i 3- 3- ff 0£2 w ft ra rt TT META. agf» g* is P.3 ^2 t-* D- O 0-B a ,-c 82& -S ?4oÜH?BK,Snory Sö 09 ftg 3->E^La ?p >n-Z- S r<2 q oS uïpftg aq S.i s.ro vc Ctnirn trp-c^ i32S 2 52 <r|L»,pr^?- \,*>?§~Fg~0r e. 0°-O?gnö gï? s?"ë1,1 y ■fc s" "rM ,5iOp-Dê <j O n> rt> p p a.ti CL* fta r-f-'-l r+ O ft O cri» CO n rt «4-co O ca> - §m w H| s o erg ro SL/-V •t r*-0 S3 <P pr p co -l {-' Qz\ Pj co t=r a P. fD i ft r O 3®B ^T&> T3 •PJ 0? ëS *a o -1 O eS: J§ C! p O-" 3 2 8® 3 S -fl ■O co ■a1» ft s~3£<ïï§ co trcrq 2S8 8- S§' C/Q O. O pt o H" (D rj H) CL&q O) C3 r4- n, ft) co 'aBQ S^dL 2 S-3m3 a'W re Q. ïq —Ciq 5 js B 3 2 2. $1 ff°Sa|a g|g^ m g-Og „ft ra <5 2 ffi 3 3lï tn ft. I J !s ra M- ,21 rr tr cd fta3f5(/5ö3 s*"3 ~B q S-™ a7og-m 2-Clo rrcici co Q rtj (D p c X) 3 O zrBL 2 P—w ti "5- a5 3* 2 S n S. J» - iy<3 C O "O A n 3 p m 3* 5 o. £- ^°g cS n C!S "a 03 S O ST 5 ro f» y 0 ©S*?"? 22 ïi?s ■cr o S s S' o B TC T!T fiZ w p U5 CO 3 s H 3, "^T .0)' r& 3 3 3 ro t/j H T3 2 «2. >rS' cn 2 5' 3! ft- O a> ga ro a| ff ns 5'2.3^6 0-T3 ^«3:^ r5* a- w oft'" 5. P- 2 tf? 0 O P 1 P 5 2 P 5 2 B bBuS O ra o n> P P P A P^ e«-Jï p «E-ff g|f.& 1 P cr"- |s P- B' O S o q- S. s. rt> I I O O O co O* p c b1» (-»■ O O CO DO GO M. 00 CO 1^. O O O O H- O N P co CD CD pi O CX* -vP? rg- cr p 3 w* S3 PT* po <z& >-3 3 SL V O O. 3 O O b i CD JT ï1* 53 w Hij maakte ook een bedekte toespe- Te zamen begaven zij z'oh in den na- ting op de wederzijdsche genegenheid nnadag naa mevrouw u Marsan van Gilbert en Madeleine en beschouw- bedrukt en terneergeslagen, een droevi- de dit ais een bewijs van de grootheid g; tegensteiling met de menigte op de van hart van dengene die durfde boulevards die feestelijk gestemd en dingen naar de achting en genegenheid gekleed genoot van den heerlijk schoo- van zulk een edei jong meisje en deze nen voorjaarsdag, vist te verkrijgen. Evenwel de hoop was niet vervlogen Eindelijk eindigde hij met deze het jonge meisje bezat een rotsvast woordenvertrouwen „De man, die ge daar voor u hebt is niet schuldig.Hij is een slachtoffer. En als dit slachtoffer uw medelijden heid. Mevrouw de Marsan ontving beiden met een levendig gevoel van erkentelijk- verdient nog meer verdient hij uw bewondering Hoe komt eigenlijk deze beschuldig- ,0, hoe aardig van jelui dat je mij komt bezoeken," sprak ze. Nog geen tijding," vroeg Madeleine de betrokken in deze rechtszaak Door met bevende stem. den haa van een afgeleefden gierigen „Neen, niets, maar het is nog te grijsaard, die hem niet kon vergeven dat vroeg." hij zijn finantieele operatiën had ver- „Ik heb gehoord dat de uitspraak in ijdeld door ze terecht ais verdacht te den voormiddag zou vallen brandmerken„Dat is n et mogelijk, dan zou ik het De v/are schuldigen hier zijn de specu- reeds weten. De h er Riche oy heeft ianten zonder geweten. De man die mij beloofd dadelijk te telegrafeeren zijn vrijspraak van uw rechtvaardig- „Zou dat telegram spoedig komen? heid verwacht is het slachtoffer van Het jonge meisje gevoelde een ver moeidheid, die uit haar groote aandoe ning voortkwam. Mevrouw de Marsan leed aan de- zijn oprechtheid en eerlijkheid." Dit alle was wei geschikt om het ge moed der menigte te tref en en een - gunstigen invloed uit te oefenen op de zelfde matheid. Beiden waren ze be jury, en daar men geen enkel werkelijk vangen door een koortsachtigen on bewijs tegen Gilbert kon aanvoeren, rust. was het ondenkbaar dat deze de verant- Hoelang zouden zij nog moeten wach- woordelijkheid eener veroordeeling op ten Zich zou durven nemen. „Hoe laat is het" vroeg Madeleine. De grootte zelf der misdaad, die „Drie uur," zei miss Percy, na haar een zware straf eischte. wellicht de horloge geraadpleegd