Wï-’s- d.*
Zelfverloochening.
VERJAARDAG
hij vermoedde weinig. Kern, ging hij voort, terwijl hjj herjj de *>jdso van dien braven kerel, dien hij, zon
vrouw zou wot J'*jktc ben ouder Hau dj, vee! der het U willen, zoo had gegriefd eens- fer.
V
A
op en
Frederik greep de hand, die de iade/
had je mijn hart gegeven, maar de erkente-
haar.
II.
Doch hoe groot was zijn schrik, toen
het hem, als
voor dezen
op.
Deze besefte nu hoe groot diens
IV.
I.
Den volgenden dag waren Acne en haas
BESLUIT.
poos aandachtig. Hij be
lli.
ALLERLEI WONDERBAARLIJKS.
IV.
DE EKSTER SCHACKRATÜK.
een
P>!J
Ill-
greep thans volkomen het verschrikkelijk
meisje met men houdt van elkaar*en men trouwt,
Vervonaerd zag hij op,
merkte, dat het de ekster
en
moest de snelheid verminderd worden.
De rails, daar vernieuwd, waren nog niet
waar het noodsein stond, kwam da trein
tot staan. Zij waren gered I
Wendelin verliet de stad en liep voort
;en woud Daar, in
ver
en zag voor zich staan vier
welgekleede jongelieden, die niet het
diende alleen voot
eigen huis. Verkoel
alles weder zand, wat het geweest was.
weet als ik,
fel niet <an
delooa verloren.
Tevergeefs beproefde hij los te komen.
De ijzeren vuisten van Frederik hiel
den hem als een paar bankschroeven om
klemd. Zoo elkander vasthoudend wor
stelden zij in de kleine ruimte. Frederik
zocht de zware kolenschop te grijpen. Het
was intusschen donker geworden, zwarte
wolken jaagden aan het uitspansel voorbij,
wedijverend in snelheid met het voorthol
lend stootnros. Om hulp roepen, Piet kon
er niet aan denken.
Wie zou hem gehoord hebben Den
handle omgooien Daartoe had hij zich uit
de armen van Frederik los moeten rukken.
Eensklaps dacht liij aan iets vreesdij ka,
terwijl ze beiden zoo onzinnig worstelden.
een groot stuk grond en bouwde er aan
den zeekant met behulp zijner geesten in
allerijl een prachtig slot* dat nergens in
bet land zijns gelijken had. Toen hij het
voltooid had, was juist een jaar verstreken,
sinds hij den heksenmeester verlaten had,
M zat hij juist 1 verjaardag dezer
gebeurtenis aan geopend venster,
wendelin speelde met zijn ring, trok hem
van den vinger en liet den goudkleurigen
steen, die hem sierde, in de zon schitteren.
Daar ruischte iets als een Vleugelslag en
plotseling zat de ekster Schackrack op de
vensterbank, nam hem de ring uit de
hand, vloog er tnede weg en was weldra
tusschen de boomen van het woud ver
dwenen.
Wendelin huwde later een schoon
meisje zijn geslacht bloeit nog tot op den
huldigen dag.
In den Sylveeternacht van het jaar,
waarin Wendelin vertrokken was, ont
stond *s middernachts in de woning van
Zuckermahn een ontzettend rumoer. Een
vuurschijn drong door de vensters en men
geloofde gezien te hebben, dat binnen
twee gestalten met elkander worstelden.
Plotseling werd het donker en tegelijker
tijd voer een vurig iets met een lange,
gloeiende staart uit den schoorsteen door
de lucht. Den volgenden morgen drongen
eenige moedige lieden de woning van
Zuckermahn binnen, waar hij met een ge
heel blauw gelaat en gebroken nek op de
sofa lag. In zijn nalatenschap vond men
een groote kist met goud en een menigte
voorwerpen van groote waarde, de meeste
schuifladen waren echter tot groote ver
bazing der aanwezigen met zand en aarde
gevuld.
Het koete Wendelin groote moeite, zich
aan al het vreemde, dat in dit huis voor
viel, te gewennen. Zelfs in den tuin werd
het hem menigmaal angstig te moede,
vooral op het middaguur. Deze smalle
ruimte werd van voren door het huis, van
achteren door den stadsmuur en aan
weerszijden insgelijks door hooge muren
ingesloten. Op het middaguur verspreidde
zich in den tuin een verdoovende geur,
en dan scheen het Wendelin toe,dat het
er niet pluis was, want onder de bloemen
heerachte een vreemde beweging. Somwij
len was het hem, alsof zij hem met grijn
zende gezichten aankeken, daarna de
hoofden bij elkander staken en hem dan
uitlachten. Bens toen hij op een uitste
kenden uk zat, hoorde hij duidelijk een
zacht gekerm een andermaal, toen hij
een wortel uittrok, zuchtte en klaagde
deze als een tnensch, zoodat hij hein ver
schrikt Het vallen. Nog meer echter
schrikte hij, toen de wortel dadelijk we
der in het gat terugkroop en een duidelijk
lachen hoeren Het. Dergelijke merkwaar
dige dingen passeerden hem herhaalde
lijk, en daarom had hij niet gaarne op het
niddaguur iets in den tuin te verrichten.
