glijden van den voet of het loslaten van sante reiaas van hetgeen mi] overicwam van schoonpapa moest onverwijld met een soort canapé neder en greep ze nen tak of wortel zijn avontuur plotse- nu juist vijf jaren geleden. Stil, het bewuste telegram naar het post- nuwachtig naar de hand van juffrouw Üng met zijn dood zou doen eindigen kleine bengel, laat papa met rust. Na- kantoor. Kortom, des Maandags in Metselaar, die ik met een vloed van Hij bleef daarom geruimen tijd op de derhand kun je babbelen en kraaien den ochtend ontving ik het volgende heilwoorden overstelpte. Een droog rots liggen, in den geest nagaande zooveel je wilt. Moeder, zou je Wimpje draadbericht uit Amsterdam („Ge- „Dag meneer," en een mislukte glim- Sxoe hij vroeger toen hij nog een jongen niet naar bed brengen? Dag beste slaagd. Je kunt komen. Frans. lach waren c antwoord. *was. dien tocht naar boven gemaakt jorigen 1" 's Avonds arriveerde nog een brief Mijn vriend Frans lag in een fau- Siad en ook en dat was van nog grooter „De geschiedenis, vriend, de ge- van denzelfden afzender, die een over- teuil aan het venster. Hij met zijn luch- belang, om er over na te denken, waar- schiedenis," lachte ik ongeduldig. zicht gaf van zijn huuravontuurtje. tige natuur had het pijnlijke van den 'op hij allemaal moest letten bij zijn po- „Och jij, Karei! Altijd even voort- Na ontvangst van mijn ijlboodschap eersten indruk reeds vergeten en riep, «ing om naar beneden te klauteren, varend als in onzen studententijd. A was hij onmiddellijk aan den slag ge- met enthousiasme naar buiten wijzend: .Want de klimpartij naar boven was, om tout seigneur, tout honneur 1 Ik ben trokken. Mijn advertentie was in de „Willem, kijk toch eens wat'n prach- *00 te zeggen kinderwerk in vergelijking vaderMaar ter zake. Ik had toen Zaterdagavond-editie nog opgenomen, tig uitzicht, hè? Onbetaalbaar hoor, taet den tocht in omgekeerde richting. mijn eerste sporen verdiend als roman- „Twee jongelui zoeken gemeubi- zoo'n kamer!" Saar boven gaande kon hij voor zich schrijver en besloten eenigen tijd op leerde zit- en slaapkamer." Ik gluurde angstvallig in het rond. t zien. maar dalende moest hij achter- mijn zuur verdiende lauweren te gaan Den volgenden dag was hij in het De juffrouw was zonder een woord Bit werken en op den tast steunpunten rusten ten huize van mijn schoonpapa bezit gekomen van plusminus dertig alweer vertrokken. Ik ademde iets Boeken voor handen en voeten. Toen „in spé" den heer Willem van der aanbiedingen. Die- van een zekere vrijer. Onverschillig voor al het mo- Malduszijn hersens tot het uiterste had Bosch. Ik verkeerde namelijk sinds juffrouw Metselaar was hem het best gelijke schoons dat hij daarbuiten ont- Migespannen om zich zoo veel mogelijk een jaar met de lieve Helena mijn bevallen. Een bezoek ten haren huize dekt had, sloop ik op mijn toekomsti- **n Zijn vroegeren tocht in de herinne- dierbare wederhelft van heden. Kijk had tot gevolg de aan mij gezonden gen zwager toe en fluisterde met een Kng terug te roepen, kroop hij over het mijn vrouwtje nu eens blozen. Zeg brief en telegram. schuinschen blik naar de deur „Frans, TOtsblok tot aan den rand en begon weet je nog Helena, hoe wij naderhand Met licht gemoed konden wij nu het jou hospita fcöen, voetje voor voetje, stukje bij stuk- met die miseries gelachen hebben?" vertrek uit Gelderland tegemoet zien. „Is een beest," voltooide hij onvoor- &e. zijn tocht naar het strand. „Maar de kamer, Willem," inter- Ons restte nog slechts te wachten op zichtig luid. „Zeer terecht. Willem, Het