1
<5
Eene wraakneming.
Een Huwelijksaanzoek.
r
den
onhe
il dan
van
een
„Gevonden I Gevonden F riep hij uit.
even de
blijkelijk is geweest, toch was hij
den dag halen. Terwijl hij dien voor de
in de hand, toen met een zoetlachend ge-
„Batalen Waarvoor vroeg hij met
De kellners stonden verlegen, de gasten en toch is het slechts
antwoordde
vrouw goed zal doen
wat
„Ik dank u, wij drinken geen wijn, al-
X
.Ja, wij drinken slechts water,” gaf
maar
overjas aan onderweg kon hij er altijd
nog wei een banknoot uitnemen.
Uw toegenegen
JOHN. RAEBURN.
kon hij beginnen Hij moeit zwij
gend toezien. T
ten beste gaf, duidelijk zijn oor bereikten.
Luid gelach weerklonk na het verhaal.
Men keek vroolijk van alle rijden naar den
langen klerk, die zonder ophouden zat
de jonge mogelijke vergissingen te
die F'-jn het eersi had geacht, Eindelijk echter was het werk gereed en
„Neen, mijnheer maar wat beter is,
antwoordde
bracht zij het bij Raeburn, dia gelukkig
te diep in gedachten verzonken was, om
op te zien zij zette haar hoed op, deed
haar mantel aan, wenschte Raeburn goe
den avond en verliet het kantoor.
„Morgen vrijaf,” sprak zij, toen zij
voegde er een haastig gekrabbel bij, adres
seerde hen en bracht hem naar de post.
Voldaan over zijn werk wandelde hij huis
waarts, fluitende als een kleine jongen.
Ondertusschen had Bertha haar woning
„Lieve Bertha,” zeiden die regels, „wilt
je mij de list vergeven, waardoor ik tracht-
lichtvaar-
hoe heet
Zeg ,ja” dat zal ik.
Bn opspringende ging rij aaat haar len*
kellner liep heen en weer en
d'höte was geheel verstoord.
wie zoo klopte. En Schraap dronk op antwoordde
haar welzijn, beurtelings ging men de
gelachen, toen hij door het raampje keek zware hoofd heen en weder, terwijl hij
,Het spijt mij, mijnbeer,
oogea het was of ze door een nevel ver
werd genoemd.
„Maar mijnheer,” stamelde hij blozend
Geheel verdiept in zijn on- en het bovenlichaam verlegen heen en
l weer draaiende, „hoe kunt u mij zoo iets
hem onbekende woord hem in de ooren i mijnheer Schraap wijz nde
Ia een weer, dat men geen hond of kat
op straat sou jagen, was zij er doorgegaan
om de kroon op haar werk te zetten Hij
gevoelde zich verplicht haar eemge gül-
dens voor Frederik Monter mede te ge
ven en haar met een rijtuig naar huis te la
ten brengen. Hij wendde zich naar zijn
schrijfbureau, waarin hij het geld voor
huishoudelijke uitgaven bewaarde
„Wat wilt gij doen V' vroeg zij angstig.
«Ik ben van plan u een kleinigheid voor
de zieke mee te geven, om mijn
„Neen, dat neem ik niet aan F
„Neemt gij dat niet aan Wat moet dat
beduiden V
„Dat ik uw familie geen aalmoes zou
durven aanbieden 1 mijnheer Schraap.”
een ware engelenblik trof hem ,4k
ben hier gekomen om u op uw verjaardag
er mee geluk te wenschen, dat ge zoo’n
braven neef, zoo’n lieve nicht en zoo’n
aUeraardigsten Hendrik hebt. Ik wilde u
vragen met mij mede te gaan, om u te over
tuigen, dat ik de waarheid spreek en dat
u ze dan heel gelukkig zult maken. Och,
bom mede, gij zult zoo’n gelukkigen ver
jaardag bij ons vie en F
Het was Schaap onmogelijk het meisje
aan te zien zij scheen hem toe, een kleine
fee te zijn, die zegevierend met haar too-
verstaf in het rond zwaaide.
„O jal u bomt mee, ik zie het aan uw ge
zicht F Zij Hep naar hem toe en greep zijn
hand.
„*t Weer is slecht, ik ben een oude, rie-
kebjke aaaa..«.”
jïu dan haal ik even een vigelaate, mij
doet het weer geen kwaad
„Ei, ei, juffertje, gij springt
dig genoeg met mijn geld om
gij tocht”
„Auguste Reich I Mag ik
vigilante halen F*
„Gij verteldet mij, dat Frederik ziek
was, mijn komst zou hem te veel opwin
den, zijn toestand verergeren.”