te hebben, doodstraf moest de rechters doen aarze- Het zij doo de reactie, door haar jen. verbeeldingskracht of door een krach- Evenwel de schijn was sterk tegen tige uiting van haar wil, wierp zij allen den beklaagde. Er waren moeilijk te tv/ijfel terzijde en vol hoop stortte zij verklaren feiten en met zekerheid was zich in droomen van geluk, die haar dus de uitspraak der jury niet te voor- hart deden overvloeien, zien. Ook de moeder vleide zich met Ondanks hun groot vertrouwen op een hoopvolle toekomst. God en de rechtvaardigheid, die Hij „Ik zal mijn geliefden zoon weldra kan doen zegevieren, door de onschuld terugzien. Wat een geluk na zooveel van Gilbert zonneklaa aan den dag te lijden, 't is alsof ik opnieuw begin brengen, wachtten mevrouw de Marsan te leven." sprak ze. sn Madeleine met angst de uitspraak Een uur was zoo langzaam verstre- af, in smartelijk ongeduld. De slingerin- ken. Een tweede uur volgde in koorts gen tusschen hoop en vrees veroorzaak- achtig wachten. Ongeduld en zenuw ten de beide vrouwen een ware marte- achtigheid vertolkten zich in de vraag ling, 't Was voor haar toch, bijna zoo van Madeleine „Meent u, dat de heer goed als voor den onschuldig verdach- Richeroy werkelijk een telegram zal te. een kwestie van leven of dood zenden „Als hij veroordeeld werd, zou ik het „Ja, dat is zeker. Zooals je weet niet overleven," sprak de arme moeder heeft hij alle zittingen willen bijwonen en een straal van hoop flikkerde in om mijn zoon door zijn tegenwoor- haar oog, dat God, als haar zoon haar digheid en zijn blik te bemoedigen ontnomen zou worden, ook haar uit en te steunen. Hij zal zich haasten mij dit leven zou wegnemen. het goede nieuws te melden." Madeleine troostte haar, trachtte Uit deze woorden bleek het onver- haar. moed in te storten en wist ten zettelijk vertrouwen der moeder. Zij eerste haar vertrouwen te doen herleven verwachtte „goed nieuws", wat zou en bovendien haar berusting en gelaten-' het zijn als het nieuws eens niet goed heid te schenken. was Moedig, hoewel vol angst en smart, Intusschen liet het telegram zich wachtte de moeder met den troostenden wachten en opnieuw begonnen zij on- engel aan haar zijde af wat de naaste rustig en angstig te worden. Dan de toekomst brengen zou. XXI, De lang verwachte, met ooveel angst verbeide dag was gekomen. Na een slapeloozen nacht was de arme moeder opgestaan. De verwach ting, de onzekerheid, de angst hadden haar den slaap ontroofd. Met he aan breken van den dag was haar ver trouwen teruggekeerd. Madeleine had venmin de verkwik king, de vergetelheid van den slaap kun nen vinden. Zal hij vrijgesproken of een, dan de ander, liepen zij den salon op en neer, nederden den schoorsteen om op de pendule te kijken ot wierpen een snellen blik naar buiten. „Wat duurt het lang," zuchtte Ma deleine. „O, 't is een eeuwigheid," antwoord de mevrouw de Marsan. Miss Percy antwoordde„U moet uw ongeduld wat bedwingen. Zeker, ik begrijp het, ik deel het, maar ik kan mij de vertraging best verklaren. Men kan in zulke zaken het uur der beslissing niet voorzien." „O ja," stemde mevrouw de Marsan veroordeeld worden? Deze vragen had- toe, om zich zelf en Madeleine gerust den haar geest geheel in 'beslag geno- te stellen. „Een vertraging is best men en deden haar op dezen dag vol- te begrijpen. Die komt veel voor in komen uit het oog verliezen, dat het de zulke omstandigheden." laatste dag was van haar jongemeisjes- Men begon te praten, de hoop te leven. Den volgenden morgen zou het verlevendigen, doch zonder de vree noodlottig huwelijk gesloten worden, te kunnen verzetten, dan zou zemevrouw Fernand Mochelier Het sloeg vijf uur op de klok. zijn „Nu wordt