|^ll|-i_
"l-ff Ifessïin-s-s Hafsi si
a S.-8 i* Sa I?°-S-S^S!b i
Hl-i
^sl
_lf lllfg-f s
^|l:il|iis|
Of
VOOR DE.
riei/ A r
u.
r n
ut
Hrl\
DE SCHULDIGE r—
w£
TO
Uit den Moppentrommel.
^E3ÏIEaiSllSI8EllBIIIie8liS!lBigE:3IBISigis:iSIBa3UISS31illSIBSIEllBElllBi:31E!l!!Elll8llliBBI!31IIIIIIISIIIiBIIIir JllinSlüliliailHlliaillllllllinBI^C
CU-
r*1 Vr-t
h N
c E-SiJ;*
"«la ISiissasss#
v O S 5^
ip.3
2s°.s°fe52 £-sc-.e
bl 2^*0 .§XJ
12 HlSij v. S£ >-sfl 2*5 uc~ s
i m V <11 ;-*. m -
cö
i ctj
1"! 1 "g.a vil <5 §.t;|^:§s g v <u S S-s^-S-g
J3 c-c E NJ* y-ss N y cri NAtC^'sé'g a StJ-S
CJ
W!!„
"5
oj o-> CJ
u
tT^{ o cs
g"o
"ös5SJ
N a
5 <-<
N o c
co 5 S 73
-$<ȣ
U-3
«■"H &f;s|.s3
-1
H S fee
„,u3-°-S o b.,T3 o
aj—5 £a e h
cj S cuv a-a v
hr.G-V fl NUrfÖ-Ö
*^J
'O
u&
V V
CG
:o a
g-
O C
a v
t-g
c.!!ï
f -
M a
«UU
M«g
«-8*5
^x5>
«■g
g|g
■a a o
a>a u
Sa
W 1)
-S N-P
- bi' -+-*
a BT3.S2
ftdS g.s
Sly >*S
"S «.gig
U*cjT3 d
.^hSw
~<V &c c S
(L»'W .^trC-D
<U 13 W-q 4J 01*9 w I
N.S g i- a'cj"0 3
o J3a>óc« 2^^
aa» s&s >-S N >'ct3 I
S s»
3
uj -ae
Ü- es
fe:
dj
0) OJ'O n
7? .-
4J c d
C OJ O) rtj
oz-o S
S
55?
iaIS
5? r
:pp
AA*
S-* 2
43 a
cS
'O jü s
1,3T^
bcra
g
g~
B M"3
c
g -TJ
2&i£
ij O
P-c O
S/g^
- O
N
•O
rt m
- G,Td
S o»
4i^
i>
«-5
Sc -a
O a - - „iajï K tr B
4i a «5W t. j; ®c>
genoeg om de armen In hun lijden te
hulp te komen.
Malda, een weduwe en moeder van
een achtjarig knaapje had als eenig
eigendom een koe, waarvan zij dage
lijksch de melk verkocht. Malda was
ernstig ziek geworden de kleine Pierre
verzorgde haar zoo goed hij kon Dage
lijks ging hij nu met de melk door de
dorpsstraten om van de opbrengst
zijn moeder het noodige te kunnen
verschaffen Laura kende den droeven
toestand waarin de arme vrouw r^ch
bevond. Meermalen had de kleine Pier
re zijn handen met brood en vleesch
vol gekregen; maar steeds moest de
pachtersvrouw daarbij zeer op haar
hoede zijn. Wanneer haar echtgenoot
haar vrijgevigheid bemerkte, waren
hevige verwijten het loon voor haar
goedheid.
Op zekeren morgen kwam Pierre
snikkend op de pachthoeve. Het dier,
dat zfjn moeder en hem zoo lang voor
gebrek bewaard had was ziek gewor
den en deze slag zou de ongesteldheid
van zijn moeder zeker in hevigheid
doen toenemen.
