=sr !®™aB
J
DE VIOOLSPELER.
Gewetenswroeging.
Het kalf was er beter aan toe.
„Waarlijk r
rilde
1 zou
„Jawe! 1”
menschen 1”
lun spel punt Si?te'kij^:.Hij'l^ri’zkh teemden 1"“ h*b n00it kU"“en bWrd W te
M*LrVanw£ JX’
schaal
pijnlijke uit-
,waar doet het
en
Gelijk wij in onze zalige
kindsheid
v-
achteruitzetting en hij liet
ons,
deur klopte.
mond wel mogen houden,'
was,
en hoorde van
4
■em het gansche
S£K>ec
Gelukkig was het vertrek ledig, ik
stemde voorloopig mijn instrument, speel-
schenken, zou dit teeken tot aandenken
- vrouw
het gelukkige meisje en
stand c-Z"
.1 noem-
mij een ellendigen muzikant, dreigde
woning.”
Het was namelijk haar grootste reden
tot bekommering, dat zij haar verblijl
zou moeten verlaten. De wijze, waarop
ik mijn woord gestand zou kunnen doen,
deed mij menig slapeloos uur doorbren
gen.
In een heerlijken zomernacht, de villa
oogen-
eMh
spek naar Gazetou, die wel
gezicht moestzetten.
„Wat scheelt jet”
„Niets.”
„Het schijnt, dat u het maal niet be
valt.”
„Ik heb geen honger
eenige kennissen op, die, zooals ik wist,
evenals ik door het geven van muziek
lessen slechts karig in hun onderhoud
inden voorzien. jn tnija opgewonden stei
Spoedig was dit denkbeeld ten uitvoer geen gevoel van de koude.
Den
speel
nooit verbeten ba, c.tui.uu o„ lwhmi
mijn verrukte vriend aan de voeten van
gelukkige meisje en op eenigen af-
id de nu eerst rijke vader.
van een forel af-
Dit vernederen der kunst tot een
t zou mij hatelijk geworden
wanneer Francis ka daar niet geweest
ware. Doch zij bevond zich steeds onder
de genoodigden zij was het die mij steeds
uitnoodigde een stuk voor te dragen, zij
was het die mij steeds oprecht en gevoel
vol dan te.
Reedi toen beminde ik Franciska
net zoo goed zij,
km. Ik dacht aan u, verzocht u mij dezen £‘rkei£" 1
kfdedienst te willen bewijzen, en zoo <ue met ae
leeUdc bankier de rijke man, hij, uw
ime vriend, bleef zonder Franciska’s
knd, nu zelfs nog ongelukkiger dan
weger, want sedert de bankier zijn
41a bewoont, heb ik mijn spel gestaakt,
joe licht had het niet tot mijn ontdekking
.innen voeren.
Dat Franciska met mij lijdt, weet ik
:hter.”
Sedert dien gelukkigen tijd toen ik
haar zien mocht, voor haar spelen kon,
oefende ik mij in het harpspel meer dan
ooit'; dat instrument scheen mij toe voor
mijn gemoedsstemming het best geschikt
te zijn.
Met den winter waren de bals en thé-
gij -- ---en uan aw
den de dieven aardig gesnapt zijn I
„Ach, dat is een goed idéé.... Ik
ga er dadelijk heen F’
naar huis, dat ons niemand ziet.1*
„Hebt gij niemand hooren kloppen?"
dan zou hij het ongehoorzame kind ver-
stooten. Ik beloofde omwille van Fran
cis ka. Ik wilde haar den toorn van haar
vader niet berokkenen.
Ik vertrok en ging spelen gelukkiger
wijze won ik en werd een rijk man.
Het was weder de harp, die mij tot mij
zalven riep.
In het hotel waar ik dineerde,
schenen eens gedurende de
vioolspeler met twee harpist
aan Franciska en een onzichtbare macht
armen
som-
brero herkende Relinda hem aanstonds kamertje aan het sterfbed van haar vader,
ri. -1—
lette baar voor het hotel te Biarritz
verraste. O]
men zette
ten last op een
oo. ten offer gebracht, zonder een meer aan-
neer
„wei, IK zal morgen naar zuiauv gaan
en met Sint Martinus zult gij een mooie
Gazetou ging weg eh de toovenaar
glimlachte witjes. De eerste voelde zich
i en meende dat de
naald al minder prikte.
Den volgenden dag bracht hij en zijn
vrouw het evenbeeld van Koes-Koes
van de markt de gemeente-weide*
Het geheele dorp sliep.
„Het kon toch wel zijn,” fluisterde
”rv°* 2uden wi> het beestje schroeien?”
enk_. daaraan maar niet, wij zou-
vernam danhij zeer zelden de villa bezocht, steken. Gij kunt evengoed telkens* de
ivaO m zJ" «*az4 z4a* a. .t—L—
^>aarbl> z,|n hu*d dun behaard, hef beest
ig. Help mij het op r-
liggen Zie zoo, nu zullen wij bet lek
ker stuksnijden.”
Èn Gazetou stak het mes in den buik
van het beest.
In een oogenblik was de buik leeg, de
ham uitgesneden en bracht Gazetou stuk
voor stuk in een withouten koffer in den
kelder om het in te zouten, terwijl Marië
de darmen vlug schoonmaakte in een
groeten bak bij de put.