„O, mijnheer, moeder zei verleden
nog, dat niemand van vreugde sterft, eno
ri gebmi-de het, wie_zou dan zulk een men hebben, en zeide
„Behoud uw paard, lief kind, voor mij
is 't wat te klein, maar 't is toch erg lief,
ruggebracht waren tot een reeks van hië-
roglyphcn,‘‘Weende zij van zuivere vreugde
Den tweeden dag, precies om vier uur,
Ut
kuste en pakte de oude heer den kleinen
Hendrik, die weer een rijtoer op zijn paard verlangt
maakte, recht hartelijk.
„Als hij maar eerst wat ouder is, zal ik
hem een mooi rijpaard geven en Auguste
zal ik ook met vergeten als de een of an
dere flinke kerel haar ten huwelijk vraagt,”
dacht Schraap, toen hij den terugweg
naar zijn woning aanvaardde. De zon
was uit de wolk n te voorschijn gekomen
en deed de witte daken helder glinsteren,
maar Schraap's hart was misschien nog
lichter als de sneeuw.
Weldra zou het Kerstmis rijn. Welke
verrassuigen zou hij den vriendelijken
kring niet bereiden, en onder het maken
van allerlei plannen begon de oude
Schraap op straat te lachen, een lach,
zoo vroolijk. alsof hij dien van zijn jeug
dige bezoekster had geleerd, 't Kon ook
wel 't geval geweest rijn. Hoe 't rij, in de
vroeger zoo eenzame en sombere woning
werd later die lach, vermengd met een
kinderstem, meermalen gehoord.
,?Dat maakt niets uit, mijnheer, zoover
zullen wij ook nog wel kotnen.”
Woedend van toorn en zich nauwelijks
meester, trad de man onder het gelach der
aanwezigen terug. Hij ging weder naast
het buffet staan, met de eene hand tus-
schen rijn vest en den linkervoet op en
neder bewegende.
„Ziezoo,” dacht de advocaat tevreden,
„nu beval je me. Kijk, dat is nu mijn
wraak voor uw „dat maakt niets uit.”
„Kellner, wat heb ik u te betalen
„Twee couverts, mijnheer.tien gul
den."
De advocaat legde een biljet van tien
gulden op de tafel, nam een tandenstoker
mede en verwijderde zich met zijn ge
lukkigen en voldanen gast.”
De aanwezigen keken hen lachend na.
„Dat maakt niets uit I” luidde het nog
dikwijls dien middag van hun lippen en
als twee gasten met elkander klonken,
dan hoorde men hen zeggen „dat maakt
niets uit.”
De eigenaar van „De Rijzende Zon”
zou dan wel van woede uit zijn vel willen
springen.
Maar „dat maakt niets uit.” Als
het hem maar in de toekomst verstandiger
zal hebben gemaakt.
Bertha kon zich er op beroemen, snel „Die lieve, ondeugende, bednegehjk*
en juist te kunnen werken. En toch had kerel,” riep Bertha uit, met een glans vat
Een spotlachje zweefde daarbij op zijn
gladgeschoren bovenlip.
De heer Meier en rijn
verdween en kwam een plaatst.
Er zaten
aan tafel en alles zag er keurig uit. Bloe-
dood niet verkiezen Dus u komt mee
«Ja bet rijtuig maar halen. i w»i lueux, maar 1 erg ucx,
Schraap wilde er nog iets bijvoegen dat ge ‘t mij hebt willen geven. Hier"
genoegd de handen en zag zijn chef veel-
betee kenend aan.
Nu kwam de, soep. In een oogwenk
was deze opgegeten. Settig had een
grooten honger. Hij had twee dagen ge
vast en was bovendien reeds bekend als
een flink eter.
Na de soep kwamen forellen. De klei
ne vischjes zagen er tusschen de groene
peterselie heerlijk uit. De kellner bood
aan Settig het eerst den schotel aan. Er
lagen zes vischjes op. De advocaat meende
te bemerken, dat Settig een weinig min
achtend op de kleine dingen neerzag en
fluisterde hem daarop iets in het oor.
Settig greep hierop met beide handen
toe en ledigde den geheelen schotel op
zijn bord, voor nog de kellner het kon ver
hinderen.
„Maar mijnheer, u neemt ze alle. Het
rijn forellen,” riep deze verschrikt.
„Dat maakt niets uit”, antwoordde
mijnheer Settig. „Ik houd er veel van.”
De andere gasten keken met verbazing
naar den onbescheiden jongen man en
maakten hun opmerkingen daarover. De
hotelhouder fronste de wenkbrauwen
en de kellner liep ijlings naar de keuken.
De forellen waren zoo goed als op en nu
moest schol gebakken worden voor de
gasten, die te kort kwamen.
