VOOR DE
g
^3 u«
Ê^s^uB
llS!
|Se^
15:2-2 S
•5&&a§tg
Ss
*Ï**T
Sb -
5 s!s
•5050
gJ8*g""3s
S|fsïP
g|-lSS«|
W5S
3-3 sca S3'Ï4- '3 22
5J1g
S«1
Is sï
Ml
ïiiiiiiuiiiiuiiiiiiiii!i!iiiii!:iiiiiiiii;iiii:;iiiiimuiitiiminiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiniiiiiiiin!i!i':iiiiniiiniiiiiiiHiinninMnn^
DE SCHUI DIGF
d« k>3 O
ymillllIliml|il|||jti||||||--lE|l|!l!;:!J||i|||III||l||!ll|llllIII!II!!llillllllllllIIII!IIIIII!IIIIIII!HlIllllllllllllli!IIIIIIIIIIIIIHIIIIIIllim»
I ,j— L,
-> "O.3
«c/5 3
HO
12 5 ^2 gl o N
r-T - G
<y bi 1
S 3
C
3 n
3 fc/, 24
8™"C g
>je.s
- S3 S3
SaOfi
N a3
h O -d—1
03 <L» jv c/)
o P
C - bjt§
>-+-• 3 c
u. M gj
rti'nS
5 3 5-5
O
y£ j„S
CU -P CL»
C u v r
V'a-pc B P
Bfa a.2 Sd
TT
e p
<u
C^J
un
-H <U
P -#-••
0>
p
P <D
to
TZ**
U OJ 2
4) OT3 »- 4J
Ü^SftS
V'gu BCS
-- 5Q fi ■+-' *3 "u ^-5
2-5 >- -:n u t3|j>T3
S-p; «sS-aubU)
iSs^ E co
VojüSI-OÜI»
■SjfiJC >U--Q'n w
"Pf^i
w~ 2 «"S S
°<3^-0?j2:Sgg§T
+2 LÜ <y<v J5 <L»
«2 -M-a P bXijj n «..-, <3-
cn j*, <u 3
^3.av,g
k. V M q, Q
P _V P <y
rP C
5 aal^«M?iïsl Üï^l
I 2 0 31b-2? s B Sfg* s.»g
*:a5f.Sf. TL. alSg^o-g-g'SW
oj-SG. -
M I
«3
*s*ra
O)
p O O P T3
M - O! O -Ü 7j Cï C
-^ël" 4 04
b'P N fe O
■V'
cd C (A
4» p
1-S2
$3£
CL>S
<U
o< m
-H-'3*^- re 2
zS „ogn«3
in c. t, u, o -
u fci0-0 53 raXiIS
eoO«uS«o5
cc -S ja QLblv'O W- <-i
•O s
JSE>™
■n e o-a 3
U g-5> u
3 >0 OJ t
-B C0^
cc E
2
m g
bt
'qB.P
e
S? P l- T3
4J U
Eja Jr
c <u u c JJ
g^s
«21,
B «j N
ca 5
W W VU
3 w <D
2- c o
CL» (U N
33 S1® <U
„-t-*
NTj B
r*1 Q-» rrt
Si 8
nq bt-t-
GU Ö.2
O 'C B c W
C 2: -S +-■
<V E OT1 d5 CJ
O E O r-
"2° -2 2
v\ *x* -o
OJ
24
O -
O O
flö'Ss
a 3 3
<V CS
'S3) 2
-. .5
I- O "3 a)t f
o .2?.ï0'3 a
B SSQ S I" h
P' 'ü.-c; ir*r y s, 5 es ü_i
CP w o; re w
~1 -; '«d P
3 iTS
>00
O1
Tb -
P O
O
Eg
^ÖÖa-ns acrgesproxen, icomt ge a.s.
Ndaandag 6 dezer, 's voormiddags tien
jur. Hoogachtend,
Uw dienstwillige,
CORNELIUS en Zn.
Aan mejuffrouw E. Bruns.
„Moeder 1 Moeder," riep zij, naar de
keuken snellende en den brief boven
haar hoofd zwaaiende. „Ik heb een be
trekking bij Cornelius en Zn op een
salaris van zestig gulden per maand."
Mevrouw Bruns scheen een tijdlang
niet in staat het wonderlijke nieuws te
begrijpen, en toen ging zij zitten en be
gon te schreien.
