VOOR DE
1H----X—-F I
JES
HET VERBORGEN SCHILDERIJ
I- I NAAR CHARLES GARV1CE DOOR A T. I I
HYPERBOLISCH.
Jriil
s:
HET TESTAMENT
TE GOED.
UIT DE r~~
MOPPENTROMMEL
heb r
AD REM.
„Ja. liefste 1 Ik had je zoo’n bitter
2Ciiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:3iniiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiir:niiiiiiiii:iiiiKi iiiiji.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiix
NUMMER DERDE JAARGANG 1W
xiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiirimiiii
--
jffca
Voorrijden F riep hij.
HUISKAMER
waar
van Con
gé:
.Gerald, ik heb je
hebben
0
NAÏEF.
hem een warm
OPWEKKING.
gedaan wat ik ie gezegd heb
geld meegebracht. Geef mij” hij be-
beneden het rotspad begraven lag
illusie, dat
„Neen!” zei hij. „Dat dat kan ik
wm het ant-
Sombere herfst, koude winter en ont
zettende honger lagen in de treurige to-
Dan volgden de warme stralen van den
Jenks, zoo onbewogen,
op een stuk oud zeildoek,
t va»
staart voor zich uit. Mijn god Heel in
de verte,-aan het eind van de weide, drijft
de veldwachter haar voor zich mt.
telkens en telkens weer 1
omdat ik het nooit moe
te hooren F
itten
ik>
en j
Moi
uit
teren.
geloof-
Engelse hman had een
neef, die hem eens een
i wre-
„Goeden morgen waarde
ook waar ik nu vandaan
antwoordde Kraak-
wwe «lagenj. ik
gekocht." „Zoo
is hij danr
Meeimeijer,
zich zoo ufe
een partij van den Hei
it hoorde de Prins van Wales eea der
inoveer-
maken:
igd was.'
de prins.
zocht hem daar op en gaf hem een
1 voor de aan zijn vrouw af-
fluiten de molenaar kreeg zijn
terug.
IN DEN SPOORWAGEN.
«Mijnheer, ziet ge niet dat die dame
-» J~ - aee
„Maar mijnheer,
,yan een wilgetak wordt zij gemaakt, zelf F
„Dat is wat anders, die dame is mijn
zijn bed vallen, maar hij kon
Court Regina verloren I
1 En dat alles slecht vr* wwnheer Mordaunt
met verdragen kan
u rookt immers
geen mogelijkheid. Ik
ieën voor je i
gesmeekt hebben, medelijden
hebben.’'
beklagi-
-ri in vergelijking van mij.
Philosofen, kunstenaars, heiden en staats-
VPÖ-
:noen
gaat niet naar het bal en de laars blijft te
huis.”
Een schoen geraakte in strijd met een
laan en beweerde mijn ambt is veel ede
ler dan het uwe, omdat men zich van u
gelegenheden be
ft er geen concert,
rong met een kreet ach- dat ik mij als kroongetuige zou aanmeb
naar 4 -»-»-* -- **-
Toen de avond begon te dalen, liét hij kijken, alsof het leefde en hem toeriep
j op .7_ '„2 _22_
en er mij naar had gevraagd, dan zou ik niet slapen. Court Regii
voor ie op mijn knieën gevallen zun en je Zijn levensdoel v-rmetigd 1
heengaan, met
zou op m’n knu
zijn en je j
met me te-
„Claire F
Mordaunt had zijn vader mee naar hun
oude woning genomen, die hij, misschien
wel mét het oog op een dergelijke ge
beurtenis als nu had plaats gevonden,
niet had verkocht of verhuurd, maar aan
de hoede van een huisbewaarder had
toevertrouwd. Nog voor zij het huis had
den bereikt, besefte Mordaunt het schrik
kelijk feit, dat zijn vader door den schok
het verstand verloren had. Hij was zelf
ook bijna krankzinnig, want hij wist nu
dat zijn toekomst, in elk geval hier in
Devonshire, vernietigd was, al zijn
Gêrald zwe-
De heer en mevrouw Spillebeen ver
wachten logée’s. Oom Willem is gehuwd
en het jonge paar brengt een bezoek bij de
familie. Eindelijk komt het rijtuig, dat
de nieuwe tante brengt deze wordt door
de kinderen stormachtig begroet, slechts
de kleine Fnts blijft, tegen zijn gewoonte,
zeer bedaard, terwijl hij zijn nieuwe tante
voortdurend fixeert.
Tante „Nu, Fnteje, krijg ik geei
hand van ie Waarom kijk je me zoc
onophoudelijk aan
Fntzje „Nu, tante, u ziet er toch zoo
dom niet uit, als mama gezegd heeft.”
PMTEIT.
