Wï-’s- d.* Zelfverloochening. VERJAARDAG hij vermoedde weinig. Kern, ging hij voort, terwijl hjj herjj de *>jdso van dien braven kerel, dien hij, zon vrouw zou wot J'*jktc ben ouder Hau dj, vee! der het U willen, zoo had gegriefd eens- fer. V A op en Frederik greep de hand, die de iade/ had je mijn hart gegeven, maar de erkente- haar. II. Doch hoe groot was zijn schrik, toen het hem, als voor dezen op. Deze besefte nu hoe groot diens IV. I. Den volgenden dag waren Acne en haas BESLUIT. poos aandachtig. Hij be lli. ALLERLEI WONDERBAARLIJKS. IV. DE EKSTER SCHACKRATÜK. een P>!J Ill- greep thans volkomen het verschrikkelijk meisje met men houdt van elkaar*en men trouwt, Vervonaerd zag hij op, merkte, dat het de ekster en moest de snelheid verminderd worden. De rails, daar vernieuwd, waren nog niet waar het noodsein stond, kwam da trein tot staan. Zij waren gered I Wendelin verliet de stad en liep voort ;en woud Daar, in ver en zag voor zich staan vier welgekleede jongelieden, die niet het diende alleen voot eigen huis. Verkoel alles weder zand, wat het geweest was. weet als ik, fel niet <an delooa verloren. Tevergeefs beproefde hij los te komen. De ijzeren vuisten van Frederik hiel den hem als een paar bankschroeven om klemd. Zoo elkander vasthoudend wor stelden zij in de kleine ruimte. Frederik zocht de zware kolenschop te grijpen. Het was intusschen donker geworden, zwarte wolken jaagden aan het uitspansel voorbij, wedijverend in snelheid met het voorthol lend stootnros. Om hulp roepen, Piet kon er niet aan denken. Wie zou hem gehoord hebben Den handle omgooien Daartoe had hij zich uit de armen van Frederik los moeten rukken. Eensklaps dacht liij aan iets vreesdij ka, terwijl ze beiden zoo onzinnig worstelden. een groot stuk grond en bouwde er aan den zeekant met behulp zijner geesten in allerijl een prachtig slot* dat nergens in bet land zijns gelijken had. Toen hij het voltooid had, was juist een jaar verstreken, sinds hij den heksenmeester verlaten had, M zat hij juist 1 verjaardag dezer gebeurtenis aan geopend venster, wendelin speelde met zijn ring, trok hem van den vinger en liet den goudkleurigen steen, die hem sierde, in de zon schitteren. Daar ruischte iets als een Vleugelslag en plotseling zat de ekster Schackrack op de vensterbank, nam hem de ring uit de hand, vloog er tnede weg en was weldra tusschen de boomen van het woud ver dwenen. Wendelin huwde later een schoon meisje zijn geslacht bloeit nog tot op den huldigen dag. In den Sylveeternacht van het jaar, waarin Wendelin vertrokken was, ont stond *s middernachts in de woning van Zuckermahn een ontzettend rumoer. Een vuurschijn drong door de vensters en men geloofde gezien te hebben, dat binnen twee gestalten met elkander worstelden. Plotseling werd het donker en tegelijker tijd voer een vurig iets met een lange, gloeiende staart uit den schoorsteen door de lucht. Den volgenden morgen drongen eenige moedige lieden de woning van Zuckermahn binnen, waar hij met een ge heel blauw gelaat en gebroken nek op de sofa lag. In zijn nalatenschap vond men een groote kist met goud en een menigte voorwerpen van groote waarde, de meeste schuifladen waren echter tot groote ver bazing der aanwezigen met zand en aarde gevuld. Het koete Wendelin groote moeite, zich aan al het vreemde, dat in dit huis voor viel, te gewennen. Zelfs in den tuin werd het hem menigmaal angstig te moede, vooral op het middaguur. Deze smalle ruimte werd van voren door het huis, van achteren door den stadsmuur en aan weerszijden insgelijks door hooge muren ingesloten. Op het middaguur verspreidde zich in den tuin een verdoovende geur, en dan scheen het Wendelin toe,dat het er niet pluis was, want onder de bloemen heerachte een vreemde beweging. Somwij len was het hem, alsof zij hem met grijn zende gezichten aankeken, daarna de hoofden