MM ■w TOCH ZOON. daar EEN WACHTAVONTUUR. EEN HELD Ita wm een drukkend heett zomerdag Toen ik van het warme kantoor kwam, kon ik de verzoeking met weerstaan, om in het paviljoen in ”t stadspark een glas bier te gaan drinken Onderweg reed tn(j een rijtuig voorbij, waann een oude teer zat, die tegen iemand in mijn nabij- neid de levendigste gesticulaties maakte Oawillekeung zag ik eens rond, maar ik voort „Wat keft niemand ontdekken, die den ouden zien wilt heer jp het rijtuig scheen te kennen. Alleen Nu begon ook mijn vnend Augiu jp- dit stond vast, dat ik het niet kon zijn, wien merkzaam te worden en ik kwarh terug ai de gebaren en wenken van den ouden tot mijn eerste vermoeden, dat mijn buur- beer golden, want ik 1 Jer piket de wacht geïnspecteerd had de officier van piket was een kolonel of een majoor, die den dag had en die eeas over dag en eens nachts de wacht inspec teerde om te zien of alles ging, zooals het gaan moet. j^X P*»ln 00,d*kt- yoor lndtrt °°8*a wendende, lp» ik hem behandeld heb. onzichtbaar zijn en alleen door den blik Lomp is het «chtste woord. Neen mijn- der Uefde gevonden kunnen worden, heer vervolgde de oude, zich nu weer tot mij wendend, „deze cuneuse vergissing zal ik van mijn leven niet vergetea en nog minder uw beleefd innemend gedrag.” twee lichtende punten veranderen droeg. rx. Die „Maar mensch, nu ben je eerst recht daag,' van Halo I halo 1 schijnt me toe een solied long- 'A \T wr'l* a a 14 4a SaaLv aam* L onze nabijheid plaats nam, zeer vroeg een smakelijk ontbijt op kamer gebracht en ik was in de stad t I Alleen stelde de oude beer, omdat wij elkander nog betrekkelijk kort kenden. mijn hier- het ge- ij’in- ■iend toe. Zijn „U vergiet u werkelijk," antwoordde ik op zachter, vriéndelijker toon, want 't scheen wel, dat de oogen van cen^iuden man t*-»?_-- vader meer?' itop. kijhen Ben laar of vijf geleden lag ik als j garnizoen in een groote J. ’t Was het uit is.' Hij scheen te voelen dat ik gelijk bad AS UVl m unitcujl B.U31C, WMFUI zulke i« ons zoo ongerust gemaakt?" u me iets te zeggen hebt, wees niet het geschikte oogenblik voor vragen. Als u me iets te zeggen hebt Daar gaan ze I Zi; vliegen door de vel den en de kleine Gouspy, die gaarne met „Eduard F Daar er nog iemand aan zijn anderen kant zat, vermoedde ik, dat deze de be wuste Eduard was, maar ik 'voelde, dat hij mij aanhoudend bleef aanzien. Hij herhaalde zijn uitroep op luider toon. Toch keerde ik mij nog met tot hem. Wat ging dit alles mij aan Ik gevoelde niet de minste neiging, om mijn tot toorn gezinden buurman verdere aanleiding daartoe te geven. t>w„Hoor je me niet?” ging hij woedend Onwillekeurig zag ik eens rond, maar ik voort „Wat beteekent het, dat je meniet ,as op. gelijk bleef ik in de scha den eens liep ik gevaar een paard z’n pooten te krijgen r hem aansloop, op plaatsen reel onthuld zou De oude heer en ik gingen heen, stegen Jfaaz beste jongen, je verlangt toch haastig in een rijtuig en reden naar het niet, dat ik haar gezichtje, trek voor trek - ,n ,-QrenJ W>. is. Daar stond den indruk van een groote bromvlieg, in zijn vuist I „Gouppy, let op. Kijk eens int, rechts en links, wij worden aangevallen", r“’ -it en wil zooveel mogelijk genieten. j kunt eiken dag genoegen waarnemen hier in de stad, AA Mil AAMAA A^MA AAM? A* „Maar, beste August „Luister eens, Werner. J arm Mijn v< want L? gen. vroolijk „Nou, we hebben een koud Drommels gauw kroop ik in mijn jas, baantje gehad je moet nu even boven- T zette mijn pet op, gespte mijn sabel c~ j-• behandelde. Gouspy wringt zich uit den en ontving den officier van piket aan 't warm door een glas wijn en één walsje," I klimt tot zijn meester, hoofd van mijn gracht. Kort vroeg hij me Ik zou *t graag doen, antwoordde ik, Hij wankelt. of alles in orde was en reed weg zonder maar ik mag mijn wacht maar zoo niet „Luister,” zegt de heer Villopin, „ik zelfs goeden nacht te zeggen, wat me verlaten. weet een middel om te ontsnappen aan wel wat lomp voorkwam. Onzin, man, onzin, aan de wacht zal deze wilde beesten, maar ik beken, ik Ik gaf den sergeant order om me over alles toch wel in orde zijn, sii zult hfa- beb een middel zullen ons wel eens weerzien." De stem van mijnheer Villopen was zwak en heesch geworden. „Ik verzoek u, wanneer gij te Buissoe uitgespannen hebt, een mooi vet lam te koopen voor mevrouw Villopen. Morgen vroeg moet gij, als naar gewoonte, de reizigers opnemen en naar Maraval terug keer en. Dan moet gij aan mijn vrouw het lam geven en mijn portefeuille en zeggen: „Mijnheer Villopin heeft zijn plicht ge daan, gij moet niet klagen." Dan gaat gij i over gevallen, of hij begon opnieuw. „Nu,” zeide hij, „wat heb je tot je ver ontschuldiging in te brengen „Niets, mijnheer," antwoordde ik, als ik geen eerbied voor uw grijze haren had, zou