VOOR DE
niiiiiiiiiiiiiuniiuuiiiiuiEHiiiuiiiiiiiiiiii iiiiimioiiin iiiiji.iiiiiiimiiiiiiiiiiiiinr.i^
xiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiuiir imiiii iiiniiiir.irimiiiiiiux
HET VERBORGEN SCHILDERIJ
0„_ii ïstSm
a
xmiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiL
ONTWAAKT
TZD UIT DE
MOPPENTROMMEL
NUMMER II DERDE JAARL ANG 1923
I
I
EEN DORP ZONDER INWONERS.
„Ik wist met. Hi is Joosten, dat ik je
S
te keeren. Ik was nu klaar wakker en hui-
lachte, maar, o too wen
EEN VREEMD PENSEEL
Court Regina school en in het aardige
„Bent u wakker F' ze ze met haar lieve
EEN COMPLIMENT.
a
a
haar schouder.
u
SLECHT WERK.
te wel,
UIT DB ADVBRTBNTIE-RUBRIBK.
„er
vreem-
Wijt,
j naar huis, zi<
ij was tot zijn verbazing
leven blijven. De dokter zei dat hij on
geneeslijk krankzinnig was, zoodat hij
naar een I
gebracht waar hij zijn tijd doorbracht
Op zekeren middag .zag Gerald, uit
een onrustxgen slaap ontwakend, een in
het zwart gekleede vrouw aan zijn bed
furies.
Claire en Grace wachtten boven m
zijn passie'
daunt's
T<
;en,
>eid
„Is ze niet een engel F' vroeg Gerald
aan zuster
„Juffrouw
dat nu
HUISKAMER I
Hij wist eindelijk aan de menii
ontsnappen en ging
lekker voelend. Hij
het andere ging over in de handen van
Gartendonk's boer en weldra bleef voor
den dronkaard en zijn dochter niets meer
over dan de heuvel, waar zij een hutje
een rijk te besturen.' Denzeltden dichter
werd eens door een zijner vrienden ver
weten dat hij zijn dochter geen vreemde
'aal het leeren. terwijl hij zeil in alle
levende talen bedreven was. „O iwaas,"
mtwoordde hij, „heb je nog met onder
vonden. dat de vrouwen met één taal ai
te veel zeggetv
Sapley’s zich het bezit van
i hadden trachten te verze-
r.- -
I 1 NAAR CHARLES GARVICfc DOOR A. T. I
wam zoeken, vertelde Koos je hem
zonder aarzelen, met een stem waarin
verpleging met lang meer zegt altijd, dat er niets onverdragelijkers ten. Gerald wenschten zij geluk
Iei hij. „Ik me heel bestaat.” <1* zuster spraken zij woorden van
I „En mag ik vragen, wat dat voor een en van dank. Niemand zou in deze
men des wouds en de vogelen in de twij
gen en de geheele natuur haar in haar
half-slapend, half-wakend leven niet meer
alleen spraken van hunne eigene schoon
heid, maar dat zij ook spraken van hem,
dien zu gaarna zag komen, maar zonder
verdriet zag heengaan en wien zij zonder
schroom een schuilplaats aanbood in hare
hut, wanneer eene onverwachte regenvlaag
haar terugriepen, ging zij heen In haar
hut gevoelde zij zich in verlegenheid, zij
weende, maar langzamerhand werd bet
Ben Belg en een Duitscher, die in hel-
“J' egiment dienden, beloofden el-
geklopt heeft."
„Z zoo F’ zei Gerald, „maar ik dacht
aan een andere engel.”
zijne huistaak terug ontvangen omdat
het werk zeer slordig en gebrekkig was
uitgevoerd Des middags aan tafel woeg
zijne tante „Nu Frits, hoeveel fouten
hebt ge vandaag in uw opstel gemaakt 1"
„Papa heeft ons-verboden aan tafel te
spreken.” antwoordde de kleine Frits op
naïeve wijze.
noeg, was het juist de vrouw, die het hef
tigst tegen hem was geweest, toen hij
voor het eerst in Regina terugkwam.
Toch bracht Claire een groot deel van
v, den dag bij hem door, zittend naast zijn
bed en met zijn hand in de hare. Moge!ijk
was Gerald's, plotselinge ziekte wel een
zegening, want daardoor sprak niemand
over de verschrikkelijke gebeurtenissen
der laatste dagen. Het heele plaatsje ver
keerd* in opwinding, niet alleen over
den moord, maar ook over den terugkeer
van juffrouw Sartons en de verijdeling
vroeg hij.
geschreven, dat
naar.
Hij had geen kinderen er qp den dag
leoene l
iedereen reeds te raden, wie zijn tweede beden door u gei gerd worden.... en
men meent dat ik er de schuld van ben.
t en
ne andere
dit met
te vertellen en zou zoo gr?ag alles van de
school hooren
Zuster Agnes glimlachte.
