-ui
VOOR DE
1
HET VERBORGEN SCHILDERIJ
-
-
S UIT DE tZZT
moppentrommel
B
No. 45 - TWEEDE JAARGANG 1923 C
B
IB
„e-
As&k xte.. «k g—Ük aoart
r
I
t
TT
V
„Vlug, ingestapt
VIIL
i hij um
zonder meer. Het was trouwens, alles
4
BEDENKELIJKE TOESTAND.
we weer Tasten grond onder wy ben ik niet in staat dit thans te be- WÜ1 zij hun roastbeef nog in hun
oordeelen kapitein.'
INTWITEIT.
u
„Misschien wel, maar dat ntf hiy
ecl
Ik heb haar ge- toen het meisje aanstalte maakte om had vergeten, want toen de thee
zonder zweep
INNIGE SMART.
op
zij kwam en hij eindigde zijn werk
UIT DE KINDERKAMER
vuil te zijn.
wel stapelgek zijn ge-
op Mordaunt Sapley, maar hij was te
ver
leen de kustwacht en een enkele vis
scher.’’
ver-
geen
daarna weer aL
mijnheer Wayre,”
zei.
„Dat is Jenks, de kustwachter,”
zei Lucy, toen de ftan voorbij was.
i zien
jebro-
raar,
interest tot op een cent.
SNUGGER.
Een boer komt in Amsterdam en ziet
!i
ze vlug om.
„Uu heb
mijnheer,” zei ze.
Dat spijt me.”
waar bent u af gesprongen of liever
gevallen Ik dacht eerst dat het een
n toebehooren, had ge-
n eersten kouden dag
ede stalen wapenrus-
den gloed zijn han-
kwam zijn dochter
onderling verbonden zijn op eens roept
t
„Och: och 1 wat is toch in zoo’n stad
alles licht en dicht, de huizen moeten met
draden aan elkander verbonden worden,
om het omvallen te beletten.
„Hij vraagt altijd iedereen om ta-
zei Lucy glimlachend.
natuurlijk verschil, gen.” raid zag den man met een gevoel
- w w
gen, als u wilt,” zei ze. „De ladenazijn blad aankomen. Zou juffrouw Sar
ergrn-
.of ik
_i,n neef
cn meestei
I .-I HAAR CHARLES OARVICE DOOR A T. I I
zeid n gebruikt Ik maakte een wan
delingetje het is zoo’n mooi weer
„Dat ia het,” stemde G.rald toe
juffrouw Lucy.”
Zij “Was kort voor haar woning blij
ven stilstaan en keek er aarzelend
ze zijn groet op zachten
nius van Savoye Frankrijk benarde, hem tje toe eten
„Had hij maar acht dagen lang maag-
verstoring 1”
BIJ ONDERVINDING.
Woekeraar. Als ik een brief ontvang,
den. Let nu goed
dg op het balkon
aan het ijzeren loofwerk vastbind. Vrees Gideon Nedd,
niet, als ik even wegblijf om Linney
en de anderen te halen.” er
Kopert stond in een ommezien, hand ven is.
In hand met Linney op het balkon. Hij
toonde haar de boot, en een glans van
blijdschap verhelderde haar vochtige oo-
gen.
„Ik had je ginds bij de heuvels al ge-
J - -J L?? Tl. Z A
je. te sedden I”
„Kom, Rupert.” vleide zij, „laten we
- -3
stellen. Zij hebben alle hoop reeds opge-
geven. Wat zullen te blij zijn je te zien.”
De oude Weston kon geen woorden
vinden, om Rupert te bedanken, en tante
lAnny weende van blijdschap. Dit was
voor den jongen man een der gelukkigste
gijns levens.
zijn recht, om een man te wawtrouwen,
die geen referenties kan opge^4
mompelde hij. 4*
Den geheelen morgen dacht htj eg
over of juffrouw Sartoris of mevrouw1
Lexton misschien eens in de buurtj
en geen oogenblik
ONZE DIENSTBODEN.
Tante Aurelia (die op 1
men en den 6 weken ouden wereldb
bewondert tot het kindermeisje),
kleine Frits is een f
schreeuwt hij goed I”
Dienstmaagd „O
precies zijn mama.”