,,'t Is net op tijd, Elsje," sprak zij
met bevende stem. „Ik word oud, en ik
heb in den laatsten tijd gevoeld dat ik
weldra de kwalen en gebreken van den
ouden dag zal krijgen. Ik word zoo
zwak, mijn kind, en de dingen, die mij
zoo goed zouden gedi n hebben, kon
den we niet bekostigen. En jij hebt
ook extra-voeding noodig, Elsje, maar
die kun je nu krijgen. God zij dank voor
Zijn Goedheid
Moeder noch dochter waren in staat
behoorlijk te ontbijten, doch brachten
den tijd door met druk te redeneeren
over de groote verbetering in hun
omstandigheden.
Juffrouw Bruns kwam om kwart
vóór negen op haar kantoor bij Warner
en Co. aan met de verblijdende gedach
te, dat het de laatste maal was, dat zij
Jeze vertrekken als ondergeschikte der
drma zou betreden. De heer Warner
was er nog niet, ofschoon hij er gewoon
lijk om dien tijd was, en terwijl juf
frouw Bruns op haar oude plaatsje zat
je wachten, traden haar collega's het
Kantoor binnen.
„Zeg, waarom zit jij daar zoo met al je
goed nog aan," vroeg juffrouw Colvers,
ien lust om te lachen met moeite onder
drukkende.
„Ik ga naar Cornelius," antwoordde
juffrouw Bruns. „Ik heb den brief van
ochtend gekregen."
,,'t Is toch niet waar," riepen de an
dere meisjes in koor.
„Zeker wel, ik zal jelui den brief
aten zien," hernam juffrouw Bruns.
Toen haalde zij den brief voor den
lag, en de beide dames herkenden hem
dadelijk. Maar op hetzelfde oogenblik
hoorde men buiten de deur een mannen
stem en het geluid van een deur, die
dicht ging.
„Stil, daar is mijnheer Warner," riep
juffrouw Bruns uit. „Ik moet het hem
sven gaan vertellen."
Zij snelde het kantoor uit, en in 't
volgende oogenblik lagen de beide da
mes achterover in hun stoel en schudden
van het lachen.
„Is dat niet prachtig gegaan," hijgde
Marie Colvers eindelijk. „Ik weet nog
niet hoe het gaan moet, als zij met een
!ang gezicht en tragen gang van Corne-
ius terugkomt. Ik ben bang dat ik stik
van 't lachen
Middelerwijl had de heer Warner
Elsje in warme bewoordingen gefelici
teerd en haar allerlei goede wenschen
oor de toekomst meegegeven.
„Eigenlijk gezegd," sprak hij, „ont-
neft dit mij van een onaangename taak.
De zaken gingen in den laatsten tijd
niet zoo bijster goed, juffrouw Bruns, en
ik zal mij in mijn personeel wat moeten
bekrimpen. Daar u het laatst bent aan
gesteld, zou het uw lot geweest zijn
het eerst heen te gaan. Ik zeg dit daar
om, om u te laten zien, hoe gelukkig
zich alles voor u gekeerd heeft.
Elsje Bruns ontstelde, toen zij dacht
aan den schok, dien haar ontslag haar
zou berokkend hebben, en zij huiverde,
terwij! zij zich voorstelde, wat er ge
beurd zou zijn als zij de betrekking bij
Cornelius niet gekregen had.
Toen zij weer bij de typisten in het
kantoor kwam, vond zij de meisjes be
zig de machines te oliën. Zij wisten zich
nu goed te beheerschen en behandelden
de „grap" verder zeer ernstig.
,Ik hoop dat je soms aan ons zult
denken," zei juffrouw Colvers. „Je
komt ons zeker nu en dan wel eens hier
opzoeken
Op dien toon ging het voort, totdat
luffrouw Bruns afscheid nam, en toen
begonnen zii weer te 'avJ>en.
„crp mrjn woota, nt wou aat nt naar
eens zien kon wanneer zij er aankomt."
Toen juffrouw Bruns ten kantore van
de firma Cornelius en Zn arriveerde,
werd zij door een concierge ontvangen.
„Is u de nieuwe typiste, mejuffrouw,"
vroeg hij.
„Jawel," antwoordde Elsje.