Om twee uur in den nacht kookte de
L worst. Om drie uur was de schuur schoon
gemaakt, het vuile stroo was verdwenen
onder de koeien. Er was geen spoor van de
misdaad meer te vinden en Koes-Koes
De burgemeester zette zijn net w
naar de raadsvergadering te gaan, toen
zijn vrouw hem riep
- - - -„Weet je heL dat 't met ’t kalf nri a
den heksenmeester, die zijn pijpje orde is....?”
delingen ingenomen wier nationaliteit
men gemakkelijk aan hun kleeding vast
stellen kon. De minuten schenen voor de
menigte wel uren Men trachtte de ver-
veiling toeveel mogelijk te verdrijven,
men praatte, rookte en knikte en lachte
vrienden en kennissen toe. die op .en
gen afstand zaten Mannen en vrouwen,
oed en jong, allen hadden eei napieren
Waaier in de hand om zich tegen de
brandende zonnestralen te beveiligen.
De alcade en de 'eden van het steddijk
bestuur, die alle gevechten moeten bij
wonen, waren juist aangekomen; de to
nen der muziek weerklonkcn dav .-rend
over het strijdperk, terwijl de plechtige
intocht der strijders luide toegejuicht
werd.
Do picadores, in hun ijzeren wapenrus
ting gestoken en gedwongen op hun ma
gere rossen stijf te blijven zitten, herin
neren aan de dagen van Don Quichotte
De opzichter komt den sleutel bij den
alcade halen. Deze wordt hem toegewor
pen en Oen oogenblik later stormt een
wilde stier met neer;
na binnen. Even bil,.. - -
en ongerust bij het zien van de woelige heid, die door zulk een samenloop van gebracht, onze kapel telde twaalf leden.
menigte De strijd gaat beginnen en een
oogenblik vergeet- men all om zich vriend had doen wórden.
aan l:‘ J
ken dat deze onversaagde mannen loo-
Reeds zijn ses j
val van het woeste dier deerlijk
wond nee
val made
versieren.
Er waren vier weken sedert het thé-
J12__ :n en
van al het schitterende en prachüge dat
ik daar gezien had, herinnerde ik mij nog
slechts haar, die boven dat alles verheven
was, de bekoorlijke Franciska.
De winter spoedde ten einde. Mijn
spelen in het huis van Laszmann had
voor mij goede vruchten gedragen, en ik
werd bij andere deftige families ontboden
Hetgeen ik voor mijn moeder gedaan om te spelen.
■- Dl.
De nijd van den directeur der stads- h&dwerk
menigte. Da strijd gaat beginnen
oogenblik vergaat* men all om i
haêa om slechts aan het gevaar ta den-
de rampen die haar getrof- een aan de salon belendend vertrek ver-
lerae ara er zi uai- -..4 2.^'1
b’ank'Rdte’d" begon"dé °P2icht «n hij’koos het meisje, wier edele aantrof. Wij' kenden elkander niet. De
.aL-..J-— le l— ?a—- l__-s s- s s t
te *wrijven. Niet in staat dit te beletten had leeren op prijs stellen, tot zijn vrouw. nog gesloten en men hoorde reeds het nOg herhalen* wat"’gif*reeds Tunt ratten?
t j i— i^j. i u. t Nog vbbr zomer geheel geëindigd
Toen de salon geopend werd, was ik was, had Franciska met buitengewoon
LI.'1 J t s« -S. - St I I
i de pracht die zich
”rt sezelschaj
polonaise,
begii
td-
razetou opende zich als
«4_* c a m
iting, die hij gevoelde, dat hij
w aald verlost was, maakte hem
Zij spande haar witte merrie in en Naar den 'dokter?' Maar "die was'een 2O°8elukk*8< dat hij er niet aan dacht,
kwam 2® J°b in het volle van de markt, vriend van mevrouw Eudoxia, aan Wien verder °P de terug te komen.
snuffelde zij zeker de geschiedenis van dat naalden-
J had.
Gazetou schudde met bet hoofd.
„Wel, ging Marietje voort, vraag eens
aan mijnheer Bogros, of hij niet een mid
deltje voor u heeft?"
„Juist, dat zal ik doen.”
In den avond ging Gazetou stilletjes
naar --
laden. Op hetzelfde oosenblik dat de er voor zorgen, het is een bijzonder talent, of ik den avond van den tweeden Krrst-
-atier smartelijk kreunend door een lans- hij zal carrière maken." dag op 'n thé-dansant ten huize van
Mijn moeder had vroeger als harpiste bankier Liszmann spelen wilde'; de
rondgereisd. pianist, met wien ik spelen zou, was reeds .'^gemeld, doch daïmên'nog geen" keus
t^der, een rijk* koopman, tot den bedel- tevens het bedrag van het honorarium dat
staf gebracht. Toen won zijn edel kind, mij daarvoor zou
mijner nog gedenkt?
Ik won tijdingen in, zonder opzien te uiwii w 4Mu_
verwekken, omtrent den bankier en ik den gevaar loopen de schuur in brand te
Op zekeren avond zocht ik voor mijn
leed troost bij mijn violoncel ik speelde
een van die melodiën, die ik met Fran
ciska zoo dikwijls bestudeerd had. Nauwe
lijks had ik de helft gespeeld, of de harp
liet zich hooren van de overzijde.