was oneindig veel moeielijker rumpeerde ik. het aanbreken van den Dinsdag. Toen maar denk er om dat men zich nooit _n j,jj 2jc]i had voorgesteld. In zijn „Zwijg nuWij komen er zoo met namen wij vroolijk afscheid van onzedoor zijn eerste indrukken moet laten ugd was vrijwel elke meter van den een. Dit is het voorspel op 't eerste mijne toekomstige familie en stap- leiden. Onder het vogelverschrikkers :g door den ouden visscher voor hem bedrijf, snap je ten in de stoomtram die ons naar het uiterlijk van dat mensch kan een sui- kaart gebracht, maar nu moest Mal- Toen ik ruim een maand mijne fan- station van Terborg zou brengen. Om kerzoete kern schuilen En trouwens, zich, na al' die jaren, dat alles tasie rondgedragen had door de ont- beknopt te wezen tegen den avond bel- al was het een van Shakespeare's too- in hét geheugen terugroepen. Hij luikende natuur't was in de eerste den wij bij onze vrienden te Amster- verkollen, wij hebben met haar immers dat één pas op denverkeerden lente van dat eenzame landgoedje dam aan." niets te maken?" onvermijdelijk tot een noodlottig gewerd mij plots de verrassende tij- „Om Gods wil Willem," onderbrak Hier smoorde ik zijn welsprekend- 5e zou voeren. En bovendien, hij ding dat mijn beminde een week lang ik weer „Laat me toch eindelijk in je heid door mijn vlakke hand op zijn er zich van bewust, dat zijn zenu- op vacantie kwam bij haar papa thuis kamer belanden mond te drukken, nu niet waren wat ze vroeger ge- Je begrijpt dat ik drie voet hoog sprong. „Uitstekend! Ik zal dan verplicht „Niet zoo hard, kerel," hijgde ik. _!t waren. In zijn jongensjaren had „Als student vloog je voor minder, zijn een hoop interessants over te slaan Het getik van een wekker uit een na- de beteekenis van het woord vrees vijf voet de lucht in. Maar de kamers, en naar Haarlem te vertrekken. Woens- burig vertrek dringt tot hier door. 't it gekend, maar de dingen, die hij de drommelsche kerel." dagochtend voor negen uur, net als Huis lijkt me erg gehoorig toe. Zij itste paar jaren had doorgemaakt, „Karei, als je me nu nog eenmaal schoolkinderen, schelden wij aan de mocht eens hooren wat je zegt." .dden niet nagelaten hun stempel op in de rede valt, dankrijg je van deur van juffrouw Metselaar, onzali- „Dat kan zij niet1 Ik wou je jm te drukken, zoodat hij, nog voor de geschiedenis niets te hoorenEn- ger gedachtenis alleen maar zeggen dat de kamer Ij de eerste honderd voet had afgelegd, fin, je nieuwsgierigheid in aanmerking Rikrik 1 Een touw, met potige „up to date" is en het uitzicht naar n het hoofd tot de voeten in het genomen, zal ik je de beschrijving hand van boven gehanteerd, trok het mijn zin. 't Meubilair is wel donker .reet beadde en trilde over heel zijn besparen van de genoegens dier vacan- slot open en een stem mét afschrik- en massief, maar ik voor mij vind dat jttchaam. Hij was er echter zeker van, tiedagen. Omnia transeuntIn goed wekkende grafdiepte vroeg wie en ouderwetsche veel prettiger dan dien Sat hij zich tot nog toe op den goeden Hollandsch alles gaat naar den drom- wat bombastischen stijl van tegenwoordig. iWreg bevond, want hij herkende enkele mei. ook en voorè.1 het pleizier. Zoo Draadloos seinden wij ons signale- Een canapé ginds een mooie buffet- «unten met volkomen duidelijkheid, naderde dan met rassche schreden de ment naar omhoog, waarop de uit- kast eeh. gemakkelijke stoel, donker- Maar het was een buitengewoon in- laatste dag. mitsgaders het bange noodiging volgde onze voeten af te roode valgordijnen voor deze twee fepannend werk