bij elkander staken en hem dan uitlachten. Bens toen hij op een uitste kenden uk zat, hoorde hij duidelijk een zacht gekerm een andermaal, toen hij een wortel uittrok, zuchtte en klaagde deze als een tnensch, zoodat hij hein ver schrikt Het vallen. Nog meer echter schrikte hij, toen de wortel dadelijk we der in het gat terugkroop en een duidelijk lachen hoeren Het. Dergelijke merkwaar dige dingen passeerden hem herhaalde lijk, en daarom had hij niet gaarne op het niddaguur iets in den tuin te verrichten. In huil was het insgelijks niet vsüig, want in alle hoeken hoorde hij een ge- I luister, vooral in het schemeruur. Dat dit altiid ratten en muizen waren, ge in kamer 56 van het oudemannenhuis zat Jaapje en rookte genoegelijk zijn tiij dampte deftig de ijl-blauws roek- „Moordenaar kringetjes omhoog sa volgde ze met rijn Bij dat_woord was Frederik achteruit oude oogen door de kam.es, Jaapis zat te pcinaen. Hij liet s'n kopje thee koud worde* *a de trekken aan de pijp werden steeds op zijn post stond, reide hijXrgenl Morgen! E, hij gmderde „Beveel, ik gehoorzaam 1" ^Morgen wul Het was hoog tijd 1 Juist op de plaats («bug tjonge, hoe was 't «egtlijk... u„ j j- Thchtig..,,l twintig laar in 't Hnte. Die goeie Mie wm dus eek al twintig jaar doogj hij kon r nog pst soo dride- lijk voor zich halen als den dag ven git. teren, en t wat toch twintig jaar.,,, Hé, u 't ook ked magge bdrr».^ maar misschien..,, wa« Ttoen ssssr beter ion,,.. van stortte hij op den grond uit, bracht op mijn woord baar, dat je mij voor mijzelven gered hebt!’ tin I p^t vojgtr.jrt met beu sens scheen, ging hij voort t „Ja, jij hebt mij gered 1 In een saké» oogenblik is mij de waarheid duidelijk geworden. Ach 1 ik heb vreeselijk geleden, riep hij met aangename sttm „Wen delin I” en floot dan op biaroder aange name wijze. Op zekeren dag was Zucker mahn uitgegaan, nadat den dag te voren het onzichtbare wezen hem bezocht en veel en heftig n^et hem getiproken had. Nauwelijks had hij met Zipferling het huis verlaten, toen de knaap herhaaldelijk een stem hoorde reepen„Wendelin! Wendelin I*' groeten groenen oven Schrackrack in een kooi. Zij was zoo ver- haar woord zou 1 standig als een tnensch en kon spreken, langzaam kroop de tijd voort. Elk oogen- wen de vogels hun nestAnne bemint jou, zij moet de jouwe zijn. Ge bent voor elkaar geschapen. Ik weet wat me te doen blijft.” „Frederik 1” riep Piet verschrikt uit.,.. „O vrees niets/’ hernam hij, pogende te glimlachen „rk zal geen tranen ia je i vreugde mengen. Bovendien, ik ben gene- Piet deed een sta» achterwaarts. geVX™ hard’ rawhwft u— a. v-. „Ge.n me“l «w# aan het station. Laat mij hagsm Ik «wm stond, dat je liegt, of ik worg je sis een dat Arirnoth^w^tt^at’er'tusulunoM dief 1” is voorgevallen... Ik zou mij schaman. De jonge man zocht zich los te maken, voegde hij er bij, de oogen „Je bent gek I” brulde hij. terwijl de jonge man dia hand greep. En „Neen, niet gek 1” ging Frederik voort; toen de trein stilstond, was het hem* als „neen, jammer genoeg niet 1 Het meisje, gingen de wielen der machtige machine dat je bemint, is Anne; hij dien ze trouwt, over rijn eigen hart.” ben ik. Begrijpt ge nu, dat ik je vermoor den wil, jij die mij het hart hebt uitge rukt Piet, die nog altijd vergeefsche pogin- gen deed, antwoordde niet, ook hij had moeder berig eenig naaiwerk te verricht* reeds alles begrepen, en gevoelde zich red- ten, toen er op de deur werd geklopt. Het meisje ging open doen. Verbaasd bleef rij staan, toen rij Piet zag in gezelschap van Frederik. „Bonjour," riep de laatste en zich tot de moeder wendend „Ik heb een verrassing voor U, moeder tje ik heb u gisteren om de hand van An ne gevraagd, maar het was niet voor mij, dat was voor dezen braven jongen.” En hij wees op Piet. i Deze beefde en durfde nauwelijks na der treden en het meisje meende te