DE MACHT VAN DE MAAG
Betsy vergoot bij het vertrek van de z’if* vleierij,
vriendin barer jeugd zoo heete tranen, dat
zij aan de brandwonden daarvan nog lij
dende is.
zij uit. C
'aarop de beer van het kasteel me1 iltijd schreeuwen, als men je niet geeft wat
rAl/1rtaaa <a- 1J_ J'tJ
weg.
Gerald peinsde op dat oogenblik
Juist over een lastige kwestie betref- hent en den gevel hebt staan bekij-
fende den bouw van den vleugel en ken, mijnheer,” antwoordde zij. „Het
dacht daarom in 1
meer aan 1
zoodra deze uit zijn gezicht verdwenen heel vriendelijke dame.”
waren. Na een half uur had hij hét „Houd u van f
probleem opgelost en zijn pijp aanste
kend, begaf hij zich op weg naar huis,
om weer te gaan werken.
kwam
jes al was
Zij schrikte en gaf een gilletje van Volgens mij is
angst, hem een oogenblik met wijd die ik ooit gezien heb,” voegde zij
staanden dat vanmorgen heel vroeg al gedaan.” de namiddag ging voorbij zonder
dmHE.n Dat wa. h..t vri.nH.uit van zij kwam en hij eindigde zijn werk
,ik kan de laden heel goed een gevoel, alsof hem iets ontbrak
geheel voldaan te zijn. Toen hij
„Daar komt er juist een aan," zei
Gerald, wijzende op een man ie lang
zaam op hen toe slenterde.
Het pad was zeer smal ea hij deed
een pas opzij om den man voorbij te
laten, die hem, in het voorbijgaan,
„te modi om binnen te blijven. Ik meen nieuwsgierig aankeek, toen aan zijn
p zooeven op het strand gezien te heb- zuidwester tikte en „goeden avond”
ben kan dat
Zij zweeg een oogenblik en zei toen
mek een geforceerd lachje
„Ja mijnheer, daar ben ik ten minste
geweest."
glimlachend.
„O, jawel, ik was wel alleen
„Dit is vreemd,” 1
dacht
ESOPUS VERBETERD,
Een oude aap, die zijn zoons het voor
deel van eendracht wilde leeren, bracht
hun een aantal st kken, en het Jg^p
hoe gemakke'ijk zij één tegeiije g<
ken konden worden.
„Nu zaï ik jeliu 'n nuttige les geven,"
zeide de vader, en hij begon de stokken
ot een bundel bijeen te binden Maar de
onge apen, die dachten dat hij hen
slaan 'rilde, vielen allen tegelijk op hem
n et takelden hem duchtig toe.
„Daar riet je nu het voordeel van
eendrachtzeide de mishandelde
vader. „Alg jelui mij met één tegelijk had
den aangevallen, zou ik jejui één voor
één doodgeslagen hebben.”
EEN MONSTERTJE.
Een tamelijk leelijke ongejuffer had
op een huwelijksadvertentie geschreven, «u la*—/.gcu
trad in briefwisseling met den inzender der Zigeuners hun stelen en hun afkeerig-
sprak eindelijk een L“
net spoorwegstation te X. Als her- zegt men „De Zigeuner is bet
jé 1—«MA* n I
van de japon die ze dragen zou. Ze ging geuner'' dat wil
Jus op reis maar aan het station :Z
sprak niemand haar aan en bitter teleur- Moriaan gewasschen.” „Zelfs een Zi-
gesteld ging ze neer huis om den geuner zou
volgenden avond ia de courant het wreede aan gewend
mij wei maar 't monster niemendal."
HUISKAMER
„Zeker wel,1
zijn tabakszak openend en die ledigend
„Ten minste, bijna voortdurend,” in de vereelte handen van de man.
zei ze. „Ik heb even met een visscher „O
staan pfaten misschien hebt u dat heer,” zei hij.
gezien.” ,v K“E tK1
Zij bevestigde dit en
ronddwalen. Welluidend en weemoedig
klonk hare stem, als wilde zij de gram-
chap des hemels door een smeekgezang
afwenden.
„O God onze toevlucht in eeuwig
heid I”
Plotseling slaakt Rupert een gil, die
Lmney’s lied overstemt en allen doet
sidderen en verbleeken. Zijn oogen tu
ren in één richting. Hij laat Linney'?
hand los en strekt in de duisternis dc
armen uit, als wil hij naar iets rijpen
wat voor hem ligt. Ziet hij in werkelpk-
heid iets of laat hij zich door gerichts-
Verlteerden met Lirney en haar vader bedrog misleiden
J 1- L'J v „Is ’t niet een boot, die daar komt aan-
V eston’s drijven vraagt hij opgewonden en
igend.