In huil was het insgelijks niet vsüig,
want in alle hoeken hoorde hij een ge-
I luister, vooral in het schemeruur. Dat
dit altiid ratten en muizen waren, ge
in kamer 56 van het oudemannenhuis
zat Jaapje en rookte genoegelijk zijn
tiij dampte deftig de ijl-blauws roek-
„Moordenaar kringetjes omhoog sa volgde ze met rijn
Bij dat_woord was Frederik achteruit oude oogen door de kam.es,
Jaapis zat te pcinaen.
Hij liet s'n kopje thee koud worde* *a
de trekken aan de pijp werden steeds
op zijn post stond, reide hijXrgenl Morgen! E, hij gmderde
„Beveel, ik gehoorzaam 1" ^Morgen wul
Het was hoog tijd 1 Juist op de plaats («bug tjonge, hoe was 't «egtlijk...
u„ j j- Thchtig..,,l twintig laar in 't Hnte.
Die goeie Mie wm dus eek al twintig
jaar doogj hij kon r nog pst soo dride-
lijk voor zich halen als den dag ven git.
teren, en t wat toch twintig jaar.,,,
Hé, u 't ook ked magge bdrr».^
maar misschien..,, wa« Ttoen ssssr
beter ion,,..
van stortte hij op den grond uit, bracht
op mijn woord baar, dat je mij voor mijzelven gered hebt!’
tin I p^t vojgtr.jrt met beu
sens scheen, ging hij voort t
„Ja, jij hebt mij gered 1 In een saké»
oogenblik is mij de waarheid duidelijk
geworden. Ach 1 ik heb vreeselijk geleden,
riep hij met aangename sttm „Wen
delin I” en floot dan op biaroder aange
name wijze. Op zekeren dag was Zucker
mahn uitgegaan, nadat den dag te voren
het onzichtbare wezen hem bezocht en
veel en heftig n^et hem getiproken had.
Nauwelijks had hij met Zipferling het
huis verlaten, toen de knaap herhaaldelijk
een stem hoorde reepen„Wendelin!
Wendelin I*'
groeten groenen oven
Schrackrack in een kooi. Zij was zoo ver- haar woord zou 1
standig als een tnensch en kon spreken, langzaam kroop de tijd voort. Elk oogen-
wen de vogels hun nestAnne bemint
jou, zij moet de jouwe zijn. Ge bent voor
elkaar geschapen. Ik weet wat me te doen
blijft.”
„Frederik 1” riep Piet verschrikt uit.,..
„O vrees niets/’ hernam hij, pogende
te glimlachen „rk zal geen tranen ia je
i vreugde mengen. Bovendien, ik ben gene-
Piet deed een sta» achterwaarts. geVX™ hard’ rawhwft
u— a. v-. „Ge.n me“l «w#
aan het station. Laat mij hagsm Ik «wm
stond, dat je liegt, of ik worg je sis een dat Arirnoth^w^tt^at’er'tusulunoM
dief 1” is voorgevallen... Ik zou mij schaman.
De jonge man zocht zich los te maken, voegde hij er bij, de oogen
„Je bent gek I” brulde hij. terwijl de jonge man dia hand greep. En
„Neen, niet gek 1” ging Frederik voort; toen de trein stilstond, was het hem* als
„neen, jammer genoeg niet 1 Het meisje, gingen de wielen der machtige machine
dat je bemint, is Anne; hij dien ze trouwt, over rijn eigen hart.”
ben ik. Begrijpt ge nu, dat ik je vermoor
den wil, jij die mij het hart hebt uitge
rukt
Piet, die nog altijd vergeefsche pogin-
gen deed, antwoordde niet, ook hij had moeder berig eenig naaiwerk te verricht*
reeds alles begrepen, en gevoelde zich red- ten, toen er op de deur werd geklopt. Het
meisje ging open doen. Verbaasd bleef rij
staan, toen rij Piet zag in gezelschap van
Frederik.