het verontrustend," Ze dacht hieraan echter niet, ze dacht Madeleine zonder het te durven dacht niet aan de toebereidselen voor zeggen. dien huwelijksdag of was het ook en groote treurigheid sloop haar om zich daaraan te onttrekken dat zij hart binnen. Telkens ging zij de kamer tot haar gouvernante sprakuit om te vragen of er geen besteller „Wij zullen de arme mevrouw de was gekomen, doch telkens kwam zij Marsan gaan be oeken. Vandaag zal met de boodschap „Nog niets de jury uitspraak doen Deze zal zeker ,Als ik eens een boodschap naar gunstig zijn, maar ik vermoed, dat de mevrouw Richeroy zond," vroeg de arme moeder toch angstig zai zijn, daar arme moeder. Madeleine keurde het om willen we haar moed gaan nspreken. goed, begeerig als ze was om de be- „Goed," sprak Miss Percy. nauwende stilte te verbreken. Nu wer den de minuten uren en de uren sche nen eeuwen. De opwinding werd ster ker, de twijfel groeide aan, bange voor gevoelens bes ormden hen. Madeleine stond voor het venster. Een kille huivering overviel haar. een gebed steeg uit haar hart op „Mijn God, maak een einde aan deze beproe ving." Mevrouw de Marsan, die nu en dan in een naburige kamer ging, wierp zich daar ook op haar bidstoel om den angst van haar hart in een gebed uit te storten. De hoop verflauwde. „Mijn God, mijn God 1 Waarom komt er geen tijding van Richeroy," vroeg eindelijk de treurende moeder. Deze vraag trof het oor van Madelei ne als een wanhoopskreet. „Toe mevrouw, houd u bedaard," zei miss Percy, die haar koelbloedig heid en gelatenheid had behouden. „Dit wachten is niets buitengewoons, ik heb het voorzien. Rechtszaken gaan altijd langzaam em een telegram on dervindt vaak vertraging." Weer hernamen ze hun kalmte en met deze kwam de hoop weer terug in het hart der arme moeder. Madelei ne bleef ondanks haar angst vertrou wen. Plotseling hoorde men een rijtuig voor de deur stilhouden. „Mevrouw Richeroy," riep Madelei ne, die nog voor het raam stond. „Zij komt het goede nieuws zelf brengen," riep de moeder. Het leek een vreugdekreet. Onstuimig snelde Madeleine, die eer grooten angst dan vreugde gevoelde, het vertrek uit en de beide andere vrouwen volgden haar. In de vestibule ontmoetten zij de be zoekster en trachtten op haar gelaat de aankondiging der goede tijding te lezen. Deze stond onbeweeglijk en sprak niet. „Welnu," riepen mevrouw de Mar san en Madeleine tegelijk. Het scheen de bezoekster onmogelijk een woord te uiten. „Mijn zoon, mijn Gilbert," zuchtte de moeder dringend en smeekend. „Arme Gilbert," sprak eindelijk me vrouw Richeroy, die haar tranen niet meer kon bedwingen. De moeder had het begrepen. De bezoekster troonde de arme moe der mee in het salon. „Wat is het met Gilbert," vroeg Madeleine eindelijk. „Hij is toch niet veroordeeld," kreet zij. Een bevestigend hoofdknikken was het sprakelooze antwoord. De arme vrouw wankelde en zonk ter aarde. Men legde haar op de canapé. Madeleine had een droevigen blik ten hemel geslagen, waarin haar ziel God om erbarming smeekte. Toen beijverde zij zich mede om de arme moeder bij te brengen en toen deze eindelijk de oogen opsloeg sprak het jonge meisje bijna plechtig„Moeder, wanhoop niet, God zal ons niet verlaten, Hij zal hem ons teruggeven." Verbaasd over- zulk een vast ver trouwen zagen de anderen haar onder zoekend aan. XXII. Op hetzelfde uur was baronVolcaster diep verslagen in zijn huis teruggekeerd. Ook hij had de uitspraak vernomen en het vreeselijk vonnis dat daaruit volgde. Hij had vast op de vrijspraak van Gilbert gerekend. Herhaalde ma len had hij dit verklaard, en ofschoon hij de verrassingen kende, waaraan de buitenstaanders waren blootgesteld, die niets afwisten