VOOR DE IP hl ^cKHCininrMiir iiniirmul iiniiiiiüimiiiuiiiijiin iiiiiiiiciiiiijniHir 'miiiiiiiüiuiin n:i: iiiiiiiiirirmiiniiiiix jK. Kt - M IMS. M. ss GEDWONGEN J dubbelzinnig. TZ3 UIT DE t1 MOPPENTROMMEL E iiiL*nji>iiiiiiiiih.iiiiiiiim:i5c NLMMER 23. DERDE JAARBANO HM. GEDACHTENVOL. 'i MODERNE PHILANTROPIE DE WAARHEID slaan. HUISKAMER 5 •4k 'eid thans een gansch ander leven dan „Dat geeft je met veel,” was het antwoord, K-i aardig genoeg F’ I alles ontstolen te zijn „Toe, haast u toch, ik moet binnen vier vordt weggevoerd. Maar kom in mijn auto naar het centraal bureau. Gij zijt een aan kno- sn en ter van Mr. Stury, maar Robert Carré zal niet spoedig vergeten tn welke tragi sche omstandigheden hij die zaak heeft beklonken. BEANTWOORDE BELEEFDHEID. Tijdens het Fransche Directoire zond Vorst Reusz een officièele depêche, die „Vorst Reusz erkent de mij een groot genoegen kunnen doen, mi), ook niét toewenschï zelfs thans niet.... Zeg r vader gedaan hebt, waaraan ik zoo ge hecht was. Als ik dat weerom krijg, Gas parre, dan zal ik u alles vergeven. Ik zal de rechters bewegen om uw straffen zoo veel m ten Ri LANGZAAM. Iemand die gaarne vertelde, doch zeer langzaam in zijn voordracht was, werd door onvoorzichtig geweest en mijn het reizen heeft mij duur ge loof mi), nochmijn ik zelf, geen van bei- L?_— r» aa« aBv e, awhe asa rl Na dit voorval had de lourniltst den gaan „Vraag dan toch eens, wanneer Tersac <r __2_ 222-. 2. _2. nog over dien avond pruilen., wat toch naar de te belachelijk is De winter liep met de wekelijksche be zoeken van Tersac en zijn grootmoeder ten einde en het oogenblik was aangebro ken, waarop mevrouw Josselin en haar dochter de stad Parijs verlaten zouden De knoppen aan boomen en struiken gin- 'onnen voordat - --zomen. „22-- Het proces bracht voor Reiinda en bijge- ten de menschen niet dwingen oen ons tn schudding in haar stille leven en menig- den ^,1|lu!e^’,2eV7’tlen ureo studeere5i w7,k,f Cook de reis om de wereld gedaan heeft, zulks met nadeeüg op uwe gezondheid V werd „durende zijn verblijf te Berlijn aan den Koning voorgesteld. Zonder daartoe lzeD uitgenoodigd te zijn, nam hij plaats De vorst dag een half uur ma zult gi) 's mor- „Wijs mij onder al die nieuwe krotten en kaartenhuizen,” sprak hij laatst tot zijn vriend, „er eens één aan. dat zich zoo lang goed gehouden heeft, als die onze voor vaderen gebouwd hebben SLECHT CITAAT „Ik vind het mets aardig van je, dat je langs de tram en nu vloog het. rijtuig gekomen I” -echt op de borstwe ing aan, waartegen het moest te pletter loopen. Carré had gelukkig zijn koelbloedigheid herkregen juist toen zijn auto tegen de bor twering ging aanbotsen sprong hij .in de rivier. Terwijl hij onde water verdween, weerklonk een vreeselijke ontploffing. Bedelaar Een aalmoes als ’t u belieft Grawn Onbeschaamde, hoe durf je dit te vragen Heden-avond dans tk voor u WEDERZIJDSCHE CONTROLE. Schrijver Nu heb tk al dne uren tang naai dien metselaar aan de overzij gezien, maar de kerel heeft nog geen steen -ge metseld Ik zou wel eens willen weten, hun geld oni Metselaar aan den overkant al drie uren lang naar mij gekeken ik zou wel eens gaarne willen weten, waarvoor zoo n pennelikker elijk te verzachten en onzen groo- iter in den Hemel zal ik eveneens om medelijden voor u bidden. De ongelukkige, hij aarzelde. Zeggen waar hij dat kleinood verborgen had, dat was de plaats verraden, waar