DE DUBBELE MAN
VOOR DE
F!
in
S
ra
gH
a
&r;
if IIs"
xf k s
al|i
&I^I
op een of andere wijze voegde er de dok
ter bij was net plan uitgelekt hen
sloep met twee kanonnen en een aan
tal gewapende leden aan boord onder
het bevel van Joshua Hudson en door
zen officier van justitie en een gemach
tigde vergezeld was intijds genoeg te
Hunter's Cove aangekomen om den
schoener achterna te zetten en zijn
gjoote zen nog te doorboren Gelukki
gerwijze was niemand gekwetst en het
jac'ht was zijn vervolgers ver vooruit,
en foracht zijn menscheniading veilig
aan wal
VEROVERD
UIT DE
MOPPENTROMMEL
ONZE NIEUWE ROMAN
In ons volgende nummer zullen wij een aanvang maken met een nieuwen, uiterst
spasmenden roman getitelds
van den bekenden Engelschen schrijver FRED. M. WHITE, waarvan door ons het vertaalrecht
ten behoeve van onze lezers is aangekocht. Deze buitengewone boeiende roman, die van
bladzijde tot bladzijde de aandacht meer In beslag neemt, en in Engeland meer dan gewonen
opgang gemaakt heeSt, zal, daarvan zijn wij overtuigd, ook bij onze lezers een goed onthaal vinden
EBEëüXSBS
No. 17
EEESTE lAAROANn 1*2}
Kiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiimiiii"]iiiiii[ iigii!iiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiii.iiiii[iii:!i!ti:;iii!!i!-:i!Hiiitiiiiit!ii!i:iitil imtiimnnnnmiiuet
"J
in
Kiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiii:ii;iiiiii]iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii:iiniitiii;iniii!i iiiiiniiii:tiuiir iiiusiiiiiMmmmwuiiimiïi:
„DE SPECHT".
O
CU
CD
CM
4' 3
t O
a
ii<
c«
es©
•S-53
u»
O
o *-•
03
■p j)
N
4d
d
fl 'o
cö
feC w <w
j»I
!?0
s
2
"g,,*; S
3,2
§.gs a£
tsj d
ni I-" fi
I
3§S«2
44
d
s
5 a g
a
=s2
9 3'
O X3
O
43 OQ
<D 'r*
2 ts
sia
""3
si
Ok
O
52
S 5 10 -3
S"33
93
a e
cj
b£
•ass5™
SP t,
2.9.3 ®2
l2i
q J
g tO ui bc 5
A - 3' 3 4
to©"3: "rg"®
H'-Sq'JP
y 43
-SJC-S -«:i?
t_, cj -m tZ
O *3
s
"o S3 i Si-3
ao
2*
..Het gedrag van Holt en Leech is
piet te verdedigen.' zei de dokter,
„maar wat kunt u van hen verwachten?
De Maatschappij moet werken met de
instrumenten die ze krijgen kan
t is om wanhopig te worden, zoovee. er
nog to deen is en deze bezoldigde
agenten die zich allee» om hun voordeel
bekommeren zijn /at gewetensbe
zwaren betreft nog niet ai te zwaartil
lend Om Holt recht te doen wederva
ren moet ik zeggen dat men verhaalt
„dat hij inderdaad spijt had dat u li
chamelijk leed geschied was.'
„Ik ben hem zeer verplicht." zeide ik.
Een paar dagen later bracht een
koopman uit Buffalo mij een bezoek.
..Meneer." zei hij. „Ik kom eens met
n over dien schoener praten* Hij is u van
geen nut meer, is het wel."
„Hoe dat," vroeg ik nog half verbit
terd
„Kapitein," zei de man, „het volk
wil dat vertelseltje van die vlucht niet
gelooven Zij zweren dat het een afge
sproken zaak was. En toen de sloep on
verrichter zake terugkwam had u
eens het rumoer te Buffalo moeten hoo-
ren. Het volk verbrandde u in effigie en
zwoer dat ze t in werkelijkheid zouden
doen. de eerste maal wanneer ge u zoudt
vertoonen na die zwarten te hebben ge
holpen. Wat het lacht aangaat, dat wil
len ze verbranden Nu kapitein, ik heb
u gewaarschuwd. Verkoop het mij dus,
dan zend ik het naar Brooklyn."
