MM
■w
TOCH ZOON.
daar
EEN WACHTAVONTUUR.
EEN HELD
Ita wm een drukkend heett zomerdag
Toen ik van het warme kantoor kwam,
kon ik de verzoeking met weerstaan, om
in het paviljoen in ”t stadspark een glas
bier te gaan drinken Onderweg reed
tn(j een rijtuig voorbij, waann een oude
teer zat, die tegen iemand in mijn nabij-
neid de levendigste gesticulaties maakte
Oawillekeung zag ik eens rond, maar ik voort „Wat
keft niemand ontdekken, die den ouden zien wilt
heer jp het rijtuig scheen te kennen. Alleen Nu begon ook mijn vnend Augiu jp-
dit stond vast, dat ik het niet kon zijn, wien merkzaam te worden en ik kwarh terug
ai de gebaren en wenken van den ouden tot mijn eerste vermoeden, dat mijn buur-
beer golden, want ik 1
Jer
piket de wacht geïnspecteerd had
de officier van piket was een kolonel of
een majoor, die den dag had en die eeas
over dag en eens nachts de wacht inspec
teerde om te zien of alles ging, zooals het
gaan moet.
j^X P*»ln 00,d*kt- yoor lndtrt °°8*a
wendende, lp» ik hem behandeld heb. onzichtbaar zijn en alleen door den blik
Lomp is het «chtste woord. Neen mijn- der Uefde gevonden kunnen worden,
heer vervolgde de oude, zich nu weer tot
mij wendend, „deze cuneuse vergissing
zal ik van mijn leven niet vergetea en nog
minder uw beleefd innemend gedrag.”
twee lichtende punten veranderen
droeg.
rx.
Die
„Maar mensch, nu ben je eerst recht
daag,'
van
Halo I halo 1
schijnt me toe een solied long-
'A \T wr'l* a a 14 4a SaaLv aam*
L
onze nabijheid plaats nam,
zeer vroeg een smakelijk ontbijt op
kamer gebracht en ik was in de stad t
I
Alleen stelde de oude beer, omdat wij
elkander nog betrekkelijk kort kenden.
mijn
hier-
het
ge-
ij’in-
■iend
toe.
Zijn
„U vergiet u werkelijk," antwoordde ik
op zachter, vriéndelijker toon, want 't
scheen wel, dat de oogen van cen^iuden
man t*-»?_--
vader meer?'
itop.
kijhen
Ben laar of vijf geleden lag ik als j
garnizoen in een groote
J. ’t Was het
uit is.'
Hij scheen te voelen dat ik gelijk bad
AS UVl m unitcujl B.U31C, WMFUI
zulke i« ons zoo ongerust gemaakt?"
u me iets te zeggen hebt, wees
niet het geschikte oogenblik voor
vragen. Als u me iets te zeggen hebt
Daar gaan ze I Zi; vliegen door de vel
den en de kleine Gouspy, die gaarne met
„Eduard F
Daar er nog iemand aan zijn anderen
kant zat, vermoedde ik, dat deze de be
wuste Eduard was, maar ik 'voelde, dat
hij mij aanhoudend bleef aanzien. Hij
herhaalde zijn uitroep op luider toon.
Toch keerde ik mij nog met tot hem.
Wat ging dit alles mij aan Ik gevoelde
niet de minste neiging, om mijn tot toorn
gezinden buurman verdere aanleiding
daartoe te geven.
t>w„Hoor je me niet?” ging hij woedend
Onwillekeurig zag ik eens rond, maar ik voort „Wat beteekent het, dat je meniet
,as op.
gelijk bleef ik in de scha
den eens liep ik gevaar een
paard z’n pooten te krijgen
r hem aansloop, op plaatsen
reel onthuld zou
De oude heer en ik gingen heen, stegen Jfaaz beste jongen, je verlangt toch
haastig in een rijtuig en reden naar het niet, dat ik haar gezichtje, trek voor trek
- ,n ,-QrenJ W>.
is. Daar stond
den indruk van een groote bromvlieg, in zijn vuist I
„Gouppy, let op. Kijk eens int, rechts
en links, wij worden aangevallen", r“’
-it en wil zooveel mogelijk genieten.
j kunt eiken dag
genoegen waarnemen hier in de stad,
AA Mil AAMAA A^MA AAM? A*
„Maar, beste August
„Luister eens, Werner. J
arm
Mijn v<
want L?
gen. vroolijk „Nou, we hebben een koud
Drommels gauw kroop ik in mijn jas, baantje gehad je moet nu even boven-
T zette mijn pet op, gespte mijn sabel c~ j-•
behandelde. Gouspy wringt zich uit den en ontving den officier van piket aan 't warm door een glas wijn en één walsje,"
I klimt tot zijn meester, hoofd van mijn gracht. Kort vroeg hij me Ik zou *t graag doen, antwoordde ik,
Hij wankelt. of alles in orde was en reed weg zonder maar ik mag mijn wacht maar zoo niet
„Luister,” zegt de heer Villopin, „ik zelfs goeden nacht te zeggen, wat me verlaten.
weet een middel om te ontsnappen aan wel wat lomp voorkwam. Onzin, man, onzin, aan de wacht zal
deze wilde beesten, maar ik beken, ik Ik gaf den sergeant order om me over alles toch wel in orde zijn, sii zult hfa-
beb een
middel
zullen ons wel eens weerzien."
De stem van mijnheer Villopen was
zwak en heesch geworden.
„Ik verzoek u, wanneer gij te Buissoe
uitgespannen hebt, een mooi vet lam te
koopen voor mevrouw Villopen. Morgen
vroeg moet gij, als naar gewoonte, de
reizigers opnemen en naar Maraval terug
keer en. Dan moet gij aan mijn vrouw het
lam geven en mijn portefeuille en zeggen:
„Mijnheer Villopin heeft zijn plicht ge
daan, gij moet niet klagen." Dan gaat gij
i over
gevallen, of hij begon opnieuw.