Ér nadert inderdaad een vaartuig zon-
1 en
weer wordt geslingerd.
„Hoe is 't mogelijk?” gilt Linney,
terwijl zij Rupert's arm omknelt. De
jonge man hangt ver over den balkon
rand en tast ijverig in de diepte.
„Het touwnu zi’n we gered!”
„O God, zou dié ellendeling zijn verdien-
vreese-
lijk, zóó te moeten sterven
Hij voelde Linney’s hand beven. De
boot dreef vóór het balkon en werd door
•5 NEGENDE HOOFDSTUK.
fti
Gerald begon nog dfenzelfden avond
lijn plannen uit te werken. De lamp
was. zooals hij gezegd had, goed, maar
ze was ook heet. Hij voelde echter niet
eer, hoe warm het in de kleine kamer
was, voor het zweet hem op het voor
hoofd stond. Toen stond hij op en,
zijn pijp aanstekend, liep hij naar bui
ten, om van de frissche lucht te ge
nieten. Het was een heerlijke avond
•n er woei een lekkere zeewind. Hij
wandelde naar den aanlegsteiger en
terwijl hij naar de zee keek, hield hij
Zich in gedachten bezig met zijn tee-
keaingen. tot hij opee’s dicht langs
het strand een jong meisje zag wande-
Kapitein „Drommels Van Zwabbe- ontstaat, dacht die Engelsche Generaal vocht voor hem waan overgebleven. Na-
ïtonn ren ben je nu al weer dronken A-- J ~Z; zzz L.. _1 L.
Van Zwabberen „Met den besten onze soldaten ten strijde te voeren, ter- wisselden zij wede zwijgend een blik
a., .u u- zt~ Lm maag toen wendde de tesspeler zich tot den
hebben. „En zoo dacht ook dié hoveling klarinettist en sppk schertsend „Zeg
van Lodewijk XIV, die, toen Prins Euge- kameraad zullen lij nu ook een borstel-
DIEET. mus van Savoye Frankrijk benarde, hem tje toe eten?”
Zekere kostschoolhouder komt met toewenschte
een zijner leerlingen een' dokter raad
plegen.
„Dat ventje is zwak,” zegt de esculaap,
„ik zou u raden hem dagelijks verster
kende middelen te geven, zooals bouillon,
eieren, biefstuk, dikwijls zeevisch.
„Zeevisch, dokter, is die zoo goed?”
vraagt de insrituteur.
„Zeker,” is het antwoord.
Tehuis gekomen,
eiken ochtend bij zijn ontbijttwee gar
nalen.
voorschijn kwam, zag hij, dat het Lu- dat Lucy, die altijd zoo waarheid-
cy Hawker was. Hij dacht vaag, dat ''«vend en zedig scheen, willens er
het toch wel wat vreemd was, dat zij t8ns zou "«g®n. Hij zou zich wel ver-
cr r. '-.r.-L -- L”J J
de slotsom, dat zij zich aangetrokken °P ^Mordaunt Sapley leek,
gevoeld had door den mooien avond.
Toen hij zijn blikken van haar afwend- vr°^ M-
de zag hfj een ander langs het rotspad
bij was, bleef hij staan, keerde«ich om heid, ziet u. Ik heet Emilie.mijnheer.’r
En niet alleen, wel zei Gerald en haalde hen weer in.
„Neemt u me niet 1
heer,” zei hij, weer aan
zei Gerald, „ik kend, beleefd, „zou u misschien ook juffrouw Sartoris. De kachel kan je’
Hij zweeg. Het was njet fair, zich heb niets meer bij me, en....”
met het doen en laten van het meisje 7*v*'
te bemoeien.
Heer„Neeat u nog pianoles,
juffrouw
Dame „Neen, maar ik speel dikwijls
dan kan ik reeds aan de titulatuur zien, quatre mains met een zeer intieme
wat de schrijver verlangt. Staat er vriendin, een aferliefst meisje.”
wwru „Zeergeëerde heer,” dan wil hij geld ter Heer „Mag sen zoo indiscreet zijn
nntvirio d» leen hebben schrijft hij „Edele men- naar den naam dzer dame te vragen
schenvriend,” dan verzoekt hij uitstel, Pame „Ah, <kn naam kon ik niet
maar als hij scheldt „Ellendige woeke- duidelijk verstaan zij werd eerst heden-
dan betaalt hij de schuld met den morgen aan mij voorgesteld."