„Bonjour," riep de laatste en zich tot de
moeder wendend
„Ik heb een verrassing voor U, moeder
tje ik heb u gisteren om de hand van An
ne gevraagd, maar het was niet voor mij,
dat was voor dezen braven jongen.” En hij
wees op Piet. i
Deze beefde en durfde nauwelijks na
der treden en het meisje meende te droo-
men.
_^,Ik heb mijn doel bereikt!" hernam Fre*
d’erik „kom, geef elkander nu maar de
hand en den verlovingskus, maak 't nu
maar met elkander af, wat deksel.” Ba
Niet ver van de plaats waar zij zich be- zachtjes duwde hij Anne in de armen vaa
hier den jongen man dan, toen de moeder hem
in de rede wilde vallen, ging hij voort:
„Wat drommel I Ik heb toch nu het
zoover in orde, dat zij weerstand zouden recht om over haar hand te beschikken, ze
woeste behoort toch aan mij 1”
Piet en Anne staarden hem aan, do
oogen vol tranen, geen woord vindend om
hem te antwoorden.
„Kom, *t is nu in orde I” zeide hij
„laat me nu niet huilen als een kind.,,.
En jij, moedertje,” voegde hij erbij, zich
tot de vrouw wendend, binnen *n maand
bruiloft, hoor 1”
groene gebladerte, herinnerde hij »ch hun
geschiedenis.
Bijna een roman. Haar vader, een oude
en'êvenals hij stoker bij een der spoorweg meer.”
maatschappijen in ons land, was bij een Frederik keek hem verrast aan.
spoorwegongeluk gewond geworden. Vóór „Dan," hernam hij, begrijp ik er nog
hdde oogen voor altijd sloot, had hij hem veel minder van! Zie je, ik heb niet veel
eevraagd te willen waken over de vrouw school gegaan, en heb van die dingen niet
en het kind, die hij beiden onverzorgd ach- veel verstand. Ik begrijp slechts één ding Piet had zieh een weinig hersteld, hij be-
- i een nr.e'sjr met men houdt van elkaar* en men trouwt.... r’“ ”“lu?v'-.i.-ic
gedekte tafel met drie stoelen er om heen, hoorde hij, hoe de heksenmeester luid
waarvan één buitengewoon hoog en als en met vuur sprak en een krijschendc
een kinderstoel ingericht was en een klei- stem hem antwoordde. Na een poos ver-
ne toren geleek. PlotseHng werd de deur het het spook weder het huis op dezelfde
geopend en Hep de aap op drie pooten wijze, waarop het was binnengekomen,
naar binnen, terwijl hij in de vierde een en dan was Zuckermahn gewoonlijk zeer
bord droeg. Hij sarong op de tafel, zette bleek en opgewonden en moest hij een
het bord daarop neder, grijnsde even, groote hoeveelheid wijn drinken, om tot
Het WendeHn de tanden zien en Hep weder bedaren te komen.
naar buiten. Zoo rende hij af en toe, alles Wendelin sliep op een zolderkamer, al-
afzonderlij k, doch zeer snel aanrichtend, waar allerlei gedroogde kruiden hingen
en dekte de tafel. DaarnafSgerwijl hij voor- en verscheidene oude, zeldzame meu-
zichtig op de achterpooten voortwaggelde betetukken stonden. De wanden waren
en het voorhoofd fronsde, bracht hij de met een zeer oud gewerkt tapijt behan-
soep binnen. Op het derde stoeltje werd gen, waarop de vaardige hand van den
de kleine hond geplaatst deze zat mede wever vele bontgekleurde fantastische
aan tafel aan en slurpte de soep van zijn vogels had aangebracht. Eens werd hij
bordje, terwijl hij van tijd tot tijd Wen- des middernachts door een Hefelijk ge-
delin boosaardig aanblafte. zang uit zijn slaap gewekt. De maan
Deze had echter nog nooit zulk 'n heer- bescheen helder het oude tapijt, en toen
te stroomen, dat hij geloofde zich nog
nooit in rijn leven zoo wil gevoeld te heb
ben. Br volgden nu gebraden vogels met
appelmoes en daarbij goudblaren wijn,
die zoo koel was, dat fijne pareldroppelen
zich san de glazen hechten. Ten slotte
kwamen nog kleirft vetkoekjes met fram
bozenmoes gevuld en gesuikerde vruch
ten. Wendelin, voor wien aardappelen
en haring reeds een feestelijke maaltijd
was, geloofde, dat ook de koning niet
beter eten kon. Toen Zuckermahn zag,
dat de knaap dapper toetastte, meesmuilde
hij en geide t
„Je kunt het altijd zoo hebben be
hoeft slechts te willen.”
Na afloop van den maaltijd zette hij
hem uiteen, wat hij van hem verlangde.