Zoo ontstond dus die liefdetaal tusschen
ons gij zelf zijt er getuige van geweest
dt duurde ruim een jaar lang. Kort vóór
dit ik u in het hotel leerde kennen, ver
lam ik door middel van omstandigheden,
ce niets ter zake doen, dat de zaken van
dn bankier zeer wankelend stonden, en
dt slechts een tamelijk aanzienlijke som
hm zou kunnen redden.
Toen ontwaakte in mij de booze demon,
▼anneer hij zijn fortuin geheel verloren
hd, dacht ik, wanneer Franciska even
3 mijn arme moeder zich genoodzaakt
au zien als harpspeelster den
Maar wat zij ook rondkeek en snuffelde zij zeker de ges
en vroeg van Koes-Koes geen spoor kussen verteld
Zij kwam in het dorp terug, geheel
moedeloos. Gazetou zat juist op den
J-1 van zijn deur.
'el, mevrouw Eudoxia?"
„Wel, ik moet den rouw aannemen,
waken.
„Wel ja 1”
Hij sprong uit het bed en opende het
Mevrouw Eudoxia 1 Wat is u vroeg
„Ik kom u goed nieuws mededeelen.”
„Welk nieuws?”
„Kijk, daar loopt Koes-Koes op de
gemeente-weide. Ik heb hem dezen mot-
- waar hij snurk
te als een os. Och, och, wat is hij mager
geworden. Zeker heeft iemand hem ge
stolen en heeft later berouw gevoeld.
Gazetou kon geen woord zeggen.
„En dan,” vervolgde Eudoxia in haar
blijdschap, „je weet, dat naaldenkussen,
waarvan ik je gesproken heb. Wel, ik
heb het teruggevonden in de kerk. Ik
heb dien naren Koes-Koes onrecht
vaardig beschuldigd.
De mond van Gazetou opende zich als
een schuurdeur. Hij was woedend. Maar
de verlicht'-- J’- *-”
van de naali w
zoo gelukkig, dat hij er niet aan dacht.
op hun «oorujz uit en wekten zijn eetlust op, weide.”
- i,™Wr-, t, P3” dat verschrikkelijke denkbeeld van „En dan?"
vdi««n, watSïk^“de^wijSaar m“kte °P duivel** naa‘den P‘Mgde h’m -Dan gaat gij shpen En d* v
MNeeTsko«kemlin^de reJs helo ”Hé 1 het’ mevrouw Epdoxia, Zoo'n naaldje is wel zoo groot niet, SS rijn^ngTrij^tt«“
Ik cfiSTt a^u vS^ht’u*eide hi’.de, °ude d»™ ««en, dan ben „Te duivel f’riep Gazetou,
--_j armen
morgenlucht sloeg Wat is er van
uw dienst
„Men heeft mij Koes-Koes gestolen
„Kom, dat is gekheid.”
„Neen de stal is leeg.”r
„Gij zult hem gisteren-avond niet ge
sloten hebben."
en ia zijn angst haast niet meen wetend 1 --
wie die behulpzame vrouwen waren, liet spelen. Hoe lief werd mij nevens de vio-
U'
k®n .rV? ,vroe^ ,°P ee# vader vroeger bespeeld had, dat instru-
-*•*— fflent j y0Qr t>elden componeerde ik en
menigmaal vermaakten wij met ons
spel mijn vader, die even gelukkig was
stem, door medelü- >n btót *»n zulk een vrouw, als ik
in dat van zulk een moeder.
Kort na den dood van mijn vader, talent nu eindelijk gebracht, zeide ik tot
die door de donkere glazen van zijn overleed ook onze bloedverwant, mijn mij zelven, toen er gedurende de pauze vader overwél ons eens, terwijl wij, niets
een bfflt van verwondering op beschermer. ververschingen in de zaal werden rond- kwaads vermoedende, een vertrouwelijk
sloeg. Er kwam een vacature in de stads- gediend, o arme, dat gij speelt voor den gesprek met elkander voerden hij
1 2knoei ik solliciteerde om de betrekkin? dans *n *luls. van den r‘ike treurig de mij een ellendigen muzikant,
vroeg do onbekende op wat bnmsken verkrea* hu. niet ’erdiepte ik mij in mijn peinzen ik ver- mij met den arm der wet te vervolgen,
toon. Jk denk dat Je niet meer naar de i,„ Bat de P*aaw’ waar ,k m‘> bevond en ik wanneer ik het wagen mocht nog eens
arena zal tvragkeeran. Wil je dat ik een n‘et’“ev® moeo«r. xeiae ix, sp€eide zachtjes aan eenige maten van zijn drempel te overschrijden, en hij
HMoig haal?” 1:00 41,8 m,,n *“ndeB behoud en de Mn joJq, die ik zelf gecomponeerd had. vorderde van mij de belofte dat ik Fra»-
rtfarrif noortoerstj menschen harten hebban, zoo lang zal „Zoudt gij ons dat stuk met in zijn ge- ciska nimmer meer zou naderen, zoo tsy
„-„t de dochter
beeld in mij stel zelf een kleine kapel dankte mij '-ersoonlijk en 'n blos op dat
samen. lieflijk gelaat en die zielvolle oogenbe-
Den volgenden morgen vroeg zocht ik dat mijn spel haar welgevallig was
Steeds onder den betooverenden in
vloed van deze verrukkelijke verschijning
keerde ik naar mijn ijskoude kamer terug,
>gewonden stemming had ik
volgenden dag bestelde ik den
L K 1 w
Nog
eea prop m den mud Hij schreeuwt dichter bij Gazetou, „wat ik u vertel,
hem goed vast 1Want hij spartelt’'1
Wat een bloed I.... Hij is i
s ver- weegt zeker tweehonderd pon
-mts een hij begint te rochelen I Hij
was Slecht, doch ik dacht aan nijn moeder, niet meer Laat maar los Marie f’
aan Franciska en een onzichtbare macht „Mijn God, zeide Marie, nu krijg ik rt-
dreef mij voort. Ik vlood hier heen in wetensworoeging. Ais men maar nier *-
tmin huis en tk sierde het op met mijn hoord heeft in het dorp, Gazetou I”
rijkdommen. „Geen gevaar.... Mevrouw Eudoxia
In den rijken doctor Engel mijn is naar Arlane naar haar zuster Ik
aangenomen naam vermoedde niemand heb haar zien vertrekken.... zii denkt
(1—-1- --w--
dan ook vijf'jaren sedert dien tijd ver- geeét heeft '’gegé^e^'.TGeWe'tensw'^
1 AAM AM AM Z<A >maaaWa «MAMOABSAM «vaao*aam O V-1
de kunst snel te vergeten.