„Nu,” zeide hij, „wat heb je tot je ver
ontschuldiging in te brengen
„Niets, mijnheer," antwoordde ik,
als ik geen eerbied voor uw grijze haren
had, zou ik u dezelfde vra<
„Dat gaat te ver I" nep de oude heer,
woedend opspringend. „Je drijft de grap
t--
en nu staat het aan jou, om te'te recht
vaardigen.”
eens, toen wij urnen 's avonds in den tuin
liepen, moest de bekentenis van mijn
liefde voor haar mij van de lippen.
Ida liet haar hoofdje tegen mijn borst
en bekende mij blozend, dat zij
lang had liefgehad.
i wilde, wilden ook haar vader
en moeder, en dus namen zij mij liefdevol
hem hun toe komst igen schoonzoon aam
dan zoo goed te wachten tot dit bedrijf oyer> mama,” sprak de jonge dame schert-
uit is." send, waarop zij mij teeder omhelsde.
Ik voelde mij een verrader, een bedrie- de voorwaarde, dat ons engagement eerst
..j:-
geheel niet voor mij bestemd waren. Op het *“8 verwachte Kerstfeest. toen
Allen omringden mij en overstelpten ‘k Ida voor d* geheel» wereld mijn aan-
mij met vragen en vriendelijke woorden, staand vrouwtje mocht noemen, werd
Zulk een toestand was ondragelijk.
„Beste mijnheer,” riep ik ongeduldig
Jsche posi-
long
stad
jewone liedje,
dags parades, eua -uj <ue
- -*-inken der het eindje van de wereld, had ik niet meer
tigd« en
üi bedwang hield?
Met die conducteur en die postilion
waren de reizigers er volkomen zeker
van op tijd en welbehouden aan te komen.
j Van zijn hoogen bok bestuurde Villopen
zijn paarden met wijsheid en ernst. Min-
stens een tiental reizigers vulden dan ook rijtuig
dagelijks de ruime diligence. de vurige 'punten staren
Gouspy in stilte aan.
De postiljon
niet dezelfde
bemerkte ik tot mijn groote verbazing, spreekt, maar ik ben uw zoon niet.”
dat hij mij strak aanzag met een eemgszins D-u-,J-
booze ea verdrietige uitdrukking op het
gelaat. 1
Ik dacht, dat hij dien middag misschien
^“pogingen had ui,
M door zijn blik wil'
men dit niet ongestraft kon doen.
van den een naar den £*ee aanstaande zwagers, die zoo spre-
lariag voor mijn woor efkaar een* tijdlang te hebben aan-
begonnen hij en ik hartelijk te
„Dat is al heel dol F riepen wij tege-
lijkertijd.
De gelijkenis stieicte zich zelfs uit tot
toon, „is dat mooi gehandeld vaa een zoon boven zijn rechteroog hééft,'ên dat hêèft stemmen.
tegenover zijn vader deze heer niet. Deze jonge man was dus Ida's broeder,
TT - ft._a.Ma_ M - WW 1 - •-
uw awuc i iicci wai moeite, oen ■""T’
ouden heer te overtuigen, maar ook de U,Khuu ^komatigen schoonvader
moeder verklaarde mij nu toch vooi een k*“< A
vreemde.
ernstig man met een klein petje op
hoofd en een met 'n schapenhuid
voord jasje om de leden, een lederen
portefeuille tn de hand, groezelig groen
waann zijn reisroute ea de lijst van de
geladen goederen.
Minstens tienmaal op een dag nep
men hem toe
„Conducteur, ik vertrouw u deze
dames toe, zij moeten te Corbilliéres af
stappen.”
„Goed, ik gal zorgen, dat zij er afstap
pen."
„Mijnheer de conducteur, iet asje-
bheft op mijn man hij is wat slecht van
gezicht en wat doof. Zal u zorgen, dat hij
te Bezombes komt
„Wees gerust, mevrouw, ik zal er voor
gorzen.
Een onderofficier vertrouwde hem de
tasch, waann de soldij zal voor de sol
daten van zijn détachement. Bij den con
ducteur was zij even zeker als in de beste
brandkast.
Bn dan kwamen er pakjes voor hier en
ginds, bestellingen, opdrachten, bood
schappen van en voor Jan, Piet en Klaas,
van en voor mevrouw A enB, en alles werd
bezorgd, met de uiterste stiptheid en de
grootste nauwkeurigheid:
Hij beschouwde zich zelven dan ook
voor wat hij werkelijk was, een per
soon van gewicht, die verantwoordelijk
was voor de personen, die hij vervoerde,
met zijn diligence. Men moest hem dan
ook zien zitten op den hoogen bok, zijn
paarden besturende als Eolies, die de
winden ment en zijn bevelen gevende
aan zijn postillon, hem wenkende met de
hand, die de groene, groote portefeuille
Ion was de kleine Gouspy,
zoo mager en tweemaal zoo klein
als mijnheer Vi" L"
pijjj in den mond en steeds rook hij vrees, het is het besef zijner groote
r den wijn; zun wambuis met trossen verantwoordelijkheid. Want vrees heeft
IV.