A. „Een spatje T~
B. „Merci.”
A „Hé, waarom niet F*
B. „Twee redenen, amice, ten eerste
het de sterfdag van mijn peettante en
-21 drank en ten in de vorige
tweede heb ik al een gbasje gedronken.
„ik laat me hanzen als u er niet nog
slechter uitziet, dan toen u haar in da
diepte duwde, of toen u bezig was haar
op het strand onder het zand te stoppen F
Mordaunt huiverde.
„Vervloekte kerel Houd je mond F
zei hij heesch, tegelijkertijd vreesachtig
om zich heen kijkend „Wil je soms, dat
iemand je hoort schreeuwen
„O, ik ben niet bang,” zei Jenks, ..maat
zfei u, ik kan nu eenmaal niet fluisterend
praten. Maar dat doet er ook niet toe.
Hiei is het pakje en morgenochtend met
den renten trein vertrek ik. En nu bet
geld, mijnheer Mordaunt. Als ik nog
denk aan m’n geluk, dat ik dien avond
i
het rotepad naar beneden gocsi
gilde akelig, niet waardoor
seunge vreugde, die bekoring van de zou zich niet meer in het publiek durven
dering toe te spreken, zou hij gewoon
weg uitgefloten worden.
Zijn carrière was geëindigd, dat be
greep hij onmiddellijk. Het was hard, maar
een ander gevoel van teleurstelling kreeg
toch de bovenhand. In de kwestie Court
ma was hij geslagen het geluk
hem verlaten hoe zou het gaan met
wekken, de boomkruinen
ven. Hoe zouden anders ae vogels nun Hij liep
nestjes bouwen? En zij vragen er reeds hij ademfe
om.
Vlug vordert 't werk. Al wat leeft, ge
dijt in den warmen zonneglans, en ook
Schimek's ziel klaart op.
De oude kerkdienaar snelt naar den
kk>k„etoren, om het volk te verkonden,
dat het uur van den morgendienst daar
is.
Hij is zeer oud, zijn gezicht is zwak,
het tijd nu de sluimerende grasjes te zijn meester, of hij zendt hem weg, wat „ia het dorp."
--oen te ver- noe erger is. „Bij wie boor je thuis F*
vogels hun Hij hep zoo hard naar den molen, dat „Ik, bij niemand.'
--Jooe daar aankwam, 't Was dan ..En waar woon ie dan
’72. 2-
hut en op een laag. bankje zat de vrouw
Er was niet veel braak land op het
stuk grond van den molenaar daar
het gras echter malsch was, ging de koe
niet op vreemd gebied. Overigens was
het een zacht beest. Het scheurde het
en
herkauwde het en scheen zich met om de
-.J te bekommeren. En Schimek
kreeg de overtuiging, dat het geen kunst
stuk was, een koe te weiden.
In 't begin, 's morgens, volgde hij hetr
i elke schrede, later, tegen den mouwen de tranen af en blikte omhoog,
7^ J .-.-B 1t bosen
en als geen gevaar dreigde, strekte hij ’t Is tijd om de koe naar den molen terug
>n enkele uren I Hij wierp zich van de
eene zijde op de andere, hij vervloekte
Claire, Gerald, zelfs zijn vader met de
onmachtige woede van een betrapten
misdadiger Den volgenden dag
hij zijn zaken na en deed stappen, om al
wat hij en zijn vader bezaten te
te maken en bitterste taak van
ig de koe verder
-----Schimek volgde
dat het met gepast is in den klokketoren haar. Nu was *t oppassen, want hier be
gon *t gebied van den r
Daar was reeds het klaver!
-c» o- -- - - - vvaso ivvvu teait^ wwv» was nvvi -- -or
al, maar vergeef ons onze schuldenhad het goed in bezit genomen. Sedert 8**” receptie, geen bal plaats. Gij echter
Maar de oude man sloeg hem niet, kort echter was L.’j J - -
Hij voerde hem naar buiten, het kerkhof een heel jong schepseltje, had hij uit de -oeoaar r nep de laars, „1K draag Kxiee1lrffrouw u--.
over. Daar haalde hij een stuk brood uit ltad gehaald. In zalige verrukking sleten xdveren en gouden sporen zulk een eer th k middel tee^n
zijn jas te voorschijn. tij de wittebroodsweken. Juist hadden Vllt d«el t nX »VheTafraaideleft
eef 1131 °P< >e hebt waarschijn- zij een rijtoertje ondernomen De jonge „Dwazen sprak een voorbijgaande vanl>n| beschouwt r*>veri».g»n het flesch-'
lijk wel honger en ga gauw naar den mo- vrouw blikt verbaasd in het rond, want Pantoffel, ,<ij zijt beide beklagenswaar- K VTMgt pharmawtT
„moet het middel voor af na den mugge-
beet aangewend worden
tv u.u h waar is oe zoe
„xz....neb nier geslapen. om de koe den ganschen dag at. Hij zou Er is geen spoor
„Jou deugniet, jij maakt dus den klok- het in één keer afgedaan hebben. Dat kennen Razend
xetoren tot een logement -<- J— •-- •-
wilde hij den jongen bij een oor pa' ken,
toen het kind voor hem op de knieën
viel.
