i
3- 3-
ff
0£2
w
ft ra
rt
TT
META.
agf»
g*
is
P.3
^2
t-* D-
O
0-B
a
,-c
82&
-S ?4oÜH?BK,Snory Sö 09 ftg
3->E^La ?p >n-Z- S r<2 q oS
uïpftg aq S.i s.ro vc Ctnirn trp-c^
i32S 2 52 <r|L»,pr^?-
\,*>?§~Fg~0r
e. 0°-O?gnö
gï? s?"ë1,1
y
■fc
s"
"rM
,5iOp-Dê
<j O
n> rt>
p p
a.ti CL*
fta
r-f-'-l r+
O ft O
cri»
CO
n rt
«4-co
O ca>
- §m
w
H|
s
o
erg
ro SL/-V
•t r*-0
S3
<P
pr p
co -l {-'
Qz\ Pj
co t=r
a
P.
fD i
ft
r O
3®B
^T&>
T3
•PJ
0?
ëS
*a
o -1
O eS:
J§
C! p
O-"
3 2
8®
3
S -fl
■O
co
■a1» ft
s~3£<ïï§
co trcrq
2S8 8-
S§'
C/Q O.
O pt
o
H" (D rj H)
CL&q
O) C3 r4-
n, ft) co
'aBQ
S^dL 2
S-3m3
a'W re Q.
ïq —Ciq
5 js B
3 2 2. $1
ff°Sa|a g|g^ m
g-Og
„ft ra
<5
2 ffi 3 3lï tn
ft. I J
!s ra
M- ,21
rr tr cd
fta3f5(/5ö3
s*"3 ~B q S-™ a7og-m
2-Clo rrcici
co Q rtj (D p
c
X)
3 O
zrBL 2 P—w ti "5-
a5 3* 2 S n S. J»
- iy<3
C
O
"O
A n
3 p m
3* 5 o. £- ^°g cS
n C!S "a 03 S O ST 5 ro f»
y 0
©S*?"? 22
ïi?s
■cr
o
S
s
S'
o
B
TC
T!T
fiZ
w
p
U5
CO
3
s
H
3,
"^T
.0)'
r&
3
3
3
ro
t/j
H
T3
2 «2.
>rS'
cn 2
5'
3!
ft-
O
a>
ga
ro a| ff ns
5'2.3^6
0-T3
^«3:^ r5*
a- w oft'"
5. P- 2 tf?
0 O P
1 P 5 2 P
5 2
B
bBuS
O ra o n>
P P P A
P^
e«-Jï p
«E-ff
g|f.&
1 P
cr"-
|s
P-
B' O
S
o q-
S. s.
rt>
I I
O
O
O
co
O*
p c
b1» (-»■
O O
CO DO GO
M. 00 CO 1^.
O O O
O H- O
N P
co CD CD
pi O CX* -vP?
rg-
cr
p
3
w*
S3
PT*
po
<z&
>-3
3
SL
V
O
O.
3
O
O
b i
CD
JT
ï1*
53
w
Hij maakte ook een bedekte toespe- Te zamen begaven zij z'oh in den na-
ting op de wederzijdsche genegenheid nnadag naa mevrouw u Marsan
van Gilbert en Madeleine en beschouw- bedrukt en terneergeslagen, een droevi-
de dit ais een bewijs van de grootheid g; tegensteiling met de menigte op de
van hart van dengene die durfde boulevards die feestelijk gestemd en
dingen naar de achting en genegenheid gekleed genoot van den heerlijk schoo-
van zulk een edei jong meisje en deze nen voorjaarsdag,
vist te verkrijgen. Evenwel de hoop was niet vervlogen
Eindelijk eindigde hij met deze het jonge meisje bezat een rotsvast
woordenvertrouwen
„De man, die ge daar voor u hebt is
niet schuldig.Hij is een slachtoffer.
En als dit slachtoffer uw medelijden heid.
Mevrouw de Marsan ontving beiden
met een levendig gevoel van erkentelijk-
verdient nog meer verdient hij uw
bewondering
Hoe komt eigenlijk deze beschuldig-
,0, hoe aardig van jelui dat je mij
komt bezoeken," sprak ze.