droo- men. _^,Ik heb mijn doel bereikt!" hernam Fre* d’erik „kom, geef elkander nu maar de hand en den verlovingskus, maak 't nu maar met elkander af, wat deksel.” Ba Niet ver van de plaats waar zij zich be- zachtjes duwde hij Anne in de armen vaa hier den jongen man dan, toen de moeder hem in de rede wilde vallen, ging hij voort: „Wat drommel I Ik heb toch nu het zoover in orde, dat zij weerstand zouden recht om over haar hand te beschikken, ze woeste behoort toch aan mij 1” Piet en Anne staarden hem aan, do oogen vol tranen, geen woord vindend om hem te antwoorden. „Kom, *t is nu in orde I” zeide hij „laat me nu niet huilen als een kind.,,. En jij, moedertje,” voegde hij erbij, zich tot de vrouw wendend, binnen *n maand bruiloft, hoor 1” groene gebladerte, herinnerde hij »ch hun geschiedenis. Bijna een roman. Haar vader, een oude en'êvenals hij stoker bij een der spoorweg meer.” maatschappijen in ons land, was bij een Frederik keek hem verrast aan. spoorwegongeluk gewond geworden. Vóór „Dan," hernam hij, begrijp ik er nog hdde oogen voor altijd sloot, had hij hem veel minder van! Zie je, ik heb niet veel eevraagd te willen waken over de vrouw school gegaan, en heb van die dingen niet en het kind, die hij beiden onverzorgd ach- veel verstand. Ik begrijp slechts één ding Piet had zieh een weinig hersteld, hij be- - i een nr.e'sjr met men houdt van elkaar* en men trouwt.... r’“ ”“lu?v'-.i.-ic gedekte tafel met drie stoelen er om heen, hoorde hij, hoe de heksenmeester luid waarvan één buitengewoon hoog en als en met vuur sprak en een krijschendc een kinderstoel ingericht was en een klei- stem hem antwoordde. Na een poos ver- ne toren geleek. PlotseHng werd de deur het het spook weder het huis op dezelfde geopend en Hep de aap op drie pooten wijze, waarop het was binnengekomen, naar binnen, terwijl hij in de vierde een en dan was Zuckermahn gewoonlijk zeer bord droeg. Hij sarong op de tafel, zette bleek en opgewonden en moest hij een het bord daarop neder, grijnsde even, groote hoeveelheid wijn drinken, om tot Het WendeHn de tanden zien en Hep weder bedaren te komen. naar buiten. Zoo rende hij af en toe, alles Wendelin sliep op een zolderkamer, al- afzonderlij k, doch zeer snel aanrichtend, waar allerlei gedroogde kruiden hingen en dekte de tafel. DaarnafSgerwijl hij voor- en verscheidene oude, zeldzame meu- zichtig op de achterpooten voortwaggelde betetukken stonden. De wanden waren en het voorhoofd fronsde, bracht hij de met een zeer oud gewerkt tapijt behan- soep binnen. Op het derde stoeltje werd gen, waarop de vaardige hand van den de kleine hond geplaatst deze zat mede wever vele bontgekleurde fantastische aan tafel aan en slurpte de soep van zijn vogels had aangebracht. Eens werd hij bordje, terwijl hij van tijd tot tijd Wen- des middernachts door een Hefelijk ge- delin boosaardig aanblafte. zang uit zijn slaap gewekt. De maan Deze had echter nog nooit zulk 'n heer- bescheen helder het oude tapijt, en toen te stroomen, dat hij geloofde zich nog nooit in rijn leven zoo wil gevoeld te heb ben. Br volgden nu gebraden vogels met appelmoes en daarbij goudblaren wijn, die zoo koel was, dat fijne pareldroppelen zich san de glazen hechten. Ten slotte kwamen nog kleirft vetkoekjes met fram bozenmoes gevuld en gesuikerde vruch ten. Wendelin, voor wien aardappelen en haring reeds een feestelijke maaltijd was, geloofde, dat ook de koning niet beter eten kon. Toen Zuckermahn zag, dat de knaap dapper toetastte, meesmuilde hij en geide t „Je kunt het altijd zoo hebben be hoeft slechts te willen.” Na afloop van den maaltijd zette hij hem uiteen, wat hij van hem verlangde. Hij sou in den tuin werkzaam zijn en zijn bloemen en struiken in orde houden, want het bukken werd Zuckermahn reeds wat moeielijk. Daarvoor zou hij maande lijks een goudstuk, kost en inwoning en