Hij sou in den tuin werkzaam zijn en zijn
bloemen en struiken in orde houden,
want het bukken werd Zuckermahn reeds
wat moeielijk. Daarvoor zou hij maande
lijks een goudstuk, kost en inwoning
en jaarlijks een nieuw pak kleeren ont
vangen. Daar deze bezigheid met den
wensch van Wendelin overeenstemde,
de heksenmeester hem niet meer afstoo-
tend, maar een vriendelijke heer toescheen,
sloeg hij toe en de zaak was beklonken.
toen hij be- deUn hem haastig in dan uk stak, riep
was, die hem de ekster hem toet „Wanneer gij den ring
riep, en dat deze onrustig tn haar kooi om uw vinger draait, zullen zich de gees-
op en neersprong. Toen hij de kamer ten aan u vertoon en,1' en vloog in hetzelfde
binnet-trad, riep deze hem toe „Wen- oogenblik, dat de heksenmeester in de
delin, neem u in acht 1” deur trad, onder luid gelach weg. Deze
„Ahoor wien moet iVmij in acht nemen?” schreeuwde in al zijn woede Wendelin
vroeg: deze. toe „Gij hebt de ekster laten w»g-
„Zij willen uw ziel verkoopen I" sprak vliegen 1”
de vogel. „Ja l” antwoordde WendeHn op be-
Totn Wendelin hierop vroeg, wat dit daarden toon.
bet te kende, deelde de ekster hem het In het eerste oogenblik was Zucker-
volgende mede mahn verstijfd van toorn. De oogen piril-
„l?e heksenmeester heeft mij door Hst den hem uit het hoofd, rijn lippen beef-
in Zijn macht gekregen, hoewéMiij over den en slechts een heesch gekrijsch kon
ons «festers niet dezelfde macht heeft als hij vóórtbrengen. Daarna sprong hij naar
In het midden dar kamer stond een haastig de kamer uitgeschoven en dan .ovar andere domme dieren, welke bUn- een kast, nam er een fleschje met een
deiings in zijn strikken loopen. Hij weet, (oudgeel vocht uit, rukte een honden
dat ik de.n ring van den grooten toove- zweep van den wand en riep „Een
naar Girandola, die eens mijn voorzaat schurftige hond zult ge worden en ik zal
ontvoerde en van geslacht tot geslacht u zoolang met de zweep ranselen, totdat
in onze familie overging, in een veilige ge niet meer janken kunt l”
scj (trilplaats verborgen houdt. Deze ring Hierop besprenkelde hij Wendelin
in zijn bezit te krijgen, is zijn voornaamste met den inhoud van het fleschje en mom-
stteven, want de bezitter van dit klei- pelde daarbij eenige woorden.
no od gebiedt over de geesten der aarde, Doch hoe groot was zijn schrik, toen
d<g lucht, des vuurs en des waters en Wendelin glimlachend staan bleef en diens
is daardoor de grootste toovenaar der gestalte niet veranderde. De heksen
wereld. Dagelijks ligt hij mij in de ooren meester sidderde aan zijn geheele lichaam
te blazen en te plagen; dat ik hem toch en staarde den knaap als wezenloos aan
de ring zal geven, maar ik blijf steeds plotseling wierp hij zich op de knieën
vreigeren, want ik haat dezen heksen- en riep: „Hij heeft den ring! Hij heeft den
meester. Hij dreigde mij, mij in het twaalf- ring
de uur, den juisten tijd, te zullen dooden Hij kroop naar WendeHn toe, omkiem
en kruid tegen de vallende ziekte uit mij de diens knieën, smeekte hem, hem den
te branden, doch ik lach om rijn bedrei- ring te geven en bestormde hem met
r_,_,ging, want hij zal toch niet de éénige vleierijen en beloften. Daarna haalde
lijke soep gegeten rij vloeide weldadig jag hij, dat het de vogels op het tapijt hoop op het bezit van den ring moed- hij uit een andere kamer de eene zak met
in zijn hongerige maag, en weldra begon waren, die dit gezang voortbrachten; hij willig verijdelen. Mijn hoop op bevrij- goud na den anderen. Een gedeelte daar-
rijn bloed zoo behagelijk door zijn leden Mg duidelijk, dat zij den snavel bewogen ding heb. ik thans op u gesteld, te meer, UJ J
Uï: en jtn fcrOp uitzetten. Eerst toen he“t van daar ik u een groote wederdienst kan be- alles aan, wat hij aan kostbaarheden be
de torenklok één sloeg, hield het gezang wijzen, en gij zonder mijn waarschuwing zat en legde het bij het goud. Dit alles
op. verloren zoudt zijn. Gisteren was de on- wilde hij WendeHn geven voor dezen
Langzamerhand echter geraakte Wen- zichtbare geest weder hier. Weet gij wie enkelen ring.
dehn aan al deze wonderlijke dingen g»- hij is Het is de overste der heksen- Deze besefte nu hoe groot diens wa“-
woon, en ten slotte lette hij er slechts wef- meesters, de oude’Urian zelf. Zuckermahn de was hij stiet den jammerenden hek-
nig op. Daar hij bij zijn lichten arbeid heeft hem voor zijn kunsten zijn ziel senmeester van ziqh af, nam zijn hoed
goed gevoed werd en dagelijks in ruims toegezegd, en met het einde van dit jaar en verliet het huis.