Nog geen tijding," vroeg Madeleine
de betrokken in deze rechtszaak Door met bevende stem.
den haa van een afgeleefden gierigen „Neen, niets, maar het is nog te
grijsaard, die hem niet kon vergeven dat vroeg."
hij zijn finantieele operatiën had ver- „Ik heb gehoord dat de uitspraak in
ijdeld door ze terecht ais verdacht te den voormiddag zou vallen
brandmerken„Dat is n et mogelijk, dan zou ik het
De v/are schuldigen hier zijn de specu- reeds weten. De h er Riche oy heeft
ianten zonder geweten. De man die mij beloofd dadelijk te telegrafeeren
zijn vrijspraak van uw rechtvaardig- „Zou dat telegram spoedig komen?
heid verwacht is het slachtoffer van Het jonge meisje gevoelde een ver
moeidheid, die uit haar groote aandoe
ning voortkwam.
Mevrouw de Marsan leed aan de-
zijn oprechtheid en eerlijkheid."
Dit alle was wei geschikt om het ge
moed der menigte te tref en en een -
gunstigen invloed uit te oefenen op de zelfde matheid. Beiden waren ze be
jury, en daar men geen enkel werkelijk vangen door een koortsachtigen on
bewijs tegen Gilbert kon aanvoeren, rust.
was het ondenkbaar dat deze de verant- Hoelang zouden zij nog moeten wach-
woordelijkheid eener veroordeeling op ten
Zich zou durven nemen. „Hoe laat is het" vroeg Madeleine.
De grootte zelf der misdaad, die „Drie uur," zei miss Percy, na haar
een zware straf eischte. wellicht de horloge geraadpleegd te hebben,
doodstraf moest de rechters doen aarze- Het zij doo de reactie, door haar
jen. verbeeldingskracht of door een krach-
Evenwel de schijn was sterk tegen tige uiting van haar wil, wierp zij allen
den beklaagde. Er waren moeilijk te tv/ijfel terzijde en vol hoop stortte zij
verklaren feiten en met zekerheid was zich in droomen van geluk, die haar
dus de uitspraak der jury niet te voor- hart deden overvloeien,
zien. Ook de moeder vleide zich met
Ondanks hun groot vertrouwen op een hoopvolle toekomst.
God en de rechtvaardigheid, die Hij „Ik zal mijn geliefden zoon weldra
kan doen zegevieren, door de onschuld terugzien. Wat een geluk na zooveel
van Gilbert zonneklaa aan den dag te lijden, 't is alsof ik opnieuw begin
brengen, wachtten mevrouw de Marsan te leven." sprak ze.
sn Madeleine met angst de uitspraak Een uur was zoo langzaam verstre-
af, in smartelijk ongeduld. De slingerin- ken. Een tweede uur volgde in koorts
gen tusschen hoop en vrees veroorzaak- achtig wachten. Ongeduld en zenuw
ten de beide vrouwen een ware marte- achtigheid vertolkten zich in de vraag
ling, 't Was voor haar toch, bijna zoo van Madeleine „Meent u, dat de heer
goed als voor den onschuldig verdach- Richeroy werkelijk een telegram zal
te. een kwestie van leven of dood zenden
„Als hij veroordeeld werd, zou ik het „Ja, dat is zeker. Zooals je weet
niet overleven," sprak de arme moeder heeft hij alle zittingen willen bijwonen
en een straal van hoop flikkerde in om mijn zoon door zijn tegenwoor-
haar oog, dat God, als haar zoon haar digheid en zijn blik te bemoedigen
ontnomen zou worden, ook haar uit en te steunen. Hij zal zich haasten mij
dit leven zou wegnemen. het goede nieuws te melden."
Madeleine troostte haar, trachtte Uit deze woorden bleek het onver-
haar. moed in te storten en wist ten zettelijk vertrouwen der moeder. Zij
eerste haar vertrouwen te doen herleven verwachtte „goed nieuws", wat zou
en bovendien haar berusting en gelaten-' het zijn als het nieuws eens niet goed
heid te schenken. was
Moedig, hoewel vol angst en smart, Intusschen liet het telegram zich
wachtte de moeder met den troostenden wachten en opnieuw begonnen zij on-
engel aan haar zijde af wat de naaste rustig en angstig te worden. Dan de
toekomst brengen zou.
XXI,
De lang verwachte, met ooveel
angst verbeide dag was gekomen.
Na een slapeloozen nacht was de
arme moeder opgestaan. De verwach
ting, de onzekerheid, de angst hadden
haar den slaap ontroofd. Met he aan
breken van den dag was haar ver
trouwen teruggekeerd.
Madeleine had venmin de verkwik
king, de vergetelheid van den slaap kun
nen vinden. Zal hij vrijgesproken of
een, dan de ander, liepen zij den salon
op en neer, nederden den schoorsteen
om op de pendule te kijken ot wierpen
een snellen blik naar buiten.
„Wat duurt het lang," zuchtte Ma
deleine.
„O, 't is een eeuwigheid," antwoord
de mevrouw de Marsan.