Staande in de stijgbeugels, stijf in zijn
diligence wachtte hem op het plein met zware met ijzer beslagen stijgbeugels, de
i en pakjes beladen. Verbeeld u, oogen puilende uit zijn hoofd, zwiept en
reuzenrijtuig in drie afdeelingen. Een stnempt de postiljon zijn paarden. Maar
L i voren en van achteren, het zijn nu niet meer vier, maar het zijn
verlengstuk onder een huif, die uit- tien, twintig, vijftig, meer dan honderd
Daar zat de molê- gen, hem omringen. Het is geen troepje
- I
„Ho I hola 1 Vooruit vadertje 1 Voor-
Harder 1 harder I
Het
den nacht
De vrouwen stuk ken, de mannen kifken dineerd had, probeerde ik den rijd rond van de wacht af, toen we het huis van mijn
gieuculeerend, druk en bewegelijk. De op de landen/ te komen tot de officier van piket was ge- begeleider passeerden. Een flauwe hoop
diligence was propvol. Geen boon ging Mijnheer Villopen is wat bleeker dan weest en bijgevolg was ik erg vermoeid en kwam in me op, dat hij dat niet zou voor-
er meer in. gewoonlijk. slaperig en zag met verbazend verlangen bijgaan en me nu zou ontslaan, maar ja-
looi zoo, zeide Villopen, en hij wierp De postiljon is verschrikkelijk. Het uit naar'toogenblik.dat ik me kon verster- wel, en nog meer werd ik verrast, toen ik
behagelijken blik op de volgepropte schijnt nem dat de wolven uit den bodem ken door me gauw uit te kleeden, en bo- licht door de gordijnen zag schijden en
i opstijgen, zijn zweep werkt als een ra- venbedoeld veldbed te probeeren. muziek hoorde.
groote zende. Een wolf grijpt hem bij zijn laars. Ten laatste hoorde ik het welkome ge- Er moest daar ee? fuifje zijn en
porteféuille. Wij zullen er vlug van door- Hij pakt hem bij zijn baren en werpt hem roep van „Werda” beantwoordt met stinct begon ik nog metr te beven, Vuurau
gaan. Voor den avond zullen wij te onder het rijtuig. Maar nu kan hij niet „Ronde”! „Welke rondt?” Hoofdronde dat er nog meer ongelukkigs over mjjn
Buissoe zijn. Vooruit Gouspy. meer. en „In ’t geweer" was ’n signaal dat ik blij- arm corpus zou komen.
Hij klouterde op den bok en zat daar „Help mij, mijnheer Villopen. moedig gehoorzaamde, want ik wist, dat Mijn voorgevoel liet me niet indan staak
wadra ernstig en deftig. Gouspy wrong „Begrepen,” zegt een kalme stem. „Stijg ik na verloop van een uur lekker zou lig- want bij de deur zei mijn kwelgeest
gijn zware laarzen in de stijgbeugels, bij mij op, mijnheer Gouspy.” gen. vroolijk „Nou, we hebben een koud
Toen klonk eensklaps een schor geluid, Dat was de eerste maal, dat de con- Drommels gauw kroop ik in mijn jas, baantje gehad je moet nu even boven
dat aaa alle gesprekken een eind maakte, ducteur zijn postiljon als zijn gelijke zette mijn pet op, gespte mijn sabel om. komen en misschien wordt ge dan wei
Hoerah.... huu!.... behandelde. Gouspy wringt zich uit den en ontving den officier van piket aan 't warm door een glas wijn en een walsje."
De paarden trokken aan. De diligence stijgbeugel en klimt tot zijn meester, hoofd van mijn jvacht. Kort vroeg hij me Ik zou 't graag doen, antwoordde ik
schoot vooruit in den frisschen wind. Hij wankelt. cf cl!" iz “cd ~c* -- -J -- - -
„Luister," zegt de heer Villopin, „ik zelfs goeden nacht te zeggen,
III. weet een middel om te ontsnappen aan wel wat lomp voorkwam.
- -- den sergeant order om me over alles toch wel in orde zijn, gij zult büT
i oogenblik geaarzeld, eer ik het een uur te roepen, daarik dan de posten nenkomen." Dit „zult” zeide hii oo ero
durfde toepassen. Gij moet mu moest inspecteeren, zette me in m’n luien beslisten toon.
voor de eerste maal in 1 w
galaat was een van die gezichten, welke door had zitten mtlachen en mij daarom
men gewoonlijk met gauw vergeet. Het ten aanhoore van ’t geheele auditorium
scheen mij toe, dat de heer moeite deed, aan de kaak stellen,
om den koetsier aan bet verstand te bren- Plotseling tikte hij mij op den
Caftf dat hij even stil moest houden, maar jk zag hem eenigzins ontsteld aan.
„Wat wilt u toch van mij, mijnheer
vroeg ik hem op barschen toon.
„wat doe jij hier luidde zijn toor
nige wedervraag.
„Hij is bepaald krankzinnig,” dacht ik
en zeide vergist u zeker, mijnheer.
Ik heb niet de eer u te kennen en ben
die nog meer L..1
jaat hem leunt
terwijl de Gouspy de paarden inspande, door de lendenen. Gek van angst slaat hij
Weldra was hij gekleed in broek en laar- toe.
zen en de jas met de schapenvacht. Zijn Zijn slagen striemen de paarden. Zij
pet stond op één uur en hij floot een rekken zien
deuntje. slangen, die als bh ksemstralen voort
daag,” zeide hij tot mevrouw Villopin,
die weder indommelde, en gaf haar een
paar tikjes op de volle wangen en knipte
haar
‘ik heb goeden zin en zal u het lam mede
brengen, dat ik u heb beloofd.”
Hu ontbeet. Het liep naar elf uur. Hij
pauze en
,jn gevaar te stikken.” „Onzin, jongen I” begon mijn onbeken-
„'aartoe zijn er dan zomer- de weder. „Denk je soms, dat ik mijn
theaters Ik ben in lang niet in de stad eigen zoon niet meer zou kennen,
geweest en wil zooveel mogelijk genieten. „Maar, mijnheer, u denkt toch niet
Jij hebt goed praten je kunt eiken dag dat ik uw zoon ben
je genoegen waarnemen hier in de stad, „Eduard, houd nu op,” riep hij uit.
maar wij, arme boerenluidjesf is al veel te ver gedreven.”
