ip 0P1
es yv
I
®*sr§§ s
sös^af®
ig m p 3.'C g*£
f«ial|s«g
egl?&sa§-
de wraak van een
grooten meester
rn^^d1
d Zrn w n
CflSa S!
W2.B- cr)0
<TJ
'I^z>
ui 3 -a rn s-i 3*
-! rrr-h t3
"""SI S r-Z
C/3 »1 mJ
a
êft^BSó
e Llr
gö
E. >8 M E C
n r S»
syTc
Ct> f
a e S
ta n e-B r 3-
Hro
m r> q -q
to
o
•1
p
Ï3
- C
- P Q t
tr® ta
?£§e
"ni
o> O
d m y
3 3 i#hftbos3
aandacht te trekRen en boosaardige op- wangen van het lieve Kind weer te doen beminnelijk. Ziedaar echter juist waar- „Te groot vertrouwen heeft meni-
jnerkingen uit te lokken. opfleuren door haar de verstrooiingen om je haar een schitterende toekomst geen in het verderf gestort," zeide zij,
Opeens stonden zij voor een groote te verschaffen, waarop men op haar moet verzekeren, zooals zij verdient." „wees dus op je hoede."
poort, die zorgvuldig gesloten was, ter- leeftijd aanspraak heeft. „We moeten ook haar gezondheid Ondanks de koele minachting die hij
Wijl daarnaast hooge muren, voorzien Reeds had zij nog voor dienzelfden ontzien, haar zenuwen. Madeleine is ten toon spreidde, kon de baron een
kan dreigende schietgaten, zich verhie- dag de familie Mochelier ten eten ge- niet sterk," zeker gevoel van bekommering niet
▼en. noodigd in de hoop hiermede haar De barones zweeg nadenkend. onderdrukken, getroffen als hij nog
Hoe waren zij daar gekomen Made- zoon genoegen te doen, die den bankier „Het is jammer dat het dwaze kind steeds was door het tragisch einde van
leine's hart had als gids gediend en dat onder zijn beste vrienden telde, en even- haar hart op dat jongmensch heeft Anselme Géroux.
van miss Percy had zich laten verteede- eens haar kleindochter aangenaam te gezet...." fluisterde zij spijtig. De oude barones was buitengewoon
t«n. Nu schrikte de goede vrouw van zijn, die in weerwil van. gemis aan be- „Wien bedoelt u," vroeg de baron ontsteld door deze anonyme bedrei-
baar zwakheid, zij gevoelde haar plicht haagzucht toch niet geheel onverschil- haastig. gingen, die als een zwaard van Damoc-
verzaakt te hebben, maar ze had lijde- lig kon blijven voor Fernand's bekende „Wel, Gilbert de Marsan!.... Ik les zouden blijven hangen boven het
lijk gehoorzaamd aan het gebiedend galanterie. schreef je immers, nietwaar, over deze hoofd van haar zoon
▼erlangen, dat het jonge meisje haar Madeleine kon niet huichelen en haar neiging, die men aan Madeleine toe- Ze kon de gedachte ook niet uit haar
zwijgend had te kennen gegeven, want grootmama voor haar ijverige zorg schreef," zei de barones en een straal hoofd bannen, dat ieder oogenblik een
in haar bijna grenzenlooze goedhartig- bedanken. Ze vond het zelfs ver van van vreugde vloog over haar gelaat, ontploffing plotseling het huis en zijn
beid was ze niet in staat haar te weer- aangenaam vroeger nog dan zij ver- „V/at komt het er op aan Gil- bewoners in de lucht kon doen vlie-
ataan. wacht had blootgesteld te worden aan bert de Marsan is van een gruwelijke gen.
„Dit h de gevangenis," zei ze, toen de hofmakerij van een jongen man die misdaad beschuldigd en het is lang Haar rust was weg en weken lang
as aft baar mijmering opschrikte. Wat haar onverschillig was en die door de niet zeker dat hij zich van die beschul- VOnd zij de kalmte niet terug, zonder
klonk dft woord somber in haar ooren omstandigheden haar zelfs antipathiek diging zuiveren kan." welke alle genot vergald wordt
wat deed het haar eerlijk hart ont- werd. „Denk je, dat hij veroordeeld zal
De barones merkte wel op, dat het be- worden XV-
richthaar kleindochter weinig genoe- „Dat hangt van de jury af en van nog
■teilen
Madeleine gaf een bevestigend tee
ken met het hoofd, terwijl ze mompel- gen deed.
ie:
veel andere dingen. Niemand kan voor-
Het lag echter niet in haar plan daar- zien in welken zin het oordeel uitvat.
