a
l
/I
1
i
I
F
I
Kvangelie-verklaring.
tpistRi en Evangelie
EPISTEL.
Kerklijsten.
Mls-zamcilZBr.
Koe zuilen wil proflifeiijk bidden?
a Februari 1923
I
<1
van
zii
fl
I
■•8.
I
Voor het heiligdom
Eerherstel.
-T-
■3>:.v
H.
H.
I f
f 12.947.98^
N.
N.
10.-
5
2.5m
1-
2.50
van
de
het
EVANGELIE VOLGENS DEN H. LUCAS VIII 4—15.
ik zoude de waarheid zeggen; doch ik laat
bet, omdat niemand mg hooger achte, dan hg
2.45
f 13.003.43^
2
M.-,
«0
van den H.
xamirië. Mis:
I
Feestdag van den H.
Mis: Os justi (V.1200
in mg xiet, of van mg hoort. En opdat de
uitnemendheid der openbaringen mg niet sou
verbeffen; zoo is mg gegeven een prikkel
in bet vleesch, een engel des satans, om mij
te kwellen. Derhalve bob ik driemaal den
Heer gebeden, om daarvan bevrgd te worden
Maar hg zeide mg: Mgne genade is u genoeg;
want mijne kracht wordt in zwakheid vol
komen. Ik wil derhalve gaarne in mijne zwak
beden roemen, opdat de kracht van CHRIS
TUS in mij verblgve.
EVANGELIE.
Evangelie volgen» den B. Lucas;
Vlll, 4—15.
In dien tgde, als een groote menigte bjjeen
kwam, en uit de steden tot Jezus ijlde, zei
de Hg in gelijkenis: Een zaaier ging uit om
zgn zaad te zaaien, en terwijl hjj zaaide, viel
een deel bjj den weg, en bet werd vertreden,
en de vogelen des hemels aten het op. En
een ander deel viel op den steenrots, en toen
het uitschoot, verdorde het omdat het geen
vochtigheid had. Ook viel een deel tusschen
de doornen, en de doornen tegelijk opgroei-
enden, verstikten bet. Weder viel een deel
op goede aarde, en opwassende, bracht bet
honderd van deze vruchten voort. Dit zeg
gende. riep Hij: Die ooren beeft om te booren
die boore. En zgn leerlingen vroegen Hem,
wat dit voor eene gelijkenis ware. Hij zeide
hun: U is het gegeven de verborgenheid van
bet rijk Gods te kennen, maar aan anderen
in gelijkenissen; opdat zjj ziende, niet zien,
en booren de, niet verstaan. Dit is dan de ge
lijkenis: Het zaad ia het woord Gods. Daar
het bij den weg valt, zgn degenen, die bet
hooren; daarna komt de duivel, en neemt
het weg van hun hart, opdat zg niet door te
gelooveb zouden zalig worden. Daar het op
de steenrots valt, zgu zg, die, als zg het
woord hooren het met vreugde aannemen;
maar zg hebben geenen wortel;want zg ge
looven voor een tgd, en ten tgde der be
proeving vallen zg af. Maar daar het tus-
schen de doornen valt, zgn diegenen, nadat
zg het woord geboord hebben, en door de be
kommernissen en rijkdommen en wellusten
des levens heengaande verstikt worden, en
gene vrucht voortbreugeir. Maar hetgeen op
goede aarde valt, zgn degenen, die het woord
met een goed en oprecht hart booren, bet
bewaren, en vrucht voortbrengen in lijdzaam
heid.
zulks met eerivod en aandacht, met ver-
trr-Twen en voGiarvéng.
Dan zal He rJechti-we verzekerinfr en
de gwdrie’THte toezenrrinrr voor or>« :n
vervuFing paan„Vonrwaar. voorwaar.
Ik zetr u, indien pii den Vader om iéts
zult bidden in Miinen Naam, Hij zal het
u geven”. Zoo zullen wij profijtetijk bid
den.
Alkmaar, den 2en Febmari 1023.