van de overtuigings stukken, waarover de jury beschikte, hij was toch ten hoogste verbaasd en verschrikt. Gilbert was hem in den grond altijd sympathiek geweest. Als hij hem opzij gezet had, v/as dit geweest om zijn belangen hoogere belangen volgens hem die hij had tegengewerkt. En dan, ondanks alles, werd de baron door zijn gevoel van rechtvaar digheid en ridderlijkheid gebracht tot verontwaardiging over dit naar zijn meening „onrechtvaardig vonnis." Baron Volcaster achtte Gilbert on schuldig en het stïet nem geweldig egen de borst een onschuldige te zien veroordeelen tengevolge van een mis schien onherstelbare rechterlijke dwa ling. Toen de rechter van instructie hem had ondervraagd, had de baron zijn meening ruiterlijk gezegd en verklaard dat hij volstrekt niet aan de schuld van den jong n man geloofde. In zijn hart eerlijk en rechtschapen, zou hij het onwaardig achten uitvluchten te be zigen en terecht achtte hij het een monsterachtige onrechtvaardigheid misbruik te maken van iemands posi tie om hem in het verderf te storten, en dan bovendien nog iemand, wiens eenige fout was, dat hij zijn plannen tegengewerkt had door en onweer- staanba-e neiging die zich van zijn hart had meester gemaakt. „Het is afschuwelijk"., bromde hij, terwij) hij den corridor doorging en zijn moeder bij den ingang van het sa lon zag staan. De barones had ongeduldig den te rugkeer van haar zoon afgewacht. Ze was nieuwsgierig om den afloop dezer zaak te weten, die zij met zooveel op lettendheid gevolgd had en die haar om zooveel redenen belang inboezemde. „Is hij vrijgesproken," vroeg zij gejaagd. „Hij zou het verdiend habben en ik zou er niets op te zeggen gehad hebben, maa- het is juist het tegen overgestelde." „Wat, is hij veroordeeld," hernam de barones ten hoogste verbaasd. „Ja, veroordeeld," antwoordde de baron, terwijl hij mismoedig de schou ders ophaalde. De barones liet de ontroering, die haar ondanks zichzelve bemachtigde, niet blijken. „Ter dood veroordeeld," vroeg zij, met trillende stem deze vreeselijke woorden uitsprekende. „Neen, het leven is hem genadig geschonken," zei de baron ironisch. „Gilbert de Marsan is, dank zijn onbe rispelijk verleden en verzachtende om standigheden, veroordeeld tot levens langen dwangarbeid." De oude dame sidderde. Ook zij stond een oogenblik verslagen. Tot nog toe had zij haar gevoel door geen enkel woord verraden. Nu toonde zij een soort van medelijden. „Arme moeder Arme mevrouw de Marsan," .luisterde zij. „Ik had dezen afloop heel niet ver wacht," begon de baron weer. Z'n moeder zweeg. Evenwel ook in haar sprak een inwendige stem ten gunste van den veroordeelde en ze schaamde zich nu over haar hardvoch tige zelfzucht. Deze vrouw, meer trotsch en ijdel en vol van vooroordeelen dan werkelijk slecht of boosaardig, ondervond op dit oogenblik een zonderling, beklem mend, hoewel zeer natuurlijk en ver klaarbaar gevoel. Ze was eenerzijds voldaan een man uit den weg te zien geruimd, dien zij nooit, tot geen prijs als echtgenoot harer kleindochter had willen aanne men. Deze kwestie was nu zonder strijd beslecht. Voortaan toch was Gilbert dood voor Madeleine, die hem zou be- weenen, daarna vergeten, langzaam misschien maar zeker, want de gene genheid van een jong meisje van dien leeftijd was even kort van duur als het leven van een vlinder. Dan zou haar niets overblijven dan haar echt genoot Fernand Mochelier lief te krij gen, dien zij nu van zich stiet om een onbetamelijke voorkeur voor een an der. Van den anderen kant ondervond de barones een onbehaaglijk gevoel, toen zij Gilbert's veroordeeling vernam. Onwillekeurig werd zij door dit harde vonnis afgeschrikt en ze had medelij den