps naar hem toe en sloeg
haar armen om zijn hals.
,,'t Is zelfzuchtig van me," lispelde
zij, „je met een verbintenis te bezwa
ren, nu de strijd om het bestaan reeds
zoo moeilijk voor je is. Maar ik
Ik kan niet anders."
„Dus lieveling, je houdt van mij
„O Frits, dat weet je al lang."
Toen de minnenden door de herfst-
schemering huiswaarts keerden, wa
ren niet alleen de kleurige bosschen
en groene weiden, maar ook de vuile,
bekende straten der stad in hun oog
als van gedaante veranderd. De we
reld was voor hen vol schoonheid, vol
beloften, omdat hun harten vol liefde
waren.
II,
Den geheelen volgenden winter
zwoegden en arbeidden Frits en zijn
aanstaande, in de hoop met het voor
jaar te kunnen trouwen. Geertrui be
trok weer haar vroegere kamer, en
h$t gebeurde vaak dat Frits wan
neer hij op de gure winteravonden
druk bezig was nog een extra tientje
te verdienen, om in den nieuw aange-
legden spaarpot te stoppen van zijn
werk opstond om zich op een blik naar
het verlichte venster aan de overzijde
te onthalen. Somtijds keken dan beide
-.nnenden toevallig te^'ijkeitM uit,
en dan draalden zij een oogenblik
om elkaar een kushand of zoo iets toe
te werpen, voordat zij de gordijnen
weer neerlieten.
Op een sneeuwerigen dag in Februari
merkte Frits op, dat een rijtuig vóór
het huis aan de overzijde stilhield.
Een bejaarde heer stapte uit en trad
het huis binnen, om na ongeveer tien
minuten terug te keeren en Geertrui
mee te brengen. Beiden stapten nu
in het rijtuig en reden weg.
Het duurde drie of vier dagen vóór
zij terugkwam, en toen was zij ln den
rouw.
„Wie b er dood in je familie," vroeg
Frits, zoodra hij haar voor 't eerst
weer ontmoette. „Ik dacht dat je geen
bloedverwanten meer had."
„Het was een neef van mijn vader,"
antwoordde Geertrui kalm. „Hij en
mijn vader stonden op geen al te bes
ten voet met elkanderdaarom had
ik hem nooit gezien. Maar omdat hij
toch van de familie was, meende ik
in den rouw te moeten gaan."
„Natuurlijk," zei Frits, en er werd
niet meer over gesproken.
Het was een prachtige lentedag te
gen het eind van April, toen Frits
Hartman en Geertrui De Hoop met
elkander in den echt werden veree-
nigd.
Geertuf had den wensch te kennen ge
geven, dat de week, voor hun witte-
broodsdagen bestemd, buiten zou wor
den doorgebracht, en zij stelde het
stadje Berghorst voor, als verrukkelijk
gelegen en juist geschikt voor een pas
getrouwd paartje. Op den namiddag
van hun trouwdag vertrokken zij dus
ln een derde klas-coupé naar genoemd
stadje Berghorst.
„Is dat Berghorst een stadje of meer
een dorp," vroeg de bruidegom, toen
de trein wegreed.
„Och, 't is eigenlijk maar een dorp,"
antwoordde de bruid.
„Is het lang geleden, dat je er het
laatst geweest bent
„Niet zoo heel lang. Ik vond het
zoo'n bizonder aardig plaatsje. Het
zal je daar zeker bevallen."
„Dat geloof ik wel, aangezien jij
het zoo prettig vindt Maar ik ben be
nieuwd of het hotel er wel goed zal
zijn."
„Mij dunkt dat wij het daar vrij
goed zullen hebben, beste man. Je
weet welje hebt mij beloofd heel
zuinig te zullen wezen."
Frits glimlachte, maar een zucht
ontsnapte aan zijne lippen, het leek
hard, op zóó'n tijd zuinig te moeten
zijn.
Tegen zes uur in den avond kwamen
zij in Berghorst aan, en Frits was ver
rukt over alles wat hij zagde hier
en daar verspreide woningen, de dorps-
weide, omringd door kleine villa's,
alle te midden van groen geboomte,
de gezellige herberg met haar banken
onder een hoogen olm vóór de deur
en de typische oude kerk met haar
grijzen toren, die boven de boomen in
het park van het heerenhuis Berg
horst uitgluurde.
Na de thee stelde Geertui een wan
deling in het park voor en zij schreden
voort onder de frissche jonge bladeren
der beuken, tot zij het heerenhuis be
reikten. Toen was er niets aan te doen
of Geertrui moest iets van het huis
zien, vermits de familie niet aanwezig
was.
