VOOR DE
IP hl
^cKHCininrMiir iiniirmul iiniiiiiüimiiiuiiiijiin iiiiiiiiciiiiijniHir 'miiiiiiiüiuiin n:i: iiiiiiiiirirmiiniiiiix
jK. Kt - M IMS. M. ss
GEDWONGEN
J
dubbelzinnig.
TZ3 UIT DE t1
MOPPENTROMMEL
E
iiiL*nji>iiiiiiiiih.iiiiiiiim:i5c
NLMMER 23. DERDE JAARBANO HM.
GEDACHTENVOL.
'i
MODERNE PHILANTROPIE
DE WAARHEID
slaan.
HUISKAMER
5
•4k 'eid thans een gansch ander leven dan
„Dat geeft je met veel,” was het antwoord,
K-i
aardig genoeg F’
I
alles ontstolen
te zijn
„Toe, haast u toch, ik moet binnen vier
vordt weggevoerd. Maar kom in mijn
auto naar het centraal bureau. Gij zijt
een
aan
kno-
sn en
ter van Mr. Stury, maar Robert Carré
zal niet spoedig vergeten tn welke tragi
sche omstandigheden hij die zaak heeft
beklonken.
BEANTWOORDE BELEEFDHEID.
Tijdens het Fransche Directoire zond
Vorst Reusz een officièele depêche, die
„Vorst Reusz erkent de
mij een groot genoegen kunnen doen, mi),
ook niét toewenschï zelfs thans niet....
Zeg r
vader gedaan hebt, waaraan ik zoo ge
hecht was. Als ik dat weerom krijg, Gas
parre, dan zal ik u alles vergeven. Ik zal
de rechters bewegen om uw straffen zoo
veel m
ten Ri
LANGZAAM.
Iemand die gaarne vertelde, doch zeer
langzaam in zijn voordracht was, werd door
onvoorzichtig geweest en mijn
het reizen heeft mij duur ge
loof mi), nochmijn
ik zelf, geen van bei-
L?_— r» aa« aBv e, awhe asa rl
Na dit voorval had de lourniltst den
gaan „Vraag dan toch eens, wanneer
Tersac <r __2_ 222-. 2. _2.
nog over dien avond pruilen., wat toch naar de
te belachelijk is
De winter liep met de wekelijksche be
zoeken van Tersac en zijn grootmoeder
ten einde en het oogenblik was aangebro
ken, waarop mevrouw Josselin en haar
dochter de stad Parijs verlaten zouden
De knoppen aan boomen en struiken gin-
'onnen voordat
- --zomen. „22--
Het proces bracht voor Reiinda en bijge- ten de menschen niet dwingen oen ons tn
schudding in haar stille leven en menig-
den ^,1|lu!e^’,2eV7’tlen ureo studeere5i w7,k,f Cook de reis om de wereld gedaan heeft,
zulks met nadeeüg op uwe gezondheid V werd „durende zijn verblijf te Berlijn aan
den Koning voorgesteld. Zonder daartoe
lzeD uitgenoodigd te zijn, nam hij plaats De vorst
dag een half uur
ma zult gi) 's mor-
„Wijs mij onder al die nieuwe krotten
en kaartenhuizen,” sprak hij laatst tot zijn
vriend, „er eens één aan. dat zich zoo lang
goed gehouden heeft, als die onze voor
vaderen gebouwd hebben
SLECHT CITAAT
„Ik vind het mets aardig van je, dat je
langs de tram en nu vloog het. rijtuig gekomen I”
-echt op de borstwe ing aan, waartegen
het moest te pletter loopen.
Carré had gelukkig zijn koelbloedigheid
herkregen juist toen zijn auto tegen de
bor twering ging aanbotsen sprong hij
.in de rivier.
Terwijl hij onde water verdween,
weerklonk een vreeselijke ontploffing.
Bedelaar Een aalmoes als ’t u belieft
Grawn Onbeschaamde, hoe durf je
dit te vragen Heden-avond dans tk
voor u
WEDERZIJDSCHE CONTROLE.
Schrijver Nu heb tk al dne uren tang
naai dien metselaar aan de overzij gezien,
maar de kerel heeft nog geen steen -ge
metseld Ik zou wel eens willen weten,
hun geld oni
Metselaar
aan den overkant al drie uren lang naar
mij gekeken ik zou wel eens gaarne
willen weten, waarvoor zoo n pennelikker
elijk te verzachten en onzen groo-
iter in den Hemel zal ik eveneens
om medelijden voor u bidden.