het overige zich bevond. En eenmaal hoopte hij toch, uit de gevangenis bevrijd, van zijn schat ten te kunnen genieten. Maar de edel moedigheid van Reiinda en haar goedige stem, waaraan men geen weerstand bie den kon, zegevierden eindelijk over Gas- parre’s stijfhoodigheid. Onder een val- schen naam had hij zich in een der def tigste wüken van Londen gevestigd en buiten wonen om er den g door te brengen. Het is er u lijk,” antwoordde Reiinda. _’t Is reeds lang geleden dat ik ook het geluk mocht smaken de lente buiten door te brengen,” zuchtte de journalist. „Als u het dan zoo heerlijk vindt, waar om wilt u ons er dan van afhouden,"* vroeg Reiinda lachend. „O, dat is wat egoïstisch van mij,” ver klaarde hij oprecht. Hij stond op, nam afscheid en wenschte de dames een goede reis naar haar buitenberblijf. Toen hij de kamer uit was bleet Reiin da langen tijd in gedachten verdiept. Zij had in zijn oogen gelezen wat er m zijn hart omging en ze peinsde in stilte. Zoo ze hem nog eenmaal zien? Meteen werd er op de deur geklopt. „Zou hij het zijn,” vroeg de dame reinig» zins verwonderd. Inderdaad, hij was het, Savien. Maar met meer de journalist uit vroeger dagen. Zijn vroolijkheid en kracht had hij tege lijk met zijn gezondheid teruggekregen en zijn oogen waren ook geheel hersteld. Blij hem zoo weer te zien, zei mevrouw Josselin, terwijl zij hem hartelijk de hand drukte „Wij spraken juist over u en zei den dat u ons wat vergeten had.” „O neen, ik had u niet vergeten, maai de grootc drukte die ik dagelijks om mij heen heb, belette mij u eens op te zoeken. Ik kom u gelukwenschen met bet geluk kige verloop van uw proces. Modeste vertelde mi), dat u er wederom aan dacht Parijs te gaan verlaten.” is het, over enkele dagen gaan wij -2_i geheelen zomer wit heer- ONVERGEEFLIJK. Louise. Waarom zijt ge zoo bedroefd Augusta Augusta. Zie eens wat een berg boeken, en bijna elke week komt er zulk een bij Louise. Nu dat is toch geen reden om Kige financièele positie, dat uw echtge- bare zuster zijn naar de stad paraplu is droog OOK EEN COMPLIMENT. De Hertog van Cambridge presideerde een feestmaal van Je vereeniging der Londenscbe huurkoetsiers. De Hertog drenk op den bloei en groei der vereeni ging. Deze toast werd beantwoord door een koetsier, die betoogde dat hij steeds veel sympathie voor den Hertog gevoeld had en daarom zeer verlangd had hem persoonlijk te leeren kennen. Thans hem dat geluk ten deel valt, moest hij ge- (Slot). Toen deze den volgenden morgen den journalis' voor het pleizier dat zij en baar dochter door zijn tusschen komst eenoten hadden, bedankt had, voegde zij er aan toe „Gisteren zeiden wij, Reiinda en ik, dat het voor u toch onaangenaam moest zijn, dat u geen uitvoeringen bijwonen kunt. „Integendeel, het was me een genoe gen, dat ik daarvan verschoond kon blij ven, maar op den duur valt het mij toch tegen den geheelen avond hier boven door te brengen.” „Hoe kort u dan den tijd „Och, zooals het valt," antwoordde hi) met bitterheid. „Ik oefen mijn geheugen door alles war ik vroeger van buiten kende nog eens na te gaanen ik doe ook nog wat aan muziek.” „Waarlijk Heeft u een pianoDat moet toch een heerlijke afleiding voor u zijn.” „O zeker, als ik er werkelijk talent voor had, maar enfin, het bezorgt me toch een oogenblik ontspanning." „U zou ons een groot pleizier doen, als u bij ons de avonden wilde doorbren gen misschien