met de moeder. Maar de berekening van persoonlijke eerzucht, eigenbelang en trots ver zwakten dit gevoel en legden de edel moedige opwelling van haar hart het stilzwijgen op. Wordt voortgezet. Zoo'n besten kerel als ik zouden ze n'et licht een tweeden op de v/ereld vinden. Ik was zoo goedhartig, dat ik zelfs geen suikerooms kon zien sterven en geen schoonmama's zien schreien, zóó innig goed dat ik ze fs mijn schuld- eischers hartelijk iefhad. Mijn goedheid was in de heele streek spreekwoordelijk geworden. Vijftien ne ven en drieentwintig nichten werden tot vervelens toe door hun ouders aan gespoord mij na te volgen, en mijn °°m, een fabrikant van kerksieraden, kon zijn aandoening bijna niet bedwin gen, zoo dikwijls hij mij de hand drukte. Nooit ging een bedelaar ongetroost van mijn deur, en het plaatse ijk arm bestuur had mij all en daarom niet totvoorzitter gekozen, omdat met grond mocht worden aangenomen, dat ik het quantum verstandige gestrengheid miste, dat toch in een rechtgeaarden armenverzorger noodig is. Van leugen en oneerlijkheid had ik een waren afschuw. Men had mij ge rust een kist vol ongetelde goudstukken in bewaring kunnen geven, zonder vrees dat ik er zelfs in de ergste geld verlegenheid één uit zou nemen, en ik wilde liever honderdmaal bedrogen worden dan één keer uit ongerecht vaardigd wantrouwen in de menschen een goed werk te verzuimen. De paardenhandelaar Boks hoe komt die er nu in eens bij, zult ge zeg gen zal dan ook zijn heele leven ge bukt gaan onder de misdaad, die hij begaan heeft door mij mijn vertrouwen in de menschen te ontnemen, en al zijn overige voortreffelijke eigenschappen zullen nooit een tegenwicht kunnen vormen voor die ééne heel slechte, waarvan ik de dupe geworden ben en die mij de beteekenis der uitdrukking „te goed van vertrouwen" eindelijk geleerd heeft. Deze Boks had dan een bruine merrie op stal staan een dier dat als voor mij geschapen was, zooals hij sinds een tijd niet had opgehouden te beweren. Men kon Meta naar belie ven als rijpaard gebruiken of voor een rijtuig spannen, verklaarde hij, en zefs als men het dier slachtte, was het nog zijn geld dubbel waard. Voor een ploeg gespannen, zou het betere dien sten bewijzen dan een buffel op Java's 1 anderijen. En met ten hemel gerichten blik gaf Boks zijn speciaal eerewoord als paardenhandelaar, dat Meta zoo mak was als een lammetje en absoluut geen gebreken had. Toen ik Meta in haar stal kwam be kijken, vond ik haar wel wat klein en onbeduidend van uiterlijk. „Klein riep Boks verontwaardigd uit. „Het is eenvoudig belachelijk. Denkt u soms dat het hem in de grootte zit. Zelfs de grootste mannen zijn immers klein en onbeduidend van uiterlijk geweest 1 Denk eens aan David, aan Napoleon en aan de Japanners. Als u wat groots wilt hebben, koop dan liever een locomotief 1" En Boks verklaarde, het prachtige dier voor geen cent minder dan zestien honderd gulden te zullen afstaan. Ik bood hem zevenhonderd hij dacht er niet aan, naar hij zeide, en verklaarde er niet van te houden, dat men op zijn prijzen, die altijd heel matig waren, afdong. Toen bood ik aan, dat we het verschil samen zouden dee- lenhij nam het aan en verklaarde, dat het juiste midden tusschen zijn bod en het mijne precies vijftienhon derd twee en tachtig gulden was., Ik slaagde er in, er nog een gulden af te krijgen en toen was de veel geprezen Meta eindelijk mijn eigendom. Ik was eerlijk in mijn schik, want ik houd veel van dieren. En wanneer paarden maar, evenals kanarievogels mooi zingen konden en geen vier poo- ten hadden, zou ik geen mooier en prettiger dieren op de wereld weten dan zij. Ik wilde Meta voor mijn eenvoudig tentwagentje spannen. De