„Maar, beste August wist met, wat ik beginnen moest,
„Luister eens, Werner. Je schijnt nog otn den ouden beer van zijn dwaling te
niet gedineerd te hebben,” zeide hij schert- overtuigen. In den nood kwam August
send. „Menschen met een leege maag zijn “ij ter hulp.
nooit tot iets te krijgen. Laten we dus „Mijnheer,” zeide hij, „als gij u in ernst
beginnen met te gaan eten ik heb honger verbeeldt, uw zoon voor u te zien, kan
als een paard." u verzekeren, dat u in een groote dwa-
„Honger bij zulk een hitte Mensch, ling verkeert.”
hoe is tf mogelijk I Je bent een levend „Ik dank u wel, mijnheer,” antwoordde
wonder. Ah je van dorst sprak, dan kon mijn zoogenaamde vader ironisch, „dat
ik t me begrijpen. Maar komaan, ik wil zoo vriendelijk bent...."
alle mogelijke offers der vriendschap Hij voleindigde den zin niet, want het
brengen. scherm ging luist weer op. Toen dit be-
J itaiten maakte om
vertrekken, legde htj—zacht zijn hand
trillen, dat wij ons reppen moesten, om. „Beste jongen,” sprak hij, Jk zal je
uuc bijtijds in den schouwburg te zijn alles vergeven, als jf maar zelf wilt inzien.
Nauwelijks hadden we onze plaatsen hoeveel verdriet je mij gedaan hebt. Je
i ingenomen, of het scherm had zoo kort voor je examen je studie
en ons niet in den steek moeten laten.
bemerkte ik aan een storend Maar nu je zoo dicht bij het ouderlijke
gedruisch, dat er nog een laatkomer in huis bent, laat ik je niet los, voor je moe-
uöaS aabijuad plaats nam, en toen ik der je gezien heeft. Ik vertrek met den
op zijde keek, zag ik denzelfden ouden laatsten trein en jij gaat met mij mee.”
heer, dien ik ‘s middags in het rijtuig „Maar, mijnheer, riep ik in mijn wan-
gezien had. Onwillekeurig glimlachte hoop uit, „ik weet niet meer wat ik ant-
ik even, maar toen ik hem goed aankeek, woorden moet. Ik zie, dat ge in ernst
Een glimlach speelde om zijn mond.
„Goed, ga in allen gevalle maar met
mij mee,” sprak hij.
„Als het voor de rust uwer ziel nood-
gemerkt had, dat ik hem om zijn vergeef- zakelijk is, in Gods naam dan,” antwoorp-
--v-a -itgelachen en hij mij de ik. maar mij met schrik mijn logé her-
Ide laten voelen, dat innerende, voegde ik er bij „tenminste
als mijn vriend mij voor een paar uurtjes
Daar ik volstrekt geen lust had, hem excuseeMtf wil. Waar gaan we heen?”
of mij zelf boos te maken, vestigde ik „Wel, natuurlijk naar D." zeide de oude
mijn blikken onafgewend op het tooneel, heer lachend. „Je weet toch, dat we daar
maar weldra had ik de onaangename ze- *s zomers altijd zijn.”
kerheid, dat de oude heer mij de eer aan- „Bekommer je niet om mij I” riep Au-
deed, mij stijf en strak aan te staren, ter- gust goedhartig uit. „Geef mij je huassleu-
wijl hij hoe lange hoe boozer wed. tel maar, zoodat ik op je kamer kan ko-
Piotsshng hoorde ik hem -litroepen men, dan zal ik daar wel op je wachten”.
tan en mn
iL Ik had
„De gelijkenis is treffend!" zeide hij bij .Pret’ to5n Eduard vernam,
wijze van verontschuldiging. v*uch' °°k °P rekening van
Ida sprak zeer weinig en.ielkens, wan- d*e *°°veer
neer onxe blikken elkander ontmoetten, epJlee
bloosde zij tot achter de ooren. hduard Volkert werd mijn beste vriend,
Ik vernam nu, dat mijn gastheer en ver- wrd“ °P d« «lfdtn
meende vader Volkeit'heette en van zijn bruUoft “1 met zijne schoone die hij
renten leefde. De goede oude heer wist rae’ b*huJP Vln «n Hein avontuur ver
niet, wat hij doen moest, om mij zijn ver- ?vtrd.“*d’lk met m‘in niet minder avon-
ontschuldigingen aan te bieden. ^Wij^hebl
^^ghl?d',W van sprekend*» gelijkenïi,
alles de schuld, teide hij. „De jc""-" -
verlaat ons op eens op een mooien
zonderling gedrag
weet in welk slee' 1-?
schien verzeild is geraakt. Ik zou waar-
De oude heer en ik gingen neen.
I -
station. Na een tien minuten
ren wij aan 't doel onzer reis.
weer een rijtuig klaar, waarin mijn nieuwe
oude vader en ik plaats namen.
Ik, een volslagen vreemdeling, reed
nu naar, de hemel weet welk huis, om
als een familielid begroet te worden.
Hoe zou dat alles afloopen Uit medelij
den met de bettaande oogen van den ou-
den mar. was ik met hem meegegaan, en telijken toon zonder een zweem van spot-
nu zag ik, dat ik waarschijnlijk
gek figuur zou maken.
Eindelijk stond het rijtuig stil.
schilderen zal. Al wilde ik dat doen, dan
zou ik dat niet kunnen. Ik weet met, welke
kleur haar oogen hebben, maar wel boe
ze daarmee iemand kan aanzaan. Als zij
niet schoon en lief is. bestaat er geen
stfhor'nheid en liefheid meer."
Mijn vriend staarde mij vol verbazing
aan.
„Nu, ik feliciteer je." zeide hij op har-
een heel termj. Zeg eens. oude tongen, heeft Ida
ook soms ik
mij nog een
Het zal wel niet gezegd behoeven te
wachtte met de
ken, en wel-
mootea, de
dienstboden met uitgezonderd, in een
goed blaadje. Zonder twijfel di
op met je komediespel, ««lijkenis met den afwezigen Ed’
ik werd herhaaldelijk op de villa tril
noodigd, en ik kwam ik vloog. 1
floer stond klaar met de lantaarn en
daar gingen we op inspectie.
De „hoogs” stelde me verschillende
vragen over de positie en de verplichting
‘L. J
zoo kwaad het met mijn klapperende
tanden ging, beantwoordde.
