ip 0P1 es yv I ®*sr§§ s sös^af® ig m p 3.'C g*£ f«ial|s«g egl?&sa§- de wraak van een grooten meester rn^^d1 d Zrn w n CflSa S! W2.B- cr)0 <TJ 'I^z> ui 3 -a rn s-i 3* -! rrr-h t3 """SI S r-Z C/3 »1 mJ a êft^BSó e Llr gö E. >8 M E C n r S» syTc Ct> f a e S ta n e-B r 3- Hro m r> q -q to o •1 p Ï3 - C - P Q t tr® ta ?£§e "ni o> O d m y 3 3 i#hftbos3 aandacht te trekRen en boosaardige op- wangen van het lieve Kind weer te doen beminnelijk. Ziedaar echter juist waar- „Te groot vertrouwen heeft meni- jnerkingen uit te lokken. opfleuren door haar de verstrooiingen om je haar een schitterende toekomst geen in het verderf gestort," zeide zij, Opeens stonden zij voor een groote te verschaffen, waarop men op haar moet verzekeren, zooals zij verdient." „wees dus op je hoede." poort, die zorgvuldig gesloten was, ter- leeftijd aanspraak heeft. „We moeten ook haar gezondheid Ondanks de koele minachting die hij Wijl daarnaast hooge muren, voorzien Reeds had zij nog voor dienzelfden ontzien, haar zenuwen. Madeleine is ten toon spreidde, kon de baron een kan dreigende schietgaten, zich verhie- dag de familie Mochelier ten eten ge- niet sterk," zeker gevoel van bekommering niet ▼en. noodigd in de hoop hiermede haar De barones zweeg nadenkend. onderdrukken, getroffen als hij nog Hoe waren zij daar gekomen Made- zoon genoegen te doen, die den bankier „Het is jammer dat het dwaze kind steeds was door het tragisch einde van leine's hart had als gids gediend en dat onder zijn beste vrienden telde, en even- haar hart op dat jongmensch heeft Anselme Géroux. van miss Percy had zich laten verteede- eens haar kleindochter aangenaam te gezet...." fluisterde zij spijtig. De oude barones was buitengewoon t«n. Nu schrikte de goede vrouw van zijn, die in weerwil van. gemis aan be- „Wien bedoelt u," vroeg de baron ontsteld door deze anonyme bedrei- baar zwakheid, zij gevoelde haar plicht haagzucht toch niet geheel onverschil- haastig. gingen, die als een zwaard van Damoc- verzaakt te hebben, maar ze had lijde- lig kon blijven voor Fernand's bekende „Wel, Gilbert de Marsan!.... Ik les zouden blijven hangen boven het lijk gehoorzaamd aan het gebiedend galanterie. schreef je immers, nietwaar, over deze hoofd van haar zoon ▼erlangen, dat het jonge meisje haar Madeleine kon niet huichelen en haar neiging, die men aan Madeleine toe- Ze kon de gedachte ook niet uit haar zwijgend had te kennen gegeven, want grootmama voor haar ijverige zorg schreef," zei de barones en een straal hoofd bannen, dat ieder oogenblik een in haar bijna grenzenlooze goedhartig- bedanken. Ze vond het zelfs ver van van vreugde vloog over haar gelaat, ontploffing plotseling het huis en zijn beid was ze niet in staat haar te weer- aangenaam vroeger nog dan zij ver- „V/at komt het er op aan Gil- bewoners in de lucht kon doen vlie- ataan. wacht had blootgesteld te worden aan bert de Marsan is van een gruwelijke gen. „Dit h de gevangenis," zei ze, toen de hofmakerij van een jongen man die misdaad beschuldigd en het is lang Haar rust was weg en weken lang as aft baar mijmering opschrikte. Wat haar onverschillig was en die door de niet zeker dat hij zich van die beschul- VOnd zij de kalmte niet terug, zonder klonk dft woord somber in haar ooren omstandigheden haar zelfs antipathiek diging zuiveren kan." welke alle genot vergald wordt wat deed het haar eerlijk hart ont- werd. „Denk je, dat hij veroordeeld zal De barones merkte wel op, dat het be- worden XV- richthaar kleindochter weinig genoe- „Dat hangt van de jury af en van nog ■teilen Madeleine gaf een bevestigend tee ken met het hoofd, terwijl ze mompel- gen deed. ie: veel andere dingen. Niemand kan voor- Het lag echter niet in haar plan daar- zien in welken zin het oordeel uitvat. Na het ontbijt ging Madeleine met miss Percy uit om eenige inkoopen te „Daar Is hij!