,,Heb je d'r met je moeder al over
gesproken vroeg Laura onmiddel
lijk
,,Neèn, nog niet," antwoordde Pierre,
terwijl hij zijn pet tusschen de vingers
frommelde. „Toen ik zag dat het dier
wat mankeerde, haastte ik mij om
U te vragen wat ik nu doen moest."
„Welnu, ga stil naar huis terug maar
zeg vooral niets tegen je moeder, dat
Zal haar te zeer verontrusten. Binnen
een paar uren kom ik met een knecht
kijken wat het dier scheelt."
Opgewekt ging Pierre heen, wel we
iend dat alles wel terecht zou komen,
als de goede pachtersvrouw de zaak
:ln handen had' Was het dier verloren,
Üan schafte zij wel anderen raad.
Het vonnis, dat de knecht over het
aüier velde uidde dat het nog slechts
Enkele dagen te leven had. In den
grootsten angst hoorde de kleine deze
jobstijding aan. Laura stelde hem aan
stonds gerust. ,Ik zai i eiken morgen
dezelfde hoeveelheid melk laten bren
gen die je altijd in het dorp verkoopt,"
luidde haar belofte en zij hield ook
woord.
Fens ontmoette Reinald de dienst
bode met de kan op den drempel.
Ruw en koud klonk zijn stem, toen hij
haar vroeg waarheen zij zich begeven
wilde. „De melk," zoo wendde hij zich
nu tot zijn vrouw. ,,is niet bestemd
dm door een ander verkocht te worden
en ik zie niet in waarom ik de opbrengst
ervan aan vagebonden en luiaards, die
nergens anders goed voor zijn dan om
het geld van een ander te verkwisten,
zou moeten afstaan."
„Het zijn geen vagebonden, geen
luiaards," waagde Laura in te breng'en.
„Het arme mensch is ernstig ziek en
haar eenig zoontje is een braaf en
eerlijk kind beiden zijn belangstel
ling en hulp dubbe1 waard. Ik dacht
dat wij, die zoo over de ziekte van
onzen Ferdinand treuren, wel wat be
langstelling in het lijden van onze
naasten mochten toonen."
„Prachtig gesproken," stoof Reinald
woedend op. „Mij duakt integendeel
dat ik al genoeg aan mijn eigen droef
heid heb. ik behoef er de bezorgdheid
voer anderen niet aan toe te voegen.
Maar je hebt gelijk met mij over Fer
dinand te praten, hij ziet er nog bleeker
en neerslachtiger uit dan gisteren
Br den dag verergert zijn kwaal en
onderwijl heeft zijn moeder blijkbaar
nog tijd om zich met anderen te be
moeien. Geloof mij, je deed beter
dat gij uw eigen kind wat meer ver
zorgde. Men beweert, dat de moeder
somtijds slaagt, waar de wetenschap
faalt en de dokter heeft mij gezegd dat
er weinig hoop op beterschap bestaat."
Zonder dat hij het zelf bemerkte,
had hij bij deze laatste woorden een
geheelen anderen toon aangenomen
en tv/ee groote tranen vloeiden uit
zijn oogen.
„Is het waar," vroeg Laura ver-
bleekend, terwijl zij op haar man
toetrad„je overdrijft, is 't niet
omdat ie vindt dat ik verkeerd deed
toen ik Ferdinand even alleen liet
Maar hii süen rustig in zijn bedje ik
had Louise gezegd dat zij bij hem blij
ven moestje weet dat Louise voor
zichtig en bezorgd is en dat men haar
alles toevertrouwen kan. J e hebt
het mij zelf dikwijls gezegd Zeg dan,
dat je overdrijft, dat Ferdinand geen
ernstig gevaar loopt
„Geen onmiddellijk gevaar, dat mag
ik zeggen," antwoordde Reinald, wiens
toorn bij de gedachte aan zijn zoontje
in diepe smart veranderde. „Zooals
de dokter zegt is het nutteloos den
kleine nog met medicijnen te kwellen.
We moeten hem met rust laten en
niets weigeren van wat hij te eten of
te drinken vraagt. Je weet nu even
goed als ik dat er bij dergelijke raad
gevingen van een dokter weinig hoop
meer overblijft."