Hier eindigde het manuscript.
„Hei,” riep ik buiten de deur, dat mijn
1_. gebouw door klonk
;dig een rijtuig r’
•n minuten later hield ik voor de
illa stil.
„Is mijnheer de bankier Liszmann te
preken," vroeg ik den bediende.
In plaats van mij te|antwoorden, opende
lij het vertrek.
„Wees welkom," riep de heer Lisz-
nann mij toe „ik heb reeds lang op de
vervulling uwer belofte gewacht. Doch
«zij bevindt u in een staat van overspan
ning, naar ik zie, zijt gij niet wel
„Kat niemand ons hier beluisteren
„Niemand.”
Ik deelde hem nu den inhoud mede
van het manuscript, dat ik zoo even ge
lezen had. Sprakeloos was hij, toen ik
geëindigd liad tenslotte riep hij uit, ter
wijl hen de tranen in de oogen stonden
„Gij zut over mij tevreden Zijn. Ver
wacht nij hier terug." Twee pijnlijke uren
bracht il wachtende door eindelijk hoor
de ik voetstappen, de nevendeur werd
geopend en mijn vriend en Franciska
v“- stelde Ik de dagern die ik nog beleven ons, en 1..
!«vallen, bun berijders in hun moe” eer ln het bezit kon komen van hoorde tot den goeden toon onze con-
-eev-_l -- j-
beraden en met zekere passen de mata- gewenschte dag aangebroken, eindelijk
nversaagdheid lagen die bladen voor mij.
Zij bevatten het volgende
„Hier, in dit huis, waarin ik deze ontvallen, een onbezorgde toekomst kon
bladen schrijf, stond de wieg van uw verzekeren,
armen vriend. Mijn vader, die zijn beste
geopend en mijn vnena en rrancisKa wejd ^et '>et?r L.^et..stak Z'ine ooren De naald reisde door zijn lichaam rond
lagen am mijn hart. Lang, zeer lang ^"m ekker/ Dat”"»nu eens voelde hij een prik hier, dan daar,
moesten de woorden door tranen van kurzen^eKicer. „Dat was een goed Wanneer hij er niet aan dacht,stond hij
vreugde vervangen worden. Toen wij teeK®{1' nietwaar f zeker stil, maar het gebeurde maar zel-
des avonds gelukkig bij elkander zaten, "j. in uw plaats was, mevrouw den, dat hij er niet aan dacht. Na acht
zreep mijn vriend naar de harp, en “Udo”3’ 2'lde ®«n- oude tante, „dan dagen was hij werkelijk niet meer te her-
speelde nijn vriend een hymne, die ik spande lk 21]n wag®ntje in. Het is van kennen. Hij was mager geworden, als
nooit vergeten zal, evenmin als 't tooneel d“8, mary Job.Misschien vindt een raaf in den winter. Hij ging naar het
Ha vnafa„ „a«| gh Koes-Koes op de markt, en dan zou- veld als een schim.
Maria werd er akelig van.
„Gij gaat met den dag achteruit, mijn
arme man. Gij moet naar den dokter.”
Gauw, mijn mesHoud de schaal „Ongelukkig genoeg I Maar de dief
bij l. Pas goed op het bloed I.... Te kon wel eens een slechte pijp rookenl"
duivel, ik heb misgestooten I Nog „Hoe dat?"
eenl Mooi zoo.... Duw hem maar „Wel,” zeide de dame en kwam wat
Z*VsTAW K t Y l
-»*-***WWWwi wawaatwa vzaj wa4,vivu, „wat IA U vertex,
36 karrevrachtnjders 1Houdt blijft onder onsOp zekeren dag
an.A i wz„. u.-i was Koes.Koej in huis gekornen en
nogal vet. Hij is heel zeker, dat hij een naalden kussen-
ond. Kom, tje heeft ingeslikt, dat in mijn werk-
„Een kussentje met naalden 1
- „Ja> ®en heel kleine bal van zemelen,
men maar niets ge- besloten in een stukje fluweel.
Gazetou werd bleek.