„Neen,
„maar ik
slapen kon, *t is zoo koud in den nacht”.
huiverde hij. Het was hem, alsof de geest
1 het vermoorde meisje ‘naast hem
liep en eens, toen een zeemeeuw gillend
over zijn hoofd vloog, kostte het hem
groote moeite een schreeuw te onder
drukken, want het was hem, alsof het
Lucy’s stem was, zooals hij die hoorde
op het oogenblik, dat hij haar den nood-
lottigen duw gaf.
In Jenks’ hut brandde licht en hij sloop
naar het raam en keek naar binnen. De
man zat bij de kachel te rooken en er
kwam een duivelsche gedachte in Mor
daunt op. Als hij eens stilletjes op den
man toesloop en Maar met een hui-
te opbet raam. a
Hu toonde niet de geringste verwonde-
Jb, bent u daar, mijnheer Mordaunt het
zei hij kalm. „Ik dacht wel, dat u een
dezer dagen ‘s avonds zou tomen. Komt heer?”
L 11—
dat ik u niets kan aanbieden.'
Ambtenaar „Dokter, ik breng u het
Dokter”: „Waarom dan, mijnheer de b.
referendaris beb een
Ambtenaar ,Het is te goed. Ik wensch- hervat Kraakbeen?
te slechts een paar maanden verlof, op „Onder
„Hier heb je die fluit.” Daarna vroeg dit rapport ec>>* zrei men mij pensio- ten hootfste
i Waar hrww 9rt nOCTCll*
geld, mijnbeer Mordaunt. Als ik nog
denk aan m'n geluk, dat ik dien avond
juist daar was, en zag dat u Lucy van
het rotspad naar beneden gomde ze
gilde akelig, niet waardoor ik nu
een rijk man ben. Het gaat soms toch
wonderlijk op de wereld, vindt u niet,
mijnheer Mordaunt
Mordaunt haalde eetuge bankbiliett»
uit zijn portefeuille en eenigt goudstui
ken uit zijn portemonnaie.
„Je hebt alles goed begrepen, met?”
zei hij, „je zult je belofte houden Maar
je durft niet terugkomen. Denk om wat
ik je gezegd heb je bent een medeplich
tige en loopt hetzelfde gevaar als ik.”
„Zeker, zeker, mijnheer Mordant. Ik
heb daar nog eens over nagedacht en
ik ben meer dan eens in de verleiding
gekomen vooral sedert mijnheer Wayre
terug is om om mij hoe noemen
--r dat ook weer om mij ala getuige der
vering liet hij die gedachte varen en klop- kroon aan te melden enjk ben er nog
te op bet raam. met zoo heeiemaal zeker van, of dat niet
Jenks stond op en opende de deur, verstandiger zou geweest zijn.”
Hij toonde met de geringste verwonde- Mordaunt maakte een ongeduldig gw-
ring over het bezoek. baar en strekte toen de hand uit naat
„O, bent u daar, mijnheer Mordaunt het pakje.
zei hij kalm. „Ik dacht wel, dat u een „wat gaat n er nu mee doen, mijn-
dezer dagen *s avonds zou tomen. Komt beert” vroeg
u binnen en gaat u zitten. Het spijt me, alsof hij doelde
ih - her Mordaunt veegde zich het zweet
Mordaunt stond hem aan te kijken het gelaat
en zei„Ik zal bet in de Zwarte Poel gooien,”
„Ik heb geen tijd te verliezen. Heb je zei hij. Er was een diep waterbekken
„.2 ~~~ZJ dicht bij den aanlegsteiger, geheel inge-
„Ja. En ik heb heel wat glaasjes moe- sloten door zwarte rotsen, waarin het
ten leegdrinken op dien ouden rijken water, zelfs bij eb, nog altijd dne of vier
oom van mij. ylk zou morgen kunnen meter diep was.
vertrekken—vanavond, als het noodig Jenks schudde het hoofd.
is en niemand zou het verdacht vin- „Ik zou het liever verbranden,” zei hij,
den.” „verbrandt u het hier maar, ik zal het
„Goed,” zei Mordaunt Mk heb het vuur wel aanmaken.”
geld meegebracht. Geef mij” hij be- Mordaunt aarzelde. Hij zou er bij moe-
vochtigde zijn lippen en keek huiverend ten blijven, moeten zien dat het pakje
i zich heen „geef mij het het werd open gemaakt, moeten toekijken,
te lachen en pakje.” dat stuk voor stuk aan de vlammen werd
-. 2Z—2_. „Natuurlijk mijnheer," zei Jenks vroo- prijsgegeven dat ging boven zijn krach-
hn nog altijd het kasteel in zijn handen lijb „Waar is het geld, mijnheer? Papier ten.