Frits bracht hiertegen in, dat het
te laat was gewordenzij moesten
liever terugkeeren, zei hij, en den vol
genden dag terugkomen. Maar Geer
trui hield met zachten aandrang vol,
en toen gaf Frits natuurlijk toe. Ze
zouden 't kunnen probeeren, meende
hij nu, maar de waarschijnlijkheid was
niet groot dat zij toegelaten zouden
worden.
Op haar schellen vertoonde zich een
bediende, en onmiddellijk daarop ver
scheen ook de huishoudster.
„Hol! gaat het, juffrouw. Lutke,"
vroeg Geertrui, voor Frits den mond
open kon doen. „Hier is mijn echtge
noot."
Tot zijn uiterste verbazing zag Frits
de huishoudster een hoogst eerbiedige
ouderwetsche kr"'"Kuiginc maken. Nau
welijks had zij haar loodrechte houding
weer aangenomen, of er naderden een
dikke huisknecht en twee lakeien, ge
volgd door drie of vier vrouwelijke
dienstboden. Het mannelijk personeel
maakte een diepe buiging, terwijl de
dienstmaagden het voorbeeld der huis
houdster volgden.
Geertrui knikte hun glimlachend
toe en ontving haar gelukwenschen als
iets, dat er zoo bij hoorde. Frits was op
en top verbijsterd.
Zijn vrouw bracht hem in een aardige
huiskamer, die op het park uitzag.
„Allerliefste man," begon zij, terwijl
ze zijn arm omklemde en hem met glim
lachende oogen aankeek. „Frits, mijn
lieve man, welkom thuis
„Thuis. Wat bedoel Je toch, lieve
ling
„Ik bedoel enkel, dat dit ons huis is,
het jouwe en het mijne. Mijn arme neef
is plotseling gestorven zonder een testa
ment na te laten, en de notaris zei dat
het landgoed aan mij toekwam."
„Dan ben je rijk, Geertrui zeer
rijk
Zij knikte, want als men goed keek,
kon men de tranen reeds zien aanko
men.
„Maar...."
Hij hield toen op, om te trachten dit
alles te begrijpen.
„Maar waarom heb je mij dat niet
eerder gezegd
„Omdat ik voorzag dat er allerlei
verwikkelingen en moeielijkheden zou
den kunnen ontstaan, als ik van huis
onderwijzeres eensklaps een rijke erfge
name werd vóór ik getrouwd was .In
de eerste plaats je zou misschien zijn
gaan denken ja allerlei onaangena
me dingen zijn gaan denken. En
dan maar nu zijn we getrouwd, en
jij bent nu eenmaal mijn man. En weet
je, wat ik van plan ben te doen Als jij
er niets tegen hebt, zou ik het huis elk
jaar voor de drie zomermaanden, ter
wijl vrij zelf bijvoorbeeld op reis gaan,
willen openstellen voor huisonderwij
zeressen en andere kleinbehuisde meis
jes, die rust en verzorging noo dig heb
ben. Mag ik
„Liefste, het huis is jouw eigendom.
Maar Geertrui, het was heel goed van je
gezien, dat je mij dit niet vroeger ver
teld hebt. Het zou niet hetzelfde ge
weest zijn, als ik, toen wij trouwden, ge
weten had, dat er zoo'n groot verschil
in stand tusschen ons bestond."
„Och, Frits," fluisterde het gelukkige
vrouwtje, „ik kan je nooit vergelden,
wat je voor mij gedaan hebt, toen ik
ziek was. J a, ik weet er nu alles van
juffrouw Winter heeft 't mij verteld.
Ik geloof werkelijk dat je mij het leven
hebt gered. Maar er mogen geen ver
plichtingen meer tusschen ons bestaan,
ïieve, want jij bent de mijne en ik de
jouwe, voor nu en altijd."
De Veldwachter.
„Ziezoo," riep Godfried Lang met
een zucht van verademing, „eindelijk
zitten we hier op ons gemak."
Hij strekte zich welbehagelijk op de
sofa uit en blies kringetjes uit zijn
sigaret.
Drie maanden waren ze getrouwd
en eerst nu was het landhuisje, dat
ze zouden betrekken, kant en klaar in
orde.
Mevr. Lang kwam op den rand van
de sofa zitten en legde haar arm om
den hals van haar echtgenoot.
„Manlief," sprak ze vleiend, „nu
nog één ding, en dan kan ik hier ge
lukkig en in vrede leven."
„En wat is dat, liefste vroeg
Godfried.
„Ik wou, dat we goede vrienden zoch
ten te worden met den veldwachter.
