VOOR DE g ^3 u« Ê^s^uB llS! |Se^ 15:2-2 S •5&&a§tg Ss *Ï**T Sb - 5 s!s •5050 gJ8*g""3s S|fsïP g|-lSS«| W5S 3-3 sca S3'Ï4- '3 22 5J1g S«1 Is sï Ml ïiiiiiiuiiiiuiiiiiiiii!i!iiiii!:iiiiiiiii;iiii:;iiiiimuiitiiminiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiniiiiiiiin!i!i':iiiiniiiniiiiiiiHiinninMnn^ DE SCHUI DIGF d« k>3 O ymillllIliml|il|||jti||||||--lE|l|!l!;:!J||i|||III||l||!ll|llllIII!II!!llillllllllllIIII!IIIIII!IIIIIII!HlIllllllllllllli!IIIIIIIIIIIIIHIIIIIIllim» I ,j— L, -> "O.3 «c/5 3 HO 12 5 ^2 gl o N r-T - G <y bi 1 S 3 C 3 n 3 fc/, 24 8™"C g >je.s - S3 S3 SaOfi N a3 h O -d—1 03 <L» jv c/) o P C - bjt§ >-+-• 3 c u. M gj rti'nS 5 3 5-5 O y£ j„S CU -P CL» C u v r V'a-pc B P Bfa a.2 Sd TT e p <u C^J un -H <U P -#-•• 0> p P <D to TZ** U OJ 2 4) OT3 »- 4J Ü^SftS V'gu BCS -- 5Q fi ■+-' *3 "u ^-5 2-5 >- -:n u t3|j>T3 S-p; «sS-aubU) iSs^ E co VojüSI-OÜI» ■SjfiJC >U--Q'n w "Pf^i w~ 2 «"S S °<3^-0?j2:Sgg§T +2 LÜ <y<v J5 <L» «2 -M-a P bXijj n «..-, <3- cn j*, <u 3 ^3.av,g k. V M q, Q P _V P <y rP C 5 aal^«M?iïsl Üï^l I 2 0 31b-2? s B Sfg* s.»g *:a5f.Sf. TL. alSg^o-g-g'SW oj-SG. - M I «3 *s*ra O) p O O P T3 M - O! O -Ü 7j Cï C -^ël" 4 04 b'P N fe O ■V' cd C (A 4» p 1-S2 $3£ CL>S <U o< m -H-'3*^- re 2 zS „ogn«3 in c. t, u, o - u fci0-0 53 raXiIS eoO«uS«o5 cc -S ja QLblv'O W- <-i •O s JSE>™ ■n e o-a 3 U g-5> u 3 >0 OJ t -B C0^ cc E 2 m g bt 'qB.P e S? P l- T3 4J U Eja Jr c <u u c JJ g^s «21, B «j N ca 5 W W VU 3 w <D 2- c o CL» (U N 33 S1® <U „-t-* NTj B r*1 Q-» rrt Si 8 nq bt-t- GU Ö.2 O 'C B c W C 2: -S +-■ <V E OT1 d5 CJ O E O r- "2° -2 2 v\ *x* -o OJ 24 O - O O flö'Ss a 3 3 <V CS 'S3) 2 -. .5 I- O "3 a)t f o .2?.ï0'3 a B SSQ S I" h P' 'ü.-c; ir*r y s, 5 es ü_i CP w o; re w ~1 -; '«d P 3 iTS >00 O1 Tb - P O O Eg ^ÖÖa-ns acrgesproxen, icomt ge a.s. Ndaandag 6 dezer, 's voormiddags tien jur. Hoogachtend, Uw dienstwillige, CORNELIUS en Zn. Aan mejuffrouw E. Bruns. „Moeder 1 Moeder," riep zij, naar de keuken snellende en den brief boven haar hoofd zwaaiende. „Ik heb een be trekking bij Cornelius en Zn op een salaris van zestig gulden per maand." Mevrouw Bruns scheen een tijdlang niet in staat het wonderlijke nieuws te begrijpen, en toen ging zij zitten en be gon te schreien. ,,'t Is net op tijd, Elsje," sprak zij met bevende stem. „Ik word oud, en ik heb in den laatsten tijd gevoeld dat ik weldra de kwalen en gebreken van den ouden dag zal krijgen. Ik word zoo zwak, mijn kind, en de dingen, die mij zoo goed zouden gedi n hebben, kon den we niet bekostigen. En jij hebt ook extra-voeding noodig, Elsje, maar die kun je nu krijgen. God zij dank voor Zijn Goedheid Moeder noch dochter waren in staat behoorlijk te ontbijten, doch brachten den tijd door met druk te redeneeren over de groote verbetering in hun omstandigheden. Juffrouw Bruns kwam om kwart vóór negen op haar kantoor bij Warner en Co. aan met de verblijdende gedach te, dat het de laatste maal was, dat zij Jeze vertrekken als ondergeschikte der drma zou betreden. De heer Warner was er nog niet, ofschoon hij er gewoon lijk om dien tijd was, en terwijl juf frouw Bruns op haar oude plaatsje zat je wachten, traden haar collega's het Kantoor binnen. „Zeg, waarom zit jij daar zoo met al je goed nog aan," vroeg juffrouw Colvers, ien lust om te lachen met moeite onder drukkende. „Ik ga naar Cornelius," antwoordde juffrouw