ik u dezelfde vra< „Dat gaat te ver I" nep de oude heer, woedend opspringend. „Je drijft de grap t-- en nu staat het aan jou, om te'te recht vaardigen.” eens, toen wij urnen 's avonds in den tuin liepen, moest de bekentenis van mijn liefde voor haar mij van de lippen. Ida liet haar hoofdje tegen mijn borst en bekende mij blozend, dat zij lang had liefgehad. i wilde, wilden ook haar vader en moeder, en dus namen zij mij liefdevol hem hun toe komst igen schoonzoon aam dan zoo goed te wachten tot dit bedrijf oyer> mama,” sprak de jonge dame schert- uit is." send, waarop zij mij teeder omhelsde. Ik voelde mij een verrader, een bedrie- de voorwaarde, dat ons engagement eerst ..j:- geheel niet voor mij bestemd waren. Op het *“8 verwachte Kerstfeest. toen Allen omringden mij en overstelpten ‘k Ida voor d* geheel» wereld mijn aan- mij met vragen en vriendelijke woorden, staand vrouwtje mocht noemen, werd Zulk een toestand was ondragelijk. „Beste mijnheer,” riep ik ongeduldig Jsche posi- long stad jewone liedje, dags parades, eua -uj <ue - -*-inken der het eindje van de wereld, had ik niet meer tigd« en üi bedwang hield? Met die conducteur en die postilion waren de reizigers er volkomen zeker van op tijd en welbehouden aan te komen. j Van zijn hoogen bok bestuurde Villopen zijn paarden met wijsheid en ernst. Min- stens een tiental reizigers vulden dan ook rijtuig dagelijks de ruime diligence. de vurige 'punten staren Gouspy in stilte aan. De postiljon niet dezelfde bemerkte ik tot mijn groote verbazing, spreekt, maar ik ben uw zoon niet.” dat hij mij strak aanzag met een eemgszins D-u-,J- booze ea verdrietige uitdrukking op het gelaat. 1 Ik dacht, dat hij dien middag misschien ^“pogingen had ui, M door zijn blik wil' men dit niet ongestraft kon doen. van den een naar den £*ee aanstaande zwagers, die zoo spre- lariag voor mijn woor efkaar een* tijdlang te hebben aan- begonnen hij en ik hartelijk te „Dat is al heel dol F riepen wij tege- lijkertijd. De gelijkenis stieicte zich zelfs uit tot toon, „is dat mooi gehandeld vaa een zoon boven zijn rechteroog hééft,'ên dat hêèft stemmen. tegenover zijn vader deze heer niet. Deze jonge man was dus Ida's broeder, TT - ft._a.Ma_ M - WW 1 - •- uw awuc i iicci wai moeite, oen ■""T’ ouden heer te overtuigen, maar ook de U,Khuu ^komatigen schoonvader moeder verklaarde mij nu toch vooi een k*“< A vreemde. ernstig man met een klein petje op hoofd en een met 'n schapenhuid voord jasje om de leden, een lederen portefeuille tn de hand, groezelig groen waann zijn reisroute ea de lijst van de geladen goederen. Minstens tienmaal op een dag nep men hem toe „Conducteur, ik vertrouw u deze dames toe, zij moeten te Corbilliéres af stappen.” „Goed, ik gal zorgen, dat zij er afstap pen." „Mijnheer de conducteur, iet asje- bheft op mijn man hij is wat slecht van gezicht en wat doof. Zal u zorgen, dat hij te Bezombes komt „Wees gerust, mevrouw, ik zal er voor gorzen. Een onderofficier vertrouwde hem de tasch, waann de soldij zal voor de sol daten van zijn détachement. Bij den con ducteur was zij even zeker als in de beste brandkast. Bn dan kwamen er pakjes voor hier en ginds, bestellingen, opdrachten, bood schappen van en voor Jan, Piet en Klaas, van en voor mevrouw A enB, en alles werd bezorgd, met de uiterste stiptheid en de grootste nauwkeurigheid: Hij beschouwde zich zelven dan ook voor wat hij werkelijk was, een per soon van gewicht, die verantwoordelijk was voor de personen, die hij vervoerde, met zijn diligence. Men moest hem dan ook zien zitten op den hoogen bok, zijn paarden besturende als Eolies, die de winden ment en zijn bevelen gevende aan zijn postillon, hem wenkende met de hand, die de groene, groote portefeuille Ion was de kleine Gouspy, zoo mager en tweemaal zoo klein als mijnheer Vi" L" pijjj in den mond en steeds rook hij vrees, het is het besef zijner groote r den wijn; zun wambuis met trossen verantwoordelijkheid. Want vrees heeft IV. Staande in de stijgbeugels, stijf in zijn diligence wachtte hem op het plein met zware met ijzer beslagen stijgbeugels, de i en pakjes beladen. Verbeeld u, oogen puilende uit zijn hoofd, zwiept en reuzenrijtuig in drie afdeelingen. Een stnempt de postiljon zijn paarden. Maar L i voren en van achteren, het zijn nu niet meer vier, maar het zijn verlengstuk onder een huif, die uit- tien, twintig, vijftig, meer dan honderd Daar zat de molê- gen, hem omringen. Het is geen troepje - I „Ho I hola 1 Vooruit vadertje 1 Voor- Harder 1 harder I Het den nacht De vrouwen stuk ken, de mannen kifken dineerd had, probeerde ik den rijd rond van de wacht af, toen we het huis van mijn gieuculeerend, druk en bewegelijk. De op de landen/ te komen tot de officier van piket was ge- begeleider passeerden. Een flauwe hoop diligence was