Het meest inspannende werk was ech
ter het voorbijkomen der gaslantaarns, die
om de tweehonderd meter geplaatst wa
ren.
De wind ging zoo te keer, dat ik sle hts
met de grootste moeite mijn fladderenden
kapotjas bijeen hield en zoo mijn négligé
bedekte. Zoo nu en dan kwam er nog een
extra windvlaag om 'n hoek en wip
te dan ten spijt van alle voorzorgen, me
ik bij zulke gevaarlijke plaatsen nam, een
slip van mijn jas op.
Zooveel mo
duw en meer
schop van het
Het was een bitter koude Januanmor- als ik er achter hem
te betrekken. Ik marcheerde er met mijn hebben.
Bijna hadden we onze taak volbracht en
we waren zoowat een tweehonderd meter
man gewoonlijk ^niet gau k vergeet.Het ten aanhoore van ’t geheele auditorium
om den koetsier aan het verstand te bren
gen, da
t hielp hem niet öf de koetsier was doof
tf door de warmte slaapdronken.
Ik kon bij het zien van de vergeefsche
pogingen, die de oude heer aan wendde,
slechts met moeite een glimlach onder
drukken, maar daar de zaak mij niet
een ging, stapte ik kalm door. De zeldzame
opgewondenheid en de grimassen van
dén onbekende, deden mij-een oogenblik
denken, dat de verzengende hitte zijn
verstand misschien beneveld had. Daar
het te warm was, om mij verder in dit
psychologisch vraagstuk te verdiepen,
verbande ik den ouden heer geheel uit
mijn gedachten en liepjlangzaamjverder.
Nauwelijks was ik op 't terras van het
peviljpen aangekomen, of ik hoorde mijn
naam noemen.
bonjour, Werner, oude jongen F nep
een mij welbekende hartelijke stem.
„Wat? Jij hierApiZulk een warmen
dn riep ik veroaasd uit, toen ik mijn
goeden vnend August zag, den zoon van
een rijken heereboer. Ik ben blij je te zien,
Brosman, maar hoe kom je er in hemels
naam toe, om bij zulk een hitte je landelijk
dorp voor de bedompte stad te verlaten
.aken, vriend, zaken 1”
antwoord en schudde mij 1
JBn hoe lang blijf je hier in de stad
vroeg ik.
jfTot morgen. Ik blut maar één dag
-ftben een uurtje geleden pas gekomen.”
„Natuurlijk kom je bij mij logeeren,
ab je tenminste n<jg geen kamer m een
hotel besproken hebt.
„Neen, dat heb ik niet. Ik heb vol
strekt geen bagage bij me, en wil niet h
zoo wreed zijn je uitnoodiging te weigeren; vrw.k,,’o w^.a,„°O^V1i,^nk<1|enLIL
ik stel alleen dé conditie, dai je vanavond dea~ ”‘k heb heius’ «eeB
mee naar 't zomertheater gaat.”
^ïaar mensch, nu ben je eerst recht Er ontstond een kleine pc=Ct
wreed. Met zulk een hitte naar de kome- Brosman zag ons beiden nieuwsgierig
die. We loepen gevaar te stikken.”
„Onzin, wa:
staan en het rijtuig
rijden. In dien tijd
slaan Dan moet gij de vrouwen het
zwijgen
maakt de paarden angstig.
Hier hebt gij de lei?L, X--
Gouspy, gij moet nu zelf mennen. Be
kommer u maar met over mij. Wij zul- w
len ons hij aarzelt een oogenblik wij hooren, alsof er op de trom geroffi
niet thuisbrengen,
it schoot toen de ge
tijden aan.”
Toen stond mijnheer Villopen op.
Hij zette zijn zweep vast, wierp het voe-
er Gouspy hem kon
tegenhouden, sprong hij.
Men hoorde geen val.
Maar er steeg een vervaarlijk gehuil
punten lieten
S-plantarens van
illopin. Altijd had bij wambuis kruipt, maar het is ook geen den wagen waren in minder dan geen- toon van mijn antwoord. Hoe het zij, esa
A A.AM AftAA /I- AM A J JL. I ma J 1 -.1 - - /4 a V
een zuster Dat zou voot
tasje zijn.
:t met kon zijn, wien merkzaam te worden en ik kwarh terug „We zijn er riep de oude heer. H** me< gezegd b<
ken van den ouden tot mijn eerste vermoeden, dat mijn buur- „Een oogenblikje." zeide ik, hem tegen- worden, dat ik niet lang wach
zag hem dien dag man met recht bij ’t hoofd was. Hij kon houdend, toen hij haastig op het huis toe- f>nriEe Volkert te gaan bezoeki
mijn leven en zijn ach wei gaan verbeelden, dat ik hem al- liep, „u zoudt me zeer verplichten ab u •tond lk b‘i ide huisgei
ie gezichten, welke door had zitten uitlachen en mij daarom me tenminste uw naam zeide." dienstboden niet uitgezonder
l Hij begon hartelijk te lachen. 8°^. blaadje. Zonder twijfel
„Houd nu maar -
den arm en Eduard," riep hij uit, „nu heb ik er genoeg toe “e’ weinig bij, maar, hoe ‘t ook zij,
Een der verplichtingen van den officier der schildwachten, die ik, zoo goed en
was L_: J
„Halo 1 halo I” huilt de kleine Gouspy. wachten, terwijl de tijd voor die inspect
Vooruit, Cephise Vadertje vooruit! gewoonlijk was een uur nadat de officn
rMooie Bruin en Aladyn, Solfenno, - J L* --
zacht tegen het stompneusje, „maar vooruit I
'jk heb goeden zin en zal u net ia
brengen, dat ik u heb beloofd.”