en hij was wét blij. dat scheiden. Dinsdags moest mijn meisje vegen en de trap op te klimmen. groote vensters Boekenrek,^ divan enz. üij nu kwam op een klein uitstekend weer naar Holland vertrekken en ik Hemeltje, wat drukte het me daar man, wat verlang je meer ktuk rots, waarop hij even kon gaan zöu dan eveneens den achterhoek ver- in de maagholte „Wat ik meer wil," viel ik onge- Jsitten, om zijn krachten, die hij zoo 'aten en naar Rozendaal terugkeeren, Eerst het verflooze, onaanzienlijke troost in. „Dat je beter rondkijkt. Die ihoog noodig had, weer te verzamelen. 't Was Zaterdagnamiddag Arm in voorkomen van 't huis dat als een lamp hij ging met het gezicht plat op den arm kuierden Helena en ik onder de konijnenkooi zoo smaakloos vierkant „Drommels," riep hij „Petroleum !'J irrond liggen, want hij durfde niet te spitsbogen van wordend gebladerte tusschen twee hooge winkelpuien ge- „O zoo 1 En dat kacheltje rijken naar den weg dien hij nog voor de in de laan der villa. Eenzelfde gedachte plakt stond Dan de allesbehalve aan- „Heel verroest Je hebt gelijk. Er is borst had, uit vrees, dat de reusachtig- aan een bitter vooruitzicht benauwde trekkelijke verschijning die ons van een-maar aan het ensemble." beid van de taak hem zou ontmoedigen, ons. Daarom spraken wij weinig en af den overloop als welkomstgroet de „Waar is de schoorsteen zeg? En Na een poosje kwam hij een paar hon- schenen slechts oor te hebben voor het uitnoodiging tot voetenvegen had toe- dit behangsel Die schilderijen en Üerd voet lager weer aan een vlakke suizen van den wind en het matig geworpen En nu een trap zóó steil portretjes Zie jij kans om van dit plaats graniet, iets grooter dan de gekweei der vogeltjes. dat Frans die het eerste opklom bijna toegetakelde vertrek een gezellige ka- èerste en daar ging hij op zitten, met Eensklaps hief Helena haar kopje loodrecht boven mijn hoofd zweefde nier te maken, waar wij knusjes kun- Ue beenen afhangend over den rand, omhoog. Ik keek haar aan en zag twee Om uiting te geven aan mijn groeieride nen gaan zitten zoodat hij de omgeving eens kon opne- zilveren druppeltjes tusschen haar oog- benauwdheid kneep ik mijn zwager Mijn zwager had een lang gezicht bjen leden glinsteren. Dat deed mij een maar vast in zijn kuiten. Ik hoorde getrokken. Hij tuurde niet meer door Hij had nog niet de helft van den af- kreet uiten en opspringen O geluk hem zuchten, wat voor mij zooveel be- de ruiten, maar peinsde met zijn oogen Hand afgelegd, en voor zoover hij kon die bruuske beweging scheen mijn her- duidde als„Hou je koest. Ik voel gericht op het tapijt dat ook beter Zien was het 'nog voor hem liggende senlagen tegen elkander gewreven en alles met je mee 1" tijden gekend had. Beide ellebogen op gedeelte niet minder gevaarlijk dan hun een lichtend idee ontwrongen te Daar wij beiden nog al joviaal aan- zijn knieën drukkend, lei hij zijn hoofd het reeds afgelegde. Verder gaande ver- hebben. Althans ik stiet een tweeden, gelegd waren en vooral tegenover nu eens op zijn linker-, dan weer op borg hij zich plotseling achter de vrien- blijden kreet uit. vrouwen over geen leeuwenhart be zijn rechterhand, delijke bladeren van een lijsterbessen- „Willem." vroeg zij verwonderd en schikten gaarden wij intusschen al de „Hoor eens." verklaarde hij ten hoschje. Want daar beneden op het repds hopend galanterie die in ons huisde bijeen om slotte wij moeten van den nood een steile schapen-pad dat langs de laatste „Helena," juichte ik, „droog die de hospita naar behooren te begroeten deugd maken Wij