Settig bekommerde zich om niets, ge
noot van de forellen en de peterselie en
toen alles naar binnen was, keek hij vrien
delijk lachend om naar meer. De advo
caat fluisterde hem weer iets in het oor
en luid klonk het nu door de zaal
„Kellner, breng mij nog een paar
die kleine vischjes.
Enkele gasten lachten, en andere keken
geërgerd op, terwijl de hotelhouder een
vreesdij ken blik naar het tweetal wierp.
De oberkellner ging naar den heer
Meier en zeide zeer zacht iets tot hem.
„Dat maakt mets uit,” antwoordde
deze hardop. „Hier kan een ieder nemen
zooveel en zoo weinig als hij wil. Dat
hebt ge mij eergisteren nog zelf gezegd.
Breng dus visch 1"
De eigenaar scheen te bersten van woe
de, inaar wat zou hij er aan doen Hij
Men overhandigde den advocaat onge-
„Dat vind ik ongehoord. Vijf gulden
u voor een met gebruikt diner,
omdat ik hier tien minuten op een stoel
heb gezeten riep de advocaat woedend.
„Mijnheer u hebt aan de table d’hóte
gezeten."
„En u hebt rozijnen en amandden ge
bruikt,” vulde de knecht aan.
„Moet ik daar vijf gulden voor betalen?”
„Mijnheer, het is hier een hotel. Wie
hier aan tafel plaats neemt en van de spij
zen gebruikt, die moet natuurlijk den prijs
voor den geheelen maaltijd betalen, of
hij veel eet dan wel weinig. Dat maakt
niet uit.”
De advocaat werd rood van verkropte
woede, maar begreep, dat hij betalen
moest. Hij tastte in den zak, legde vijf
gulden neer en verliet de zaal, terwijl hij
de deur een weinig heftig in het slot
trok.
Thuis gekomen, dacht de heer Mrier
nog over het ergerlijke geval na. Hij zeide
in zichzdf„Zoo’n schurk.... Dat
maakt niets uit?" en zon op wraak.
Op eens straalde zijn gelaat van blijd
schap. Hij lachte, stond op en liep naar
de deur.
„Wacht eens vriendje 1" mompelde
hij en en riep toen met een andere stem
in de naastbijzijnde kamer „Mijnheer
Settig, kom eens bij mij 1"
Een jonge, lang opgeschoten man,
met steil opgekamd haar boven een hoog
voorhoofd en ver uitpuilende oogen kwam
binnen en boog verlegen.
„Hebt u mij geroepen, mijnheer?”
vroeg hij schuchter.
„Ja, mijnheer Settig," antwoordde deze
i::i- v.—
Settig keek vreemd op. Wat sou er ge-
a —’I— 9 kawi
Rood van kwaadheid en met bliksemen
de oogen stond de hotelhouder in het
volgende oogenblik naast
scheiden gast.
„Mijnheer," riep hij uit, „als
toch een halve kaas wenscht te gebruiken
dan ware het ten minste beter geweest,
indien u de aangesneden helft had ge
nomen."
Settig hield op met eten, keek met een
goedmoedig lachend gelaat den eigenaar
aan en antwoordde onschuldig
„Twee plaatsen aan de table d’hdte,"
„Ik verzoek u hier te gaan zitten,”
antwoordde de laatste zeer beleefd en
„Roep den eigenaar F zeide de ad- wees op twee ledige stoelen.
dan trader op een oud moedertje, dat zend....’* vocaat kortaf, wien van woede het bloed
„’t Is alles voor u 1 Ik heb mij nog eens naar het hoofd steeg.
„Dadelijk, mijnheerri’
De kellner
Auguste hielp hem bij 't verlaten der zoo kwaad niet I Maar neen, ik wil open- oogenblik later met zijn patroon voor den
vigilante zoo zorgvuldig, „at Schraap hartig met u spreken, zoo is *t met Tot dag.
tt geheel door van streek geraakte en nu toe was ik rijk en toch arm aan geluk
scheurde en in de papiermand wierp, of eigen minnebrief te doen schrijven Maat
4.VV. «««M UMWWV fnVIKieT,
bruikbaar werd gemaakt door eeu traan hem te lezen en te hooren en te weten dat
paal, me misschien een scheidsmuur zou die er op viel, toen rij haar overzag, om het recht uit zijn hart kwam."
er de jonge mogelijke vergissingen te verbeteren.
1 Zeg
de gesloten zijn. Dan kunt u vrijaf hebben.” slechts ja de rest kunnen wij zeggen,
„Dank u, mijnheer.”
de kracht dier toegenegenheid bracht had gezien, hoeveel bladen papier rij ver- een voordeel weten te trekken en mijn
en ver- scheurde en in de papiermand wierp, of eigen minnebrief te doen schrijven l Maat
thans den kellner greotende beteekenis van iedere werkelijke hoe een schoon afgewerkte copie on- wat zou dat Ik had het dubbele pleirier,
een 1
maal én riep ieder oogenblik om meer.
binnen," zoodat hij rijn jas moest los- geheel an al van hier te verdrijven, inge- hoeft u niet te komen, want indien het de eenige was, voor wien hij was bestemd,
knoopen.
aan uw
maken I” op het voor hem geplaatste bord, zonder
Hoe graag rijn kinderen boden der er echter iets van te gebruiken.