Miss Percy antwoordde„U moet
uw ongeduld wat bedwingen. Zeker,
ik begrijp het, ik deel het, maar ik
kan mij de vertraging best verklaren.
Men kan in zulke zaken het uur der
beslissing niet voorzien."
„O ja," stemde mevrouw de Marsan
veroordeeld worden? Deze vragen had- toe, om zich zelf en Madeleine gerust
den haar geest geheel in 'beslag geno- te stellen. „Een vertraging is best
men en deden haar op dezen dag vol- te begrijpen. Die komt veel voor in
komen uit het oog verliezen, dat het de zulke omstandigheden."
laatste dag was van haar jongemeisjes- Men begon te praten, de hoop te
leven. Den volgenden morgen zou het verlevendigen, doch zonder de vree
noodlottig huwelijk gesloten worden, te kunnen verzetten,
dan zou zemevrouw Fernand Mochelier Het sloeg vijf uur op de klok.
zijn „Nu wordt het verontrustend,"
Ze dacht hieraan echter niet, ze dacht Madeleine zonder het te durven
dacht niet aan de toebereidselen voor zeggen.
dien huwelijksdag of was het ook en groote treurigheid sloop haar
om zich daaraan te onttrekken dat zij hart binnen. Telkens ging zij de kamer
tot haar gouvernante sprakuit om te vragen of er geen besteller
„Wij zullen de arme mevrouw de was gekomen, doch telkens kwam zij
Marsan gaan be oeken. Vandaag zal met de boodschap „Nog niets
de jury uitspraak doen Deze zal zeker ,Als ik eens een boodschap naar
gunstig zijn, maar ik vermoed, dat de mevrouw Richeroy zond," vroeg de
arme moeder toch angstig zai zijn, daar arme moeder. Madeleine keurde het
om willen we haar moed gaan nspreken. goed, begeerig als ze was om de be-
„Goed," sprak Miss Percy. nauwende stilte te verbreken. Nu wer
den de minuten uren en de uren sche
nen eeuwen. De opwinding werd ster
ker, de twijfel groeide aan, bange voor
gevoelens bes ormden hen.
Madeleine stond voor het venster.
Een kille huivering overviel haar. een
gebed steeg uit haar hart op „Mijn
God, maak een einde aan deze beproe
ving."
Mevrouw de Marsan, die nu en dan
in een naburige kamer ging, wierp
zich daar ook op haar bidstoel om
den angst van haar hart in een gebed
uit te storten.
De hoop verflauwde.
„Mijn God, mijn God 1 Waarom
komt er geen tijding van Richeroy,"
vroeg eindelijk de treurende moeder.
Deze vraag trof het oor van Madelei
ne als een wanhoopskreet.
„Toe mevrouw, houd u bedaard,"
zei miss Percy, die haar koelbloedig
heid en gelatenheid had behouden.
„Dit wachten is niets buitengewoons,
ik heb het voorzien. Rechtszaken gaan
altijd langzaam em een telegram on
dervindt vaak vertraging."
Weer hernamen ze hun kalmte en
met deze kwam de hoop weer terug
in het hart der arme moeder. Madelei
ne bleef ondanks haar angst vertrou
wen.
Plotseling hoorde men een rijtuig
voor de deur stilhouden.
„Mevrouw Richeroy," riep Madelei
ne, die nog voor het raam stond.
„Zij komt het goede nieuws zelf
brengen," riep de moeder. Het leek
een vreugdekreet. Onstuimig snelde
Madeleine, die eer grooten angst dan
vreugde gevoelde, het vertrek uit en
de beide andere vrouwen volgden haar.
In de vestibule ontmoetten zij de be
zoekster en trachtten op haar gelaat
de aankondiging der goede tijding te
lezen.
Deze stond onbeweeglijk en sprak
niet.
„Welnu," riepen mevrouw de Mar
san en Madeleine tegelijk.
Het scheen de bezoekster onmogelijk
een woord te uiten.
„Mijn zoon, mijn Gilbert," zuchtte
de moeder dringend en smeekend.
„Arme Gilbert," sprak eindelijk me
vrouw Richeroy, die haar tranen niet
meer kon bedwingen.
De moeder had het begrepen.
De bezoekster troonde de arme moe
der mee in het salon.
„Wat is het met Gilbert," vroeg
Madeleine eindelijk. „Hij is toch niet
veroordeeld," kreet zij.
Een bevestigend hoofdknikken was
het sprakelooze antwoord.
De arme vrouw wankelde en zonk
ter aarde. Men legde haar op de canapé.