Na het ontbijt ging Madeleine met
miss Percy uit om eenige inkoopen te
„Daar Is hij!—Daar is hij!" mede rekening te houden. Zij hield zich De baron zweeg even en ging toen doen. Zij wilde tegelijk mevrouw de
Dit bezoek was het doel van haar dus alsof zij er niets van bemerkt had. voort
tocbt, nu ze den volgenden dag zouden
{jaan vertrekken. Hem niet meer te kun
nen zien, hem geen vaarwel te kunnen zich naar haar vertrekken te gaan
toeroepen, hem niet te kunnen bemoe- waar miss Percy haar reeds was voor-
digen, zijn tranen niet kunnen drogen gegaan.
was al hartzeer genoeg. De baron en zijn moeder bleven dus
Zij wilde tenminste een oogenblik de- alleen,
se akelige gevangenis zien-, waartoe de Dadelijk veranderde de barones van
toegang haar verboden was. toon.
O, wat gaf deze pelgrimstocht haar Met een vertrouwelijk, bijna geheim
Marsan bezoeken om haar zoo spoedig
Madeleine, die er in haar elegant reis- „Maar zeg mij eens, mama, wie heeft mogelijk een bewijs van sympathie te
costuum zeer bevallig uitzag, haastte u over de neiging van Madeleine voor geven.
de Marsan gesproken Daar zij vreesde niet ontvangen te
„Mochelier zelf, Anselme Géroux zullen worden had zij zich aangediend
had hem geschreven, zei hij." in woorden, die geen twijfel overlieten
„Die oude verrader," mompelde de omtrent haar toestand en haar gevoe-
baron vol walging. lens.
„Ik was er zeer ontsteld over, want Toen mevrouw de Marsan het briefje
mevrouw Mochelier verontrustte zich Van het jonge meisje las, had haar een
zeer over dit bericht. Ik heb haar ech- zekere verrassing getroffen. Zeker, zij
«en smartelijken troost. Zij had dien zinnig gebaar sprak zij fluisterend, uit ter verzekerd, dat dit niets was dan was niet onbekend metde wederzijdsche
▼olbrseht, zooals men naar het kerkhof vrees van gehoord te worden „Ik kinderachtigheid." genegenheid tusschen haar zoon en de
gaat om op het graf zijner geliefden heb je groot nieuws te vertellen."
bloemen te brengen, er te bidden, er De baron zag verschrikt op.
tranen te storten. "„O, verontrust je niet, Antoine, wees te zeggen, mama
Miss Percy begreep «Ut alles zonder kalm.
dat Madeleine haar er over 3prak, tenzij Het is goed nieuws, ten minste gerust-
„Dat is gauw gezegd! Enfin, het is dochter van baronVolcaster.Gilbert had
diplomatiek. Hebt u mij niets anders haar zijn hart blootgelegd, te voren ze-
te zeggen, mama," vroeg de baron ker,dat hij de goedkeuring zijner moeder
plotseling. zou verkrijgen, terwijl hij geen redenen
„Ja, toch wel," antwoordde de ba- had zooals Madeleine om te zwijgen.Het
met de oogen, die een taal spraken stellend," hernam de barones met een rones, verdrietig wordend onder dat meisje had Gilbert's moeder niet meer
waarin de harten elkaar ontmoetten fijnen glimlach. gemis aan vertrouwen bij haar zoon. dan twee of driemaal ontmoet bij
terwijl de lippen gesloten bleven. „Ik ben volkomen kalm, mamaEn terwijl ze kort bij hem kwam, mevrouw Richeroy. Mevrouw de Mar-
De Engelsche wilde verder gaan uit „Ja, dat weet ik, je bent de koelbloedig- fluisterde zij hem in het oor: san ging weinig uit en kwam niet in
vrees dat Madeleine zou worden gezien. fceid in persoon, het is de koelbloedig- „Mevrouw Mochelier heeft mij ver- gezelschappen.