zou dat aangenamer zijn.” „Ik zou niet beter verlangen,” riep Tersac vol vreugde uit. Maar mijn groot moeder. die alles verlaten heeft om mij te helpen, wil ik niet alleen laten.” „En wie zegt u haar alleen te laten Breng haar telkens mee, wanneer u ons komt bezoeken.” „Dank u, mevrouw,” zei de ionge man, terwijl hij haar hartelijk de hand drukte „Maar is u er zeker van, dat uw dochter op het bezoek van mijn oude grootmoeder gesteld is?" „Mijnheer Tersac, u oordeelt verkeerd over Reiinda,” antwoordde mevrouw josselin met kracht. „Welnu, dezen avond nog zullen wij van uw uitnoodiging gebruik maken.” Op het afgesproken uur trad Tersac, door zijn grootmoeder gevolgd, de kamer van de beide dames binnen. De band voor zijn oogen was weggenomen en door een donkergroenen bril vervangen. Een groote leunstoel die dicht bij de kachel geplaatst was, wachtte hem. „Beiden zijn wij door God gezegend, mevrouw. Uw dochter en mijn kleinzoon geven ons steun en troost. Uw kind is ook zoo dwaas en zonderling niet als de dame van hiernaast...." „Ik weet niet van wie u spreekt,” ant woordde mevrouw de Josselin, „nooit heb ik er op gelet wat er bij mijn buren ge beurde." „Ik bedoel de eigenares van dit huis Kort geleden hoorde ik zeggen dat zij naar Parijs teruggekeerd waren. „Ja, dat heb ik ook gehoord," meende Reiinda, terwijl zij met een heimelijk glimlachje haar moeder aankeek. Zij be greep, dat Modeste haar niet als de eige nares van het huis bekend gemaakt had. „Kent u haar misschien,” vroeg Savien belangstellend. „Jawel, een weinig,” antwoordde Re iinda, die zich met het geval begon te amuseeren. „Ha, zeg me dan eens hoe O) er uitziet. Ik stel me haar voor als een oude Engel- sche dame die niet beter weet, of zij moet reizen. Mij dunkt dat zij een stij' kenge gestalte is, met groote ta AAM MAAU4 11 AM rralsst ter ie krant en ik hoor niets. Verte) het ,w5* uur begin ik weer te blokken tot politiseerde, die zich bizonder „Och vrouw I voor twee is het met vast van plan, maar dag aan dag stelde ik studzn’,,vin Rinkelen tegen zijn vnetifl overwoog, .an elk geval heb ik het h», jMrl van Puffelen. die hem een bezoek brenet. Onderoffictt’ Wa> verstaa' men onder huichelarij Roeraat Huichelarij is t. als men zegt. Zijn superieures gaarne te mogen 'ijden EEN GEVAARLIJK HUISGEZIN. Ambtenaar Hoe sterk is uwe familie Boer Als we allen bij elkaar zijn, kun nen we het gansche dorp kort en klein CONSCIËNTIEUS Student. Hé, kellner wees zoo goed en herinner mij later dat ik hedenmorgen vergeten heb te betalen. 22.it Met twee agenten van de veiligheids op visite komt Het is alsof wij politie begaven moeder ea dochter zich opgegeven plaats. Hij bewoonde een weelderig huis met rijk gemeubileer de kamers, die grootendeels met de kunst schatten van Reiinda gevuld waren. Mevrouw Josselin had van vreugde wel willen juichen. Haar dochter vond zij ongewoon koel, maar dat was zeker schijn, de waardigheid die zij tegenover vreem den niet uit hei oog verloor. „Ben je niet tevreden, kind, dat wij de grootste helft van ons fortuin teruggevonden hebben,** vroeg de moeder toen rij zich op de te rugreis met haar dochter alleen bevond. „Zeker, moeder, ik ben er gelukkig mee om u....