M. P. A. OOMS, Deken.
OFFICIEEL KERKEERIfW
van het „Noord-Hollandsch Dagblad”
alle kerken. Wie wordt er zwak, zonder dat
ik zwak worde? Wie ergert zich, zonder dat
het mii kwelt? Tndien men roemen moet,
dan wil ik op miine zwakheden roemen. God
en de Vader van onzen Heer Jezus Chris
tus, die in eeuwigheid gezegend is, weet,
dat ik niet lieg. Te Damascus bezette de
Stedehouder, van Koning Aretas de stad
der Damascene™, om mjj te vangen; doch
ik werd door een venster in eene mand,
langs den muur nedergelaten, en aldus ont
kwam ik zgne handen. Indien men toch
roemen moet, het is wel niet dienstig, dan
wil ik op de gezichten en openbaringen des
Heeren komen.- Ik ken een mensch in Chris
tus, die v,oor veertien jaren of in het li
chaam, ik weet het niet, of buiten het li
chaam, ik weet het niet, God weet het
opgenomen werd tot den derden hemel. En
ik weet, dat deze mensch hetzij dan in
het lichaam, of buiten bet lichaam, ik weet
het niet. God weet het opgenomen werd
tot in het Paradijs, en geneime woorden hoor
de die bet eenen mensch niet geoorloofd is
te spreken. Op zulk eenen wil ik roemen,
maar voor mjj wil ik niet roemen, als in mij
ne zwakheden. Doch indien ik wilde roe
men. ik zoude daarom niet dwaas zgn; want
„„.■'Ja x 44JU »V»aiIUVUipV
I wil met rijn wel-witten en niet-wilienI
en
1 FEBRUARI H. Romua'dus.
8 FEBRUARI. Overbrenging v»n
H. Cati ar.na bfz. 477.
9 FEBRUARI. H. Cyrillua blz. 3?.
10 -FEBRUARI. H. 8cto;astica.
ZONDAG SEXAGESIMA.
Epistel uil den tweeden brief van den
U. apostel Paulus aan de Corinthiërs;
XI. 19—33; Xll, 1—9.
Broeders, gg verdraagt gaarne de onwij
sen. wijl gg zei ven wg» zgi, want gij ver
draagt bet, als Iemand u overbeerscht, als
iemand u verslindt, als iemand u berooft,
als iemand zich verheft, als iemand u in bet
aangezicht slaat Ik zeg bet tot oneer, als
of wg hierin zwak geweest waren. Doch,
ik zeg het onwijselijk: waarop iemand
zich durft te beroemen, durf ik ook. Zijn zij
Hebreën. ik ook. zjjn zjj Israëlieten, ik ook;
zijn zg afstammelingen van Abraham, ik
ook; zijn zg dienaren van Christus. ik
zeg het min wijselijk ik meer dan zjj:
meer in arbeid, veel meer in gevangenissen,
in slagen buve mate, dikwgls in doodsgevaar
Vgfmaal heb ik van de Joden veertig sla
gen, min éen. ontvangen. Driemaal ben ik
met roeden gegeeseld. een» ben ik gestee-
nigd. driemaal heb ik schipbreuk geleden,
één dag en één nacht, ben ik in de diepte
der zee geweest menigmaal op reis, in ge
vaar van waterstroomen, in gevaar van zoo
vers, in gevaar ouder mijn eigen volk, in
gevaar ouder de heidenen, in gevaar in de
stad, ‘in gevaar op bet land, in gevaar op
zee, in gevaar van valse he broederen. In
arbeid en kommer, in veel waken, in hon
ger en dorst in veel vasten, in koude en
naaktheid. Behalve deze dingen, die uitwen-
dig zgn. drukt mg dagelijks de zorg voor
Dit recht van den reiziger om van het rijpe koren te plukken en
zgn genoegen te eten, zelfs zgn paard in de gelegenheid te stellen al
gaande van de staande gerst te nuttigen, is in deze waarlijk gastvrije
landen tot op onzen tgd onverminderd in eere gehouden. De akkerbouw
strekt zich mijlenver onafgebroken uit zonder eenige afscheiding van
muur of heg of gracht Koren en gerst worden in Syrië verbouwd bij
na geheel zonder de moeite, die cr in onze landen aan besteed moet
worden. Met Egypte is Palestina het vaderland van deze granen. Elk
rotsig pad tegen de hellingen der be..;tn, waar bg ons alleen wat gras
voor de geiten zou groeien, is bezaaid en geeft in voorspoedige jaren
nog verrassend veel vrucht Dit alles samen, het ontbreken van eenige
afsluiting van den bouwgrond, en de spreekwoordelijke overvloed van
den oogst, maken een verbod om er van te eten onnoodig en de hand
having van zulk een verbod oamogelgk.