Laura zuchtte diep. Zooals haar
man voorspeld had zij vond den
kleine nog bleeker dan den vorigen
dag. Zij kleedde hem aan en bracht
hem weer op zijn geliefkoosde plaats
aan het venster.
Reinald zat met een somber gelaat
in een hoek en volgde met de oogen
de bewegingen van zijn vrouw, maar
zeide geen woord.
„Reinald," begon zij met zachtheid,
maar op vasten, resoluten toon, „Fer
dinand ligt hier rustig en goed, hij
heeft aan niets behoefde. Louise zal
bij hem blijven en zich met naaiwerk
onledig houden. Omdat je niet wilt
dat de dienstboden hun tijd verliezen
door de melk welke ik beloofd heb,
naar Malda te brengen, zal ik ze zelf
gaan bezorgen."
„Jij," riep Reinald, opgewonden
van zijn stoel opspringend, „dat is
toch al te erg." En opnieuw overlaadde
hij zijn vrouw met verwijtingen. De
melk behoorde hem toe en hij was niet
van plan ze aan de armen te geven.
Dezen keer, nu zij het beloofd had,
wilde zij ook haar belofte houden,
maar voortaan zou zij hem eerst raad
plegen.
Reinald durfde zich, trots zijn onte
vredenheid, niet tegen haar wil ver
zetten, toen hij haar hoorde spreken
met een vastberadenheid die zij slechts
zelden aan den dag legde. Met de kan
melk in "de rechterhand ging Laura
over den zanderigen landweg naar het
hutje van den kleinen Pierre, die
zich reeds over het ongewoon lang uit
blijven begon te verontrusten.
De herders en arbeiders die haar
zagen en haar liefdadigheid kenden,
zeiden tot elkander :,,Wat een engel
van naastenliefde 1 Als Reinald ook
eens zoo goed was. Maar die is zoo hard
als steen, sinds hij rijk geworden is 1"
„Maar al is hij rijk, hii is toch niet
gelukkig," meende een ander, „zijn
zoontje ligt op sterven en geen dokter,
die er raad op weet."
Terwijl de boeren op het veld elkan
der aldus onderhielden, vervolgde Lau
ra haastig haar weg. Bij een viersprong
sloeg zij een door oude iepen bescha
duwd zijpad in, waaraan het hutje
van Malda lag. Maar plotseling be
merkte zij een man van omtrent vijftig
jaar. Op zijn valiesje zittend en met den
stam van een ouden boom tot steun,
veegde hij zich het parelend zweet
van het voorhoofd. Hoewel eenvoudig
gekleed, zag hij er toch bemiddeld uit
en geleek wel een gegoede pachter
die zich te voet naar de stad begaf om
inkoopen te doen. Blijkbaar had hij
reeds een langen weg achter den rug,
want een dikke laag stof bedekte zijn
kleeren. Laura groette hem in het voor
bijgaan.
„Wel, meisje," zei de onbekende
lachend, „is dat geen melk, wat ge
daar draagt
„Ja," antwoordde Laura, een weinig
geprikkeld door den vertrouwelijken
toon, waarop de vreemdeling haar
aansprak.
„Welnu," ging deze wat beleefder
voort want aan den toon waarop
zij hem antwoordde, begreep hij dat
het geen dienstbode van de hoeve was,
zooals hij eerst gemeend had. „Welnu
als ik van uw goedheid geen misbruik
maak, zou ik u gaarne om een glas melk
ragen. U zult er een goede daad mee
„oen. want ik kan niet verder van
vermoeienis en dorst."
„Gaarne geef ik het u," antwoordde
Laura, verheugd dat zij hem daarmee
een dienst bewijzen kon. „Maar,'
ging zij besluiteloos voort, „hoe zal
ik dat doen. Ik heb niets voor u om
uit te drinken."
