VOOR DE
l
L.Ï
ïM
Kiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin'jiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiin jiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiik
I --1
5CiininiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiii:!iiiiiiiniiiiiiiiiii!iiinmiiiiiiiiiii:imii!iiiiiiiiiiir:!iiiiiiiiiiiiiiiiir iiikikiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiS
BAAS BOVEN BAAS.
EEN GELUKKIG MAN.
Een vriendelijk Duitsch
-1 UIT DE -
MOPPENTROMMEL
NUMMER 26DERDE JAARGANG No. 1924
SLIM. 5
«e
OP HET EERSTE GEZICHT.
T~~
•Wl r
4
KOLONIAAL.
BEELD DES TIJDS.
EEN MOEILIJKE TAAK.
BELASTING.
HUISKAMER
len,” antwoordde een gehuwd man.
MISGEREKEND.
MISLUKT.
Rechter t „Ge houdt dus vol dat ge uw
een zeer rijk met vruchten voorrienen
EEN ENFANT TERRIBLE.
OP DE TRAM.
HUISHEER-LOGICA.
TE OPLETTEND.
uit
SCHERPZINNIG.
zijn verbluften collega.
BAAS BOVEN BAAS.
GEVOEL VAN EIGENWAARDE.
SARCASTISCH.
van
ge
f
f-
MA
SB
keeren en heeft de dokter
de professor echter prijkt
Oom Jan betrapt de kleine Lize, terwijl
ze bezig is, haar pop te doopen met bran-
e daar vraagt
j een i
..Met brandewijn „Ja,
„Lise „Dus tot aanstaanden Zondag
met waar?"
Betsy „Neen, dan kan ik met komen
dan heeft mijn Mevrouw haar Zondag.
zitten
laats, gij
Daatje de meid
tentoonstelling.
de Koloniale
den conducteur te bellen.
Een heer„Och, conducteur bel
tweemaal, ik stap er hier ook uit.”
TEGENWOORDIGHEID VAN
GEEST.
Dezer dagen gingen dne heeren hun
vriend op diens buitenplaats bezoeken,
ROEPING VOOR DEN KOOPMANS- met bet voornemen zich eemge dagen bij
STAND. bem te' vermaken. Weldra moesten zij
gevoelen dat zij de rekening verkeerd had-
Heer „Hé 1 Jij bent toch met die den gemaakt, want terwijl zij nog bezig
Op een doopmaal worden als huis
vrienden ook genoodigd een dokter en DE TEERGEVOELIGE RECRUTEN.
een professor. Bij de wederzijdsche be
groeting komen beiden tot een onaange-
name ontdekkingde dokter namelijk
had zijn :ok aangetrokken terwijl de
professor in zijn gewone jas verscheen.
Beiden verlaten op geheimzinnige wijze
de zaal om spoedig weder onder de gas
ten terug te
een jas aan,
in den rok.
Een dame wil uitstappen en verzoekt
dan dewijn! „Wat doe
oom. „Wel, ik wil mijn pop
kleur geven.” -1
mama heeft gezegd, dat oom zoo’n roode
neus gekregen had door den brandewijn.”
>.Y. -
De leeuw van Androcles is overtroffen.
Men weet dat deze, uit dankbaarheid
dat de man hem van een doorn in den poot
nad verlostAndrocles sedert overal den
Ontvanger „Zoo, ik zal van een en
ander nota nemen, overigens geloof ik
dat de Staat u de belasting wel kan schen
ken, want ik zie duidelijk aan uw neus,
dat ge reeds veel, zeer veel indirecte be
lasting betaald hebt.”