DE KRACHT VAN VLEIERIJ
Een departemets-klerk had zijn chef,
die zoo doof alt een kwartel was, een
gunst te verzoefen, en toen hij bij hem
was binnengelatn, zeide hij op luiden
toon
„Het verheug mij te bespeuren, mijt»
heer, dat uw cbofheid bijna geheel over
„Hè zeidezijn cKff, zijn hand aan
zijn oor bren^nde waarop de klerk
j-, hard als hij kon, uit
schreeuwde. II chef nam zijn hand
van zijn oor a| en schoof zijn onderge
schikte een stik papier en een potlood
toe. De klerk, die zijn geduld bijna ver
loor, schreef ju„Het verheugt mij,
mijnheer, te btspeuren dat uw doofheid
Grootvader. Maar kind, je moet niet bijna geheel over is."
_t De chef las het, glimlachte en zei vrien-
twoordde je verlanpt ik wil ook dikwijls iets dat delijk „Dank Ja, zoo is ’t. En zeg mij
zoo’n kachel heeft uit- k niet krijg en ik schreeuw toch niet. nu, mijn waarde jonge vriend, wat ik
Kind.. Schreeuw dan maar eens goed, voor u doen kan
grvvivader, dan zai u zien, dat u aiies Bn.de gevraagde gunst werd onnuddel-
krijgt wat u wilt. lijk toegestaan.
ben te bedanken voor een uitnoodiJ
ging om aan de lunch deel te nemen
hij wilde er vooral voor zorgen, niet
indringerig te schijnen en met zijn’
maatlat in de hand op en neer loopend^
at hij een broodje op, toen hij een rij-,
tuig hoorde aankomen en even later,
dj een landauer met een prachtia
1 paarden op het kasteel toe rijdena
oo In het rijtuig zaten de beide dames ex^
Hij werkte tot° laat in den avond Gerald nam z’n hoed af, maar wem’
het gehee° niet d0*1 me plezier voor u Het is een heel en den volgenden morgen ging hij da- zich onmiddellijk zL
Lucy en haar begeleider, mooi kasteel en juffrouw Sartoris is een delijk na het ontbijt naar het kasteel. „Daar is mijnheer Wayre,
Hij had eenige noodzakelijke gereed- mevrouw Lexton. „Wat heeft hij
haar vroeg Ge- schappen passers en linialen enz. druk I Willen we eens gaan kijken
meegenomen en wilde die wegbergen hij opschiet, Claire?"
.3 altijd heel in de ‘kamer die juffrouw Sartoris zoo „Misschien zouden we hem 1
mij. Iedereen vriendelijk ter zijner beschikking had storen,” zei Claire.
wel gesteld. Hij ging dus naar binnen en
uit de zag tot zijn verwondering dat een erg vinden, denk ik."
ech- dienstmeisje daar hard aan het werk
spréekwoorden.
Ontelbare schelmstukken worden van
visite ie geko- de Zigeuners verhaald. Wie ia hun han
den valt is bet kind van de rvkening ea
zelfs als zij elkaar een poets kuxnen spelen,
.Eens werd een Zigeunerbende bij den
gelegenheid van een danspartij muziek
1 ,._d _j
Zigeuners waren in het voorvertrek ge-
t waar
achter de kachel een find met een ver-
7' -- j
maar de meeste oizer zedelijke hoedanigheden twijfelde geen oogenblik af een knecht
had die flesch gekaapt en daar neergezet.
"Een Een blik van verstandhoiding tusschea
de bruine muzikanten vas genoeg en
J genomei om den dief-
;er bedreven worden. Cesar is achtigen knecht beet te nemen en de
jespeare van dezelfde meening flesch leeg te drinken. Ckgelukkig was er
-.L. „J. die er zoo wel- 8een fijne wijn in maar 'loeibaar schoen
naden, gedaan uitzien en 's-nachra goed slapen” smeer. De basspeler nm een fikschen
van v 2--
verder en verklaart zelfs de richting van
»en, fluisterde hij. „Hoe verlangde ik begeerd. Hij leeft in gelukkigen echt meening van anderen, alleen als zij honger bijna in den
yv-iAV ers<«« T e«awsA«r ri«A xmzw i-iawi aam VIas— Jw s
nood is, waartegen goud noch edelsteenen
„Je hoeft niet weg te gaan,” zei hij, ter, dat zij zijn tegenwoordigheid
vul. VTGI- vviwvi,. „1IL neu S'.- „W LUC*) 1
hangende rots Lucy vlak voor zijn kend van het oogenblik dat zij hier te vertrekken. „Ik wil alleen maar gebracht, zei ze den bediend* ook
voeten neer. kwamwe waren
„Juffrouw Lucy!” riep hij uit. jes al was er
Zij schrikte en gaf een gilletje van Volgens mij is ze de liefste jongedame
angst, hem een oogenblik met wijd die ik ooit gezien heb,” voegde zij er
geopende oogen aankijkend. Toen keek met warmte aan toe.