„Nogeen oogenblik, Percy," fluister- heid van mijn vader zaliger, die je teld dat haar man kort geleden een „Madeleine..- Beste Madeleine,",
de Madeleine zoo zacht mogelijk. schijnt geërfd te hebben..—" ongeteekenden brief heeft ontvangen had zij met diepe ontroering gefluisterd,
De barones vond er genoegen in waarvan hij Charles Hublay verdenkt en dadelijk had zij met het oog op de
haar zoon te vleien door hem te verge- de schrijver te zijn - komst van het jonge meisje haar beve-
lijken met haar vader, met haar en met Later is echter gebleken dat deze len gegeven.
haar echtgenoot, den rijken reeder, erdenking ongegrond was." Mevrouw de Marsan was juist her-
weeglijk, eenigszins voorovergebogen wiens koelbloedigheid gezegevierd had De baron werd nadenkendhij was stellend van een zware ziekte, die haar
als een blank marmeren standbeeld, dat over alle moeilijkheden, zelfs in de getroffen door de overeenkomst. leven in gevaar gebracht had.
over de tombe gebogen, gekromd vreeselijkste stormen die hij op den „Ik heb ook een naamloos schrijven ln deze omstandigheid had men de
schijnt door de smart. Het werd nood- Oceaan had moeten doorstaan. ontvangen," zei hij onverschillig en gevangenneming van Gilbert zorg-
Nog eens liet de gouvernante zich
vermurwen. Zij staarde het jonge meis
je met droevige blikken aan.
Madeleine stond daar zwijgend, onbe-
zakelijk haar aan haar droeve over- De baron was ongeduldig geworden met een spottenden glimlach,
peinzingen te ontrukken, want in de en zou de vleierij zijner moeder kort De barones schrikte hevig,
nauwe straat, die tot nog toe verlaten afgesneden hebben toen de douairière
was geweest, deed zich het geraas van zonder eenige verdere inleiding her
een naderend rijtuig hooren.
Gebroken, bijna bezwijmend greep
nam
„Daar heb je me niets van gezegd
,,'t Was de moeite niet waard."
Maar
vuldig voor haar verborgen gehouden.
De jonge man had zijn moeder geschre
ven, dat een gewichtige zaak hem ver
plichtte te Louville te blijven. En de
inhoud van dit schrijven, door den heer
.Fernand Mochelier wil de zaak door- Het is een onnoozele, die meent mij Richeroy bevestigd, gaf geen aanleiding
Madeleine den arm der gouvernante, zetten. Hij houdt bepaald veel van bang te kunnen maken of zich op mijn tot eenigen twijfel, wijl Gilbert's positie
terwijl ze nog fluisterde„God zal hem Madeleine." —j—i,..»1j_t.i~
redden."
De beide vrouwen verwijderden zich
in de richting eener naburige kerk. Ma
De baron fronste de wenkbrauwen.
„Als je het goedvindt, Antoine,
kan het huwelijk in het voorjaar geslo-
deleine wilde~daar binnen gaan om zich ten worden."
te herstellen van haar ontroering, haar „U gaat wel een beetje haastig te werk zei dé baron ironisch,
tranen te drogen en voor Gilbert te bid- mama. U zult ernstigen tegenstand bij De barones huiverde.
kosten te kunnen amuseeren." hem meermalen noodzaakte afwezig
„En waarmee hebben ze je gedreigd?" te zijn en soms langen tijd.
„Mij in de luchtte laten vliegen door Toen de geneesheer het echter toe-
dynamiet of mij te worgen in het don- stond meende men haar het schrikkelijk
ker op een of andere eenzame plaats," nieuws te moeten meedeelen.
Het was mevrouw Richeroy, die zich
er mee belast had de arme moeder deze
den Madeleine ontmoeten, ik waarschuw u.'l „Dynamiet," mompelde zij. „Dan vreeselijke tijding over te brengen, en
Toen het jonge meisje een half uur la- „Mijn hemel, dat weet ik wel.... zijn het dus anarchisten en geen per- zij had zich met den meesten tact van
ter v/eer thuis was, greep zij de beide Maar wij zullen er samen wel in slagen soonlijke vijanden deze moeilijke zending gekweten. Toch
handen der gouvernante, omhelsde dezen tegenstand te overwinnen, want „Waarom Die machines kan iéder- trof de arme moeder die tijding als een
haar met aandoening als in de jaren je zult me daarin steunen, niet waar? een gebruiken," spotte de baron. donderslag. Verscheidene uren lang bleef
der jeugd en sprak met bijna verstikte Het gaat hier om een schitterend huwe- „En heb je geen maatregelen getrof- zij onbeweeglijk en versuft zitten of
lijk, dat je dochter gelukkig zal maken fenè" staarde met verwilderden blik voor
stem
„O Percy, wat ben ik je dankbaar en haar zoo mogelijk nog op een hooge-
De Engelsche glimlachte droevig, ren trap in de maatschappij zal plaat-
Madeleine had haar alles bekend zonder sen."