„Dat is het ergste niet," riep de
vreemdeling uit. Hij opende zijn va
liesje en haalde een kunstig bewerten
zilveren beker te voorschijn, dien
hij de vrouw overreikte. Alvorens den
beker te vullen sloeg Laura onwille
keurig een blik op het opschrift :„Tot
dankbaarheid aan dokter Geerin."
„Is u dokter,"vroeg Laura eenigs-
zins verrast.
„Zeker, maar wat belet u thans mij
het glas melk te schenken, dat u mij
eerst beloofde."
„Vergeef mij, heer," haastte Laura
zich te verontschuldigen en zij bood
hem den spoedig gevulden beker aan.
Als u nog verder moet, heeft u misschien
meer noodig dan een beker melk."
„Ik ga naar Tours," zei de dokter
bedaard, „maar in Amboise neem ik
den trein."
„Het is nog een lange weg naar Am
boise voor u tenminste, die vermoeid
is en ongetwijfeld van verre komt. Als
u wilt, kunt u op onze hoeve, die
eenige minuten van hier gelegen is,
komen eten. Mijn man zal u
gaarne ontvangen en u, nadat u wat
uitgerust is, met een rijtuig naar het
station brengen."
„Ja, ja, u is dus de eigenares van een
hoeve En sinds wanneer gaan de
pachtersvrouwen, vooral die welke
haar taal zoo zuiver spreken als u, den
weg op om melk te verkoopen
„O, dat is een uitzondering," glim
lachte Laura, „gewoonlijk doe ik dit
werkje niet." En vreezend dat de dok
ter haar goede bedoelingen raden zou,
voegde zij er haastig aan toe Thans
heb ik toch goed gedaan met de melk
zelf weg te brengen, omdat ik u ont
moet heb en u wellicht besluit om een
enkel uurtje bij ons uit te rusten. Wilt
u ons dat genoegen doen
„Waarom zou ik dat niet," zeide
de vreemdeling onverschillig „Waarom
staat u er op dat ik bij u kom, terwijl
u mij toch volstrekt niet kent Mis
schien heb ik dezen beker, die u deed
gelooven dat ik dokter ben, wel gesto
len En tegelijkertijd trachtte hij zijn
gelaat een ongunstige uitdrukking te
geven, die de meest komische tegen
stelling vormde met zijn goedig en
open gelaat.
Laura kon ondanks haar droeve
stemming een glimlach niet onder
drukken. „Neen, ik kan niet gelooven
dat u een boosdoener isintegendeel,
ik heb een voorgevoel, dat u ons geluk
kig maken zult."
„Hoe zou ik dat kunnen," riep de
dokter halfluid. „Dat zou ik wel eens
willen weten
„U zult het weldra weten," hernam
de pachtersvrouw, „als u hier slechts
vijf minuten op mijn terugkeer wach
ten wilt. Onderwijl breng ik de melk
naar gindsche hut. Dan zal ik u ver
tellen wat ons zoo ongelukkig maakt."
„U spreekt in raadselen," merkte
de dokter op, „en omdat ik altijd
nieuwsgierig geweest ben, zal ik op
u wachten." En opnieuw zette hij
zich op zijn valies neer, terwijl Laura
haar passen versnelde om te spoediger
Malda's hut te bereiken. De reden
waarom de dokter haar uitnoodiging
aannam, was niet die welke hij voor
wendde om namelijk zijn nieuws
gierigheid te voldoen maar alleen
deze, dat hij de liefdadige vrouw gaar
ne een wederdienst bewijzen wilde
Zooals zij beloofd had liet zij niet
lang op zich wachten en op den terug
weg naar de hoeve kreeg de dokter
de geheele geschiedenis van de ziekte
te hooren.
„Ik geloof," zeide hij, toen Laura
zonder onderbroken te zijn uitgespro
ken had, „dat u de woorden van mijn
collega slecht begrepen hebt. Het is
niet gezegd dat uw zoontje niet gered
kan worden, nu hij eten en drinken
mag wat hij verlangt. De verschijnse
len van zijn ziekte schijnen mii niet
ernstig genoeg toe om aan zijn genezing
te wanhopen. Nochtans kan ik geen
oordeel vellen, alvorens den zieke ge
zien te hebben
De bieeke wangen van het zwak*.,,
knaapje veranderden een oogenblik
van kleur toen hij een vreemdeling
in gezelschap van zijn moeder zag.