Ik was mijn scheepje moede had
genoeg van pleiziertochtjes zooals de
Yankee waarschijnlijk giste Hij kocht
het beroemde jacht „De Specht" voor
omtrent honderd dollars en daar hield
de zaak mee op.
net was 'n heerlijken choone avond.
De avonden In Algerië zijn prachtig.
Piet Serges, een slank jon en met
blauwe oogen en bijna vrouwelljk-
zacht gelaat, lag op den grond uit te
rusten van zijn vermoeienis. Hij stond
er zelf verbaasd ov r dat hij zich d ar
bevond, op weinige uren afstand van
de Mar okkaansche grens, in dat w este
en gev arlijk land da zoo wein g met
zijn ustigen aard overeenkwam.
Hij zou zijn vacantie doorbrengen
bij n oud n vri nd zijns vaders,
en deze, een echte bewoner van het
ruwe Algerië, had verbaasd gestaan,
toen hij dezen ongen man van vijfen
twintig aar, die r uitzag als een meis
je, voor zich k-eeg. De oude anorre-
baard had niet kunnen nalaten, zijn
jongen gast pot end e vragen of deze
wel alleen zoo ve had durven reizen.
Me r echter dan die ve-nederende
vraag hadden de ironi h ve baasde
blikken van J anne.te de doch r
zijn gasthee s, den jongen man geër-
ge d.
Hij maakt- terstond het voornemen
m zoo spo d g mogeiijk wee ie *er-
rekken De oude heer leek hem een
soo van rooverhoofdman hij be
dacht ni t dat in dit land vol gevaren
'iedereen er op bedacht moest .ijn zich
egen wilde dier n -en men chen
te ve dedigen, en da de e nschap-
pen 'van t n alonheld op Algerië's
door de zon verbranden bodem al heel
weinig bruikbaa waren.
Nog mee dan zijn gastheer schrikte
het jong meisje h:m ech e af. En
zij met haar gebiedend-klinkend tem,
met haar flikkerende zwarte oogen n
onstuimige gebaren. ze had bij zich
zelf ge gd„Is me dat een min
Ik zal die jongejuf rouw wel op den
loop doen gaan."
Maar .on lerling genoeg, Piet Serges
g' to h niet op den loop. Hoe vreem
der Jeaenette's uiterlijk en manieren
hem aandeden, hoe meer ze hem tegen
stonden des ie sterker voelde hij
het verlangen in zich opkomen om zoo
lang mogelijk e blijven.
Te wijl .hij daar zoo lag, dacht hfj
na over den minachtenden blik, dien
jeannette hem telkens weer toewierp.
„Ze zil mij niet langer al een kleinen
jongen behandelen, besloot hij bij
zichzelf „lk zal haar toonen da Ik
den moed en de kracht van een man
heb."
„Wat lig je daar weer te droomen,
Piet," klonk een spottende stem.
Het was Jeannette, die in den tuin
wat koelte kwam zoeken.
„Ik," antwoordde de jonge man,
een oogenblik bedremmeld, maar
terstond zijn koelbloedigheid terug
krijgend, „ik ben aan Jiet botanlsee-
en."
„Zoo, en doe je dat bij voorkeur des
avonds 7"
„Zeker, 's avonds zijn de bloemen
en plan en hier op hun mooist. Vind
je da ook nie
Plo seling klonken er eenlge pi tool-
schoten in de verte. Blijkbaar werd
daar weer een van die kleine gevech
ten geleverd, die op de grenzen van
Algerië en Marokko in dien tijd bijna
dagelijks voorkwamen.
„Dit, dat is mooi," riep het Jonge
meisje haast geestdriftig uit. „Hoor
je hoe ze daar aan het vechten zijn
Verbaasd heek de Jonge man het
meisje m t haar vreemden smaak
en schijnbaar volslagen gemis aan
vrouwelijk gevoel aan.