iets te zeggen. Dit was de eenige beken- De baron zweeg.
„Je antwoordt niet. Antoine," zei
de barones ongerust.
En angstig ging zij voort„Zijn je
„Alle maatregelen zijn genomen om zich uit.
mijn veiligheid te verzekeren." Men vreesde zelfs voor haar verstand,
„En de onze Die van je dochter en voor haar leven,
van je moeder Gelukkig kwam eindelijk de heilzame
„Die worden niet bedreigd, noch reactie in een stroom van tranen, die
de eene noch de andere." haar hart verlichtte, dat onder den
„Wij wonen onder hetzelfde dak. vreeselijken Slag als verpletterd was.
ideën daar ginds op het platteland De anarchisten zijn vijanden van het De smart evenwei bleef in al zijn
misschien gewijzigd kapitaal, of liever van degenen, die felheid, tot eindelijk een straal van
„Laat die veronderstelling toch ach- het hun onthouden." hoop in haar hart doordrong,
sou het heerlijke lenteweer slechts kort terwege mama. Sedert wanneer acht „Ik betwijfel geen oogenblik, dat Zij had verscheidene Vrienden, die
duren. Baron Volcaster, zijn dochter en u mij vatbaar voor invloed van welken zij er in betrokken zijn, maar ik maak het haar niet aan troost liefen ontbre-
miss Percy kwamen te Parijs aan onder kring of omgeving ook Sedert wanneer mij niets ongerust. Het is eenvoudig ken, maar het was vooral bij God, dat
hevige regenbuien, die meer in overeen schijnt mijn verstand u niet meer onaf- grootspraak, waar men het best doet zij troost en opbeuring zocht en vond.
stemming waren met de droevige stem hankelijk en sterk genoeg om richting geen acht op te slaan.' In de lange eenzame uren van den nacht
ming van Madeleine. te geven aan mijn denkbeelden," Maar de baron had deze woorden zon- vooral vroeg zij God om kracht en be
tenis die de gouvernante in haar positie
kon aannemen.
XIV.
Vólgens voorspelling der pessimisten
De oude barones was zeer verheugd vroeg de baron fier.
haar zoon en kleindochter terug te „O, je moet mij niet verkeerd be
Zien. Zij vond evenwel Madeleine zeer grijpen.
verbleekt en aarzelde niet haar kwij- 't Was eenvoudig scherts. Je energie
nend uitzicht toe te schri'ven aan het ke wil heeft altijd mijn bewondering
weinig opgewekte leven „at zij in die gewekt. Alleen je vertroetelt Made
akelige provinciestad ge eid had. leine, en wie zou je daarvan een verwijt
7.ij vdlda tirh er s>eg belasten de maken? -Hto a&o'ae dochter en zoo voering te verhinderen.
der gloed of overtuiging gesproken. rusting. Ook bad zij voor haar zoon,
Verre van zijn mama gerust te stel- dat de vreeselijke dwaling mocht opge
ien, scheen haar deze gemaakte onver- helderd worden.Wanneer ondanks haar
schilligheid zeer gevaarlijk. groot vertrouwen als christin en moeder
Het was volgens haar meening wijzer ze een oogenblik dreigde te wankelen
geweest die bedreigingen als ernst op te onder den zwaraa last van het ver-
atten en niets te verzuimen om de uit- driet wanneer zij, ontzenuwd door hé*"
Jp"»ge wachten an fh vreeselijke an si"'"
twijfelde of die beproeving zou eindigen,
of de vreeselijke verdenking van Gil
bert zou weggenomen worden, dan
vooral gevoelde zij behoefte om den
blik naar Boven te wenden.