„Ik heb een massa boodschappen voor
ie mee gekregen. Tiny en ie neele klas
zenden je hun groeten. Miar juffrouw
Govers heeft me geen groet meegegeven
Zij glimlachte weer „Zij zegt dat ze, als
ie binnen vier dagen met terug bent, rap-
port zal indienen bij het schoolbestuur,
krankzinnigengesticht wen£ over- dat waarschijnlij k wegei -
-- *"7* -t tegen je zal optreden. Zij zegt dat, als het
ft was wanhopig en nog eens verklaar
de ik mijn post met te kunnen verlaten
elk meen de verantWooidelijkheid op
me,” zei die duivelscbe vent, „dus meer
en hij duwde me haas tiet p rtaal in.
Toen we binnengingen >n net buis en in Zij h. d
De bevolking der meeste bergdorpen
neemt opvallend af Vele inwoners ver-
tootsen een bijzondere neiging om hunne
kinderen naar de steden te doen ver
huizen. waar zij meenen dat de strijd aas
bet bestaan gemakkelijker te strijden is.
Maar bet volgende is waarschijnlijk wel
unicum Dezer dagen heeft de laatste be
woonster van bet dorp Seranca, dat ge
legen is in het noordelijke gedeelte der
vlakte welke doorsneden wordt door den
straatweg van Grasse nut Castelane,
zich ook naar elders begeven. Twee
negenngiangen hadden reeds meer dan
40 iaar het vreedzaam dorpslevea »e
Seranon genoten. Zij waren ook niet
van plan ooit hunne penaten haar elders
over te brengen
Niets is echter meer aan verandering
onderhevig dan de besluiten der menschen
Onlangs stierf de man. Zijn weduwe
heeft zich nu genoodzaakt gezien haar
voornemen, de plek waar zij noolang
geleefd had trouw te blijven, op te peven.
Zij heeft zich teruggetrokken bij hare
kinderen, die een stad aan de MiddeP
Landscbe Zee bewonen. En nu ligt Sera
non daar eenzaam en verlaterf.
wiens been afgeschoten was, den'Duitacher
te hulp. Deze neemt hem op ziin schou
ders en draagt hem naar de ambulance
chirurg komt den Duitscher tegemoet
en vraagt waar hij heen gaat. Mijn vriend
'ien, antwoordt hij. Maar
kan hem toch geen nieuw
scher” wat een leugenaar is dat, „hij Jiêeft
Op een schildersschool, waar het roo-
ken verboden was, zag de professor een
der leerlingen met een pijp tabak ia de
hand „Wat is dat voor een vreemd pen
seel T" vroeg hij ironisch, waartoe dient
dat F’ De leerling antwoordde
maak ik wolken meê.”
De Engelsche dokter Radcliffe. had
zijn binnenplaats laten bevloeren, maar
weigerde de betaling. „Gij hebt,” zeide
hij, „uw werk slecht gemaakt, en het
toen met wat aarde bedekt.** „Wat zou
dat,” antwoordde de werkman, „ik ben
toch de «enige niet die zijn slechte werk
met aarde bedekt.” „De dokter begreep
hem maar al te goad, zweeg en betaalde.
SNUGGER.
en Gerald het bedompte vertrek, waarin
hij was gehouden, verliet, omringd door
een L_/:. -- u -
geluk wenschte en een' held van hem ziek was. Er was iets ik ik voelde me
en ziekl Hij was een buitengewoon sterke
man, maar hij had in den laatstcn tijd
zooveel meegemaakt, en de scène in
de rechtzaal, die volgd. 1
schrikkelijk» tooneel op het strand, had-
den hem toch sterk aangegrepen.
inigte te
zien on-
ernst herhaald en door ze te bevesti
kwam men er toe, zich van de waari
overtuigd te houden
Mei de strakke bewegingen van een
slaapwandelaarster stond Koosje op en
zonder te luisteren naar de stemmen, die
haar teruj
hut geve.
de zij baar regelmatig traai gelaat met de
diep-blauwe treung-pei’ ten Je oogen en
de oleeke wangen in net kleine spiegeltje
mei een onverschilligheid die haar
mei deed opmerken dat zij mooi was
- - --I een weinig lezen en schrijven ge-
thcht der ganglampen kwamen, meende leerd, ging geregeld ter kerke en was zelis
1 yan pret in zijn oog vroom zij kende het kwaad met en
it of hij soms mijn toe- leefde alsof er buit n hetgeen zij noodig weende, maar
had voor haar armoedig levensonderhoud beider in baar,
geen wereld Voor haar bestond. Het eenvoudige natuurkind kende gee-
Het speet Hans joosten wel, dat de ne huichelarij, geene valsche schaamte,
jen haE T._
len met
Vro tre. „Nou, man, waarom trek j*
weer zulke leelijke gezichten F’
Man.. „Och _mijn eksteroogen doen
Vrouw „Domheid dat is je rigen
schuld doe ze weg ik had er ook een.