„Weet je wel dat je jezelf met die
woorden eigenlijk een allesbehalve
mooi complimentje maakt," vroeg
hij
„O, Ik moest veel meer meisje zijn,
nietwaar," riep ze smadelijk lachend.
„Maar dat laa ik aan jou over, hoor.
Neen, dan zijn de jonge mannen hier
uit Algerië zelf andere kerels."
„Zou je dan met een van die mannen
willen trouwen
„Als lk hem liefhad. zeker.
„En als Ik Je nu eens tot vrouw
wilde 7'
Ze keek nem over den schouder
aan. „Je weet niet eens wat liefde is,"
sprak ze met fonkelende oogen. „Neen,
als it ooit trouw zal het met een man
zijn niet met een knaap,"
E y Serges van zijn verbazing over
deze beleedigende woorden bekomen
was, was Jeannette al weer in huis.
De tenten beschermden de gewon
den tegen de brandende zonnestralen
Als helden hadden die mannen van
het vre md .nlegioen gestreden. Te
midden van die talrijke gekwetsten
ging een jonge vrouw rond, die het
roode kruis aan den arm droeg en met
heldhaftig geduld en teederheid de
arme kerels verpleegde.
Ruwe woeste mann n waren het,
naar wier verleden men bij de meesten
maar liever niet moest vragen, maar
er was er niet een, die niet de tranen
in de oogen kreeg, als de zachte han
den der verpleegster zijn wonden ver
bonden.
Opeens werd het voorhangsel van
een der tenten opgelicht, en de kolonel
trad met eenige zijner officieren
binnen. Zij kwamen de gekwetsten
bezoeken en gingen van bed tot bed.
Bij een der laatsten bleef de kolonel
langer staan.
Het hoofd van den gekwetste was
geheel in doeken gewikkeld, en een
zwaar verband bedekte zijn oogen.
Een sabelslag had hem vlak op het
voorhoofd getroffen, terwijl hij door
een vermetele beweging zijn kapitein
van den dood redde. Men had hem
verloren geacht, maar de kracht der
jeugd had over bloedverlies en uitput
ting gezegevierd.
„Pieter Sergessprak de kolonel
op luiden toon, „je bent een dapper
man, ik heb het ijzeren kruis voor je
gevraagd.
De jonge man antwoordde niet,
maar strekte alleen de hand naar zijn
superieur uit. „Nu ben ik dan toch
een man," sprak hij tot zich zelf, toen
de officieren vertrokken waren.
De verpleegster trad op hem toe.
Hij hoorde haar zachte schreden en
riep „Zuster."
„Ik heb u mijn geschiedenis verteld,"
sprak hij, „en gij weet waarom ik die
Jeannette ontvlucht ben, schoon k
haar liefhad. Als ik soms nog sterven
mocht, ga haar dan zeggen hoe ik haar
heb liefgehad, en vertel haar dan ook
wat hier gebeurd is. Wilt u
„Zeker, antwoordde ze, „maar ga
nu slapen."
Gehoorzaam legde de jonge man
ijn hoofd op het kussen.
Èenige dagen later riep de dokter
de verpleegster bij zich en sprak
„Ge kunt het verband van zijn oogen
afnemen."
„Ha," fluisterde Pieter, „eindelijk
zal ik dan het zonlicht weer genieten,
eindelijk uw gelaa ook kunnen zien,
wier s em zoo zonderling gelijkt op
die van het meisje dat Ik liefheb."
Zij antwoordde niet, maar begon
he linnen los t maken. Eensklaps
slaakt Piet een kreet van vreugde,
van groote onverwachte blijdschap
Want die verpleegster, het was zijn
jeannette»
„Ja," sprak ze, „ook Ik heb je lief.
Ik kon Je niet alleen In het gevaar zien
gaan, en daarom ben ik je als verpleeg
ster gevolgd. En nu weet ik ook dat
je een man, een dappere man bent."