-.1.---„r at ^Neen r bi, dat kan ik
rr zei Mordaunt onge- met. Als ik er steenen aan bind zal het
je dat ik zooveel goud wel op den bodem van de Poel zinken.”
had kunnen ^rijgent” Hij nam hel bundeltje met bevende
JPapier,” zei Jenks weifelend, „daar hand op.
Ik heb een griend die een fameus oes-
ter-eter is. Onlangs had hij zoo’n berg
oesterschelpen gemaakt, dat ik dezen
„Wat beteekent dat Wie geeft ie dan zonder gids met zou durven bestijgen
te eten V
GOED GETAXEERD.
Op zekeren dag roept de beroemde
schilder Roqueplan een koetsier, die eea
broodmegeren knol voor rijn vigeleste
gespannen had: .Koetsier, hoeveel geld
verlangt ge om mij naar Vincennes te ro
den?"
De koetsier peinst eenige oogenblikken
en na verloop van een minuut van onder
zoek en overleg, zegt hij: ,7 franc, W
centimes".
Hierop antwoordde Roqueplan, veront
waardigd over dezen exhorbitanten eisch,
doch met zachte stem: „Koetsier ik heb u
immer» niet gevraagd wat uw paard koet"
En hij ging zijns weegs.
stal bij de nen van een weemoedig klaaglied.
kamer in het Dan volgden de warme stralen van den
it, alleen werd zomer en met hem een straal van hoop
hem, dat ’t reeds tijd was, om naar den vrooïijker. r
De knaap speelde maar door, hij scheen Een origineele
in zijn spel verdiept. deugniet van een---
„Jongen f" zilveren lepel ontstal. In zijn testament
Schimek draaide zich verschrikt om. nu stonc* geschreven „Mijn neef ver-
een paar ranke paar- ik zilveren lepels hij weet zelf
itig glanzend spamDe h<f b**1» waarom ik hem den twaalfden
L Waar- “*et legateeren kan.”
wegens bet
„Hoor je niet? Kom eens hier."
-r.'t Arme kereltje nam den strooien hoed,
ttroo achter de ladder vandaan en beet waaraan de bol bijna ontbrak, van het ziek te-rapport terug.'
erop. Maar Schimek sliep nog. Eerst hoofd en kwam bevend nader.
toen het paard herhaalde malen gehinnikt „Geef die fluit hier
had, werd de knaap wakker. Vlug trok Hij gaf den heer 't gevraagde, die *t
hij zijn hoofd uit het stroo. daarna aan de damo ov ei kte.
Goede hemel, 't is klaarlichte dag. En uv, ukv jc ui» uun.
da hij te laat komt, krijgt hij slaag van hij„Waar boor ie thuis
DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Gerald’s hand omklemde Claire's arm
zoo stevig, dat hij haar pijn deed, maar
daar bekommerde zij zich niet om
integendeel, het gaf haar een zekere vol
doening, door zijn toedoen pijn te lijden
Zij had hem immers ook zoo’n pijn ge
daan I
„Claire,” zei hij en zijn stem hakkelde,
„waarom keek je me zoo aan Is o,
kan het mogelijk zijn, dat Claire, ver
geef het me I Ik moet krankzinmg zijn I
Ik moet mij weer vergist hebben, net als
als toen.”
Zij deed geen poging om haar arm te
rug te trekken, maar bleef met wild
kloppend hart en neergeslagen oogen,
zwijgend staan. Maar eensklaps keek zij
hem aan en weer gaf haar blik han
smeek end,- half t<
gevoel.
zei hij, uk heb je lief I Ik kan
er mets aan doen, ik moet het je zeggen 1
obeerd om je te vergeten, je
t te rukken, maar het is alles
vergeefsch. Ik heb je hef en ik heb je
altijd blijven liefhebben. Ik heb je dat
allemaal al sens gezegd en en je hebt
me je antwoord gegeven j maar ik wil het
je nu nog eens, en voor het laatst, zeg
gen.”