—Daar is hij!" mede rekening te houden. Zij hield zich De baron zweeg even en ging toen doen. Zij wilde tegelijk mevrouw de Dit bezoek was het doel van haar dus alsof zij er niets van bemerkt had. voort tocbt, nu ze den volgenden dag zouden {jaan vertrekken. Hem niet meer te kun nen zien, hem geen vaarwel te kunnen zich naar haar vertrekken te gaan toeroepen, hem niet te kunnen bemoe- waar miss Percy haar reeds was voor- digen, zijn tranen niet kunnen drogen gegaan. was al hartzeer genoeg. De baron en zijn moeder bleven dus Zij wilde tenminste een oogenblik de- alleen, se akelige gevangenis zien-, waartoe de Dadelijk veranderde de barones van toegang haar verboden was. toon. O, wat gaf deze pelgrimstocht haar Met een vertrouwelijk, bijna geheim Marsan bezoeken om haar zoo spoedig Madeleine, die er in haar elegant reis- „Maar zeg mij eens, mama, wie heeft mogelijk een bewijs van sympathie te costuum zeer bevallig uitzag, haastte u over de neiging van Madeleine voor geven. de Marsan gesproken Daar zij vreesde niet ontvangen te „Mochelier zelf, Anselme Géroux zullen worden had zij zich aangediend had hem geschreven, zei hij." in woorden, die geen twijfel overlieten „Die oude verrader," mompelde de omtrent haar toestand en haar gevoe- baron vol walging. lens. „Ik was er zeer ontsteld over, want Toen mevrouw de Marsan het briefje mevrouw Mochelier verontrustte zich Van het jonge meisje las, had haar een zeer over dit bericht. Ik heb haar ech- zekere verrassing getroffen. Zeker, zij «en smartelijken troost. Zij had dien zinnig gebaar sprak zij fluisterend, uit ter verzekerd, dat dit niets was dan was niet onbekend metde wederzijdsche ▼olbrseht, zooals men naar het kerkhof vrees van gehoord te worden „Ik kinderachtigheid." genegenheid tusschen haar zoon en de gaat om op het graf zijner geliefden heb je groot nieuws te vertellen." bloemen te brengen, er te bidden, er De baron zag verschrikt op. tranen te storten. "„O, verontrust je niet, Antoine, wees te zeggen, mama Miss Percy begreep «Ut alles zonder kalm. dat Madeleine haar er over 3prak, tenzij Het is goed nieuws, ten minste gerust- „Dat is gauw gezegd! Enfin, het is dochter van baronVolcaster.Gilbert had diplomatiek. Hebt u mij niets anders haar zijn hart blootgelegd, te voren ze- te zeggen, mama," vroeg de baron ker,dat hij de goedkeuring zijner moeder plotseling. zou verkrijgen, terwijl hij geen redenen „Ja, toch wel," antwoordde de ba- had zooals Madeleine om te zwijgen.Het met de oogen, die een taal spraken stellend," hernam de barones met een rones, verdrietig wordend onder dat meisje had Gilbert's moeder niet meer waarin de harten elkaar ontmoetten fijnen glimlach. gemis aan vertrouwen bij haar zoon. dan twee of driemaal ontmoet bij terwijl de lippen gesloten bleven. „Ik ben volkomen kalm, mamaEn terwijl ze kort bij hem kwam, mevrouw Richeroy. Mevrouw de Mar- De Engelsche wilde verder gaan uit „Ja, dat weet ik, je bent de koelbloedig- fluisterde zij hem in het oor: san ging weinig uit en kwam niet in vrees dat Madeleine zou worden gezien. fceid in persoon, het is de koelbloedig- „Mevrouw Mochelier heeft mij ver- gezelschappen. „Nogeen oogenblik, Percy," fluister- heid van mijn vader zaliger, die je teld dat haar man kort geleden een „Madeleine..- Beste Madeleine,", de Madeleine zoo zacht mogelijk. schijnt geërfd te hebben..