propvol. Geen boon ging Mijnheer Villopen is wat bleeker dan weest en bijgevolg was ik erg vermoeid en kwam in me op, dat hij dat niet zou voor- er meer in. gewoonlijk. slaperig en zag met verbazend verlangen bijgaan en me nu zou ontslaan, maar ja- looi zoo, zeide Villopen, en hij wierp De postiljon is verschrikkelijk. Het uit naar'toogenblik.dat ik me kon verster- wel, en nog meer werd ik verrast, toen ik behagelijken blik op de volgepropte schijnt nem dat de wolven uit den bodem ken door me gauw uit te kleeden, en bo- licht door de gordijnen zag schijden en i opstijgen, zijn zweep werkt als een ra- venbedoeld veldbed te probeeren. muziek hoorde. groote zende. Een wolf grijpt hem bij zijn laars. Ten laatste hoorde ik het welkome ge- Er moest daar ee? fuifje zijn en porteféuille. Wij zullen er vlug van door- Hij pakt hem bij zijn baren en werpt hem roep van „Werda” beantwoordt met stinct begon ik nog metr te beven, Vuurau gaan. Voor den avond zullen wij te onder het rijtuig. Maar nu kan hij niet „Ronde”! „Welke rondt?” Hoofdronde dat er nog meer ongelukkigs over mjjn Buissoe zijn. Vooruit Gouspy. meer. en „In ’t geweer" was ’n signaal dat ik blij- arm corpus zou komen. Hij klouterde op den bok en zat daar „Help mij, mijnheer Villopen. moedig gehoorzaamde, want ik wist, dat Mijn voorgevoel liet me niet indan staak wadra ernstig en deftig. Gouspy wrong „Begrepen,” zegt een kalme stem. „Stijg ik na verloop van een uur lekker zou lig- want bij de deur zei mijn kwelgeest gijn zware laarzen in de stijgbeugels, bij mij op, mijnheer Gouspy.” gen. vroolijk „Nou, we hebben een koud Toen klonk eensklaps een schor geluid, Dat was de eerste maal, dat de con- Drommels gauw kroop ik in mijn jas, baantje gehad je moet nu even boven dat aaa alle gesprekken een eind maakte, ducteur zijn postiljon als zijn gelijke zette mijn pet op, gespte mijn sabel om. komen en misschien wordt ge dan wei Hoerah.... huu!.... behandelde. Gouspy wringt zich uit den en ontving den officier van piket aan 't warm door een glas wijn en een walsje." De paarden trokken aan. De diligence stijgbeugel en klimt tot zijn meester, hoofd van mijn jvacht. Kort vroeg hij me Ik zou 't graag doen, antwoordde ik schoot vooruit in den frisschen wind. Hij wankelt. cf cl!" iz “cd ~c* -- -J -- - - „Luister," zegt de heer Villopin, „ik zelfs goeden nacht te zeggen, III. weet een middel om te ontsnappen aan wel wat lomp voorkwam. - -- den sergeant order om me over alles toch wel in orde zijn, gij zult büT i oogenblik geaarzeld, eer ik het een uur te roepen, daarik dan de posten nenkomen." Dit „zult” zeide hii oo ero durfde toepassen. Gij moet mu moest inspecteeren, zette me in m’n luien beslisten toon. voor de eerste maal in 1 w galaat was een van die gezichten, welke door had zitten mtlachen en mij daarom men gewoonlijk met gauw vergeet. Het ten aanhoore van ’t geheele auditorium scheen mij toe, dat de heer moeite deed, aan de kaak stellen, om den koetsier aan bet verstand te bren- Plotseling tikte hij mij op den Caftf dat hij even stil moest houden, maar jk zag hem eenigzins ontsteld aan. „Wat wilt u toch van mij, mijnheer vroeg ik hem op barschen toon. „wat doe jij hier luidde zijn toor nige wedervraag. „Hij is bepaald krankzinnig,” dacht ik en zeide vergist u zeker, mijnheer. Ik heb niet de eer u te kennen en ben die nog meer L..1 jaat hem leunt terwijl de Gouspy de paarden inspande, door de lendenen. Gek van angst slaat hij Weldra was hij gekleed in broek en laar- toe. zen en de jas met de schapenvacht. Zijn Zijn slagen striemen de paarden. Zij pet stond op één uur en hij floot een rekken zien deuntje. slangen, die als bh ksemstralen voort daag,” zeide hij tot mevrouw Villopin, die weder indommelde, en gaf haar een paar tikjes op de volle wangen en knipte haar ‘ik heb goeden zin en zal u het lam mede brengen, dat ik u heb beloofd.” Hu ontbeet. Het liep naar elf uur. Hij pauze en ,jn gevaar te stikken.” „Onzin, jongen I” begon mijn onbeken- „'aartoe zijn er dan zomer- de weder. „Denk je soms, dat ik mijn theaters Ik ben in lang niet in de stad eigen zoon niet meer zou kennen, geweest en wil zooveel mogelijk genieten. „Maar, mijnheer, u denkt toch niet Jij hebt goed praten je kunt eiken dag dat ik uw zoon ben je genoegen waarnemen hier in de stad, „Eduard, houd nu op,” riep hij uit. maar wij, arme boerenluidjesf is al veel te ver gedreven.” „Maar, beste August wist met, wat ik beginnen moest, „Luister eens, Werner. Je schijnt nog otn den ouden beer van zijn dwaling te niet gedineerd te hebben,” zeide hij schert- overtuigen. In den nood kwam August send. „Menschen met een leege maag zijn “ij ter hulp. nooit tot iets te krijgen. Laten we dus „Mijnheer,” zeide hij, „als gij u in ernst beginnen met te gaan eten ik heb honger verbeeldt, uw zoon