VOOR DE hï x De zwerversjaren van Kees Melders I e UIT DE MOPPENTROMMEL Ik, NUMMER 30. -DERDE JAARGANG, 1W4 X X MVI g> I KIESCH. HUISKAMER Dit waren de eenige zonnige dagen voo» en een visitekaartje uit den uk te halen. L WEGGEJAAGD. ze zelfs hartelijk om een grap die Kees weer ont- baas vroeg hem of hij 'n handje wilde v Ja, mooi haar had Leentje, maar dat of .stomdronken” en sprak, met jongens van zijn slag’s-mor- was, -innige op eenzelfde punt.; slap hingen woor- II. volgde. alleen in het halfdonkere 8«kost „Ik weet het niet de winkelier Noordbrabantsche landverhuizer, etsinVAmct in JONGSTE BEDIENDE brutale jongen was weggejaagd. Dat is eerst recht een goed begin. niet te houden dus maakte hij *n praatje, ur „Wat dat betreft,” zegt de agent, „kun ---. vin je 't 's morgens in 't geheel niet van alle stervelingen moest maken. Ik ug hem daarop heen gaan gebroken, ver- ie t Is zij niet Oppasser. uitstekend, kapitein, men -t u i J - dood waande of ten minste doodziek en met de handen in het haar van schrik, had „O Kees, hoe kon je dat doen V’ „Wat doen vroeg Kees, die niet be- VALSCH GELD. „Maar, mijnheer 1 die gulden is valsch!’ GEFOPT. Een hoefsmid komt met een gloeiend ijzer naar buiten om een paard te beslaan BLUF BOVEN BLUF. „Is dat nu dat mooie tand, waar ze een korten tijd na zijn aankomst in Amerika, un den agent, bij de bezichtiging van een armza lig stuk weiland, dat de andere hem te I s X Holland komen, als je daar 's avonds een beest het land indrijft, kan je het 's ne concurrenten die u dezelfde kool ver koopt, dan bestelt u aan hem. koenbout voor twee hongerige reizigers is zoo goed als niets aan deelen dacht dus geen van beiden, Mur wat dan ge daan Hun eetlust zelf deed hun een middel aan de hand om uit deze verlegen heid te geraken. Zij besloten namelijk ieder een einde van den bout tusschen de tanden te nemen en te zien wie hem den anderen kon ontrukken. Zoo gezegd, zoo gedaan de beide kampioenen plaatsten zich in positie. „Are yon ready V’ (zijt gij gereed), vroeg de Engelschman tusschen zijn vasthoudende tanden door. „Ja", antwoordde de Duitacher, ter wijl hij uit den geopenden mond den kalkoenbout liet glippen, dien de over winnaar haastig opat. innig medelijden. „Zij is een klein jaar geleden gestorven.' „En..;.?” Mij bezinnende brak ik plotseling den nauw I „En Martha, wilt u vragen, niet waar gelijktijdig toespreken, moest ik vragen naar de oor- de dag, waarop zij plaats had en waarop ik zoovele en groote verwachtigen had gesteld, geen der gelukkigste mijns le- TE SLIM AF. Een Engelschman beweerde eens dat zijn moedertaal verre de voorkeur ver- zonder verlof hier te komen. Weet u wel it ik u streng kan straffen. Luitenant. Pardon, overste, ik reis in- ACHTER DE TRALIES. Zeer laat en in 't donker van een feestje komende, zoekt iemand op den tut zijn weg naar buis. Plotseling stuit hij voor het ronde ijzeren hek, dat het standbeeld op het plein omgeeft Zeven malen onge veer palmt hij zich zonder verder,te ko men om het hek heen in de rondte, tot hij eindelijk verdrietig uitroept U’lauwt- lingen, om mij hier op te sluiten l" gaan vragen f’- meteen maar naar wat anders uitkijken, voor klaar maken I De week was nog lang. Zoo in gedachten heer het maakte. In een dartele bui, zooals jongens van koek of kaas erop deed, veertien jaar wel meer hebben, had Kees gezegd. „Op sterven na dood, mijnheer.” Door Tina Langenhorst „Waaraan is je broer ook weer gestor ven r vroeg een Ier un een ander.— „Och I” luidt het eenigszins verlegen antwoord „er was een jury, die hem schuldig vond.” „Wel niets mijnheer, pjes. „En je zegt dat.... dat hij.^. bezoeker aarre'de, de vreeselijké w vroeg ik, ter- „Ik weet het niet,” antwoordde hij, *- *-b u immers gezegd dat ik geen be- rneer 1 OOK EEN CONTROLE. Sergeant-majoor „Kapitein, er breken drie man.” Kapitein „Hoe weet je dat Sergeant-majoor „Omdat er worsten te veel zijn.” nenreed en de treurige reis een einde had genomen. De luidruchtigheid op het per ron stak scherp af bij de sombere srilre, in mijn coupé nad geheerscht. i mij zelfs voor, dat er iets wu in de luidruchtige bedrijvig- reizigers. Hoe verlaten moest arme medereiziger Zich gevoelen te r menschen, dié allen onver- 1 was RECHTMATIGE KLACHT. Passagier, (te lut komend) Wat De trein komt altijd twintig minuten te lut en nu slechts twee wur is het klach- drie tenboek erun terug, want onverzwakt blijft mij de herinnering bij un de ontmoeting met :l«r,” antwoordde ik, zoo hau- den ongelukkige, die op dienzelfden zooveel nadruk alsof ik vrees dag zijn lang gekoesterd ideaal in rook zag opgun. ERKENTELIJK. Een boerenjongen ontving uit handen ran den burgemeester een getuigschrift rschl” van goed gedrag. „Hier hebt je ’t bewijs, „Valsch 1 En hij is nog van Willem I!” Hannes, „zegt de burgervader, wees vlij- Dat zouden ze in al dien tijd dan toch tig en word een verstandig man.”