—" ongeteekenden brief heeft ontvangen had zij met diepe ontroering gefluisterd, De barones vond er genoegen in waarvan hij Charles Hublay verdenkt en dadelijk had zij met het oog op de haar zoon te vleien door hem te verge- de schrijver te zijn - komst van het jonge meisje haar beve- lijken met haar vader, met haar en met Later is echter gebleken dat deze len gegeven. haar echtgenoot, den rijken reeder, erdenking ongegrond was." Mevrouw de Marsan was juist her- weeglijk, eenigszins voorovergebogen wiens koelbloedigheid gezegevierd had De baron werd nadenkendhij was stellend van een zware ziekte, die haar als een blank marmeren standbeeld, dat over alle moeilijkheden, zelfs in de getroffen door de overeenkomst. leven in gevaar gebracht had. over de tombe gebogen, gekromd vreeselijkste stormen die hij op den „Ik heb ook een naamloos schrijven ln deze omstandigheid had men de schijnt door de smart. Het werd nood- Oceaan had moeten doorstaan. ontvangen," zei hij onverschillig en gevangenneming van Gilbert zorg- Nog eens liet de gouvernante zich vermurwen. Zij staarde het jonge meis je met droevige blikken aan. Madeleine stond daar zwijgend, onbe- zakelijk haar aan haar droeve over- De baron was ongeduldig geworden met een spottenden glimlach, peinzingen te ontrukken, want in de en zou de vleierij zijner moeder kort De barones schrikte hevig, nauwe straat, die tot nog toe verlaten afgesneden hebben toen de douairière was geweest, deed zich het geraas van zonder eenige verdere inleiding her een naderend rijtuig hooren. Gebroken, bijna bezwijmend greep nam „Daar heb je me niets van gezegd ,,'t Was de moeite niet waard." Maar vuldig voor haar verborgen gehouden. De jonge man had zijn moeder geschre ven, dat een gewichtige zaak hem ver plichtte te Louville te blijven. En de inhoud van dit schrijven, door den heer .Fernand Mochelier wil de zaak door- Het is een onnoozele, die meent mij Richeroy bevestigd, gaf geen aanleiding Madeleine den arm der gouvernante, zetten. Hij houdt bepaald veel van bang te kunnen maken of zich op mijn tot eenigen twijfel, wijl Gilbert's positie terwijl ze nog fluisterde„God zal hem Madeleine." —j—i,..»1j_t.i~ redden." De beide vrouwen verwijderden zich in de richting eener naburige kerk. Ma De baron fronste de wenkbrauwen. „Als je het goedvindt, Antoine, kan het huwelijk in het voorjaar geslo- deleine wilde~daar binnen gaan om zich ten worden." te herstellen van haar ontroering, haar „U gaat wel een beetje haastig te werk zei dé baron ironisch, tranen te drogen en voor Gilbert te bid- mama. U zult ernstigen tegenstand bij De barones huiverde. kosten te kunnen amuseeren." hem meermalen noodzaakte afwezig „En waarmee hebben ze je gedreigd?" te zijn en soms langen tijd. „Mij in de luchtte laten vliegen door Toen de geneesheer het echter toe- dynamiet of mij te worgen in het don- stond meende men haar het schrikkelijk ker op een of andere eenzame plaats," nieuws te moeten meedeelen. Het was mevrouw Richeroy, die zich er mee belast had de arme moeder deze den Madeleine ontmoeten, ik waarschuw u.'l „Dynamiet," mompelde zij. „Dan vreeselijke tijding over te brengen, en Toen het jonge meisje een half uur la- „Mijn hemel, dat weet ik wel.... zijn het dus anarchisten en geen per- zij had zich met den meesten tact van ter v/eer thuis was, greep zij de beide Maar wij zullen er samen wel in slagen soonlijke vijanden deze moeilijke zending gekweten. Toch handen der gouvernante, omhelsde dezen tegenstand te overwinnen, want „Waarom Die machines kan iéder- trof de arme moeder die tijding als een haar met aandoening als in de jaren je zult me daarin steunen, niet waar? een gebruiken," spotte de baron. donderslag. Verscheidene