** „Om mij.... En ik juist om jouik moet het eerlijk bekennen, ik was bang dat je 'n oude jongejuffrouw worden zou Reiinda drukte zacht de hand die in de hare rustte, maar tegelijk wendde zij een weinig haar hoofd om zonder te antwoor den, en de moeder kon niet raden wat haar dochter dacht. „Men kan goed merken, dat mijnheer Tersac zijn werkzaam leven weder be gonnen is," begon zij na een oogenblik van zwijgen. „Hij schijnt ons geheel ver geten te hebben." „Dat verwondert mij zeer,” antwoord de haar moeder. „Ik denk dat hij wat ai te bescheiden is. Wij zullen Clarisse eens zenden om hem een avond uit te noodigen, -.-cccdct wij naar buiten gaan.” „Neen, neen,” riep Reiinda, „wij moe- 22. 2 2^,j volg ook voor haar moeder een groote op- komen bezoeken.” schudding in haar stille leven en menig maal betreurden zij den vrede, dien zi) te. voren genoten hadden. Een geheele om mekeer had in Relinda’s karakter plaats gehad zij hield met meer van veran deringen. Het proces dat haar eertijds niet had afgeschrikt, scheen baar thans hatelijk toe, zij had slechts één verlangen meer, een eind te maken aan de zaak, tot welken prijs dan ook. Gasparre kon zijn oplichtingen en ver duisteringen niet loochenen, de bewijzen getuigden te zeer tegen hem. Maar hard nekkig bewaarde hij het stilzwijgen en de rechters konden er niet achter komen, waar hij zijn schatten geborgen had. Ze stonden Reiinda een onderhoud met hem toe en in plaats van hem met verwijten te overladen, deed zij slechts een beroep op het overschot van zijn goede gevoelens. „Nooit kunt u,” zeide zi) met zachtheid, „het ongelijk herstellen dat u mij en ook u zelf aangedaan hebt. Maar voor een ge deelte ten minste kunt u dat onrecht, ons aangedaan, toch ongedaan maken. U zou mij een groot genoegen kunnen doen, mij, die u geen kwaad gedaan hebt en het u mij, wat u met het horloge van mijn -r gedaan hebt, waaraan ik zoo ge rij ken bladerdos Maar deze tijd van na- tuurherleving is ook het seizoen, waarin Parijs op zijn aantrekkelijkst is, en Reiin da gevoelde wel eemgszins spijt over haar eenmaal genomen besluit. Evenwel meen de zij toch om haar moeder te moeten vertrekken, daar deze, sinds Tersac haar hulp met meer noodig had, volstrektniet wist, hoe zij zich den tijd zou dooden. De journalist, die mtusschen geheel hersteld was, had zijn gewone werkzaamheden hervat en zocht van tijd tot tijd zijn ken nissen nog eens op. Een gebeurtems waarop Reiinda met meer rekende, maar die haar moeder altijd verwacht had, kwam plotseling de ge maakte plannen wijzigen. De politie bad nooit haar nasporingen onderbroken en eindelijk waren haar pogingen met goed succes bekroond Deze tijding vervulde in den beginne de beide vrouwen met groo te vreugde. Mevrouw Josselin beeldde zich in, da» rij zich voortaan met meer vervelen zou, maar integendeel, thans I de verdrietelijkheden eerst te Dat gegil trok eindelijk Carré*: aan lacht Hij sloeg zijn oogen op. zag den ledigen x>k en begreep alles. „Verloren 1” morde hij en werd doods bleek Een oogenblik bleet hij besluiteloos dan trachtte hij de ledige plaats van den chauffeur te bereiken. De auto sprong nu de enge brug op, die iver het riviertje van Blacktown ligt Robert Carré sidderde. Uit de tegenovergestelde richting kwam len electnsche tram aangereden De wattman had ongetwijfeld mets emerkt, want hij dacht er niet aan zijn vaart te verminderen ïioud zweet brak den juwelier uit, .na een stoutmoedigen sprong bereikte hij den bok.... Ook de wattman had thans het gevaar gezien en trachtte zijn zware ma hine, die maar op een afstand van drie mete meer was. tot stilstand te brengen. Robert Carré sloeg zijn handen kramp- .