zitten in het schuit- twee honderd yards van zijn weg liep, traantjes af Ik ga met je mede," Nauwelijks boven, zwenkte mijn vriend je en zijn dus verplicht mee te varen." zag hij twee mannen zitten blijkbaar „Met mede kamer in die hij voor ons bestemd „Dat is gauw genoeg gezegd her- touristen want naast hen lagen visch- „Mede naar Holland 1 Neen schud wist Ik hem na met mijn mond vol nam jk tegenstribbelig „Maar jouw hengels en manden en een paar jassen nu niet met j® hoofdje Ik spreek in „goeden dag" en „aangename kennis schuitje had ik me voorgesteld als een sn een paar pakjes in bruin papier ver vollen ernst. Frans je broer is te Haar making.' trotschen Oceaanstoomer Nu dat niet moedelijk boterhammen Op het ge 'em in betrekking niet waar En op Achter de deur praalde een hooge het geval is kon het we) eens gebeu- zicht daarvan drong het tot Mallison het oogenblik ogeert hij te Amster vrouwerge'talte. mager en imponee ren dat ik overboord glipte en zoo door dat hij groote behoefte had aan dam niet waar En dat reizen en rend Zwart was heur haar zwart haar spoedig mogelijk weer naar den oever voedsel en dat zijn tong letterlijk aan trekken bij morgen en avond verveelt oogen zwart haar kleeren zwart ook zwom.' Zijn verhemelte kleefde. hem gruwelijk niet waar Welnu ik de kat die neerhurkte op haar linker- „Komaan Willem kalmeerde hij, Wordt voortgezet. stuur hem aSnstonds een telegram Hij schouder en met spottend groene oogen „geen dolle zetten1 Jij ziet vandaag moet een advertentie plaatsen ennaar mij lonkte net of zij me wilde ook alles in het rwart. We kunnen OP KAMFR'ïlwOMEN »En-" hikte zij aan mijn lippen zeggen: immers probeeren en afwachten Houd %/r lxAlV!E.rto wuncni. hangend. „Wii zullen jou wei klein krijgen goeden moed hoor Ik ga nu naar de „Frans en ik gaan samen Op kamers mannetje I" Ik voelde dat ik erg bleek Bank Tracht den voormiddag zoo ge- Heusch Karei, al lei je me twee wonen.' geworden was Mijn knieën knikten noeglijk mogelijk door te brengen, briefjes van duizend gulden daar mid- Je kent mijn vrouw Karei Zoo onwillekeurig Een rondwarende blik Maak eens kennis met de Penaten van den in mijn hand, dan lapte ]ij het nog vroolijk en zonnig als ze nu is was snel als de gedachte deed mij me af dit huis ga wat wandelen knoop niet me over te halen om met iou zij ze natuurlijk toen ook In de huiska vragen of dit nu het zoo hoog gepre een praatje aan met de hospita het ook maar voor een maand op ka mer gekomen waar de familie bijeen- zen pension en de alleraardigste hos Hij stak me de hand toe, die ik zwij- jners te gaan zitten.' zat omhelsde ze beurtelings haar goe pita was waarvan Frans zooveel op gend drukte en 'iet mij alleen met de „Oef, da's een lange zin 1 Kom nou den, ouden vader haar zusjes en ik ge- hef maakte Als gentleman had ik benauwdheid van mijn gemoed. Willem, dat zeg ]e maar omdat je ge- loof zelfs het schoothondje. Allen echter mijn eer op te houden en niet Meewarig keek ik hem door het ven- irouwd bent en dus....' moesten zich in de ooren aten scha aanstonds uiterlijke blijken van te ster na Daar draaide hij zich om. de „Neen, neen 1 Gesteld dat ik nog vrij teren „Willem gaat mee méé méé leurstelling te geven Daarom riep ik goede iongen en wuifde met zijn hoed. geze- was Kun jij je niet indenken Ik zat reeds aan het schrijfbureau den vriendelijken lach dien de schrik./lk was tenminste niet alleen in de el- dat iemand zoo n vreeseüjken heke Een brief naar Rozendaal waarschuwde van mijn ge'aat verjaagd had maar ende O zaligheid van het buiten even aan kamers met pension kan hebben mijn ouders dat ze mij vooreerst nog gauw weer om mond en lippen terug tusschen vogeltjes en voorjaarsbloe- Luister dan maar èens naar het interes- niet verwachten konden. Het knechtje zette mijn zware handkoffers naast men. waar zijt gij O dartel spel en blijde schateringen van jonge meisjes, waar blijft gij O, zangen van vogels en menschen't Is hier zoo geheim zinnig, zoo dreigend stil. 