M Ai»
worden weggeruimd om de vochtigheid van den bodem te bewaren. In-
tusschen blijkt uit Isaias 5:2 dat het zuiveren van steenen wel degelijk
gerekend wordt tot het in orde brengen van den akker. Maar om reeds
vroeger genoemde redenen neemt men dikwijls die moeite niet. Begint
nu het ploegen, dan wordt zoo’n „WEG” eenvoudig mee OHSgeploégd,
om even spoedig, dwars door den „akker" heen weer als weg gebruikt
te worden. Trouwens ook in ‘t Oosten van ons land kan men hetzelfde
verschijnsel hier en daar zien: boe midden door een akker met koren
een voetpad loopt, terwijl de halmen zóó overhangen, dat ze het heele
pad bedekken. Onwillekeurig zal iemand gaande door zoo’n voetpad
aren plukken en de korrels opeten, zooals wjj dat van Jezus’ discipelen
lezen.
Ook de hellingen der berge zgn in het Oosten voor bouwland ge
schikt, ten minste ten deele. De bergen bestaan namelijk voor een
goed deel vooral aan de oppervlakte uit een soort krijtachtige kalk,
die onder den invloed van regen en luoht zich omzet tot een roodach
tige leem-aarde, die zeer vruchtbaar is, maar ook dikwijls zoo’n dun
laagje humus vormt, dat het woord van Jezus letterlijk van toepassing
is. het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had. Ook
heeft dat soort land natuurlijk buitengewoon spoedig last van droogte.
Daarbij komt nog iets: door de geweldige regenstroomen wordt die
leemlaag van de bergen weggespoeld naar de laagte, waar ze blijft lig
gen en aan het land buitengewone vruchtbaarheid geeft. Vooral in de
omgeving van Nazareth vindt men dezen vruchtbaren, mineraal-rg-
ken bodem, die door verweering van de bergkalk ontstJan is. Jammer
dat'door gebrek aan goede maatregelen zooveel van die leemaarde de
bedding van de beken bereikt en in den wintertijd door de snelvlie
tende stroomen wordt meegevoerd. Daardoor verarmt het land. In de
laatste jaren wordt hier en daar dit voor het land zoo verderfelijk pro
ces tegengegaan door het aanleggen van terrassen op de berghellingen
waardoor de vaste stoffen worden tegengehouden. Nog meer afdoende
zou het zijn, als de regeering het mogelgk maakte door een minderen
belastingdruk, dat de hellingen weer met olgfboomen werden beplant,
waardoor zoowel de vruchtbare teelaarde zou worden vastgehouden
als een nieuwe, gemakkelgk te openen bron van blijvende welvaart zou
ontstaan.
Om bovenstaand evangelie te verstaan, heeft men scherp in het oog
te houden, boe weinig een Palestgnsch bouwland op het onze gelüKU
Akker en ruwe grond zjjn niet scherp gescheiden. Op en in den akker
vinden we struiken, steenen, boomwortels, rotM>odem, riet en dorens.
Daardoor kan het zaad vallen onder de dorens en verstikken, want
door den ploeg worden die dingen niet weggeruimd. Trouwens de
ploeg is een veel te licht werktuig en de wijze van ploegen veel te on
diep om struiken en dorens weg te ruimen. Men werkt er met den ploeg
omheen en overheen, en wroet alleen die gedeelten los, die geen al te
groote hinderpalen bieden. Daardoor ia het zeer noodig, nog meer dan
FEBRUARL Sexages ma.
nis vau den H. Anureaa.
b FEBRUARI. H. Agatha.
6. FEBRUARL M s van Sexagesima, ge
dachtenis van de H. Vedaatus en Aman-
dus derde g^ed bfz. 101; gebed vouc den
Paus blz.