ACWUCT „KJC IlVUUt UUS VUI u<*l gC UW - -- - L
tegenpartij in het duel niet opzettelijk J°n£en aati wien ik straks mijn paard warcn tc verhalen, dat zij op hun weg
te bewaren heb gegeven?" r""
Beschuldigde „Ja, mijnheer de rech- Jongen „Nee, meneer 1 maar ik heb boomgaard hadden gezien, antwoordde
1-de gastheer „als gij dezen avond naar
huis gaat, dan zult gij aan de overzij nog
fraaier en veel zwaarder beladen boomen woordde de koopman,
Ztem”
- RECHTMATIG ONGENOEGEN.
s
„He. wat doen die koeien hier V’ zegt
op de koloniale en Uitvoertentoonstel-
-J ing een eerzame huismoeder uii een
voiksbuuri tot haar, echtvriend, als
Zt de prachtige dieren aanschouwt door
de Maatschappij van Landbouw geëx
poseerd
„Dat bennen geen koeien dat bennen
karrebouwen antwoordt vader, die het
begrip „koloniaal" wat enger opvat dan
de commissie
„Maar ze loeien dan toch 1” houdt
moeder vol.
„Natuurlijk,’ expliceert vader, „dat
kan ie begrijpen In „de Indies’ zijn ze
gekookte rijst gewoon en hier krijgen ze
maar strooi."
En het echtpaar verwijdert zich in de
heilige overtuiging, dat het stroo onder
de dieren als voeder dienen moet, en dat
voor de koe in Indië een rijsttafel wordt
aangericht.
Sergeant: „Links.... om (tot de
recruten die rechtsom maken). Wat moet
men nu toch met zulke kerels beginnen?
En als ik ze nu bij de ooren neem en in de
gracht smijt dat ze er in verdrinken,
dan zullen ze zich waarachtig nog belee-
digd gevoelen.
„Interesseert u dit zoo?"
„Zeker, wij -ouden daardoor opont
houd kunnen oen.”
OP DE RENPLAATS.
Baron „Bravo Bravo I mijn paard
heeft gewonnen.”
Bankier Is geen kunst de eerste te
zijn, als de anderen zoo ver achter zijn."
ALTIJD DEZELFDE.
Leen dert Schomel „Mijnheer de bankier
heb de goedheid mij te helpen. Ge kent
mij immers nog Wij hebben vroeger nog
Op die Harderwijkers heb ik het niets al zaken gemaakt, doch thans vervolgt
voorzien.” mlï bet ongeluk, ik smeek u dus geef mij
een afgedragen jas want zoo ge ziet ben ik
in lompen gekleed.”
Bankier „Gaarne wil ik u helpen, aan-
L gezien ik echter geen afgedragen jas heb,
„Een man die ernstige bezigheden heeft gij hierover in den kleerenwinkel voor
kan zich nooit ongelukkig gevoelen, zei inijne rekening er een koopen. Ga er dus
zeker auteur.’ „Die man heeft nooit heen, ik volg spoedig.”
de taak gehad, een paar tweelingen stil Schomel (bij den kleerenkoopman) „De
te houden, als de moeder is gaan wande- bankier Meijer wil me een nieuwe jas
koopen, wees zoo goed en laat er mij ook
wat aan verdienen. Begrepen
HERTOG EN KOOPMAN.
Zeker hertog zat in groote geldverlegen
heid. Zijn vrienden gaven hem den raad
zich persoonlijk bij een zeer rijk koopman
te vervoegen. De hertog volgde dezen
raad. Toen hij zijnverlangen aan den koop
man had bekend gemaakt, antwoordde
deze '.„het spijt mij zeer dat ik aan uw ver
zoek niet kan voldoen. Een hoogst aan
zienlijk man heeft mij sterk afgeraden
geld te leenen.”
„Wie is die onmeedoogende man,
vroeg de Hertog.
„Hij is geen onderdaan van U,” ant-
m „zijn naam is
Sirach, die schrijft„leen nooit aan een
machtiger mensch dan gij zijt, zoo ge echter
toch leent, beschouw de som dan'als ver
loren."
OOK EEN BELANG.