„i.._ Gerald, zou Lucy wel op i
me doen schrikken voet de hand hebbèn willen drukken,
maar was zoo wijs om niets te ant- zei Gerald,
^ei Gerald, „Maar woorden.
„Het is hier een eenzame weg»*' zei
hij na een pauze. „Maar u 1
geit was Is daar boven ook eep pad niet bang alleen vuil te zijn.” verwacht, dat hij alles b«ha!v« vri
„Ja.” zei ze hem van terzijde aan- „O, neen, ik ben er aan gewoon, Zij keek naar het portret dat nog delijk zou zijn, maar tot zijn verw
ziende. Maarmaar het wordt maar mijnheer,” zei ze eenvoudig. „Er ko- tegen den muur stond, op dezelfde dering was Sapley uitezst beleefd
„Ja, laat dat maar hier,”» zei hij, een goeden indrük té maken.
en terwijl hi] nog keen, verdwenen de misscmen,
be. Je gedaanten in een bocht van den '«f word met de vernieuwing
„Ik heb gehoord, dat u daar geweest is
- „I
ken, mijnheer,
’„Houd
raid.
„O ja, mijnheer I Ze is
goed en aardig voor j.
Er was nog een andere weg, een een- houdt van haar, ofschoon
eens wat_wat trotsch
hA strand naar boven liep en hij be- hoogte lijkt. Tegenover mij is
eens te nemen. Terwijl hij naar boven den.’ Zij zuchtte, bij deze correctie
over- van haar woorden. „1
,Goed geraden,” antwoordde Ge-
ze soms
en
voudig voetpad, dat rechtstreeks van s
hét strand naar boven liep en hij be- hoogte lijkt. Tegenover mij is ze ech- dienstmeisje daar hard aan het werk Claire antwoordde ntet «n de d
sloot voor de verandering dezen weg ter nooit zoo tenminste hoogst zei- was en alles afstofte en schoonmaakte, gingen naar binnen. Het scheen
a *T* LtS V A^Art 7 H L i XZTa naft n i a+ niArr a 1a - - „TA—1 mL «14
van haar woorden.
k om. viel plotsejing van een
RAAK.
Twee heeren hebben een hevigen woor
dentwist In ’t vuur van den strijd zegt
de een „Manheer geloof niet dat ik
zoo dom ben als ik er uit zie
„O neen antwoordde de ndere
ware ook te veel ver angd.”
STATTSTIEK.
ff
Een arme eenzame kantoorklerk tft
zijn ooren te krabben en leert in de krant
dat de statistiek bewezen heeft dat ieder
mensch in Nederland een fleach wqn
drinkt. „Wie weerga zegt de pennelik-
ker „dnnkt dan toch eiken dag de mijn*
uit?" j
ZIGEUNERSTREKEN.
In_ Hongarije is het liegen en bedriegen
bijeenkomst af heid van werken spreekwoordelijk. Zoo
en
aan
kenningstëeken zond se hem een staaltje °>êt gewoon.
1"
dus op reis maar aan het station
gesteld ging
bencht te lezen „*t Monstertje beviel
allebei jonge meis- even deze dingen op het bureau leg- heer Wayre thee te gaan brengen,
raid zag den man met een gevoel
Ja, mijnheer. U kunt ze er in leg- teleurstelling met zijn zilveren tl
n rale it ssrilé aa> aa tl.J
al leeggemaakt Mijnheer Sapley heeft misschien straks nog komen M
„Dat was heel vriéndelijk van hem
„f
gebruiken.”
i wegé” zei „Moet ik dat portret hier laten volgenden morgen weer aan het t
bent zeker staan, mijnheer 'let schijnt nogal was, kwam Sapley bij hetn. Gerald
7 verwacht, dat hij alles behalve vi
Zij keek naar het portret dat nog delijk zou zijn, maar tot zijn ven
men hier maar weinig menschen al- plaats waar Gerald het had neergezet, scheen het er zelfs op aan te li
het op neme nd on het eenige oqgen-
>e Zigeuner is toet ploegen
„Hij'zweert als ten Zi
geuner" dat wil zeggen veel en vdsch.