uren lang bleef der jeugd en sprak met bijna verstikte Het gaat hier om een schitterend huwe- „En heb je geen maatregelen getrof- zij onbeweeglijk en versuft zitten of lijk, dat je dochter gelukkig zal maken fenè" staarde met verwilderden blik voor stem „O Percy, wat ben ik je dankbaar en haar zoo mogelijk nog op een hooge- De Engelsche glimlachte droevig, ren trap in de maatschappij zal plaat- Madeleine had haar alles bekend zonder sen." iets te zeggen. Dit was de eenige beken- De baron zweeg. „Je antwoordt niet. Antoine," zei de barones ongerust. En angstig ging zij voort„Zijn je „Alle maatregelen zijn genomen om zich uit. mijn veiligheid te verzekeren." Men vreesde zelfs voor haar verstand, „En de onze Die van je dochter en voor haar leven, van je moeder Gelukkig kwam eindelijk de heilzame „Die worden niet bedreigd, noch reactie in een stroom van tranen, die de eene noch de andere." haar hart verlichtte, dat onder den „Wij wonen onder hetzelfde dak. vreeselijken Slag als verpletterd was. ideën daar ginds op het platteland De anarchisten zijn vijanden van het De smart evenwei bleef in al zijn misschien gewijzigd kapitaal, of liever van degenen, die felheid, tot eindelijk een straal van „Laat die veronderstelling toch ach- het hun onthouden." hoop in haar hart doordrong, sou het heerlijke lenteweer slechts kort terwege mama. Sedert wanneer acht „Ik betwijfel geen oogenblik, dat Zij had verscheidene Vrienden, die duren. Baron Volcaster, zijn dochter en u mij vatbaar voor invloed van welken zij er in betrokken zijn, maar ik maak het haar niet aan troost liefen ontbre- miss Percy kwamen te Parijs aan onder kring of omgeving ook Sedert wanneer mij niets ongerust. Het is eenvoudig ken, maar het was vooral bij God, dat hevige regenbuien, die meer in overeen schijnt mijn verstand u niet meer onaf- grootspraak, waar men het best doet zij troost en opbeuring zocht en vond. stemming waren met de droevige stem hankelijk en sterk genoeg om richting geen acht op te slaan.' In de lange eenzame uren van den nacht ming van Madeleine. te geven aan mijn denkbeelden," Maar de baron had deze woorden zon- vooral vroeg zij God om kracht en be tenis die de gouvernante in haar positie kon aannemen. XIV. Vólgens voorspelling der pessimisten De oude barones was zeer verheugd vroeg de baron fier. haar zoon en kleindochter terug te „O, je moet mij niet verkeerd be Zien. Zij vond evenwel Madeleine zeer grijpen. verbleekt en aarzelde niet haar kwij- 't Was eenvoudig scherts. Je energie nend uitzicht toe te schri'ven aan het ke wil heeft altijd mijn bewondering weinig opgewekte leven „at zij in die gewekt. Alleen je vertroetelt Made akelige provinciestad ge eid had. leine, en wie zou je daarvan een verwijt 7.ij vdlda tirh er s>eg belasten de maken? -Hto a&o'ae dochter en zoo voering te verhinderen. der gloed of overtuiging gesproken. rusting. Ook bad zij voor haar zoon, Verre van zijn mama gerust te stel- dat de vreeselijke dwaling mocht opge ien, scheen haar deze gemaakte onver- helderd worden.Wanneer ondanks haar schilligheid zeer gevaarlijk. groot vertrouwen als christin en moeder Het was volgens haar meening wijzer ze een oogenblik dreigde te wankelen geweest die bedreigingen als ernst op te onder den zwaraa last van het ver- atten en niets te verzuimen om de uit- driet wanneer zij, ontzenuwd door hé*" Jp"»ge wachten an fh vreeselijke an si"'" twijfelde of die beproeving zou eindigen, of de vreeselijke verdenking van Gil bert zou weggenomen worden, dan vooral gevoelde zij behoefte om den blik naar Boven te wenden. Mevrouw de Marsan boezemde ieder een een diep