De ongelukkige, hij aarzelde. Zeggen
waar hij dat kleinood verborgen had, dat
was de plaats verraden, waar het overige
zich bevond. En eenmaal hoopte hij toch,
uit de gevangenis bevrijd, van zijn schat
ten te kunnen genieten. Maar de edel
moedigheid van Reiinda en haar goedige
stem, waaraan men geen weerstand bie
den kon, zegevierden eindelijk over Gas-
parre’s stijfhoodigheid. Onder een val-
schen naam had hij zich in een der def
tigste wüken van Londen gevestigd en
buiten wonen om er den g
door te brengen. Het is er u
lijk,” antwoordde Reiinda.
_’t Is reeds lang geleden dat ik ook het
geluk mocht smaken de lente buiten door
te brengen,” zuchtte de journalist.
„Als u het dan zoo heerlijk vindt, waar
om wilt u ons er dan van afhouden,"*
vroeg Reiinda lachend.
„O, dat is wat egoïstisch van mij,” ver
klaarde hij oprecht. Hij stond op, nam
afscheid en wenschte de dames een goede
reis naar haar buitenberblijf.
Toen hij de kamer uit was bleet Reiin
da langen tijd in gedachten verdiept. Zij
had in zijn oogen gelezen wat er m zijn
hart omging en ze peinsde in stilte. Zoo
ze hem nog eenmaal zien?
Meteen werd er op de deur geklopt.
„Zou hij het zijn,” vroeg de dame reinig»
zins verwonderd.
Inderdaad, hij was het, Savien. Maar
met meer de journalist uit vroeger dagen.
Zijn vroolijkheid en kracht had hij tege
lijk met zijn gezondheid teruggekregen en
zijn oogen waren ook geheel hersteld.
Blij hem zoo weer te zien, zei mevrouw
Josselin, terwijl zij hem hartelijk de hand
drukte „Wij spraken juist over u en zei
den dat u ons wat vergeten had.”
„O neen, ik had u niet vergeten, maai
de grootc drukte die ik dagelijks om mij
heen heb, belette mij u eens op te zoeken.
Ik kom u gelukwenschen met bet geluk
kige verloop van uw proces. Modeste
vertelde mi), dat u er wederom aan dacht
Parijs te gaan verlaten.”
is het, over enkele dagen gaan wij
-2_i geheelen zomer
wit heer-
ONVERGEEFLIJK.
Louise. Waarom zijt ge zoo bedroefd
Augusta
Augusta. Zie eens wat een berg boeken,
en bijna elke week komt er zulk een bij
Louise. Nu dat is toch geen reden om
Kige financièele positie, dat uw echtge-
bare zuster zijn naar de stad paraplu is droog
OOK EEN COMPLIMENT.
De Hertog van Cambridge presideerde
een feestmaal van Je vereeniging der
Londenscbe huurkoetsiers. De Hertog
drenk op den bloei en groei der vereeni
ging. Deze toast werd beantwoord door
een koetsier, die betoogde dat hij steeds
veel sympathie voor den Hertog gevoeld
had en daarom zeer verlangd had hem
persoonlijk te leeren kennen. Thans
hem dat geluk ten deel valt, moest hij ge-
(Slot).
Toen deze den volgenden morgen den
journalis' voor het pleizier dat zij en baar
dochter door zijn tusschen komst eenoten
hadden, bedankt had, voegde zij er aan
toe „Gisteren zeiden wij, Reiinda en ik,
dat het voor u toch onaangenaam moest
zijn, dat u geen uitvoeringen bijwonen
kunt.
„Integendeel, het was me een genoe
gen, dat ik daarvan verschoond kon blij
ven, maar op den duur valt het mij toch
tegen den geheelen avond hier boven
door te brengen.”
„Hoe kort u dan den tijd
„Och, zooals het valt," antwoordde hi)
met bitterheid. „Ik oefen mijn geheugen
door alles war ik vroeger van buiten kende
nog eens na te gaanen ik doe ook nog
wat aan muziek.”
„Waarlijk Heeft u een pianoDat
moet toch een heerlijke afleiding voor u
zijn.”
„O zeker, als ik er werkelijk talent voor
had, maar enfin, het bezorgt me toch een
oogenblik ontspanning."