«chtig om hei stuur, en gaf een flinken zwaai naar' rech s. He linkerpane van de auto schuurde m ai dien tijd niet eens bi’ ons bent aan- „Och. war zal ik je zeggen Ik was het vast van plan, maar dag aan dag het uit en je weet wat Jean Pai „dat de weg naar den booze met goéde voornemens geplaveid is?” JUIST GENOEG VOOR EEN „Maar man. ie zit maar te lachen ach- vroeg hem hierop, of hij reeds meer komngen gezien had. „O, ja,” antwoordde Forster, „vier wilde en drie tamme.” GOEDE CRITIEK. Op een feest van de maatschappij van land- Anne, arme man, .prak de boerin h**10 een der leden een Un«e’ verve* tot den landlooper, die zeer demon.tra- lende, saaie redevoenng. Een onderwijzer tie! bat gra» van het perkje voor het bui. vroeg aan zijn buurman, afknabbêlde. Heb je zoo’» honger, dat je 1* gras eet? De landlooper knikte bevestigend, ter wijl hij een boopvollen blik op de vrouw vestigde, die voortging: Kom maar achter het huis, arme ziel, bij de keukendeur.daar staat het gra. veel hoogerl EEN CONSERVATIEt- lONGELING. A „Naai ik verneem is uw bovenhuis te nuur, ik zoek een geschikte woning, zoudt ge dus dat nuis tan mij willen verhuren B. „Men neetr u slecnt inge licht waarde heer, mijn bovenhuis ts met te huur, daar woont een longmensch al sinds vijftig jaren." HOOGE LOF. Een politiek redenaar zeide eens, om ze keren generaal van zijn partij op te vijzelen, dat hij op het slagveld altijd te vinden was waar de kogels het dichtst om hem neen waren. „En waar was dat vroeg men hem. „Bij den immunitiewagcn." VOORSCHRIFT OM VROEG OP TE STAAN „Ik kan maar met vroeg opstaan, dokter,” klaagde een ingebeelde zieke, die ren lief hebber van lang slapen was. „O, dat kunt gij wel, was het antwoord, „als gij mijn raad maar wilt opvolgen Hoe laat staat gij gewoonlijk op?" „Negen uur „Welnu, sta dan eiken later op, en binnen een tnaam gens om vier op zijn.” RECHT EN RECHTER. „In elk geval,” beweerde eens iemand, die jn proces recht aan zoon van een re.taurateur wa. bij --.i op een diner gen^odi^d. Er wer* bij nam er niet van. Neem er toch ook can van. drong de gastheer aan. Ze zijn delicieus. Thuis krijg je ze niet beter. Neen, dank u, sprak de restaura- teurszoon. Thuis eet ik ze nooit, omdat ik weet, wat erin zit, en bij een ander eet ik ze nooit, omdat ik niet weet wat erin zit. Twee jaren verliepen sinds dit afscheids bezoek. Nog woonden de beide dames op haar landhuisje in de vlakte vao Touraine, maar Reiinda thans als mevrouw Tereac. Haar echtgenoot had. om de zwakte van zijn oogen, zijd journalistieke lonpbaaz vaarwel moeten zeggen en ia ongereoorde vreugde brachten zij voortaaa hua jarea m het stille buitenleven door OP *T EXAMEN. Proftuor. Ge moet alle natuurproduc- ten in een der dne rijken indeelen wssr de kerel, die ginds door de politiemannen doet ge b.v. de suiker? vordt weggevoerd. Maar kom tn mijn Examinandus. In de koffie professor auto naar het centraal bureau. Gij zijt gansch nat en zoudt een verkoudheid ZEDELIJKE VERONTWAARDIGING kunnen opdoen. u “l' we8ens diefstal, mei- Dien avond nog werd Sam, de bediende landlooperi) en bedelarij herhaal- toneerde, ten einde een premie van vijf tien duizend frank te kunnen opstrijken. SCYLLA EN CHARYBÓlS. Mocht Carré hebben toegestemd, de chauffeur Krauts zou in den „Harry's manlief, boe kunt ge 3ar” de rol van William