VOOR HET HEILIGDOM VAN
EERHERSEL.
Vorig bedrag f
Egtnond aan den Hoef:
Voor den nieuwen doopvont
Couuté van Actie
N. N. k. Wimmenum:
Bij gelegenneid van e®n Zilveren
feest, ben ik met mijn petje
rond gefeest
N. N. te Breezand:
To4 intensie van een overleden
vader
N. N., Egmond aan Zee:
Ter eere van den H. Antonlus
N. N.: Voor de bekeering van
on kathol ie ken
N. N., Ekinoud aan Zee:
Maaudeiiiks.Re bijdrage
N N.. Esmond aan den Hoef:
ter eere van de H. Margarelha
Maria voor he* voorspoedig
herstel van een zieke
N. N. te Winnneruuni
Van een armen Amerikaan10
van mijn inkomsten voor bet
Heüig<l<>m van Eerherstel
Totaal
LET WEL.
De gelukkige «innaar van den zilveren
rozenkrans is: J. Dekker te WjnMseuum,
Nu me*, nieuwen moed en nieuwen ijver
de maand Februari is zoo kort de
wedstrijd weer aangevangen. cm het mooie
beeld van het H. Hart, vervaardigd van
jvorine strak» net uwe te kunnen noemen.
18e Vraag Wie helpt mij nog aan een
paar altaaroeUen’
Mooi geschenk voor kinderen.
ALKMAAR.
H. LA UREN TI U&
Zo. Sexagesima, hajf 7, kwart voo» 8
en 9 uur style H.H. Missen, half 11 de
Hoogmis, 1 uur Leering en 3 uur Bij
bel en Liturgie. Van 2—-4 uur gelegunhetd
om te komen bdden; 6 uur Brojder-
sahapeiof met predikatie, kwart voor 7
Oongr. van den H. Ajoysius.
Oodcote voor de Piusaüoliting.
Ma. 7 uur Oongr. voor de meisjes.
Ui. kwart voor 8 voo. de mannen.
Wo. half 8 voor de vrouwen.
Wo. 2e der 7 Woensdagen, die
feest van den H. Jozef vooraf gaan.
Do. 7 uur Laf ter eere van hei H. Sacr.
Vr. 7 uur Lof ter eere van liet H. Hart.
Vr. 4 uur moeten de sdKH>,meisjes ko
men, voor wie Za. half 8 aigem H. Comm
Z<a. van 46 en van hajf 79 uur ge
legenheid om te biechten.
Di. gedenkdag van de Pauskeuze van
Z. H. Pius XI De gejoovigen worden
bg mis, dat de ploegers alle aandacht hebben bij het werk, want één
oogenblik van onachtzaamheid en de ploeg is geraakt onder een boom
wortel of ouder taaie struiken en breekt. Het is van hief yj* wg
moeten waardeeren het -eord rail dén Heiland: Wie de hand aan den
ploeg slaat, en ziet, naar hetgeen achter is, is niet bekwaam tot het Ko
ninkrijk Gods. Wg voelen hoe sprekend dat beeld wordt bg de over
weging van de bezwaren van het ploegen in het Oosten. Op onze We»-
tersche, effen gelegde en gezuiverde gronden, beeft het achterom zien
geen ander gevolg dan dat men kromme voren trekt, in Palestina is
het gevaarlijk wegens het breken van den ploeg.
Waarom doen uw discipelen op den Sabbath dag hetgeen niet geoor
loofd is!
Deze vraag door de Pharizeën tot den Heer Jezus gericht, heeft me-
nigen Westerling, die niet genoeg met zgn bgbel vertrouwd was om
den weg te vinden in de Mozaïsche wetten, in moeite gebracht De be
denking rees: Was dat dan wél geoorloofd op andere dagen? Het zou
in ons land strafbaar zgn.
De Meester ging met zgn eenvoudige volgelingen langs of door vel
den vol rijpend koren. De discipelen, arm en hongerig, zagen de goud
gele korrels tusschen de zwartachtige baarden glimmen, begonnen te
plukken, wreven het graan uit de doppen en aten. Aten niet nu en dan
een korretje, maar zooveel, dat ze er hun maal mee deden, hun honger
stilden. Men moet zich voorstellen, dat het gebeele gezelschap zich al
wandelende, verzadigde. Zoo iets zou in Westersche landen gelyk staan
met diefstal.