Man. „Dat wil ik wel gelooven, bij jou
resteeren als „medeplichtige door nala
tigheid.” En hij was al even onbewogen,
toen, later, de rechtbank hem veroordeel
de tot zeven jaar gevangenisstraf, voor
i medeplichtigheid t
ijselijke misdaad. nacht van u gedroomd. Waarom bent
de pijnlijke zitting voorbij was hier gekomen F’
„Omdat u mij noodig had,” zei ze.
„Hoe wist u dat F' i
„Claire heeft me ges<
gaan dienen en dan woont er geen
de meer op mijne bezittingen/’
En zoo geschiedde bet ook. De dronk
aard stierf, t
jaar oud was, - maar Koosje verkocht gea de beschuldigingen, die spottende
haren heuvel met. Zij bleef waar zij was. b—t::—
Wat Hans Joosten haar ook aanbood, hoe ten. Nietm staat omu^grij^n, u a t ---
aannemelijk zijn aanoi?dingen ook waren, met haar gekscheerde, voelde Koosje zich „Maar neeren, dat is juist de tnomt van
het arme meisje was gehecht aan hare hut, overstelpt van schaamte, neergestort in nu’“ .^««uur, dat ik van die kerels ve- NAUWKEURIGE BESCHRIJVING,
het laatste overblijfsel van den vroegeren een zee van ellende, haar hart zwol op jetnaakt heb.
rijkdom baars vaders, aan den heuvel, van droefheid. Ondaroffxcitr. (tot de recrutea). „Keat
Zij zeide tot zich zelve „Ik droom MILTON OVER DB VROUWEN. gij den kolonel V'
ik droo g men spreekt niet van mijRoeraat. „Neen.**
dat is een nachtmerrie.” Den dichter Milton werd eens gevraagd, Ondoroffidar. „Kent gij dan den m*-
Rocrattt. „Ook niet.”
Ondorofficur. „Nu als ge hem ziet,
iel ia een weinig dikker dan dn
De oude Sepley was, door Zijn toe-
stand, tot zijn geluk onkundig van den
misdaad en den dood van zijn zoon en
SM dit wtl tot aan het einde van zijn Gerald vroeg naar u en ik heb u zooveel Hike geschiedenis en bii w>* «r zich van
;nes 1-
ich om de lippen en een scheuren.
bewust, dat zij met graagte naar hem
luisterde al zei ze ook zelden een woord,
er zich mee tevreden stellend, met nu en
dan haar dunne hand op de zijne te leg
gen. Maar van zichzelf, of van haar eigen
leven vertelde ze' niets en Gerald achtte
haa? te zeer, om er haar naar te vragen,
hoewel hij er vaak heel nieuwsgierig naar
was.
Op zekeren dag, toen hij gemopperd
jens contractbreuk had over zijn gedwongen werkeloosheid
en gevangenschap, zei ze kalm, maar met
een zachte trilling in haar stem
„U bent vandaag goed genoeg, om naar
het kasteel te gaan.
„Bravo nep hij uit.
„Maar u moet u kalm houden,” zei v
teeder. „Alles is in orde gemaakt. Ovet
een kwartier zal er een rijtuig boven op
den weg staan. Kunt u zoover loopen
_Ik zou vijftig mijlen kunnen loopen,
en snikten, en mannen balden de vuisten verpleegsters vertelde hij telkens
toen f
In een kleine stad kwam een tent
met allerlei bezienswaardigheden. Met
groote letters werd den eersten dag na
aankomst aangekondigd:
menscheneters.
Hoe verbaasd echter waren de bezoe
kers, toen zij de „menscheneters" heel [aten vegplegi
gemoedelijk kool met aardappelen zagen uilskuiken, ik
nuttigen. hoofd gevinï „Wel, wel,” zei de Duit-
De spullebaas die zich „directeur scher’> wat een leugenaar is dat, „bijgeeft
noemde gaf met onbevangenheid den mij enkei maar gezegd, dat hij zijn bees
verbaasden bezoekers ten antwoord. kwijt was."
„Maar heeren, dat is juist de triomf van
dat alleen om mijnentwil, gij
kiezen wilt. Ik weet wel,
waar is, Hans Joosten Ik ben maar een
arm meisje. Ik heb nooit aan zoo iets ge
dacht, maar omdat de slechte menschen
zulke leelijke dingen zeggen, heb ik mijn
besluit genomen, als u het tenminste
wilt goedkeuren, Hans Joosten....”
Zij hield een oogenbhk op zonder hare
groote, reine oogen af te wenden, waarin
geheel haar hart blonk.
H^ns JooBten zweeg Kooaje ging
zien, hoe haar lippen bewogen
1 gebed.