Ze boog zich over hem heen en ter
wijl hij haar met beide armen omvatte,
drukte ze op zijn misvormd voorhoofd
een langen, warmen kus.
BEN VEBBASSDTCJ.
Bern vri"1 ->mt bij een elder op de
kamer geloopen en laat rioh op eea
stoel neervallen:
Man! wat is erf Je «Iet bleek en
je beeft.
De vriend:
Zie wil me niet hebben, Jan!
Je hebt se dan toch gevraagd?
Ja.
En zb eei: „neen?"
Dat zei ze.
En meent re het?
Zonder twijfeL
Is er geen mogelijkheid, om baar
tot andere gedachten te brengen?
Niet een schijntje van een mo
gelijkheid.
En ik veronderstel, dat, als re je
genomen had, je dadelijk een prachtigen
engagementsring zoudt gekocht hebben?
Natuurlijk. Ik had er bet geld
al voor in mijn sak.
Goddank! Er is geen ongeluk zóó
groot, of er komt nog een geluk bij.
En daarop stapte d» ander naar zijn
bureautje, haalde er een briefje uit en
zei ontroerd.
Lees dat eens, Willem.
Willem nam het papier en laa.
Jij kunt, ging Jan voort, tot Je
een ander meisje hebt, dat geld voor
dien ring me wel leenen. Dan maak
je, zooals je uit die aanmaning riet, twee
menschen gelukkig: mij en mjja kleer
maker.
BIJ HAD GEZETEN.
Kastelein, tot een gast, die staande een
glas bier drinkt: „Wilt u niet even gaan
ritten?"
Gast: „Dank je, ik heb pas drie maan
den gezeten."
EEN Dl UIT DE FIGABO.
Op de binnenplaats oener gevangenis:
Een politiek veroordeelde bemerkt een
nieuwen gevangene met behoorlijk ver
zorgd hoofdhaar, nadenkend uiterlijk,
trotsche en gedistingeerde bonding en
treedt met uitgestoken hand hem tege
moet: „Wij, politieke veroordeelden," be
gint hij.
Maar de ander trekt rijne hand terug,
fronst de wenkbrauwen en zegt met een
verachtelijken trek om den mond: „Par
don.™ Ik ben hier voor diefstal"
VOORBEREIDING.
Hulsknecht (tot de modiste), mag
wel goede zorg dragen dat de nieuwe
japon van mevrouw de baronesse heel
fijn en prachtig wordt afgeleverd. Me
vrouw gaat spoedig op een bruiloft.
Modiste: Zoo gaat de freule dan
trouwen?
Huisknecht: Neen, ik ga trouwen en Ik
verzoek mevrouw op mijn bruiloft
••-r
HUISKAMER
„Moet dat nu voor zeventien honderd
dollars gaan, dat is een schandelijk be
spottelijk bod Niemand meer dan
zeventien honderd dollars
Heeren, heeren, haast jelui toch met
uw bod, laat toch zoo'n kostbaar pand
voor zulk een bespottelijken prijs niet
uit de vereenigde Staten gesleept wor
den Het prachtige jacht ,,De Specht,"
met al zijn nieuwe inrichtingen zijn
met palisander en mahoniehout, spie
gels en schilderijen gemeubelde hutten,
met zijn nieuwe zeilen zoo wit als het
Des te tafelgoed masten zoo taai en
veerkrachtig als een hengel, en dat nu
lan een vreemden bieder zal worden
ifgestaan voor den bespottelijken prijs
ran zeventien honderd dollars 1"
Deze vloed van welsprekendheid
verd gehoord op de auctie-plaats van
luffalo, op een broeienden Augustus
dag van 't jaar 18.... en de afslager
held even op om adem te halen, wisch-
te het parelend zweet van zijn voor
hoofd af. en hield den ivoren hamer nog
ofgeheven.
Zr had nu een gefluister en gegons
onler de toeschouwers plaats n
gepns en een gesmoord gelach, doch
er /as geen sprake van eenige poging
omhet „offer" te wenden dat de af-
slagr der verkooping zoo betreurde.