't Komt mij voor dat deze ouderwetsche meubels mij toegrijnzen van onder hun dichte stoflaag. Niets spreekt in deze onge zellige kamer, nietszelfs geen klokje dat er tikt. Ik nam plaats op den stoel, door mijn schoonbroeder straks verla ten. En ik staarde op het menschen- gedoe daarbuiten. Wat had ik aan dat schouwspel Die lieden spraken met elkaar, maar ik hoorde ze immers niet En ze ontmoetten elkaar, hier een jong meisje daar een bejaard heer, ginds weer een deftige matrone, maar allen met'denzelfden stadstred, zonder dar tele lichtheid. Geen natuurlijke trek van frissche vroolijkheid op die gezich ten; hoogstens een flauwe glimlach, die verdween met den persoon voor wlen hij bestemd was. Ik betrapte er mij zei ven op dat ik zuur keek. De barometer van mijn ge moed daalde dan ook geleidelijk tot aan het vriespunt. Zoo beef ik zitten, wachtend op mijn hospita, die natuurlijk aanstonds nadere kennis zou komen maken en mij tevens dat doet een vrouw im mers altijd de welkome vraag zou stellen of mijnheer niet een kop thee beliefde Arme sukkel, ik voedde nog illusies I Wel tippelde de zwarte vogel- verschrikster naar binnen maar 't was om mij een kleh half uur te vervelen met haar langdradige taal en haar droog smaakloos gelaat. Van warme thee geen sprake Ik had voor mijn vertrek uit Am sterdam door de haast niet veel ge bruikt. Niets verwonderlijks dus in het feit dat ik mij hongerig voelde. Hier werd me niets gepresenteerd Dus besloot ik de straat op te gaan en wat te koopen. Al knie2end kwam ik in een der hoofdstraten tn slungelde schier onbewust een restaurant binnen waar ik een ijselijk duui broodje met kaas en koffie bestelde, 't Was elf uur ge worden. Wat vroolaker gestemd door de versterking var den lnwendigen mensch volgde ik nog een poos de on handige manoeuvres van een troepje recruten die op de binnenplaats eener kazerne afgericht werden. Ik dwaalde een tijdje doelloos rond en wist einde lijk mijn horloge op half één te bren gen. Bij de deur van ons pension meer gemoedelijk kosthuis geheeten ontmoette ik mijn vriend deelde hem in het kort mijn troosteiooze bevin dingen mede en trok dan met hem naar boven. De middaglunch stond klaar. Een blik over de tafel deed ons echter de hand op ons hart slaan en een nieu- ven lijdenszucht slaken „Kale boel," zei de welsprekende cogopslag van mijn lotgenoot. „Tréurig," grimmigde mijn blik te- rig. Een klein theepotje met half afge- bnken schenktuitjein een roodge- vefd schuitvormig bakje eenige snee tjeswittebrood en wat tarwernik Op een bordje vier schijfjes wprst en een homije kaas Let wel dat ik die reeks van verkleinwoorden met opzet ge- bruilom je de quantiteit te schilderen, „E dat is voor twee," zuchtte mijn medeiartelaar „Vor twee „heeren" asjeblief," on- derStrepte ik. Een kreet uit zijn mond deed mij verbaad opzien. „Magarine bangde hij. Ik pnefde Inderdaad kunstboter „Maa. maardat heb ik nog nooit geeten „Een iooie gelegenheid om het nu te leerer.' meesmuilde ik zelf ten hoogste f.