„Hierheen dan, juffrouw, als 't u be
lieft."
Hij voerde haar naar een groot,
prettig vertrek, waar een aantal meis
jes hun schrijfmachines voor dien dag
stonden klaar te maken. Een dame,
ietwat ouder dan' de andere, kwam naar
voren en stak haar hand uit, toen de
concierge Elsje als de „nieuwe jonge
typiste'' aandiende.
„Aangenaam u te zien," sprak zij.
„Kom maar eens mee en ontdoeuvan
mante) en hoed
Zij geleidde Elsje naar een fraai ge
meubileerde kleedkamer, waaraan een
zitkamer grensde, waar de meisjes hun
koffietijd konden doorbrengen als zij
wilden. Iedere kamer was zeer geriefe
lijk, en men miste er geenerlei gemakken
„Dat is heerlijk," riep Elsje uit, „heel
anders dan waar ik vandaan kom."
„U is immers bij Topman geweest,
niet waar
„Neen, bij Warner en Co."
„Bij Warner Ik meen zeker te we
ten dat ik van Topman heb hooren
spreken. Mijnheer Klarenberg, dat is
de secretaris van mijnheer Cornelius,
heeft het mij in der haast verteld, pn nu
weet ik niet goed, of hij mij wel uw
naam genoemd heeft."
„Bruns Elsje Bruns."
„Mijn naam is van Praam. Als u
nu mee wilt gaan, zal ik u aan uw toe
komstige collega's voorstellen."
Juffrouw Bruns was in de wolken
over de meisjes met wie zij voortaan
samen zou werken.
Zij waren allen van beter slag dan de
dames Colvers en Arkman, en zij be
groetten haar hartelijk.
De dag ging snel voorbij, en toen de
meisjes de foudralen over hun machines
hingen, kwam juffrouw Van Praam op
Elsje toe.
„Ik ben heel tevreden over u, juf
frouw Bruns," zeide zij. „Ik moet al
tijd rapport uitbrengen over nieuwe
typisten, en ik kan over u zeer gunstig
rapporteeren."
Elsje verliet het gebouw, onder een
vroolijk gesprek met een paar van de
andere meisjes en zich in het geheel
niet bewust van het feit dat Marie Col
vers in een naburige steeg naar haar
stond uit te kijken, als zij voorbij kwam.
Zij had verlof bekomen een paar mi
nuten vroeger weg te gaan, en dit was
de reden. Zij noch juffrouw Arkman
konden begrijpen, waarom Elsje niet
met een teleurgesteld gezicht bij War
ner en Co. was teruggekomen. Tus-
schen negen en tien uur hadden zij on
der elkaar heel wat gelachen, maar na
dien tijd niet veel meer.
„Ik kan 't me niet begrijpen," riep
juffrouw Colvers uit, toen zij in het kan
toor terugkwam. „Daar bij die meisjes
was zij zoo druk als iets, alsof Cornelius
haar werkelijk benoemd had."
„Dat is misschien ook zoo," hernam
juffrouw Arkman meesmuilend. „Stel
je voor dat zij van morgen twee brie
ven heeft ontvangen en geraden heeft,
dat er een van jou kwam."
Marie Colvers leek wel wat minder op
haar gemak, toen haar vriendin deze on
derstelling opperde, wel trachtte zij dat
gevoel weg te lachen, maar het gelukte
haar slecht. Den volgenden avond snel
de zij vlqg over den. weg om Elsje te
gemoet te komen, wanneer deze het
kantoor van Cornelius verliet.
„Hoe bevalt het je daar," vroeg zij,
nadat zij elkander begroet hadden.
„Uitstekend," antwoordde Elsje, en
zij begon alle voortreffelijkheden der
nieuwe betrekking op te sommen.
Door middel van eenige listige vra
gen kwam Marie Colvers te weten dat
Elsje slechts één aanstellingsbrief ont
vangen had, en zij keerde den volgen
de dag in raadselachtige stemming naar
Warner en Co. terug.
„Ik begrijp er niets van," bromde zij.
„Zij schijnt er goed en wel aan 't werk
ta.^aim en de eenice brief dien zii gekre
gen neen, was ae mijne, nu ik zal
er nog een schrijven."