Bruns. „Ik heb den brief van ochtend gekregen." ,,'t Is toch niet waar," riepen de an dere meisjes in koor. „Zeker wel, ik zal jelui den brief aten zien," hernam juffrouw Bruns. Toen haalde zij den brief voor den lag, en de beide dames herkenden hem dadelijk. Maar op hetzelfde oogenblik hoorde men buiten de deur een mannen stem en het geluid van een deur, die dicht ging. „Stil, daar is mijnheer Warner," riep juffrouw Bruns uit. „Ik moet het hem sven gaan vertellen." Zij snelde het kantoor uit, en in 't volgende oogenblik lagen de beide da mes achterover in hun stoel en schudden van het lachen. „Is dat niet prachtig gegaan," hijgde Marie Colvers eindelijk. „Ik weet nog niet hoe het gaan moet, als zij met een !ang gezicht en tragen gang van Corne- ius terugkomt. Ik ben bang dat ik stik van 't lachen Middelerwijl had de heer Warner Elsje in warme bewoordingen gefelici teerd en haar allerlei goede wenschen oor de toekomst meegegeven. „Eigenlijk gezegd," sprak hij, „ont- neft dit mij van een onaangename taak. De zaken gingen in den laatsten tijd niet zoo bijster goed, juffrouw Bruns, en ik zal mij in mijn personeel wat moeten bekrimpen. Daar u het laatst bent aan gesteld, zou het uw lot geweest zijn het eerst heen te gaan. Ik zeg dit daar om, om u te laten zien, hoe gelukkig zich alles voor u gekeerd heeft. Elsje Bruns ontstelde, toen zij dacht aan den schok, dien haar ontslag haar zou berokkend hebben, en zij huiverde, terwij! zij zich voorstelde, wat er ge beurd zou zijn als zij de betrekking bij Cornelius niet gekregen had. Toen zij weer bij de typisten in het kantoor kwam, vond zij de meisjes be zig de machines te oliën. Zij wisten zich nu goed te beheerschen en behandelden de „grap" verder zeer ernstig. ,Ik hoop dat je soms aan ons zult denken," zei juffrouw Colvers. „Je komt ons zeker nu en dan wel eens hier opzoeken Op dien toon ging het voort, totdat luffrouw Bruns afscheid nam, en toen begonnen zii weer te 'avJ>en. „crp mrjn woota, nt wou aat nt naar eens zien kon wanneer zij er aankomt." Toen juffrouw Bruns ten kantore van de firma Cornelius en Zn arriveerde, werd zij door een concierge ontvangen. „Is u de nieuwe typiste, mejuffrouw," vroeg hij. „Jawel," antwoordde Elsje. „Hierheen dan, juffrouw, als 't u be lieft." Hij voerde haar naar een groot, prettig vertrek, waar een aantal meis jes hun schrijfmachines voor dien dag stonden klaar te maken. Een dame, ietwat ouder dan' de andere, kwam naar voren en stak haar hand uit, toen de concierge Elsje als de „nieuwe jonge typiste'' aandiende. „Aangenaam u te zien," sprak zij. „Kom maar eens mee en ontdoeuvan mante) en hoed Zij geleidde Elsje naar een fraai ge meubileerde kleedkamer, waaraan een zitkamer grensde, waar de meisjes hun koffietijd konden doorbrengen als zij wilden. Iedere kamer was zeer geriefe lijk, en men miste er geenerlei gemakken „Dat is heerlijk," riep Elsje uit, „heel anders dan waar ik vandaan kom." „U is immers bij Topman geweest, niet waar „Neen, bij Warner en Co." „Bij Warner Ik meen zeker te we ten dat ik van Topman heb hooren spreken. Mijnheer Klarenberg, dat is de secretaris van mijnheer Cornelius, heeft het mij in der haast verteld, pn nu weet ik niet goed, of hij mij wel uw naam genoemd heeft." „Bruns Elsje Bruns." „Mijn naam is van Praam. Als u nu mee wilt gaan, zal ik u aan uw toe komstige