Hjaar gelaat was bleek en trilde van
lag en toen hij aandoening toen Harling hen in de dear
-- -4 en aan haar werd voorge-
haar, met als een man leunt op zijn st»ld. Het leek wel, alsof die vrouw met
•r'Vifnanrvst ha* t XW2FÈ8 HCCCL
op ‘zijn’vrouw, een zoon op zijn moeder, de hoofdpersöon was dien dag. Zij stond
Een paar malen sprak hij haar zelfs met in de hall, tusschen Clair* en Gerald en
aan. zooals hij dat ook gedaan keek met droeven blik rond, alsof het-
- had, toen hij haar voor de eerste maal geen zij zag een gevoel in haar deed oct>-
waa.door de Sapley s zich het bezit van „Ik schijn niet meer op de wereld te ontmoette en, evenals toen, beefde zij waken, dat heel wat dieper was dan
Court Regina hadden trachten te verze- zijn.” bij bet hooren van dit woord en werden nieuwsgieneneid en bewonderine
keren. Toen wendde Claire zich om, knielde haar oogen vochtig.
De oud* Sapley was, door zijn to»- bij het bed neer en kuste ham. Als zij samen bij den haard zaten, v«r-
„Ik had zoo graag dat u kwam, maar telde hij haar langzamerhand zijn heele
ik durfde er in mijn brief niet om vragen, levensgeschiedenis. Het was een wonder-
XXIV.
EENENDERTIGSTE HOOFDSTUK
Het onderzoek door het gerecht leverde met het opmaken en nazien van denk- wï^ is ‘dat 'je'lórtuin* teruggekregen
hartroerende scènes op. Vrouwen weepden beeldige rekeningen en den dokter en de kebt. dat een van ongelukkipte din-
kïcu, êu uiauneu baldü dc vmztcn. .0. '.‘crrc.dc hr; telkens weer,
Jenks zijn verklaringen aflegde, dat hij.de heer was vans Court Regina en
Alles scheen nu zoo duidelijk, zoo een- dat Mórdaunt Sapley, het parlementslid,
voudig, dat zij verbaasd waren, Mor- tyn zoon was.
daunt nooit verdacht te hebben. Velen 1
herinnerden zich, hem met Lucy samen
jrezien te hebben, maar zijn dubbelhar
tigheid was zoo u-
hu hen allen om den tuin had geleid.
De eemge die met bewogen was, was
ik had me nog met fatsoenlijk gekleed of
daar kwam de oppasser van den kolonel
me vertellen, dat er met de quadrille op
mij gewacht werd.
Met een stout gelaat, besloot ik zou
ik de zaak behandelen en ikVad de zaal
binnen, waar omstreeks vijftig genoodig-
den waren. Aan het gegichel der dames en
het gnnneken der heeren kon ik merken,
dat mijn heerlijk avontuurtje verteld war.
Als een goede mop had de kolonel
het aan den majoor verteld, die het zijn
vrouw toefluisterde., zij had het aan
twee vriendinnen uitgeklapt en in tien
minuten wist iedereen, dat een jonge
luitenant, in zijn nachtgewaad, erg tegen
zijn zin de ronde gemaaÉt had.
Zoolang tk daar in garnizoen Meel,
werd ik altijd bespot. Als de jonge da
mes me zagen, lachten ze en het «as mij
even moeilijk om uit haar een ernstig
antwoord te krijgen als voor een clown
om een preek te houden. Spoedig werd
ik overgeplaatst qaar een ander regiment
en later hoorde ik mijn eigen avontuur
vertellen aan de kletstafel en op een
partij alle details waren juist, alleen de
naam van den lijder was verkeerd
daar mijn gelukje op den hals geschoven
werd van een kameraad, die in Indiè
gesneuveld was.
Na dien nacht sliep ik op wacht nooit
meer.
voort.
ide nij zacnt „Uoeden dag. Koosje.” -Indien gij mijn huisje met ded heuvel
Voor andere voorbijgangers was zi) °°8 w’h ‘5 verkoopen
huw. Men meende dat nfietwat stomp- -voor hel ^aard zijn en ik
plaagde haar; zij vreesde h“ngaan ver weg.
- Haar stem werd droeviger, haar lippen
beefden.
Hans Joosten nam zacht kens hare hand.
„Koosje, mijn klem Koosje!....
En plotseling wendden die reine oogen
ach af. Eene rozenroode wolk overtoog
het gelaat van het half-wilde kind.
Zij scheen als verjongd. Hij hernam
„Koosje, als het eens waar was wat zi)
zeggen, die boosaardige ekstersals
het eens waar was
Zij zag hem aan, verstomd.
„Waarom spot gij met mij, Hans Joos-
tenT”
„Ik spot met. Zij hebben goed genen,
die boosaardige babbelaarsten, die ge
zegd hebben, dat ik je lief heb. Maar ik
wist het zelf met. Nu weet ik het. Ik
begrijp bet en ook waarom ik altijd
weer naar je terug moet. Het was om je te
zien, jete hooren. Koe e.... en, ik trist
het metKom, lieve, laat hen praten,
want zij zullen babbelen.”