Op de imperiale eener omnibus zeide
de een passagier tot den andere, die geen
plan scheen e hebben te gaan
„Maar mijnheer, neemt toch pl«««,
zoudt kunnen vallen en armen en beenen
DE GEVOLGEN DER BELEEFD
HEID.
Op een badplaats zijn twee heeren,
een bejaard Professor en een niet bejaard
koopman door een derde aan elkander
voorgesteld.
„Nu, hoe bevalt u de Professor
ge vraagt laatstgenoemde een
„aat er later aan den koopnan.
iftlOAAwr. a -
Luitenant„Jan, hoe is 't mogelijk
dat je mij een pantalon met zulke ge
scheurde zakken geeft, ezel?”
Jan „Ik dacht, luitenant, *t is vandaag
komen.”
dan deze middeleeuwsche gedichten,
niets verheveners dan de Noorsche goden
leer der Edda. Hoe had hij kunnen denken
dat zijn uitverkorene destijds meer met
den voorlezer dan met het voorgelezene
sympathiseerde Eigenlijk had hij met
zijn hoog, schoon voorhoofd niet hét
voorkomen van een geleerde, maar van
een dichter, dat wil zeggen van een dich
ter, zooals de jonge meisjes zich dien
droomen, niet zooals de werkelijkheid ze
vertoond 1 Zij kon haar oog niet verzadi
gen aan zijn gezicht en zij werd niet moede
den weeken klank zijner stem te hooren.
In tegenstelling met de meesten zijner
collega’s las hij daarbij uitstekend voor.
En hij was zich in 't geheel niet bewust
van dit voorrechtja hij had een zeer
verwonderd gezicht gezet, toen Greta
in een zoete opwelling van liefde hem dat
alles in het oor had gefluisterd. Hij was
niet ijdel het verdroot hem zelfs, dat zij
zooveel waarde aan zijn uitwendige eigen
schappen hechtte hij wilde om zijn in-
wendigen mensch bemind zijn. En hij
zette haar lang en breed uiteen, dat een
man niet schoon behoeft te zijn.
Zij daarentegen had een sterke behoefte
aan schoonheid, en al de andere mannen
konden die behoefte niet bevredigen. De
meeste jonge geleerde droegen brillen en
slecht zittende kleeren en hoe onhandig
waren allen. Een leeraar, die haar voor 't
overige zeer goed beviel, had zij daarom
alleen een blauwtje gegeven. De jonge
handelaars, of de referendarissen, die zij
had leeren kennen, waren weer van een
ander slag modegekken, met geparfu
meerde haren en den bewusten handigen
toon. Zij geraakten voor niets in verruk
king en bekeken alle dingen van een pro
zaïsch standpunt. En van de officiers-
vereering, die zij even als elk jong meisje
eenmaal had doorgemaakt, was zij grondig
genezen. Toen zij nog op school ging,
had haar vis-è-vis haar stom aangesmacht,
en zij hem. Hij was een knappe jonge man
en de uniform stond hem zoo goed. Later
had zij hem leeren kennen. De eerste
teleurstelling 1 Hij was zoo onbeduidend,
dat zij zich over haar stille genegenheid
begon te schamen. Sedert waren alle
luitenants voor haar zonder gevaar. Zij
droomde van een kunstenaaf, een schilder
of dichter. Haar Johan kon althans in
verrukking geraken als een kunstenaar.
Maar met zijn oude dichters moest hij
haar nu eindelijk toch met rust laten. Zij
kende ze allen reeds I Men k-n dan toch
niet eeuwig Walter von der Vogelweide
en Nibelungen hooren 1 Zij was toch geen
geleerde, en de Edda boezemde haar
slechts weinig belang in.
Wat viel Johan voor ’t overige in, zich
zoo plotseling van alle kennissen terugjte
trekken 1 Hij wilde in zijn vrijen tijd zijn
werk over de Duitsche dichters der mid
deleeuwen voltooien.