collega's voorstellen." Juffrouw Bruns was in de wolken over de meisjes met wie zij voortaan samen zou werken. Zij waren allen van beter slag dan de dames Colvers en Arkman, en zij be groetten haar hartelijk. De dag ging snel voorbij, en toen de meisjes de foudralen over hun machines hingen, kwam juffrouw Van Praam op Elsje toe. „Ik ben heel tevreden over u, juf frouw Bruns," zeide zij. „Ik moet al tijd rapport uitbrengen over nieuwe typisten, en ik kan over u zeer gunstig rapporteeren." Elsje verliet het gebouw, onder een vroolijk gesprek met een paar van de andere meisjes en zich in het geheel niet bewust van het feit dat Marie Col vers in een naburige steeg naar haar stond uit te kijken, als zij voorbij kwam. Zij had verlof bekomen een paar mi nuten vroeger weg te gaan, en dit was de reden. Zij noch juffrouw Arkman konden begrijpen, waarom Elsje niet met een teleurgesteld gezicht bij War ner en Co. was teruggekomen. Tus- schen negen en tien uur hadden zij on der elkaar heel wat gelachen, maar na dien tijd niet veel meer. „Ik kan 't me niet begrijpen," riep juffrouw Colvers uit, toen zij in het kan toor terugkwam. „Daar bij die meisjes was zij zoo druk als iets, alsof Cornelius haar werkelijk benoemd had." „Dat is misschien ook zoo," hernam juffrouw Arkman meesmuilend. „Stel je voor dat zij van morgen twee brie ven heeft ontvangen en geraden heeft, dat er een van jou kwam." Marie Colvers leek wel wat minder op haar gemak, toen haar vriendin deze on derstelling opperde, wel trachtte zij dat gevoel weg te lachen, maar het gelukte haar slecht. Den volgenden avond snel de zij vlqg over den. weg om Elsje te gemoet te komen, wanneer deze het kantoor van Cornelius verliet. „Hoe bevalt het je daar," vroeg zij, nadat zij elkander begroet hadden. „Uitstekend," antwoordde Elsje, en zij begon alle voortreffelijkheden der nieuwe betrekking op te sommen. Door middel van eenige listige vra gen kwam Marie Colvers te weten dat Elsje slechts één aanstellingsbrief ont vangen had, en zij keerde den volgen de dag in raadselachtige stemming naar Warner en Co. terug. „Ik begrijp er niets van," bromde zij. „Zij schijnt er goed en wel aan 't werk ta.^aim en de eenice brief dien zii gekre gen neen, was ae mijne, nu ik zal er nog een schrijven." Met een gelaat bleek van toorn, nam zij een blanco vel papier en typte het volgende „De naam van uw nieuwe typiste is Elsje Bruns, haar adres Heuvelstraat 21Weet ge zeker dat dit het door u aan gestelde meisje is?" „Ziezoo," riep zij, terwijl zij de en velop sloot en aan den heer Cornelius met het woord „vertrouwelijk" er op adresseerde. „Ziezoo Als er een vergissing heeft plaats gehad, zal dat nu wel uitkomen." De brief werd den volgenden morgen door den heer Klarenberg geopend, hoewel hij als „vertrouwelijk" geschre ven was, want de vrienden van den heer Cornelius richtten hun brieven niet aan diens kantoor. Hij las hem twee maal over en raadpleegde toen een aanteeken boek. „Eigenaardig," mompelde hij. Hij drukte op een schel en verzocht den binnenkomenden klerk juffrouw Bruns te vragen of zij even op zijn kan toor wilde komen. Een paar minuten later trad Elsje met een ontstelde uit drukking op het gelaat het vertrek bin nen, Haar beschroomd uiterlijk deed Klarenberg medelijden met haar krijgen en hij deed zijn best om haar, door vriendschappelijk