Schraap voelde een vreemd gevoel in de vreugde I Hoe trotsch volbrengen rij de
^un opgedragen taak. Juichend liep de
dobterd werden, en, zonderling genoeg, kleine Hendrik naar vader's kamer en
moest hij tegelijkertijd den zakdoek voor gaf hem de brieventasch.
den dag halen. Terwijl hij dien voor de Schraap zou heden allerlei nieuwe ge
nogen hield, was Auguste al op weg naar waarwordingen ondervinden, want nu
den koetsier. 1
Schraap opende zijn brandkast en nam gebak en een 1
eemge banknoten van kleine waarde uit had, om Schraap’s verjaardag luisterrijk
een portefeuille, met leege handen kon te vieren.
Zij lachte hem zoo vroolijk toe, dat een
ge voel van
zeide rij
„Kijk eens, Hendrik, dat is je beste oom,
hij wil die lieve, zieke mama weder beter
maken 1 Toe, geel hem een kusje F
Het kind sloeg beide armpjes om den
hals van zijn oom en drukte een zachte
kus op beide wangen.
Een tot nog toe ongekende gewaar
wording beving den ouden man Oude,
heel lang geleden dagen rezen in rijn her
innering op, dagen toen hijzelf nog een
jong, onschuldig kind was. Rijden
scheen hem vermoeid te hebben, ten
minste hij sprak geen woord en zette
rich op een stoel neer.
Augustc’s moeder, die tn de keuken
bezig was geweest, kwam nu binnen.
Auguste stelde mijnheer Schraap, voor
en werliet toen de kamer
Terwijl haar moeder eenige woorden
met haar gast over de zieke wisselde,
hervatte Hendnk rijn rit op 't stokpaard
je. In den beginne he hij zijn zweep
vroolijk knallen, toen wierp hij hem op
den grond en verminderde zijn vaart.
Het kind zag nu zijn oom, dan rijn paard
aan hij scheen een inwendig» strijd
te voeren. Eindelijk hield hij vlak voor
mijnheer Schraap stil en zeide
„Oom, ik zal u mijn paard geven 1”
Schraap lachte eens toen keek hij naar
het kind met rijn vroolijk gezichtje. Hij
vrelde hoe als het ware een electrische
schok hem doortrilde, „’t Kind hteft een
strijd gestreden, het liefste seat het bezit
brengt hij u ten offer, tot dank dat gij
zijn zieke moeder zult herstellen."
Hij voelde iets in zich dat hem bekend
en toch zoo onbekend was.
„Wien hebt gij ooit een offer gebracht
Wat hebt gij ooit voor anderen gedaan,
zoo gij er geen voordeel mee beoogde of
een lastig mensch ter zijde wist te schui
ven Weldra is uw levensdraad afgespon
nen en staat gij aan den rand van ‘t graf 1
Maar nog blijft u een kleine tijd over,
maak u dien ten nutte F
Schraap kuste het kind, dat bleef wach
ten tot men zijn geschenk zou aangeno-
wOok behoeft rij geen dwaze bedenkingen
Het was toch ook bijna ongelooflijk, te hebben wat verschil van positie betreft; het is bestemd, het even waardeerendjzal gaf. Ik wenschte in je lief gelaat te lezen,
wat Settig opat. De anderen zaten met want wezenlijk, haar positie is evengoed beschouwen, heb ik weinig te vreezen,” of mijn gevoelens door u zouden worden
verbazing naar hem te kijken. Hij leek ah de mijne. Wat ik geven zou, zoo ik het antwoordde Raeburn. „Nu dan, ah u zoo beantwoord, en wat ik zag deed mij dezen
afgrond, nam van alle schoteh twee- een of ander plannetje kon ontdekken vriendelijk wilt rijn den brief te copieëren, brief zenden tienmaal dierbaarder
om over haar gevoelens te oordeelen, zullen we het werk voor vandaag maar voor mij, omdat je eigen hand hem schreef
Gansche stroomen waters sloeg hij naar zonder mij in.het gevaar te stellen, haar ah geëindigd beschouwen. Morgen be- om te verzekeren, dat jij en jij alleen
knoopen. val zij met gunstig waren. Ha daar heb ik antwoord gunstig is, zal ik den dag met en het eenige voorwerp mijner oprechte
De eigenaar wist geen raad. De ge- het. Het juiste idee en zij zal er niet mijn vriendin doorbrengen en het kantoor liefde. Mag ik morgen komen
“t er 1’
den hoatrier een foei gaf, iets wat hem en zegen. Toen zond God mij zijn bode., deftige hotelhouder.