Madeleine had een droevigen blik ten
hemel geslagen, waarin haar ziel God
om erbarming smeekte. Toen beijverde
zij zich mede om de arme moeder bij
te brengen en toen deze eindelijk de
oogen opsloeg sprak het jonge meisje
bijna plechtig„Moeder, wanhoop
niet, God zal ons niet verlaten, Hij
zal hem ons teruggeven."
Verbaasd over- zulk een vast ver
trouwen zagen de anderen haar onder
zoekend aan.
XXII.
Op hetzelfde uur was baronVolcaster
diep verslagen in zijn huis teruggekeerd.
Ook hij had de uitspraak vernomen
en het vreeselijk vonnis dat daaruit
volgde. Hij had vast op de vrijspraak
van Gilbert gerekend. Herhaalde ma
len had hij dit verklaard, en ofschoon
hij de verrassingen kende, waaraan
de buitenstaanders waren blootgesteld,
die niets afwisten van de overtuigings
stukken, waarover de jury beschikte,
hij was toch ten hoogste verbaasd en
verschrikt.
Gilbert was hem in den grond altijd
sympathiek geweest. Als hij hem opzij
gezet had, v/as dit geweest om zijn
belangen hoogere belangen volgens
hem die hij had tegengewerkt.
En dan, ondanks alles, werd de
baron door zijn gevoel van rechtvaar
digheid en ridderlijkheid gebracht tot
verontwaardiging over dit naar zijn
meening „onrechtvaardig vonnis."
Baron Volcaster achtte Gilbert on
schuldig en het stïet nem geweldig
egen de borst een onschuldige te zien
veroordeelen tengevolge van een mis
schien onherstelbare rechterlijke dwa
ling.
Toen de rechter van instructie hem
had ondervraagd, had de baron zijn
meening ruiterlijk gezegd en verklaard
dat hij volstrekt niet aan de schuld van
den jong n man geloofde. In zijn hart
eerlijk en rechtschapen, zou hij het
onwaardig achten uitvluchten te be
zigen en terecht achtte hij het een
monsterachtige onrechtvaardigheid
misbruik te maken van iemands posi
tie om hem in het verderf te storten, en
dan bovendien nog iemand, wiens
eenige fout was, dat hij zijn plannen
tegengewerkt had door en onweer-
staanba-e neiging die zich van zijn
hart had meester gemaakt.
„Het is afschuwelijk"., bromde hij,
terwij) hij den corridor doorging en
zijn moeder bij den ingang van het sa
lon zag staan.
De barones had ongeduldig den te
rugkeer van haar zoon afgewacht. Ze
was nieuwsgierig om den afloop dezer
zaak te weten, die zij met zooveel op
lettendheid gevolgd had en die haar
om zooveel redenen belang inboezemde.
„Is hij vrijgesproken," vroeg zij
gejaagd.
„Hij zou het verdiend habben en
ik zou er niets op te zeggen gehad
hebben, maa- het is juist het tegen
overgestelde."
„Wat, is hij veroordeeld," hernam
de barones ten hoogste verbaasd.
„Ja, veroordeeld," antwoordde de
baron, terwijl hij mismoedig de schou
ders ophaalde.
De barones liet de ontroering, die
haar ondanks zichzelve bemachtigde,
niet blijken.
„Ter dood veroordeeld," vroeg zij,
met trillende stem deze vreeselijke
woorden uitsprekende.
„Neen, het leven is hem genadig
geschonken," zei de baron ironisch.
„Gilbert de Marsan is, dank zijn onbe
rispelijk verleden en verzachtende om
standigheden, veroordeeld tot levens
langen dwangarbeid."
De oude dame sidderde. Ook zij
stond een oogenblik verslagen. Tot
nog toe had zij haar gevoel door geen
enkel woord verraden. Nu toonde
zij een soort van medelijden. „Arme
moeder Arme mevrouw de Marsan,"
.luisterde zij.
„Ik had dezen afloop heel niet ver
wacht," begon de baron weer.
Z'n moeder zweeg. Evenwel ook
in haar sprak een inwendige stem ten
gunste van den veroordeelde en ze
schaamde zich nu over haar hardvoch
tige zelfzucht.
Deze vrouw, meer trotsch en ijdel
en vol van vooroordeelen dan werkelijk
slecht of boosaardig, ondervond op
dit oogenblik een zonderling, beklem
mend, hoewel zeer natuurlijk en ver
klaarbaar gevoel.