„Ik ben getrouwd, om een stil, vreed
zaam familieleven te leiden, niet om van
het eene diner naar het andere gesleept
te worden 1” had hij haar geantwoord,
toen zij zich beklaagde, dat hij voor de
meeste uitnoodigingen bedankte.
„Wat, wil je je jonge vrouw dan be
graven merkte de schoonmoeder op,
die bij hen inwoonde.
Hij zette den vrouwen nu inderdaad
te bewaren heb gegeven?"
Jongen „Nee, meneer 1 maar
voor i
centen van kleinen Kees gekocht.”
Gesprek tusschen twee theater-direc-
teuren „Zeg eens, waarde collega, gaan
de zaken bij u ook zoo slecht Ik heb
gisteren opnieuw duizend gulden hypo
theek op het komediegebouw moeten
nemen. „Maar vriendlief, dan zijt
nog een gelukkig man. Bij mij r—-
reeds een hypotheek op het souffleurs
hok."
Het was in een roes van gelukzaligheid,
dat zij elkander hadden gevonden. Hij
was haar op de straat tegengekomen.
Het eerst» gezicht was voor hem Overwel
digend.
„Ah, dit verrukelijke wezen 1" riep
hij voor en na.
Zij had goudblond haar, dat in twee
lange vlechten over haar rug hing en oogen
zoo helder blauw als slechts aan weinige
uitverkorenen op den weg door het leven
worden meegegeven.
Zijn vriend, die hem vergezelde, had
bij zijn geestdrift glimlachend de schou
ders opgehaald, en toen de andere haar
achterna wilde zetten, hem tegenhouden
met de woorden „Je bent gek, Johan 1”
Ja, hij was een beetje gek Zijn leven
lang had alleen de wetenschap zijn hart
verwarmd en zijn hoofd gevuld. Hij was
germanist uit hartstocht en behalve zijn
boeken was hem alles onverschillig. Hij
bekommerde zich niet om zijn collega’s
en bezocht hun gezelschappen niet.
Ook leidde hij geen kroegleven en had
geen andere vrienden dan den eenen, die
thans naast hem ging.
„Je kunt je voor 't overige geruststel
len, mijn jongen," voegde zijn vriend en
collega Louis erbij, ik kan je haar naam,
ha»r leeftijd, haar afkomst, haar familie
omstandigheden en alles wat je verlangt
te weten, verraden."
Johan bloosde. Hoe kinderachtig was
het van hem, zich door twee wel is waar
schoone blauwe oogen, twee blonde haar
vlechten en een fijn gesneden neusje zoo
in verrukking te laten brengen.
„Och, dat interesseert mij zoozeer met,
maar ik was in het eerste oogenblik in
vervoering zij is zoo mooi I”
„Dat hebben ook anderen reeds opge
merkt. Het verwondert mij alleen, dat zij
niet eerder je aandacht heeft getrokken.
„Wie is zij dan
„Juffrouw Margaretha Blissing, doch
ter van den overleden bankdirecteur. Zij
leeft met haar moeder samen, doet veel
aan muziek, rijdt graag schaatsen, danst
veel en is overigens een net meisje, dat
ook op zeer veel andere harten dan het
jouwe indruk gemaakt en verscheidene
blauwtje heeft laten loopep."
„Waarom
„Ja, Johan, dat weet ik met. Dat moet
je haar zelf vragen.”
„Je schertst. Ook behoef je het niet
zoo ernstig op te nemen I Je - zult toch
niet gelooven, dat ik direct verliefd ban
zoo op het eerste gezicht, als een Ro
meo? Ik heb dat altijd zeer belachelijk
gevonden.
Maar dat belette niet, dat hij in den
loop van den dag en van de volgende da-
gen verscheidene malen op de lieve
blonde schoonheid terugkwam.