medelijden in en een ver eering, die gerechtvaardigd werd door haar grootheid van ziel en de gelaten heid waarmede zij haar leed droeg. Ze was een vrouw van ongeveer vijf tig jaren, groot en nog slank van gestal te Ze moest vroeger schoon geweest zijn zij had den adel der geboorte en de bekoorlijkheid der van nature beval lige vrouw bewaard, een bekoorlijkheid, die de verdrijving van meer vergankelij ke aantrekkelijkheden had overleefd. Sedert zij de vreeselijke waarheid had vernomen, die haar een nog vreeselijker leugen toescheen, had zij een marteling verduurd, die al de smarten van haar leven in hevigheid te boven ging. „Schuldig? Hij, schuldig? Als hij het zelf verklaard had, als hij er de meest overtuigende bewijzen van had gegeven, zou zij nog geweigerd hebben het te gelooven om hem nog altijd te kunnen liefhebben. O, zeker, hij was onschuldig. De schul digen waren zijn rechters, die moesten gestraft worden En toch ze was zoo goedhartig met haar echt vrouwelijke smart en moeder lijke teederheid, di* zoo verheven sprak uit haar blik en uit den droevigen glimlach, die haar verwelkte trekken nu en dan verlevendigde en haar een treffende schoonheid verleendede schoonheid der ziel. Illusies Zij had ze nog, de arme moeder, ze bewaarde ze ondanks de opgedane ervaring, de teleurstellingen en moedig doorstane beproevingen. Zij bewaarde ook het vertrouwen en de hoop, gezellinnen der liefde, de schitterende deugden, die de meest sombere toekomst verlichten met een straal van Boven. „Neen, Gilbert kan niet veroordeeld worden, dat zou een wettiging zijn van het gruwelijkste onrecht. Moge de mensch aan dwaling onderhevig zijn en zoo dikwijls zich vergissen in zijn oordeel, God weet in Zijn Eeuwige Rechtvaardigheid vroeg of laat dit oordeel te wijzigen." Zoo dacht de moeder. En dit ver trouwen op God hield haar staande te midden van de vreeselijke smart. Dit maar ook dit alleen was de oorzaak, dat zij niet onder haar leed bezweek. 't Was treurig in haar huis. Hoeveel droeviger moest het echter in de cel van Gilbert wel zijn. Arm kind, wat had hij toch gedaan om zoo streng door het leven behandeld te worden, hij het toonbeeld van een zoon, die zijn moeder ondersteunde en zich opofferde met een zeldzame kinderlijke liefde. Zij zag hem in haar geest in de wieg, zij zag hem de eerste schreden doen. Ze doorleefde in haar gedachten heel zijn jeugd opnieuw. O, ze was nu ver weg, deze zoete her innering, en toch zoo nabij, omdat ze rustte op den bodem van haar hart dat nooit vergeet 1 Betooverd door deze herinneringen, scheen haat het tegenwoordige minder moeilijk te dragen. Zij zou daardoor zijn aanstaanden terugkeer kunnen af wachten. Verdiept in deze gedachten, die zoo smartelijk en troostend tevens waren hoorde zij een rijtuig voor de deur harer woning stilhouden. „Wacht mij een oogenblik, lieve Percy," zei Madeleine, terwijl zij uit het rijtuig stapte. Volgens de bevelen van mevrouw de Marsan, die door het aangekondigde bezoek bizonder getroffen was, werd het jonge meisje onmiddellijk bij haar binnengelaten. Toen zij haar zag binnentreden kwam mevrouw de Marsan haar met uitgestrekte armen tegemoet, terwijl haar gelaat een hevige en toch zoete ontroering verried. „O Madeleine, hoe zal ik je danken", riep zij, terwijl zij het jonge meisje aan haar hart drukte, alsof het haar doch- vm. Wsodt. Het landhuis Steenpark bij Antwer pen was in het jaar 1620 een prachtig, vorstelijk verblijf meer een slot dan een villa De bezitter was dan ook een der rijkste mannen van Vlaanderen, een der machtigste diplomaten, een levens lustige epicurist en een der- meest ge niale