V.
mate het fijnste wildbraad en andet e is de overeenkomst afgeloopen. De ter-
kostbare gerechten nuttigde, zoo groeit Ie mijn kan echter met tien jaar verlengd
hij krachtig op, en rijn wangen werdem worden, wanneer hij Urian een nieuwe
rood en rond als een appel. Hij wist >au ziel levert, en daytoe zijt gij bestemd,
ook, op welke wijze Zuckermahn in zijn Zonder mijn waarschuwing zoudt gij
behoefte aan fijn wildbraad voortag. reddeloos verloren zijn geweest, want
Achter den grooten oven zette hij knipipen gij zijt jong en onervaren en niet gewa- tot aan het nabijgelegi
op dan opende hij een venster en mar kte pend tegen de kunstgrepen des duivels de schaduw van eenige pijnboomen
allerlei teekens in de lucht Het duzirde en tegen de booze listen, die de zinnen ver- borgen, stak hij den ring aan den vinger,
niet lang, of men hoorde beweging .-rch- warren. Geef mij thans de vrijheid, en en daar het hem een wéinig angstig te
ter den oven, en zag men een haas, of als belooning daarvoor zal ik u gedurende moede werd, sloot hij de oogen en draaide
vette patrijzen, snippen, kwartels, lijs- een jaar in het bezit van den sooverring den ring wel viermaal om. Hij waagde
ters of dergeltfke in de opgezette knippen, stellen. Wanneer gij dezen bij u draagt, het thans niet meer de oogen te openen en
Was er inde provisiekast gebrek aan meel bghoeft gij den heksenmeester niet te luisterde een poos aandachtig. Hij be-
of boter of specerijen, dan werd er uil het vreezen, want geen macht ter wereld merkte echter niets anders dan den etir
portaal een schuiflade met zand gt.vuld kan iets tegen u uitrichten.” van het frissche woud van de eene zijd»
en weldra was het benoodigde voarhan- Wendelin was door het verhaal der waaide hem een aangename koelte tegen,
den. De heksenmeester had doos den ekster verschrikt en verbaasd, maar hij van de andere zijde een gloed, als van een
verkoop van die zoo gemakkelijk verkre- aarzelde nog en wilde nog meer weten, groot vuur, waartusschen hij het ruischen
gen waren een rijk man kunnen worden, doch de ekster riep „De tijd is kostbaar, alt van een beek vernam. Eindelijk ope: de
doch er was een „maar” bij. Dit tooverwer Binnen een uur zal Zuckermahn terug hij de oogen
de behoeften van zijn zijn, en bijna zooveel tijd heb ik noodig,
:ht hij er van, dan werd om den ring te halen.” geringste afschrikwekkends in hun voor-
Wendelin opende de deur der kooi en komen vertoonden. De een droeg een
het venster in een oogenblik was de zwart gebloemd kleed en had een groene
ekster buiten en vloog in haastige vlucht muts op de tweede een vuurkleurig
daarheen. Weldra was zij achter den kleed, zijn muts was versierd met een
stadsmuur verdwenen, en nu overviel grijze veder, die door den zachten wind
den knaap een diep berouw over hetgeen golvend bewogen werd de derde
hij had gedaan. Wie waarborgde hem, kleed van/zeegroene zijde, terwijl een ge
in een hoek tusschen den muur en den dat de sluwe ekster hem met bedrogen vlokte muts als zeeschuim zijn hoofd
zat d« ekster had, en welke zekerheid had hij, dat zij versierde de vierde was in «en hemels
hóuden Ho« ontzettend blauw., gewaad gedost en had op het hoofd
een goud kapje, dat zijn schitterende
fluiten, lachen, blaffen en nog veel meer, blik kromp hij van schrik ineen, als hij blonde lokken bedekte. Alle vier stonden
De kleine hon^l. Zipferling genaamd, geloofde, de schreden van den terug- in stomme verwachting demoedig voor
!t mocht haar niet lijden en stond soms keerenden Zuckermahn te hoeren. Nu ^iem, als voor hun heer en meester. Wen-
langen tijd voor haar kooi en b lafte haar eens hep hij naar voren en staarde in de deh'n bedacht zich niet lang. Hij Het zich
op zijn boosaardige wijze aan. De ekster stille, zonnige straat naar hem uit, dan een fraai paard, een kostbare kleeding,