Peinzend keek ze naar hem op. ---
„N«wn, niet voor de laatste maal sche plannen in rook vervlogen. Zelfs
Gerald I” fluisterde zij. „Je moet het mij indien Claire en Harling en Ccrcfd
ren, omdat gen, dan zouden in elk geval de bedienden
I worden, het nog babbelen. Over enkele uren reeds,
hooren?' »u het verhaal van de vernedering der
Het is bijna te veel voor hem, die plot- Sapley’s wijd en zijd verbreid zijn. Hij
l 1 - 1 _L 4_e‘_4_ J
mchte glimlach die haar gelaat deed lich- vertoonen als hij het waagde de verga-
ten-
„Claire O, mijn beveling F riep hij
tdt en hij omvatte haar met zijn armen en
drukte haar tegen zich aan zoodat zij wer
kelijk nauwelijks zijn naam kon fluis-
het me nog eens, hefste F z« Regii
k ik kan het haast nog nier had 1
gelooven. Zeg me ronduit „Gerild, ik zijn ijselijk geheim, dat daar op het strand
heb je lief 1” beneden het rotspad begraven lag
„Gerald, ik heb je lief F Hij liep in zijn kamer die grensde om
„Rn ik wil je vrouwtje worden.” aan die waarin zijn vader lag
Zij verborg haar gelaat aan zijn borst zich verkneukelde onder de
„En ik ml je vrouwtje worden.” 1_
„Claire O, het lijkt me zoo wonder- Had op en neer als een gevangen tij- of goud
lijk. Is het heusch waar? Waarom zou ger in zijn kooi en dacht over den toe- „Papier, pat
je mij eigenlijk liefhebben?” stand na. Hij kon maar een ding doen duldig. „Den„ -
„Eenvoudig omdat omdat je Ge- dat vervloekte pakje cn daarmee net stil- bij elkaar had kunnen krijgen T’
raid bent F mompelde zij. „Gerald zwijgen van Jenks koopen, dan al het „Papier,” zei Jenks weifeler
neen, kijk even met naar me, want ik geld dat hij en zijn vader bezaten bijeen heb ik het niet zoo heel erg op. Dat is
schaam er me over Zij wendde zijn te halen en Engeland te verlaten. Hij zoo makkelijk na te speuren, hè
hoofd met haar handen af„Ik ikzou zeer rijk zijn de hypotheek alleen, r - r
O, hoe zal ik het je kunnen vertellen die hem uitbetaald zou worden was al op de proef F riep Mordaunt uit. „Geef hij de deur_ kon bereiken, werd deze
L.._ 2L 1 *7 ±7 T7-1***
kwam hier, om, je te vragen, mij mij nieaw kunnen beginnen met het be- Ik zal je morgen in Liverpool ontmoeten
ging
m al
hef ik heb je onrecht aangedaan. Maar xond aan het bestuur der kiesvereniging
toch heb ik met opgehouden, je Hef te ren briefje, waarin hij zijn candidatuur
hebben. Heb medelijden met me 1 Neem voor het pylement introk. Als motief
mij als je vrouw. Je kan met me doen gaf hij op de plotselinge en gevaarlijke
wat je wil je mag me afsnauwen, je-rnag »ek« «1° vader.
me slaan, je mag alles doen als je Den heelen dag was hij b«ig, hij at
me maar bij je neemt, om me de gelegen- mets, maar hield zich staande, door nu en
heid te geven je te toonen, wat de liefde dan een stevig gtes brandy te drinken,
van een vrouw beteekent F Avonds sloop hij, met een brandend
Ze snikte nu heftig en hij, van schrik hoofd en verwarde hersenen het huis
bijna even hevig bevend als zij, suste uit en liep naar het rotspad. Tywijl hij
haar met lieve woordjes. daar zoo over den welbekenden weg
JStil, stil, Hefste Neen, Heve, ik moest voortsloop, nu eö dan blijvende staan,
voor jou knielen. t—
Hij viel voor haar op de knieën en trok vin
haar hand aan zijn Hppen.
Zij bukte zich en deed hem opstaan.
„Neen, neen 1 Hier, aan mijn hart,
Gerald F
en je naar boord brengen neen, niet stiet een snijdende kreet uit. Jeaks tui-
a— .i. i- melde achteruit, keek van den een na*
„O, neen, natuurlijk alleen maar uit den ander en zei met gemaakte koel-
zei Jenks zonder een bloedigheid
spier van zijn gelaat te vertrekken. „Ik „Te laatIk laat me hangen als het
hc! mijnheer Wayre niet isNeen, mijnheer
Hij trok ren kast van den, muur weg, Mordaunt, ik wil uw geld niet hebben.”
.17 -* ”'j wees op het bankpapier en het goufl
slingerde het pakje op de tafel. en schudde het hoofd. „Ik heb u gezegd,
Koroaunt sprong met een kreet ach- dat ik mij als kroongetuige zou aan mek
het bundeltje staan den en dat het nutteloos was om mij te
kijken, alsof bet leefde en hem toeriep vragen, dat pakje daar te vermengen.”