naar haar nieuwen werkkring te informeeren, op haar ge mak te brengen. Deze niet zeer knappe, bescheiden kleine typiste had iets over zich wat hem aantrok, ofschoon hij reeds den leeftijd van vijfendertig jaren bereikt had en nog vrijgezel was. „A propos, juffrouw Bruns," begon Klarenberg, „ik heb eenige papieren verlegdhebt u soms uw aanstellings brief bewaard „O zeker, hij ligt beneden in mijn les senaar." „U zou mij zeer verplichten, als u hem mij voor een poosje zou willen afstaan." „O ja wel, ik zal hem dadelijk gaan halen." „Arm ding," mompelde Klarenberg, toen hij alleen was. „Ik hoop maar dat alles in den haak is." Toen Elsje hem den brief overhandig de, keek hij hem niet in, doch wachtte daarmee, tot zij het kantoor weer ver laten had. Zijn houding had het meisje in den waan gebracht dat alles in orde was, en zij keerde naar haar machine terug zonder eenige vrees voor een dreigend gevaar en met de gedachte, wat 'n aardige man die mijnheer Klaren berg toch was. Twee ochtenden later, toen juffrouw Colvers het kantoor binnentrad, sloeg zij haar armen om Betsy Arkman en danste met haar het vertrek rond. „Kijk eens, wat ik van morgen ont vangen heb," riep zij eindelijk uit, terwijl zij haar vriendin den volgenden brief overgaf „Geachte Mejuffrouw, „Naar aanleiding van uw sollicitatie van den 29sten der vorige maand, zou ik u wel willen verzoeken u morgen, den lOden dezer, om 11 uur voormiddag of 3 uur namiddag te mijnen kantore te vervoegen. Uw dienstw CORNELIUS en Zn. Aan Mejuffrouw M. Colvers. „Wat beteekent dat," vroeg juffrouw Arkman. „Wel, die brief heeft het verraden, en 't is met Brunsje gedaan. In alle geval, ik ga om elf uur en ik wed dat ik de be trekking krijg." En even over elven werd zij in het privékantoor van den heer Cornelius gelaten en verzocht plaats te nemen. „U wenscht als typiste op mijn kan toor te komen, naar ik zie," begon de heer Cornelius. „Dat is altijd mijn vurigste wensch geweest, zoolang ik in de stad ben," ant woordde juffrouw Colvers dadelijk. „Nu, ik ben van plan een meisje te ontslaan en dan komt er een vacature." De heer Cornelius drukte op een schel en verzocht den binnenkomenden sec retaris, juffrouw Bruns te gaan halen. Elsje kwam met den hee? Kkreiberg runnen, zij Kees zeer verrast, vooral toen zij Marie Colvers zag. Klarenberg ontwaarde weer den beschroomden blik in haar oogen, en hij kreeg een gevoel alsof hij voor haar moest opko men. „Juffrouw Bruns," sprak de heer Cornelius, „het spijt me dat ik 'n slech te tijding voor u heb. De aanstellings brief. dien u ontving, is niet hier geschre ven, en de onderteekening is vervalscht. U bent het voorwerp van een wree- de, misplaatste grap geweest. Door een eigenaardige samenloop van omstandig heden ging dit onopgemerkt voor bij, want de benoemde sollicitante droeg denzelfden naam als u. Zij zou Maan dagmorgen hier geweest zijn, maar zij werd Zaterdagavond door een auto overreden en ligt nu al den tijd ziek te bed. Zij heeft niet eens haar brief ge zien, maar de heer Klarenberg bezocht haar gisteren aan huis en ontdekte toen wat er gebeurd was." ,.0 mijnheer," riep Elsje met doods bleek gelaat, terwijl de tranen in haar oogen blonken. „U werd voor die betrekking niet uit gekozen, en ik ben niet gerechtigd ze u te geven," ging de heer Cornelius voort. „Het spijt mij zeer voor