jaarlijks een nieuw pak kleeren ont vangen. Daar deze bezigheid met den wensch van Wendelin overeenstemde, de heksenmeester hem niet meer afstoo- tend, maar een vriendelijke heer toescheen, sloeg hij toe en de zaak was beklonken. toen hij be- deUn hem haastig in dan uk stak, riep was, die hem de ekster hem toet „Wanneer gij den ring riep, en dat deze onrustig tn haar kooi om uw vinger draait, zullen zich de gees- op en neersprong. Toen hij de kamer ten aan u vertoon en,1' en vloog in hetzelfde binnet-trad, riep deze hem toe „Wen- oogenblik, dat de heksenmeester in de delin, neem u in acht 1” deur trad, onder luid gelach weg. Deze „Ahoor wien moet iVmij in acht nemen?” schreeuwde in al zijn woede Wendelin vroeg: deze. toe „Gij hebt de ekster laten w»g- „Zij willen uw ziel verkoopen I" sprak vliegen 1” de vogel. „Ja l” antwoordde WendeHn op be- Totn Wendelin hierop vroeg, wat dit daarden toon. bet te kende, deelde de ekster hem het In het eerste oogenblik was Zucker- volgende mede mahn verstijfd van toorn. De oogen piril- „l?e heksenmeester heeft mij door Hst den hem uit het hoofd, rijn lippen beef- in Zijn macht gekregen, hoewéMiij over den en slechts een heesch gekrijsch kon ons «festers niet dezelfde macht heeft als hij vóórtbrengen. Daarna sprong hij naar In het midden dar kamer stond een haastig de kamer uitgeschoven en dan .ovar andere domme dieren, welke bUn- een kast, nam er een fleschje met een deiings in zijn strikken loopen. Hij weet, (oudgeel vocht uit, rukte een honden dat ik de.n ring van den grooten toove- zweep van den wand en riep „Een naar Girandola, die eens mijn voorzaat schurftige hond zult ge worden en ik zal ontvoerde en van geslacht tot geslacht u zoolang met de zweep ranselen, totdat in onze familie overging, in een veilige ge niet meer janken kunt l” scj (trilplaats verborgen houdt. Deze ring Hierop besprenkelde hij Wendelin in zijn bezit te krijgen, is zijn voornaamste met den inhoud van het fleschje en mom- stteven, want de bezitter van dit klei- pelde daarbij eenige woorden. no od gebiedt over de geesten der aarde, Doch hoe groot was zijn schrik, toen d<g lucht, des vuurs en des waters en Wendelin glimlachend staan bleef en diens is daardoor de grootste toovenaar der gestalte niet veranderde. De heksen wereld. Dagelijks ligt hij mij in de ooren meester sidderde aan zijn geheele lichaam te blazen en te plagen; dat ik hem toch en staarde den knaap als wezenloos aan de ring zal geven, maar ik blijf steeds plotseling wierp hij zich op de knieën vreigeren, want ik haat dezen heksen- en riep: „Hij heeft den ring! Hij heeft den meester. Hij dreigde mij, mij in het twaalf- ring de uur, den juisten tijd, te zullen dooden Hij kroop naar WendeHn toe, omkiem en kruid tegen de vallende ziekte uit mij de diens knieën, smeekte hem, hem den te branden, doch ik lach om rijn bedrei- ring te geven en bestormde hem met r_,_,ging, want hij zal toch niet de éénige vleierijen en beloften. Daarna haalde lijke soep gegeten rij vloeide weldadig jag hij, dat het de vogels op het tapijt hoop op het bezit van den ring moed- hij uit een andere kamer de eene zak met in zijn hongerige maag, en weldra begon waren, die dit gezang voortbrachten; hij willig verijdelen. Mijn hoop op bevrij- goud na den anderen. Een gedeelte daar- rijn bloed zoo behagelijk door zijn leden Mg duidelijk, dat zij den snavel bewogen ding heb. ik thans op u gesteld, te meer, UJ J Uï: en jtn fcrOp uitzetten. Eerst toen he“t van daar ik u een groote wederdienst kan be- alles aan, wat hij aan kostbaarheden be de torenklok één sloeg, hield het gezang wijzen, en gij zonder mijn waarschuwing zat en legde het bij het goud. Dit alles op. verloren zoudt zijn. Gisteren was de on- wilde hij WendeHn geven voor dezen Langzamerhand echter geraakte Wen- zichtbare geest weder hier. Weet gij wie enkelen