DE DUBBELE MAN VOOR DE F! in S ra gH a &r; if IIs" xf k s al|i &I^I op een of andere wijze voegde er de dok ter bij was net plan uitgelekt hen sloep met twee kanonnen en een aan tal gewapende leden aan boord onder het bevel van Joshua Hudson en door zen officier van justitie en een gemach tigde vergezeld was intijds genoeg te Hunter's Cove aangekomen om den schoener achterna te zetten en zijn gjoote zen nog te doorboren Gelukki gerwijze was niemand gekwetst en het jac'ht was zijn vervolgers ver vooruit, en foracht zijn menscheniading veilig aan wal VEROVERD UIT DE MOPPENTROMMEL ONZE NIEUWE ROMAN In ons volgende nummer zullen wij een aanvang maken met een nieuwen, uiterst spasmenden roman getitelds van den bekenden Engelschen schrijver FRED. M. WHITE, waarvan door ons het vertaalrecht ten behoeve van onze lezers is aangekocht. Deze buitengewone boeiende roman, die van bladzijde tot bladzijde de aandacht meer In beslag neemt, en in Engeland meer dan gewonen opgang gemaakt heeSt, zal, daarvan zijn wij overtuigd, ook bij onze lezers een goed onthaal vinden EBEëüXSBS No. 17 EEESTE lAAROANn 1*2} Kiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiimiiii"]iiiiii[ iigii!iiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiii.iiiii[iii:!i!ti:;iii!!i!-:i!Hiiitiiiiit!ii!i:iitil imtiimnnnnmiiuet "J in Kiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiii:ii;iiiiii]iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii:iiniitiii;iniii!i iiiiiniiii:tiuiir iiiusiiiiiMmmmwuiiimiïi: „DE SPECHT". O CU CD CM 4' 3 t O a ii< c« es© •S-53 u» O o *-• 03 ■p j) N 4d d fl 'o cö feC w <w j»I !?0 s 2 "g,,*; S 3,2 §.gs a£ tsj d ni I-" fi I 3§S«2 44 d s 5 a g a =s2 9 3' O X3 O 43 OQ <D 'r* 2 ts sia ""3 si Ok O 52 S 5 10 -3 S"33 93 a e cj b£ •ass5™ SP t, 2.9.3 ®2 l2i q J g tO ui bc 5 A - 3' 3 4 to©"3: "rg"® H'-Sq'JP y 43 -SJC-S -«:i? t_, cj -m tZ O *3 s "o S3 i Si-3 ao 2* ..Het gedrag van Holt en Leech is piet te verdedigen.' zei de dokter, „maar wat kunt u van hen verwachten? De Maatschappij moet werken met de instrumenten die ze krijgen kan t is om wanhopig te worden, zoovee. er nog to deen is en deze bezoldigde agenten die zich allee» om hun voordeel bekommeren zijn /at gewetensbe zwaren betreft nog niet ai te zwaartil lend Om Holt recht te doen wederva ren moet ik zeggen dat men verhaalt „dat hij inderdaad spijt had dat u li chamelijk leed geschied was.' „Ik ben hem zeer verplicht." zeide ik. Een paar dagen later bracht een koopman uit Buffalo mij een bezoek. ..Meneer." zei hij. „Ik kom eens met n over dien schoener praten* Hij is u van geen nut meer, is het wel." „Hoe dat," vroeg ik nog half verbit terd „Kapitein," zei de man, „het volk wil dat vertelseltje van die vlucht niet gelooven Zij zweren dat het een afge sproken zaak was. En toen de sloep on verrichter zake terugkwam had u eens het rumoer te Buffalo moeten hoo- ren. Het volk verbrandde u in effigie en zwoer dat ze t in werkelijkheid zouden doen. de eerste maal wanneer ge u zoudt vertoonen na die zwarten te hebben ge holpen. Wat het lacht aangaat, dat wil len ze verbranden Nu kapitein, ik heb u gewaarschuwd. Verkoop het mij dus, dan zend ik het naar Brooklyn." Ik was mijn scheepje moede had genoeg van pleiziertochtjes zooals de Yankee waarschijnlijk giste Hij kocht het beroemde jacht „De Specht" voor omtrent honderd dollars en daar hield de zaak mee op. net was 'n heerlijken choone avond. De avonden In Algerië zijn prachtig. Piet Serges, een slank jon en met blauwe oogen en bijna vrouwelljk- zacht gelaat, lag op den grond uit te rusten van zijn vermoeienis. Hij stond er zelf verbaasd ov r dat hij zich d ar bevond, op weinige uren afstand van de Mar okkaansche grens, in dat w este en gev arlijk land da zoo wein g met zijn ustigen aard overeenkwam. Hij zou zijn