Met een gelaat bleek van toorn, nam
zij een blanco vel papier en typte het
volgende
„De naam van uw nieuwe typiste is
Elsje Bruns, haar adres Heuvelstraat
21Weet ge zeker dat dit het door u aan
gestelde meisje is?"
„Ziezoo," riep zij, terwijl zij de en
velop sloot en aan den heer Cornelius
met het woord „vertrouwelijk" er op
adresseerde.
„Ziezoo Als er een vergissing heeft
plaats gehad, zal dat nu wel uitkomen."
De brief werd den volgenden morgen
door den heer Klarenberg geopend,
hoewel hij als „vertrouwelijk" geschre
ven was, want de vrienden van den heer
Cornelius richtten hun brieven niet aan
diens kantoor. Hij las hem twee maal
over en raadpleegde toen een aanteeken
boek.
„Eigenaardig," mompelde hij.
Hij drukte op een schel en verzocht
den binnenkomenden klerk juffrouw
Bruns te vragen of zij even op zijn kan
toor wilde komen. Een paar minuten
later trad Elsje met een ontstelde uit
drukking op het gelaat het vertrek bin
nen, Haar beschroomd uiterlijk deed
Klarenberg medelijden met haar krijgen
en hij deed zijn best om haar, door
vriendschappelijk naar haar nieuwen
werkkring te informeeren, op haar ge
mak te brengen.
Deze niet zeer knappe, bescheiden
kleine typiste had iets over zich wat
hem aantrok, ofschoon hij reeds den
leeftijd van vijfendertig jaren bereikt
had en nog vrijgezel was.
„A propos, juffrouw Bruns," begon
Klarenberg, „ik heb eenige papieren
verlegdhebt u soms uw aanstellings
brief bewaard
„O zeker, hij ligt beneden in mijn les
senaar."
„U zou mij zeer verplichten, als u
hem mij voor een poosje zou willen
afstaan."
„O ja wel, ik zal hem dadelijk gaan
halen."
„Arm ding," mompelde Klarenberg,
toen hij alleen was. „Ik hoop maar
dat alles in den haak is."
Toen Elsje hem den brief overhandig
de, keek hij hem niet in, doch wachtte
daarmee, tot zij het kantoor weer ver
laten had. Zijn houding had het meisje
in den waan gebracht dat alles in orde
was, en zij keerde naar haar machine
terug zonder eenige vrees voor een
dreigend gevaar en met de gedachte,
wat 'n aardige man die mijnheer Klaren
berg toch was.
Twee ochtenden later, toen juffrouw
Colvers het kantoor binnentrad, sloeg
zij haar armen om Betsy Arkman en
danste met haar het vertrek rond.
„Kijk eens, wat ik van morgen ont
vangen heb," riep zij eindelijk uit,
terwijl zij haar vriendin den volgenden
brief overgaf
„Geachte Mejuffrouw,
„Naar aanleiding van uw sollicitatie
van den 29sten der vorige maand, zou
ik u wel willen verzoeken u morgen, den
lOden dezer, om 11 uur voormiddag of
3 uur namiddag te mijnen kantore te
vervoegen.
Uw dienstw
CORNELIUS en Zn.
Aan Mejuffrouw M. Colvers.
„Wat beteekent dat," vroeg juffrouw
Arkman.
„Wel, die brief heeft het verraden, en
't is met Brunsje gedaan. In alle geval,
ik ga om elf uur en ik wed dat ik de be
trekking krijg."
En even over elven werd zij in het
privékantoor van den heer Cornelius
gelaten en verzocht plaats te nemen.
„U wenscht als typiste op mijn kan
toor te komen, naar ik zie," begon de
heer Cornelius.
„Dat is altijd mijn vurigste wensch
geweest, zoolang ik in de stad ben," ant
woordde juffrouw Colvers dadelijk.
„Nu, ik ben van plan een meisje te
ontslaan en dan komt er een vacature."
De heer Cornelius drukte op een schel
en verzocht den binnenkomenden sec
retaris, juffrouw Bruns te gaan halen.
Elsje kwam met den hee? Kkreiberg
runnen, zij Kees zeer verrast, vooral
toen zij Marie Colvers zag. Klarenberg
ontwaarde weer den beschroomden
blik in haar oogen, en hij kreeg een
gevoel alsof hij voor haar moest opko
men.