voor u te zien, kan als een paard." u verzekeren, dat u in een groote dwa- „Honger bij zulk een hitte Mensch, ling verkeert.” hoe is tf mogelijk I Je bent een levend „Ik dank u wel, mijnheer,” antwoordde wonder. Ah je van dorst sprak, dan kon mijn zoogenaamde vader ironisch, „dat ik t me begrijpen. Maar komaan, ik wil zoo vriendelijk bent...." alle mogelijke offers der vriendschap Hij voleindigde den zin niet, want het brengen. scherm ging luist weer op. Toen dit be- J itaiten maakte om vertrekken, legde htj—zacht zijn hand trillen, dat wij ons reppen moesten, om. „Beste jongen,” sprak hij, Jk zal je uuc bijtijds in den schouwburg te zijn alles vergeven, als jf maar zelf wilt inzien. Nauwelijks hadden we onze plaatsen hoeveel verdriet je mij gedaan hebt. Je i ingenomen, of het scherm had zoo kort voor je examen je studie en ons niet in den steek moeten laten. bemerkte ik aan een storend Maar nu je zoo dicht bij het ouderlijke gedruisch, dat er nog een laatkomer in huis bent, laat ik je niet los, voor je moe- uöaS aabijuad plaats nam, en toen ik der je gezien heeft. Ik vertrek met den op zijde keek, zag ik denzelfden ouden laatsten trein en jij gaat met mij mee.” heer, dien ik ‘s middags in het rijtuig „Maar, mijnheer, riep ik in mijn wan- gezien had. Onwillekeurig glimlachte hoop uit, „ik weet niet meer wat ik ant- ik even, maar toen ik hem goed aankeek, woorden moet. Ik zie, dat ge in ernst Een glimlach speelde om zijn mond. „Goed, ga in allen gevalle maar met mij mee,” sprak hij. „Als het voor de rust uwer ziel nood- gemerkt had, dat ik hem om zijn vergeef- zakelijk is, in Gods naam dan,” antwoorp- --v-a -itgelachen en hij mij de ik. maar mij met schrik mijn logé her- Ide laten voelen, dat innerende, voegde ik er bij „tenminste als mijn vriend mij voor een paar uurtjes Daar ik volstrekt geen lust had, hem excuseeMtf wil. Waar gaan we heen?” of mij zelf boos te maken, vestigde ik „Wel, natuurlijk naar D." zeide de oude mijn blikken onafgewend op het tooneel, heer lachend. „Je weet toch, dat we daar maar weldra had ik de onaangename ze- *s zomers altijd zijn.” kerheid, dat de oude heer mij de eer aan- „Bekommer je niet om mij I” riep Au- deed, mij stijf en strak aan te staren, ter- gust goedhartig uit. „Geef mij je huassleu- wijl hij hoe lange hoe boozer wed. tel maar, zoodat ik op je kamer kan ko- Piotsshng hoorde ik hem -litroepen men, dan zal ik daar wel op je wachten”. tan en mn iL Ik had „De gelijkenis is treffend!" zeide hij bij .Pret’ to5n Eduard vernam, wijze van verontschuldiging. v*uch' °°k °P rekening van Ida sprak zeer weinig en.ielkens, wan- d*e *°°veer neer onxe blikken elkander ontmoetten, epJlee bloosde zij tot achter de ooren. hduard Volkert werd mijn beste vriend, Ik vernam nu, dat mijn gastheer en ver- wrd“ °P d« «lfdtn meende vader Volkeit'heette en van zijn bruUoft “1 met zijne schoone die hij renten leefde. De goede oude heer wist rae’ b*huJP Vln «n Hein avontuur ver niet, wat hij doen moest, om mij zijn ver- ?vtrd.“*d’lk met m‘in niet minder avon- ontschuldigingen aan te bieden. ^Wij^hebl ^^ghl?d',W van sprekend*» gelijkenïi, alles de schuld, teide hij. „De jc""-" - verlaat ons op eens op een mooien zonderling gedrag weet in welk slee' 1-? schien verzeild is geraakt. Ik zou waar- De oude heer en ik gingen neen. I - station. Na een tien minuten ren wij aan 't doel onzer reis. weer een rijtuig klaar, waarin mijn nieuwe oude vader en ik plaats namen. Ik, een volslagen vreemdeling, reed nu naar, de hemel weet welk huis, om als een familielid begroet te worden. Hoe zou dat alles afloopen Uit medelij den met de bettaande oogen van den ou- den mar. was ik met hem meegegaan, en telijken toon zonder een zweem van spot- nu zag ik, dat ik waarschijnlijk gek figuur zou maken. Eindelijk stond het rijtuig stil. schilderen zal. Al wilde ik dat doen, dan zou ik dat niet kunnen. Ik weet met, welke kleur haar oogen hebben, maar wel boe ze daarmee iemand kan aanzaan. Als zij niet schoon en lief is. bestaat er geen stfhor'nheid en liefheid meer." Mijn vriend staarde mij vol verbazing aan. „Nu, ik feliciteer je." zeide hij op har- een heel termj. Zeg eens. oude tongen, heeft Ida ook soms ik mij nog een Het zal wel niet gezegd behoeven te wachtte met de ken, en wel- mootea, de dienstboden met uitgezonderd, in een goed blaadje. Zonder twijfel di op met je komediespel, ««lijkenis met den afwezigen Ed’ ik werd herhaaldelijk op de villa tril noodigd, en ik kwam ik vloog. 