1 zaten Baa>den in?" „W«, vroeg oogroa, „waar ooer net
er ln xa,en Een stuk of twaalf, zeer En hij vroeg dit op zoo’n vader-
den-voormaligen „muzikant". Er waren ér’zeiTe? nie’t"biggetje d"en s^Xn”' hikeD
dan ook vijf jaren sedert dien tijd ver- geeit heeft ffeseven
loopen en de meeste menschen verstaan ging?.... Een vrou^’éllee?, die vijfdui- K<S gigledw* z^de^d^^hiiX^"
de kunst snel te vergeten. zend franken inkomen heeft en die xonder dat hij het be-
Zoo leefde ik dan achter gesloten ven- dat beest soms in wollen dekens inoakte TVV’ belet, niet, -
sters om haar niet te zien, naar wier aan- Ia dat geen schande? Maak iePmaar dat J11’ kunncnverwijderen Eudoxia haar l_wt
blik mijn hart echter zoo hopeloos smacht- niet ongerust, vrouw, wij ztJhen dezen balden in dlt TzlkTr’ °°k d<
smoorde stem.
„Wanneer ik dan ook binnen enkele
dagen de doodenklok zal hooren luiden,
Een straal der maan droog door een
luikje in de schuur. -
Houdt hem bij de ooren, terwijl ik zijn drempel
pooten vastbind.... Praat er tegen.... '„Wel,
Mooi zoo. Laten wij het nu op de bank
leesen Hop I Daar schreeuwt het 1 over Koes-Koes.”
deuren goed dicht? Stil 1 „Waarlijk?"
Refioda sio«<.
.Wat kan Ck voor u doen, vriend,
de
een
toon. „Ik denk dat Je niet
den dag legt,
hij besloten heeft den (tier den
lek toe te brengen. Daar boort hij
«a»v» enu nnuuvcwegtuv tuct lutuuei
snel dan de bliksem zijn degen tusschen ,3ren 330 den die08t van den staa’ had had zou mij te stade komen,
na». »am ^4«a« aaKaaaUo 2TX ---- h
zienlijke, beter bezoldigde betrekking te kapel kon mijn voorspoed niet rustig rijn,
onder da luide toejuichingen der opge- verkrijgen, stierf van hartzeer wegens aanzien, hij ontfutselde door voordeelige
achteruitzetting en hij liet ons, i_i;_
vallen van het eerste moeder en mij, geen andere stoffelijke slechts
bezittingen na dan dit huis.
Reeds in mijn kinderjaren gloeide ik
„Om der wille van de harpspeelster,
ia 1 Ik zal u binnen eenige dagen een
schrijven zenden. Zoo gij ziet ben ik er
reeds mede begonnen."
„Beloof mij dan, dat gij niet ander
maal van hier vertrekken zult."
Er vertoonde zich een
drukking op zijn gelaat.
„Mijn vriend,” zeide hij aangedaan,
„hij die in de gansche wereld nog slechts
twee wetens bemint, verlaat zijn huis
niet meer en leeft slechts voor de herinne
ring.”
„Twee wezens,” vroeg ik.
„U,” riep hij uit, terwijl hij mij zijn
hand toestak, „en mijn Franciska. Maar
geduld, het schrijven zal u niets ^r-
zWijgen.”
rgebotfe- '-np de are- Ik k®®tde naar mijn hotel terug en ik konden voorzien,
lijft h1 staan, verrast peinsde over de wegen der Voorzienig- f
omstandigheden een geheel vreemde mijn w‘i studeerden vlijtig en weldra deden steen voor het graf mijner moeder. Zoo-
vriend had doen worden. wij van ons spreken. dfL d<?Je““.
Svuvuiïuu, wil vwv-iaww WW»
- De eigenaar van een openbare inrich- den grafheuvel der onvergetelijke
de weken, de dagen, ja de uren tellen die ting, die zich in een talrijk bezoek van --
nog voor een feest verloopen moeten, zijn etablissement verheugde, engageerde
het duurde niet lang of het be- dansant van den bankier verloope:
Lang aarzelde ik, doch eindelijk had
mijn moeder, het levensonderhoud met besliste; daarmede zou ik dus den laat- heen ontmoette ik denzalfden bediende,
"vroeger sten wensch van mijn hart kunnen ver- d‘* ,ml' to*'?
in het vullen het graf mijner moeder met een vênd* FranSs'
zjch vaderlijk huis in verrukking gebracht eenvoudigen steen te versieren I
Den bepaalden avond trok ik mijn het "harpspel.'
AA?r aam AM air M*l<« nu» Vlöf TT l
- - - - - -- - - - A AWW SM AM MW» SA WAW W SAWMAWAB WVMf
ieid geliefkoosde kunst tot dat doel zou moe- huis van den bankier. „Zijt gij de bestelde ik niet ik was als iemand die zijne zinnen
muzikant,” vroeg de portier.
„Wel mogelijk,” zeide ik wrevelig.
„Wacht dan
Op zekeren dag las ik in een dagblad
een uitnoodiging aan goede harpspelers,
om zich ten huize van den bankier Lisz
mann aan te. melden. Onder de hand
vernam ik, dat er zich twee i drie hadden
A - ««.M^WMSwlw^ WWWM MMS. MAWM MWf, QWWM kw «J
Ongelukkige speculaties hadden haar geëngageerd. De bediende noemde mij gedaan had.
t Lang aarzelde ik, doch eindelijk had
worden verleend. Dit ik mijn besluit genomen. Op weg daar-
t- - AAA_ -•«_ JU_U.’ 1
hart kunnen ver- d*e m‘> h5*” ontboden had. Hij over-
J 'j een briefje, het was getee-
rands ka Liszmann en het behels
de de vraag of ik geen onderricht gaf in
Hoe ik in het huis gekomen ben, weet
niet meester was.