kunstenaars. Het was niemand minder dan Peter Paul Rubens. Steenpark was het zomerverblijf van den grooten meester, zijn museum, zijn lievelingsbezit, een waar kleinood van bouwkundige schoonheid, van kostbare verzamelingen van alle soort, van schilderijen en van vorstelijke weelde, en vol van geschenken die de aanzienlijksten van alle landen, den grootsten schilder van zijn tijd hadden vereerd. En het slot zelf Hoe zal men dat beschrijven Die gevels, die in kleuren uitgevoerde erkers, die ven sters door arabesken omgeven met de prachtige gordijnen en het geheel aan twee zijden begrensd door diepgroen, stil water, waarover slechts aan één kant een brug voerde en verder een boschaohtig, dicht en goed onderhou den park met wuivende reuzenboomen en geurige boschages. Aan een der ramen, die op den groe nen overvloed van een door den zomer wind bewogen reusachtigen linde boom uitzagen, leunde de statige man zelf met den licht gekroesden baard, het glanzende volle hoofdhaar, het donkergroene, rijke en gemakkelijke flu- weelen kleed, en hij las een met zegels en vergulde randen voorzien perka ment. Naast hem zat in een breeden leun stoel een verblindend schoone jonge vrouw in een wit atlaskleed met wijde plooien en gekroesd gouden haar op het voorhoofd. Rijke kant bedekten schou ders en polsen. Zij had de oogen half gesloten en bewoog langzaam met de rechterhand een waaier door het vlie- gengezoem van het siëstauurtje. Met welbehagen ademde zij den geur van den jasmijnbloesem in en alles aan haar toonde genoegen, behaaglijkheid en geluk. En het was of zij een spiegel vormde, die van den statigen man te genover haar al déze eigenschappen weerkaatste. Beide waren ook inder daad één, Peter Paul Rubens en zijn beminde, om haar schoonheid be roemde, levenslustige echtgenoote He lena Froman. De meester echter las van het ver sierde perkament„Carolus, door Gods genade koning van Groot-Brittanje, Frankrijk en Ierland, verdediger van het Geloof, enz.- aan alle koningen, prinsen, hertogen, markiezen, graven, baronnen grooten des rijks, heeren en edelen, wlen deze brief onder de oogen komen zal, groet 1 Wijl de mensch niets schooners kan doen dan verdienste waardig te beloo- nen en onze rijkdom niets hooger ver mag dan dit te kunnen, daarom hebben wij uitgekozen den besten en edelsten onder allen, den heer Petrus Paulus Rubens uit Antwerpen, secretaris van den bijzonderen raad in Vlaanderen, raadsman van den koning van Spanje, cavalier in dienst der Infante Isabella Clara Eugenia, onzen hooggeëerden en verdienstelijken vriend, die ons bijzonder lief en waardig is en ook in zeden, wijsheid en kennis een schit terend voorbeeld voor ons geheele hof die zich ook zeer verdienstelijk heeft gemaakt door den vrede tusschen ons en zijn koning tot stand te brengen. Wij verleenen daarom den genoemden Pe trus Paulus Rubens naast zijn vroege- ren adel nog de waardigheid van ridder en geven hem gaarne dezen titel, die hem toekomt, en vereeren hem tevens den degen, waarmede wij hem tot rid der geslagen hebben. Ook hebben wij besloten, opdat hij zijn nakomelingen een duidelijk teeken onzer gunst zal kunnen nalaten, het wapen van gezeg den meester te vergrooten met schilde ringen aan ons eigen koninklijk wapen ontleend, zooals een gouden leeuw op een rood veld, gelijk bij dit schrijven is ftFf-fOQgé, m genoemde PetrtKs Pautus Ftüt>ens en zijn nalco- mehngen uTeen wettig huwelijk zich voor alle tijden van dit wapeti mogen bedienen. Gegeven in ons paleis van NA/estmin- ster in het 6e jaar onzer regeering in 1620. Carolus, koning. Rubens keek zijn vrouw glimlachend aan en deze liet den waaier