tot nu toe nooit gebeurd was. in de gedaante van dit meisje en uw „T*
Toen men de tweede verdieping be- kleinen jongen.... om mij den rechten onderhanden nemen,1
stem hebben het verraden. Ik heb haar
voldoende om mij het feit te open- bij iederen regel van den brief gade gesla-
baren, dat gij mij hebt opgewekt een gen. John Raeburn, je bent de gelukkig-
gevoel, veel dieper en duurzamer, ste man ter wereld. Zij verbeeldt rich niet
dan 't zou kunnen uitgedrukt worden hoe dat vrijaf morgen zal wezen, indien
door het woord „vriendschap.” Het rij antwoordt, zooah ik nu reden heb om
verschil in jaren heeft mij besluite- te gelooven, dat rij doen zal. Het werd mij
loos doen zijn, dit gevoel aan u te van den Hemel ingegeven er is geen
openbaren, maar eindelijk heb ik plaats, waar ik haar niet zal brengen, geen
besloten mijn zaak te bepleiten met de ding, dat ik haar niet zal koopen, en in
hoop dat dat verschil geen onover- dien ik morgen niet tot een dag in het Pa-
komehjk bezwaar moge rijn voor mijn radijs voor haar maak, zal het niet rijn,
vurige, oprechte liefde voor u en omdat ik het niet getracht heb.”
met de verdere hoop het is aan u Toen nam hij den geëindigden brief,
die hoop te bekrachtigen of uit te drukte hem in verrukking aan rijn lippen,
dooven dat mijn liefde wordt
beantwoord.
Vriendelijk verzoek ik u een ant
woord, lieve vriendin, maak mijn
onzekerheid kort. Indien het lot
mij ongunstig is, moet ik het leed als bereikt, borg haar dingen met nauwge-
een man dragen maar indien gij zette zorg weg, dekte haar kleine tafel en
mijn verzoek gunstig opneemt, zal zat voor de eerste maai in naar leven zon-
ik geen oogenblik wachten om van uw der een greintje eetlust. Terwijl rij met
lippen de bekrachtiging van het goede haar lepel zat te spelen, werd er gescheld
nieuws te hooren.” en het volgende oogenblik had men haar
„Daar” zeide Raeburn, nadat hij een een brief in de handen gegeven. Zij opende
in de eene hoe- langen blik van achter zijn hand op het hem en bij het zien van de eerste regels
Ier niet wenschen lieve gezichtje had geworpen. „Gij rijt viel zij achterover in haar stoel en toen rij
een jonge dame van smaak, juffrouw, en aan de laatste regels kwam, die door na
mijn keken met eenig mishagen naar beide gas
ten. De tnfe «beekdiner rich ver
in een der voornaamste hotels van een
groote badplaats viel dezen zomer de vol
gende vermakelijke geschiedenis voor.
De heer L., een grondbezitter uit den
omtrek, was voor zaken in de stad ge
komen en in het hotel, dat wij „De Rij
zende Zon” zullen noemen, afgestapt.
Hij had des ochtends een bericht ont
vangen, dat hem aanleiding gaf om on-
middellijk na het diner te vertrekken.
Hij moest echter nog even op den ad
vocaat Meier wachten, die nog het een vroolijk,. „Kom eens wat nader.”
en ander met hem had te bespreken. Settig keek vreemd op. Wat zou er ge-
Terwijl hij aan de rijk voorziene table beurd rijn Zoo had mijnheer hem nog
d’höte zat, dwaalde rijn oog over de bor- nooit toegesproken.
den en schalen en dan weder naar de „Mijnheer Settig, ik poodig u morgen
deur. neen, ik vergis mij overmorgen
Eindelijk, toen de tafel reeds bijna was uit op een diner,” zeide de wraakzuchtige
geëindigd en men het dessert ronddiende, en wreef zich de handen.
kwam de verwachte binnen, gaf aan zijn De helder blauwe oogen van den jeug-
cliënt de verlangde papieren en, terwijl digen klerk keken nog meer verwonderd
hij zich naast hem nederzette, begonnen dan zooeven, toen hij „mijnheer” Settig
beide heeren een druk gesprek.