„Onlangs heb ik,” zoo begon het meis-
-- -
j Ring, gehoord. Ik wil
geen vreemden muziekmeester hebben,
Zij bloosde,
wangei
niemand u verdrijven uit uw nederige heel wulcn voorspelen," hoorde ik mij met
een welluidende stem vragen. Ik schrok
wakker uit mijn murikaL droomerij en
ik ontstelde want ik meende mijn moeder
weer te zien, zooals zij er in haar bloeiende
meisjesjaren moest uitgezien hebben. Het
was Franciska, e dochter des huizes.
Ik kon niet s reken, doch beantwoordde
haar vraa met een buiging.
Eenige oo enblikken later stond ik in
bevond ik mij in hetzelfde kabinet waarin gezelschap i ekreunde ik mij niet ja,
ik dit schrijf het was mijn slaapvertrek,
voorzien met een paar armzalige meu
bels en een hard bed en ik zag door
het venste
steek van een matador neerviel, verloor
xij bet bewustzijn.
Thees hielpen geen bedreigingen meer,
want zonder op het geschreeuw der me-
e**te te 1ette„ •’roe* hif haar op zijn ar
men we« door mevrouw Josselin en
haar dochter, die van deze gelegenheid
gebruik maakten, op den voet gevolgd.
Toen hij in de gan* gek -
wierp hij een wanhopigen blik om
heen. Hij zocht naar een L__
een stoel, waarop hij Colette een
blik L-
perste
hoofd.
„Zij is al te zwaar voor u, vriend, laat
mij haar dragen," Jdonk een forsche
stem aehter
woord voegei
aeling uit den i,
de bewusielooze vrouw uit de
van zijn vriend. Aan zijn grijzen
als den gezel van de Lésigny, toen Co- pgjj leerde haar levensgeschiedenis kennen zelven gespeel 1 toen ik geroepen en naar eens laten zien
j°° i h**. alt* a~„« dlT/ en hoorde van de rampen die haar getrof- een aan de salon belendend vertrek ver-
de gespiede drager zijnSich- fen hadden’ W"d haar verzorger in ieder wezen werd, waar ik den pianist reeds
s nniirnf hit Urwtc hof Wiov az-IaIa aam*amI XY7.« GamzIam .IL.a/4»» m<a* Fïa
ACH VJZ X-tal Lr sa u». w* -
slapen van de bewustelooze met water hoedanigheden hij hoe langer hoe meer breede hooge dubbele deur der salon
Mijn moeder Icorde mij de harp be- geruisch der verzamelde gasten.
hij haar begaan. „Geeft zij nog een tee- loncel die, zooals zij mij verhaalde, haar bijna verblind door
kan van leven,” vroeg hij op ee# toon va4w vrOeger bespeeld had, dat mstru- en
die dadelijk te kennen gaf. hoezeer hij ment Voof ik en vertoonden. Het
haar liefhad. menigmaal vermaakten wij met ons 8eree<^ v®°r de. 1
„Zij opent reeds de oogen, Juichte kennen dat wij
R«ïtad. h.a,tig. *pelnT V ?/Ven gelukk,«wa’ polonaise speelden
Haar melodieuss stem, door medelii- >n het bent van zulk een vrouw, als ik gewone programma van contra,-
den verzacht, maakte een aangenc- >n dat van zulk een moeder. 2oo ver hebt gij het met uw uitstekend
fodruk op den vriend van de Lésig..y, Kort na den dood van mijn vader, talent nu eindelijk
lorgnet een blik van verwondering op beschermer.
Er kwam een vacature in de stads
kapel ik solliciteerde om de betrekking,
doch verkreeg haar niet.
„Vrees niet, lieve moeder," zeide ik
zoo lang ik mijn handen behoud en de
menschen harten hebben, zoo lang zal
het spel harer harp, waarmede zij vroeger sten wensch
de schitterende gezelschappen i
bank of naar had, voor haar vader en zich zelve, zonder
ooit vermoed te hebben dat zij deze hare zwarten rok aan en ik begaf mij naar het
neerzetten kon. Zim rerme>el3h<
lts hem zweetdruppels op het voor- ïen uitoefenen.
Toen mijn vader haar eens in een
i^m," klonk een forsche Pub^ektn tuin hoorde spelen, las hij „Wacht dan zoolang in de, kamer der jjj,V^JoSr^* g^gd* ’traa,! t^en lk
grond opgedoken scheen, dat verdiende gelukkig te worden. stemde voorloopig mijn instrument, speel- ’^''z^'bloosde^en12' ook ik^voelde8 mijn
Hij informeerde naar haar woning en de mijn handen warm, en ik wachtte tot wangen gloeien.
hij vond haar op een armoedig zolder- men mij zou roepen. „Ik sta u met mijn zwakke krachten
Ik had ongeveer een uur lang voor mij- ten dienste. Wüt gij mij uw instrument
„Ik heb er nog geen.”
„Veroorloof mij dan dat ik u morgen
het mijne zend het behoorde eenmaal
mijne moeder toe.”