„Moordenaar, moord y»aar F Mordaunt, dol van woede over dt
Jenks staarde hem aan. „U ziet er dubbelhartigheid en de frontverandering
-• m hi van den kerel, tntp een br* ate«M
wóórd.
VERKEERDE WRAAK.
De bakker Meelmeijer ontmoet den
•lager Kraakbeen. „Got morgen, waarde
vriend," zegt Meelmeijer „waar komt ge
eau daan?” - „Ik kom van uwe bakkerij,
ik heb een tarwebrood bij u gekocht"
Waar hebt ge dat brood?" ,Jk heb bet
in mijn vestzak gestoken," zegt Kraak
been en hij ging rijna weeg». Eenige dagen
later heeft er opnieuw eene ontmoeting
tnaachen beide vrienden plaats. Meel
meijer wil rich than» op Kraakbeen
k«n en segt:
vriend, weet ge ook
ko«r - „Ne«L"
jeen. Jk kom van
een oaaekop bij u
.2en waar
,Ond«r mijn pet" agft
j voldaan, dat hij
atekend gewroken heeft
Ge zijt waarlik de grootste eaeh vaa
*t regiment en toch als een uwer rid
slechts een weimg beter gedraagt, dan
zou ’t geen wonder zijn, als hij nog ser
geant werd, enen als ik.
AFZONDERLIJKE TAFEL
De Hertog Karei van .Wurtemberg, <fia
eeuw leefde, wa» een zee."
gestreng heer. Op zekeren dag gebruikte
hij het middagmaal in het stadje Nagold.
Tot rijn groot verdriet kwCm een aantal
vliegen ongenoodigd ana tafel en maak
ten het den Hertog zeer lastig. „Te drom
mel!" riep de hooge gast tot den kaste
lein. waarom dek je voor die vbegen niet
een afzonderlijke tafel!” De kastelein ver
wijderde zich, doch kwam na eenige
□ogenblikken terug en zeide tegen den
Hertog: .'.Ik heb eene tafel gedekt; uw»
Hoogheid gelieve nu de vüef«a te gein»-''
BIJTEND. ten dat zij plaats nemen.
Een advocaat was in een proces als LOFFELIJK STREVEN,
eenvoudig gemoed. En tóch, wat lag er 8etu}«e °P8er°epen. De rechter bemer- „Ik wou dat ik een miUioen boseL*
al met verborgen in deze veelzeggende verharingen van den zei een vrek tot een zijner bekenden.
leen dat de toe hier of daar schade zou muziek van den knaap I rechtsgeleerde met 11 te duidelijk werden .Waarom' vroeg de andere: .1» ver-
vv.” i-j— u- geformuleerd, viel hem in de rede met de teert niet eens^de helft van het inkomen,
woorden „Mijnheer de advocaat, ver- dat je nu hebt." „0, ik zou zoo gaarne
geet voor eenige oogenblikken uw quah- op grooter schaal aperen," wa» het aat-
teit en zeg ons de zuivere waarheid.” woord.
.Kerel stél mijn geduld niet langer
21_ I sp Mordai
ik kwam hier, om het je te zeggen 1 Ik groot in een ander land zou hij op- mij dat"vervloekte pakje en iaat me gaan,
kwam hier, om, je te vragen, mij mij nieuw kunnen beginnen met het bé- Ik zal je morgen in Liverpool ontmoeten
te nemen. Ik zou niet hebben kunnen klimmen van den socialen ladder. -
221 Maar in de allereerste plaats moest dat ik je niet vertrouw." melde achteruit, keek van den een na*
neergevallen Jeaks onschadelijk gemaakt worden. Hij „O, neen, natuurlijk alleen maar uit den andep en zei met gemaakte koel-
medelijden had de ontmoeting met hem dag op dag vriendschap F zei Jenks zonder een bloedigheid
itgesteld, iets wat natuurlijk heel be- spier van zijn gelaat te vertrekken. „Ik
ijpelijk is. Hij rilde bij de gedachte, dat zal het pakje even halen.” mijnheer Wayre niet tel Neen, mijnheer
rt bundeltje kleeren weer zou terug- 1222 - J-Z-
onrecht aangedaan en toch heb ik niet zien, dat hij zou moeten spreken over het lichtte een der planken van den vloer op Hij
opgehouden je Hef te hebben 1 Mijn doode meisje. Maar nu ton hij het toch
trots en mijn jaloesie hadden bijna mijn met langer uitstellen. Vanavond was het
heele leven verwoest en nu is al mijn te laat, maar morgen zou hij zeker gaan, teruit en bli
trots verdwenen mijn trots en mijn
zelfrespect. Als je het niet had begrepen zich
Ik heb
uit mijn
altijd blijven liefhebben. Ik heb J*^'
je srftwoord gegeven maw ik'wil het
-weg, wat
zoo hard naar den molen, dat
ook hoog tijd, de koe stond reeds voor de
1
van den molenaar het dier te melken.