Ik, Hans Joosten, ik, de rijke, zal tot je
moeten zeggen „Ik dank ie, Koosje,”
t als je hem je hart schenkt, zoo rein tne _zoo'n zeer 1
en zoo zuiver, je lief klein hart, dat nog
nimmer bemind heeft. -
Hij trok haar tot zich en Koosje weerde tnaar die heb ik radicaal verdreven."
hem niet af. -
In de oogen, die tot hem opzagen, kon houdt het zelfs een eksteroog niet uit.”
Hans Joosten de fnssche zuiverheid der
omdat zij het hem met weige- bronnen zien, maar de zon blonk er in.
zan zoden en rijshout en net, op de helling
11 J -1
kruiden en heesters en hoog-<
kermaalshout. Die heuvel was
dom met het hout, dat er op groeide* en
het hutje, dat er op stond. Overigens be
hoorde alles in de rondte aan Hans Joos
ten, den jongen boer van Gartendonk, den
rijksten man uit den omtrek. Hem behoor
den de graanvelden daar ginder, ver van
den hoi, de weilanden in de nabijheid, de
boomgaarden vol heerlijke fruitboomen en
het groote bosch aan den zuidkant met
trotsche eiken- en beukenboomen.
Dat bosch had vroeger toebehoord aan
den vader van arm Koosje en ook veel van
Stil leefde zij en eenzaam in haar hutje hem op zijn ommegang overviel.
zan zoden en rijshout en net, op de helling
van den heuvel begroeid met welriekende Dat jaar was de oogsttijd regenachtig
jaand ak- en dit vertraagde de werkzaamheden op
uu eigen- den akker. Toen het weder ophelderde
en vaster werd en de oogst kon beginnen,
kwam men handen te kort.
Hans Joosten ging naar Koosje.
„Je kon ons wel een handje komen
helpen,...”
Zij ging, omdat zij het hem niet i
ren wilde, maar het kostte haar veel moei
te haar af keer te overwinnen om onder de
menschen te gaan en met de arbeiders te
verkeeren.
Hans begreep hare inspanninj
er haar dankbaar voor. Om ha;
hem kwamen bezoeken, vonden hem
bleek en klappertandend in zijn kamer te merken, dat iic nu een echte verpleeg- En^zuster Agi
Zitten en hoewel hij zich goed trachtte ster heb. Er bestaan geen tyrannieker een lieve glimlai
te houden, stond Harling er op, dat hij menschen. Maar gelooft u maar t;—
naar bed zou gaan en een dokter zou laten ik een arme hulpëlooze man ben Claire „U moet maken, dat hij gauvr weer
komen. bijvoorbeeld, zal mij wel ter zijde staan, heelemaal beter is, zuster,”
„Ach wat, onzin,” zei Gerald, Jk ben Ik ve-onderstel, dat ze u wel verteld „ta hem dan naar het kasteel brengen, hun verontwaardiging gewekt, dan
J—- 1 - *-"l“— --ZJ - C 1 -1 J
„Dat heeft ze me verteld," zei Zuster daar*bifmijen en ik kan niets’doen.
elijk.” terug drukkend, want hij had zich op de ™Naar'hët kasteel F’ zei zuster Agnes het rijtuig en het is moëiëhjk u'zeggen
naar bed gaan, en toen elleboog opgencht, „en ik ben er zeer zacht, terwijl de glimlach van haar gelaat wie van de beide meisjes elk op haar
----
weer opziende zei ze op vasten toon Gerald en zijn verpleegster aangenaam
- i er hem brengen. En ga nu, te maken. Toen zij naar het kasteel reden,
langs den rotsweg, die Claire, lang gele-
-eeg onder de goede zor- den, op haar weg naar de kapel ook ge-
t Agnes nu spoedig zijn gaan was, was zuster Agnes zeer stil. Met
igenbiïk af haar 'toewijding als iets van over in het "rijtuig, de sluier ovw het" gè-
:lf sprekends hij had_het gevoel, alsof laat getrokken, zoodat de anderen met
U1B icu heel nituurujk: In; dür zien, hoe haar lippen bewogen
en van een persoonlijk recht op had. Hij kon in een stil gebed.
Agnes. gr»P gexegd, maar zij knipj
uw Gover F’ vroeg Claire. „Heb oogen en keek hem smeekt
je dat nu pas uitgevonden r O. daar dtcht was verschrikt over- de ui'
ik niet aan, je kent haar met. Maar je zijn^ woorden
zult je woorden herhalen, zoodra je haar J
ontmoet hebt ze is een engel met ui- „u weet toch heel goed, <at ik het niet
strenge zachte stem en’ het gevoeligste dan zou u zien hoe dankbaar, hoe
groote hart dat ooit in een vrouwebo*st Hij legde beide handen vriendelijk op
„Dat weet ik wel,” zei ze, „het was
dwaas van mij. Misschien kan ik we'
„Bedoel je mij soms F’ vroeg Claire. werkelijk in uw hart lezen. Leun maar op
„Ik lijk absoluut niet op een engel. Dat mij, als u naar boven klimt, ook al zou
^et weten jullie allebei wel. Ik ben maar een het niet noodig zijn.”