„U zou ons een groot pleizier doen,
als u bij ons de avonden wilde doorbren
gen misschien zou dat aangenamer zijn.”
„Ik zou niet beter verlangen,” riep
Tersac vol vreugde uit. Maar mijn groot
moeder. die alles verlaten heeft om mij te
helpen, wil ik niet alleen laten.”
„En wie zegt u haar alleen te laten
Breng haar telkens mee, wanneer u ons
komt bezoeken.”
„Dank u, mevrouw,” zei de ionge man,
terwijl hij haar hartelijk de hand drukte
„Maar is u er zeker van, dat uw dochter
op het bezoek van mijn oude grootmoeder
gesteld is?"
„Mijnheer Tersac, u oordeelt verkeerd
over Reiinda,” antwoordde mevrouw
josselin met kracht.
„Welnu, dezen avond nog zullen wij
van uw uitnoodiging gebruik maken.”
Op het afgesproken uur trad Tersac,
door zijn grootmoeder gevolgd, de kamer
van de beide dames binnen. De band voor
zijn oogen was weggenomen en door een
donkergroenen bril vervangen. Een groote
leunstoel die dicht bij de kachel geplaatst
was, wachtte hem.
„Beiden zijn wij door God gezegend,
mevrouw. Uw dochter en mijn kleinzoon
geven ons steun en troost. Uw kind is
ook zoo dwaas en zonderling niet als de
dame van hiernaast...."
„Ik weet niet van wie u spreekt,” ant
woordde mevrouw de Josselin, „nooit heb
ik er op gelet wat er bij mijn buren ge
beurde."
„Ik bedoel de eigenares van dit huis
Kort geleden hoorde ik zeggen dat zij naar
Parijs teruggekeerd waren.
„Ja, dat heb ik ook gehoord," meende
Reiinda, terwijl zij met een heimelijk
glimlachje haar moeder aankeek. Zij be
greep, dat Modeste haar niet als de eige
nares van het huis bekend gemaakt had.
„Kent u haar misschien,” vroeg Savien
belangstellend.
„Jawel, een weinig,” antwoordde Re
iinda, die zich met het geval begon te
amuseeren.
„Ha, zeg me dan eens hoe O) er uitziet.
Ik stel me haar voor als een oude Engel-
sche dame die niet beter weet, of zij moet
reizen. Mij dunkt dat zij een stij'
kenge gestalte is, met groote ta
AAM MAAU4 11 AM rralsst
ter ie krant en ik hoor niets. Verte) het ,w5* uur begin ik weer te blokken tot politiseerde, die zich bizonder
„Och vrouw I voor twee is het met
vast van plan, maar dag aan dag stelde ik studzn’,,vin Rinkelen tegen zijn vnetifl overwoog, .an elk geval heb ik het
h», jMrl van Puffelen. die hem een bezoek brenet.
Onderoffictt’ Wa> verstaa' men onder
huichelarij
Roeraat Huichelarij is t. als men zegt.
Zijn superieures gaarne te mogen 'ijden
EEN GEVAARLIJK HUISGEZIN.
Ambtenaar Hoe sterk is uwe familie
Boer Als we allen bij elkaar zijn, kun
nen we het gansche dorp kort en klein
CONSCIËNTIEUS
Student. Hé, kellner wees zoo goed
en herinner mij later dat ik hedenmorgen
vergeten heb te betalen.
22.it Met twee agenten van de veiligheids
op visite komt Het is alsof wij politie begaven moeder ea dochter zich
opgegeven plaats. Hij bewoonde
een weelderig huis met rijk gemeubileer
de kamers, die grootendeels met de kunst
schatten van Reiinda gevuld waren.
Mevrouw Josselin had van vreugde
wel willen juichen. Haar dochter vond zij
ongewoon koel, maar dat was zeker schijn,
de waardigheid die zij tegenover vreem
den niet uit hei oog verloor. „Ben je niet
tevreden, kind, dat wij de grootste helft
van ons fortuin teruggevonden hebben,**
vroeg de moeder toen rij zich op de te
rugreis met haar dochter alleen bevond.
„Zeker, moeder, ik ben er gelukkig mee
om u....**
„Om mij.... En ik juist om jouik
moet het eerlijk bekennen, ik was bang
dat je 'n oude jongejuffrouw worden zou
Reiinda drukte zacht de hand die in de
hare rustte, maar tegelijk wendde zij een
weinig haar hoofd om zonder te antwoor
den, en de moeder kon niet raden wat haar
dochter dacht.