En er gebeurde iets ongehoords. Doc
tor Johan Brettschneider, privaat-docent
die zich sedert zijn vestiging in de aca
demiestad zoo goed als nooit in gezel
schappen had laten zien, maakte plotse
ling visites en nam invitaties aan.
„Ik geloof dat doctor Brettschneider
het plan heeft om te trouwen," zeiden
verscheidene moeders reeds na korten
tijd tot haar echtgenooten. Zij hadden een
goeden neus voor zulke zaken. Maar hoe
,,rr
hebt gedood?”
ter?ik'iriide”èr’ naast "scHeten, doch’ïk dat baantie “*t spikkulasie,
schoot mis.” r'
zijn standpunt duidelijk uiteen, maar hij
liet zich door zijn vurig temperament
meeslepen hij werd heftig. En een man
die heftig wordt, heeft altijd ongelijk.
Er is althans niets gemakkelijker voor de
vrouwen, dan hem in ’t ongelijk te stellen.
Hij was dus „ruw”. Iedere heftige man
is in de pogen der vrouw ruw.
deze z‘ide bad hi) och ecbter als
bruidegom niet doen kennen. Hoe zacht
en lief was hij toen altijd geweest 1 Wat
kon hij comedie spelen, de huichelaar 1
„Ik heb mij grondig in je bedrogen I" f“
Van beide kanten viel deze harde uit- 'f
spraak. Wel is waar verzoende men zich
weer met elkaar maar de teleurstelling
was er eenmaal en plaatste zich als een
scheidsmuur tusschen beide echtgenooten.
De schoonrr ieder droeg er niet weinig
toe big de vrouw tegen haar man op te
zetten. Niet juist met een slechte bedoe
ling, want in den grond was zij een dood
goede vrouw maar zij kon het niet aan
zien, dat men haar dochter tyranniseerde.
En dat deed hij 1 Of hoe moest ze het
anders noemen, als dé jonge man zijn
vrouw dagen lang ontweek, omdat zij
geweigerd had, zich met zijn oude dich
ters bezig te houden? Zij ergerde zich
daar natuurlijk over, want en dat was
merkwaardig het arme kind beminde
dezen tyran nog altijd.
Of was het geen tyrannie, als hij haar
nu eens dit, dan dat genoegen ontzegde,
omdat hij, zooals hij voorgaf, te veel van
zijn studiën afgetrokken zou worden
Andere mannen werkten ook en gingen
niettemin toch met hun vrouwen naar
diners en bals, naar den schouwburg en
elders waar men zich amuseerde. Het
gedrag van haar schoonzoon was onver
antwoordelijk. Zij zeide hem dat meer dan
eens. De verplichting, zijn vrouw gelukkig
te maken, was toch grooter dan die, een
boek meer of minder te schrijven.
„Waarde schoonmama,” antwoordde
Johan zeer beslist, „dat begrijpt u niet l
Ik heb verplichtingen tegenover mijn
wetenschap, die boven alles gaan. En dan
kan ik niet inzien, dat een vrouw haar
geluk vindt in een algemeene voedering,
waarbij zij niets anders, krijgt dan zij
tehuis alle dagen kan krijgen.”
„Jij denkt natuurlijk alleen aan het
eten Een jonge vrouw wil zich echter
amuseeren, zij wil lachen, dansen, zich
een weinig in alle eer en deugd na
tuurlijk het hof laten maken I"
„Het laatste is geheel overbodig en
ongepast. Daarvoor zorg ik alleeh 1 Wat
het amusement betreft, is het puur on
begrijpelijk voor hoe men zich ba»
zulk een gezelschap kan amuseeren
„Natuurlijk l Als men alleen zijn oude
folianten in het hoofd heeft Mijn man
zaliger was ook philoloog maar hij wist
gezelligheid te waardeeren en onderhield
zijn tafeldame niet over oude góden."
„Ja, het was inderdaad een onvergeef
lijke domheid zulk een gans, excuseer
mij, het is uw nicht een voorstelling
te willen geven van de kracht en poëtische
diepte dezer sagen.”