- - l-J gewoon meisje, dat beheerscht wordt Toen zij de vriendelijke en eigenaardige
de yrouw weggestuurd, door een man, di« zich een idee fixe in trappen-straat beklommen, kwamen de
1 yal ti hltiv^n t__- v ez--
zal"uw i
noodig hebben,
1, alleen een beetje stijf en ik zou graag
opstaan." v
„U zult opstaan, zoodra u voldoende
Kaws*^** ZC1 Xf
Den dichter Milton werd eens gevraagd, C
Maar de booze stemmen beschuldigden waarom in sommige landen de vorsten toor T”
haar in duidelijke woorden, sarden haar, op hun veertiende jaar aan de regeering D
Te vergeefs zeide de oude vrouw „Laat konden komen en «erst op hun achttiende
haar met rust I” Men luisterde niet en wat mochten huwen. „Omdat,” antwoordde de kolom
men eerst uit oUsseni gezegd had. werd ia Milton. Jset modlüket ia «aa vrouw daa majoor. Onthoud dit.'
DE GEHOORZAME FRITS.
De kleine Frits had op zekeren morgen
het werk zeer slordig en
uitgevoerd Des middags
idee fixe is F’ zei Gerald.
-r ----- - - - Claire schudde het hoofd.
werkelijk ziek. Harling en Claire, die hersteld bent,” zei ze. ..Niet waar zuster Agnes bij ia,” ant-
„O, zei ^hij glimlachend, „ik begin woordde ze. s— w vweu scuruisu u*u,
keek beiden aan met Mórdaunt Sapley in stukken te zullen
"Y*rli ^a’ befdevolle glans in de oogen.
zei Claire, vrouwen maar wordt hun afschuw
nauwelijks verdragen, dat ze even de
kamer uitging waar hij
armen der zuster omvatten haar in een hij
j!_rj öt__ t__l—f— t
in deze onverwachte ontmoeting, dat ze
Gerald bijna schenen /t v-j-geten, tot hij
haar aan zijn bestaan herinnerde, door „moeder'
de en strekte de hand uit naar haar arm
-- - j l „uat zal ze onaervinuen, ac umuiu „ik iuu n;iag miiien Kunnen loopen,
uitnemend gespeeld, dat hij zitten. Zij herinnerde hem aan Zuster wordt van de naar de piannen van den als Claire aan het einde daarvan stond
--- K-a -i~a a-I... a-K. a.. k-a- J_2„ 2_1
zij hem hielp zijn overjas aantrekken.
„Ik zal vandaag aan uw handen ontsnap
pen,” zei hij.
Het was natuurlij k maar bij wijze vaa
Ie met de
aan hij
o^yr. de uitwerking van
„Maar ik meen het toch met I" zei hu
van Mor- veel aan u gedacht en in den atgeloopen terst scherpe kleine oogjes een uiterst meen Als u in mijn ’hart kon lezen,
e wel weer over zijn. Ik wil met je naar het
Ld, dat is Belachelijk.
Maar hij moert naar
de dokter kwam schreef die onmiddellijk blij om.
voor, dat hij er in zou blijven. Claire wilde de beste
hem natuurlijk oppassen, maar daar wilde „Zusw, m krei<uu, u
Gerald niet van hooren en een andere vrouw op de heele wereld, die met
jken is en als u me wilt helpen
dit nare bed te komen opdat ik haar gen van zuster Agnes nu spoedig zijn gaan was, was zuster Agnes zeer stil. M«t
spoedig mogelijk zal kunnen trouwen, krachten. Hij accepteerde van het eerste over elkaar gekruiste armen lag zij achter-
U LL-.—OOf 4 *- --t— !!- a -
zei'
1de te doen, heuvel met de hut zijn eigendom niet kende met de kunst, door
vooruit wat, doe dat ding nou uit.”
Verder tegenstribbelen was overbodig
en er blee£ me geen ander redmiddel
over, dan een bekentenis, Al mijn moed
l ---7-” 4U UM4AIC UU1I. W a ,4
steken, stotterde ik „kolonel, ik heb nauwelijks dertig jaren oud, tot weduw- hinderde door te blijven. Die beden daar
ginder hebben het mij doen begrijpen. Zij
/_j hebben gezegd, dat n en een reden zoekt,
begon waarom zoo vele mcoie huwelij ksgelegen-
hem natuurlijk oppassen, maar daar wilde
Gerald niet van hooren en een andere vrouw op
vrouw bood zich aan om haar plaats als te vergelij__r
zoodanig in te nemen zonderling ge- uit dit nare bed te komen opdat ik haar
xoo). -
dan zal ik u mijn leven lang dankbaar
zijn.” _j
Terwijl hij sprak kwam Claire binnen die iets heel natuurlijks was, alsof hij daar konden
en uitte een kreet van verbazing
vreugde tevens, toen zij de gedaante in het nauw*
het zwart bijt het bed zag zitten.