De kellner diende rozijnen en aman-
delen rond. C.1.2
maar werd hierin verhinderd, doordat Schraap nam rijn brieventasch „breng derhoud, stak de advocaat ook de hand
Auguste zijn hand nam en op geroerden <ut aan uw vader, dat zal mama gezond in den schotel en legde enkele vruchten aanbieden
«m ï«i s maken I” op het voor hem geplaatste bord, zonder „Spreek daar niet over, waarde Settig,”
„O, dank u, dank u duizendmaal F Hoe graag rijn kinderen boden der er echter iets van te gebruiken. zeide de advocaat en klopte hem op den
De overige gasten stonden de een na schouder. „Alzoo tot overmorgen, maar
den ander op. Beiden spraken nog een ik heb er nog een voorwaarde bij. Eet
oogenbli k over hun zaken en wilden even- heden en morgen zoo weinig mogelijk,
eens heengaan. zoodat je overmorgen aan mijn diner des
Reeds had de advocaat de deurknop te grooter eer kunt aandoen
want nu in de hand, toen met een zoetlachend ge- „Ik zal er voor zorgen, mijnheer,” zeide
kwam Auguste weer binnen met een bord laat de vriendelijke oberkellner hem in de lange jongeling glimlachend. Zijn
groote mond werd hierbij, nog breeder
aan.
En Bertha ging de kamer zoo snel
woords maar in betrekking tot de da- mogelijk uit en keerde naar de schrijf-
’az toch wel wat erg. mes was hij onverklaarbaar schuw. Niet, machine terug.
_cït niet bedwingen, dat hij met vatbaar was voor een even
Nadat de gast bijna een geheele pudding oprechte, diepe en vurige toegenegenheid
1 aan- 1' - *-«-•
gast namen
toen bewonderd en eindelijk had lief
gekregen. Toch; het ideetje, waarop gezin
speeld werd, kwam op een gunstig oogen
blik en zonder te wachten op rijn gewoon
mistrouwen, zonder op te staan en aldus
het nutteloos te maken, besloot hij de
schoont gelegenheid dadelijk aan ts grij- bedroefd naar huis wandelde en de tra-
pen. Hij drukte een bel, die op den les- nen, die zij niet langer kon weerhou-
senaar stond. Bertha wachtte tot het den, elkander snel opvolgden. „Dat is
laatste woord van een regel was afgedrukt het begin van een voortdurende schei
en nadat zij haar schrijfmachine voor den ding van dat kantoor, want ik kan daar
volgenden regel gesteld had, verscheen onmogelijk langer blijven en dat weten,
zij met een notitie-boekje in de hand aan Wat een dwaas schepsel ben ik toeh,
de deur. te veronderstellen, dat hij het oog op mij
„Kom binnen, juffrouw Wilaon," zeide had laten vallen. Dit is dan het einde van
haar patroon, terwijl hij een stoel voor die gelukkige uren, die mij het werk zoo
haar neerzette misschien wel een weinig verrukkelijk maakten, van die har-
dichter bij den zijne, dan strikt nood- telijke vriendschap, die iederen last ver
zakelijk was. „Dit is een particuliere licht, iedere taak vergemakkelijkt heeft,
brief en daarom zal ik hem zelf schrijven.” Maar ik mag er nu niet langer aan den-
Particuliere brieven waren met nieuw ken en de tranen vloeiden sneller.
voor Bertha, daarom knjjte zij eenvoudig Het was eed dwaze inbeelding van mij en
bevestigend met het hoofd en hield haar ik ben er rechtvaardig voor gestraft, een
pen in gereedheid. beleefdheid te houden voor dat dieper ge-
„Waarde juffrouw!” begon Rae- voel, waaraan ik zoo blijmoedig zou heb-
burn met een zijblik op zijn aardige ben beantwoord. Het verschil in jaren ri>u
schrijfster, die er te liever uitzag, voor mij geen hinderpaal geweest zijn
door ’t blosje, dat haar wangen over- en indien die dame de goedheid van rijn
togen, had. hart maar half zoo goed kent als ik, mag
„Ik weet, dat ge mij verontschul- zij zich zelve een gelukkige stervehnge
digen zult, met aldus tot u te schrij- rekenen. Nu, ik zal morgen mijn naaiwerk
ven, daar ik, evenals gij, er van over- inhalen, en wat vermaken betreft, ik zou
tuigd ben, dat mijn schrift zeer moei- haast verlangen, op een begrafenis te
lijk te ontcijferen is. Uw naam en gaan ja, inderdaad de begrafenis van
adres zal ik er natuurlijk zelf bij- de verwachtingen, die ik zoo dwam ge-
voegen, zoodat deze brief met de koesterd heb.”