Dat is hier absoluut noodzakelijk,"
sprak het jonge vrouwtje eenigszins
zenuwachtig.
Godfried Lang had een automobiel
gehad, maar toen het tot een huwelijk
met Gertie kwam, had hij met vreugde
van dit weel de-artikel afstand gedaan,
omdat het niet langer lijden kon. Hij
hield oprecht veel van zijn vrouwtje,
en zou van veel meer dan van een auto
afstand gedaan hebben voor haar.
MaaT dat had hij nog van den auto
mobilist overgehouden van politie
agenten en veldwachters had hij een
hartgrondigen afkeer.
„Maar kind," sprak hij, „wat heb
ben we nu toch met den veldwachter
te maken
„Ik ben zoo bang voor inbrekers,"
fluisterde zij.
„Er zijn hier geen inbrekers, vrouw
lief, en bovendien is hier niet veel te
stelen."
„Dat moet je niet zeggen, manlief.
Al mijn beste kleeren en ons zilver, en
dan is V toch geld ook in je bureau
Gertie beefde.
„Ben je koud, kindlief vroeg haar
man bezorgd. „Je rilt zoo. Maar
heusch, met dien veldwachter kan Ik
me niet gaan inlaten."
En toch was de liefhebbende echt
genoot ce que femme veut, Dieu le
veut een kwartier later met vrouw-
tjelief op weg naar de woning van den
rustbewaarder.
De dienaar van den H. Hermandad
deed zelf open. Het was een zwaar
gebouwd man met een eenigszins
droefgeestig uiterlijk.
„U ziet er niet naar uit, dat u hard
kunt loopen," sprak het jonge me
vrouwtje wantrouwig.
De veldwachter keek haar verbaasd
aan en er kwam een afkeurende uit
drukking op zijn gelaat.
„Het is mijn taak niet hard te loo
pen, mevrouw," sprak hij stroef„Ik
moet juist blijven en hier ter plaatse
voor rust en orde zorgen. U bent toch
niet gekomen om te zien of ik hard
loopen kon, mevrouw
Gertie slaakte een kreet van schrik.
Wat had zij gedaanDen eenigen
veldwachter in het dorp beleedigd
Godfried kwam haar gelukkig spoedig
te hulp hij legde den man uit, dat me
vrouw uit de stad kwam en erg bang
was voor inbrekers, zóó bang zelfs
dat ze niet slapen kon, of ze moest
zeker weten, dat de veldwachter goed
de wacht hield.
Een eigenaardige glans kwam in de
oogen van den rustbewaarder, en de
stroeve uitdrukking op zijn gelaat
verdween geheel, toen hij een goudstuk
in zijn hand voelde glijden.
„Dank u wel, mijnheer," glimlachte
hij. „Ik neem wel gewoonlijk geen
fooien aan, maar in dit geval.."
„Wat hebt u hier een lieve kamer,"
zoo trachtte Gertie haar scherpe woor
den van straks goed te maken. „En
wat een prachtige eikenhouten kast
staat daar 1"
De veldwachter lachte sluw: het
was jaren geleden dat een jonggehuwd
paar bij hem in huis was gekomen,
maar het was niet zoo lang geleden,
dat hij zijn laatste eikenhouten kast
gemaakt had.
„Kom binnen, mevrouw," noodde
hij. „Dan kunt u alles beter zien.
Zoo'n mooie kast heb ik wezenlijk in
geen jaren gemaakt. De vorige werd
ook door jonggetrouwde menschen
gekocht. Zóó als de dame ze zag, kreeg
ze er zin in
Godfried voelde, dat zijn vrouwtje
hem aan den arm trok.
„Zeg," fluisterde ze, „koop die kast
voor mij. Ik kan immers al mijn linnei
niet bergen. En ze is zoo mooi 1"
„Maar vrouwtjelief.."
„Kom man, dat eene plezier doe je
me wel
„Hm zeg veldwachter, hoeveel
vraag je voor die kast
,,Ja meneer, graag sta ik ze niet
af, maar als mevrouw ze hebben wil
is zestig gulden niet te veel
„Goed, zend ze mij dan maar thuis.
Het adres weet je. Goeden avond."
„Goeden avond, veldwachter," sprak
Gertie op haar beurt. „En zul
je goed op onze villa letten
„Zeker mevrouw, morgen kom ik al
om de kast te brengen," was het ver
strooide antwoord.
De jongelui gingen naar huis.
„Zoo man, nu ben ik volkomen te
vreden," fluisterde Gertie.
„Een dure visite anders," kon haar
man niet nalaten te zeggen.