„Juffrouw Bruns," sprak de heer
Cornelius, „het spijt me dat ik 'n slech
te tijding voor u heb. De aanstellings
brief. dien u ontving, is niet hier geschre
ven, en de onderteekening is vervalscht.
U bent het voorwerp van een wree-
de, misplaatste grap geweest. Door een
eigenaardige samenloop van omstandig
heden ging dit onopgemerkt voor
bij, want de benoemde sollicitante droeg
denzelfden naam als u. Zij zou Maan
dagmorgen hier geweest zijn, maar zij
werd Zaterdagavond door een auto
overreden en ligt nu al den tijd ziek te
bed. Zij heeft niet eens haar brief ge
zien, maar de heer Klarenberg bezocht
haar gisteren aan huis en ontdekte toen
wat er gebeurd was."
,.0 mijnheer," riep Elsje met doods
bleek gelaat, terwijl de tranen in haar
oogen blonken.
„U werd voor die betrekking niet uit
gekozen, en ik ben niet gerechtigd ze u
te geven," ging de heer Cornelius voort.
„Het spijt mij zeer voor u."
Elsje kon niet spreken. Zij dacht
aan de vreeselijke smart, die dit nieuws
haar moeder zou bereiden, en ze wend
de het hoofd af om haar tranen te ver
bergen.
Klarenberg voelde een dwaas verlan
gen bij zich opkomen om die vochtige
oogen te kussen, en dit gevoel ging sa
men met een even groot verlangen juf
frouw Colvers om de ooren te slaan,
want deze keek met een zegevierenden
blik rond.
„Hebt u eenig idee, wie u dien brief
gezonden heeft," vroeg de heer Corne
lius.
„Maar mijnheer," antwoordde Elsje,
de woorden half snikkend uitbrengende.
Toen legde de heer Cornelius op de
tafel den brief, dien Elsje ontvangen
had, de ongeteekende waarschuwing
en den sollicitatiebrief van juffrouw Col
vers.
„Ik zie dat in al die brieven de é's,
a's en m's precies op dezelfde wijze on
der of boven de lijn uitsteken," sprak
hij langzaam, „en dus is het duidelijk
dat ze op dezelfde machine geschreven
werden."
Hij keerde zich eensklaps tot juffrouw
Colvers.
„Nu," vroeg hij norsch. „Hebt u iets
e zeggen
„Ik ik ik," stamelde zij, maar
toen kon zij niet verder, en haar gelaat
werd beurtelings bleek en rood.
J uffrouw Colvers gaf geen antwoord,
zij was niet in staat om te spreken, en
de heer Cornelius luchtte een kregelen,
vertoornden uitroep van wrevel.
„Laat haar uit, Klarenberg," sprak
hij.
Elsje, met den heer Cornelius alleen
gebleven, zag hem met betraande, vra
gende oogen aan.
„De betrekking die u een paar da
gen bekleed hebt, moet ik voor uw naam
genoot openhouden, juffrouw Bruns,"
zeide hij. Zij zal de volgende week haar
werk kunnen beginnen."
Elsje zuchtte even, doch gaf geen ant
woord.
„Welnu hebt u niets te zeggen Ik
heb gisteren den heer Warner gespro
ken en hij vertelde mij, dat hij voortaan
geen drie typisten meer kon aanhouden.
Dat weet u. Van juffrouw Colvers heb
ik hem niets gezegd, maar dat kunt u
doen, en dan zal hij u wel in haar plaats
terugnemen, denk ik."
„O neen ik ik zal wel naar iets
anders uitzien, mijnheer," antwoordde
Elsje zacht.
„In dat geval moest u liever maar
hier blijven. De heer Klarenberg zegt
dat hij hulp noodig heeft, en dan kunt
u met hem werkzaam zijn, hernam
de heer Cornelius met schorre stem,
want er scheen hem iets in de keel te
steken. „Uw aanvangssalaris zal tachtig
gulden per maand zijn
Juffrouw Bruns was slechts twee jaar
onder den secretaris werkzaam. Toen
werd zij mevrouw Klarenbew»,
No. 6
CËKSTE JA ARGANP 1922
MAAR HET FRANSCH
I.
Het was een koude Decemberavond.