Maar zal ik u, mijn waarde vriend,
--J *2
Nog vóór dat de zomer geheel geëindigd
het licht, den luister talent de harp gejierd en had zij mij haar
h voor mijne blikken hart geschonken. Wij droomden van een
Jschap stond reeds schoone toekomst, van geluk en liefde en
arise. Men gaf on» te waar kunstgenot, Franciska wist mijn
innen moesten. Na de twijfel of haar vader zijn toestemming
wij vervolgens het tot ons huwelijk zou willen geven, op te
••in contradans enz. heffen.
Doch opeens kwam het noodlot woest
en meedoogenloos tusschen beiden. Haar
aan-
ver-
:p«nd. Daa verschijnt vast- het manuscript. Eindelijk was die lang certen te bezoeken.
7 Mijn omstandigheden verbeterden en
dor, die eeu ongekende nversaagdheid lagen die bladen voor mij. ik kón voor mijn moeder een kapitaaltje
m koelbloedigheid aan den dag legt. Zij bevatten het volgende: overleggen dat haar, zoo ik haar mocht
Langzaam lokt hij hem op de plaats,
waar hij besloten heeft den stier den
doodsteek
hem met oen handbeweging niet minder
de schoft H«t dier wankelt een
genblik, dan ploft bet lo.lzwaar
-t
wonden toeschouwers.
R wis ns h t 1.
paard kreeg Relinda een afkeer van het
vrreedaardig spel. Zij had haar moeder
voorgesteld voor het einde ven den ““«coaren gioeiae ik Mijn moeder stier!.
strijd heen te g maar de toesebou- van 8ee*tdnft voot de muziek. Een mijner ik de smart beschrijven,
wars vóór en aehter haar hadden ver- bloedverwanten, lid der stadskapel, en L
ontwaardigd geprotesteerd. Zij benutte vur‘g vereerder der schoone kunsten en nadat er reeds zoo vele jaren verloopei
aa! - I -1— A - cvmmwaI zl aw Ommm 1a«smaO «ma a am aaaa am„m - J - _S 1 -J ---
ae af te wachten. Met een ware voldoe- stig gezind door zijn bemiddeling leerde hart pijnlijk
■tad bemerkte rij, dat haar jonge gezel- ik de meeste snaarinstrumenten bespelen,
lin eveneens een afschuw van hot af-
stootend schouwspel had. Ook Colette q;.,
had er genoeg van. Zij bad willen heen
gaan. maar weer klonken dreigende
stommen. Angstig verborg zij haar gelaat
achter den waaier, en larr'-aam voelde
van den bankier Liszmann bestond reeds, de zaal en ik speelde mijn solo. Om het
nauwelijks ad ik be er kt dat allengs
He aanwezigen met de rootste aandacht
begonnen te luisteren.
Toen tk geëindigd had, weergalmde
op den door de maan be- zaal van oorverdoovende bijvalsbe-
schenen weg neder. Toen kwam het denk- tuiginge de dochter des huizes bo-
lieflijk gelaat en die zielvolle
mijn engagementen mijn beste krachten en
__i een kwartet bleef onder mijn
directie.
Mijn moeder stierf. Ónmogelijk kan Reed; toen beminde ik
i, die dit sterf- evenzeer als r.u, doch wellicht mij zelven
en geval mij veroorzaakte zelfs nu nog, minder bewust.
«r in en besloot geduldig do eerste pan- vooral der toonkunst, was mij zeer gun- zijn, doet de herinnering daaraan mijn baar zien mocht, voor haar si
aan.
Ik zonderde mij af van de wereld, doch
ook leerde il: de theorie, zoodat ik weldra dit zou zoo niet blijven, want mijn spaar-
ri-I alleen muziekstukken uitvoerde, penningen waren van lieverlede vermin-
maar ook componeerde. derd, ook door de ziekte mijner moeder, dansants ten einde, en ik treurde, want
„De jongen moet lid van de kapel Kort voor kerstmis, een jaar na het over- de naderende lente ontrukte mij Francis-
worden,” zeide hij, hoe dikwijls heb lijden mijner moeder, meldde een livrei- ka._
rij eaa zware vermoeidheid over al haar ik bem dat niet hooren zeggen „ik zal bediende zich bij mij aan, om te vragen
Op hetzelfde ooaenblik dat de - •-
wen vóór en aehter haar hadden
dat 4„‘ws„rX;.,„r„aSi. 4 c er,g 5enoeg lnen «ch genukkriijk mede vergissen
dat een wantrouwen had. En als net on-
o„i„i, a,. j s, kan-
„Dat is met zoo erg moeilijk.
-- p „Wel neen, daarvoor behoeft men al-
rustte onder de zoutlagen onder in den ”“et dan’ ,UM,n vent- leen in de beure te tasten.”
kelder. „Al zegt gij dat nog zoo dikwijls, het ..Bij het vallen van den nacht brengt
Gazetou en zijn vrouw sliepen dien 231 tocb met helpen." gij het thuis, zoodat niemand u xitt,
diepen slaap, dien een harde werkdag De worst en het spek zagen er wel be- en dan laat gij het los op de gemeente-
schenkt, toen men plotseling op hun k°orii)k uit en wekten zijn eetlust op weide.”