1 floer stond klaar met de lantaarn en daar gingen we op inspectie. De „hoogs” stelde me verschillende vragen over de positie en de verplichting ‘L. J zoo kwaad het met mijn klapperende tanden ging, beantwoordde. Het meest inspannende werk was ech ter het voorbijkomen der gaslantaarns, die om de tweehonderd meter geplaatst wa ren. De wind ging zoo te keer, dat ik sle hts met de grootste moeite mijn fladderenden kapotjas bijeen hield en zoo mijn négligé bedekte. Zoo nu en dan kwam er nog een extra windvlaag om 'n hoek en wip te dan ten spijt van alle voorzorgen, me ik bij zulke gevaarlijke plaatsen nam, een slip van mijn jas op. Zooveel mo duw en meer schop van het Het was een bitter koude Januanmor- als ik er achter hem te betrekken. Ik marcheerde er met mijn hebben. Bijna hadden we onze taak volbracht en we waren zoowat een tweehonderd meter man gewoonlijk ^niet gau k vergeet.Het ten aanhoore van ’t geheele auditorium om den koetsier aan het verstand te bren gen, da t hielp hem niet öf de koetsier was doof tf door de warmte slaapdronken. Ik kon bij het zien van de vergeefsche pogingen, die de oude heer aan wendde, slechts met moeite een glimlach onder drukken, maar daar de zaak mij niet een ging, stapte ik kalm door. De zeldzame opgewondenheid en de grimassen van dén onbekende, deden mij-een oogenblik denken, dat de verzengende hitte zijn verstand misschien beneveld had. Daar het te warm was, om mij verder in dit psychologisch vraagstuk te verdiepen, verbande ik den ouden heer geheel uit mijn gedachten en liepjlangzaamjverder. Nauwelijks was ik op 't terras van het peviljpen aangekomen, of ik hoorde mijn naam noemen. bonjour, Werner, oude jongen F nep een mij welbekende hartelijke stem. „Wat? Jij hierApiZulk een warmen dn riep ik veroaasd uit, toen ik mijn goeden vnend August zag, den zoon van een rijken heereboer. Ik ben blij je te zien, Brosman, maar hoe kom je er in hemels naam toe, om bij zulk een hitte je landelijk dorp voor de bedompte stad te verlaten .aken, vriend, zaken 1” antwoord en schudde mij 1 JBn hoe lang blijf je hier in de stad vroeg ik. jfTot morgen. Ik blut maar één dag -ftben een uurtje geleden pas gekomen.” „Natuurlijk kom je bij mij logeeren, ab je tenminste n<jg geen kamer m een hotel besproken hebt. „Neen, dat heb ik niet. Ik heb vol strekt geen bagage bij me, en wil niet h zoo wreed zijn je uitnoodiging te weigeren; vrw.k,,’o w^.a,„°O^V1i,^nk<1|enLIL ik stel alleen dé conditie, dai je vanavond dea~ ”‘k heb heius’ «eeB mee naar 't zomertheater gaat.” ^ïaar mensch, nu ben je eerst recht Er ontstond een kleine pc=Ct wreed. Met zulk een hitte naar de kome- Brosman zag ons beiden nieuwsgierig die. We loepen gevaar te stikken.” „Onzin, wa: staan en het rijtuig rijden. In dien tijd slaan Dan moet gij de vrouwen het zwijgen maakt de paarden angstig. Hier hebt gij de lei?L, X-- Gouspy, gij moet nu zelf mennen. Be kommer u maar met over mij. Wij zul- w len ons hij aarzelt een oogenblik wij hooren, alsof er op de trom geroffi niet thuisbrengen, it schoot toen de ge tijden aan.” Toen stond mijnheer Villopen op. Hij zette zijn zweep vast, wierp het voe- er Gouspy hem kon tegenhouden, sprong hij. Men hoorde geen val. Maar er steeg een vervaarlijk gehuil punten lieten S-plantarens van illopin. Altijd had bij wambuis kruipt, maar het is ook geen den wagen waren in minder dan geen- toon van mijn antwoord. Hoe het zij, esa A A.AM AftAA /I- AM A J JL. I ma J 1 -.1 - - /4 a V een zuster Dat zou voot tasje zijn. :t met kon zijn, wien merkzaam te worden en ik kwarh terug „We zijn er riep de oude heer. H** me< gezegd b< ken van den ouden tot mijn eerste vermoeden, dat mijn buur- „Een oogenblikje." zeide ik, hem tegen- worden, dat ik niet lang wach zag hem dien dag man met recht bij ’t hoofd was. Hij kon houdend, toen hij haastig op het huis toe- f>nriEe Volkert te gaan bezoeki mijn leven en zijn ach wei gaan verbeelden, dat ik hem al- liep, „u zoudt me zeer verplichten ab u •tond lk b‘i ide huisgei ie gezichten, welke door had zitten uitlachen en mij daarom me tenminste uw naam zeide." dienstboden niet uitgezonder l Hij begon hartelijk te lachen. 8°^. blaadje. Zonder twijfel „Houd nu maar - den arm en Eduard," riep hij uit, „nu heb ik er genoeg toe “e’ weinig bij, maar, hoe ‘t ook zij, Een der verplichtingen van den officier der schildwachten, die ik, zoo goed en was L_: J „Halo 1 halo I” huilt de kleine Gouspy. wachten, terwijl de tijd voor die inspect Vooruit, Cephise Vadertje vooruit! gewoonlijk was een uur nadat de officn rMooie Bruin en Aladyn, Solfenno, - J L* -- zacht tegen het stompneusje, „maar vooruit I 'jk heb goeden zin en zal u net ia brengen, dat ik u heb beloofd.” ham zijn zweep en trad nav buiten. De pakken en pakjes beladen. Verbeeld u, oogen puilende een reuzenrijtuig in drie afdeelingen. Een stnempt de postiljon zijn paarden. Maar eoort rotonde van voren en van achteren, het zijn nu niet meer vier, maar het zijn gespannen ’kon worden ab een blaasbalg, lichtende gouden punten, die hem vol- Bn alle plaatsen bezet. T-J-u-'~z~~ -77* gaar met de lange witte nagels, de