-rtoopnd „Maar maardat moet je haar zeggen „God btware meDaar begin ik niet aan," protesteerde ik met eën bresd schrkgebaar .Liever nog aanstonds mijn boeltje wee opgepakt en met de noorderzon vanhier vertrekken ik haar zoo iets zeggn Ze zou me de oogen uit het hoofl krabben." Je,kunt denken dat mijn vriend te g«— twee m; oru-'"'~'~*4e maag weer kantoorwaarts ging. Veel had hij niet meer gezegd na het inci dent van de margarine. Misschien huis de daar onder zijn jasje reeds een niet geringe dosis zelfverwijt, daar hij fei telijk voor het huidige gebeuren aan sprakelijk was. Hij had de kamers gehuurd. Hij had de uffrouw en hare omgeving gezien vóór mij. Maar ik sprak van de kamers. Onze kamers. Te spoedig, helaas, moest ik daaromtrent een treurige wetenschap opdoen. Nauw was mijn „compagnon d'infortune" vertrokken of de zwarte matrone hield opnieuw haar intocht binnen het appartement. Ongetwij feld kwam zij de tafel afnemen en zou me verder met rust laten, gelijk het een goede hospita betaamt. Edoch, jawel, ze kwam terug met Miepoes op haar schouders. Ik had dat satanische beest er zóó af willen slaan. Kalmpjes ging de juffrouw nu plaats nemen aan het tweede venster. Die brutaliteit leek me ongehoord. Was dit nu onze kamer of niet Misschien had ik toen met geweld moeten uitpakkenmijn liefde voor de eenzaamheid in casu moeten uit eenzetten, desnoods in verzen om den indruk te verzachten. Och arme. ga lanterie gaat me beter van de hand dan recht spreken. Mijn toorn loste zich op in het besluit een vreedzaam praatje te beginnen. Mogelijk bereikte ik dan veel meer dan door grof op te treden En ik teemde; „Juffrouw, dat portret Zeker familie, hè Ze wendde zich halverwege om, tuurde me over haar bril met veel te groote glazen aan en sprak; „Ja meneer da's mijn vader.." „Ah zoo Een flinke man. Die bak kebaarden staan hem verbazend goed. Dood natuurlijk ?'l „Sinds dertig jaar." „Hum een heele tijd Ik was op gestaan en wandelde langs de muren als een bewonderaar op een expositie van schilderstukken. „En dit, juffrouw „Dat ben ik zelf als kind van zeven jaar. 't Is nu om en om twee en dertig jaren geleden." „Een aardig kind was u Maar, wat u zegt. tweeendertig jaar Men zou aan u heusch niet zeggen dat u Neen maar, ik gaf u hoogstens dertig 6f zoo iets." Als ik gedacht had succes te heb ben, dan moest ik hier weer een on prettige gewaarwording opdoen Dat schepsel die vrouw zoo weinig in haar geslacht kleurde zelfs niet van heimelijke satisfactie Ze was dus zelfs geen tikje ijdel Lieve menschen. wat moest ik dan zeggen om een snaar in dat gemoed te doen trillen. Of liever, vroeg ik me af, had ze wel een gemoed „Woont u al lang zoo alleen „Sinds den dood van moeder." „En bevalt u dat eenzame leven „O zeker." „Hè," riep ik geestdriftig mijn vriend is dol op bloemen „een paar mooie vaasjes zullen hier goed op staan Ik wed dat hij deze vensters mettertijd heelemaal in het groen zet." O wee had ik misschien iets belee- digends gezegd Mijn lieflijke gezel lin rees overeind en ging dicht bij me tegen de tafel leunen. „Meneer begon ze met alle tonen van het protest in stem en oogen „uw vriend schijnt me niet wel begre pen te hebben." „Niet wèl." stotterde ik reeds heel in de war. „Hij was ook zoo haastig Zondag avond en luisterde ternauwernood naar de condities die ik hem voorlegde.... Stil poes „Ik heb u namelijk deze kamer ver huurd op voorwaarde dat ik het recht behield er persoonlijk gebruik van te maken." Flap 1 Daar rezen mijn "haren te berge. Ik jonge schrijver die me een heerlijk droomerig werkkabinet opge bouwd had in mijn verbeelding na tuurlijk en reeds met de bitterste ontgoochelingen dienaangaande be- of