koetsier haalde het rijtuigje en het opgetuigde paard uit mijn stal: Jacob en het karretje bleven daarbij tamelijk be daard. maar Mets sa"~^ex> naar gemaK. rx trachtte haar met vrien delijke woordjes te kalmeeren wat heel weinig hielp. Mijn vrouw riep mij toe den koetsier mee te nemen het goede mensch heeft een ongelooflijk grooten afkeer van gebroken armen en beenen, vooral in haar naaste familie. Maar het gelukte mij, ook haar ge rust te stellen, en ik reed weg. Voor alles wat op dien rit gebeurde, moet ik echter tot mijn spijt vriend Boks geheel en al verantwoordelijk stellen. Want wat voor belang zou ik er bij gehad hebben, de oude freule Brigitta Dornstein midden op den weg en den rentenier Smidt zelfs in den tuin vóór zijn huis te overrijden 1 De rechter nam alle mogelijke ver zachtende omstandigheden aan al leen van zwakzinnigheid en van buiten gewone rechtschapenheid wilde hij niet hooren. Van zwakzinnigheid niet, omdat ik lid van den gemeenteraad ben (verbeeld u Natuurlijk ga ik in hooger beroep), en van buitenge wone rechtschapenheid niet, omdat ik kort voor de uitspraak al veroordeeld was wegens beleediging van den paar denhandelaar Boks. Op aanraden van den rechter be sloot ik, Meta niet meer voor ons karre tje te spannen. Tot dit besluit was ik te eer gekomen doordat Meta op een tweede ritje er in geslaagd was, het tentwagentje eenvoudig in twee stuk ken te rijden, die er ook ieder op zich zelf alles behalve presentabel meer uitzagen.. Ik had nu de keus, Meta voor den ploeg te spannen of de merrie als rij dier te gebruiken. Na eenige bedreigingen van de knechts, dat zij het werk zouden neer leggen als Meta den ploeg moest trek ken, besloot ik hiervan maar af te zien en dus tot het tweede te besluiten. Maar voorzichtigheidshalve noodigde ik eerst Boks uit, het dier eens te be stijgen. Hij verklaarde echter, het zoo druk te hebben met den aankoop van paarden voor een Hongaarschen vorst, dat hij^voor eerst wel geen tijd zou hebben aan mijn verzoek te voldoen. Toen stelde ik hem voor, dat hij Meta voor mij aan dien Hongaarschen vorst zou verkoopen, maar de paarden handelaar schudde het hoofd onder de opmerking, dat het dier daarvoor niet genoeg temperament had. „Watriep ik. „Niet genoeg tem perament 1 En het dier slaat me den heelen boel kort en klein Het heeft me al twee vonnissen op den hals ge jaagd Zwaar lei Box zijn hand op mijn schouder. „Kent u de Hongaarsche edelen I" vroeg hij, „of hebt u wellicht nog nooit een Hongaar gezien 1 Nu, zeg ik u, wat zij temperament noemen, dat zou den wij eenvoudigweg dynamiet hee- ten Als ik Meta bij den vorst in den stal bracht, zou zijn eerste, woord zonder eenigen twijfel zijn Wat moet ik met zoo'n suffert beginnen Neen, waarde heer, stel dat maar uit uw hoofd; er kan onmogelijk iets van komen." Daar ook Jacob weigerde, Meta te berijden, zag ik mij wel gedwongen zelf op het dier te gaan zitten. Mijn plan werd spoedig in de heele buurt bekend, en op den middag dat ik voor het eerst uitrijden zou, waren er heel wat toeschouwers. Onder hen was ook de directeur van het circus, dat juist in ons stadje voor stellingen gaf. Hij bekeek het paard van alle kanten en meende, dat Meta heel goed tot rij dier af te richten zou zijn, als ik haar maar een poosje aan zijn zorgen wilde toevertrouwen. Ik stemde dadelijk toe, en lachend verdween hij met het dier achter het voorhangsel zijner tent. In spanning verwachtten wij het oogenblik, dat Saltarini met Meta onder zich naar buiten zou komen. Maar hij kwam niet. Wel hoorden we duchtig zweepgeklap en luid gehinnik, maar verder niets, tot opeens een luide angstkreet weerklonk. Het voorhangsel der tent werd opgelicht