vacantie doorbrengen bij n oud n vri nd zijns vaders, en deze, een echte bewoner van het ruwe Algerië, had verbaasd gestaan, toen hij dezen ongen man van vijfen twintig aar, die r uitzag als een meis je, voor zich k-eeg. De oude anorre- baard had niet kunnen nalaten, zijn jongen gast pot end e vragen of deze wel alleen zoo ve had durven reizen. Me r echter dan die ve-nederende vraag hadden de ironi h ve baasde blikken van J anne.te de doch r zijn gasthee s, den jongen man geër- ge d. Hij maakt- terstond het voornemen m zoo spo d g mogeiijk wee ie *er- rekken De oude heer leek hem een soo van rooverhoofdman hij be dacht ni t dat in dit land vol gevaren 'iedereen er op bedacht moest .ijn zich egen wilde dier n -en men chen te ve dedigen, en da de e nschap- pen 'van t n alonheld op Algerië's door de zon verbranden bodem al heel weinig bruikbaa waren. Nog mee dan zijn gastheer schrikte het jong meisje h:m ech e af. En zij met haar gebiedend-klinkend tem, met haar flikkerende zwarte oogen n onstuimige gebaren. ze had bij zich zelf ge gd„Is me dat een min Ik zal die jongejuf rouw wel op den loop doen gaan." Maar .on lerling genoeg, Piet Serges g' to h niet op den loop. Hoe vreem der Jeaenette's uiterlijk en manieren hem aandeden, hoe meer ze hem tegen stonden des ie sterker voelde hij het verlangen in zich opkomen om zoo lang mogelijk e blijven. Te wijl .hij daar zoo lag, dacht hfj na over den minachtenden blik, dien jeannette hem telkens weer toewierp. „Ze zil mij niet langer al een kleinen jongen behandelen, besloot hij bij zichzelf „lk zal haar toonen da Ik den moed en de kracht van een man heb." „Wat lig je daar weer te droomen, Piet," klonk een spottende stem. Het was Jeannette, die in den tuin wat koelte kwam zoeken. „Ik," antwoordde de jonge man, een oogenblik bedremmeld, maar terstond zijn koelbloedigheid terug krijgend, „ik ben aan Jiet botanlsee- en." „Zoo, en doe je dat bij voorkeur des avonds 7" „Zeker, 's avonds zijn de bloemen en plan en hier op hun mooist. Vind je da ook nie Plo seling klonken er eenlge pi tool- schoten in de verte. Blijkbaar werd daar weer een van die kleine gevech ten geleverd, die op de grenzen van Algerië en Marokko in dien tijd bijna dagelijks voorkwamen. „Dit, dat is mooi," riep het Jonge meisje haast geestdriftig uit. „Hoor je hoe ze daar aan het vechten zijn Verbaasd heek de Jonge man het meisje m t haar vreemden smaak en schijnbaar volslagen gemis aan vrouwelijk gevoel aan. „Weet je wel dat je jezelf met die woorden eigenlijk een allesbehalve mooi complimentje maakt," vroeg hij „O, Ik moest veel meer meisje zijn, nietwaar," riep ze smadelijk lachend. „Maar dat laa ik aan jou over, hoor. Neen, dan zijn de jonge mannen hier uit Algerië zelf andere kerels." „Zou je dan met een van die mannen willen trouwen „Als lk hem liefhad. zeker. „En als Ik Je nu eens tot vrouw wilde 7' Ze keek nem over den schouder aan. „Je weet niet eens wat liefde is," sprak ze met fonkelende oogen. „Neen, als it ooit trouw zal het met een man zijn niet met een knaap," E y Serges van zijn verbazing over deze beleedigende woorden bekomen was, was Jeannette al weer in huis. De tenten beschermden de gewon den tegen de brandende zonnestralen Als helden hadden die mannen van het vre md .nlegioen gestreden. Te midden van die talrijke gekwetsten ging een jonge vrouw rond, die het roode kruis aan den arm droeg en met heldhaftig geduld en teederheid de arme kerels verpleegde. Ruwe woeste mann n waren het, naar wier verleden men bij de meesten maar liever niet moest vragen, maar er was er niet een, die niet de tranen in de oogen kreeg, als de zachte han den der verpleegster zijn wonden ver bonden. Opeens werd het voorhangsel van een der tenten opgelicht, en de kolonel trad met eenige zijner officieren binnen. Zij