Ze was eenerzijds voldaan een man
uit den weg te zien geruimd, dien zij
nooit, tot geen prijs als echtgenoot
harer kleindochter had willen aanne
men. Deze kwestie was nu zonder strijd
beslecht. Voortaan toch was Gilbert
dood voor Madeleine, die hem zou be-
weenen, daarna vergeten, langzaam
misschien maar zeker, want de gene
genheid van een jong meisje van dien
leeftijd was even kort van duur als
het leven van een vlinder. Dan zou
haar niets overblijven dan haar echt
genoot Fernand Mochelier lief te krij
gen, dien zij nu van zich stiet om een
onbetamelijke voorkeur voor een an
der.
Van den anderen kant ondervond
de barones een onbehaaglijk gevoel,
toen zij Gilbert's veroordeeling vernam.
Onwillekeurig werd zij door dit harde
vonnis afgeschrikt en ze had medelij
den met de moeder.
Maar de berekening van persoonlijke
eerzucht, eigenbelang en trots ver
zwakten dit gevoel en legden de edel
moedige opwelling van haar hart het
stilzwijgen op.
Wordt voortgezet.
Zoo'n besten kerel als ik zouden ze
n'et licht een tweeden op de v/ereld
vinden. Ik was zoo goedhartig, dat ik
zelfs geen suikerooms kon zien sterven
en geen schoonmama's zien schreien,
zóó innig goed dat ik ze fs mijn schuld-
eischers hartelijk iefhad.
Mijn goedheid was in de heele streek
spreekwoordelijk geworden. Vijftien ne
ven en drieentwintig nichten werden
tot vervelens toe door hun ouders aan
gespoord mij na te volgen, en mijn
°°m, een fabrikant van kerksieraden,
kon zijn aandoening bijna niet bedwin
gen, zoo dikwijls hij mij de hand drukte.
Nooit ging een bedelaar ongetroost
van mijn deur, en het plaatse ijk arm
bestuur had mij all en daarom niet
totvoorzitter gekozen, omdat met grond
mocht worden aangenomen, dat ik
het quantum verstandige gestrengheid
miste, dat toch in een rechtgeaarden
armenverzorger noodig is.
Van leugen en oneerlijkheid had ik
een waren afschuw. Men had mij ge
rust een kist vol ongetelde goudstukken
in bewaring kunnen geven, zonder
vrees dat ik er zelfs in de ergste geld
verlegenheid één uit zou nemen, en ik
wilde liever honderdmaal bedrogen
worden dan één keer uit ongerecht
vaardigd wantrouwen in de menschen
een goed werk te verzuimen.
De paardenhandelaar Boks hoe
komt die er nu in eens bij, zult ge zeg
gen zal dan ook zijn heele leven ge
bukt gaan onder de misdaad, die hij
begaan heeft door mij mijn vertrouwen
in de menschen te ontnemen, en al zijn
overige voortreffelijke eigenschappen
zullen nooit een tegenwicht kunnen
vormen voor die ééne heel slechte,
waarvan ik de dupe geworden ben en
die mij de beteekenis der uitdrukking
„te goed van vertrouwen" eindelijk
geleerd heeft.
Deze Boks had dan een bruine
merrie op stal staan een dier dat
als voor mij geschapen was, zooals
hij sinds een tijd niet had opgehouden
te beweren. Men kon Meta naar belie
ven als rijpaard gebruiken of voor een
rijtuig spannen, verklaarde hij, en
zefs als men het dier slachtte, was het
nog zijn geld dubbel waard. Voor een
ploeg gespannen, zou het betere dien
sten bewijzen dan een buffel op Java's
1 anderijen. En met ten hemel gerichten
blik gaf Boks zijn speciaal eerewoord
als paardenhandelaar, dat Meta zoo
mak was als een lammetje en absoluut
geen gebreken had.
Toen ik Meta in haar stal kwam be
kijken, vond ik haar wel wat klein en
onbeduidend van uiterlijk.
„Klein riep Boks verontwaardigd
uit. „Het is eenvoudig belachelijk.
Denkt u soms dat het hem in de grootte
zit. Zelfs de grootste mannen zijn
immers klein en onbeduidend van
uiterlijk geweest 1 Denk eens aan David,
aan Napoleon en aan de Japanners.
Als u wat groots wilt hebben, koop
dan liever een locomotief 1"
En Boks verklaarde, het prachtige
dier voor geen cent minder dan zestien
honderd gulden te zullen afstaan.
Ik bood hem zevenhonderd hij
dacht er niet aan, naar hij zeide, en
verklaarde er niet van te houden, dat
men op zijn prijzen, die altijd heel
matig waren, afdong. Toen bood ik aan,
dat we het verschil samen zouden dee-
lenhij nam het aan en verklaarde,
dat het juiste midden tusschen zijn
bod en het mijne precies vijftienhon
derd twee en tachtig gulden was.,
Ik slaagde er in, er nog een gulden af te
krijgen en toen was de veel geprezen
Meta eindelijk mijn eigendom.