verdienste van leesbaar te zijn Indien Bertha den blik had kunnen
even discreet is alsof hij werkelijk zien, die er op Raeburn’s gelaat lag, eenige
door mij geschreven was. Ik heb minuten nadat rij het kantoor had verla-
nu sedert een aantal maanden het ten, haar gedachten zouden zeker
genoegen gehad u te kennen, hier andere wending hebben genomen,
namen de wangen een levendiger -
tintje aan. Kort als deze tijd klaar- „Ik ben beantwoord. Haar oogen en haar
flesch wijn, die rij gehaald den. weg trad. 2__
;;*t „Vergeef mij, mijnheer, u vergeet te en liet twee rijen witte tanden'zien, die
betalen F lispelde hij beleefd. inderdaad veel belovend mochten heeten,
hij toch moeilijk bij dien armen Predenk, Zij lachte hem zoo vroolijk toe, dat een De advocaat keek den spreker verbaasd en die de advocaat met zekere voldoe-
aankomen. Toen hij ze echter opnam gevoel van dankbaarheid hem beving, aan. rung beschouwde.
bekeek hij ze een oogenbUk en verwis- Eindelijk werd de deur geopend en trad „Batalen Waarvoor?” vroeg hij met „Je komt om vier uur in „De Rij-
seldt ze toen voor een paar grootere. Maar Frederik Monter binnen, terwijl de kleine ontevreden gelaat. zende Zon” en vergeet vooral niet een
sns dat nu met weer te veel? Hij was jongen dartel om hem heen sprong. Hij
het nog met met rich eens, toen het rijtuig sag er erg vervallen uit, hoewel de opge-
voor "MM MlBp
brieventasch in den borstzak en trok rijn een weinig kleurde. gebruikt,” antwoordde de jurist en wilde, waarna hij kalm aan den arbeid ging.
„Oom, 't is dan toch waar, gij komt zonder meer, rijn cliënt volgen maar Den f 1
bij mij Gij hebt vergeven en vergeten met het Vriendelijkste gericht van de verscheen Meier en rijn klerk de laatste
Hij had echter buiten den waard gere- u kon bijna niet gelooven, wat mijn kind wereld verzekerde de kellner hem nog- in rijn Zondagsgewaad in de eetzaal
kend. Auguste was in haar vroolijkste mij in de vreugde toeriep, maar ik her- maals, dat hij vijf gulden van hem kreeg, van het hotel.
ham rij had voortdurend den ouden heer kende uw brieventasch F „Mijnheer vergist zich. Mijnheer heeft
op't een en ander opmerkzaam te maken, „Neem den inhoud, F.ederik, ik hoop werkelijk gedineerd," antwoordde de zeide Meier tot den oberkellner.
nu op menschen, die er als sneeuwpoppen dat het uw vrouw goed zal doen F man, terwijl hij naar het bord met de
ritxageo, of op een bood, die moedig „Oom, ge hebt u waarschijnlijk vergist amandelen wees.
tegen een hoop sneeuw scheen te vechten wat den inhoud aangaateenige dui-
krom ca op een stok geleund, moeite
had door de mulle sneeuw heen te ko- bedacht over den voorslag, dien gij mij
aen. voor vijf jaren geleden deed, het was toch
„Voor het diner, mijnheer, vijf gulden.” flinken honger mede te brengen. Adieu!”
„Je vergist je. Ik heb daar slechts een „Ziezoo, dat is in orde,” zeide de ad-
de deur stilhield. Snel stak hij den wondenhëid heden zijn bleeke wangen oogenblik gezeten, maar volstrekt niets vocaat in zichzelf en wreef zich de handen,
schiedenis zou in de stad de ronde doen achter komen. Nog heden zal ik
en misschien nog ver daarbuiten. Maar proef van nemen. „Dank u, mijnheer.” Een beving in als wij bij elkander komen,
wat kon hij beginnen Hij moest zwij- John Raebum was een knappe kop, haar stem duidde haar gemoedsbeweging
gend toezien. Honderd gulden zou hij een uitmuntend rechtsgeleerde en een
hebben willen geven, als bet niet was „gentleman” in den volsten rin des
gebeurd.
Maar neen. Dat was 1
j anger kon hij ricti niet bedwingen, dat hij met vatbaar was voor een even Bertha kon zich er op beroemen, snel „Die lieve, ondeugende, bedncgelijk*
Nadat de gast bijna een geheele pudding oprechte, diepe en vurige toegenegenheid en j1-*-1 - -
had verzwolgen, werd hem de kaas aan- als ledër ander, volstrekt niet, maar juist zij om geen schatten gewild, dat iemand verrukking op het gelaat. „Van mij zulk
Met ontzetting zag Jë eigenaar, hoe met zich mede de ontmoedigende
de lange magere man C- 1 J1--
bij den arm vasthield en met een krachtige of vermeende onvolkomenheid o: binder-
snede, zonder op het tegenstribbelen van f“
den bediende te letten, de halve kaas optrekben turseken her.:
afsneed en op riin bord nar» '*mt
reikt had, legde Auguste de hand op haar weg te wijzen. Wilt gij mij op mijn ouden zoo kalm mogelijk aan. „Hij verlangt van geheel evenals een generaal rijn troepen.