„Mijn man zaliger was bepaald geleerd»
maar nooit heeft hij
„Uw man was een wakkere paedagoog
maar geen onderzoeker der wetenschap,
geachte schoonmama A"
„O. ii' bent...
Mozes en Levie zijn bij een koopman
ten eten genoodigd. Bij het dessert valt
een zilveren lepel op den grond. Mozes
raapt dien op en laat hem in de schacht te i
van zijn laars verdwijnen. Een en ander lijk.1
wordt door Levie gezien, die op zijn beurt
begeerig wordt op het bezit van een L.
veren lepel en op middelen peinst om
er een machtig te worden. Na afloop van
den maaltijd dankte hij den gastheer voor
het genotehe en zegt ten slotte dat hij een
proefje van zijn bedrevenheid in het
goochelen wil ten beste geven. Hij neemt
diensvolgens een zilveren lepel, steekt
paar dagen dien jn gijn zak en zegt een, twee, drie,
- nu is de lepel in de laarzenschacht van
„O, goed I is het antwoord, „maar Mozes. En too was het. De aanwKigen
een memorie als een garnaal 1 Verbeeld Uchten i^de Levie verwijderde zich met
u, dat ik zeker al twintigmaal dezelfde
interessante geschiedenis heb verteld, en
telkens, ik kan het zien denkt hij,
dat hij wat nieuws hoort 1"
Een poosje later richt de’ gemeenschap-
-- - -- ww
koopman gedaan had, tot den Pro-
waarop deze antwoordt
„O, 't is een best mensch, die koopman,
een i
-J u, dat hij mij nu zeker al wel
Mietje de naaister en
b zo ken samen een
Voor het gebouw van
afdeeling gekomen zegt Daatje:
„Zullen we hier ook nog eens een kijkje
nemen
Mietje de naaister „Ik zou je danken.
Dokter „Weer voorzichtig met het
nuttigen van spijzen. Als ge vet eet, ge- ----
u-UJ, er dan ïZeed3 een stuk droog brood de twintigste, geld zal er toch met meer in
bl>- komen.”
Patiënt.„Bij mijn boterham ook
Vagebond „Mijnheer de ontvanger
ik kan dit jaar waarlijk mijn belasting
niet betalen, gerechtelijke vervolging zal
weinig baten, want de deurwaarder zal
niets bij mij thuis vinden
EEN POLYLINGUIST.
Eerste vriend „Ik zeg je mijn Samuel
kan rekenen als een professor."
Tweede vriend „Dat beteekent nie-
mendal, dat kan mijn Mozes ook( maar je
gemak moet hem hooren spreken vier talen
dat u ongetwijfeld minstens f 100 ’s jaars kent hij, zonder ze ooit te hebben geleerd.”
waard zal zijn.” Eerste vriend „Niet geleerddat is
ongelooflijk."
Tweede riend „Hij spreekt vier talen
zeg ik je, Hollandsch, Joodsch-Hollandsch,
Hollandsch-Joodsch en.door de neus.
MOTIEF VOOR EEN PROCES.
A. „Hoe komt het in je brein op, om
procedeeren De zaak is immers duide-
L."
B. „Zeker, de zaak is zoo helder mo-
jil. gelijk.”
A. „En gij erkent dus 't geld aan Mul
ler schuldig te zijn
B. „Zeker.”
A. „Maar waartoe dan een proces I”
B. Nu, de rechter kan zich vergissen.”
UIT DE KINDERKAMER.
Echtgtnooti van don kolonol. (ver
halend) En toen hebben de wolven het
kind opgegeten.
Kleine Jan. Mama, eten de wolven ook
Kolonels kinderen op
MISLUKT.