liever vèrgiftigd was geworden ik zap in efia bliksemsnel passeerend visToen deze kamer bevolkt met een tiental theetantes van juffie's gehalte. Tien monden kwetterend en snate rend over het weer en de genoegens van het gezellig samenzijn en mij uit hoorend over mijne familie, mijn gis teren, mijn vandaag en mijn morgen.. Ho, er werd gescheld, was dit al vast een tante? Juffroujy Metselaar ging opendoen. Bang leende ik 't oor. Gekakel van wisselende vrouwenstem men. Iemand kloste de trap op. Het volgende oogenblik vulde een breede gestalte, zoo zuiver gelijkend op mijn hospita, dat ik haar zonder aarzelen met den titel van juffrouw Metselaar II vereerd zou hebben, de deuropening met het geruisch van een berg zwarte kleederen. Eene stem even diep was ik dan werkelijk in een bovengrond- sche graftombe verdwaald als die van mijn lieve kostjuffrouw groette nederbuigend „Goedendaag H Ik stond al op-mijn beenen en boog met vooruitgestoken handAange naam Mijn naam is....!!" De bezoekster heeft toen misschien den indruk opgedaan, dftt ik aan te ring leed Ik had hoegenaamd geen kleur meer op mijn gezicht en rilde ook van koude, leegheid en vooral verdriet Toen ik weer gezeten was, begonnen opnieuw de lachjes en de bloempjes, alle liefelijkheden van mijn buitentje voor mijn oogen te zweven. 't Gebeurde nu dat mejuffrouw Metselaar II me iets vroeg dat ik niet verstond, maar dat ik toch met een „ja" bevestigde om oogenblikkelijk weer weg te dommelen. Wat kon ik beter doen dan allerliefst te glimlachen en een nieuw „ja" te knikken „Zoo, vindt u dat," was haar ver baasd bescheid. Ik had een domheid begaan natuurlijk. Maar nog was het niet te laat om de fout te herstellen en azijnzoet met mijn lippen trekkend, sprak ik„O neen, juffrouw, dat spreekt van zelf „Hij had er geen pak slaag voor ver diend „Och, wie zou er aan denken Een pak slaag Zij sprak daar met zoo'n koud gezicht over alsof zij er zelve een ijselijk goed handje naar had om iemand daarvan te bedienen. Ik dacht het oogenblik gekomen om op de vlucht te slaan Met zenuwach tige overhaasting verliet ik mijn zit plaats tegenover de vreeselijke dames en liep op de deur toe onder het on samenhangend gehakkel van „Excu seert 't Is mooi weer. Ik moet bepaald weg „Ga uw gang, meneer" werd me nageroepen. Bij den kapstok mocht ik nog de basstem van mijn hospita hoo ren, die vergoelijkend uitlei„Hij hoort niet goed. Een beetje doof, zie je I" „O," kweelde de ander, „daarom spreekt ie op zoo'n hoogen toon Flap Woedend sloeg ik de buiten deur toe. Alvorens het eene been voor het andere te zetten ontlastte ik ge deeltelijk den druk op mijn maagstreek in een zwaren zucht, zond verwilderde blikken in den ronde om te zien of er geen juffrouw Metselaar III in de buurt was om mij op te vangen en richtte mijn schreden naar het station Ik wilde eenige uurtjes de stad uit. En heerlijk dat het mij inviel ia naar de zee zou ik gaan I Waarom zou het mij niet lukken mijn verdriet te begraven in de kabbelende golfjes „En," onderbrak ik de vertelling „hoe laat was je terug op „jouw" ka mers „Spotter I Enfin, nu lach ik zelf met mijn gemoedsaandoeningen van die dagen. Een beetje opgemonterd zette ik 's avonds weer voet aan wal in. het spookhuis. Mijn vriend zat aan zijn sigaar te trekken. Hij wachtte sinds een half uur op mij om de klaagtonen van zijn maag te smoren De tafel stond gedekt. Ik stelde voor om dadelijk aan den slag te gaan. Dapper beite'den en kap ten wij door het vleesch. dat maar al te-licht verteerbaar was, omdat bleek dit de hospita-keukenprinses