Mevrouw de Marsan boezemde ieder
een een diep medelijden in en een ver
eering, die gerechtvaardigd werd door
haar grootheid van ziel en de gelaten
heid waarmede zij haar leed droeg.
Ze was een vrouw van ongeveer vijf
tig jaren, groot en nog slank van gestal
te Ze moest vroeger schoon geweest
zijn zij had den adel der geboorte en
de bekoorlijkheid der van nature beval
lige vrouw bewaard, een bekoorlijkheid,
die de verdrijving van meer vergankelij
ke aantrekkelijkheden had overleefd.
Sedert zij de vreeselijke waarheid had
vernomen, die haar een nog vreeselijker
leugen toescheen, had zij een marteling
verduurd, die al de smarten van haar
leven in hevigheid te boven ging.
„Schuldig? Hij, schuldig? Als hij
het zelf verklaard had, als hij er de
meest overtuigende bewijzen van had
gegeven, zou zij nog geweigerd hebben
het te gelooven om hem nog altijd te
kunnen liefhebben.
O, zeker, hij was onschuldig. De schul
digen waren zijn rechters, die moesten
gestraft worden
En toch ze was zoo goedhartig met
haar echt vrouwelijke smart en moeder
lijke teederheid, di* zoo verheven
sprak uit haar blik en uit den droevigen
glimlach, die haar verwelkte trekken
nu en dan verlevendigde en haar een
treffende schoonheid verleendede
schoonheid der ziel.
Illusies Zij had ze nog, de arme
moeder, ze bewaarde ze ondanks de
opgedane ervaring, de teleurstellingen
en moedig doorstane beproevingen.
Zij bewaarde ook het vertrouwen en
de hoop, gezellinnen der liefde, de
schitterende deugden, die de meest
sombere toekomst verlichten met een
straal van Boven.
„Neen, Gilbert kan niet veroordeeld
worden, dat zou een wettiging zijn
van het gruwelijkste onrecht. Moge
de mensch aan dwaling onderhevig
zijn en zoo dikwijls zich vergissen in
zijn oordeel, God weet in Zijn Eeuwige
Rechtvaardigheid vroeg of laat dit
oordeel te wijzigen."
Zoo dacht de moeder. En dit ver
trouwen op God hield haar staande te
midden van de vreeselijke smart. Dit
maar ook dit alleen was de oorzaak, dat
zij niet onder haar leed bezweek.
't Was treurig in haar huis. Hoeveel
droeviger moest het echter in de cel
van Gilbert wel zijn. Arm kind, wat
had hij toch gedaan om zoo streng door
het leven behandeld te worden, hij
het toonbeeld van een zoon, die
zijn moeder ondersteunde en zich
opofferde met een zeldzame kinderlijke
liefde.
Zij zag hem in haar geest in de wieg,
zij zag hem de eerste schreden doen.
Ze doorleefde in haar gedachten heel
zijn jeugd opnieuw.
O, ze was nu ver weg, deze zoete her
innering, en toch zoo nabij, omdat ze
rustte op den bodem van haar hart dat
nooit vergeet 1
Betooverd door deze herinneringen,
scheen haat het tegenwoordige minder
moeilijk te dragen. Zij zou daardoor zijn
aanstaanden terugkeer kunnen af
wachten.
Verdiept in deze gedachten, die zoo
smartelijk en troostend tevens waren
hoorde zij een rijtuig voor de deur harer
woning stilhouden.
„Wacht mij een oogenblik, lieve
Percy," zei Madeleine, terwijl zij uit
het rijtuig stapte.
Volgens de bevelen van mevrouw de
Marsan, die door het aangekondigde
bezoek bizonder getroffen was, werd
het jonge meisje onmiddellijk bij haar
binnengelaten.
Toen zij haar zag binnentreden
kwam mevrouw de Marsan haar met
uitgestrekte armen tegemoet, terwijl
haar gelaat een hevige en toch zoete
ontroering verried.
„O Madeleine, hoe zal ik je danken",
riep zij, terwijl zij het jonge meisje aan
haar hart drukte, alsof het haar doch-
vm.
Wsodt.