„Zuster Agnes riep zij uit, en de sterk genoeg was om op te staan, leunde verwelkomde
armen der zuster omvatten haar in een hij op haar, niet als een man leunt op zijn steld. Het leek wel
liefderijke omhelzing. Zij gingen zóó op verpleegster, maar zooals een echtgenoot het treurige gelaat
i- -*--- -*--- ----J'
Gerald bijna schenen/e vergeten, tot hij
h1*-_ -*-;;
van de handig opgezette manoeuvre, langs zijn neus weg te zeggen
.8'
gen is, waarvan ze ooit gehoord heeft,
omdat je een eerste klasse ondeiwijzerts
en zeker te eemger tijd hoofd »aa een
school zou zij^geworden. En dit laatste
is, volgens haaNwel een van de mooiste
betrekkingen, die er bestaan.”
„Dat zal ze ondervinden, als ze hoofd
Agnes, maar hij dacht dat hij nog droom- architect Gerald Wayre nieuw te bouwen riep hij vroolijk uit en hij wilde niet dat
«en cfwAtetw /ie» rsnwwzd <<<V --*- - ^99
■v-w -o -- - - --U Uvuii *~*T7|r»i*t* avuw» vu w
Jenks. Hij legde zijn getuigenis af op Het was wei kelijlj. Zuster Agnes, die met kleine schoolhuis woont, wat daar bij
zijn gewone manier, daarbij elk oogep- een lieve glimlach op het bleeke, droevige hoon antwoordde Claire.
blik naar *n pijp kijkend, die hij in de gelaat, hem aankeek. “twooroae - - -
hand hield, en hij was zelfs niet ver- - -ïl- -1_._
baasd, toen de rechtbank hem liet ar- zachte stem.
„Ik geloof het wel," zei hij twijfelend.
„Maar bent u het werkelijk, zuster F'
„Ja, ik ben het.”
„Da’s grappig," zei hij. „Ik heb heel
menigte, die nu als om strijd hem
LL-1U - U-—
bijvoorbeeld, zal mij wel ter zijde staan, heelemaal beter is, zuster?
maakte, voelde hij zich plotseling zwak gedrongen te komen.”
3’.L - 2? --„Dat is heel lief van u,”
-maar' hij had in den laatstcn tijd doet me veel genoegen I Blijft u hier F’ heel'
1 -r,.r-«wr een man, cue uui eca ukuuuuucu, kwmucu uc
;de op het nog ver- Ik zal u blijven verplegen. het hoofd gezet heeft en juffrouw Gover menschen naar buiten, om hen te begroe-
en tot
de zuster spraken zij woorden van eerbied
--j men
schen, die daar met de pet in de hand en
glimlachend stonden, de woedende en
Bloeddorstige menigte herkend hebben,
die eenige dagen te voren gedreigd had,
J 12_i
Maar zoo zijn de bewoners
van Regina. Ze zijn zoo zacht als lamme
ren en zoo aanhankelijk en liefdevol ais
i ca
------- - - UVU4 --0 ---WOT-
*n beetje overspannen, dat zal aanstonds heeft, dat ik met haar verloofd ben?” Mijnheer Harling en Grace logeeren den de lammeren tijgers en de vrouwen
1 TL 1 b-t „Dat heeft ze me verteld,” zei Zuster daar bij mij en -L_
kasteel teruggaan, Claire ik ga niet naar Agnes, hem zachtjes weer in de kuUsens voor hij komt. En er is zooveel te d zn f
ik een flikkering
te zien, ik bedachi
stand gez en h d en een pretje «rilde heb
ben. M.ar vóór ik hem vei der kon op
nemen, had hij zijn overjas uitgetrok-
ken en verzocht me hetzelfde te doen, heuvel met de hut zijn eigendom niet kende met de kunst, door zen half woord
Ziende dat ik aarzelde, zeide hij: „Nou werd, maar als er iemand moest wonen, te doen begrijpen, wat men met zeggen
dan nog maar het liefst de dochter van wil. Toen een weinig later Hans Joosten
den dronkaard, die stil en zacht daarheen haar
leefde, zonder dat zij iemand hinderde
- Ook aan de deur van Hans Joosten smart klonk, al haar verdriet
bijeeazamelend en yreezende te blijven kwam de dood kloppen en maakte hem,
geen
„Zoo heb je die met aan Ga dan B
als oe wind ze aantrekken en kom dan van de begrafenis der overli
dadelijk terug otnietswarms te drinken
Voort rende ik, half besloten met terug vrouw zoude zijn.