kwamen de gekwetsten bezoeken en gingen van bed tot bed. Bij een der laatsten bleef de kolonel langer staan. Het hoofd van den gekwetste was geheel in doeken gewikkeld, en een zwaar verband bedekte zijn oogen. Een sabelslag had hem vlak op het voorhoofd getroffen, terwijl hij door een vermetele beweging zijn kapitein van den dood redde. Men had hem verloren geacht, maar de kracht der jeugd had over bloedverlies en uitput ting gezegevierd. „Pieter Sergessprak de kolonel op luiden toon, „je bent een dapper man, ik heb het ijzeren kruis voor je gevraagd. De jonge man antwoordde niet, maar strekte alleen de hand naar zijn superieur uit. „Nu ben ik dan toch een man," sprak hij tot zich zelf, toen de officieren vertrokken waren. De verpleegster trad op hem toe. Hij hoorde haar zachte schreden en riep „Zuster." „Ik heb u mijn geschiedenis verteld," sprak hij, „en gij weet waarom ik die Jeannette ontvlucht ben, schoon k haar liefhad. Als ik soms nog sterven mocht, ga haar dan zeggen hoe ik haar heb liefgehad, en vertel haar dan ook wat hier gebeurd is. Wilt u „Zeker, antwoordde ze, „maar ga nu slapen." Gehoorzaam legde de jonge man ijn hoofd op het kussen. Èenige dagen later riep de dokter de verpleegster bij zich en sprak „Ge kunt het verband van zijn oogen afnemen." „Ha," fluisterde Pieter, „eindelijk zal ik dan het zonlicht weer genieten, eindelijk uw gelaa ook kunnen zien, wier s em zoo zonderling gelijkt op die van het meisje dat Ik liefheb." Zij antwoordde niet, maar begon he linnen los t maken. Eensklaps slaakt Piet een kreet van vreugde, van groote onverwachte blijdschap Want die verpleegster, het was zijn jeannette» „Ja," sprak ze, „ook Ik heb je lief. Ik kon Je niet alleen In het gevaar zien gaan, en daarom ben ik je als verpleeg ster gevolgd. En nu weet ik ook dat je een man, een dappere man bent." Ze boog zich over hem heen en ter wijl hij haar met beide armen omvatte, drukte ze op zijn misvormd voorhoofd een langen, warmen kus. BEN VEBBASSDTCJ. Bern vri"1 ->mt bij een elder op de kamer geloopen en laat rioh op eea stoel neervallen: Man! wat is erf Je «Iet bleek en je beeft. De vriend: Zie wil me niet hebben, Jan! Je hebt se dan toch gevraagd? Ja. En zb eei: „neen?" Dat zei ze. En meent re het? Zonder twijfeL Is er geen mogelijkheid, om baar tot andere gedachten te brengen? Niet een schijntje van een mo gelijkheid. En ik veronderstel, dat, als re je genomen had, je dadelijk een prachtigen engagementsring zoudt gekocht hebben? Natuurlijk. Ik had er bet geld al voor in mijn sak. Goddank! Er is geen ongeluk zóó groot, of er komt nog een geluk bij. En daarop stapte d» ander naar zijn bureautje, haalde er een briefje uit en zei ontroerd. Lees dat eens, Willem. Willem nam het papier en laa. Jij kunt, ging Jan voort, tot Je een ander meisje hebt, dat geld voor dien ring me wel leenen. Dan maak je, zooals je uit die aanmaning riet, twee menschen gelukkig: mij en mjja kleer maker. BIJ HAD GEZETEN. Kastelein, tot een gast, die staande een glas bier drinkt: „Wilt u niet even gaan ritten?" Gast: „Dank je, ik heb pas drie maan den gezeten." EEN Dl UIT DE FIGABO. Op de binnenplaats oener gevangenis: Een politiek veroordeelde bemerkt een nieuwen gevangene met behoorlijk ver zorgd hoofdhaar, nadenkend uiterlijk, trotsche en gedistingeerde bonding en treedt met uitgestoken hand hem tege moet: „Wij, politieke veroordeelden," be gint hij. Maar de ander trekt rijne hand terug, fronst de wenkbrauwen en zegt met een verachtelijken trek om den mond: „Par don.