ring. dehn aan al deze wonderlijke dingen g»- hij is Het is de overste der heksen- Deze besefte nu hoe groot diens wa“- woon, en ten slotte lette hij er slechts wef- meesters, de oude’Urian zelf. Zuckermahn de was hij stiet den jammerenden hek- nig op. Daar hij bij zijn lichten arbeid heeft hem voor zijn kunsten zijn ziel senmeester van ziqh af, nam zijn hoed goed gevoed werd en dagelijks in ruims toegezegd, en met het einde van dit jaar en verliet het huis. V. mate het fijnste wildbraad en andet e is de overeenkomst afgeloopen. De ter- kostbare gerechten nuttigde, zoo groeit Ie mijn kan echter met tien jaar verlengd hij krachtig op, en rijn wangen werdem worden, wanneer hij Urian een nieuwe rood en rond als een appel. Hij wist >au ziel levert, en daytoe zijt gij bestemd, ook, op welke wijze Zuckermahn in zijn Zonder mijn waarschuwing zoudt gij behoefte aan fijn wildbraad voortag. reddeloos verloren zijn geweest, want Achter den grooten oven zette hij knipipen gij zijt jong en onervaren en niet gewa- tot aan het nabijgelegi op dan opende hij een venster en mar kte pend tegen de kunstgrepen des duivels de schaduw van eenige pijnboomen allerlei teekens in de lucht Het duzirde en tegen de booze listen, die de zinnen ver- borgen, stak hij den ring aan den vinger, niet lang, of men hoorde beweging .-rch- warren. Geef mij thans de vrijheid, en en daar het hem een wéinig angstig te ter den oven, en zag men een haas, of als belooning daarvoor zal ik u gedurende moede werd, sloot hij de oogen en draaide vette patrijzen, snippen, kwartels, lijs- een jaar in het bezit van den sooverring den ring wel viermaal om. Hij waagde ters of dergeltfke in de opgezette knippen, stellen. Wanneer gij dezen bij u draagt, het thans niet meer de oogen te openen en Was er inde provisiekast gebrek aan meel bghoeft gij den heksenmeester niet te luisterde een poos aandachtig. Hij be- of boter of specerijen, dan werd er uil het vreezen, want geen macht ter wereld merkte echter niets anders dan den etir portaal een schuiflade met zand gt.vuld kan iets tegen u uitrichten.” van het frissche woud van de eene zijd» en weldra was het benoodigde voarhan- Wendelin was door het verhaal der waaide hem een aangename koelte tegen, den. De heksenmeester had doos den ekster verschrikt en verbaasd, maar hij van de andere zijde een gloed, als van een verkoop van die zoo gemakkelijk verkre- aarzelde nog en wilde nog meer weten, groot vuur, waartusschen hij het ruischen gen waren een rijk man kunnen worden, doch de ekster riep „De tijd is kostbaar, alt van een beek vernam. Eindelijk ope: de doch er was een „maar” bij. Dit tooverwer Binnen een uur zal Zuckermahn terug hij de oogen de behoeften van zijn zijn, en bijna zooveel tijd heb ik noodig, :ht hij er van, dan werd om den ring te halen.” geringste afschrikwekkends in hun voor- Wendelin opende de deur der kooi en komen vertoonden. De een droeg een het venster in een oogenblik was de zwart gebloemd kleed en had een groene ekster buiten en vloog in haastige vlucht muts op de tweede een vuurkleurig daarheen. Weldra was zij achter den kleed, zijn muts was versierd met een stadsmuur verdwenen, en nu overviel grijze veder, die door den zachten wind den knaap een diep berouw over hetgeen golvend bewogen werd de derde hij had gedaan. Wie waarborgde hem, kleed van/zeegroene zijde, terwijl een ge in een hoek tusschen den muur en den dat de sluwe ekster hem met bedrogen vlokte muts als zeeschuim zijn hoofd zat d« ekster had, en welke zekerheid had hij, dat zij versierde de vierde was in «en hemels hóuden Ho« ontzettend blauw., gewaad gedost en had op het hoofd een goud kapje, dat zijn schitterende fluiten, lachen, blaffen en nog veel meer, blik kromp hij van schrik ineen, als hij blonde lokken bedekte. Alle vier stonden De kleine hon^l. Zipferling genaamd, geloofde, de