Godfrey zijn 0Men “eae ïen trancheermes in de hand geven f g Than« «nner van Dc ,on«en moet hebben TTiam siert het prachtige snoer van mede te speJen ik hem het huis Bixau den blanken hals der doch- geladen revolver geven I Sumpman. „tJLxxr buurman dat vis- schen moet toch een recht vervelend werk Zijn 1 Wat denkt ge we) als ge zoo den ganschen dag aan 7 water rit?” Van Schofftbn „Dan denk ik. ik wou dat ik maar eens beet had." Shmpman. „En als er een gebeten heeft, wat denkt ge dan?" Van Scnoffthn. „Aha." KAZERNE-STUL. Sergeant (tegen een recruut, die er een *n i oogloopend dikken neus op na houdt): „Kerel, blaas toch je neus niet zoo op, of ben je van plan aardappels te snuiven?" werd gedurende zijn verblijf te Berlijn aan Koninj Vrouw „Ik ben bezig te sparen voor ten mooi cadeau op ie verjaardag.” Man „Dat merk ik”. Vrouw „Waaraan” Man „Aan het eten.” DOORTASTEND A. „Heeft Willem dan toch die weduwe getrouwd Ik dacht dat hij ren oog je had pp naar dochter B. „Dat hao hij ook. maar de weduwe had ren oogje op hem ZUINIGHEID EN VLIJT. Heer „Wat Loop je nu nog te bedelen En ik boor dat ie laatst nog een erfenisje ge kregen hebt." --Bedelaar Dat ts ook waar Maar moet ik Reiziger: „Is het geoorloofd de antiqui- daarom den luiaard uithangen teilen van dit kasteel ts bezichtigen?1’ ALTIJD HETZELFDE. Bediende: „Ónmogelijk. Mevrouw de „Maar, manlief, ie bent doornat en je Gravin en bare zuster ziin naar de stad t^raplu is droog „Dan zal ik vergeten hebben ze op te steken HET BESTE MIDDEL. Een candidaat in de geneeskunst werd, bij gelegenheid van ren examen, zeer streng on dervraagd. Men had hem wegens het aan wenden van zweetmiddelen ontelbare vra gen gedaan en steeds ging men voort „en 'ZZeüZLZVrhZZ we*t P’ me’ meCT 7 Bedenk u maar eens, Th.», nu xu’ u no« wel ,eö h«^eren,” enz. Den geplaagden candidaat, die dikke 2'2'2'2"jV‘"? “v.*1 zweetdroppels over het voorhoofd vielen, tuigen, dat. als men hem met gezegd haö. eindelijk een licht op hij antwoordde voorL1 h*>.10.Ja, toch, professor, indien al de aangewen- Ve ’h b<e f«weert Z1>n de middelen niet baten, dan zal ik den pa- de oorzitter een koetsier was, die mm- ^ènt naar u zenden, om zich te laten exami- TEMPORA MUTANTUR nceren.” Van Socrates wordt verhaald, dat hij gezegd heeft: ^lle menschen spreken In onzen tijd zou hij misschien gezegd een driftig mensch in de rede gevallen niets buitengewoons. Waarom noemt u haar zoo zonderling „Omdat men zegt.” ging de oude groot moeder voert, „dat zij het lang niet op een plaats kan uithouden.... rij moet -• - - altijd en onafgebroken zwerven, net als de P?” *eld” Prikten deze m een wandelende jood Minstens genomen is zi) toch zonderling," mende de journalist. ,^Zij gevoeh zich, om zoo te zeggen niet beter dan telkens op een andere plaats, hetgeen onrust en wispelturigheid ver raadt.” „En ik houd zulk ren persoon voor werkzaam en leergierig, want door het rei zen leert men veel.” „U heeft volkomen gelijk," zei Tersac, zich plotseling herinnerend, dat zij zelf do) veel van reizen hield. „Maar dat eeuwige reizen beur ik af.” „Och, ieder moet men zijn plezier la ten zoeken waar hij het denkt te vinden,” was Relinda’s bescheid. „O zeker,” gaf Tersac toe, „maar die jonge dame is een egoïste, die het haar moeder lastig maakt. Deze is gedwongen haar op al haar reizen te vergezellen en dan moet het reizen de arme vrouw nog zoo te/enstaan „Dat