„Doe de deur vonr me open,” rei hij
heesch.
Jenks liep om de tafel heen, maar vóór
geopend en Gerald stond op den drempel.
Mordaunt liet het bundeltje vallen en
setoren tot een logement
wilde hij den jongen bij een oor
toen het kind voor hem op de
al lang. Maar *t was geen
grootvader," zei hij schreiend, Niet zooals anders. De hoop,
heb geen dak, waaronder ik te eten zou krijsen, voedde
Tegen den avond ginj
s en
den molenaar daar
met op vreemd gebied. Óverigens
- - -- gras af met de ruige tong en kauwde
de beenen moet hij bijna voortsleepen. herU„ -
Eindelijk is hij er en wil juist het touw wereld
grijpen, als hij over iets struikelt.
„Wat is dat
Van onder de bank springt de manke
naar voren en
been.
„Wie ben je?" vraagt de klokkeluider
rerbaasd.
„Ik, Schimek.”
„Wat moet je hier f”
Jtestea, eau tot milhonair geproi
Groote Obd, ze hebben op het gebied de pruikenmaker, de opmerking
van den grondbezitter de koe meegeno- .dat bet pubUek wel wat gearenj
men. „Dat kan zijn, mijnheer," «prak
Arme jongen Doch hoe gelukkig zou „m*ar gij kunt toch niet vaa mijn broedei
hij worden. De rijke heer die te weten vergen, dat hij uitsluitend pruikenmakers
°e- was gekomen, dat hij bij den molenaar sal mvtteeren."
'dbezitter. diende, zocht hem daar op en gaf hem een
'rteeenm' c-a 2~, Daarop rijfce jQH] _eid voor jje wouw af- EEN ENFANT TERRIBLE.
„Daarom heb ik ook een gebed ge- is 't vee zoo verzot. Maar de koe had zich sestane fluit
'l' z«ld« de knaap, reeds zoo vol gegeten, dat zij nu wel
genoeg had.
Weder 22
nog een en wacht hier Aan den dijk stond
--3UJIIU nsiu UCU1 gespte IKU, WAUL UC 513X11
verdord: Handen en begon er heftig aan te was in twee deelen gescheiden, die beide
riep de menschen ter kerke.
land gaat en men vangt haar, dan beloof dersfluiten in gedichten gelezen. Hoe ziet het rooken
te L—L—1 - v
wordt als nu En hij” dreinde mét de
zweep, die hij in de hand ha<£
Op zakken slapen Hoe zacht cn
warm moest dat wel zijn. Zoo slapen herdersjongen? Daar beneden bij dien
i u a i w naast hem de koe.
Dat was Schimek.
Gewoon en eenvoudig was deze fluit-
•-<. -a-i..- een
men ziet nergens menschen F
^Loo is het in het bench altijd.”
„7,ir eens wat een aardig diertje daar
„Hier op dien tak.”
„Dat is een eekhoorntje.”
„Wat aardig. Maar wat is dat voor
een vogeltje, dat zoo aardig zingt?”
„Ik hoor niets. »-
- ’„Het schijnt ver weg te zvn. Als fluit- “"“‘k «ren sterken
hij nog een kind, en zwak er bij. De mo- spel khnkt het.” -
lenaar had hem gezegd De jonge heer luistert daarna zegt hij
«Je zult m den molen op zakken slapen, lachend ,/t Is de kleine koeherder, die
eenmaal per dag krijg je warm eten, op zijn fluit speelt.”
maar weet, als 't vreemde „Dus geen vogel Ik heb van koehoe-
ik je, dat je bochel nop eens zco groot zoó”n"fluït er uü?"
tarnrAt nu M Pn k»< «ma* y»
als je wilt, zal ik je er een laten zien. Zij
kwamen op den dijk uit. Zie je daar dien vrouw F
zeker ook de engelen in den hemel. Én wil
warm, verseff klaargemaakt eten Schi
mek had van zulke lekkernijen wel eens i
gehoord, maar hij wist niet, hoe zij muziek. Daarom drong zij binnen in
smaakten.
En hij was heel gelukkig, vreesde al-
aanrichten. Hij had gehoord, dat de
molenaar vreeselijk sloeg.
Vannacht sliep hij in den
herberg, naast de
stroo. Dat was niet
hij voortdurend wakker, want 't scheen en het tempo werd veel levendiger
molen te gaan en in dienst te treden.