schreden van den terug- in stomme verwachting demoedig voor !t mocht haar niet lijden en stond soms keerenden Zuckermahn te hoeren. Nu ^iem, als voor hun heer en meester. Wen- langen tijd voor haar kooi en b lafte haar eens hep hij naar voren en staarde in de deh'n bedacht zich niet lang. Hij Het zich op zijn boosaardige wijze aan. De ekster stille, zonnige straat naar hem uit, dan een fraai paard, een kostbare kleeding, bekreunde zich weinig daarom, slechts weder naar achteren en liet zijn blikken een welgevulde valies en een met goud- somwijlen keek zij hem spanend met in den tuin rondwaren. stukken gevrijde beurs brengen, kleedde één oog aan, bootste zijn gdilkf na en Op deze wijze waren drie kwartier zich met behulp van zijn gedienstige lachte dan. Dit bracht den hond in zulk verloopen en was zijn angst steedsgroo- t eesten en rerd toen welgemoed de wijde een woede, dat hem de oogen wit den kop ter geworden, wapt van de ekster was wereld in. Hij bereisde vele steden en puilden en hij zich heesch blafte. nog altijd nieu te zien. Daar hoorde hij landen, werd overal met vreugde be- Voor Wendelin scheen de ekster een langzame schreden naderen het was groet, tprwijl men rijn vertrek betreur- groote genegenheid te koesteren, en zoo, Zuckermahn, hij kende zijn stap. Aan al de, want Hj deelde met milde hand het dikwijls de knaap de kamer binnentrad, zijn leden bevend, stond de knaap daar goud uit. De schatten der aarde, de paat- ---- bleek als een lijk. De deur werd geopend kn der zee, de macht van het vuur, alles en alle schelle» waren m beweging. Reeds stond te zjner beschikking, en wat rijn wilde WendeHn uit het venster springen, hart wenschte, brachten de snelle geesten door den tuin snellen, over den tuinmuur der lucht hem uit de verste streken, klimmen en dan de wijd» wereld ingaan Hij verbat echter niet, wat de verstan- doch op hetzelfde oogenblik, dat Zucker- dige ekster hem had medegedeeld. Na- mahn naar den deurknop tastte, ruischt» dat hij tien maanden op deae aangename een vleugelslag in Wendelin» oor en «at wijze de wereld was doorgetrokken, kwam de ekster op de vensterbank en H»t den hij in een heerhjke streek, wear het hem ring uit haar snavel vallen. Terwijl W»a* uitstekend beviel. Deer kocht Mi aieh groote mner, welke aan den tuin grensde, loofde.WendeHn niet, want hij had vaak Dit wa» ongetwijfeld d» studeerkamer van kleine mannetjes met groote hoofden den heksenmeester, want langs de wan- gezien, welke daar met bezem en schrob den stonden verscheidene rijen in zwijns- ber aan 't werk waren alles zag er dan leder gebonden foHanten, met bonte, ook altijd zindelijk uit, hoewel niemand vr»«mde figuren op de ruggen versierd, anders daartoe ooit een hand uitstak. Boven op deze boekenrekken stonden Somwijlen kreeg Zuckermahn een zon- aksUge, opgevulde dieren en geraamten derHng bezoek. De huisdeur opende zich' en met blazen dichtgebonden flesschen, en alle schellen waren in beweging, doch waarin slangen en groote hagedissen en was niemand zien. Men hoorde het andere hatelijk gedierte in spiritus opge- geschuifel van pantoffels m den gang zet waren. Een kolossale, groengelakte en een kloppen op de deur der kamer. ov»n stond aan den muur.' uit welks ga- Zuckermahn opende haar, was zeer be- t»n allerlei afschuwelijks tronie» en hek- leefd, ja kruipend tegen het ding, dat men sengezichten staarden, en dergelijke din- niet zag, en liet het dan naar binr.cn. Als gen meer. WendeHn tegenwoordig was, werd hij had woord gehouden en was zijn belofte nagekomen, zonder daarin op eenige wijze te kort te schieten, en met alleen met raad, maar ook met de daad had hij de we- duw« bijgestaan, als de verdiensten met 't naaiwerk tegenvielen. Het meisje werd grooter en groeide op tot een bekoorlijk^ maagd. Toen werd in zijn hart een nieuw gevoel geboren, een gevoel