De vorstelijk ingerichte huizinge
van baron Volcaster was het tooneel
van sind^ lang ongekend groote drukte
en levendigheid.
Vroeger, ja, toen vereenigde de baron
dagelijks een uitgelezen schare aan zijn
disch, maar sinds den dood van barones
Volcaster was het in deruime zalen mees
tal droevig sombe en verlaten. Als
een schoone droom waren ze voorbij
gegaan die heerlijke feesten en schit
terende recepties, waarop al wat rijk
en voornaam was in den wijden omtrek,
zich in de salons van baron Volcaster
verdrong maar die tijd was lang voor
bij, en zelfs de gedachte aan al die
ijdele pracht en glans scheen uit
ieders geheugen weggevloeid.
Wie dacht er nog aan di schoone
edelvrouw, die stralend van jeugd en
schoonheid met zooveel gratie het mid
delpunt was geweest van zulk een schit
terenden kring Bijna niemand meer.
Veel te vroeg, naar het oordeel
der menschen, had een wreede ziekte,
onverbiddelijk in haar snellen voort
gang, de meesteres van dit gastvrije
huis uit het leven weggerukt. Sinds dien
droevigen dag waren zes jaren voorbij
gegaan en zooals het gewoonlijk gaat
voor de meesten was het afleggen van
het rouwgewaad het sein geweest om
de eens zoo gevierde vrouw als het ware
met een zekere haast te vergeten.
Alleen Madeleine, de eenige dochter
der overledene, bewaarde in haar diep
gewond hart de herinnering aan de moe
der, die zij zoo innig lief gehad had. Zij
alleen bleef in haar hart rouw dragen
over de lieve doode, wier verlies alle
schatten der aarde en al de genoegens
van dit leven haar niet vergoeden kon
den.
Baron Volcaster had het heengaan
zijnerggemalin lichterjopgevat. O zeker,
hij had haar betreurd, maar het was
geweest met een soort filOsofische^kalm-
te, want al had hij zijn levensgezellin
steeds bewonderd om de gratie van haar
optreden haar echt vrouwelijke
eigenschappen had hij nooit op de
rechte waarde weten te schatten. Reeds
bij het leven zijner vrouw had een an
dere hartstocht zich van zijn gemoed
meester gemaakt, de dorst naar goud,
die dat gemoed had doen uitdrogen en
het ontoegankelijk maakte voor edele
gevoelens. Me ziel en lichaam had hij
zich aan dien duivel van het goud over
gegeven, en steeds minder was hij in
staat geweest ook in anderen iets van
het hoogere te waardeeren.
Baron Volcaster had gewoonlijk zijn
verblijf te Parijs. Daér kon hij het best
de kansen van het beursspel nagaan,
zijn vele betrekkingen met de haute
finance vruchtbaar maken en het juiste
oogenbP: bespieden om telkens wee*
het goud bij stroomen in zijn ka te
doen vloeien. De schatrijke financier
bezat behaive zijn huis te Parijs een vil-
la .^an .Middellandsche Zee en een
kasteel in Bretagne, waar hij, ah de
zaken het toelieten, zich eenigen tijd
kwam verpoozen van het lichaam en
geest s'.oopende zakenleven der beurs
mannen.
Te Louville, in het Noorden —waar hij
zich thans bevond was hij echter in
geen jaren geweest. Hij beweerde dat
de stad en het huis, die hem bij iederen
steen aan zijn overleden gemalin herin
nerden, hem de pijn van oude zielewon-
den waarvan intusschen eerlijk ge
zegd zelfs de litteekens al ongeveer ver
dwenen waren telkens weer met
nieuwe hevigheid deden gevoelen.
De pracht van het oude huis kon hem
dan ook niet tot een lang verblijf te
Louviilejbewegen. Een paar dagen rust
van de vermoeienis der laatste weken
en vooral wat kalmte voor de zenuwen
zijner dochter dat was bijna alles
wat hij van Louville verwachtte. Bij
na alles, want hij had er ook zijn rede
nen voor, eens een korten tijd uit Parijs
verwijderd te blijven
Dien avond vereenigde baron Vol
caster aan zijn tafel de aanzienlijken van
het stadje, en hij wist den invloed van
den een, het vermogen van den ander
en de aanzienlijke positie van een derde
aan zijn plannen dienstbaar te maken.