™ Ik ben hier voor diefstal" VOORBEREIDING. Hulsknecht (tot de modiste), mag wel goede zorg dragen dat de nieuwe japon van mevrouw de baronesse heel fijn en prachtig wordt afgeleverd. Me vrouw gaat spoedig op een bruiloft. Modiste: Zoo gaat de freule dan trouwen? Huisknecht: Neen, ik ga trouwen en Ik verzoek mevrouw op mijn bruiloft ••-r HUISKAMER „Moet dat nu voor zeventien honderd dollars gaan, dat is een schandelijk be spottelijk bod Niemand meer dan zeventien honderd dollars Heeren, heeren, haast jelui toch met uw bod, laat toch zoo'n kostbaar pand voor zulk een bespottelijken prijs niet uit de vereenigde Staten gesleept wor den Het prachtige jacht ,,De Specht," met al zijn nieuwe inrichtingen zijn met palisander en mahoniehout, spie gels en schilderijen gemeubelde hutten, met zijn nieuwe zeilen zoo wit als het Des te tafelgoed masten zoo taai en veerkrachtig als een hengel, en dat nu lan een vreemden bieder zal worden ifgestaan voor den bespottelijken prijs ran zeventien honderd dollars 1" Deze vloed van welsprekendheid verd gehoord op de auctie-plaats van luffalo, op een broeienden Augustus dag van 't jaar 18.... en de afslager held even op om adem te halen, wisch- te het parelend zweet van zijn voor hoofd af. en hield den ivoren hamer nog ofgeheven. Zr had nu een gefluister en gegons onler de toeschouwers plaats n gepns en een gesmoord gelach, doch er /as geen sprake van eenige poging omhet „offer" te wenden dat de af- slagr der verkooping zoo betreurde. Én grutter merkte op dat, wanneer het chip berging bezeten had. hij wel een od zou gedaan hebben maar dat zulkDreekbaar goed voor een flink bur ger an geen waarde was. „Blaster 't schip niet, meneer Broad- ham, riep de bloedroode afslager uit „en |j, mijne heeren laat me u toch overhlen om die onverschilligheid te laten-aren en op dit nummer te bieden. Geen bod? Ik wou dat ik 't jachtte New-"ork had Ik wenschte wel dat het teBrooklijn lag. dan zou de macht der oncurrentie „Wbs niet bang voor die macht der concutentie mijnheer Kettering Ge zijt ng langdradiger dan een 'id van 't Confes. Roep 't volgend nummer af vrienden mijn dit voor den kapitein, hé Vt hebben genoeg bluf omtrent dien shoener gehoord.' Mijneer Kettering deed opnieuw een beroep Hij verzocht den omstanders de „Brf toch niet te doen zegevieren, dit praatige jacht dat met de vergulde galei va Cleopatra de Groote te verge lijken vire toch niet uit het land te laten gan doch tenslotte liet hij den hamer vllen. „Kapein 't jacht is aan u." Ik wade kapitein. Door opgesmukte advertetiën in Amerikaansche en Canadeeche bladen op 't denkbeeld gebracht was ik naar Buffalo overge komen ci het jacht te zien en bij den verkooptegenwoordig te aijn, en nu was ik onbetwiste eigenaar gewor den varden schoener ,De Specht," een schi'dat geschikt was voor plezier- tochtjessn verder niets De lijnen van het schJpje waren goed en bevallig het lagJs een zwaan op hst water en vormd«met zijn spichtige masten en frlsseh* kleuren een zonderling con trast met de leelijke doch meer voor den dienst geschikte schepen op de ri vier. Doch zijn inhoud was gering zijn snelheid overtrof verre zijn kracht om zwaar te dragen, en er bestond in derdaad eenige grond voor de minach ting waarmee de kooplui van Buffalo het beschouwdenom meei koren, kaas en appelen uit Illinois, oostwaarts, en Europeesche goederen en katoen ook weer westwaarts te vervoeren was het jacht even ongeschikt als een renpaard voor den ploeg Voorts was aan het schip een treurig verhaal ver bonden. dat ik eerst later vernam Het was gebouwd en in orde gebracht voor een jongen jonker uit Buffalo, den erfgenaam van een rijk man die te New-York een kostbare leefwijze ge leid had. Het jacht zou op zichzelf geen kwaad hebben veroorzaaktzelfs had het den eigenaar van het kwaad kunnen terughouden doch ongelukkigerwijze had de jonge Breckett een hartstocht voor het spel, verkoos écarté en bridge net, met zeer hooge inzetten boven het kaartspel en de eenvoudige vermaken van zijn geboortegrond Wanneer ie mand zijn eigen ondergang