tot nog toe ongekend. Hij beminde Anne. Hij trachtte te vergeten, hij kon niet en hij werd zóó afgetrokken en stil, dat het de opmerk zaamheid trok der weduwe, die hem ten slotte rijn geheim wist te ontrukken. Zij had het reeds vermoed, tang geleden al, het goede mensch, en zonder hem te laten ïw. uitspreken, had zij hem omhelsd en hem schuldigd. Die vriend nujheeft miHièf G^- gezegd r teren - Anne’.. rij'erloo; maar het is nu voorbij. Ik had o£r mfli - tmaar al zwarte handen en mijn grijze haren moe- moet deze ten kijken. Niet als de blar»n vallen bou- -~t ons „En de onderteekening luidt Anne, niet waar?” riep Frederik uit, die, de hand krampachtig op de borst geklemd, met rollende oogen, als een waanzinnige het antwoord afwachtte, terwijl het hem toe scheen alsof de grond onder zijn voeten :gzonk „Wie zegt p»t eindigen, Frederik had hem bij de keel ge grepen met ijzeren vuist. „Je Hegtriep hij uit, beken het tets alles op me. Ik hebben geboden, bij zulk een vaart. Een vreeselijk» ramp was onver- mijdslijk. Frederik, dol van woede, hoorde of zag mets eensklaps rukte de jonge man zich los. „Gooi den handle om riep hij, an ders zijn we aUen verloren 1 „Des te beter 1” antwoordde Frederik „Neen, Frederik,” hernam Piet, „ik „dan ben jij er ook bij 1” En de schop grijpend, hief hij ze op, ge- zacht, dat hij het nauwelijks verstaan kerel, dien ik graag mag lijden. Ik herinner reed om te slaan; Piet keek hem strak in dienst kwam. Als iemand verdient .o.Vijf uur sloeg de stationsklok en Frederik, ontwakend uit zijn zoete mijme ring, stond op. Vijf uur 1” zeide hij verbaasd, „ik ben vandaag niet te vroeg. Maar één keer is geen gewoonte i” en, terwijl hij het perron opliep, zijn kameraden vroolijk groetend, voegde hij er, als in gedachte bij Wat zal Piet Meursant, mijn machi nist gek opkijken als ik hem op mijn bruiloft vraag I” Bliksemsnel rolde de trein voort, ver dwijnend in de verte als een tooverlint, als een monster met vurige oogen door de invallende duisternis* Het voorlaatste station was men reeds vdorbij het eind station was nog ver af, Piet en Frederik kortten zich op de locomotief den tijd met allerlei gesprekken, terwijl zij ook over den weg en de seinen hun blikken leten gaan. Eensklaps legde Frederik zijn hand op den schouder van den machinist en vroeg: „Scheelt er vandaag iett aan Van het oogenblik, waarop wij het eerste station hebben verlaten tot nu toe, heb ik je de woorden uit de keel moeten halen. Dat ben ik niet van je gewoon I Men zou haast zeggen, dat je jongelingsdroomen als met één slag zijn verdwenen 1” Toen de andere dit niet zoo aanstonds toegaf, vervolgde hij „O I ik weet wat ik zeg. Ik zie niet graag dat gemijmer. Het leven is zoo heerlijk I ....Een onbeantwoorde liefde, mis schien?.... Kom! dat zal wel weer te recht komen. Alles komt immers in orde, als men wif; ik zal je er straks een voor beeld van geven.” Hij barstte in een hartelijk lachen uit, terwijl hij zich in de handen wreef, en reeds vooraf naging, welk een effect zijn woorden maken zouden, als hij rijn trouwplannen mededeelde nog nooit had vonden was de weg opgebroken hij hem van Anne gesproken. Maar plotseling hield hij op.* De ander zag hem zoo treurig aan, dat het hem onwillekeurig trof en zijn hand grijpend, vroeg hij „Het is dus van ernstigen aard Neem me niet kwalijk. Maar ik ben zoo geluk kig, dat het mij onmogelijk schijnt, dat anderen bedrukt zijn, als ik lach. Het geluk m?akt zelfzuchtig en ik durf je thans geen deelgenoot tnaken van mijn groote vreugde.” „ilCCU, .„vu**.*, „VIIMIUI neem het je niet kwalijk. Je bent een goede* nog goed hoe je voor me was, toen ik aan. rin dienst kwam. Als iemand verdient „Ga je gang 1” zeide hij, maar je zult de"töekomst medegedeeld fWat gelukkig te zijn, ben jij het.... Ook ik, slechts ean laaghartige moordenaar rijn, t_« t t. ~-.l1.1,.'