alles is onwaar Daar protesteer ik têfcki," zei mevrouw Josselin gebelgd door deze laatste woorden. „Wie vertelt er zulke lage lasteringen van mijn dochter" „Wat Is u dan juffrouw Reiinda”, riep Tersac verschrikt opspringend uit. •Dat ben ik.... Het doet mij leed dat ik het moet bekennen, want thans heb ik uw achting, zoo niet geheel, dan toch voor een groot geoeelte verloren...." „Integendeel, u heeft mij den moed ge geven nog een enkel woord te zeggen. Wellicht zult u mij thans voor een onbe- schaamden lomperd aanzien.... Het was wreed van u om mij in mijn eigen woor den te vangen." „U hebt nog met op de vraag van mijn moeder geantwoord," hernam Reiinda, Jk zou wel willen weten, wie de goedheid had u die aardigheden te vertellen.” „Gasparre, uw intendant, die u zoo laag bedrogen heeft.” „Wanneer heeft u hem dan gezien „Wel, in den laatsten tijd dat hij de huur ophalen kwam, want de zorg hier voor vertrouwde hij aan uw concierge niet meer toe.” „Die valschaard," riep mevrouw Jos selin opgewonden uit. „Het was hem niet genoeg ons te rulneeren, ook .onzen naam moest hij nog bekladden. En dan nog te moeten hooren dat men hem niet vinden kan „Is het waar, dat hij u heeft?” „Ja, niets van bizonderc waarde heeft hij ons meer gelaten.” En met een wat gedwongen glimlachje voegde zij er bij „Op slot van zaken hebt u volkomen ge lijk met mij een zonderlinge te noemen, ik ben zeer liefde voor kostMaar lieve moeder, n< den rouwt nog om die onvoorzichtigheid." Na dit voorval had de journalist den moed niet meer nogmaals op bezoek te gaan. Hij schaamde zich te zeer en meen de vast, dat Reiinda het niet gtmakkelijk vergeven zou. Eens sprak hij er over met haar moeder, maar deze beweerde dat hij zich daarin vergiste. De arme, zij durfde CONTROLE. --• uren <ang maar de kerel heeft nog geen steen -ge metseld Ik zou wel eens willen weten, waarvoor zulke menschen des Zaterdags i-,j -nrvan„n Nu heeft die schrijver gekeken ik zou wel zijn tractement inpalmt IN GEDACHTEN Raad eens wat mij onlangs gebeurde? Ik ga naar mijn bureau en eensklaps ver beeld ik mij dat ik mijn horloge vergeten heb. In gedachten verzonken, haal ik het horloge uit mijn vestzak om te zien of ik nog tijd genoeg heb het thuis te gaan ha len. MOEILIJK TE VOLDOEN. Joris Goedbloed is een groot vereerder van den ouden tijd-, vooral wat de solidi- teit van den ouden bouwtrant betreft. boos te zpijn gij zijt in zulk eene geluk- uoöt zich deze weelde kan veroorloven Adgueia. Daarom ben ik ook met be droefd, hij kan zooveel boeken koo- pen als hij wil, maar denk eens, de on- mensch leest ze ook alle. UIT DE GERECHTSZAAL. Voor een baardeloos rechter bracht men aldus begon onlang* een vagebond met een grooten, Fransche Republiek.” Talleyrand, die 1 Nadat de rechter een blik als toenmaligen Minister van buitenland- __2 had, richtte hij zich sche zaken daarop moest antwoorden, juldigde met de woorden schreef als inleiding van zijn antwoord „De Fransche regeering gevoelt zich gezega u<cn.