„Een Zigeuner te witoen verbeteren is den
ploegen als hij er sch maar
aan gewend had. ^Hij xit os het Zl-
geunerpaard dat wil zeggen hf Hegt.
En zoo zijn er veie andere Hcogaarsche
ff> A
Ontelbare schelmstukken worden
den valt is het kind van de rtkening
ferme jóngen W bet ook nieti
aeer zeker *t is schout van sektr dorp genepen om bij
te maken. In de zaal werd jedanst en de
73 Zigeuners waren in het vtorvertrek ge-
Brillat-Savarin, de beroemdste atrtori- plaatst waar de basspelr al spoedig
tejt op bet gebied van goeden smaak, voor achter de kachel een fleaci met eew ver-
zooverre de maag betreft, beweert dat lokkelijk fijn merk in 't <og kreeg Hij
i van den toestand onzer
spijsverteringsorganen afhangen.
dik mensch, een goec’
om bekommert, waar zijn goud geble- uit h<
Wel komen vreemde schatgravers den
geteisderden bodem omwoeien, 1’
Blijkbaar even dorstig naar goud als de met
ellendige en hardvochtige vrek.
Rupert heeft nooit Gideon’s schatten den
met zijn Linney, die voor hem een klei-
geven. Wat zullen te blij zijn je te zien.”
vinden, om Rupert te bedanken,
l - r
voor den jongen man een der gelukkigste
gijns levens.
Rupert nam Linney*s hand.
f- „Kom, gaat nu allen mee. Elke seconde
uitstel kan noodlottig worden, ’t Water
blijft rijzen en hoort eens, hoe de
te keer gaat. Maar geen nood, over een
uurtje hebben t-
onze voeten.”
F Op het balkon gekomen, wüde Ru-
ipeit het touw losmaken, maar ’t hing
■lap omlaag. A#n de verschrikkelijke
Waarheid viel met te twijfelen. Gideon
[had het doorgesneden en de boot dreef
ver weg en was nauwelijks meer te onder-
aqbeiden.
V 1 |1V.
V'Kupert bafde woedend de vuisten.
„Dwaas, die ik was,” jammerde hij,
XX) k hèm te-willen redden. Die ellende
ling is geen mensch. Een beest ia nog
Jdankbaar voor wie het uit doodsgevaar
(verlost.”
f „Je hebt gelijk," beaamde Lmney’s KLEIN MAAR DAPPER,
.vader, terwijl hij hem zachtkens mee- Kareltje, zes jaar oud, speelt erg op
•troonde, om hem even alleen te spreken, zijn poot tegen de kindermeid.
Lje oom is een ellendeling, maar we »>**8 eens, jongetje," roept de vader, ---- --
'moeten ons tegenover Linney en tante "wü >e wel aanstonds stil zijn of moet ik de telefoondraden, waarmede de huizen
^Axmy goed houden. Zij zouden het be- met de zweep komen?"
Jsterven als ze wisten, hoe hopeloos onze «K heb geen zweep poodig, papa,” hll
toestand is. Kom, jongenlief, op God roePt Kareltje „ik zal naar zonde
^vertrouwd en de beide vrouwen getroost!" w*l klein krijgen."
i Rupert moest in zijn hart den ouden
fman gelijk geven. EEN OUDHEIDKENNER.
„’t Is niet erg," stelde hij Linney en Een parver- die een oud kasteel aan
'tante Anny gerust. „Weston’s hoeve is den Rijn, tr.q-
(geen kaartenhuis en wel tegen een duwtje kocht, legd<
bestand. Kom, Linney, zorg jij eens voor vuur aan it
een smakelijk kopje thee dat zal ons na ting. Terwi
alle inspanning en ontbering goed doen.” den zat te
Zij lachte door haar tranen heen. Den de kamer bii nen
dood voor oogen troostte en verblijdde „O, papa, wa( hebt ge daar gedaan?"
hij haar. Zeker, Weston’s hoeve was geen nep zij uit.