ham zijn zweep en trad nav buiten. De
pakken en pakjes beladen. Verbeeld u, oogen puilende
een reuzenrijtuig in drie afdeelingen. Een stnempt de postiljon zijn paarden. Maar
eoort rotonde van voren en van achteren, het zijn nu niet meer vier, maar het zijn
gespannen ’kon worden ab een blaasbalg, lichtende gouden punten, die hem vol-
Bn alle plaatsen bezet. T-J-u-'~z~~ -77*
gaar met de lange witte nagels, de pro- wolven, het is een menigte I
lessor met den langen, spitsen neus, de
games van den schoenmaker, moeder en uit f*
dochter, een moose, blonde mode maak- J
ster, de twee veekooplui, vader en zoon,
te midden van *n geheele bende boeren
.vrouwen met groote mutsen, pratend _en
I, druk en bewegeli;
propvol. Geen boon ging
Mooi zoo, zeide Villopen, en hij wierp
een L
diligence, doorliep met vluchtig ^og zijn
vrachtbrief en stek hem in de*groote
van.” ik werd herhaaldelijk op de villa uitee-
Ik volgde den goedigen ouden heer noodigd, en ik kwam ik vloog Ida's
een prachtig ingericht salon, waar twee beeld zweefde mij steeds voor oogen en
dames, een oude en een jonge, ons met J
een uitroep van vreugde tegemoet traden.
„Hier is eene verrassing voor je, mama!”
zeker, mijnheer. ,Pr*k mijn geleider op jubelenden toon.
„Eduard. mijn jongen, mijn lieve zoon!” naken
dus niet van plan, u rekenschap te geven r*eP de oude dame, terwijl zij mij aan ‘t mij reeds
van wat ik hier kom doen. Ook is het “art drukte en hartelijk kuste, waarom Jda
„Laat voor mij ook een stukje van
’rr ammwU /4a ;'mmaa /4am
--1, waarop zij mij teeder omhelsde.
TU MA_I J!
en zweeg maar nauwelijks was het scherm ger- ^k kreeg welkomstkussen, die in 't met Kerstmis publiek zou worden.
L. - _1 a L aA 1a/„A. A--.a.
Allen omringden mij en overstelpten *k
Zulk een toestand was ondragelijk. d< kamerdeur plotseling opengerukt en
„Beste mijnheer,” riep ik ongeduldig «*n ik mij haastig omkeerde, kon ik een
vraag doen.” „u hebt me in een zeer valsche posi- uitroep van verbazing niet weerhouden,
iep de oude heer, 8«bracht. Wat moet ik toch doen, om Voor ®ij «°“d mijn schaduw neen,
j u te overtuigen, dat ik een vreemdeling 8««n schaduw, maar mijn tweede ik in
te sterk door? Ik’heb je" toevallig ontdekt roor u ben ï1* vleesch en been. Ida zag met een geluk-
Ida werd beteuterd, rood en bleek; kigen glimlach naar de ontmoeting van de
de oude dame zag i
j" mI ku. ’•H*‘ aP’!’ me- mijnheer," hernam ik, Vlder om ecn verklaring voor mijn woor- kend op
harteluk de hand ”dlt ik u moet 'bekeren, dat ik geen den vinden. Na
- woord begrijp van alles wat u daar zegt.” Ida nam bedaard de tamp van de tafel 8es?aard’
Hij zette zijn pince-nez op ea zag mij en hield die vlak bij mijn gezicht. lachen,
onderzoekend aan. Ik waa ook opgestaan „O, papa, riep zij ontsteld uit, „dat is
en zoo stonden wij. Eduard met I Hoe kon u dat denken
„Eduard,” zeide hij op verwijtenden U weet toch, dat Eduard een litteeken
t, en dat heeft
’■zc neer met. uu« au* a otucuw.
Zelfs nu kostte ’t heel wat moeite, den onverwach> vertrek uit het ouder-
zulk een flater hasd doen b
zooveel geluk had aangeb.-.
dat zijn vlucht ook al op reki
1 Amor kwam, die reeds gooveeT czr
—lü heeft gesticht
Eduard Volkert werd mijn beste vriend,
bruiloft hij met zijne schoone die hij
met t
„Honger bij zulk
wonder. Als je
alle modelij ke offers der vriendschap
bf^n> vnend Brosman at werkelijk drijf uit was en ik aansi
met een bewonderenswaardigen eetlust te t
en was zoolang bezig met zijn honger «P mijn arm.”
'j ons reppen moesten, om. „Beste jongen,” sprak
iog bijtijds in den schouwburg te zijn alles vergeven, als je maar
Nauwélfiks ---
in de stalles
ging op.
Plotseling I
Pt**’, ze’ ze aan door lieve dat vergeven, mijnheer Gouspy. Er zijn stoel en probeerde wat in een roman te
Vooruit, vadertje Hou wel honderd wolven en gij begrijpt, wij lezen. Nogal snel ging de tijd voorbij en
moeten die honderd wolven plotseling spoedig verscheen de sergeant met een
doen stilstaan of wij hebben er binnen lantaarn om met me de posten langs te
vijf minuten wel dertig in de diligence, gaan.
„Mijnheer Gouspy, sla eens met de Het was een barre nacht, woest loeide
zweep links, er zit zoo’n beest op Ce- de wind en joeg de sneeuw voor zich uit.
phise. Ik ga derhalve mijn middel in De thermometer stond onder nul. De
toepassing brengen. Als »k hun een rant- schildwachten waren tamelijk ver van el
soen vleesch voorwerp, zullen zij er zich kaar geposteerd en om ze allen te bene-
opwerpen. Gij zult zien, dat zij blijven ken had ik een goede twee mijlen te wan-
-zullen laten voort- delen. Ik volbracht echter nauwgezet azijn
moet gij er op los taak en in het wachtlokaal teruggekomen,
l nam ik n flinken stijven grog en ab een
opleggen, want haar geschreeuw haas mijn uniform uitsmijtende, kroop ik
onder de wol, wat ik had werkelijk die
leidsels, mijnheer luxe wel verdiend.
In een oogenblik dommelde ik tn.
Plotseling meende ik *n groot kabaal te
xiren, alsof er op de trom geroffeld werd.