„Men kan goed merken, dat mijnheer
Tersac zijn werkzaam leven weder be
gonnen is," begon zij na een oogenblik
van zwijgen. „Hij schijnt ons geheel ver
geten te hebben."
„Dat verwondert mij zeer,” antwoord
de haar moeder. „Ik denk dat hij wat ai
te bescheiden is. Wij zullen Clarisse eens
zenden om hem een avond uit te noodigen,
-.-cccdct wij naar buiten gaan.”
„Neen, neen,” riep Reiinda, „wij moe-
22. 2 2^,j
volg ook voor haar moeder een groote op- komen bezoeken.”
schudding in haar stille leven en menig
maal betreurden zij den vrede, dien zi) te.
voren genoten hadden. Een geheele om
mekeer had in Relinda’s karakter plaats
gehad zij hield met meer van veran
deringen. Het proces dat haar eertijds niet
had afgeschrikt, scheen baar thans hatelijk
toe, zij had slechts één verlangen meer, een
eind te maken aan de zaak, tot welken
prijs dan ook.
Gasparre kon zijn oplichtingen en ver
duisteringen niet loochenen, de bewijzen
getuigden te zeer tegen hem. Maar hard
nekkig bewaarde hij het stilzwijgen en de
rechters konden er niet achter komen,
waar hij zijn schatten geborgen had. Ze
stonden Reiinda een onderhoud met hem
toe en in plaats van hem met verwijten te
overladen, deed zij slechts een beroep
op het overschot van zijn goede gevoelens.
„Nooit kunt u,” zeide zi) met zachtheid,
„het ongelijk herstellen dat u mij en ook
u zelf aangedaan hebt. Maar voor een ge
deelte ten minste kunt u dat onrecht, ons
aangedaan, toch ongedaan maken. U zou
mij een groot genoegen kunnen doen, mij,
die u geen kwaad gedaan hebt en het u
mij, wat u met het horloge van mijn
-r gedaan hebt, waaraan ik zoo ge
rij ken bladerdos Maar deze tijd van na-
tuurherleving is ook het seizoen, waarin
Parijs op zijn aantrekkelijkst is, en Reiin
da gevoelde wel eemgszins spijt over haar
eenmaal genomen besluit. Evenwel meen
de zij toch om haar moeder te moeten
vertrekken, daar deze, sinds Tersac haar
hulp met meer noodig had, volstrektniet
wist, hoe zij zich den tijd zou dooden. De
journalist, die mtusschen geheel hersteld
was, had zijn gewone werkzaamheden
hervat en zocht van tijd tot tijd zijn ken
nissen nog eens op.
Een gebeurtems waarop Reiinda met
meer rekende, maar die haar moeder altijd
verwacht had, kwam plotseling de ge
maakte plannen wijzigen. De politie bad
nooit haar nasporingen onderbroken en
eindelijk waren haar pogingen met goed
succes bekroond Deze tijding vervulde
in den beginne de beide vrouwen met groo
te vreugde. Mevrouw Josselin beeldde zich
in, da» rij zich voortaan met meer vervelen
zou, maar integendeel, thans I
de verdrietelijkheden eerst te
Dat gegil trok eindelijk Carré*: aan
lacht
Hij sloeg zijn oogen op. zag den ledigen
x>k en begreep alles.
„Verloren 1” morde hij en werd doods
bleek
Een oogenblik bleet hij besluiteloos
dan trachtte hij de ledige plaats van den
chauffeur te bereiken.
De auto sprong nu de enge brug op, die
iver het riviertje van Blacktown ligt
Robert Carré sidderde.
Uit de tegenovergestelde richting kwam
len electnsche tram aangereden
De wattman had ongetwijfeld mets
emerkt, want hij dacht er niet aan zijn
vaart te verminderen
ïioud zweet brak den juwelier uit,
.na een stoutmoedigen sprong bereikte
hij den bok.... Ook de wattman had
thans het gevaar gezien en trachtte zijn
zware ma hine, die maar op een afstand
van drie mete meer was. tot stilstand
te brengen.
Robert Carré sloeg zijn handen kramp-
.«chtig om hei stuur, en gaf een flinken
zwaai naar' rech s.