Ik was eerlijk in mijn schik, want ik
houd veel van dieren. En wanneer
paarden maar, evenals kanarievogels
mooi zingen konden en geen vier poo-
ten hadden, zou ik geen mooier en
prettiger dieren op de wereld weten
dan zij.
Ik wilde Meta voor mijn eenvoudig
tentwagentje spannen. De koetsier
haalde het rijtuigje en het opgetuigde
paard uit mijn stal: Jacob en het
karretje bleven daarbij tamelijk be
daard. maar Mets sa"~^ex>
naar gemaK. rx trachtte haar met vrien
delijke woordjes te kalmeeren wat
heel weinig hielp. Mijn vrouw riep mij
toe den koetsier mee te nemen het
goede mensch heeft een ongelooflijk
grooten afkeer van gebroken armen en
beenen, vooral in haar naaste familie.
Maar het gelukte mij, ook haar ge
rust te stellen, en ik reed weg.
Voor alles wat op dien rit gebeurde,
moet ik echter tot mijn spijt vriend
Boks geheel en al verantwoordelijk
stellen. Want wat voor belang zou ik
er bij gehad hebben, de oude freule
Brigitta Dornstein midden op den weg
en den rentenier Smidt zelfs in den
tuin vóór zijn huis te overrijden 1
De rechter nam alle mogelijke ver
zachtende omstandigheden aan al
leen van zwakzinnigheid en van buiten
gewone rechtschapenheid wilde hij niet
hooren. Van zwakzinnigheid niet,
omdat ik lid van den gemeenteraad
ben (verbeeld u Natuurlijk ga ik
in hooger beroep), en van buitenge
wone rechtschapenheid niet, omdat ik
kort voor de uitspraak al veroordeeld
was wegens beleediging van den paar
denhandelaar Boks.
Op aanraden van den rechter be
sloot ik, Meta niet meer voor ons karre
tje te spannen. Tot dit besluit was ik
te eer gekomen doordat Meta op een
tweede ritje er in geslaagd was, het
tentwagentje eenvoudig in twee stuk
ken te rijden, die er ook ieder op zich
zelf alles behalve presentabel meer
uitzagen..
Ik had nu de keus, Meta voor den
ploeg te spannen of de merrie als rij
dier te gebruiken.
Na eenige bedreigingen van de
knechts, dat zij het werk zouden neer
leggen als Meta den ploeg moest trek
ken, besloot ik hiervan maar af te zien
en dus tot het tweede te besluiten.
Maar voorzichtigheidshalve noodigde
ik eerst Boks uit, het dier eens te be
stijgen. Hij verklaarde echter, het zoo
druk te hebben met den aankoop van
paarden voor een Hongaarschen vorst,
dat hij^voor eerst wel geen tijd zou
hebben aan mijn verzoek te voldoen.
Toen stelde ik hem voor, dat hij
Meta voor mij aan dien Hongaarschen
vorst zou verkoopen, maar de paarden
handelaar schudde het hoofd onder de
opmerking, dat het dier daarvoor niet
genoeg temperament had.
„Watriep ik. „Niet genoeg tem
perament 1 En het dier slaat me den
heelen boel kort en klein Het heeft
me al twee vonnissen op den hals ge
jaagd
Zwaar lei Box zijn hand op mijn
schouder.
„Kent u de Hongaarsche edelen I"
vroeg hij, „of hebt u wellicht nog nooit
een Hongaar gezien 1 Nu, zeg ik u,
wat zij temperament noemen, dat zou
den wij eenvoudigweg dynamiet hee-
ten Als ik Meta bij den vorst in den
stal bracht, zou zijn eerste, woord
zonder eenigen twijfel zijn Wat moet
ik met zoo'n suffert beginnen Neen,
waarde heer, stel dat maar uit uw hoofd;
er kan onmogelijk iets van komen."
Daar ook Jacob weigerde, Meta te
berijden, zag ik mij wel gedwongen
zelf op het dier te gaan zitten. Mijn
plan werd spoedig in de heele buurt
bekend, en op den middag dat ik voor
het eerst uitrijden zou, waren er heel
wat toeschouwers.
Onder hen was ook de directeur van
het circus, dat juist in ons stadje voor
stellingen gaf.
Hij bekeek het paard van alle kanten
en meende, dat Meta heel goed tot rij
dier af te richten zou zijn, als ik haar
maar een poosje aan zijn zorgen wilde
toevertrouwen.