En hij maakte zich gereed de rol te spe
len van den gastvrijen Nabob, waarin
hij zich zoo uitnemend thuis gevoelde.
Ongelukkig beschikte hij dien avond
niet over zijn gewone opgewekte lucht
hartigheid. Hij voelde zich neergedrukt
en somber. Men zou zeggen dat hij een
voorgevoel had van een groote ramp,
die straks de vreugde van deze feest
zaal in diepen rouw zou veranderen.
Ook zijn dochter Madeleine onder
ging dienzelfden geheimzinnigen in
vloed. Een stem in haar binnenste
waarschuwde haar dat de vrede van
haar gemoed verstoord ging worden,
en welke moeite zij ook deed, ze kon zich
aan dat angstig voorgevoel niet ontruk
ken.
Was er reden voor die bezorgdheid
Neen had ongetwijfeld iedereen ge
zegd, die den baron en zijn dochter van
nabij kende. Meer dan ooit immers lach
te de fortuin den stoutmoedigen geld
man toe, en Madeleine ging een roos
kleurige toekomst zonder de minste zor
gen egemoet. Maar wanneer men tot de
diepste weefselen van een men chen-
ziel doordringt, komt men dikwijls
tot heel andere gedachten over gevoe
lens die eerst dwaas en onredelijk le
ken. En voor wie wee te wachten, komt
overigens de toekomst heel dikwijls
raadselen oplossen, wier verklaring aan
onze gebrekkige opmerkingsgave be
paald onmogelijk scheen.
Misschien kon het de droeve som
berheid der natuur zijn, die haar scha
duw wierp op het gemoed van vader
en kind. Er woei een scherp-koude
Decemberwind, en er warrelden van
den donkeren hemel waaraan geen
ster flonkerde,'zelfs reeds eenigesneeuw-
"iokken door de ijskoude lucht.
Twee mannen I epen met snellen pas
de bijna verlaten straat door. Mst ge
dempte stem wisselden ze nu en dan
enkel woorden, blijkbaar vreezende
dat de een of ander ongeziene voorbij
ganger er iets van mocht opvangen.
Naarmate zij het huis van baron Vol
caster naderden, vertraagden zij als bij
stilzwijgende afspraak den pas, en hun
spreken ging gaandeweg in een geheim
zinnig fluisteren over.
Voor zoover het flikkerend licht der
itraatlantarens h:c mogelijk maakte
hem opmerkzaam te beschouwen, leek
de een een man van zestig h vijfenzestig
jaar. Lijden en tegenspoed hadden hun
stempel op zijn gelaat gedrukt, en de
bittere trek om zijn mond sprak
evene:ns van een leven vol ellende en
verdriet.
Zijn makker was heel wat jonger
hoogstens dertig jaar gaf men hem.
Klein, nietig en mager, maakte hij
den indruk van door een slepende ziek
te ondermijnd e worden. Maar was
zijn lichaam zwak, niemand die hem
ook maar even in de oogen gezien had,
zou nog twijfelen aan de kracht van
zijn geest. Zijn opgewektheid mocht
onder de kwellingen des lichaams ver
zwakt en zelfs geheel verdwenen zijn,
het ondergane lijden maakte hem nog
slechts wraakzuchtiger en gevaarlijker
voor de maatschappij. Het zwakke
omhulsel verborg een ijzeren wil, en in
het gekrenkte en zoo dikwijls teleurge
stelde gemoed schoten de kiemen van
haat en wraakzucht des te sneller op.
De nadruk waarmede hij sprak maak
te op zijn zooveel ouderen gezel een
zichtbaar diepen indruk. Maar wat
gevaarlijke hartstochten ook in dat
donkere oog gloeiden, wie hem aan
hoord hadden zouden gevoeld hebben
dat hij ten minste oprecht was. en dat
hij sprak en handelde onder den on-
weerstaanbaren drang van een onwrik
bare overtuiging. Hij leek een wraak
engel dië zijn zending door alle moei
lijkheden heen en alle gevaren ten spijt
geheel volbrengen wilde.
Bijna tegelijkertijd gingm hun blik
ken naar de verlichte vensters van baron
Volcaster's prachtig huis.
En die blikken waren dreigend.