Reinald ontving hem niet bizonder
vriendelijk maar nauwelijks wist hij
dat het een dokter was of hij overlaad
de hem met zooveel blijken van voor
komendheid, dat de dokter hem met
een koel gebaar naar zijn plaats terug
wees.
Terwijl Reinald beschaamd de ka
mer verliet, zette de dokter zich naast
den kleine neer. Lang sloeg hij zijn be
wegingen gade en toen hij zich een
half uur later aan de eettafel bevond,
kon hij aan de ouders stellige hoop
op herstel geven. Bij zijn heengaan
overhandigde hij hun zijn adres en
stapte na een hartelijk afscheid in het
rijtuig dat hem naar het station zou
brengen.
Den volgenden dag reeds kwam het
drankje, dat de dokter den kleine voor
geschreven had en van dat oogenblik
af begon de goede vrouw haar zoontje
volgens diens raadgeving te behande
len. Nauwelijks was er een week ver-
loopen, of men bemerkte reeds de ver
sterkende kracht, die van het genees
middel uitging. Ferdinand kreeg zijn
vroolijkheid terug en zichbaar herstel
den zich zijn krachten.
Vol blijdschap begaf de gelukkige
vader zich naar de hut van Malda,
die spoedig onder de goede zorgen
welke haar van dat oogenblik af gege
ven werden, volkomen herstelde.
Reinald had zich voor het laatst
tegen Laura's liefdadigheid verzet.
DE GEWONE VERBLIJF
PLAATS.
Hokus„Ik kan Bommels nergens
vinden, 't Zal mij benieuwen waar ie
is!"
Pokus: „Heb )e al eens onder z'n
vrouws duim gezocht
HET JUISTE MIDDEL.
In het warenhuis spreekt een kleine,
tengere meneer met veel complimenten
een afdeelingschef aan.
„Och meneer, u moet mij eens uit
den nood redden. Ik heb thuis op mijn
kamer een clubstoel van saffianleer
staan, rood saffianleer. De rugleuning
is gewatteerd, u weet wel, met van die
knopjes er in. En die knopjes zijn ook
van saffianleer, van rood saffianleer.
Wat gebeurt er nu Mijn dochtertje
gaat altijd boven op den rand zitten
en dan roetst ze langs de leuning om
laag. Daarbij gaan de knopjes er af,
weet u. 't Een na 't ander en ik kan
er iederen keer nieuwe aan maken, die
toch weer niet houden. Nu wou ik
eens iets koopen, iets, ziet u, dat dit
euvel voorkomt, iets waardoor de
knopjes blijven zitten Kunt u mij ook
zeggen, waar ik zoo iets krijgen kan
„Zeker meneerlinks, tweede op
gang, vierde etage, afdeeling matten
kloppers luidt het antwoord,
ONTNUCHTERING.
In den schemer van de coulissen
Stond ik, in den hoek gedrukt,
Verslond hem met droevige blikken,
Die mij 't jonge hart had verrukt.
De spelleider was het zoo'n stren
ge!
Mijn meisjeshart voelde zoo diep.
Ik dichtte voor hem teedre verzen
En droomde van hem als ik sliep.
Terwijl ik zoo droomde en dweepte,
Verstrooid in mijn hoek gedrukt,
En peinsde op wondere liefde,
Werd 'k plotseling weer wakker ge
rukt.
Op de planken klonk juist mijn wacht
woord.
Ik droomster, ik lette er niet op,
Daar brulde de held mijner droomen
„Toe schaapskop, pas dan toch op l"
No. 12
EERSTE JAARGANG totr*
r -
a
a
yjj NAAR HET FRANSCH
„Lieve, beste mevrouw," riep op
haar beurt juffrouw Volcaster, terwijl
ze met kloppend hart de ongelukkige
moeder omhelsde.