en Meta ver scheen zonder berijder. Deze ver scheen eerst vijf minuten later met zijn vt, zand, en in de rechterhand een gequitteerde reKening voor de dat hij nooit een fluit, een Tiarmonlca schade, door mijn paard aangericht, of een viool zou bezitten, werd het henï Het lieve dier was op de orkesttribune treurig te moede, geklommen, had deze geheel vernield Op een marktdag gaf zijn moede# en verschillende instrumenten on- hem een dubbeltje om een stuk koek bruikbaar gemaakt. te koopen, maar hij nam liever een Nu moest ik het dier dus wel zelf mondharmonica voor zijn geld. „Kijk berijden. eens moeder, wat ik voor mijn dub» „Geduld maar, vóór alles geduld beitje gekocht heb," riep hij haar sprak mijn buurman, een gepension- al van verre toe, „nu kan ik ook moot neerd ritmeester. muziek maken." En Saltarini vermaande mij, het Nog nooit te voren had hij zulk een paard met de knop van mijn rijzweep pak slaag gekregen als toen. „Dat in den nek te stooten, zoodra het zou heeft je vader ten gronde gericht en gaan steigeren. daarom wil ik je bijtijds den lust daar» Ik beproefde het middel en lag toe benemen," had zijn moeder gezegd naast Meta op den grond in minder Hij herinnerde zich deze woorden tijd dan ik noodig heb om het te ver- nog zeer goed en toch was het al zoe tellen. lang geleden. De ritmeester was woedend. Langzamerhand kwam hij te weten, „Mijnheer," sprak hij tot den circus- waarom zijn moeder zoozeer alles directeur, „als u nog niet weet hoe men haatte wat met muziek in verband meteen paard van zoo edel ras moet stond. Zijn vader was muzikant b^ omspringen, waarom durft u dan raad de schutterij geweest en had daar aar- te geven!" En tot mij sprak hij :,,Ge- dig geld verdiend, maar ook veel noo» duld maar, waarde heer, vóór alles dig gehad. Hij hield niet van sparen^ geduld. Als het paard u dreigt af te was gaarne vroolijk en had dan altijd werpen, stijg dan uit u zelf af en wacht een milde hand. tot het geduldiger wordt." Frits ontmoette wel eens een oude# Ik heb ook dat beproefd, heb mij ge- man, die zei„Jongen, wat lijk je oy wapend met een pak couranten en je vaderDat was zoo'n beste man, boeken en ben, telkens als het paard alleen wat zwak van karakter. Air steigerde, rustig gaan zitten lezen tot hij wist dat jij zoo flink was geworden^ het dier kalmer werd. Zoo hebben de zou het hem groot genoegen doen.' menschen mij op alle punten in den Frits hoorde dit zoo gaarnehet dee# omtrek gevonden, naast mijn paard hem goed, den lof van zijn vader t« zittende wachten, totdat het zijn kuren hooren verkondigen, zou vergeten. Zijn moeder sprak echter heel ander. Maar het duurde me te lang, en over hem. Wanneer hij, vroolijk ge- eindelijk begon ik te bedenken, dat stemd, met zijn kameraden thuis. Meta even goed op stal tot een vrat kwam, zei zij menigmaal rustiger temperament bekeerd kon „Precies als zijn vader, die was ook worden. altijd opgeruimd, maar ik moest er En daar staat de merrie nu al gerui- voor boeten. De muziek is er de schuld men tijd. Nu en dan betaal ik een van, dat hij nu niet meer leeft en voo» rekening aan den timmerman voor vrouw en kind kan zorgen. Ik moet het herstellen van de schade, door het nu als weduwe voor mij en voo: Frits paard aangericht en iederen keer het brood verdienen." als ik Meta zie, denk ik aan den slechten Christine vergat echter, dat zij vroe- Boks, die mijn onbegrensde vertrou- ger den vroolijken muzikant zeer lief wen in de menschen voor goed te schan- had gehad en blij was geweest, toen de heeft gemaakt 1 DE FLUITEHSBAAS. hij haar vroeg zijn vrouw te worden zij vergat ook dat zij hem door haar jaloerschheid en haar kleingeestig» verwijten het huis