Zg deden niets anders dan hetgeen in de Mozaische Wet uitdrukke-
Ijjk geoorloofd was: Wanneer gij zult gaan in uw naasten wijngaard,
zoo zult gij druiven eten naar uw lust, maar in uw vat zult gg niets
doen; en wanneer gg zult gaan in uw naasten staande koren, zoo zult
gij de aren met <w hand afplukken, maar de sikkel zult gij aan uws
naasten staande koren niet bewegen. (Deut 23: 24—25).
Dit recht van den reiziger om van het rgpe koren te plukken
fiertrii te brengen: zoo bidt en vraaeri
dan in aJTe perustbeïd en vrifrnoedicr-
béM zonder aarzeling of weifennrr On
feiTbaar zeker is hef in dit jreval, dat gil
öhn Vader om iéts bidt. t
Bidt derhalve onvoorwaandelik, om
bewaard te blijven voor de zonde, om
berouw en boete over uw vroepere
misslagen, om een passende en eerbare
verkeerinfif, om een heilig huwelifc. Om
niet terug9 te schrikken voor een talrijk
kroost Bidt vrijelijk om een zaligen
dood, om een genadig oordeel, om ’n
schoone plaats ui den hemel.
Ten tweede:jQeldt uw gebed iets,
wat met het eeuwig leven in strijd is,
ot u van den hemel verwijdert: dan
vraagt gij inderdaad niet iets, maar
niéts, .wacht u dus wel bijv. God te
bidden om u in staat te stellen u over
uwe vijanden te wreken, ot u fortuin
te schenken om goeden sier te maken
en in weelde en overdaad te leven.
Als gij iets vraagt, wat door de na
tuurlijke of goddelijke wetten verboden
is, dan vraagt gij iets wat zondig en
sfecht is, dan handelt gij in strijd met de
ware, rechte en heilige ordedan vraagt
git met iets, maar nietswant de zonde
is gelijk aan het niet Dan past op u
de uitspraak van dén H. Augustinus:
Mometitan eum quod delectat, aeternum
auod cruóat: Een oogenblik vermaak,
een eeuwigheid van torment!
Ten derde: Geldt uw gebed zaken,
aie van nature goed zijn, zoo volgt daar
nog niet uit, dat zij ook bovennatuur-
lijk goed zijn, dat is dienstig voor het
eeuwige leven en protijtelijk voor den
hemel Eer en aanzien, fortuin en rik
dom, gemak en genot en zelfs gezond
heid kunnen goed en ook niet goed zin,
naar gelang zij onze zaligheid bevorde
ren of in den weg staan!
Daarom mogen wij de lijdelijke zaken
slechts voorwaardelijc aan God vragen,
in zooverre n.l. zif werkeli|c iéts zijn,
dat is voordeelig voor onze toekomstige
hemeische belangen.
Om eindelijk volkomen zeker te zijn
van de verhooring onzer smeekingen
moeten zii bovendien geschieden in den
naam van Jezus. d.w.z_ wii moeten bid
den om wiöe der verdiensten van
Christus. Hij toch is de eenige weg tot
den Vader; niemand komt tot den Va
der tenzij Jezus hem trekke.
Daar is geen andere num onder de
zon aan de menschen gegeven, waarin
ziJ zalig kunnen worden dan de naam
van Jezus, Hij de eenige middelaar
tusschen God en den mensch. Daarom
ook e indigt onze Moeder de H. Kerk ai
hare gebeden: „Door onzen Heer Je
zus Christus.”
Bidden in den Naam van Jezus be-
teekent ook nog, dat wij moeten bidden
in vereeniging met Jezus, als vrienden
van Jezus door de heiligmakende gena
de, zuiver van doodzonde. Want de zon
de ontwijdt en ontheiligt het hart waar
in zii woont Zii maakt ons onwaardig
een beroep te doen op de tusschen-
komst des Heeren. Hij zou ons toevoe
gen gelijk aan de dwaze maagden:
„Nescio vos: Ik ken u niet!”