™ wart toerol 11 l»r> r rl to laot lonen Nooit tud hij zich zoo gelukkig ge voeld. Zijn hart bonsde van vreugde. Het was dus nu toch werkelijkheid geworden, dat groote geluk, waarvan hij nauweHjks had durven droomen I Zij had „ja1* ge zegd, het lieve kind, toen rij haar klein, blank, zacht handje in zijn grove hand legde, die van' aandoening beefde. Het is waar, hij had gaarne gezien, dat ze wat vroolijker was gaarne had hij den glans dier groote blauwe oogen verhelderd gezien door een glimlach, en had hij ge- wenscht, d4 die blik der oogen wat vrij moediger den zijnen ontmoette, want nog steeds had zij de oogen neergeslagen, en toen haar moeder haar omhelsde, toen was het hem zelfs voorgekomen, dat zij beefde- Maar deksels, waar dacht hij nu aan? Stond dat vreesachtig blozen jonge meisjts niet allerbekoorlijkst? En, boven dien, men had haar niet gedwongen „ja” te zeggen I Had zrj hem.niet uit eigen be weging het jawoord gegeven? Zeker! het zou hem leed gedaan hebben, als zij „neen” gezegd had. Maar dat had zij niet J - gedaan In tegenwoordigheid harer moe der, door deze zelfs aangemoedigd, had hij «ijn nieuwe pet tusschen de vingers frommelend haar gevraagd, of zij rijn vrouw wilde zijn.' „Je moeder” zoo had hij tot Anne ge zegd heeft reeds haar toestemming ge geven. Van jou hangt dus mijn heel geluk af.” En zij had de oude vrouw aangezien en toen zachtjes geantwoord „Ja,” maar zoo *-- had me Innig gelukkig had hij haar zijn plan- pas zoudeTlij met'hün driéën g'elukkig zijn ging hij voort, was gelukkig, of ten minste want tegelijkertijd waag ie het leven van Wat een lief huishoudentje zouden zij op- ik geloofde dat ik het was. Maar met één hen, wier lot je is toevertrouwd -etten en hoe zou hij lustig arbeiden, als slag is al mijn hoop vervlogen. Zij, die ik hem na de njoeihilte dagtaak zijn vouwt)e bemin, kan niet de mijne zijn l” wachten zou. „Z°° l" 2eide Frederik. „Ze is dus niet geweken. Zijn plicht stond hem eensklaps En terwijl het zonnetje helder scheen, erg gemakkelijk te voldoen, de jonge ds- weer voor oogen langzaam Het hij de de musschen vrooUjk tjilpten in het me? Ook ik weet, wat je waard bent opgeheven hand ukken, en toet» de joa- 1 j en ik begrijp dus waarlijk niet, waarom zij g* man was opgestaan en hijzelf weder anJ' geschiedenis. i« heeft afgewezen 1” r>" 8 Bijna een roman. Haar vader, een oude „?ij houdt van mij,” antwoordde Piet kameraad, eenige jaren ouder dan hij, eenvoudig „en luist daarom lijd ik nog J ons land, was bij een jpoorwegongeluk gewond geworden. Vóór gevraagd te willen waken terUet. Het kird.was toen een koete rokjes en I dat het eens zijt» vrouw zeu ouder en ik ben je vriend, dus vertel me klap» hoord» hij den stoker achtes rieb eens alles.Ate je iets op uw hart hebt, hevig stMrken, en hem de hand reikend, is mets beter dan dat je het uitstort dat zeid» hij geeft altijd eenige verlichting." „Frederik, vergeef mij 1” Toen haalde Piet uit rijn zak langzaam Frederik greep de hand, die d» een bnef te voorschijn en hem bij het hem aanbood ‘1CL±den>. -“u* L -J,,J* ver«ev*a ««p hij uit, „wtnneei dit u haar ’facheid 1 ik het juist ben, die daar strata» IAch l o’ lS *k b«n een groote ellendeling!........ „Fiet, het moet tusschen ons uit zijn. Ik Jij kon niet weten, dat ik dwaas genoeg rauu,eril“ de erk»nte- ben, om ten meisje van dien leeftijd He, hjkheid, di. ik «en ander verschuldigd ben, te hebben I.Ik ben je eigenlijk dank* legt mij de verplichting c~ - - - - terug te nemen. Toen mijn vader stierf” heeft een vriend ons geholpen, gered, mijn m2<d“ ,wi! xiLa hem alles ver teren heeft hij mijn hsnd gevraagd?"Ên 7k wat we u verplicht zijn. Twij- Hjden zult, want ik lijd zelve zou het mijn dood zijn, ik schuld der dankbaarheid afdoen, laat elkaar niet weerzien.”

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 8