zakken en glimlachte eveneens. Hij kon niet fier der worden dan hij reeds was, want eer en lof en de hoogste gunsten regenden als het ware dagelijks op hem af als lentebloesem. Dit koninklijk schrijven echter was een rijker glans dan er ge woonlijk in het leven eens kunstenaars valt. „Dat zal weer opzien baren in de stad," zei de schoone vrouw niet trotsch maar vergenoegd. „Dezen ko ninklijken brief moet je vandaag het geheele gezelschap voorlezen, Pieter." „Er komen velen naar Steenpark," sprak de meester tevreden, terwijl hij den brief open op de tafel legde. „Zeker, wel dertig," antwoordde Helena en zette zich onbewust in nog meer gracieuse houding", terwijl zij het hoofd naar achteren boog, zooals zij wist, dat haar schilder het gaarne zag. „Is dit niet een schoone dag En be ijvert heel Antwerpen zich niet om zijn Rubens te huldigen Acht men het niet een bizonder voorrecht in het heerlijke park van zijn villa een zomernamid dag door te brengen „Er is ook inderdaad geen lieflijker plekje in het land," zei Rubens, ter wijl hij naar buiten in het groen keek. „De planten schijnen zich te verheugen dat zij hier bloeien en dringen over vloedig op< de bloemen geuren hier zoeter dan ergens anders, zou men meenen. En de menschen, die uit de stad hierheen Romen, zijn de voornaam- sten die daar wonen. Het is ook een vroolijk gezicht, als de rijke koetsen en draagstoelen op de plaats in het rond staan en de rijen trekpaarden in de stallen hinniken, als de gegalonneer de bedienden der gasten onder de groo te linde aan de poort hun vroolijken wachttijd doorbrengen." „En niet alleen Antwerpen zendt ons zijn gasten," sprak Helena glimlachend. „Zij komen uit alle landen. Wie komt uit Spanje, uit Frankrijk, uit Engeland hier in de nabijheid, die het slot van meester Rubens niet bezocht Die niet een vriend zocht om hem hier In te lei den en voor te stellen opdat hij zijn lofuitingen kon doen hooren." „En jou zijn huldiging,"voltooide Ru bens. Dit was geen vleierij in zijn mond. En Helena nam die woorden dan ook op als sprak het van zelf. Zij was niet ijdel in de ongunstige beteekenis van het woord. Zij had een hart en een ziel als een zomerdag zoo klaar, zoo onbewolkt. Als een prachtige vlinder over een land schap, zoo leefde zij vroolijk daarheen, evenals haar echtgenoot. Want ook zijn bestaan was zonder schaduw. Het leven opende zich voor hem gelijk een geurende roos in haar hoogsten bloei. Nu stond vrouwe Helena op. Zij had de stemmen harer dienstmaagden uit de groote keuken gehoord en moest haar bevelen geven omtrent het maal. Rubens ging weer naar het raam en zette zich in de breede vensterbank. Daar klonken stemmen bulten. Aha, dat was de stem van den jon gen Franschen schilder Renê Savien, die met den wakkeren van Bree van daag reeds vroeg naar Steenpark was gekomen, en dien de meester als gast had vastgehouden, want de eenigszins teruggetrokken jonge man met zijn eerlijken oogopslag beviel hem, te meer wijl hij nooit ijdele woorden sprak. Rubens leunde met het hoofd tegen het vensterkozijn en was onwillekeurig getuige van hun gesprekken. „Dus houdt u meester Rubens niet voor den grootsten meester die er leeft," vroeg mijnheer van Bree met zijn zware stem. „Voor den grootsten meester, die er leeft Misschien," sprak een zachte, diepe stem. Het was die van den jongen Franschen schilder. „Misschien is hij het. Maar niet voor den grootsten meester, die leven kon. Kijk, zijn schilderstukken zijn pr#°-Ltig en grootsch van opvatting van uitwerking en Kleuren. Alles Is in zijn volle pracht, in zijn weelderigsteni glans. Er ontbreekt hun echter ik weet zelf niét