pro- wolven, het is een menigte I lessor met den langen, spitsen neus, de games van den schoenmaker, moeder en uit f* dochter, een moose, blonde mode maak- J ster, de twee veekooplui, vader en zoon, te midden van *n geheele bende boeren .vrouwen met groote mutsen, pratend _en I, druk en bewegeli; propvol. Geen boon ging Mooi zoo, zeide Villopen, en hij wierp een L diligence, doorliep met vluchtig ^og zijn vrachtbrief en stek hem in de*groote van.” ik werd herhaaldelijk op de villa uitee- Ik volgde den goedigen ouden heer noodigd, en ik kwam ik vloog Ida's een prachtig ingericht salon, waar twee beeld zweefde mij steeds voor oogen en dames, een oude en een jonge, ons met J een uitroep van vreugde tegemoet traden. „Hier is eene verrassing voor je, mama!” zeker, mijnheer. ,Pr*k mijn geleider op jubelenden toon. „Eduard. mijn jongen, mijn lieve zoon!” naken dus niet van plan, u rekenschap te geven r*eP de oude dame, terwijl zij mij aan ‘t mij reeds van wat ik hier kom doen. Ook is het “art drukte en hartelijk kuste, waarom Jda „Laat voor mij ook een stukje van ’rr ammwU /4a ;'mmaa /4am --1, waarop zij mij teeder omhelsde. TU MA_I J! en zweeg maar nauwelijks was het scherm ger- ^k kreeg welkomstkussen, die in 't met Kerstmis publiek zou worden. L. - _1 a L aA 1a/„A. A--.a. Allen omringden mij en overstelpten *k Zulk een toestand was ondragelijk. d< kamerdeur plotseling opengerukt en „Beste mijnheer,” riep ik ongeduldig «*n ik mij haastig omkeerde, kon ik een vraag doen.” „u hebt me in een zeer valsche posi- uitroep van verbazing niet weerhouden, iep de oude heer, 8«bracht. Wat moet ik toch doen, om Voor ®ij «°“d mijn schaduw neen, j u te overtuigen, dat ik een vreemdeling 8««n schaduw, maar mijn tweede ik in te sterk door? Ik’heb je" toevallig ontdekt roor u ben ï1* vleesch en been. Ida zag met een geluk- Ida werd beteuterd, rood en bleek; kigen glimlach naar de ontmoeting van de de oude dame zag i j" mI ku. ’•H*‘ aP’!’ me- mijnheer," hernam ik, Vlder om ecn verklaring voor mijn woor- kend op harteluk de hand ”dlt ik u moet 'bekeren, dat ik geen den vinden. Na - woord begrijp van alles wat u daar zegt.” Ida nam bedaard de tamp van de tafel 8es?aard’ Hij zette zijn pince-nez op ea zag mij en hield die vlak bij mijn gezicht. lachen, onderzoekend aan. Ik waa ook opgestaan „O, papa, riep zij ontsteld uit, „dat is en zoo stonden wij. Eduard met I Hoe kon u dat denken „Eduard,” zeide hij op verwijtenden U weet toch, dat Eduard een litteeken t, en dat heeft ’■zc neer met. uu« au* a otucuw. Zelfs nu kostte ’t heel wat moeite, den onverwach> vertrek uit het ouder- zulk een flater hasd doen b zooveel geluk had aangeb.-. dat zijn vlucht ook al op reki 1 Amor kwam, die reeds gooveeT czr —lü heeft gesticht Eduard Volkert werd mijn beste vriend, bruiloft hij met zijne schoone die hij met t „Honger bij zulk wonder. Als je alle modelij ke offers der vriendschap bf^n> vnend Brosman at werkelijk drijf uit was en ik aansi met een bewonderenswaardigen eetlust te t en was zoolang bezig met zijn honger «P mijn arm.” 'j ons reppen moesten, om. „Beste jongen,” sprak iog bijtijds in den schouwburg te zijn alles vergeven, als je maar Nauwélfiks --- in de stalles ging op. Plotseling I Pt**’, ze’ ze aan door lieve dat vergeven, mijnheer Gouspy. Er zijn stoel en probeerde wat in een roman te Vooruit, vadertje Hou wel honderd wolven en gij begrijpt, wij lezen. Nogal snel ging de tijd voorbij en moeten die honderd wolven plotseling spoedig verscheen de sergeant met een doen stilstaan of wij hebben er binnen lantaarn om met me de posten langs te vijf minuten wel dertig in de diligence, gaan. „Mijnheer Gouspy, sla eens met de Het was een barre nacht, woest loeide zweep links, er zit zoo’n beest op Ce- de wind en joeg de sneeuw voor zich uit. phise. Ik ga derhalve mijn middel in De thermometer stond onder nul. De toepassing brengen. Als »k hun een rant- schildwachten waren tamelijk ver van el soen vleesch voorwerp, zullen zij er zich kaar geposteerd en om ze allen te bene- opwerpen. Gij zult zien, dat zij blijven ken had ik een goede twee mijlen te wan- -zullen laten voort- delen. Ik volbracht echter nauwgezet azijn moet gij er op los taak en in het wachtlokaal teruggekomen, l nam ik n flinken stijven grog en ab een opleggen, want haar geschreeuw haas mijn uniform uitsmijtende, kroop ik onder de wol, wat ik had werkelijk die leidsels, mijnheer luxe wel verdiend. In een oogenblik dommelde ik tn. Plotseling meende ik *n groot kabaal te xiren, alsof er op de trom geroffeld werd. Eerst was ik nog niet geheel wakker, en kon mezelf nog maar als een weerlicht dachte door mijn hoofd: „je beat inde hoofdwacht en er is wat aan *t handje.” Onderwijl ik uit mijn bed sprong, schreeuwde ik, wat er toch aan de haad was. De sergeant kwam aangehold. „Luitenant, de officier van piket komt gr aan en de wacht komt al in het geweer." Ik dook in mijn schoenen, die ow mijn bloote voeten aangingen, schoot mijn kapotjas aan, stak daar mijn sabel door, drukte mijn politiemuts op mijn hoofd «B was toen klaar voor inspectie. Ik verscheen net intijds om den hooge oome te ontvangen, die me vroeg of de boel in orde was. Nogal verwonderd an»- woordde ik „Ja alles in orde.” Ik koe me maar niet voorstellen, dat mijn tweemaal geïnspecteerd zou wordet dit iets zeer ongewoons was en mij-- was mijn verrassing op te merken uit de ve.