Besluiten wij derhalve voor het ver
volg den hemel en de hemeische goe
Peren onvoorwaardelik en de aardsche
goederen voorwaaidelijk te vragen, en
te vragen om wille der verdiensten van
Jeziis en in vereeniging met Hem en
WF.ERK LENDER.
4 FEBRUARI. Zondag Rn--sces:ma.
Etspree. fV.239 B IM, C.2OR) Oen ri'o
ra Tweede gebed van den H. Andreas
Oors nus (V 1195, B.515, C 687). Credo Prae
fat e van de H. Drievuldigheid.
5 FEBRUARI. Feestdag van de H.
Agatha. MGaudeamus (V.1196, B.515,
C.687).
6 FEBRUARI. Feestdag van den
Bisacbop Titus. MD; Statuit (V.1198 B.
517, 0.689) Tweede gebed van de H.
Dorothea Derde gebed voor den Paus (V.
187, B.151, C.92).
7 FEBRUARI.
Abt. Romuajdus.
z B517, C.C9J).
8. FEBRUARI. Feestdag van den H. Be
lijder Joannes de Matha. Mis: Os juati
(V.1200, B517, C.690).
9 FEBRUARI. Feestdag
Bisschep Alexander van Aie
In med.o (V.1201, B.518, C.690) tweede ge.
bed van de H. Apojlouia. Credo.
10. FEBRUARL Feestdag van de H.
Maagd Scijrr.ast ca. Mis: Dilexisti (V.12O2
.Ból8 C.o91) tweede gebed voor den Paus.
(V.187. B.151. C.92)
DOMlNlCAANECHE KALENDER.
4. FEBRUARI. Sexages ma. Gedachte
In dien tgde als eene groote menigte bjjeen kwam en uit de steden
tot Jezus jjlde, zeide Hjj in gelijkenis: Een zaaier ging uil om zQn zaad
te zaaien en terwjjl hg zaaide viel een deel bjj den weg en het werd
vertreden en de vogelen des hemel» aten het op. En een ander deel viel
op den steenrota en toen het uitscboot verdorde het, omdat het geen
vochtigheid bad. Ook viel een deel tusschen de doornen en de doornen
tegeigk opgroeiende, verstikten het. Weder viel een deel op goede aar
de en opwassende bracht bet honderdvoudige vruchten voort. Dit zeg
gende riep hg: Die ooren beeft om te hooren, uie hoore! En zjjne leer
lingen vroegen hem: Wat dit voor eene gelgkenis ware. Hg zeide hun:
u is het gegeven de verborgenheid van bet rgk Gods te kennen, de
anderen in gelijkenissen, opdat zg ziende, 'niet zien en boorende, niet
verstaan. Dit is dan de gelgkenis: Het zaad is bet Woord Gods. Daar
het bij den weg valt, xgn degenen, die bet booren. daarna komt de dui
vel, en neemt het weg van hun hart, opdat zjj niet door te gelooven
zouden zalig worden. Daar het op de steenrots valt, zgn zij. "die, als zjj
het woord booren, het met vreugde aannemen, maar zjj hebben gee
nen wortel, want zjj gelooven voor eenen tjjd en ten tjjde der beproe
ving vallei, zij af. Maar daar het tusschen de doornen valt, zjjn degeoen
die nadat zjj het woord gehoord hebben en door de bekomaiernissen
en rijkdommen des levens heengaande, verstikt worden, en geene vrucht
voortbrengen. Maar hetgeen op goede aarde valt, zgn degenen, die bet
woord met een goed en oprecht hart hooren, het bewaren en vrucht
voortbrengen in lijdzaamheid.
Wjj zouden een gansch onjuiste voorstelling hebben van den Pales-
■tjjnschen landbouw, zegt Prof Obbink, als wij ohs voorstellen, dat het
akkerland scherp gescheiden is van den woesten grond daaromheen.