u." Elsje kon niet spreken. Zij dacht aan de vreeselijke smart, die dit nieuws haar moeder zou bereiden, en ze wend de het hoofd af om haar tranen te ver bergen. Klarenberg voelde een dwaas verlan gen bij zich opkomen om die vochtige oogen te kussen, en dit gevoel ging sa men met een even groot verlangen juf frouw Colvers om de ooren te slaan, want deze keek met een zegevierenden blik rond. „Hebt u eenig idee, wie u dien brief gezonden heeft," vroeg de heer Corne lius. „Maar mijnheer," antwoordde Elsje, de woorden half snikkend uitbrengende. Toen legde de heer Cornelius op de tafel den brief, dien Elsje ontvangen had, de ongeteekende waarschuwing en den sollicitatiebrief van juffrouw Col vers. „Ik zie dat in al die brieven de é's, a's en m's precies op dezelfde wijze on der of boven de lijn uitsteken," sprak hij langzaam, „en dus is het duidelijk dat ze op dezelfde machine geschreven werden." Hij keerde zich eensklaps tot juffrouw Colvers. „Nu," vroeg hij norsch. „Hebt u iets e zeggen „Ik ik ik," stamelde zij, maar toen kon zij niet verder, en haar gelaat werd beurtelings bleek en rood. J uffrouw Colvers gaf geen antwoord, zij was niet in staat om te spreken, en de heer Cornelius luchtte een kregelen, vertoornden uitroep van wrevel. „Laat haar uit, Klarenberg," sprak hij. Elsje, met den heer Cornelius alleen gebleven, zag hem met betraande, vra gende oogen aan. „De betrekking die u een paar da gen bekleed hebt, moet ik voor uw naam genoot openhouden, juffrouw Bruns," zeide hij. Zij zal de volgende week haar werk kunnen beginnen." Elsje zuchtte even, doch gaf geen ant woord. „Welnu hebt u niets te zeggen Ik heb gisteren den heer Warner gespro ken en hij vertelde mij, dat hij voortaan geen drie typisten meer kon aanhouden. Dat weet u. Van juffrouw Colvers heb ik hem niets gezegd, maar dat kunt u doen, en dan zal hij u wel in haar plaats terugnemen, denk ik." „O neen ik ik zal wel naar iets anders uitzien, mijnheer," antwoordde Elsje zacht. „In dat geval moest u liever maar hier blijven. De heer Klarenberg zegt dat hij hulp noodig heeft, en dan kunt u met hem werkzaam zijn, hernam de heer Cornelius met schorre stem, want er scheen hem iets in de keel te steken. „Uw aanvangssalaris zal tachtig gulden per maand zijn Juffrouw Bruns was slechts twee jaar onder den secretaris werkzaam. Toen werd zij mevrouw Klarenbew», No. 6 CËKSTE JA ARGANP 1922 MAAR HET FRANSCH I. Het was een koude Decemberavond. De vorstelijk ingerichte huizinge van baron Volcaster was het tooneel van sind^ lang ongekend groote drukte en levendigheid. Vroeger, ja, toen vereenigde de baron dagelijks een uitgelezen schare aan zijn disch, maar sinds den dood van barones Volcaster was het in deruime zalen mees tal droevig sombe en verlaten. Als een schoone droom waren ze voorbij gegaan die heerlijke feesten en schit terende recepties, waarop al wat rijk en voornaam was in den wijden omtrek, zich in de salons van baron Volcaster verdrong maar die tijd was lang voor bij, en zelfs de gedachte aan al die ijdele pracht en glans scheen uit ieders geheugen weggevloeid. Wie dacht er nog aan di schoone edelvrouw, die stralend van jeugd en schoonheid met zooveel gratie het mid delpunt was geweest van zulk een schit terenden kring Bijna niemand meer. Veel te vroeg, naar het oordeel der menschen, had een wreede ziekte, onverbiddelijk