-raderlijke windvlaag wipte de slippen var mijn kapotjas op en of dit de onvol komenheid van m'n kleeding toonde, weet ik tret, maar wel dat de officier, in plaats van ,ioor te riiden toen hij mijn antwoord vernt men had, zijn paard deed omkeeren en ze „Luitenant, u gaat met me mea de re uldwachten inspecteeren.” Als hij me bevolen had mee te gaan naar postiljon en doemt weder op bij den lin- h< ker. Terwijl de kleine Gouspy hem weder tig v een zweepslag geeft, worden nieuwe von- scha, ken ontstoken, twee wolven volgen het 1,------ - - j en sprongen op in den nevel, Aderen of manschappen op wacht altijd hng ondergaan. Ik mocht dagelijks de ruime diligence. de vurige punten zr t-zzzz ZzzJzz, ---i.-- .-. Gouspy in suite aan. rondes te maken, enz. Als je je erg slaperig de staat v«n mijn kleeding eenig IL De postiljon wordt bang. Hij bezit voelt en wat rusten wilt nu en dan moet je denking zeu opwekken, ofschoon niet dezelfde koelbloedigheid als zijn die maar nemen, terwijl je jas tot aan je -u --- Op dien morgen sprong de conducteur meester, noch zijn wijsheid, die nog meer keel is dichtgeknoopt, 'n dutje in een Villopen geheel opgeruimd uit zijn bed, waard is dan moed. Een rilling gaat hem leuningstoel of als 't heel mooi was, op weg te kunnen komen. Bn een onderof- terwijl de Gouspy de j>aarden inspande, door de lendenen. Gek van angst slaat hij een sofa, was al het eemge slaapje dat een J J* 1 Weldra was hij gekleed in broek en laar- toe. officier’van-de wacht kon krijgen. i Zijn slagen striemen de paarden. Zij Maar in het wachtlokaal stond een een rekken zich uit en zij schijnen reusachtige klem veldbed, dat mij altijd zeer verlokte... slangen, die als bli ksemstralen voort- r -? „Ik weet niet, wat mij scheelt van- schuiven in den nacht. was het ’snachts inspecteeren der schild- >AM M *a«z4a hei tr»? mavmtfw VïllrtfMn Wain I halo htitlf klptin» Ocwisnv. uwfiitan tmrwiel A» tsirl vnnr Hip in«ner;tx€ Niets was er bepaald over het aantal ma len, dat deze officier de wacht moest in specteeren, maar de gewoonte was dat hij overdag een keer en des nachts een ke<r kwam, zoodat na de laatste visitatie, de subalterne officier, die de wachtkomman- deerde, meestal een uur wachtte en dan zijn ronde ging doen. i: gen, toen 't mijn beurt was om de wacht waar het sterke licht te vei rijtuig vliegt vooruit, huilend in mannetjes heen, loste de oude wacht af en dit Alle reizigers staan rechtop. nadat ik alles overgenomen en goed ge- AMMM.AA. AM/LUaM JaL.'IL»- I 1l_ 1 t- «JU A te komen tot de officier van piket was ge- begeleider passeerden. Een flauwe hoop - 4 w» '*■- - ---- - slaperig en zag met verbazend verlangen bijgaan en me nu zou ontslaan, wel, tw gauw uit te kleeden, en bo- licht door de gordijnen zag schijden Ten laatste hoorde ik het welkome ge- awj Vail t 1 Kft-intixrrvirH en ver- van zijn «wuft. gueuc ouuc neer wm --- met, wat hij doen moest, om mij zijn ver- ?vtrd."*d’lk met niet minder fi„„i„t ~wOnnen Ida. iben later, op grond van onze t var spiekende gelijkenis, allerlei dwrze stre- jongen ken uitgehaald, maar de schoonste streek - -aa8' van mijn leven Was en bleef toch die, waar zonder de geringste verklaring van «in door ik nujn hef vrouwtje gekregen heb, zonderling gedrag achter te laten. God en dat was een streek tegen wil ea dank weet in welk slecht gezelschap hij mis- geweest schien verzeild «geraakt, Ik zou waar- Nu *jn vet^hejdene jata achtig wenschen dat gij mijtl zoon waart, gttrouwd, en Ida vindt, dat ik 'och met want ft schijnt me toe een solied jong; zoo volkomen op haar broeder gelijk. Ze mensch te zijn. Verbeeld je toch eens, met het def befde d cb Ik bedankte hem voor zijne vriende lijke woorden en wilde heengaan, maar de geheele familie stond er op, dat ik dien nacht bij haar logeeren zou, en ik nam het aan op voorwaarde, dat het mij vergund Het was nog in den goeden ouden tijd, zou zijn; des morgens met den eersten toen er nog geen spoorwegen waren, trein te vertrekken, omdat mijn vriend maar zware diligences de meftschen ver» Brosman op miL wachtte. voerden mijlen en uren ver. Mijn vetaoelTseilf'mij toegestaan, maar Er was hongersnood in het zuiden vaa ik moest beloven, spoedig de