Ik stemde dadelijk toe, en lachend
verdween hij met het dier achter het
voorhangsel zijner tent. In spanning
verwachtten wij het oogenblik, dat
Saltarini met Meta onder zich naar
buiten zou komen.
Maar hij kwam niet. Wel hoorden we
duchtig zweepgeklap en luid gehinnik,
maar verder niets, tot opeens een luide
angstkreet weerklonk. Het voorhangsel
der tent werd opgelicht en Meta ver
scheen zonder berijder. Deze ver
scheen eerst vijf minuten later met zijn
vt, zand, en in de rechterhand
een gequitteerde reKening voor de dat hij nooit een fluit, een Tiarmonlca
schade, door mijn paard aangericht, of een viool zou bezitten, werd het henï
Het lieve dier was op de orkesttribune treurig te moede,
geklommen, had deze geheel vernield Op een marktdag gaf zijn moede#
en verschillende instrumenten on- hem een dubbeltje om een stuk koek
bruikbaar gemaakt. te koopen, maar hij nam liever een
Nu moest ik het dier dus wel zelf mondharmonica voor zijn geld. „Kijk
berijden. eens moeder, wat ik voor mijn dub»
„Geduld maar, vóór alles geduld beitje gekocht heb," riep hij haar
sprak mijn buurman, een gepension- al van verre toe, „nu kan ik ook moot
neerd ritmeester. muziek maken."
En Saltarini vermaande mij, het Nog nooit te voren had hij zulk een
paard met de knop van mijn rijzweep pak slaag gekregen als toen. „Dat
in den nek te stooten, zoodra het zou heeft je vader ten gronde gericht en
gaan steigeren. daarom wil ik je bijtijds den lust daar»
Ik beproefde het middel en lag toe benemen," had zijn moeder gezegd
naast Meta op den grond in minder Hij herinnerde zich deze woorden
tijd dan ik noodig heb om het te ver- nog zeer goed en toch was het al zoe
tellen. lang geleden.
De ritmeester was woedend. Langzamerhand kwam hij te weten,
„Mijnheer," sprak hij tot den circus- waarom zijn moeder zoozeer alles
directeur, „als u nog niet weet hoe men haatte wat met muziek in verband
meteen paard van zoo edel ras moet stond. Zijn vader was muzikant b^
omspringen, waarom durft u dan raad de schutterij geweest en had daar aar-
te geven!" En tot mij sprak hij :,,Ge- dig geld verdiend, maar ook veel noo»
duld maar, waarde heer, vóór alles dig gehad. Hij hield niet van sparen^
geduld. Als het paard u dreigt af te was gaarne vroolijk en had dan altijd
werpen, stijg dan uit u zelf af en wacht een milde hand.
tot het geduldiger wordt." Frits ontmoette wel eens een oude#
Ik heb ook dat beproefd, heb mij ge- man, die zei„Jongen, wat lijk je oy
wapend met een pak couranten en je vaderDat was zoo'n beste man,
boeken en ben, telkens als het paard alleen wat zwak van karakter. Air
steigerde, rustig gaan zitten lezen tot hij wist dat jij zoo flink was geworden^
het dier kalmer werd. Zoo hebben de zou het hem groot genoegen doen.'
menschen mij op alle punten in den Frits hoorde dit zoo gaarnehet dee#
omtrek gevonden, naast mijn paard hem goed, den lof van zijn vader t«
zittende wachten, totdat het zijn kuren hooren verkondigen,
zou vergeten. Zijn moeder sprak echter heel ander.
Maar het duurde me te lang, en over hem. Wanneer hij, vroolijk ge-
eindelijk begon ik te bedenken, dat stemd, met zijn kameraden thuis.
Meta even goed op stal tot een vrat kwam, zei zij menigmaal
rustiger temperament bekeerd kon „Precies als zijn vader, die was ook
worden. altijd opgeruimd, maar ik moest er
En daar staat de merrie nu al gerui- voor boeten. De muziek is er de schuld
men tijd. Nu en dan betaal ik een van, dat hij nu niet meer leeft en voo»
rekening aan den timmerman voor vrouw en kind kan zorgen. Ik moet
het herstellen van de schade, door het nu als weduwe voor mij en voo: Frits
paard aangericht en iederen keer het brood verdienen."
als ik Meta zie, denk ik aan den slechten Christine vergat echter, dat zij vroe-
Boks, die mijn onbegrensde vertrou- ger den vroolijken muzikant zeer lief
wen in de menschen voor goed te schan- had gehad en blij was geweest, toen
de heeft gemaakt 1
DE FLUITEHSBAAS.