in haar snellen voort gang, de meesteres van dit gastvrije huis uit het leven weggerukt. Sinds dien droevigen dag waren zes jaren voorbij gegaan en zooals het gewoonlijk gaat voor de meesten was het afleggen van het rouwgewaad het sein geweest om de eens zoo gevierde vrouw als het ware met een zekere haast te vergeten. Alleen Madeleine, de eenige dochter der overledene, bewaarde in haar diep gewond hart de herinnering aan de moe der, die zij zoo innig lief gehad had. Zij alleen bleef in haar hart rouw dragen over de lieve doode, wier verlies alle schatten der aarde en al de genoegens van dit leven haar niet vergoeden kon den. Baron Volcaster had het heengaan zijnerggemalin lichterjopgevat. O zeker, hij had haar betreurd, maar het was geweest met een soort filOsofische^kalm- te, want al had hij zijn levensgezellin steeds bewonderd om de gratie van haar optreden haar echt vrouwelijke eigenschappen had hij nooit op de rechte waarde weten te schatten. Reeds bij het leven zijner vrouw had een an dere hartstocht zich van zijn gemoed meester gemaakt, de dorst naar goud, die dat gemoed had doen uitdrogen en het ontoegankelijk maakte voor edele gevoelens. Me ziel en lichaam had hij zich aan dien duivel van het goud over gegeven, en steeds minder was hij in staat geweest ook in anderen iets van het hoogere te waardeeren. Baron Volcaster had gewoonlijk zijn verblijf te Parijs. Daér kon hij het best de kansen van het beursspel nagaan, zijn vele betrekkingen met de haute finance vruchtbaar maken en het juiste oogenbP: bespieden om telkens wee* het goud bij stroomen in zijn ka te doen vloeien. De schatrijke financier bezat behaive zijn huis te Parijs een vil- la .^an .Middellandsche Zee en een kasteel in Bretagne, waar hij, ah de zaken het toelieten, zich eenigen tijd kwam verpoozen van het lichaam en geest s'.oopende zakenleven der beurs mannen. Te Louville, in het Noorden —waar hij zich thans bevond was hij echter in geen jaren geweest. Hij beweerde dat de stad en het huis, die hem bij iederen steen aan zijn overleden gemalin herin nerden, hem de pijn van oude zielewon- den waarvan intusschen eerlijk ge zegd zelfs de litteekens al ongeveer ver dwenen waren telkens weer met nieuwe hevigheid deden gevoelen. De pracht van het oude huis kon hem dan ook niet tot een lang verblijf te Louviilejbewegen. Een paar dagen rust van de vermoeienis der laatste weken en vooral wat kalmte voor de zenuwen zijner dochter dat was bijna alles wat hij van Louville verwachtte. Bij na alles, want hij had er ook zijn rede nen voor, eens een korten tijd uit Parijs verwijderd te blijven Dien avond vereenigde baron Vol caster aan zijn tafel de aanzienlijken van het stadje, en hij wist den invloed van den een, het vermogen van den ander en de aanzienlijke positie van een derde aan zijn plannen dienstbaar te maken. En hij maakte zich gereed de rol te spe len van den gastvrijen Nabob, waarin hij zich zoo uitnemend thuis gevoelde. Ongelukkig beschikte hij dien avond niet over zijn gewone opgewekte lucht hartigheid. Hij voelde zich neergedrukt en somber. Men zou zeggen dat hij een voorgevoel had van een groote ramp, die straks de vreugde van deze feest zaal in diepen rouw zou veranderen. Ook zijn dochter Madeleine onder ging dienzelfden geheimzinnigen in vloed. Een stem in haar binnenste waarschuwde