„Ik dank je dat je gekomen bent,
hernam de arme vrouw, wier hart van
dankbaarheid overvloeide, „dat doet
me oneindig goed en ik zal dit bewijsvan
je genegenheid nooit vergeten."
Zag zij in Madeleine het door haar
zoon beminde meisje Zeker, maar op
dit oogenblik, zag zij misschien veel
meer nog in haar het goedhartige
kind, dat medelijden had met haar
rampen, dat haar, door haar onweer
staanbare edelmoedigheid gedreven,
den troost harer genegenheid en teeder-
heid kwam brengen.
Zij begreep dat Madeleine haar na
tuurlijke schuchterheid en de gebruike
lijke terughouding had moeten overwin
nen om een daad te verrichten, die in
de gegeven omstandigheden tot zekere
hoogte haar hartsgeheim ontsluierde.De
grootte van het ongeluk der moeder en
de diepte der genegenheid, welke de
zoon haar inboezemde, die zoo wreed
beproefd werd, hadden alleen haar
kunnen brengen tot het overwinnen van
bezwaren tot het overschrijden van de
gebruikelijke grenzen.
In tijden van tegenspoed en groote
ongelukken is het geoorloofd de eischen
eener ijdele étiquette te vergeten en als
het hart is gebroken, bekommert het
er zich weinig om een behoorlijken
vorm te geven aan de uitdrukking zij
ner smart.
„O, hoe beklaag ik ufluisterde
Madeleine, terwijl ze haar schoone
oogen, door tranen verduisterd.' op
mevrouw de Marsan vestigde, die
haar met bewondering beschouwde.
Met trillende stem voegde zij er ech-
ger aanstonds bij
„Maar u moet de hoop niet verliezen.
God zal niet toelaten dat deze beproe
ving lang duurt. Uw zoon is onschul
dig. Weldra zal men dit erkennen, daar
ben ik zeker van. Er is geen rechter ter
wereld zoo onrechtvaardig om hem te
veroordeelen."
Madeleine sprak met vurige over
tuiging en op bijna plechtigen toon.
De moeder hoorde haar aan, de
oogen geboeid door dit schoone gelaat.
O zeker, deze stem scheen haar toe
van Boven te komen. Men zou gezegd
hebben dat het de stem was van een
door God gezonden engel, om het opge
heven zwaard tegen te houden boven
het onschuldige hoofd, om een sombere
dwaling te verdrijven en verborgen
waarheid te ontdekken, die het geluk
der familie verduisterde.
Gesterkt door haar wederzij dsch ver
trouwen, bleven de beide vrouwen nog
geruimen tijd praten.
„De heer Richeroy twijfelt ook niet
aan de onschuld van Gilbert en aan zijn
bevrijding," zei de moeder met over
tuiging.
„Hij zal vragen om gehoord te
worden. Hij zal ten gunste van Gil
bert SDreken die ziin volle vertrouwen
geniet. Het is een ware vriend voor
ons."
Deze mededeeling was Madeleine bi
zonder aangenaam. Haar gelaat helder
de op. Zij begreep het hooge gewicht
van den steun en den lof van een man
als Richeroy.
„Iederen dag", ging mevrouw de
Marsan voort, „komt mevrouw Riche
roy mij bezoeken. Zij heeft zich dit
tot gewoonte gemaakt, toen ik ziek
was en later heeft zij haar dagelijksch
bezoek volgehouden. Wat een lieve
vrouw Wat een gouden hart. Het is
werkelijk jammer dat zij geen gezin
heeft. Ze zou een bewonderenswaardige
moeder geweest zijn."
Het jonge meisje hoorde met blijd
schap deze menschlievende daden van
mevrouw Richeroy vertellen. De arme
moeder was dus niet alleen en verlaten
in haar ongeluk. Zij had een vriendin,
die haar begreep en die bezield was
met het gevoel, dat noodig is om de
rol van troosteres te kunnen vervullen.