Eerst was ik nog niet geheel wakker,
en kon mezelf nog
maar als een weerlicht
dachte door mijn hoofd: „je beat inde
hoofdwacht en er is wat aan *t handje.”
Onderwijl ik uit mijn bed sprong,
schreeuwde ik, wat er toch aan de haad
was. De sergeant kwam aangehold.
„Luitenant, de officier van piket komt gr
aan en de wacht komt al in het geweer."
Ik dook in mijn schoenen, die ow
mijn bloote voeten aangingen, schoot mijn
kapotjas aan, stak daar mijn sabel door,
drukte mijn politiemuts op mijn hoofd «B
was toen klaar voor inspectie.
Ik verscheen net intijds om den hooge
oome te ontvangen, die me vroeg of de
boel in orde was. Nogal verwonderd an»-
woordde ik „Ja alles in orde.” Ik koe
me maar niet voorstellen, dat mijn
tweemaal geïnspecteerd zou wordet
dit iets zeer ongewoons was en mij--
was mijn verrassing op te merken uit de
ve.-raderlijke windvlaag wipte de slippen
var mijn kapotjas op en of dit de onvol
komenheid van m'n kleeding toonde, weet
ik tret, maar wel dat de officier, in plaats
van ,ioor te riiden toen hij mijn antwoord
vernt men had, zijn paard deed omkeeren
en ze „Luitenant, u gaat met me mea
de re uldwachten inspecteeren.”
Als hij me bevolen had mee te gaan naar
postiljon en doemt weder op bij den lin- h<
ker. Terwijl de kleine Gouspy hem weder tig v
een zweepslag geeft, worden nieuwe von- scha,
ken ontstoken, twee wolven volgen het 1,------ - -
j en sprongen op in den nevel, Aderen of manschappen op wacht altijd hng ondergaan. Ik mocht
dagelijks de ruime diligence. de vurige punten zr t-zzzz ZzzJzz, ---i.-- .-.
Gouspy in suite aan. rondes te maken, enz. Als je je erg slaperig de staat v«n mijn kleeding eenig
IL De postiljon wordt bang. Hij bezit voelt en wat rusten wilt nu en dan moet je denking zeu opwekken, ofschoon
niet dezelfde koelbloedigheid als zijn die maar nemen, terwijl je jas tot aan je -u ---
Op dien morgen sprong de conducteur meester, noch zijn wijsheid, die nog meer keel is dichtgeknoopt, 'n dutje in een
Villopen geheel opgeruimd uit zijn bed, waard is dan moed. Een rilling gaat hem leuningstoel of als 't heel mooi was, op weg te kunnen komen. Bn een onderof-
terwijl de Gouspy de j>aarden inspande, door de lendenen. Gek van angst slaat hij een sofa, was al het eemge slaapje dat een J J* 1
Weldra was hij gekleed in broek en laar- toe. officier’van-de wacht kon krijgen.
i Zijn slagen striemen de paarden. Zij Maar in het wachtlokaal stond een
een rekken zich uit en zij schijnen reusachtige klem veldbed, dat mij altijd zeer verlokte...
slangen, die als bli ksemstralen voort- r -?
„Ik weet niet, wat mij scheelt van- schuiven in den nacht. was het ’snachts inspecteeren der schild-
>AM M *a«z4a hei tr»? mavmtfw VïllrtfMn Wain I halo htitlf klptin» Ocwisnv. uwfiitan tmrwiel A» tsirl vnnr Hip in«ner;tx€
Niets was er bepaald over het aantal ma
len, dat deze officier de wacht moest in
specteeren, maar de gewoonte was dat hij
overdag een keer en des nachts een ke<r
kwam, zoodat na de laatste visitatie, de
subalterne officier, die de wachtkomman-
deerde, meestal een uur wachtte en dan
zijn ronde ging doen.
i:
gen, toen 't mijn beurt was om de wacht waar het sterke licht te vei
rijtuig vliegt vooruit, huilend in mannetjes heen, loste de oude wacht af en
dit Alle reizigers staan rechtop. nadat ik alles overgenomen en goed ge-
AMMM.AA. AM/LUaM JaL.'IL»- I 1l_ 1 t- «JU A
te komen tot de officier van piket was ge- begeleider passeerden. Een flauwe hoop
- 4 w» '*■- - ---- -
slaperig en zag met verbazend verlangen bijgaan en me nu zou ontslaan,
wel, tw
gauw uit te kleeden, en bo- licht door de gordijnen zag schijden
Ten laatste hoorde ik het welkome ge-
awj Vail t 1 Kft-intixrrvirH
en ver-
van zijn
«wuft. gueuc ouuc neer wm ---
met, wat hij doen moest, om mij zijn ver- ?vtrd."*d’lk met niet minder
fi„„i„t ~wOnnen Ida.
iben later, op grond van onze
t var spiekende gelijkenis, allerlei dwrze stre-
jongen ken uitgehaald, maar de schoonste streek
- -aa8' van mijn leven Was en bleef toch die, waar
zonder de geringste verklaring van «in door ik nujn hef vrouwtje gekregen heb,
zonderling gedrag achter te laten. God en dat was een streek tegen wil ea dank
weet in welk slecht gezelschap hij mis- geweest
schien verzeild «geraakt, Ik zou waar- Nu *jn vet^hejdene jata
achtig wenschen dat gij mijtl zoon waart, gttrouwd, en Ida vindt, dat ik 'och met
want ft schijnt me toe een solied jong; zoo volkomen op haar broeder gelijk. Ze
mensch te zijn. Verbeeld je toch eens, met het def befde d cb
Ik bedankte hem voor zijne vriende
lijke woorden en wilde heengaan, maar de
geheele familie stond er op, dat ik dien
nacht bij haar logeeren zou, en ik nam het
aan op voorwaarde, dat het mij vergund Het was nog in den goeden ouden tijd,
zou zijn; des morgens met den eersten toen er nog geen spoorwegen waren,
trein te vertrekken, omdat mijn vriend maar zware diligences de meftschen ver»
Brosman op miL wachtte. voerden mijlen en uren ver.