haar dat de vrede van haar gemoed verstoord ging worden, en welke moeite zij ook deed, ze kon zich aan dat angstig voorgevoel niet ontruk ken. Was er reden voor die bezorgdheid Neen had ongetwijfeld iedereen ge zegd, die den baron en zijn dochter van nabij kende. Meer dan ooit immers lach te de fortuin den stoutmoedigen geld man toe, en Madeleine ging een roos kleurige toekomst zonder de minste zor gen egemoet. Maar wanneer men tot de diepste weefselen van een men chen- ziel doordringt, komt men dikwijls tot heel andere gedachten over gevoe lens die eerst dwaas en onredelijk le ken. En voor wie wee te wachten, komt overigens de toekomst heel dikwijls raadselen oplossen, wier verklaring aan onze gebrekkige opmerkingsgave be paald onmogelijk scheen. Misschien kon het de droeve som berheid der natuur zijn, die haar scha duw wierp op het gemoed van vader en kind. Er woei een scherp-koude Decemberwind, en er warrelden van den donkeren hemel waaraan geen ster flonkerde,'zelfs reeds eenigesneeuw- "iokken door de ijskoude lucht. Twee mannen I epen met snellen pas de bijna verlaten straat door. Mst ge dempte stem wisselden ze nu en dan enkel woorden, blijkbaar vreezende dat de een of ander ongeziene voorbij ganger er iets van mocht opvangen. Naarmate zij het huis van baron Vol caster naderden, vertraagden zij als bij stilzwijgende afspraak den pas, en hun spreken ging gaandeweg in een geheim zinnig fluisteren over. Voor zoover het flikkerend licht der itraatlantarens h:c mogelijk maakte hem opmerkzaam te beschouwen, leek de een een man van zestig h vijfenzestig jaar. Lijden en tegenspoed hadden hun stempel op zijn gelaat gedrukt, en de bittere trek om zijn mond sprak evene:ns van een leven vol ellende en verdriet. Zijn makker was heel wat jonger hoogstens dertig jaar gaf men hem. Klein, nietig en mager, maakte hij den indruk van door een slepende ziek te ondermijnd e worden. Maar was zijn lichaam zwak, niemand die hem ook maar even in de oogen gezien had, zou nog twijfelen aan de kracht van zijn geest. Zijn opgewektheid mocht onder de kwellingen des lichaams ver zwakt en zelfs geheel verdwenen zijn, het ondergane lijden maakte hem nog slechts wraakzuchtiger en gevaarlijker voor de maatschappij. Het zwakke omhulsel verborg een ijzeren wil, en in het gekrenkte en zoo dikwijls teleurge stelde gemoed schoten de kiemen van haat en wraakzucht des te sneller op. De nadruk waarmede hij sprak maak te op zijn zooveel ouderen gezel een zichtbaar diepen indruk. Maar wat gevaarlijke hartstochten ook in dat donkere oog gloeiden, wie hem aan hoord hadden zouden gevoeld hebben dat hij ten minste oprecht was. en dat hij sprak en handelde onder den on- weerstaanbaren drang van een onwrik bare overtuiging. Hij leek een wraak engel dië zijn zending door alle moei lijkheden heen en alle gevaren ten spijt geheel volbrengen wilde. Bijna tegelijkertijd gingm hun blik ken naar de verlichte vensters van baron Volcaster's prachtig huis. En die blikken waren dreigend. „Hemel en hel tegelijk," mompelde de jongste, „want daar zijn immeis een duivel en ren engel onder één dak." Hij klemde de lippen vast opeen, als wilde hij zichzelf beletten nog meer van zijn gedachten te verraden. Met een bitteren spotlach antwoord de de ander„Ja, die ellendeling is on der de gasten. Zou zijn geweten als hij er ten minste nog een heeft hem nu zijn misdaden niet verwijten Zijn eetlust niet bederven?' Een geweten?" Och kom, hij weet niet eens wat dat is," klonk het snijdend scherp. En na een oogenblik ging hij nog scherper voort„Laat hij oppassen, want het uur der wraak is gekomen Ja, hij zag er uit als iemand die een vast besluit genomen heeft, en die voor hetgeen onherroepelijk gebeuren moet, nog slechts het juiste oogenblik te kie zen heeft. Eindelijk, nadat ze herhaaldelijk achter en ro ndora^ich..