hoe ik het uitdrukken zal, w«t hun ontbreekt, of wat zij te veel hebben. Of het een gebrek of een over vloed is, wie zal dat bepalen U hebt in Brugge wel het beeld der Madonna met het Goddelijk kind vaii Michel Angelo gezien? Het Kind Je- zns staat op de buitenste plooien vari het kleed Zijner Moeder. Hij schijnt de menschen in de diepte onder hem te beschouwen, die Hem eens aanbidden zullen. Met één handje echter houdt Hij zich aan zijn moeder vast. De H. Maagd heeft het echte Oostersche type. Zij is ernstig en schijnt de smarten der toe komst te vermoeden, zij overweegt dia en onderwerpt zich daaraan geheel.- Over het geheele meesterwerk ligt een adem der eeuwigheid. En meester Rubens? Meester Rubens zou iets dergelijks kunnen scheppen misschien Zijn historische schilderijen ter eere van Maria de Medicis en al de uda helden zijn het meest grootsche wat men kent, dat is zoo. Deze reusachtige beelden zijn onvergelijkelijk in kracht, compositie en kleur. Ha, het prachtige mengsel van Olympische goden en gepantserde helden, koninginnen, hove lingen, tritonen en najaden, gravinnen die in fluweel bijna ver-drinken o, deze stroom van gloeiende kleu-en, deze buigingen der kolossale figuren ja, Rubens is de grootste der levende meesters." Rubens had deze woorden, die hem niets nieuws verkondigden, ongeveer zoo gehoord, zooals men een of ander dof geruisch hoort. Toen de sprekenden zich verwijderden, sliep, hij reeds vast: H. Hij werd gewekt door een vroonjk gelach en heeren en dames omringden hem. De gasten begonnen zich te verzame len en spoedig was Steenpark vol lust en vroolijkheid. Het gezelschap geleek een caleidoscoop met telkens afwisselen» de beelden. In de kamers, op het terras en in het park bewoog zich het onge dwongen, vroolijke volkje. Het kasteel van den meester was een tooverslot waar alles anders was dan daar buiten veel schooner, rijker, vrijer, zorgelgo- zer en lichter. Geen hart kon zwaar blijven in deza lichte atmosfeer, waar zooveel schoon heid, vreugde en geest samenkwameni Zelfs de vele Spanjaarden in hun don kere hofkleedij wierpen met hun deftig* heid een hoogeren glans op de Neder- landsche vroolijkheid. In purperen gloed neigde zich de zon ten ondergang. Een bediende gaf de dame des huizes een teeken, dat hij een boodschap voor den heer had. Een paar gefluisterde woorden van vrouwe Helena deden Rubens zich van een in het gras gele gerde musiceerende groep afscheiden en op het leege terras komen. Hier volg de hem de bediende, die hem een pas aangekómen bericht overreikte. Toen Rubens deze las, schitterde zijn schoon gelaat in een zeldzamen glansj Het was echter niet het zonlicht, dat een vriendelijk landschap overstroomt, het was als het gloeien van een brand, die zich in een diep water spiegelt. Een oogenblik sloot de meester de oogen en hield het blad in de onbeweeg lijke hand. Het was alsof hij een verren weg in het verleden moest afleggen, als of een lang verwacht en gehoopt uur gekomen was,dat hem had overweldigde En toch was het papier, dat Ruben? in de hand had, een eenvoudige bood» schap voor hem, als een lid van het ge» recht van Antwerpen, dat voor het oogenblik het opzicht over de gevang©» nissen der stad had. Het was de aankondiging, dat da graaf van Mondecar, de majoor der- Spaansche ruitergarde, die Vlaanderen aan Frankrijk had willen verraden en- verkoopen, eindelijk in zijn schuil plaats in een klein plaatsje aan da Schelde gevonden, gevangen genomen en in de gevangenis van Antwerpen op gesloten was. Aan Pieter Paul Rubens was nu de taak bevelen te geyen voot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7