™3a2 d3t verschrikkelijke denkbeeld van „En dan
„Dan gaat gij slapen. En den volgenden
morgen zal de eerste, die het varken ziet,
dé dame **3r a.ls ze dwars gaat zitten, dan ben „Te duivel ’riep Gazetou, zoudt gij
door de el^.bl,• wdde «net geweld dat denk- geen goedkooper middel kunnen beden-
i er van ®eeldverjagen, maar het hield vast als ken, een flinke purgatie of zoo iets?"
een bloedzuiger. wMijn beste jongen, behekst is behekst,
stolen?” «Waarlijk, mevrouw Eudoxia had haar Daartegen bestaan geen honderderlei
ITlOnd wel moopn /TLa-a h
,Wel’, ik zal morgen naar Arlane gaan
tafel maat tarwe krijgen voor uw raad.'
i een
gevoelde een prik een heelHeinpri'k- 31 reed^ half genezen
En Gazetou werd bleek, heel bleek.
Instinctmatig ging zijn hand naar de
plaats, waar hij den prik voelde.
Marietje meende, dat hij stikken zou.
„Dat is zeker een varkenshaar, dat mij
zat te rooken in den hoek van dan haard.
„Ha, Gazetou I”
„Ja, ik ben het, mijnheer Bogros. Ik
kom eens zien of uw kunst mij helpen kan.
„Te ziet er werkelijk niet al te best uit."
„Nu ja, m'n gezicht, dat maakt niets
uit
Het zit meer daar.... in de maag...."
Maar wat beteekende dat dan toch,
j
draaien met zoo’n vosachtig gezichtje,
alsof hij een kip ging afpluizen. Zou
mevrouw Eudoxia hem misschien de
geschiedenis van het naaldenkussen ver
teld hebben.
„Wel,” vroeg Bogros,
ij Gazetou dadelijk het
vertrouwen opflikkerde. --
„Hier 1”
En sedert hoe lang voel je dat
„Een dag of tien.... sedert mevrouw
biggetje kwijt is. Ik denk,
n geschrokken ben."
„Ik denk, dat men je betooverd heeft."
„Dat kan wel.”
„Laat mij je borst eens zien."
Gazetou ontblootte zijn borst. Hfl 1
van angst, dat de toovenaar de naald
de zien zitten.
„Mijn beste jongen," zeide Bogros
Den volgenden morgen bracht Marie n3 het onderzoek, „ik dacht het wel. De
L ‘I varkentje van mevrouw
leelijk Eudoxia gestolen heeft, heeft u betooverd*"
„Meent gij.”
„Ik ben er zeker van
„En wat daartegen te doen?"
„Er zijn maar twee middelen. Hebt
ge wat geld?”
„Nu ja.... een beetje.”
Den vehëelen ..«HÓ ri.a "Ga mor8*° tau de markt van fa'
rne k.f .it waar- Ujkt op dat van mevrouw Eudoxia
t^ve^d|en H« w« R’n Vr°UW hettelfie haar, hetzelfde gewicht, zoodat
in.L "eLwas, zdó 31 grnoec men er zich gemakkelük mede vergissen
geluk wilde, dat dan
als hij, nietwaar
„Eet dan, mijn vent.”
„Al zegt gij dat nog zoo dikwijls, het
1 12 farh rilt»? hol non M
De worst en
-dacht Gaze- middelen.”
tou. -
Hij kwam terug van het veld geheel
ter neergeslagen en zette zich aan i
Maar bij den eersten beet komt hem
el, wel, wat zijn er toch slechte hard zaadje tusschen de tanden en hii
„Zeker.... Dat arme kleine beest..., je, voor in de keel.
Ik had zooveel zorg besteed om het oo
te kwee ken 1”
„Ja, ja.”
„Het was zoo zacht, zoo verstandig, i
men zou gezegd hebben dat het den- „uat is zetter een varkenshaar, dat mij ""Z-
ken kon. Het liep mij na als een hond, ln de keel gestoken heeft, mompelde hij. Gazetou, „dat de toovenaar er tets van
„Het is te hopen, dat gij het terug- „Wat een dwaze yent I” geweten heeft en dat hu....
vrndt.... Het spijt mij toch.... wij Het is wel mogelijk, dat hij zich dwaas -Och- 2wi’« »ch «d, Marie.
Zijn immers buren I" De dikke dame liep aanstelde, maar Li wist, wat hii wist. M33k h«'touw ld# 43X1 nuw
door de gemeente en riep maar voort- De volgende dagen kreeg hij hoe langer A~*
durend. hoe meer af keer van het versche vleesch --- --
„Koes!.... Koes!.,.. Koes!....” van Koes-Koes. De niets beteekenende vr0«8 Gazetou Zijn vrouw bij het ont-
Maar nadat zij de geheele gemeente prik, dien hij gevoeld had, scheen wel ”'w“
had rondgeloopen, kwam ze weer in haar erger te worden, ’s Nachts sprong hij
straatje terug en vertelde haar ongeluk op met schrik. Hij verloor allen eetlust. -
aan wie het hooren wilde. „Waaraan denkt gij toch vroeg Ma- ven?'er-
Iedereen had medelijdem met haar, rie, die aan de schotels de verschuldigde eYrou?'„r
maar niemand had Koes-Koes gezien. eer bewees. „Als men u ziet eten is het de Itend 1
Mevrouw Eudoxia kon hare tranen net alsof gij de graten - - tv
met bedwingen. pluist.”
Als ik denk, dat ik twee nachten heb Gazetou dacht bij zich zelve
- genezen van een
zou.
_m zou ik de naald niet
in mijn lichaam hebben.”
Want nu was hij zeker van het feit.
nu eens voelde hii een prik hier, dan daar.
u j
zeker stil, maar het gebeurde maar zei-