j- -- -mij yjjf guidj,, Vo,,,. een rOjjjnen en
Wie kan het tooneel schilderen, dat amandelen, die ik niet gegeten heb. Ik vraagd de wijnkaart.
sent hier bij one bómen ik zal dan nu volgde? Toen het eerste oogenblik vind dit wel wat onbescheiden." 1
van ontroering voorbij was, verklaarde De oberkellener zeide op den vragen- leen water, niet waar mijnheer Settig
Auguste, dat rij dadelijk wel geweten had den blik van zijn patroon fluisterend en- zeide de heer Meier luide,
dat mijnheer Schraap het zoo goed meen- kele woorden tot hem. Daarna keek
de daarom had rij zoo vroolijk tegen hem deze den advocaat aan en schudde het Settig ten antwoord.
Verrast verwijderde rich de kfilner.
De donkere oogen van den hotelhouder
John Raeburn, advocaat bij de Recht
bank, was op zijn kantoor. Hij had op
zijn knieën een deel van „Wait's Prac
tice” opengeslagen liggen, maar hij las
moest zich bedwingen, ondanks de ge- met. Zijn oog dwaalde door de open
deel ten van het verhaal van eergisteren, staande deur naar het zij kantoortje, waar
dat de advocaat juist aan zijn buurman hij de bevallige gedaante van zijn typiste,
Bertha Wilson, kon zien. Zij merkte zdh
blik niet op, want, gebogen over haar
werk, drukte rij de toetsen van haar
schrijfmachine met een nimmer missende
te kauwen, niet vermoedende welke rol snelheid en juistheid.
hij vervulde. Men besloot zelfs hem een Een dame door en door, mompelde
weinig te helpen. Raeburn, terwijl zijn blik met innig wël-
Het verhaal deed de ronde aan de gan- gevallen op haar sierlijken vorm rustte;
sche tafel. Overal rekten de halzen zich *"heowel door geboorte en opvoeding
uit en zag men lachende en nieuwsgierige als in wijze van handelen, maar door de
gezichten. Het deftige, hoogrjjode gelaat kansen der fortuin gedwongen voor haar
van den eigenaar vertoonde angst eo woe- bestaan te werken. Indien ik slechts wist,
de. Maar hij moest toegeven dat hij er hoe rij het zou opnemen. Ik wil het ech-
zelf schuld aan had. ter niet wagen, afgewezen te worden,
Eindelijk kwam het laatste gerecht want het gevolg er v«n zou rijn, dat ik
roastbief met aardappelen. ook mijn typiste zou verliezen en als ik
Settig bediende zich goed. Hij hield haar niet kan bezitten.
zelfs den kellner bij den arm vast, toen danigheid, wil ik zéze
deze te vroeg wilde terugtrekken en nam van haar beroofd te worden in de andere,
minstens een pond vleesch. Ook de ad- Lieve hemel, veertig schijnt verschrik- ik zou gaarne uw meening hooren. Hoe tuurlijke onvolmaaktheid en agitatie te-
vocaat tastte flink toe en de andere gasten kelijk oud en drieëntwintig kinderlijk' denkt u, dat het klinkt I Niet zeer bloem---*-*--
deden eveneens. Er was geen eten genoeg, jong, als ik aan de tegenstelling denk, rijk, hé
De kellners stonden verlegen, de gasten en toch is het slechts een verschil van
zaten te lachen en te praten. De ober- zeventien jaret|. Zeer vele menschen zou- openhartig en mannelijk,”
de table den dit niet als een beletsel beschouwen. Bertha, met een trilling in haar stem.
„Dank u. Indien de dame, voor wie te te ontdekken, of je werkelijk iets om mij
ongeveer honderd personen
„Wat blieft u,^ mijnheer vroeg de men en kristal boeiden het oog. De kell-
waren in het zwart met wit vest de
„U moogt uw oberkellner wel eens deftige eigenaar stond in hoogsteigen
de advocaat persoon naast het buffet, en overzag het
mij vijf gulden voor een paar rozijnen en
mood ea fluisterde JJaar ztjn de kamers dag nog leertn liefhebben
van mijnheer Monter maar kom hever
L UJ-U ^.1
even booren ai de zieke slaapt.”
Ja, rij had gelijk, *t waren twee helder
verlichte, vroolijkc kamertjes, waar
Schraap nu binnen trad. Vogels zoogen
en bloemen bloeiden voor het venster en
«o levenslustige, aardige jongen draafde
00 sin stokpaard de kamer op ea neer - --
aam het Wad op haar arm m op zieke bezoeken »- b<i -éwh—d n-w— kellner beeft gelijk."