zoekt, hetzij in de oude of nieuwe wereld, behoeft hij niet lang te wachten. In den loop van een kunstreisje be zochten twee spelers toevalligerwijze Buffalo, maakten met den jongen Brec kett kennis, en leegden zijn zakken als prijs hunner vriendschap. Om zijn beurs weer te vullen en .revanche" te nemen kwam de patente jongen in verzoeking den inhoud van zijns vaders geldkist aan te spreken, in de IJdele hoop om 't geld dat hij eruit genomen had er weer in te leggen wan neer het geluk hem gunstig mocht worden. De gestolen dollars en goud stukken brachten geen Verandering in zijn geluk ze verdwenen spoedig in de beurzen der schelmen, en het ongeluk kige slachtoffer eindigde zijn wanhopige dwaasheid met misdaden en kwam in den kerker terecht. Dus gebeurde het dat de fraaie schoe ner, splinternieuw van bouwmeesters werf op de markt te Buffalo ten ver koop werd aangeplakt en voor een ge deelte van zijn oorspronkelijke waarde verkocht werd. Ik was toenmaals landverhuizer geen dier lieden, die den Atlantischen oceaan eens oversteken om hun for tuin met schop en ploeg te beproeven, maar een uit het heirleger der kleine kapitalisten, 'n Kleine som geids, die ik in de publieke fondsen had, was voldoende om een flink aantal bunders land inWest-Canada te koopen, dat voor het grootste gedeelte begroeid was met ruw hout, doch van een fraaien wasdom. Er was een goed pakhuis bij de „hoeve," zooals ik bescheiden ge noeg datgene noemde, wat, in aanmer king van het aantal bunders, tenminste dubbel waard was, landgoed te worden genoemd en ofschoon mijn keus meer geluk dan wijsheid geweest was verzekerden mij oude kolonisten dat ik een flinke koop gesloten had De zo mer verliep en de feiten bewezen dat de oude kolonisten gelijk hadden gehad Er waren eenige lage velden, met fraai besproeid land, dat met weinig moeite een koren-oogst van de eerste kwaliteit gaf. Er waren goede a uitmuntende weilanden voot hooi, de evenredigheid van onvruchtbaren grond was beneden de berekening en een welgelegen streek verschafte mij het vervoer voor mijn geveld timmerhout naar de breede plas van het meer Erie. Alhoewel geen ervaren pachter was ik echter geen domoor mijn opzichter was eerlijk en kundig en alles overtrof mijn beste verwachtingen. Daarbij had ik ledigen tijd pnoeg ik had geid gespaard daar las ik en werd aangetrokken door de advertentiën van den voorgenomen verkoop van „De Specht en ik ging naar Buffalo om het veel-geprezen schip te zien Toen Ik het zag, be viel 't mij bij uitstek. Het was vlug en mooi, zijn zeilen touwen, ankers en houtwerk alles, van het keukenge reedschap tot de booten die aan den fraaien spiegel hingen was geh el in de beste orde. Het zou in langen tijd geen herstel behoeven en een kleine bemanning scheeu voldoende om 't schip te besturen. Ik was geboren te Southampton, en van jongsaf een groot liefhebber van varen geweest. Mijn vader had een jacht in eigendom gehad, en reeds' op vroegtijdigen leeftijd was ook ik ge woon geweest in het Kanaal te zeilen en te roeien voorts had ik bij de trans porten die ons regiment naar Indië, Malta en Bermuda overbrachten, vele wachten gehouden en mijn voorraad zeevaartkunde aanmerkelijk vermeer derd. Daarom was ik recht geschikt om bevelhebber van een fraai scheepje in de zoetwatervaart van een meer te zijn, hoewel het kleinste der Amerikaan sche inlandsche zeeën toch aan bi zonder woedende stormen onderhevig is. Ik kocht ,De Specht," betaalde en huurde een paar zeelui zonder werk om het mij te helpen vervoeren en verliet Buffalo met weinig zeilen, mijn nieuwen koop stuurde Ik in persoon, en ik voelde een vergeeflijke trots in 't sierlijk voorkomen en de goede houding van mijn scheepje. Half Buffalo liep naar de kade om ons te zien vertrekken. We hadden de topzeilen