Mijn vetaoelTseilf'mij toegestaan, maar Er was hongersnood in het zuiden vaa
ik moest beloven, spoedig de kennis- Frankrijk ten gevolge van herhaald mis
ma king te komen voortzetten. gewas De landlieden verkochten hun
Den volgenden morgen werd mij reeds vee uit armoede en groote troepen woi-
zeer vroeg een smakelijk ontbijt op mijn ven kwamen huilend uit de bosschen en
kamer gebracht en ik was in de stad terug, bedreigden 's avonds de dorpen. Bent
nog voor mijn nieuwe vrienden wakker lachte men er om, maar toen zij kwamen,
waren. werden de moedigsten bleek om de neus.
Brosman sliep ook nog, maar toen ik de Wie er zich het meest om verontrustte,
deur van de slaapkamer opendeed, oct- dat was de eerlijke baas Villopin, de con-
waakte hij en riep ducteur van de diligence tuasenen Maraval
„Wie is daar Ben jij Werner Ver- en Buissoe, 92 mijlen afstand en midden
tel eens gauw hoe 't je gegaan is." door het bosch van Lachaume.
„Ik heb 't liefste jonge meisje gezien, „En ik moet door dat bosch,” zeide
dat ik ooit gezien heb, antwoordde ik hij, „er is geen andere weg. En ik zal er
lachend. door. Ik wil den dienst niet steken. Men
„Waarachtig Hoe heet ze zal niet van mij kunnen vertellen, dat ik
„Ida Volkert heet ze." bang ben geweest
„Kun je haar niet nauwkeuriger be- De conducteur, mijnheer conducteur
schrijven zeiden de lui was een lang, mager ea
zijn paarden
woorden - _w
goed, mooie bruin I Hallo, Solfereno!
Én de paarden vliegen over den weg'
Alles, wat Zi; inhalen, laten zij weldra
ver achter zich Het is vier uur. De
zon neigt ten ondergang Daar nadert
het woud als een groote. donkere wolk
Wat zij vliegen De geheele diligence
tnlt. In de schemering verdwijnt de ge
zichtseinder Voor de tiende maal steekt
de kleine Qouspv zijn pijp aan en werpt
de leidsels op de paarden. Zij rennen
het bosch m als een stormwind. Dat is
met een diligence, zooals men ze wel ziet
voortsuk keien langs den weg, die sul
staat voor een ezel met groenten bela
den, op een wenk van een schaapherder
of onder den olm van een herberg De
conducteur houdt met van sukkelen en
de portiljon weer dat wel. Als een duivel
zrt hij dan ook de paarden aan.
„Aladijn l Cénhise I Vooruit Zwirrr,
mooie bruin Hoerah, vadertje, vooruit!
Mijnheer Villopen heeft krachtige paar
den. Al een uur lang rennen zij door het
bosch. Bij het Achten der gloeiende pijp
van den kleinen Gouspy slaan hunne
twintig hceven met felle kracht op den
dreunenden bodem.
Ksss, vlindertjes, vooruit I Sa, sa, Cé-
phise, bruintje vooruit I Kss Kss
Op eens, daar ginder, twee lichtende naar den burgemeester en geeft mijn
punten in de verte I
Mijnheer Villopen telt het met. Hij
denkt, dat er twee vonken vielen uit
Gouspy 's brandende pijp. Maar die tekleed weg en eer Gouspy
twee lichtende punten veranderen van tegenhouden, sprong hij.
plaats zie, nu ziet hij ze rechts, dan Men hoorde geen val. Hij viel als op
weder links van Gouspy'» breeden zuid- een matras. Men raadt wel, waarom,
wester. I"
Villopen begrijpt het I Neen, dat is op. De honderd lichtende
geen koude, die onder zijn dikgevoerden het rijtuig los. De groene
1
en tijn spanbroekje waren algemeen be- hij nooit gekend. Ziet maar, gij allen in
kend. Op het paard gezeten, maakte hij de diligence ziet, hoe of de leidsels beven
den indruk van een groote bromvlieg, in zijn vuist
maar van een vlieg, die de vijf paarden „Gou-py, let op. Kijk eens uit, rechts
van dg diligence tot aanhoudende werk- en links, wij worden aangevallen”, zegt luitenant in
zaainheid aanspoorde, het trage Isabella- hij. van Engeiam
vosje niet toeliet den draf te vertragen, De pijp van den kleinen Gouspy ver- 's Morgens de ronde, 's mi
den te vurigen galop van bruintje ma- dwijnt met een ruk uit zijn mond in appèls, nagaan of het eten en drinken der het endje van de weed, nad is met meer
-- de zijdesprongen van de zwarte den zak. Een zweepslag striemt de oogen manschappen goed was en meer dergelijke verschiikt en verbaasd kunnen zijn, want
van den wolf de twee vonken en de plezierige zaken. Verder hadden wij ook ik had «1 ondervonden dat er 'nfgroct’vsr-
wolf verlaat den rechterlaars van den nog het fortuintje van zoo nu en dan de schil in temperatuur bestaat tusschen sea
-- -hoofdwacht te betrekken en vier en twin- warm bed in een warme kameren de kou-
uur in een soort van halve gevangenis- de buite ilucht, maar een wandeling van
ip te verkeeren. 2 mijl, al'een in schoenen, nachtkleerenen
Nu is het een van de dienstregels, dat of- kapotjas was in 's lands belang een marte-
„„A— aaaLaXIa„ „rL. I- 7—t echter niet de
den kleinen op zijn om dadelijk op te kunnen treden, geringste aarzeling toonen uit vrees dat
--■- ---eenige ver-
i ik met
plezier zen week tractement zou gegeven
hebben om, al was het maar vijf minuten.
bet is het besef zijner groote tijd in den nacht verdwenen I