Én grutter merkte op dat, wanneer
het chip berging bezeten had. hij wel
een od zou gedaan hebben maar dat
zulkDreekbaar goed voor een flink bur
ger an geen waarde was.
„Blaster 't schip niet, meneer Broad-
ham, riep de bloedroode afslager uit
„en |j, mijne heeren laat me u toch
overhlen om die onverschilligheid te
laten-aren en op dit nummer te bieden.
Geen bod? Ik wou dat ik 't jachtte
New-"ork had Ik wenschte wel dat
het teBrooklijn lag. dan zou de macht
der oncurrentie
„Wbs niet bang voor die macht der
concutentie mijnheer Kettering Ge
zijt ng langdradiger dan een 'id van
't Confes. Roep 't volgend nummer af
vrienden mijn dit voor den kapitein,
hé Vt hebben genoeg bluf omtrent
dien shoener gehoord.'
Mijneer Kettering deed opnieuw een
beroep Hij verzocht den omstanders
de „Brf toch niet te doen zegevieren,
dit praatige jacht dat met de vergulde
galei va Cleopatra de Groote te verge
lijken vire toch niet uit het land te
laten gan doch tenslotte liet hij den
hamer vllen.
„Kapein 't jacht is aan u."
Ik wade kapitein. Door opgesmukte
advertetiën in Amerikaansche en
Canadeeche bladen op 't denkbeeld
gebracht was ik naar Buffalo overge
komen ci het jacht te zien en bij den
verkooptegenwoordig te aijn, en nu
was ik onbetwiste eigenaar gewor
den varden schoener ,De Specht,"
een schi'dat geschikt was voor plezier-
tochtjessn verder niets De lijnen van
het schJpje waren goed en bevallig
het lagJs een zwaan op hst water en
vormd«met zijn spichtige masten en
frlsseh* kleuren een zonderling con
trast met de leelijke doch meer voor
den dienst geschikte schepen op de ri
vier. Doch zijn inhoud was gering zijn
snelheid overtrof verre zijn kracht
om zwaar te dragen, en er bestond in
derdaad eenige grond voor de minach
ting waarmee de kooplui van Buffalo
het beschouwdenom meei koren,
kaas en appelen uit Illinois, oostwaarts,
en Europeesche goederen en katoen
ook weer westwaarts te vervoeren
was het jacht even ongeschikt als een
renpaard voor den ploeg Voorts was
aan het schip een treurig verhaal ver
bonden. dat ik eerst later vernam
Het was gebouwd en in orde gebracht
voor een jongen jonker uit Buffalo, den
erfgenaam van een rijk man die
te New-York een kostbare leefwijze ge
leid had. Het jacht zou op zichzelf geen
kwaad hebben veroorzaaktzelfs had
het den eigenaar van het kwaad kunnen
terughouden doch ongelukkigerwijze
had de jonge Breckett een hartstocht
voor het spel, verkoos écarté en bridge
net, met zeer hooge inzetten boven het
kaartspel en de eenvoudige vermaken
van zijn geboortegrond Wanneer ie
mand zijn eigen ondergang zoekt, hetzij
in de oude of nieuwe wereld, behoeft
hij niet lang te wachten.
In den loop van een kunstreisje be
zochten twee spelers toevalligerwijze
Buffalo, maakten met den jongen Brec
kett kennis, en leegden zijn zakken als
prijs hunner vriendschap.
Om zijn beurs weer te vullen en
.revanche" te nemen kwam de patente
jongen in verzoeking den inhoud van
zijns vaders geldkist aan te spreken, in
de IJdele hoop om 't geld dat hij eruit
genomen had er weer in te leggen wan
neer het geluk hem gunstig mocht
worden. De gestolen dollars en goud
stukken brachten geen Verandering in
zijn geluk ze verdwenen spoedig in de
beurzen der schelmen, en het ongeluk
kige slachtoffer eindigde zijn wanhopige
dwaasheid met misdaden en kwam in
den kerker terecht.