Het landhuis Steenpark bij Antwer
pen was in het jaar 1620 een prachtig,
vorstelijk verblijf meer een slot dan
een villa De bezitter was dan ook een
der rijkste mannen van Vlaanderen, een
der machtigste diplomaten, een levens
lustige epicurist en een der- meest ge
niale kunstenaars. Het was niemand
minder dan Peter Paul Rubens.
Steenpark was het zomerverblijf
van den grooten meester, zijn museum,
zijn lievelingsbezit, een waar kleinood
van bouwkundige schoonheid, van
kostbare verzamelingen van alle soort,
van schilderijen en van vorstelijke
weelde, en vol van geschenken die de
aanzienlijksten van alle landen, den
grootsten schilder van zijn tijd hadden
vereerd. En het slot zelf Hoe zal men
dat beschrijven Die gevels, die in
kleuren uitgevoerde erkers, die ven
sters door arabesken omgeven met de
prachtige gordijnen en het geheel aan
twee zijden begrensd door diepgroen,
stil water, waarover slechts aan één
kant een brug voerde en verder een
boschaohtig, dicht en goed onderhou
den park met wuivende reuzenboomen
en geurige boschages.
Aan een der ramen, die op den groe
nen overvloed van een door den zomer
wind bewogen reusachtigen linde
boom uitzagen, leunde de statige man
zelf met den licht gekroesden baard,
het glanzende volle hoofdhaar, het
donkergroene, rijke en gemakkelijke flu-
weelen kleed, en hij las een met zegels
en vergulde randen voorzien perka
ment.
Naast hem zat in een breeden leun
stoel een verblindend schoone jonge
vrouw in een wit atlaskleed met wijde
plooien en gekroesd gouden haar op het
voorhoofd. Rijke kant bedekten schou
ders en polsen. Zij had de oogen half
gesloten en bewoog langzaam met de
rechterhand een waaier door het vlie-
gengezoem van het siëstauurtje. Met
welbehagen ademde zij den geur van
den jasmijnbloesem in en alles aan
haar toonde genoegen, behaaglijkheid
en geluk. En het was of zij een spiegel
vormde, die van den statigen man te
genover haar al déze eigenschappen
weerkaatste. Beide waren ook inder
daad één, Peter Paul Rubens en zijn
beminde, om haar schoonheid be
roemde, levenslustige echtgenoote He
lena Froman.
De meester echter las van het ver
sierde perkament„Carolus, door Gods
genade koning van Groot-Brittanje,
Frankrijk en Ierland, verdediger van
het Geloof, enz.- aan alle koningen,
prinsen, hertogen, markiezen, graven,
baronnen grooten des rijks, heeren en
edelen, wlen deze brief onder de oogen
komen zal, groet 1
Wijl de mensch niets schooners kan
doen dan verdienste waardig te beloo-
nen en onze rijkdom niets hooger ver
mag dan dit te kunnen, daarom hebben
wij uitgekozen den besten en edelsten
onder allen, den heer Petrus Paulus
Rubens uit Antwerpen, secretaris van
den bijzonderen raad in Vlaanderen,
raadsman van den koning van Spanje,
cavalier in dienst der Infante Isabella
Clara Eugenia, onzen hooggeëerden
en verdienstelijken vriend, die ons
bijzonder lief en waardig is en ook
in zeden, wijsheid en kennis een schit
terend voorbeeld voor ons geheele hof
die zich ook zeer verdienstelijk heeft
gemaakt door den vrede tusschen ons
en zijn koning tot stand te brengen. Wij
verleenen daarom den genoemden Pe
trus Paulus Rubens naast zijn vroege-
ren adel nog de waardigheid van ridder
en geven hem gaarne dezen titel, die
hem toekomt, en vereeren hem tevens
den degen, waarmede wij hem tot rid
der geslagen hebben. Ook hebben wij
besloten, opdat hij zijn nakomelingen
een duidelijk teeken onzer gunst zal
kunnen nalaten, het wapen van gezeg
den meester te vergrooten met schilde
ringen aan ons eigen koninklijk wapen
ontleend, zooals een gouden leeuw op
een rood veld, gelijk bij dit schrijven is
ftFf-fOQgé, m genoemde
PetrtKs Pautus Ftüt>ens en zijn nalco-
mehngen uTeen wettig huwelijk zich
voor alle tijden van dit wapeti mogen
bedienen.