He linkerpane van de auto schuurde m ai dien tijd niet eens bi’ ons bent aan-
„Och. war zal ik je zeggen Ik was het
vast van plan, maar dag aan dag
het uit en je weet wat Jean Pai
„dat de weg naar den booze met goéde
voornemens geplaveid is?”
JUIST GENOEG VOOR EEN
„Maar man. ie zit maar te lachen ach-
vroeg hem hierop, of hij reeds meer komngen
gezien had.
„O, ja,” antwoordde Forster, „vier wilde en
drie tamme.”
GOEDE CRITIEK.
Op een feest van de maatschappij van land-
Anne, arme man, .prak de boerin h**10 een der leden een Un«e’ verve*
tot den landlooper, die zeer demon.tra- lende, saaie redevoenng. Een onderwijzer
tie! bat gra» van het perkje voor het bui. vroeg aan zijn buurman,
afknabbêlde. Heb je zoo’» honger, dat je 1*
gras eet?
De landlooper knikte bevestigend, ter
wijl hij een boopvollen blik op de vrouw
vestigde, die voortging:
Kom maar achter het huis, arme ziel,
bij de keukendeur.daar staat het gra.
veel hoogerl
EEN CONSERVATIEt- lONGELING.
A „Naai ik verneem is uw bovenhuis te
nuur, ik zoek een geschikte woning, zoudt
ge dus dat nuis tan mij willen verhuren
B. „Men neetr u slecnt inge licht waarde
heer, mijn bovenhuis ts met te huur, daar
woont een longmensch al sinds vijftig jaren."
HOOGE LOF.
Een politiek redenaar zeide eens, om ze
keren generaal van zijn partij op te vijzelen,
dat hij op het slagveld altijd te vinden was
waar de kogels het dichtst om hem neen
waren.
„En waar was dat vroeg men hem.
„Bij den immunitiewagcn."
VOORSCHRIFT OM VROEG OP TE
STAAN
„Ik kan maar met vroeg opstaan, dokter,”
klaagde een ingebeelde zieke, die ren lief
hebber van lang slapen was.
„O, dat kunt gij wel, was het antwoord,
„als gij mijn raad maar wilt opvolgen Hoe
laat staat gij gewoonlijk op?"
„Negen uur
„Welnu, sta dan eiken
later op, en binnen een tnaam
gens om vier op zijn.”
RECHT EN RECHTER.
„In elk geval,” beweerde eens iemand, die
jn proces
recht aan
zoon van een re.taurateur wa. bij
--.i op een diner gen^odi^d. Er wer*
bij nam er niet van.
Neem er toch ook can van. drong de
gastheer aan. Ze zijn delicieus. Thuis krijg
je ze niet beter.
Neen, dank u, sprak de restaura-
teurszoon. Thuis eet ik ze nooit, omdat
ik weet, wat erin zit, en bij een ander
eet ik ze nooit, omdat ik niet weet wat
erin zit.
Twee jaren verliepen sinds dit afscheids
bezoek. Nog woonden de beide dames op
haar landhuisje in de vlakte vao Touraine,
maar Reiinda thans als mevrouw Tereac.
Haar echtgenoot had. om de zwakte van
zijn oogen, zijd journalistieke lonpbaaz
vaarwel moeten zeggen en ia ongereoorde
vreugde brachten zij voortaaa hua jarea
m het stille buitenleven door
OP *T EXAMEN.
Proftuor. Ge moet alle natuurproduc-
ten in een der dne rijken indeelen wssr
de kerel, die ginds door de politiemannen doet ge b.v. de suiker?
vordt weggevoerd. Maar kom tn mijn Examinandus. In de koffie professor
auto naar het centraal bureau. Gij zijt
gansch nat en zoudt een verkoudheid ZEDELIJKE VERONTWAARDIGING
kunnen opdoen. u “l' we8ens diefstal, mei-
Dien avond nog werd Sam, de bediende landlooperi) en bedelarij herhaal-
toneerde, ten einde een premie van vijf
tien duizend frank te kunnen opstrijken. SCYLLA EN CHARYBÓlS.