{kaartenhuis. Maar dat ze elk oogenblik W; r
<kon bezwijken en weggespoeld worden, zelfvoldoenir
stond paalvast naar zijn meening. „De vent.
Zij legde haar kleine hand in die van gevonden, n< r
Rupert en liet de groote blauwe oogen weest maar ik heb het oude ding tóch grootvader, dan zal u zien, dat~u “alles
over dea ontketenden, zwarten vloed gloeiend gekregen." krijg? wat u wilt.
Rupert verb'eekte en trees’ alle retf-
beheeischirg aanwenden om een baat-
tuchtigen vrek met te lijf te gaan Hi
antwoordde met en roeide ijverig m de
richting van Weston's hoeve
De oude man wilde aan zi -
gen gevolg geven. „Tet
dood ie Hij wierp zie'
en trachtte zich van de
te maken.
Gideon ontving a'* twoord een for-
schen duw, die her. vtuver deed tuime
len.
Purert roeide voort.
f -
in doodsgevaar en had hij niet den gan
seken avond in de richting van T7
hoeve getuurd bedroefd dat niemand hijgend.
er cm dacht, daarheen te roeien en zon- Éi
der dat hij zelf nog in staat was, hen te der roeier, dat door den vloed heen
telreu t
G-.deon bleef razen en stiet af en toe
»erwenschingen uit, die I upert van ver-
intwaardiging deden gloeien.
„Zwijg, ondankbare, die niet
dient gered te worden. En nu t
xoord meer. Ik roei naar Weston’s hoeve, juicht hij, plotseling overeind springend.
zeu 't ors beider leven kosten.” „O God, zou dié elle
„Ewaas," schreeuwde .Gideon.... „’t de straf ontvangen hebben Hoe
Is een deed roeken,''t is....” liilr t-*
„Menschlévennheid," vulde Rupert
geftgerd aan.
Weston’s hoeve stond gelukkig oj^en Rupert vastgebonden,
roegte, zoodat zij langen tijd de ont- 'zz^zzZ
ketende elementen kon trotseeren Toch meer verloren
reikte het water al boven fle hooimijten.
Er terscheen tn Rupert’: oogen een
glans, Zoen hij onder het scheuren van
een wolk, waardoor de maan even Zicht- Van Gideon Nedd geen spoor. Was
baar werd, Linney kon onderscheiden, hij door den vloed verzwolgen en met
Zij tuurde handenwringend en blijk- rijn goud in den afgrond verdronken en
baar radeloos door de geopende balkon- begraven
deuren. Over den dood van den ellendeling
„Ziezoo, oom, we zijn er,” juichte hangt een dichte sluier. Niemand die
Rupert voldaan. „Heb ik niet wijs ge- y«et, hoe hij is gestorven. De overstroo- ti
handeld door mijn zin te volgen? Wij ming maakte vele slachtoffers, waarover
kunnen hier drie menschenlevens red- rouw en droefheid heerschten, 1~“
op, terwijl ik voorrich- geen oog dat vochtig werd, geen hart dat én handelingen
klauter en het touw weende over den tragischen dood van spijsverteringsot^
ideon Nedd. dik mensch, een goed mensch zegt de bruine muzi
h»i 1 en 't is waar it vele misdaden alleen het besluit werd
honger bedreven worden. Cesar is «chtigi
(bij Shakespeare van dezelfde meening flesch
en verdenkt „de mannen, die
verraad. Maar Savarin gaat nog teng «tte groote ooger op en reikte
3. L. zonder een woord te «reken de flesch
geest der dichters (die, volgens de rijn buurman toe. Deklarinettist stikte
z ~~zzzzz, 3; 3; k-’;— ■- teog dio hn nam maar
hebben den Pegasus goed berijden) trit verloor zijn tegenwoedigheid van geest
het vermogen van hun maag. Wie eene niet „De duivel hal den schoft die
goede maag hebben, verzekert hij, hellen zulk een nectar drukt txomde hij
tot het luimige genre oéer, wie een slechts. De eerste voolspeler ontrukte
slechte hebben, tot het tragische tus- hem snel de flesch ran dezen was het
schen die twee in, staat de dichter van bekend dat hfj de fleachen altijd tot dea
elegieën en idyllen, met eene Langzame oé bodem leegdronk zader zich om zijn
trage spijsvertering. Ieder, die met hoofd- nog dorstige makkes te bekommeren,
werk te doen heeft, zal trouwens moeten de paukenslager mai hem dan ook met
bevestigen, dat denken en spijsvertering een woedenden blik en was niet weinig
in omgekeerde verhouding staan. verrast, dat, toen de leurt aan hem kwam.