Kapitein. Jan ga naar mijn huis en vraag
aan mijn echtgenoote of zij u de veld-
flesch wil geven drink er echter niet
Rechter „Hoor eens, mijnheer Snuf- uit, ik geloof dat er vergift in is.
aan feiaar/ jn deze crimineele zaak moet ge Jan. (in de woning van den kapitein),
met de meeste voorzichtigheid achter de Mevrouw, compliment van den kapitein
waarheid zien te komen."
Rechercheur „Stel u gerust, mijnheer
Eerste huisheer „Mijn waarde heer
roode Meijer, van 1 Mei af zult ge f 100 meer
huur moeten betalen."
Meijer „Om welke reden
Huisheer„Omdat de Tram
deze straat verwijderd wordt, 't Gevolg breken?
daarvan is dat ge *t hier veel rustiger
krijgt en die kalmte zal u toch wel f 100
's jaars waard zijn.”
Tweede huisheer „Mijn waarde heer
Van Puffelen, van 1 Mei af moet ge f 100
meer huur betalen.”
Van Puffelen.: „Om welke reden?”
Huisheer „Omdat in deze straat de
Tram wordt aangelegd, een gemak móêT'hem hooren' sprekenvier talen
rtl Lam# Lab ma #A
pelijke vriend dezelfde vraag, die hij
volgde zonder hem op te eten madr de f«sor,
dankbaarheid van een Algerijnschen
(eeuw tegenover een Fransch sergeant was maar cc
van meer practischen en positieven aard. Verbeeld
-en nacht ging hij naar het kamp en wist
Je ranglijst van de compagnie machtig
ve worden, keek die nauwkeurig na en
at toen een half dozijn onder-offideren en
offideren op, die vóór zijn redder op het
«ader stonden, zoodat deze den volgenden
Jag tot kapitein avanceerde. Deze leeft
.hans rustig van zijn pensioen ergens
n Gasconje.
en of u mij zijn veldflesch wil geven.
.- Mevrouw. Welke veldflesch, de kapitein
H.T’ïn1—-: de rechter, als ik niet achter de waarheid heeft er vele?
kom, dan bestaat zij ook niet." Jan. Die, Mevrouw, waarvan de kapi
tein denkt, dat ik zou meenen dat er ver
gift in zit.
fijn haar neuzen ook waren, het gebraad
roken zij niet.
De anders zoo onkundige geleerde
overlegde het zeer fijn. Zijn vriend Louis
introduceerde hem bij de families, waar
hij Greta leerde kennen. Greta bloosde
bij de voorstelling want de heer een
docent was haar sedert eenigen tijd op
haar weg van en naar de muziekschool
eiken dag tegengekomen. Zoo iets be
merkt een meisje toch.
Maar van beide kanten was men zoo
terughoudend, dat ten slotte de verlovings-
aankondiging als eea bliksemslag bij
helderen hemel in de voornaamste kringen
der kleine academiestad sloeg.
„Ónmogelijk ongelooflijk ver
rassend gek belachelijk 1” Met deze
woorden ongeveer begroette de meerder
heid van hen, die zich daarvoor interes
seerden, de verlovingskaarten.
De mannen gunden het schoone meisje
niet aan den afgetrokken, naar het scheen
hoogmoediger! Johan, die geen vriend-
sclupsrelaties gezocht en aangeknoopt
had. De vrouwen, met name de moeders,
zouden de aan den universiteitshemel
opgaande ster de studenten gingen
bij stroomen naar zijn colleges over Ger-
maansche godenleer die bovendien de
eenige erfgenaam van een rijken wijn
handelaar was, maar al te gaarne voor
een harer dochtertjes gekaapt hebben
en waren nu allen jaloersch op de geluk
kige overwinnares.
„Twee zoo verschillende karakters
kunnen zich onmogelijk met elkaar ver
dragen l” meende de vrouw van den
President der rechtbank Fink. En de
echtgenoote van prof. Hasselman, die nog
voor twee dochters een man moest zoeken,
stemde met haar in. Maar men moest zich
erbij neerleggen. Zij waren verloofd en
trouwden reeds na weinige maanden.