Mocht Carré hebben toegestemd, de
chauffeur Krauts zou in den „Harry's manlief, boe kunt ge
3ar” de rol van William Godfrey zijn 0Men “eae ïen trancheermes in de hand
geven f
g Than« «nner van Dc ,on«en moet hebben
TTiam siert het prachtige snoer van mede te speJen ik hem
het huis Bixau den blanken hals der doch- geladen revolver geven I
Sumpman. „tJLxxr buurman dat vis-
schen moet toch een recht vervelend werk
Zijn 1 Wat denkt ge we) als ge zoo den
ganschen dag aan 7 water rit?”
Van Schofftbn „Dan denk ik. ik wou
dat ik maar eens beet had."
Shmpman. „En als er een gebeten heeft,
wat denkt ge dan?"
Van Scnoffthn. „Aha."
KAZERNE-STUL.
Sergeant (tegen een recruut, die er een
*n i oogloopend dikken neus op na
houdt): „Kerel, blaas toch je neus niet
zoo op, of ben je van plan aardappels te
snuiven?"
werd gedurende zijn verblijf te Berlijn aan
Koninj
Vrouw „Ik ben bezig te sparen voor ten
mooi cadeau op ie verjaardag.”
Man „Dat merk ik”.
Vrouw „Waaraan”
Man „Aan het eten.”
DOORTASTEND
A. „Heeft Willem dan toch die weduwe
getrouwd Ik dacht dat hij ren oog
je had pp naar dochter
B. „Dat hao hij ook. maar de weduwe
had ren oogje op hem
ZUINIGHEID EN VLIJT.
Heer „Wat Loop je nu nog te bedelen
En ik boor dat ie laatst nog een erfenisje ge
kregen hebt."
--Bedelaar Dat ts ook waar Maar moet ik
Reiziger: „Is het geoorloofd de antiqui- daarom den luiaard uithangen
teilen van dit kasteel ts bezichtigen?1’ ALTIJD HETZELFDE.
Bediende: „Ónmogelijk. Mevrouw de „Maar, manlief, ie bent doornat en je
Gravin en bare zuster ziin naar de stad t^raplu is droog
„Dan zal ik vergeten hebben ze op te
steken
HET BESTE MIDDEL.
Een candidaat in de geneeskunst werd, bij
gelegenheid van ren examen, zeer streng on
dervraagd. Men had hem wegens het aan
wenden van zweetmiddelen ontelbare vra
gen gedaan en steeds ging men voort „en
'ZZeüZLZVrhZZ we*t P’ me’ meCT 7 Bedenk u maar eens,
Th.», nu xu’ u no« wel ,eö h«^eren,” enz.
Den geplaagden candidaat, die dikke
2'2'2'2"jV‘"? “v.*1 zweetdroppels over het voorhoofd vielen,
tuigen, dat. als men hem met gezegd haö. eindelijk een licht op hij antwoordde
voorL1 h*>.10.Ja, toch, professor, indien al de aangewen-
Ve ’h b<e f«weert Z1>n de middelen niet baten, dan zal ik den pa-
de oorzitter een koetsier was, die mm- ^ènt naar u zenden, om zich te laten exami-
TEMPORA MUTANTUR nceren.”
Van Socrates wordt verhaald, dat hij
gezegd heeft: ^lle menschen spreken
In onzen tijd zou hij misschien gezegd een driftig mensch in de rede gevallen
niets buitengewoons. Waarom noemt u
haar zoo zonderling
„Omdat men zegt.” ging de oude groot
moeder voert, „dat zij het lang niet op
een plaats kan uithouden.... rij moet -• - -
altijd en onafgebroken zwerven, net als de P?” *eld” Prikten deze m een
wandelende jood Minstens genomen is
zi) toch zonderling," mende de journalist.
,^Zij gevoeh zich, om zoo te zeggen niet
beter dan telkens op een andere plaats,
hetgeen onrust en wispelturigheid ver
raadt.”
„En ik houd zulk ren persoon voor
werkzaam en leergierig, want door het rei
zen leert men veel.”
„U heeft volkomen gelijk," zei Tersac,
zich plotseling herinnerend, dat zij zelf do)
veel van reizen hield. „Maar dat eeuwige
reizen beur ik af.”
„Och, ieder moet men zijn plezier la
ten zoeken waar hij het denkt te vinden,”
was Relinda’s bescheid.