-iekekAr en UW iet scheidden ze. De duisternis van den stikdonkeren nach1 was niet dikke: en dichter dan die waarin ze hun vreeselij ke plannen verborgen hielden. Wie waren die twee mannen me. hun misdadige voornemens Van-j waar kwamen ze en waar gingen ze heen? En wie was de man, dien ze met zooveel nadruk en met zulk een haat en afkee» in den toon hunner stem een duivel en. een ellendeling genoemd hadden? Het antwoord op die vragen was een geheim. Hun kleeren, die weliswaar gescheura en versleten waren, maar toch nog een eleganten snit vertoonden, spraken te gelijk van vroegeren welstand en vas een armoedig heden. Wat deed baron Volcaster, terwijl een van zijn gasten door een zoo onverzoen» lijken haat bedreigd werd Hij zat daar na zijn gedruktheid met geweld van zich afgeschud te hebben vro°"; lijk en opgeruimd te midden van zijn. gasten, aan de fraai gedekte tafel waaf- op het zilv werk rchitterde en dia met bloemen kwistig ver-sierd wasj Toch ontbrak er iets in den kring der gasten, en de overleden barones zou zich ongetwijfeld in dit gezelschap niet geheel op haar gemak gevoeld hebben. Slechts één enkele dame brak er het eentonig zwart der rokken en verleven digde het tooneel door den glans vaa haar jeugd en schoonheid. Het was ds eenige dochter van den gastheer, Madeleine Volcaster. 't Is waar, dat ook miss Percy mee aanzat, di bejaarde Engelsche die de gouver nante der jonge dame was zooals zij' vroeger die harer moeder geweest was. Met groote liefde en gehechtheid zorgde zij voor „h t lieve kind." Maar miss Percy mocht dan over de edelste hoe danigheden van geest en gemoed be schikken, zij war ev nmin jong als mooi, en de rouw dien zij steeds droeg was al heel weinig geschikt om de eentonigheid der heerenkleeding wa te breken. Madeleine daarentegen zat daar in dien kring als een pas ontloken frissche bloem. Ze was ongeveer achttien jaar, en haar gelaat droeg nog de echt-kinderlijke,on schuldige trekken der argelooze jeugd.1 Slank en elegant, met een blik vol openhartigen eenvoud, zat zij daar, en de lieve glimlach om haar kleinen mond gaf een ongewone bekoorlijkheid aan het zachte kindergezichtje. Ze droeg een lichtblauwe japon, eea kleur die goed paste bij haar goud* blonde haren. Haar karakter Maar wie peilt het hart van een twin< tigjarig jong meisje Ze was goed< hartig en edelmoedig, ze hield veei van haar vader, was dol op miss Percy en een traan kwam in haar oogen, zoo dikwijls ze aan haar overleden moeder dacht. Het lijden van anderen ontroer de haar altijd diep, en geen ongelukkig» verliet haar ongetroost. Was ze dan volmaakt, een engel in menschenkleederen Neen, maar een oprechte, geloovige en edelmoedige na tuur, zooals een jong meisje zijn kan, dat nog niet door de koude werkelijk heid van '■e* iewen jaa?egeraakt, wie»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 8