uit, de voor zeilen opgebonden en het breede, groote zeil bolde prettig door 't lichte windje dat den glinsterenden waterspie gel er als zilver deed uitzien. Menige trage zeiler- krabbelde er doorheen, doch het jacht zwom als een wilde zwaan door den stroom, sneed door het heldere water met zijn scherpen steven terwijl het zachtjes naar het Zuid-Oosten overhelde Ofschoon ik de met sterren bezaaide Amerikaansche vlag neergelaten en dien door een klei nen Engelschen wimpel vervangen had, verbeidde 't volk ons vertrek met eeni ge sympathie, en ging er onder eenige Iersche soheepswerkers een luid hoera op toen de schoener wegzeilde. Een wel gekleed man op een mager paard oogde ons met opmerkelijke belangstelling na. en bespiedde onze bewegingen door een kijker Iets in de gelaatstrekken van dien man trek mijn aandacht Hij was een man van vijf-en-dertig jaar, met 'n goed uiterlijk en groote knevels, donker haar, met valken-oogen en een gebogen neus. Hij droeg een witten vilten hoed en een groene jas. een broek en vest van ongebleekt linnen een echt zomer- toilet, doch niet Amerikaansch. Hij was inderdaad een schitterend punt on der de zwarte klassen en kleurige satijnen vesten, de lange baarden, en de gele gezichten van allen tomtom hem. „Dat is er een uit de oude wereld," zei ik bij mij zeiven, en daarop stuurde ik den schoener een punt dichter bij dea wind en dacht niet meer aan hem. Wei nig dacht ik toenmaals, dat ons toe- komstig lot zoo aan elkaar verbonden zou worden. De wind was gering, en niet gunstig, en het duurde lang vóór we Canada's oever bereikten. Mijn wo ning lag aan den Noord-Oostelijken hoek van het meer Erie, tusschen de bedrijvige stad Dover en de kleinere kolonie die zich den naam van Marga- ra heeft aangematigd. Ik had 't voordeel een kreek en eet makkelijke baai bij mijn eigen goed te hebben, waar wel twintig schoeners voot noodlottige windvlagen beveiligd ten anker hadden kunnen liggen. Daar maakten wij den schoener vastmijn scheepsvolk werd betaald en ontsla gen en vóór er drie dagen verloopen waren, had ik een geregelde bemanning^ 't Is echter wat verwaand het woord van „bemanning" te geven aan een uitgedienden grijsaard, die toch nog vlijtig en vastberaden was, en een Hin ken jongen uit de kolonie. Zooals zij daar waren de oude Bell en de jonge Eli kostten ze mij weinig geld, daar ze gehuisvest werden in een soort van houten hutten, waarin mijn landbouwers woonden, en gere geld rantsoen kregen van den voowta4 dien mijn opzichter bestuurde. De oogst was voorbijgroote blokken timmerhout waren in de bosschen ge veld en het zagen, aan elkaar hechten en vlotmaken eischtan dee meestere oog. Zoo verliep er eenigen tijd, gedurende welken ik niet in staat was het jacht te gebruiken, en het lag ten anker opge sierd en wel, als een schoonheid die tot een feestelijk tochtje uitlokte. Toen het koren gemaaid was, en de pijnboomen van levende spiralen van zwaar donker groen, in geelachtige, op het zoete water der kreek drijvende, blokken herschapen waren, werd hef mij eindelijk mogelijk van mijn nieuwen aankoop eens gebruik te maken. ïk ben gezellig van aard, en had graaf een paar vrienden gehad om samen met mij te kruisen. Doch gelukkfferwij- ze, is de zomer het drukke jaargetijde voor die van Canada, die hun lange© winter als den tijd voor uitspanning beschouwen, en ik vond er niet een die nu tijd beschikbaar had. Toenmaals was er sleohts een gering militair detachement ia 't district ingekwartierd, en de eenzame onderge schikte durfde niet wagen, zelfs voon één dag, verlof te nemen en zijn pos? te verlaten. Ik zou genoodzaakt zij» geweest aan wal te blijven, of den tocht alleen te ondernemen, had ik niet toevalligerwijze in de publieke billard»,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 8