„O zeker,” gaf Tersac toe, „maar die
jonge dame is een egoïste, die het haar
moeder lastig maakt. Deze is gedwongen
haar op al haar reizen te vergezellen en
dan moet het reizen de arme vrouw nog
zoo te/enstaan
„Dat alles is onwaar Daar protesteer
ik têfcki," zei mevrouw Josselin gebelgd
door deze laatste woorden. „Wie vertelt
er zulke lage lasteringen van mijn dochter"
„Wat Is u dan juffrouw Reiinda”,
riep Tersac verschrikt opspringend uit.
•Dat ben ik.... Het doet mij leed dat
ik het moet bekennen, want thans heb ik
uw achting, zoo niet geheel, dan toch voor
een groot geoeelte verloren...."
„Integendeel, u heeft mij den moed ge
geven nog een enkel woord te zeggen.
Wellicht zult u mij thans voor een onbe-
schaamden lomperd aanzien.... Het was
wreed van u om mij in mijn eigen woor
den te vangen."
„U hebt nog met op de vraag van mijn
moeder geantwoord," hernam Reiinda, Jk
zou wel willen weten, wie de goedheid had
u die aardigheden te vertellen.”
„Gasparre, uw intendant, die u zoo
laag bedrogen heeft.”
„Wanneer heeft u hem dan gezien
„Wel, in den laatsten tijd dat hij de
huur ophalen kwam, want de zorg hier
voor vertrouwde hij aan uw concierge niet
meer toe.”
„Die valschaard," riep mevrouw Jos
selin opgewonden uit. „Het was hem niet
genoeg ons te rulneeren, ook .onzen naam
moest hij nog bekladden. En dan nog te
moeten hooren dat men hem niet vinden
kan
„Is het waar, dat hij u
heeft?”
„Ja, niets van bizonderc waarde heeft
hij ons meer gelaten.” En met een wat
gedwongen glimlachje voegde zij er bij
„Op slot van zaken hebt u volkomen ge
lijk met mij een zonderlinge te noemen,
ik ben zeer
liefde voor
kostMaar
lieve moeder, n<
den rouwt nog om die onvoorzichtigheid."
Na dit voorval had de journalist den
moed niet meer nogmaals op bezoek te
gaan. Hij schaamde zich te zeer en meen
de vast, dat Reiinda het niet gtmakkelijk
vergeven zou. Eens sprak hij er over met
haar moeder, maar deze beweerde dat hij
zich daarin vergiste. De arme, zij durfde
CONTROLE.
--• uren <ang
maar de kerel heeft nog geen steen -ge
metseld Ik zou wel eens willen weten,
waarvoor zulke menschen des Zaterdags
i-,j -nrvan„n
Nu heeft die schrijver
gekeken ik zou wel
zijn tractement inpalmt
IN GEDACHTEN
Raad eens wat mij onlangs gebeurde?
Ik ga naar mijn bureau en eensklaps ver
beeld ik mij dat ik mijn horloge vergeten
heb. In gedachten verzonken, haal ik het
horloge uit mijn vestzak om te zien of ik
nog tijd genoeg heb het thuis te gaan ha
len.
MOEILIJK TE VOLDOEN.
Joris Goedbloed is een groot vereerder
van den ouden tijd-, vooral wat de solidi-
teit van den ouden bouwtrant betreft.
boos te zpijn gij zijt in zulk eene geluk-
uoöt zich deze weelde kan veroorloven
Adgueia. Daarom ben ik ook met be
droefd, hij kan zooveel boeken koo-
pen als hij wil, maar denk eens, de on-
mensch leest ze ook alle.
UIT DE GERECHTSZAAL.
Voor een baardeloos rechter bracht men aldus begon
onlang* een vagebond met een grooten, Fransche Republiek.” Talleyrand, die
1 Nadat de rechter een blik als toenmaligen Minister van buitenland-
__2 had, richtte hij zich sche zaken daarop moest antwoorden,
juldigde met de woorden schreef als inleiding van zijn antwoord
„De Fransche regeering gevoelt zich gezega u<cn.- „nuc mvnzcnen aprexen
er vereerd met Vorst Reusz kennis te. vlot genoeg over iet* waar zij van weten."
a I»ew Ia mawaM êélel wam kil aaXaaa!»Iaa
AA^M* zaaj aaaavwMWA kwwww
Later heeft Talleyrand zulke republi- hebben: „De meesten spreken maar al te
onlang* een vagebon
zwarten baardNadai
op de acten geslagen
tot den beschuldig
„wu geweten schijnt zoo zwart
als uw baard.” zeer
„Als mijnheer de rechter het geweten maken.'