- „nuc mvnzcnen aprexen er vereerd met Vorst Reusz kennis te. vlot genoeg over iet* waar zij van weten." a I»ew Ia mawaM êélel wam kil aaXaaa!»Iaa AA^M* zaaj aaaavwMWA kwwww Later heeft Talleyrand zulke republi- hebben: „De meesten spreken maar al te onlang* een vagebon zwarten baardNadai op de acten geslagen tot den beschuldig „wu geweten schijnt zoo zwart als uw baard.” zeer „Als mijnheer de rechter het geweten maken.' »aar den baard afmeet, dan heeft u geen r ,De Fransche regeering gevoelt zich der leden een lange, verve- vroeg aan zijn buurman, een eenvoudig landbouwer „Hoe beviel u die redevoe- ,J)at zal ik zeggen," antwoordde onze landman. ,ak heb liever een bord goede soep dan een schotel spoeling.” BETER BAANTJE. Heer „Hier heb e een dubbeltje maar zeg me eens. waarom leer je geen ambacht?" De zoon van een re.taurateur wa. bij Bed^: «Dat zou ik wel doen mijnheer; kennissen op een diner gen-iod^d Er wer- >k een beter ms’ dan t«g«>w<»rdlg. den heerlijke croquetje* opgediend, doch AAN TAFEL. Ik ben bezig te sparen voor *en ie zit maar te lachen acb- Een kwartier later, toen de juwelier ®*i druipend van het water, weer op de brug kwam, bemerk e hij de overblijfselen van zijn brandende an.o tegen de half MEDELIJDEN vernielde borstwering. Dtenstbode (in *t voorbijgaan tegen Een bom, in de voorkist van de taxi vriendin die alleen in *t waschhüia geplaatst, was bij den schok ontploft en *erk is). Zeg eens, Elsje, doe’ je had bet voertuig vermorzeld. mond niet zeer, als je zoo den heelen Terwijl Carré daar verstomd bleef ^8 tuet kunt staan, zeide hem een mannetje, be zelfde vu hotst* welk het „Missoury-hotel” binnentrad ^^^VRIJHEID. toen hij het verliet, op halmen toon Sergtant de over. „Gij zijt aan een groot gevaar ontsnapt, ste straks bij de inspectie vraagt hoe het gentleman.... Ik ben de inspecteur met u gaat, dan zegt ge allen zeer goed Forbes." want zoo wil het de overste. „Welnu, gij komt een weinig te iaat „Toch niet, want alvorens u te volgen, ueb ik den chauffeur, die u deze leelijke poets speelde, gearresteerd.. Zie, het is EEN VRIJ OORDEEL Kuruftchilder Verbeeld u. gisteren kwam van Puffelen. die voor een kunst kenner wil doorgaan op mijn atelier en zeide dat deze schiideni een copic is Maar ik verzeker u, als er nogmaals zoo n ezet komt werp ik hem van de trap Gij mijn waarde, zijt een man, die kennis van zaken heeft, zeg mij nu eens eerlijk wat gij van mijn schilderij denkt, geneer u niet STUDENTENVLIJT »Met dat geslenter en leegioopen ia „m ei* gcvai, ucwcciuc ecus t thans finaa£ bij mij gedaan zegt de een ander de kansen van zijn 51C1UC IK r» -a~— - vzwva wwg, «ba ^«.va* aaw *a :ul zegt 1P“”*Jen- to hem een bezoek brengt. mijn rijde.” 4k 'eid thans een gansch ander leven dan |w vroeger 's Morgens st» ik om vijf uur op. zoolang dat niet het geval is met den rech- om half zes begin ik te studeeren tot ne- tef.” gen uur Van negen 'ot een uur woon ik HET BESTE. d* 00'leges bij. dan ga ik dineeren. Om Toen Jerrold eens met een Franschman acht uur dan gebruik tk het avondmaal ^de mef het tusschen Engeland re Frank en rust ik een half uurtje, waarna de studie „ik gesloten handeliverdrag, merkte hij weer een aanvang neemt om klokslag droogjes op „Het beste wat ik tusschen En- twaalf te eindigen En zoo gaar het bij geiand en Frankrijk ken, is de zee 1” mij dag aan dag.” •Dan zijt gij kolosaal veranderd, ami- VORST EN HOVELING. “rwoor3de van Pu«ton. „doch zeg beroemde Reinaid Forster, die met Jks niet nadeeüg op uwe gezondheid •*t Schaadt mij niemendal.’ „Hoe ts het mogelijk zeventien uren arbeiden zou een kameel ziek maken.” „Mij niet, ik herhaal het. 't schaadt mij niet” „En hoe lang zijt gij reeds zoo’n phe nomenal) reusachtigen blokker „Morgen begin ik

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 8