Gegeven in ons paleis van NA/estmin-
ster in het 6e jaar onzer regeering in
1620. Carolus, koning.
Rubens keek zijn vrouw glimlachend
aan en deze liet den waaier zakken en
glimlachte eveneens. Hij kon niet fier
der worden dan hij reeds was, want eer
en lof en de hoogste gunsten regenden
als het ware dagelijks op hem af als
lentebloesem. Dit koninklijk schrijven
echter was een rijker glans dan er ge
woonlijk in het leven eens kunstenaars
valt.
„Dat zal weer opzien baren in de
stad," zei de schoone vrouw niet
trotsch maar vergenoegd. „Dezen ko
ninklijken brief moet je vandaag het
geheele gezelschap voorlezen, Pieter."
„Er komen velen naar Steenpark,"
sprak de meester tevreden, terwijl hij
den brief open op de tafel legde.
„Zeker, wel dertig," antwoordde
Helena en zette zich onbewust in nog
meer gracieuse houding", terwijl zij het
hoofd naar achteren boog, zooals zij
wist, dat haar schilder het gaarne zag.
„Is dit niet een schoone dag En be
ijvert heel Antwerpen zich niet om zijn
Rubens te huldigen Acht men het niet
een bizonder voorrecht in het heerlijke
park van zijn villa een zomernamid
dag door te brengen
„Er is ook inderdaad geen lieflijker
plekje in het land," zei Rubens, ter
wijl hij naar buiten in het groen keek.
„De planten schijnen zich te verheugen
dat zij hier bloeien en dringen over
vloedig op< de bloemen geuren hier
zoeter dan ergens anders, zou men
meenen. En de menschen, die uit de
stad hierheen Romen, zijn de voornaam-
sten die daar wonen. Het is ook een
vroolijk gezicht, als de rijke koetsen
en draagstoelen op de plaats in het
rond staan en de rijen trekpaarden in
de stallen hinniken, als de gegalonneer
de bedienden der gasten onder de groo
te linde aan de poort hun vroolijken
wachttijd doorbrengen."
„En niet alleen Antwerpen zendt ons
zijn gasten," sprak Helena glimlachend.
„Zij komen uit alle landen. Wie komt
uit Spanje, uit Frankrijk, uit Engeland
hier in de nabijheid, die het slot van
meester Rubens niet bezocht Die niet
een vriend zocht om hem hier In te lei
den en voor te stellen opdat hij
zijn lofuitingen kon doen hooren."
„En jou zijn huldiging,"voltooide Ru
bens. Dit was geen vleierij in zijn mond.
En Helena nam die woorden dan ook
op als sprak het van zelf. Zij was niet
ijdel in de ongunstige beteekenis van het
woord. Zij had een hart en een ziel als
een zomerdag zoo klaar, zoo onbewolkt.
Als een prachtige vlinder over een land
schap, zoo leefde zij vroolijk daarheen,
evenals haar echtgenoot. Want ook
zijn bestaan was zonder schaduw. Het
leven opende zich voor hem gelijk een
geurende roos in haar hoogsten bloei.
Nu stond vrouwe Helena op. Zij
had de stemmen harer dienstmaagden
uit de groote keuken gehoord en moest
haar bevelen geven omtrent het maal.
Rubens ging weer naar het raam en
zette zich in de breede vensterbank.
Daar klonken stemmen bulten.
Aha, dat was de stem van den jon
gen Franschen schilder Renê Savien,
die met den wakkeren van Bree van
daag reeds vroeg naar Steenpark was
gekomen, en dien de meester als gast
had vastgehouden, want de eenigszins
teruggetrokken jonge man met zijn
eerlijken oogopslag beviel hem, te meer
wijl hij nooit ijdele woorden sprak.
Rubens leunde met het hoofd tegen
het vensterkozijn en was onwillekeurig
getuige van hun gesprekken.
„Dus houdt u meester Rubens niet
voor den grootsten meester die er
leeft," vroeg mijnheer van Bree met
zijn zware stem.
„Voor den grootsten meester, die
er leeft Misschien," sprak een zachte,
diepe stem.