Innig getroffen door hetgeen de
ongelukkige moeder verhaalde, barstte
Madeleine in tranen uit.
Mevrouw de Marsan vergat met een
edele zelfverloochening haar eigen
smart, om die van het jonge meisje te
kalmeeren, die zij tot in haar ziel bewo
gen zulke heete tranen zag storten.
Nu was het de moeder, die het jonge
meisje troostte, dat zij reeds als de ver
loofde van haar zoon beschouwde.
Madeleine sprak van haar terugkeer
naar Parijs, waarover zij zich beklaagde
met een stem, door tranen verstikt. En
toch troostte zij zich nu met de gedach
te, dat zij, door zich van den zoon te
verwijderen, in de nabijheid der
moeder kwam, die zij nu zou kunnen
troosten.
Zij toonde, zonder het zelf te weten,
hiermede hoeveel goedheid, ongeveins
de teederheid en zelfverloochening in
haar hart woonden.
„Ik zal terugkomen om u te bezoe
ken, heel dikwijls," sprak zij. „Wij
zullen over hem spreken in afwachting
dat hij terugkomt om u nooit meer te
verlaten."
Toen mevrouw de Marsan hoorde
dat miss Percy Madeleine vergezelde,
verlangde zij haar te zien. Zij had haar
eenige malen ontmoet bij een gemeen
schappelijke vriendin en schatte haar
hoog.
Miss Percy haastte zich aan deze
uitnoodiging te voldoen.
Daar ze zelf veel geleden had kende
zij de woorden, die geschikt waren om
te troosten en te kalmeeren en gaarne
maakte zij er gebruik van.
Eenige oogenblikken waren deze drie
vrouwen vereenigd door de banden
der smart die het sterkst binden, al
zijn ze dan ook de zwaarste.
De tijd vorderde, zij moesten schei
den.
Madeleine omhelsde mevrouw de
Marsan en hernieuwde haar belofte van
spoedig terug te komen.
Mevrouw de Marsan dankte het jon
ge meisje nogmaals en vond de tranen ruime mate toe bij om bij den pretent
weer, die zij meende dat voorgoed ge- dente de illusies en hoop te onderhouk
droogd waren. den, die in hun oogen' even natuurlijl
Eindelijk namen de dames afscheid, als gewettigd waren,
terwijl zij tegen elkaar het woord her- Een verwend kind van zjjn vader,'
haalden dat het schoonste devies is voor wiens trots hij was, van zijn moeder;
ongelukkigen ..Laten wij hopen en wier lieveling hij zich wist, had Ferj
vertrouwen 1" nand zich gewoon gemaakt aan de ver
vulling van al zijn wenschen, aan hel
XVI; opruimen van alle hinderpalen, dit
hij wel buiten zijn pad bemerkte, maai
Dit bezoek, hoe troostend voor de die zorgvuldige handen van zijn levens;
moeder van den ongelukkigen jon- weg verwijderd hadden,
gen man en ook voor Madeleine, was Hij meende het leven te kennen, om<
toch niet geschikt om de diepe treu- dat hij gedronken had uit den bekei
righeid van het jonge meisje te verdrij- van het vermaak met eenige loszinnigt
ven en haar ten gunste van Fernand vrienden, maar hij miste alle ervaring(
Mochelier te stemmen. Die ontmoeting vertroeteld als hij was door de fortuin
met hem scheen haar antipathie voor en door zijn vader,
den pretendent, die men haar opdrong, De heer Mochelier had geen gewag
nog sterker te maken. meer gemaakt van den brief van An-
De baron van zijn kant had talrijke selme Géroux. Het moest den arme?
redenen van ongerustheid en duizend jongen eens bedroeven
beslommeringen die er toe bijdroegen Bovendien de Marsan was een vee
hem somber te stemmen. loren man. Madeleine kon voortaan
En de oude barones eindelijk was nog dezen geen voorkeur meer schenken;
sterk onder den indruk der verschrik- die haar door de wereld zou doen ven
kelijke berichten die zij van haar zoon achten.