te keeren. Ik was nu klaar wakker en hui- Maar tot ieders verwondering verklaar- Men zegt, dat gij hier dikwijls komt
VJTu5/1i.een bl,na vefdron^*“ h°nd, rnaar de Hans Joosten. dat hij niet meer trou- dat alleen OB1 mijnentwil, gij geei-
t-— i-.c. i-i i wen kiezen wilt. Ik weet wel, dat
Bijna eiken dag ging de jonge boer door
zijn bezittingen en bezocht zijn bosschen.
het vee op zijne weilanden, keek naar de
vruchten zijner akkers. Eiken dag bijna
kwam hij ook voorbij de hut van Koosje
Dan trad zi) wel eens naar buiten en glim
lachte, maar, o zoo weimg, want om
geheel te ontluiken als de bloemen, daar
voor had zij te veel geleden. Soms ook
zat zii voor de deur als de rijke boer voor-
bijkwam en breide of bond bezems en dan
zeide hij zacht „Goeden dag. Kooste.”
T’
schuw. Men meende dat zij ietwat stomp- -
zinnig was, men r‘ L
instinctmatig de mannen, de ouden zoowel
als de jongen, en de vrouwen evenzeer,
die, zi) voelde het, haar geen goed hart
toedroegen Alleen Hans Joosten ver
schrikte haar niet. Zij wist, dat hij goed
was. Zij was niet beangstigd in zijn tegen
woordigheid, zij wendde nare diepe blau
we oogen niet af. wanneer hij enkele woor
den tot haar sprak en antwoordde hem
met zachte eenvoudigheid. Zijn afwezig
heid bedroefde haar echter ook niet Wel
gevoelde zij langzamerhand, dat de bloe-
werd van een kameraad, die in Indiè
Hier snijdt men haar, twee verdiepingen
Een papegaai te koop bij de weduwe
Joosten verzon, om dit laatste stukje in rich op den rand van een Inn in dr scha- ,n “n ltleine wad kwlm “n '-
zijn macht te krijgen, het gelukte hem duw der boomen
met. Hij deed dan ook weldra geene moei- Een oude vrouw, voor wie Koosje vaak
te meer en dacht „Welnu, weldra sterft kousea geb/eld had, noodigde haar uit,'
o ---komen ntten. Weigeren wil-
dan verkoopt de dochter h»t land en moet de ze niet maar weldra hield zij op met
eten verscbr;kte oogjtj en trillende
tippen luisterde zij naar de ongehoorde
tzaten, die men van haar vertelde. Zij ant-
toen Koosje buna twintig woordde niet, tij verdedigde zich niet te-
- ““fKoosje verkocht gen de beschuldigingen, die spottende en
haren heuvel met. Zi) bleef waar zij was. boosaardige stemmen over haar uitstort-
Wat Hans Joosten haar ook aanbood,hoe ten. Niet in staat om te begrijpen, dat men
aannemelijk zijn aanoirdingen ook waren, met haar gekscheerde, voelde Koosje zich
Lkww wwmwv O~~-" --r v«xa ovuwiiuiVj Ljccrgeïiuri Mi M
het laatste overblijfsel van den vroegeren een zee van ellende, haar hart zwol op Setan®rs gemaakt heb.
MILTON OVER DE VROUWEN.
waarvan zij elke plant, elke bloem, eiken
heester kende. Zij breide kousen, zij sneed
heide en takjes pm er bezems van te ma
ken, zij verkocht het overvloedige hout
voor takkebossen en xoo leefde zij haar
eenzaam leven, biddende en werkende,
zonder zich met iemand te bemoeien. Zij
was mooi, maar iedereh morgen bekchouw-
ig en was
haar aan te
den bouwgrond en de weilanden. Toen moedige - en haar gerust te stellen, werkte
woonde hij in de boerenwoning, waarin hij zelf in haar nabijheid. In het begin
nu een der beste werklieden van Hans „dde men spotten en plagen.
Joosten woonde. >(Hé( d< kluizenaar De wilde 1 Ben ie
Maar zijn vrouw stierf, toen Koosje een niet meer bang voor ons Heb je eindelijk u
kind was en de vader werd een dronkaard, besloten Vertel ons eens wat sprookjes. hoo8
Hij verarmde - het eene stuk land na je praat Kraag.''
u-. ._u-- 4. u._4„ aa»^rdde Smeekend Zwaag^die uit de hand eet.
zag zij op tot haar meester en met harde
stem gebood hij stilte.
i Des middags ging Hans Joosten naar
bouwden, om te wonen. Waarvan zij lééf- huis om 1
i' utl
rich op den rand'van'eenlaan in de scha?
niet. Hij deed dan ook weldra geene moei
te meer en uacnt wcinu, weiora stern kousen gebreii
de vader door het misbruik van alcohol, nai«t hur 4 k
U zult de liefste vrouw krijgen, gleed’ Zij boog het hoofd en even daarna wijze, zich het meest beijverde om het
en....** --/L-a- .4^- »-» ----
„Zuster,” zei Gerald,
is geen „Goed, ik zal
haar kindlief.”
Gerald herkn