Het was die van den jongen Franschen
schilder. „Misschien is hij het. Maar
niet voor den grootsten meester, die
leven kon. Kijk, zijn schilderstukken
zijn pr#°-Ltig en grootsch van opvatting
van uitwerking en Kleuren. Alles Is
in zijn volle pracht, in zijn weelderigsteni
glans. Er ontbreekt hun echter ik
weet zelf niét hoe ik het uitdrukken zal,
w«t hun ontbreekt, of wat zij te veel
hebben. Of het een gebrek of een over
vloed is, wie zal dat bepalen
U hebt in Brugge wel het beeld der
Madonna met het Goddelijk kind vaii
Michel Angelo gezien? Het Kind Je-
zns staat op de buitenste plooien vari
het kleed Zijner Moeder. Hij schijnt de
menschen in de diepte onder hem te
beschouwen, die Hem eens aanbidden
zullen. Met één handje echter houdt Hij
zich aan zijn moeder vast. De H. Maagd
heeft het echte Oostersche type. Zij is
ernstig en schijnt de smarten der toe
komst te vermoeden, zij overweegt dia
en onderwerpt zich daaraan geheel.-
Over het geheele meesterwerk ligt
een adem der eeuwigheid. En meester
Rubens? Meester Rubens zou iets
dergelijks kunnen scheppen misschien
Zijn historische schilderijen ter eere
van Maria de Medicis en al de uda
helden zijn het meest grootsche wat
men kent, dat is zoo. Deze reusachtige
beelden zijn onvergelijkelijk in kracht,
compositie en kleur. Ha, het prachtige
mengsel van Olympische goden en
gepantserde helden, koninginnen, hove
lingen, tritonen en najaden, gravinnen
die in fluweel bijna ver-drinken o,
deze stroom van gloeiende kleu-en,
deze buigingen der kolossale figuren
ja, Rubens is de grootste der levende
meesters."
Rubens had deze woorden, die hem
niets nieuws verkondigden, ongeveer
zoo gehoord, zooals men een of ander
dof geruisch hoort. Toen de sprekenden
zich verwijderden, sliep, hij reeds vast:
H.
Hij werd gewekt door een vroonjk
gelach en heeren en dames omringden
hem.
De gasten begonnen zich te verzame
len en spoedig was Steenpark vol lust
en vroolijkheid. Het gezelschap geleek
een caleidoscoop met telkens afwisselen»
de beelden. In de kamers, op het terras
en in het park bewoog zich het onge
dwongen, vroolijke volkje. Het kasteel
van den meester was een tooverslot
waar alles anders was dan daar buiten
veel schooner, rijker, vrijer, zorgelgo-
zer en lichter.
Geen hart kon zwaar blijven in deza
lichte atmosfeer, waar zooveel schoon
heid, vreugde en geest samenkwameni
Zelfs de vele Spanjaarden in hun don
kere hofkleedij wierpen met hun deftig*
heid een hoogeren glans op de Neder-
landsche vroolijkheid.
In purperen gloed neigde zich de zon
ten ondergang.
Een bediende gaf de dame des huizes
een teeken, dat hij een boodschap voor
den heer had. Een paar gefluisterde
woorden van vrouwe Helena deden
Rubens zich van een in het gras gele
gerde musiceerende groep afscheiden
en op het leege terras komen. Hier volg
de hem de bediende, die hem een pas
aangekómen bericht overreikte.
Toen Rubens deze las, schitterde zijn
schoon gelaat in een zeldzamen glansj
Het was echter niet het zonlicht, dat een
vriendelijk landschap overstroomt, het
was als het gloeien van een brand, die
zich in een diep water spiegelt.
Een oogenblik sloot de meester de
oogen en hield het blad in de onbeweeg
lijke hand. Het was alsof hij een verren
weg in het verleden moest afleggen, als
of een lang verwacht en gehoopt uur
gekomen was,dat hem had overweldigde
En toch was het papier, dat Ruben?
in de hand had, een eenvoudige bood»
schap voor hem, als een lid van het ge»
recht van Antwerpen, dat voor het
oogenblik het opzicht over de gevang©»
nissen der stad had.
Het was de aankondiging, dat da
graaf van Mondecar, de majoor der-
Spaansche ruitergarde, die Vlaanderen
aan Frankrijk had willen verraden en-
verkoopen, eindelijk in zijn schuil
plaats in een klein plaatsje aan da
Schelde gevonden, gevangen genomen
en in de gevangenis van Antwerpen op
gesloten was. Aan Pieter Paul Rubens
was nu de taak bevelen te geyen voot