ontvangen had. Zij vroeg zich zelfs af Zoo noodig zou de. tusschenkomsi
of deze avondpartij zonder ongelukken der barones en de krachtige steun vas
zou voorbij gaan den baron over allen tegenstand zege-
De bankier en de baron waren bijeen; vieren,
de gelegenheid was dus gunstig om de Wat beteekende de gril van dit be*
bedreiging uit te voeren. Zouden de dorven kind
anarchisten niet dubbel verheugd zijn De vader moest bij een meisje van
tezelfder tijd twee groote .onrecht- dien leeftijd gehoorzaamheid weten ai
matige" bezitters van het kapitaal, te dwingen. Hij had er de grootste be;
voorwerpen van hun begeerlijkheid, te- langen bij, tegenover welke een tegen-
gelijk te treffen gewprkte genegenheid een beuzeling
Dit scheen zeer waarschijnlijk. was."
De barones wilde tegen wil en Zoo dachten de heer en mevrouw Mo-
dank in den geheimzinnigen haat, die chelier, de baron en zijn mama, en zij
haar zoon scheen te vervolgen, het meenden dit zoo ernstig, dat zij zeei
werk van anarchisten zien. De verschij- verbaasd zouden geweest zijn te hooren
ning van het dynamiet dreigde en protesteeren tegen een redeneering, dir
zeker dit vooruitzicht was niet ge- zij zoo wijs en gewettigd achtten,
schikt om vroolijkheid te wekken. De barones vooral had het zich vasi
Toen dan ook het uur van het diner in het hoofd gezet. Zij scheen beslo-
gekomen was, moest de baron vroolijk- ten voor geen enkel middel terug t«
heid veinzen om zijn gasten te ontvan- deinzen om het plan te volvoeren, dat
gen. haar toelachte als de kroon op haaj
Madeleine was slecht geluimd, miss krachtigen ouderdom.
Percy was stil, en de baron trachtte Zij vleide zich zelfs met de hoop dei
hartelijk te zijn met het oog op het aan- zen avond nog den datum van het hu
zien zijner gasten. welijk vast te stellen.
De heer en mevrouw Mochelier kwa- Het huwelijk
Madeleine scheen volstrekt niet be
zield met het verlangen dit te bespoedi
gen.
Zij ontving met koelheid de be
men het eerst. Fernand Mochelier
verscheen eenige oogenblikken later.
Mevrouw Mochelier had met onge
duld de komst van Madeleine te Parijs
verwacht. Nog begeeriger had Fernand leefdheden van den jongen man en zij»
verlangd naar den terugkeer van het mama.
jonge meisje. De barones bemerkte deze houding
Verblind door zijn eigenliefde en de waardoor zij zeer werd teleurgesteld,
gewoonte van gemakkelijk behaald zoodat zij haar steeds aangroeiende
succes, spotte hij met Gilbert, en ontstemming nauwelijks kon verbergen.'
achtte zich voor het vervolg zeker van Zij overstelpten haar gasten met haai
Madeleine's voorkeur daar hij het meis- voorkomendheid ten einde hun de
je reeds als zijn verloofde beschouwde koelheid van haar kleindochter te doen
en haar tot eiken prijs wilde trouwen, vergeten, zich voorbehoudende na hun
Het is waar, dat de houding der baro- vertrek haar streng te berispen,
nes en haar woorden wel in staat waren Miss Percy leed evenveel als Made;
den jongen man aan te moedigen. De leine. Zij dacht onwillekeurig aan dei
oude dame had bij zich zelf besloten, ongelukkigen Gilbert en zijn zwaa
dat Fernand Madeleine zou huwen en beproefde moeder,
zij hield zich ervan overtuigd dat zij Deze gemoedstoestand van de vooi
den oproerigen wil van haar klein- naa mste n de r
dochter aan zich zou onderwerpen. vroo lijken maa
Van hun kant brachten de heer en Toen men e
mevrouw Mochelier er het hun^e in v oor M sdele