kennis- Frankrijk ten gevolge van herhaald mis ma king te komen voortzetten. gewas De landlieden verkochten hun Den volgenden morgen werd mij reeds vee uit armoede en groote troepen woi- zeer vroeg een smakelijk ontbijt op mijn ven kwamen huilend uit de bosschen en kamer gebracht en ik was in de stad terug, bedreigden 's avonds de dorpen. Bent nog voor mijn nieuwe vrienden wakker lachte men er om, maar toen zij kwamen, waren. werden de moedigsten bleek om de neus. Brosman sliep ook nog, maar toen ik de Wie er zich het meest om verontrustte, deur van de slaapkamer opendeed, oct- dat was de eerlijke baas Villopin, de con- waakte hij en riep ducteur van de diligence tuasenen Maraval „Wie is daar Ben jij Werner Ver- en Buissoe, 92 mijlen afstand en midden tel eens gauw hoe 't je gegaan is." door het bosch van Lachaume. „Ik heb 't liefste jonge meisje gezien, „En ik moet door dat bosch,” zeide dat ik ooit gezien heb, antwoordde ik hij, „er is geen andere weg. En ik zal er lachend. door. Ik wil den dienst niet steken. Men „Waarachtig Hoe heet ze zal niet van mij kunnen vertellen, dat ik „Ida Volkert heet ze." bang ben geweest „Kun je haar niet nauwkeuriger be- De conducteur, mijnheer conducteur schrijven zeiden de lui was een lang, mager ea zijn paarden woorden - _w goed, mooie bruin I Hallo, Solfereno! Én de paarden vliegen over den weg' Alles, wat Zi; inhalen, laten zij weldra ver achter zich Het is vier uur. De zon neigt ten ondergang Daar nadert het woud als een groote. donkere wolk Wat zij vliegen De geheele diligence tnlt. In de schemering verdwijnt de ge zichtseinder Voor de tiende maal steekt de kleine Qouspv zijn pijp aan en werpt de leidsels op de paarden. Zij rennen het bosch m als een stormwind. Dat is met een diligence, zooals men ze wel ziet voortsuk keien langs den weg, die sul staat voor een ezel met groenten bela den, op een wenk van een schaapherder of onder den olm van een herberg De conducteur houdt met van sukkelen en de portiljon weer dat wel. Als een duivel zrt hij dan ook de paarden aan. „Aladijn l Cénhise I Vooruit Zwirrr, mooie bruin Hoerah, vadertje, vooruit! Mijnheer Villopen heeft krachtige paar den. Al een uur lang rennen zij door het bosch. Bij het Achten der gloeiende pijp van den kleinen Gouspy slaan hunne twintig hceven met felle kracht op den dreunenden bodem. Ksss, vlindertjes, vooruit I Sa, sa, Cé- phise, bruintje vooruit I Kss Kss Op eens, daar ginder, twee lichtende naar den burgemeester en geeft mijn punten in de verte I Mijnheer Villopen telt het met. Hij denkt, dat er twee vonken vielen uit Gouspy 's brandende pijp. Maar die tekleed weg en eer Gouspy twee lichtende punten veranderen van tegenhouden, sprong hij. plaats zie, nu ziet hij ze rechts, dan Men hoorde geen val. Hij viel als op weder links van Gouspy'» breeden zuid- een matras. Men raadt wel, waarom, wester. I" Villopen begrijpt het I Neen, dat is op. De honderd lichtende geen koude, die onder zijn dikgevoerden het rijtuig los. De groene 1 en tijn spanbroekje waren algemeen be- hij nooit gekend. Ziet maar, gij allen in kend. Op het paard gezeten, maakte hij de diligence ziet, hoe of de leidsels beven den indruk van een groote bromvlieg, in zijn vuist maar van een vlieg, die de vijf paarden „Gou-py, let op. Kijk eens uit, rechts van dg diligence tot aanhoudende werk- en links, wij worden aangevallen”, zegt luitenant in zaainheid aanspoorde, het trage Isabella- hij. van Engeiam vosje niet toeliet den draf te vertragen, De pijp van den kleinen Gouspy ver- 's Morgens de ronde, 's mi den te vurigen galop van bruintje ma- dwijnt met een ruk uit zijn mond in appèls, nagaan of het eten en drinken der het endje van de weed, nad is met meer -- de zijdesprongen van de zwarte den zak. Een zweepslag striemt de oogen manschappen goed was en meer dergelijke verschiikt en verbaasd kunnen zijn, want van den wolf de twee vonken en de plezierige zaken. Verder hadden wij ook ik had «1 ondervonden dat er 'nfgroct’vsr- wolf verlaat den rechterlaars van den nog het fortuintje van zoo nu en dan de schil in temperatuur bestaat tusschen sea -- -hoofdwacht te betrekken en vier en twin- warm bed in een warme kameren de kou- uur in een soort van halve gevangenis- de buite ilucht, maar een wandeling van ip te verkeeren. 2 mijl, al'een in schoenen, nachtkleerenen Nu is het een van de dienstregels, dat of- kapotjas was in 's lands belang een marte- „„A— aaaLaXIa„ „rL. I- 7—t echter niet de den kleinen op zijn om dadelijk op te kunnen treden, geringste aarzeling toonen uit vrees dat --■- ---eenige ver- i ik met plezier zen week tractement zou gegeven hebben om, al was het maar vijf minuten. bet is het besef zijner groote tijd in den nacht verdwenen I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1923 | | pagina 7