In dienst treden
Alweer schrikte hij wakker. De haan
had gekraaid.... ’t Is nog te vroeg. Hij,
begroef zich dus maar weer opnieuw in Een prachtig rijtuig,
het stroo, en shep vast in. Intusschen den en een „oudachL.
begon het langzaam te schemeren. In den vreemde heer had hem geroepen,
stal sloop door de gaten van het dak het schijnlijk zou hij hem slaan wegi
morgenrood steeds brutaler naar binnen, afsnijden van den wilgentak.
Ineens was het hcht. Daar sprong de mer-
rie 00, trok met de tanden een bundel
bedaar F riep de laars, ük draag
1 en gouden sporen zulk een eer
7 - -V, ,™.- „Dwazen F i
lijk wel honger en ga gauw naar den mo- vrouw blikt verbaasd in het rond, want Pantoffel, „gij zijt beide
i t i hebben zij is nog nimmer buiten geweest. Zij schepsels
kunnen komen in het bosch. L----, --
„Ach, boe mooi is het hier, en hoe zuchten onder mijn heerschai
heerlijk groen alles. Maar ook hoe stil, faen een gril van mij en de sef
„Nergens.”
'etenr
„Niemand.”
„Waar leef je daa van F*
„Van den honger."
De heer lachte. En wat heb je van den
winter gedaan
„Kou geleden.”
De heer fronste de wenkbrauwen.
En zij gingen verder en namen de fluit
mede.
- -j- - -B-- -De knaap wischte zich met de hemds-
met een ruk is nij op de dier bij elke schrede, later, tegen den mouwen de tranen af en blikte omhoog,
middag, ging hij in de nabijheid zitten naar de zon. Zij hing boven het bosch
en als geen gevaar dreigde, strekte hij ’t Is tijd om de koe naar den molen terug
zich langs den landweg uit en lag te pein- te brengen.
,en- j Hij draait zich om, kijkt in het rond.
Ten eerste dacht hij er over na, waar- Waar is de toe Welk een ontzetting I
t meer van het dier te t*-
- -lebben. Dat kennen I Razend ijlt hij den heuvel op
en juist zou hij ook doen, zoodra hij het hem toe- --
de warme eten kreeg. Maar 't duurt
ang, eer ’t avond is. Honger had hij
ig. Maar _’t was geen erge honper.
T,-- - „.„p, dat hij iets
T **55 wjzronder ik te eten zou krijgen, voedde hem reeds.
„Wat doet er dat toe f Weet je dan met, naar "den dijk toe
dat het niet gef - -
te slapen Hij is met voor landloopers
opgebouwd, versta je dat
daan voor ik insliep,” t
terwijl hij den oude de hand kuste.
Deze bromde iets voor zich en zeide Weder keek Schimek in 't rond.
„Doe er dan nu nog een en wacht hier Aan den dijk stond een wilgeboom. De
En hij greep het Jouw in de storm had hem gespleten, want de stam
trekken. Omhoog bimbamde de klok naar de aarde gebogen waren. De kleine
en riep de menschen ter kerke. koehoeder glimlachte vroolijk, toen hij
Schimek knielde, strekte de magere naar de gladde mooie takken keek. Daar
handen uit, vouwde ze en sprak luide was er een zoo recht ais een kaars 1 Snel LAARS, SCHOEN EN PANTOFFELS
Owe Vader, die in den hemel zijtsneed hij hem met zijn me» af en krabde
Zijn stem sidderde, over de wangen en kerfde zóó lang er aan, tot hij een koe-
van het kind biggelden dikke tranÓn. herdersfluit klaar had. Én hij speelde.
De oude gebood hem nog zoo lang te
wachten, zonder twijfel om hem een De vroegere bewoner van het kasteel ^rehts bij bizondere g<
pak slaag te geven. Daarom bad hij voor- was reeds lang dood en de jonge heer dient. Zonder mij heeft
Maar de oude man sloeg hem met. kort echter was hij getrouwd. Zijn vrouw, doet alleen dienst bij slecht
Hij voerde hem naar buiten, het kerkhof een heel jong schepseltje, had hij uit de
over. Daar haalde hij een stuk brood uit stad gehaald. In zalige verrukking sleten
--- ;.2_.
,4-17- ret dat op, je hebt waarschijn- zij een rijtoertje ondernomen De jonge
len. Ze moeten daar een jot
voor het weiden der koeien,
ze je dadelijk in dienst nemen en je te
eten geven."
Schimek wilde hem bedanken, maar
de klokkeluider wachtte niet, hij ging
naar huis, terwijl hij weder wat voor
zich bromde.
De gebochelde had zich zulk een ge
luk niet kunnen droomen. De molenaar
nam hem aan. Van den volgenden mor
gen af zou hij de koe gaan weiden. Zou
hij 't kunnen volhouden? De koe was
groot, en ook had zij horens wel was
nij een jaar ouder dan zij, maar toch was
17 7 -2
lenaar had hem gezegd