Van eigenlijk gezegde akkers kan zelfs geen sprake zjjn. Juist doordat
elk jsar het terrein wisselt, dat de fellah (landbouwer) te bebouwen
krjjgt, ontbreekt hem de lust om er van te maken, wat er van te maken
is. Hjj roeit de struiken niet uit. ruimt de steenen niet weg, bemest niet
behoorlijk, kortom zorgt alleen voor de onmiddellijke opbrengst, zonder
te zorgen voor bet land. Hoeveel meer er uit te halen zou zgn, wordt
bewezen door de Europeesche kolonisten die zich op een bepaalde
plaats hebben neergezet grond gekocht en dat nu bewerken zooals dat
noodig is. Aan het einde van het droge jaargetijde valt weinig ver-
scml op te merken tusschen bouwland en braakliggeu grond en de
wegen loopen er door in verschillende richtingen. Ook is de akker ge-
woonljjk zoo bezaaid met groote en kleine steenen, dat bet haast niet
®eer op een akker geljjkt. Men zegt, dat die steenen opzettelijk niet
Hef is opmerkelijk, fibe veeTvuWisr de
H ons aanspoort tot bidden.
Een eerste treden daarvoor is onze
zwakheid, onze onpenoeerzaamheid.
Zonder Mij, kimt gij niets, zegt de
Heer. En de H. Paulus getuigt: „Uit
onszetven kunnen wij zelfs geen goede
gedachte vörmen, noch ook den Naam
Jezus uitspreken vendienstelijc voor den
nemel”. Maar onze genoegzaamheid is
uit God. zQodat die zelfde Apostel ver
klaart: „Ik kan alles in God, die mij
versterkt” Inderdaad, wie zal tégen
ons zijn, ais God mét ons is. Het is ’n
pieuse daad van den Staat der Neder
landen op zijn munt te graveeren: „God
zii met ons”. Notre état n’est pas
athée. God werkt in ons het willen en
bet volbrengen volgens zijn eeuwig wel
behagen.
Een tweede reden, waarom wii zoo
vaak tot bidden woraen aangespoord is
onze bittere armoede: onze geest met
zijn beperkte denkvermogenons hart
met zijn veranderlijke neigingen; onze
ons lichaam met zijn zwakheden
kwalen, die den geest terneerdrukken.
Ons rest niets anders, dan met koning
David te weenen en te klagen: „Voor
Uwe oogen Heer, staan mijn begeerten,
en mijne zuchten zijn voor U niet ver
borgen.” Wij allen zijn, volgens het
Laars van den goeden God.
woord van den H. Augustinus, bede
Daarom spoort de Meester Zijn leer
lingen aan onophoudelijk te bidden:
„Men moet altiju bidden en nooit nala
ten. Vraagt en gij zult verkrijgen; zoekt
en gij zult vinden, klopt en u zal wor
den opengedaan. Voorwaar, voorwaar.
Ik zeg u, indien gij den Vader om iéts
zult bidden in Mijnen Naam, Hij zal
het u geven.”
Deze laatste plechtige verzekering en
goddeiliike toezegging, als het ware met
een eed bekrachtigd, is van zoo hoog
belang en van zoo groot gewicht, dat
zii al onze aandacht ten volle verdient
om haar niet verkeerdelijk, maar
oat is den eigen zin, waarin
door Jezus gebezigd rijft, te begrijpen.
Zoo menigeen tóch, bij het vernemen
van bovengenoemde belofte, ademt rui
mer en twijfelt er geen oogenblik meer
aan, of God heeft zich door deze uit
lating vormefijc en op plechtige wijze
verbonden, om alles, wat maar in een
menschelijk hart zou kunnen opkomen,
en in den vorm van een smeekgebed
voor Gods troon werd uitgestort, aan
stonds toe te staan en den smeekende te
bevredigen.
Kortzichtige menschen, roept de H.
Augustinus uit, zegt Christus de Heer
u niet duidelijk genoeg, dat gii Zijnen
Vader om iets moet bidden? Welnu,
wat gil vraagt is at te vaak niet iéts,
maar niéts!
En waant nu niet, dat die groote kerk
leeraar van Hippo zich hier tot ijdele
woondspiegeling laat verleiden.
Ziehier de stelregete of nonnen, welke
wii. wanneer het op bidden aankomt te
volgen hebben:
Ten eerste: Gekit uw gebed het
eeuwige leven of iets, wat u onder een
ot ander opzicht noodig is, om de zalig
heid te verwerven, of u den hemel na-