meermalen tot een hel had gemaakt. Eeuwig en altijd had Wie de vroolijke, altijd spraakzame zij hem aan de ooren gezeurd, dat hij Christien Trautvetter als meisje en de muziek, waarvoor hij nu eenmaal als jong getrouwde vrouw had gekend, leefde, moest laten varen en weer klerk had bezwaarlijk haar terug kunnen worden, maar hij was daartoe niet t» vinden in de stille, sombere vroeg-oude bewegen geweest, en zoodoende kwa* weduwe. En als iemand tot Fritsje men twist en ongeluk. Op een kouden Trautvetter gezegd had, dat zijn moe- winterdag moest de kapel in een na der vroeger zoo levenslustig was ge- burige stad een concert geven. Op weest, zou hij het moeilijk hebben kun- den terugtocht, toen de anderen hun nen gelooven. Frits kende zijn moeder instrumenten in de foudralen hielden immers alleen zooals zij nu was hard, opgeborgen, moest hij op algemeen streng en onverbiddelijk ten opzichte verlangen in den scherpen oostenwind van zijn kinderlijke wenschen. Hij nog op de fluit blazen. Geen wonder, was echter een goede jongen, zacht dat hij longontsteking kreeg en daar- en geduldig. Hij had medelijden met aan stierf. Zij hadden niets bespaard en r.ijn moeder, die nooit lachte, die zoo- hetgeen Christien vroeger op zijde had veel bittere woorden sprak, veelal gelegd was ook opgegaan. Christine beschuldigingen tegen zijn overleden moest dus voortaan in het onderhoud vader. Frits kon niet begrijnen, dat van haar en haar kind voorzien, zijn vader zoo slecht geweest kon zijn. Het ging dan ook. Maar hoe Frits Hij herinnerde zich nog dat hij hem verlangde naar het einde van zijn liefkoosde en op de fluit blies zoo schooljarendan zou zijn oom, een prachtig mooi. Somtijds 's avonds in slager, hem bij zich in de zaak nemen, bed, als het zoo stil om hem heen was, Frits zelf vond dit afschuwelijk. Dat meende hij de tonen nog te hooren en hij geen muzikant mocht worden, onwillekeurig begon hij dan ook te zooals zijn vader, wist hij wel, maar hij fluiten. wilde zoo graag onderwijzer zijn, zoo- Maar zoodra de eerste tonen weer- als meester Munch, waarvan hij zoo- klonken, riep zijn moeder uit de kamer veel hield. „Stil toch, of ik kom." Hij perste de Toen zijn moeder eens tegen hem lippen dan op elkaar en zweeg. Moeder zei„Nog twee jaren, dan behoef j» kon er 00 duchtig op los slaan, als niet meer naar school, en krijg ik het hij niet dadelijk naar haar luisterde, beter," greep hij moed en vroeg hij Zonderling, dat Frits niettemin zoo haar „Moeder, zou ik geen onderwij- aan zijn moeder gehecht was, die hem zer kunnen worden, ik ben toch altijd zoo weinig liefde betoonde. Of hij het de eerste van mijn klas besefte dat zij zichzelve geweld aan- „Onderwijze: Hoe kom je daaraan, deed om zoo streng te zijn Zij prees jongen Dat kost veel te veel. Slagei hem nooit, als hij 's zomers hout voor wordt je en niet anders. Ik weet haar sprokkelde of steenkolen voor toch al niet, hoe ik die twee jaren nog haar haalde, niet eens als hij met een rond moet komen. Alles is even duu# mooi rapport van de school thuis tegenwoordig." kwam. Tengevolge van dit gesprek besloot En toch deed hij al wat hij kon om Christine den hoogmoed van den jon- haar genoegen te doen. Hij had zooveel gen een gevoeligen stoot te geven. Den medelijden met moeder, die nooit lach- vorigen dag had de vrouw van den te en er zoo mismoedig uitzag. Hij lach- bakker in de buurt haar gevraagd, of te zelf mmers zoo graag, en in zijn Frits niet iederen morgen voor school» oogen was zooveel vroolijkheid te le- tijd een uurtje brood kon rondbrengen; zen. Slechts dan, wanneer hij bedacht. Zij had het geweigerd, want zij vond

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7