»aar den baard afmeet, dan heeft u geen r
,De Fransche regeering gevoelt zich
der leden een lange, verve-
vroeg aan zijn buurman, een eenvoudig
landbouwer „Hoe beviel u die redevoe-
,J)at zal ik zeggen," antwoordde onze
landman. ,ak heb liever een bord goede soep
dan een schotel spoeling.”
BETER BAANTJE.
Heer „Hier heb e een dubbeltje maar
zeg me eens. waarom leer je geen ambacht?"
De zoon van een re.taurateur wa. bij Bed^: «Dat zou ik wel doen mijnheer;
kennissen op een diner gen-iod^d Er wer- >k een beter ms’ dan t«g«>w<»rdlg.
den heerlijke croquetje* opgediend, doch AAN TAFEL.
Ik ben bezig te sparen voor *en
ie zit maar te lachen acb-
Een kwartier later, toen de juwelier ®*i
druipend van het water, weer op de brug
kwam, bemerk e hij de overblijfselen
van zijn brandende an.o tegen de half MEDELIJDEN
vernielde borstwering. Dtenstbode (in *t voorbijgaan tegen
Een bom, in de voorkist van de taxi vriendin die alleen in *t waschhüia
geplaatst, was bij den schok ontploft en *erk is). Zeg eens, Elsje, doe’ je
had bet voertuig vermorzeld. mond niet zeer, als je zoo den heelen
Terwijl Carré daar verstomd bleef ^8 tuet kunt
staan, zeide hem een mannetje, be zelfde vu hotst*
welk het „Missoury-hotel” binnentrad ^^^VRIJHEID.
toen hij het verliet, op halmen toon Sergtant de over.
„Gij zijt aan een groot gevaar ontsnapt, ste straks bij de inspectie vraagt hoe het
gentleman.... Ik ben de inspecteur met u gaat, dan zegt ge allen zeer goed
Forbes." want zoo wil het de overste.
„Welnu, gij komt een weinig te iaat
„Toch niet, want alvorens u te volgen,
ueb ik den chauffeur, die u deze leelijke
poets speelde, gearresteerd.. Zie, het is
EEN VRIJ OORDEEL
Kuruftchilder Verbeeld u. gisteren
kwam van Puffelen. die voor een kunst
kenner wil doorgaan op mijn atelier en
zeide dat deze schiideni een copic is Maar
ik verzeker u, als er nogmaals zoo n ezet
komt werp ik hem van de trap Gij mijn
waarde, zijt een man, die kennis van zaken
heeft, zeg mij nu eens eerlijk wat gij van
mijn schilderij denkt, geneer u niet
STUDENTENVLIJT
»Met dat geslenter en leegioopen ia „m ei* gcvai, ucwcciuc ecus
t thans finaa£ bij mij gedaan zegt de een ander de kansen van zijn
51C1UC IK r» -a~— - vzwva wwg, «ba ^«.va* aaw *a
:ul zegt 1P“”*Jen- to hem een bezoek brengt. mijn rijde.”
4k 'eid thans een gansch ander leven dan |w
vroeger 's Morgens st» ik om vijf uur op. zoolang dat niet het geval is met den rech-
om half zes begin ik te studeeren tot ne- tef.”
gen uur Van negen 'ot een uur woon ik HET BESTE.
d* 00'leges bij. dan ga ik dineeren. Om Toen Jerrold eens met een Franschman
acht uur dan gebruik tk het avondmaal ^de mef het tusschen Engeland re Frank
en rust ik een half uurtje, waarna de studie „ik gesloten handeliverdrag, merkte hij
weer een aanvang neemt om klokslag droogjes op „Het beste wat ik tusschen En-
twaalf te eindigen En zoo gaar het bij geiand en Frankrijk ken, is de zee 1”
mij dag aan dag.”
•Dan zijt gij kolosaal veranderd, ami- VORST EN HOVELING.
“rwoor3de van Pu«ton. „doch zeg beroemde Reinaid Forster, die met
Jks niet nadeeüg op uwe gezondheid
•*t Schaadt mij niemendal.’
„Hoe ts het mogelijk zeventien uren
arbeiden zou een kameel ziek maken.”
„Mij niet, ik herhaal het. 't schaadt mij
niet”
„En hoe lang zijt gij reeds zoo’n phe
nomenal) reusachtigen blokker
„Morgen begin ik