hij haar vroeg zijn vrouw te worden
zij vergat ook dat zij hem door haar
jaloerschheid en haar kleingeestig»
verwijten het huis meermalen tot een
hel had gemaakt. Eeuwig en altijd had
Wie de vroolijke, altijd spraakzame zij hem aan de ooren gezeurd, dat hij
Christien Trautvetter als meisje en de muziek, waarvoor hij nu eenmaal
als jong getrouwde vrouw had gekend, leefde, moest laten varen en weer klerk
had bezwaarlijk haar terug kunnen worden, maar hij was daartoe niet t»
vinden in de stille, sombere vroeg-oude bewegen geweest, en zoodoende kwa*
weduwe. En als iemand tot Fritsje men twist en ongeluk. Op een kouden
Trautvetter gezegd had, dat zijn moe- winterdag moest de kapel in een na
der vroeger zoo levenslustig was ge- burige stad een concert geven. Op
weest, zou hij het moeilijk hebben kun- den terugtocht, toen de anderen hun
nen gelooven. Frits kende zijn moeder instrumenten in de foudralen hielden
immers alleen zooals zij nu was hard, opgeborgen, moest hij op algemeen
streng en onverbiddelijk ten opzichte verlangen in den scherpen oostenwind
van zijn kinderlijke wenschen. Hij nog op de fluit blazen. Geen wonder,
was echter een goede jongen, zacht dat hij longontsteking kreeg en daar-
en geduldig. Hij had medelijden met aan stierf. Zij hadden niets bespaard en
r.ijn moeder, die nooit lachte, die zoo- hetgeen Christien vroeger op zijde had
veel bittere woorden sprak, veelal gelegd was ook opgegaan. Christine
beschuldigingen tegen zijn overleden moest dus voortaan in het onderhoud
vader. Frits kon niet begrijnen, dat van haar en haar kind voorzien,
zijn vader zoo slecht geweest kon zijn. Het ging dan ook. Maar hoe Frits
Hij herinnerde zich nog dat hij hem verlangde naar het einde van zijn
liefkoosde en op de fluit blies zoo schooljarendan zou zijn oom, een
prachtig mooi. Somtijds 's avonds in slager, hem bij zich in de zaak nemen,
bed, als het zoo stil om hem heen was, Frits zelf vond dit afschuwelijk. Dat
meende hij de tonen nog te hooren en hij geen muzikant mocht worden,
onwillekeurig begon hij dan ook te zooals zijn vader, wist hij wel, maar hij
fluiten. wilde zoo graag onderwijzer zijn, zoo-
Maar zoodra de eerste tonen weer- als meester Munch, waarvan hij zoo-
klonken, riep zijn moeder uit de kamer veel hield.
„Stil toch, of ik kom." Hij perste de Toen zijn moeder eens tegen hem
lippen dan op elkaar en zweeg. Moeder zei„Nog twee jaren, dan behoef j»
kon er 00 duchtig op los slaan, als niet meer naar school, en krijg ik het
hij niet dadelijk naar haar luisterde, beter," greep hij moed en vroeg hij
Zonderling, dat Frits niettemin zoo haar „Moeder, zou ik geen onderwij-
aan zijn moeder gehecht was, die hem zer kunnen worden, ik ben toch altijd
zoo weinig liefde betoonde. Of hij het de eerste van mijn klas
besefte dat zij zichzelve geweld aan- „Onderwijze: Hoe kom je daaraan,
deed om zoo streng te zijn Zij prees jongen Dat kost veel te veel. Slagei
hem nooit, als hij 's zomers hout voor wordt je en niet anders. Ik weet
haar sprokkelde of steenkolen voor toch al niet, hoe ik die twee jaren nog
haar haalde, niet eens als hij met een rond moet komen. Alles is even duu#
mooi rapport van de school thuis tegenwoordig."
kwam. Tengevolge van dit gesprek besloot
En toch deed hij al wat hij kon om Christine den hoogmoed van den jon-
haar genoegen te doen. Hij had zooveel gen een gevoeligen stoot te geven. Den
medelijden met moeder, die nooit lach- vorigen dag had de vrouw van den
te en er zoo mismoedig uitzag. Hij lach- bakker in de buurt haar gevraagd, of
te zelf mmers zoo graag, en in zijn Frits niet iederen morgen voor school»
oogen was zooveel vroolijkheid te le- tijd een uurtje brood kon rondbrengen;
zen. Slechts dan, wanneer hij bedacht. Zij had het geweigerd, want zij vond