bekreunde zich weinig daarom, slechts weder naar achteren en liet zijn blikken een welgevulde valies en een met goud-
somwijlen keek zij hem spanend met in den tuin rondwaren. stukken gevrijde beurs brengen, kleedde
één oog aan, bootste zijn gdilkf na en Op deze wijze waren drie kwartier zich met behulp van zijn gedienstige
lachte dan. Dit bracht den hond in zulk verloopen en was zijn angst steedsgroo- t eesten en rerd toen welgemoed de wijde
een woede, dat hem de oogen wit den kop ter geworden, wapt van de ekster was wereld in. Hij bereisde vele steden en
puilden en hij zich heesch blafte. nog altijd nieu te zien. Daar hoorde hij landen, werd overal met vreugde be-
Voor Wendelin scheen de ekster een langzame schreden naderen het was groet, tprwijl men rijn vertrek betreur-
groote genegenheid te koesteren, en zoo, Zuckermahn, hij kende zijn stap. Aan al de, want Hj deelde met milde hand het
dikwijls de knaap de kamer binnentrad, zijn leden bevend, stond de knaap daar goud uit. De schatten der aarde, de paat-
---- bleek als een lijk. De deur werd geopend kn der zee, de macht van het vuur, alles
en alle schelle» waren m beweging. Reeds stond te zjner beschikking, en wat rijn
wilde WendeHn uit het venster springen, hart wenschte, brachten de snelle geesten
door den tuin snellen, over den tuinmuur der lucht hem uit de verste streken,
klimmen en dan de wijd» wereld ingaan Hij verbat echter niet, wat de verstan-
doch op hetzelfde oogenblik, dat Zucker- dige ekster hem had medegedeeld. Na-
mahn naar den deurknop tastte, ruischt» dat hij tien maanden op deae aangename
een vleugelslag in Wendelin» oor en «at wijze de wereld was doorgetrokken, kwam
de ekster op de vensterbank en H»t den hij in een heerhjke streek, wear het hem
ring uit haar snavel vallen. Terwijl W»a* uitstekend beviel. Deer kocht Mi aieh
groote mner, welke aan den tuin grensde, loofde.WendeHn niet, want hij had vaak
Dit wa» ongetwijfeld d» studeerkamer van kleine mannetjes met groote hoofden
den heksenmeester, want langs de wan- gezien, welke daar met bezem en schrob
den stonden verscheidene rijen in zwijns- ber aan 't werk waren alles zag er dan
leder gebonden foHanten, met bonte, ook altijd zindelijk uit, hoewel niemand
vr»«mde figuren op de ruggen versierd, anders daartoe ooit een hand uitstak.
Boven op deze boekenrekken stonden Somwijlen kreeg Zuckermahn een zon-
aksUge, opgevulde dieren en geraamten derHng bezoek. De huisdeur opende zich'
en met blazen dichtgebonden flesschen, en alle schellen waren in beweging, doch
waarin slangen en groote hagedissen en was niemand zien. Men hoorde het
andere hatelijk gedierte in spiritus opge- geschuifel van pantoffels m den gang
zet waren. Een kolossale, groengelakte en een kloppen op de deur der kamer.
ov»n stond aan den muur.' uit welks ga- Zuckermahn opende haar, was zeer be-
t»n allerlei afschuwelijks tronie» en hek- leefd, ja kruipend tegen het ding, dat men
sengezichten staarden, en dergelijke din- niet zag, en liet het dan naar binr.cn. Als
gen meer. WendeHn tegenwoordig was, werd hij
had woord gehouden en was zijn belofte
nagekomen, zonder daarin op eenige
wijze te kort te schieten, en met alleen met
raad, maar ook met de daad had hij de we-
duw« bijgestaan, als de verdiensten met 't
naaiwerk tegenvielen. Het meisje werd
grooter en groeide op tot een bekoorlijk^
maagd. Toen werd in zijn hart een nieuw
gevoel geboren, een gevoel tot nog toe
ongekend. Hij beminde Anne. Hij trachtte
te vergeten, hij kon niet en hij werd zóó
afgetrokken en stil, dat het de opmerk
zaamheid trok der weduwe, die hem ten
slotte rijn geheim wist te ontrukken. Zij
had het reeds vermoed, tang geleden al,
het goede mensch, en zonder hem te laten ïw.