„Dank wel gemerkt hebben I” je, insgelijks,” antwoordde de erkentelij ke knup. uftzicht, dat ik spoedig, o, heel spoedig 1 rasstng niet onderdrukken. weer te Bronswijk zou zijn De trein wu op het punt te vertrekken, toen onverwachts nog een reiziger mijn coupé werd binnengeduwd.Wij waren weder met ons beiden, luist als dien mor gen. Ik had echter nog geen tijd den vreem de op te nemen Uit het portier praatte ik tot het lutste oogenblik met Hennette en haar broer, mijn boezemvriend Karei, en de trein wu reeds een tijdlang in beweging •oen ik met mijn zakdoek nog hun groeten beantwoordde. De avond wu heerlijk. Een zware dauw breidde zich als een onmetelijk meer over het landschap uit. Het zou weldra gun schemeren en aan de Oostzijde werd ie lucht reeds staalachtig van kleur, ter wijl in het Westen een gouden sluier van den hemel scheen neer te hangen Ge ruimen tijd hield ik mijn hoofd guiten het portier, onafgebroken den blik ge richt naar den kant van het vriendelijke Bronswijk, dat langzamerhand door den avondnevel aan mijn oog onttrokken werd 'De groote vierkante toren werd steeds grijzer en waziger en ten'slotte geleek hij nog slechts een onbekende massa. De stad scheen door nevel en dauw te zijn verzwolgen. Het werd koud ik trok mijn hoofd naar binnen en vlijde mij neer in een hoek van de coupé met het voornemen nog eens na te denken over de zaligheden van dien dag. Het licht in de coupé werd steeds krachtiger, nurmate het buitrn donkerder werd. Gonzend en ratelend vervolgde de lan ge trein zijn vaart. Nu en dan liet de loco motief een heesch gefluit hooren en ver- storven dreun tusschen de wielen. Met gesloten oogen luisterde ik naar 1 fotsche geluid, waarin de volïe der beweging zich openbaarde en in mijn dichterlijke stemming ten slotte Een diepe zucht in een hoek van de EEN GOEDE RAAD. .- t r Een wandelaar wordt in de Champs wiens idealen in rook waren vergaan op het E1 ée3 p^j, bijna overreden door 1» laee *a <talrw,aaeMl<< Irf «maam/Aa een i te zullen krijgen, want zonder getuigen weer. nam men hem nergens. Thuis zijn mocht Nu ben ik héél terneergeslagen, en wilde hij niét. Zijn vader was 'n dronk- Zooiets gebeurt in 't leven meer, aard, die van zijn weekgeld nauwlijks zooveel afstond, om te ^voorkomen dgt men van 1 Kees niet meer en zijn zusje Leentje, een de Leentje tenminste onder de oogen ko- lag. jaar jonger dan- hij, deed ’t huishouden men. en kookte het armzalig middagmaal, ont- T* ving slaag als vader dronken thuis kwam drietig gezichtje en zei. en verstelde de armoedige plunje, 't Arme kleine Leentje 1 Wat zou die wel zeggen hem na afloop een gulden in den hand stopte, van de eigenares van de verhuis- nooit. Stoeien met haar broer ook niet. „Nee hoor, ik blijf bij vader Als hij boedel kreeg hij 'n broodje, en hij kocht Daar had ze geen tijd voor. Altijd had alleen is, gaat ie heelemaal naar den kel- Kees Melders bezig was aan een kraam een haring, die hij met ze wat te werken, of boodschappen te der.” doen en dan nog zat ze altijd in zorg over honger stierf. Een moeder had niet. Hij vond het begin prachtig en durf- haar moed in, zei dat het aan haar niet informeerde waarom hij geen vast werk Dan 's-avonds, hield buurvrouw buur- Het meisje ontving hem met een ver- man Melders staande, sprak over zijn zoek nu al zes weken tevergeefs” zei Kees deed, en vaak een week moest rondkomen van 2_, dat hij „gedaan had gekregen." Ze kon greep, dat Leentje al van zijn ontslag en dan werd Melders wel boos, maar in j. •-* tu—zijn hart moest hij buurvrouw gelijk geven, meer kon dan I .Wel, zoo brutaal zijn Een paar uur Leen kreeg dan een paar gulden meer boodschappen doen. als hij met fooien erbij soms wel vijf gaf I geleden bracht de oudste bediende van van hem en hij bleef een dag of wat