„Ja, ja, de uitspraak is waar het huwe
lijk is het graf der liefde Althans het
baart teleurstelling 1 En ik heb mijn
vrouw toch zoo lief l" Deze en andere
gedachten gingen den jongen echtgenoot
reeds na weinig? maanden door het hoofd.
Hij vluchttd juist uit de woonkamer,
nadat er weer een kleine scène had plaats
gevonden, waarin de schoonmoeder zich
gemengd had.
Er waren zware wolken aan den echte
lijken hemel van het jonge paar opgegaan.
Brettschneider was onvoorbereid in het
huwelijksbootje gesprongen zonder zich
te bedenken en naar rechts en links te
zien.
Er is niets gevaarlijkers.
Dikwijls gaat het goed, meermalen
slecht. Evenals in elk huwelijk uit liefde
had de een in den ander het volmaakte
ideaal gezien. De teleurstelling moest des
te grooter zijn, naarmate de eischen
hooger waren.
Brettschneider had Greta als bruide
gom dikwijls van meester Gottfried en
van Walter von der Vogelweide verteld en
uit de werken dezer dichters voorgelezen.
Had zij niet vroolijk geglimlacht, als hij
een van de kleine boekjes te voorschijn
haalde En nu. vond zij het „goed” ver
velend 1
Voor hem bestond er niets heerlijkers
PROEF.
Pedant heer. Mejuffrouw, mag ik u mijn
arm aanbieden
Dame. Dank u, ik heb er zelf twee.
NIET VERDER. i
Onderofficier (tegen een vrijwilliger, f
Door een ongelukkige die doctor in de philosophic is) „Maar
- - den slapenden professor te drommel als ge dokter zijt, waarom
de de knaap. „Ntet meer zeide de vorst, vatten de ledikantgordijnen vuur. De dient ge dan uw tweede jaar niet
WARM. „nu ik ben ook herder maar ik verdien hoogleeraar ontwaakt, bluscht den brand, als officier van gezondheid?"
„Dat patroon van kleed moet u nemen, toch meer dan gij." „Dat wil ik wel ge- opent het venster om den rook te laten Vrijwilliger
dame, dat komt goed bij de gordijnen t looven, hervatte de knaap, „maar dan ontsnappen en zegt vervolgens „Nu medicinae, maar
(S warm van toon. „O, dat hoeft anders hebt ge ook meer varkens.” „Neem dit kan men eens zien wat tegenwoordigheid Onderofficier „Zoo, ja'als je't niet
kachel altijd staan."
Professor Van Poeteren kleeft de ge
woonte des avonds in bed een weten-
- - vorst, ont- schappelijk werk te bestudeeren. Op
moette op de jacht een knaap, die de zwij- zekeren avond is hij onder de lectuur
nen hoedde. „Hoeveel verdient gij," in slaap gevallen terwijl de kaars op zijn
vroeg Zijne Hoogheid. „Vi,.tig Thaler tafel brandde.
jaarlijks en een paar schoenen,” antwoord- beweging
„nu ik ben ook herder maar
„O, dat hoeft anders hebt ge ook meer varkens." „Neem dit kan men eens zien wat tegenwoordigheid
/VSWrl W» z4a n/i MAABMaL aamam ma! b! V B.
»ot zijn gevolg.
opent het venster om den rook te laten
ontsnappen en zegt vervolgens ..I'
„Ik ben niet Dr.
Dr. philosophise.”
--vb; awa wB. uAgi.v. J Onderofficier ,,Zoo, ja als je t niet
is het antwoord, „we laten de ad notam, mijneheeren,” zei de Vorst van geest is zonder mij zou ik thans niet verder gebracht hebt, moet je ook
*ot zijn gevolg. gestikt zijn." maar de gevolgen ondervinden."
ft