uitspreken, had zij hem omhelsd en hem schuldigd. Die vriend nujheeft miHièf G^-
gezegd r teren -
Anne’.. rij'erloo; maar het is nu voorbij. Ik had o£r mfli
- tmaar al zwarte handen en mijn grijze haren moe-
moet deze ten kijken. Niet als de blar»n vallen bou-
-~t ons
„En de onderteekening luidt Anne, niet
waar?” riep Frederik uit, die, de hand
krampachtig op de borst geklemd, met
rollende oogen, als een waanzinnige het
antwoord afwachtte, terwijl het hem toe
scheen alsof de grond onder zijn voeten
:gzonk
„Wie zegt
p»t
eindigen, Frederik had hem bij de keel ge
grepen met ijzeren vuist.
„Je Hegtriep hij uit, beken het tets alles op me. Ik
hebben geboden, bij zulk een
vaart. Een vreeselijk» ramp was onver-
mijdslijk.
Frederik, dol van woede, hoorde of zag
mets eensklaps rukte de jonge man zich
los.
„Gooi den handle om riep hij, an
ders zijn we aUen verloren 1
„Des te beter 1” antwoordde Frederik
„Neen, Frederik,” hernam Piet, „ik „dan ben jij er ook bij 1”
En de schop grijpend, hief hij ze op, ge-
zacht, dat hij het nauwelijks verstaan kerel, dien ik graag mag lijden. Ik herinner reed om te slaan; Piet keek hem strak
in dienst kwam. Als iemand verdient
.o.Vijf uur sloeg de stationsklok en
Frederik, ontwakend uit zijn zoete mijme
ring, stond op.
Vijf uur 1” zeide hij verbaasd, „ik ben
vandaag niet te vroeg. Maar één keer is
geen gewoonte i” en, terwijl hij het perron
opliep, zijn kameraden vroolijk groetend,
voegde hij er, als in gedachte bij
Wat zal Piet Meursant, mijn machi
nist gek opkijken als ik hem op mijn
bruiloft vraag I”
Bliksemsnel rolde de trein voort, ver
dwijnend in de verte als een tooverlint,
als een monster met vurige oogen door
de invallende duisternis* Het voorlaatste
station was men reeds vdorbij het eind
station was nog ver af, Piet en Frederik
kortten zich op de locomotief den tijd
met allerlei gesprekken, terwijl zij ook
over den weg en de seinen hun blikken
leten gaan.
Eensklaps legde Frederik zijn hand op
den schouder van den machinist en vroeg:
„Scheelt er vandaag iett aan Van het
oogenblik, waarop wij het eerste station
hebben verlaten tot nu toe, heb ik je de
woorden uit de keel moeten halen. Dat
ben ik niet van je gewoon I Men zou
haast zeggen, dat je jongelingsdroomen
als met één slag zijn verdwenen 1”
Toen de andere dit niet zoo aanstonds
toegaf, vervolgde hij
„O I ik weet wat ik zeg. Ik zie niet graag
dat gemijmer. Het leven is zoo heerlijk I
....Een onbeantwoorde liefde, mis
schien?.... Kom! dat zal wel weer te
recht komen. Alles komt immers in orde,
als men wif; ik zal je er straks een voor
beeld van geven.”
Hij barstte in een hartelijk lachen uit,
terwijl hij zich in de handen wreef, en
reeds vooraf naging, welk een effect zijn
woorden maken zouden, als hij rijn
trouwplannen mededeelde nog nooit had vonden was de weg opgebroken
hij hem van Anne gesproken.
Maar plotseling hield hij op.*
De ander zag hem zoo treurig aan, dat
het hem onwillekeurig trof en zijn hand
grijpend, vroeg hij
„Het is dus van ernstigen aard Neem
me niet kwalijk. Maar ik ben zoo geluk
kig, dat het mij onmogelijk schijnt, dat
anderen bedrukt zijn, als ik lach. Het
geluk m?akt zelfzuchtig en ik durf je
thans geen deelgenoot tnaken van mijn
groote vreugde.”