Dus gebeurde het dat de fraaie schoe
ner, splinternieuw van bouwmeesters
werf op de markt te Buffalo ten ver
koop werd aangeplakt en voor een ge
deelte van zijn oorspronkelijke waarde
verkocht werd.
Ik was toenmaals landverhuizer
geen dier lieden, die den Atlantischen
oceaan eens oversteken om hun for
tuin met schop en ploeg te beproeven,
maar een uit het heirleger der kleine
kapitalisten, 'n Kleine som geids, die
ik in de publieke fondsen had, was
voldoende om een flink aantal bunders
land inWest-Canada te koopen, dat
voor het grootste gedeelte begroeid was
met ruw hout, doch van een fraaien
wasdom. Er was een goed pakhuis bij
de „hoeve," zooals ik bescheiden ge
noeg datgene noemde, wat, in aanmer
king van het aantal bunders, tenminste
dubbel waard was, landgoed te worden
genoemd en ofschoon mijn keus meer
geluk dan wijsheid geweest was
verzekerden mij oude kolonisten dat ik
een flinke koop gesloten had De zo
mer verliep en de feiten bewezen dat
de oude kolonisten gelijk hadden gehad
Er waren eenige lage velden, met fraai
besproeid land, dat met weinig moeite
een koren-oogst van de eerste kwaliteit
gaf. Er waren goede a uitmuntende
weilanden voot hooi, de evenredigheid
van onvruchtbaren grond was beneden
de berekening en een welgelegen streek
verschafte mij het vervoer voor mijn
geveld timmerhout naar de breede
plas van het meer Erie. Alhoewel geen
ervaren pachter was ik echter geen
domoor mijn opzichter was eerlijk
en kundig en alles overtrof mijn beste
verwachtingen. Daarbij had ik ledigen
tijd pnoeg ik had geid gespaard daar
las ik en werd aangetrokken door de
advertentiën van den voorgenomen
verkoop van „De Specht en ik ging
naar Buffalo om het veel-geprezen
schip te zien Toen Ik het zag, be
viel 't mij bij uitstek. Het was vlug en
mooi, zijn zeilen touwen, ankers en
houtwerk alles, van het keukenge
reedschap tot de booten die aan den
fraaien spiegel hingen was geh el in
de beste orde. Het zou in langen tijd
geen herstel behoeven en een kleine
bemanning scheeu voldoende om 't
schip te besturen.
Ik was geboren te Southampton, en
van jongsaf een groot liefhebber van
varen geweest. Mijn vader had een
jacht in eigendom gehad, en reeds' op
vroegtijdigen leeftijd was ook ik ge
woon geweest in het Kanaal te zeilen
en te roeien voorts had ik bij de trans
porten die ons regiment naar Indië,
Malta en Bermuda overbrachten, vele
wachten gehouden en mijn voorraad
zeevaartkunde aanmerkelijk vermeer
derd. Daarom was ik recht geschikt om
bevelhebber van een fraai scheepje
in de zoetwatervaart van een meer te
zijn, hoewel het kleinste der Amerikaan
sche inlandsche zeeën toch aan bi
zonder woedende stormen onderhevig is.
Ik kocht ,De Specht," betaalde en
huurde een paar zeelui zonder werk
om het mij te helpen vervoeren en
verliet Buffalo met weinig zeilen, mijn
nieuwen koop stuurde Ik in persoon, en
ik voelde een vergeeflijke trots in 't
sierlijk voorkomen en de goede houding
van mijn scheepje. Half Buffalo liep
naar de kade om ons te zien vertrekken.