Dat persoonlijke moed ook uit de maag er nog eenige drupjels van het kostbare
^il on» dat al de Zigeunê* gedronkenhadden
maag toen wendde de tesspeler zich tot dea
k -
iBiiiiiniiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiii!!iiiiiiiiniii|[iHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiHiiiiiiiiiiiiiiin iiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiimit
i
blikkon bekijkend. Het lieve gelaat
had iets verhevens, dat hij er den vori-’
gen dag niet in had opgemerkt en hij'
zette het tegen het bureau, met de be
doeling het 's avonds mee naar huis ta'
nemen om het schoon te maken.
„Het is eent mooie lichte kamer."»
zei hij, „ik zie( dat jeschoone gordij
nen hebt opgehangen, Susanna.”
„Ja, mijnheer. De juffrouw zei, dat'
ik dat doen moest en ik’ moet ook de;
Nadat hij hen een paar passen voor- kachel aanmaken, tegen de vochtig-^
i wrAe R1aa4 V»ii Vaai*z4a ^iz*V» nm KaiX WiAf m 1 Ir Kaa4 C'vntliA miinlisav
„Nefem me niet kwalijk, zei Gerald;»
X^alijk, mijn- „Emilie is een veel mooiere naam daa
n zijn pet tik- Susanna. Het is heel vriendelijk vanj
een pijp tabak voor me hebben Ik wel uitlaten de zor. komt door en die
zal de kamer gauw genoeg droog ma-j
antwoordde Gerald, ken.”
Hij ging naar buiten en begon te'
werken, maar, hoezeer hij ook ki zijn*
„O, ik heb niet alles noodig, mijn- werk opging, toch moest hij elk oo en-
blik aan juffrouw Sartoris’ zorgzama'
„Ik heb thuis nog genoeg,” zei Ge- vriendelijkheid denken. Ook viel hem
Gerald aanvaardde deze uitlegging, raid, „neem het maar gerust.” de haast op, waarmee Sapley het bu-
ten zonder meer. Het was trouwens, alles „Dank u mijnheer. Mijnheer Wayre, reau had leeggehaald. „Maar hij is in
Toen de maan achter een wolk te W8' beschouwd, uiterst onwaarschijn- is ’fniet?”
‘7‘ - -- 1__17. „Goed geraden,” antwoordde Ge
jat lievend en zedig scheen, willens en we- raid vroolijk, „goeden avond.”
u<zl wvu w«. —L WW. «A.L «j ----«-j --1 ver „Hij vraagt altijd iedereen om ta-
daar op dit uur liep, maar kwam tot hebben, toen hij dacht, dat de man bak,” zei Lucy glimlachend.
kan me (jat £est begrijpen,” zei
„Het is zeker goed vischweer, niet Gerald. „Het moet een vervelend baan- zouden komen, maar de ochtend ging
tje zijn, den heelen nacht langs de voorbij, zonder dat hij een van beiden
.s- ...i - terwijl zij kust op en neer te loopen en dan vroo- zag. Hij had een paar broodjes me*-'
aankomen en zich bij haar voegen. Het naast elkaar voortwandelden spraken lijkt een pijp tabak nog eens wat op, gebracht, om een goede reden te heb-'
was een jonge man en Gerald ver- z'j over de visschers en het visschers- Kijk, daar zijn we er goeden avond, 1 V-J 1
beeldde zich, dat hij eenigszins leek 'even. Eensklaps zei hij
3_. 7Lr’.-,,.j „De lamp is toch, hoop ik, goed ge-
verwijderd, dan dat Gerald hem vu'd, juffrouw Lucy? Ik moet van
met zekerheid zou kunnen herkennen avond- nog heel wat werken. U weet naar, terwijl-
terwijl hij nog keek, verdwenen de misschien, dat ik waarschijnlijk be- toon beantwoordde en als een scha-
van den duw van hem wegvlood.
ouden vleugel van het kasteel „Dus de liefste van juffrouw Lucy zag hij een landauer met een prachti|
i een visscher zei hij in zichzelf, span
Laat ze gelukkig zijn.” I