„ilCCU, .„vu**.*, „VIIMIUI
neem het je niet kwalijk. Je bent een goede*
nog goed hoe je voor me was, toen ik aan.
rin dienst kwam. Als iemand verdient „Ga je gang 1” zeide hij, maar je zult
de"töekomst medegedeeld fWat gelukkig te zijn, ben jij het.... Ook ik, slechts ean laaghartige moordenaar rijn,
t_« t t. ~-.l1.1,.'™ wart toerol 11 l»r> r rl to laot lonen
Nooit tud hij zich zoo gelukkig ge
voeld. Zijn hart bonsde van vreugde. Het
was dus nu toch werkelijkheid geworden,
dat groote geluk, waarvan hij nauweHjks
had durven droomen I Zij had „ja1* ge
zegd, het lieve kind, toen rij haar klein,
blank, zacht handje in zijn grove hand
legde, die van' aandoening beefde. Het
is waar, hij had gaarne gezien, dat ze
wat vroolijker was gaarne had hij den
glans dier groote blauwe oogen verhelderd
gezien door een glimlach, en had hij ge-
wenscht, d4 die blik der oogen wat vrij
moediger den zijnen ontmoette, want
nog steeds had zij de oogen neergeslagen,
en toen haar moeder haar omhelsde, toen
was het hem zelfs voorgekomen, dat zij
beefde- Maar deksels, waar dacht hij nu
aan? Stond dat vreesachtig blozen jonge
meisjts niet allerbekoorlijkst? En, boven
dien, men had haar niet gedwongen „ja”
te zeggen I Had zrj hem.niet uit eigen be
weging het jawoord gegeven? Zeker!
het zou hem leed gedaan hebben, als zij
„neen” gezegd had. Maar dat had zij niet
J - gedaan In tegenwoordigheid harer moe
der, door deze zelfs aangemoedigd, had
hij «ijn nieuwe pet tusschen de vingers
frommelend haar gevraagd, of zij rijn
vrouw wilde zijn.'
„Je moeder” zoo had hij tot Anne ge
zegd heeft reeds haar toestemming ge
geven. Van jou hangt dus mijn heel geluk
af.” En zij had de oude vrouw aangezien
en toen zachtjes geantwoord „Ja,” maar
zoo *--
had me
Innig gelukkig had hij haar zijn plan- pas
zoudeTlij met'hün driéën g'elukkig zijn ging hij voort, was gelukkig, of ten minste want tegelijkertijd waag ie het leven van
Wat een lief huishoudentje zouden zij op- ik geloofde dat ik het was. Maar met één hen, wier lot je is toevertrouwd
-etten en hoe zou hij lustig arbeiden, als slag is al mijn hoop vervlogen. Zij, die ik
hem na de njoeihilte dagtaak zijn vouwt)e bemin, kan niet de mijne zijn l”
wachten zou. „Z°° l" 2eide Frederik. „Ze is dus niet geweken. Zijn plicht stond hem eensklaps
En terwijl het zonnetje helder scheen, erg gemakkelijk te voldoen, de jonge ds- weer voor oogen langzaam Het hij de
de musschen vrooUjk tjilpten in het me? Ook ik weet, wat je waard bent opgeheven hand ukken, en toet» de joa-
1 j en ik begrijp dus waarlijk niet, waarom zij g* man was opgestaan en hijzelf weder anJ'
geschiedenis. i« heeft afgewezen 1” r>"
8 Bijna een roman. Haar vader, een oude „?ij houdt van mij,” antwoordde Piet
kameraad, eenige jaren ouder dan hij, eenvoudig „en luist daarom lijd ik nog
J ons land, was bij een
jpoorwegongeluk gewond geworden. Vóór
gevraagd te willen waken
terUet. Het kird.was toen een
koete rokjes en I
dat het eens zijt» vrouw zeu
ouder en ik ben je vriend, dus vertel me klap» hoord» hij den stoker achtes rieb
eens alles.Ate je iets op uw hart hebt, hevig stMrken, en hem de hand reikend,
is mets beter dan dat je het uitstort dat zeid» hij
geeft altijd eenige verlichting." „Frederik, vergeef mij 1”
Toen haalde Piet uit rijn zak langzaam Frederik greep de hand, die d»
een bnef te voorschijn en hem bij het hem aanbood
‘1CL±den>. -“u* L -J,,J* ver«ev*a ««p hij uit, „wtnneei
dit u haar ’facheid 1 ik het juist ben, die daar strata» IAch l
o’ lS *k b«n een groote ellendeling!........
„Fiet, het moet tusschen ons uit zijn. Ik Jij kon niet weten, dat ik dwaas genoeg
rauu,eril“ de erk»nte- ben, om ten meisje van dien leeftijd He,
hjkheid, di. ik «en ander verschuldigd ben, te hebben I.Ik ben je eigenlijk dank*
legt mij de verplichting c~ - - - -
terug te nemen. Toen mijn vader stierf”
heeft een vriend ons geholpen, gered, mijn
m2<d“ ,wi! xiLa hem alles ver
teren heeft hij mijn hsnd gevraagd?"Ên 7k
wat we u verplicht zijn. Twij- Hjden zult, want ik lijd zelve
zou het mijn dood zijn, ik
schuld der dankbaarheid afdoen, laat
elkaar niet weerzien.”