er reeds soep uit getrokken had. Al heel spoe dig was alles leeg. schotels en borden Gelijktijdig legden wij mes en vork neder. IWTjn kameraad richtte zijn zwarte kijkers op mij. „Heb je genoeg? Ben jij voldaan „Kun je begrijpen I" „'t Was juist voldoende voor twee baby's van drie jaar samen Nijdig rees hij van zijn stoel op. „Ik ben woedend, Willem," gromde hiij „Ik was het al sinds vanmorgen. „Kom, laat ons de stad ingaan Zoo gezegd zoo gedaan. Wij zwaai den de straat op met sombere gedach ten en piepende magen. „Zeg Frans," zei ik eindelijk, „Ja had immers nog meer aanbiedingen ontvangen Als we de adressen eens afliepen „Och. wat baat het ons „Wel." driftigde ik. „dan zeggen wil deze kamers op. Dat is nogal logisch. Ik blijf er geen week, als het zoo door gaat Denk je nou dat ik me laat uit hongeren en van verbittering vergaan wil voor mijn lieve guldens Boven dien zal het mij nimmer gelukken iets op het papier te brengen in dat krocht: Jelui hebt elkaar niet begrepen. Het accoord vervalt dus, basta „Goed. Willem, zeg jij het haar dan."7 „O,meen je dat Ik krabde achten mijn ooren. „Galanterie, zie je 't lal een vrouw. Trouwens, jij hebt de ka mers...." „Beken maar dat je niet durft," ssri de hij. „O, da's waar ook, JIJ durft wel," antwoordde ik bitter. „Je bent bang voor haar oogen^ vriendje." „En jij voor haar poes t" „Kom," verzoende Frans nu, *lcK welbewust dat hij eigenlijk geen recht tot spreken had. „laten wij eens eer* kijkje gaan nemen op het huis van een zekere weduwe Buis, no. 33, van deze straat." Na eenig zoeken stonden we voo» de bedoelde woning. „Een balkon," riep ik bijna omval lend van spijt. „En een pracht van een-ge vel,"sten» de hij in. Het volgend aanbod was van iet mand uit de Parklaan. Vooruit, ei heen Wij begonnen er een wanhopig genoegen in te scheppen ons verdriet en zelfverwijt te prikkelen door he4 schouwspel van hetgeen we met wat minder alles-aannemende voortva- f rendheid hadden kunnen krijgen. Toeni wij tenslotte doorvoed bleken met ve* bittering, voelden we nog nijpende* dan straks de behoefte om iets hartigs, onder het harnas te stoppen. En wiji besloten het eerste het beste restaui rant binnen te vallen. „Aannemen, Jan! Twee coteletten voor ieder. Broodjes en koffie 't Had elf uur geslagen op den toren van St. Bavo, toen wij, zoo voorzichtig' mogelijk ons vastgrijpend, met han-i den en voeten achter elkaar klauter den naar ons „salon". Kil was het en verlaten. „Kil," onderbrak ik den spreke» met een afwerend handgebaar. „En j« sprak van bloemen en gebladerte 7 Herinner je „Nou ja maar je weet. in April en vooral op sommige punten van een stad bij de zee Ik had den ganschen dag al zoo'n beetje gerild, heusch.. Maar om op mijn verhaal terug te komen. Frans nam tot taak de misse lijke petroleumlamp aan te steken. Ik hoorde hem sukkelen in het duister: Hij sloeg bijkans het glas tegen d» kap stuk pruttelde, siste, stampvoet te en legde het bijltje er ten lamgen laatste bij neer. „Ik kan dat ellendige ding niet aan krijgen Gelukkig bleek ik handiger dan FHJ en al ras zwommen wij in de vage^ groengele straalbundels. Nog een pij®- je opgestoken. De nieuwsbladen na-j gespeurd, een poosje gekeuveld ovq* 'onze ditjes en datjes en toen naar Ibedï „Weet jij nu waar dat is," vroeg Frans. „Om Je de waarheid te verteller»] ik ben vol belangstelling," antwoordde ik, geeuwend van slaap. „Volg me dan maar,... Ei! daa» staan onze koffers nog. Die had Jef vandaag al uit kunnen pakken-",.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1922 | | pagina 7