We hadden de topzeilen uit, de voor
zeilen opgebonden en het breede,
groote zeil bolde prettig door 't lichte
windje dat den glinsterenden waterspie
gel er als zilver deed uitzien. Menige
trage zeiler- krabbelde er doorheen,
doch het jacht zwom als een wilde
zwaan door den stroom, sneed door
het heldere water met zijn scherpen
steven terwijl het zachtjes naar het
Zuid-Oosten overhelde Ofschoon ik
de met sterren bezaaide Amerikaansche
vlag neergelaten en dien door een klei
nen Engelschen wimpel vervangen had,
verbeidde 't volk ons vertrek met eeni
ge sympathie, en ging er onder eenige
Iersche soheepswerkers een luid hoera
op toen de schoener wegzeilde. Een wel
gekleed man op een mager paard oogde
ons met opmerkelijke belangstelling
na. en bespiedde onze bewegingen door
een kijker
Iets in de gelaatstrekken van dien
man trek mijn aandacht Hij was een
man van vijf-en-dertig jaar, met 'n goed
uiterlijk en groote knevels, donker haar,
met valken-oogen en een gebogen neus.
Hij droeg een witten vilten hoed en
een groene jas. een broek en vest van
ongebleekt linnen een echt zomer-
toilet, doch niet Amerikaansch. Hij
was inderdaad een schitterend punt on
der de zwarte klassen en kleurige
satijnen vesten, de lange baarden, en
de gele gezichten van allen tomtom
hem.
„Dat is er een uit de oude wereld,"
zei ik bij mij zeiven, en daarop stuurde
ik den schoener een punt dichter bij dea
wind en dacht niet meer aan hem. Wei
nig dacht ik toenmaals, dat ons toe-
komstig lot zoo aan elkaar verbonden
zou worden. De wind was gering, en
niet gunstig, en het duurde lang vóór
we Canada's oever bereikten. Mijn wo
ning lag aan den Noord-Oostelijken
hoek van het meer Erie, tusschen de
bedrijvige stad Dover en de kleinere
kolonie die zich den naam van Marga-
ra heeft aangematigd.
Ik had 't voordeel een kreek en eet
makkelijke baai bij mijn eigen goed te
hebben, waar wel twintig schoeners voot
noodlottige windvlagen beveiligd ten
anker hadden kunnen liggen. Daar
maakten wij den schoener vastmijn
scheepsvolk werd betaald en ontsla
gen en vóór er drie dagen verloopen
waren, had ik een geregelde bemanning^
't Is echter wat verwaand het woord
van „bemanning" te geven aan een
uitgedienden grijsaard, die toch nog
vlijtig en vastberaden was, en een Hin
ken jongen uit de kolonie.
Zooals zij daar waren de oude
Bell en de jonge Eli kostten ze mij
weinig geld, daar ze gehuisvest werden
in een soort van houten hutten, waarin
mijn landbouwers woonden, en gere
geld rantsoen kregen van den voowta4
dien mijn opzichter bestuurde.
De oogst was voorbijgroote blokken
timmerhout waren in de bosschen ge
veld en het zagen, aan elkaar hechten
en vlotmaken eischtan dee meestere oog.
Zoo verliep er eenigen tijd, gedurende
welken ik niet in staat was het jacht
te gebruiken, en het lag ten anker opge
sierd en wel, als een schoonheid die tot
een feestelijk tochtje uitlokte.
Toen het koren gemaaid was, en de
pijnboomen van levende spiralen van
zwaar donker groen, in geelachtige,
op het zoete water der kreek drijvende,
blokken herschapen waren, werd hef
mij eindelijk mogelijk van mijn nieuwen
aankoop eens gebruik te maken. ïk
ben gezellig van aard, en had graaf
een paar vrienden gehad om samen
met mij te kruisen. Doch gelukkfferwij-
ze, is de zomer het drukke jaargetijde
voor die van Canada, die hun lange©
winter als den tijd voor uitspanning
beschouwen, en ik vond er niet een
die nu tijd beschikbaar had.
Toenmaals was er sleohts een gering
militair detachement ia 't district
ingekwartierd, en de eenzame onderge
schikte durfde niet wagen, zelfs voon
één dag, verlof te nemen en zijn pos?
te verlaten. Ik zou genoodzaakt zij»
geweest aan wal te blijven, of den
tocht alleen te ondernemen, had ik niet
toevalligerwijze in de publieke billard»,