„Hemel en hel tegelijk," mompelde
de jongste, „want daar zijn immeis een
duivel en ren engel onder één dak." Hij
klemde de lippen vast opeen, als wilde
hij zichzelf beletten nog meer van zijn
gedachten te verraden.
Met een bitteren spotlach antwoord
de de ander„Ja, die ellendeling is on
der de gasten. Zou zijn geweten als
hij er ten minste nog een heeft hem
nu zijn misdaden niet verwijten Zijn
eetlust niet bederven?' Een geweten?"
Och kom, hij weet niet eens wat dat
is," klonk het snijdend scherp.
En na een oogenblik ging hij nog
scherper voort„Laat hij oppassen,
want het uur der wraak is gekomen
Ja, hij zag er uit als iemand die een
vast besluit genomen heeft, en die voor
hetgeen onherroepelijk gebeuren moet,
nog slechts het juiste oogenblik te kie
zen heeft.
Eindelijk, nadat ze herhaaldelijk
achter en ro ndora^ich..-iekekAr
en
UW
iet
scheidden ze. De duisternis van den
stikdonkeren nach1 was niet dikke: en
dichter dan die waarin ze hun vreeselij
ke plannen verborgen hielden.
Wie waren die twee mannen me.
hun misdadige voornemens Van-j
waar kwamen ze en waar gingen ze heen?
En wie was de man, dien ze met zooveel
nadruk en met zulk een haat en afkee»
in den toon hunner stem een duivel en.
een ellendeling genoemd hadden?
Het antwoord op die vragen was een
geheim.
Hun kleeren, die weliswaar gescheura
en versleten waren, maar toch nog een
eleganten snit vertoonden, spraken te
gelijk van vroegeren welstand en vas
een armoedig heden.
Wat deed baron Volcaster, terwijl een
van zijn gasten door een zoo onverzoen»
lijken haat bedreigd werd Hij zat
daar na zijn gedruktheid met geweld
van zich afgeschud te hebben vro°";
lijk en opgeruimd te midden van zijn.
gasten, aan de fraai gedekte tafel waaf-
op het zilv werk rchitterde en dia
met bloemen kwistig ver-sierd wasj
Toch ontbrak er iets in den kring der
gasten, en de overleden barones zou
zich ongetwijfeld in dit gezelschap niet
geheel op haar gemak gevoeld hebben.
Slechts één enkele dame brak er het
eentonig zwart der rokken en verleven
digde het tooneel door den glans vaa
haar jeugd en schoonheid.
Het was ds eenige dochter van den
gastheer, Madeleine Volcaster. 't Is
waar, dat ook miss Percy mee aanzat,
di bejaarde Engelsche die de gouver
nante der jonge dame was zooals zij'
vroeger die harer moeder geweest was.
Met groote liefde en gehechtheid zorgde
zij voor „h t lieve kind." Maar miss
Percy mocht dan over de edelste hoe
danigheden van geest en gemoed be
schikken, zij war ev nmin jong
als mooi, en de rouw dien zij steeds
droeg was al heel weinig geschikt om
de eentonigheid der heerenkleeding
wa te breken.
Madeleine daarentegen zat daar in
dien kring als een pas ontloken frissche
bloem.
Ze was ongeveer achttien jaar, en haar
gelaat droeg nog de echt-kinderlijke,on
schuldige trekken der argelooze jeugd.1
Slank en elegant, met een blik vol
openhartigen eenvoud, zat zij daar, en
de lieve glimlach om haar kleinen
mond gaf een ongewone bekoorlijkheid
aan het zachte kindergezichtje.
Ze droeg een lichtblauwe japon, eea
kleur die goed paste bij haar goud*
blonde haren. Haar karakter
Maar wie peilt het hart van een twin<
tigjarig jong meisje Ze was goed<
hartig en edelmoedig, ze hield veei
van haar vader, was dol op miss Percy
en een traan kwam in haar oogen, zoo
dikwijls ze aan haar overleden moeder
dacht. Het lijden van anderen ontroer
de haar altijd diep, en geen ongelukkig»
verliet haar ongetroost.
Was ze dan volmaakt, een engel in
menschenkleederen Neen, maar een
oprechte, geloovige en edelmoedige na
tuur, zooals een jong meisje zijn kan,
dat nog niet door de koude werkelijk
heid van '■e* iewen jaa?egeraakt, wie»