briefje waarin stond, nuchter rookte ’s-avonds thuis ’n pijp en - Tan Hij sloot je weekgeld, en dat voor de buurvrouw leende, want zelf een hebber volgenden week erbij in." kostte te veel. „Dus acht gulden Nou, dan is hij nog Dit waren de eenige zonnige dagen voo» zoo kwaad niet als ik dacht. Kom Leen, de arme kinderen. Leen, overgelukkig, wees nou niet boos ik zal wel weer een babbelde honderd trit over kleine ge- Daar had hij toch recht op Zou hij ’t andere betrekking vinden. Ik heb van- beurtenissen in 't stille straatje waar zv 2_22woonden terwijl ze bedrijvig rondschar- Nee, hij zou maar niet naar huis gaan, diend! Daar moet je nou 's iets extra's relde en een kopje koffie zette soms lachte -I ze zelfs hartelijk om een grap die Kees „Nee jongen, dat doe ik niet. Het is vertelde en dan keek vader Leentje aan slenterde Kees voort, bleef staan bij een veel beter zuinig te zijn totdat je verhuiswagen die uitgeiaden werd en de een dienst hebt „Je bent 'n klein zorgzaam huismoe- en dacht „ze is toch niet zoo leelijk, als ze vroolijk kijkt." a Maar hal vader des Zaterdags den zak helpen, omdat hij *s-middags nog een dertje I" plaagde Kees en als teeken van vol geld, dan waren de goeie voornemens vrachtje halen moest. Dat viel mee. Dap- tevredenheid trok hij haar aan de mooien weer vergeten en was hij dagen lang weer erger dan ooit „Als ik wat ouder ben en meer ver we hem m den steek en gaar i wonen hè Leen.” zei Kees dan wel eens, maar Leentje schudde dap- EERSTE VOORWAARDE. Notaris „Heeft bruid of bruidegom nog iets aan het huwelijkscontract bij, te voegen?" --- Bruid „Ja, mijnheer, de huissleutel en ziet een cavalerist die met aandacht krijg ik." naar die bezigheid staat te kijken. De smid, uit zijn humeur ovtr dit af kijken, EEN GECOMPLICEERD INSTRU- houdt den landsverdediger het gloeiende MENT. ijzer vlak onder den neus als om hem af te Examinator „Geef eens een verklaring schrikken. Verre van verschfrikt te zijn van den Stethoscoop." spreekt de paardenman „Als je me een Candidaat „De Stethoscoop is een kwartje geeft, wil ik er wel aan likken.” bril waar door men met de ooren in de Wat Daar zou de smid pleizier van borst van den patiént ziet." hebben hij grijpt in zijn aak en geeft den vuureter een kwartje. Deze lacht scham- GOEDKOOP. per, likt even aan het muntstukje en Twee bekenden ontmoeten elkander verwijdert zich daarop snel. heb. Mijn êèm'g'doël zal in een kroeg. „Kijk, wat heb dood is. Dat zijn we toch allemaal?” Boos geworden was de bezoeker en zijn meer verdienen dan in de apotheek per niet smaakte. Dan strompelde hij t en kwam pas doen verdiende Kees heel wat meer, dan van daag al een gulden vijf-en-twmtig ver- _,Dat is ver schrikkelijk," mompelde ik. „Waarom en hij trachtte tever geefs zijn stem onversclullig en min of meer, sarcastisch te doen klinken, ,4»j maakt nu toch immers een ander geluk kig 1" Ik antwoordde met ik begreep maar al te zeer het bittere van deze woorden. Het werd weer duister in de coupé en tusschen het doffe geratel van den trein meende ik een onderdrukt zuchten te hooren. Wij zaten als straks, ieder in zijn hoek, zwijgend tegenover elkander. Maar mijn stemming was geheel veranderd. Ik vond thans, dat er iets onbeschrijfelijk zwaar moedigs was in den rhytmus van den voortsnorrenden trein. En in mijn ver beelding volgde ik den ongelukkige, 77... -L-- oogenblik dat hij ze verwezenlijkt meende te zien. Ik volgde hem naar het huis van zijn moeder en zijn verloofde, waar hij dien morgen vol van de zoete hoop moest heb ben aangeklopt. Ik stelde hem mij voor, hoe hij nog trillend van blijde verwachting en geluk het verpletterende antwoord r vu waa vwawMMatjv uai vavu ix luutu. xx.ci;&igcr. waa *uu ia, gaaaaav iviause ontving, dat hem tot den ratnpza igste je adre», mijnheer/* zegt met u aanknoopen want uit het oog uit van alle stervelingen moest maken. Ik zag hem daarop heen gaan gebroken, ver- nietigd. En terwijl hij met de wanhoop in woordde de andere, „dan kan het u thuis ker zijn nood geklaagd had over brutaal stuk jongen. Toen de bezoeker vertrokken was had Slips zijn boosheid lucht gegeven en den Mijn knip, had in den boom één uurtje dacht brutale jongen was weggejaagd. *Wat p— dit voor Kees beteekende, daarvan trok Of dezen vogel zat erin. hij zich niets aan. In een deftige apotheek O, dacht ik bij mij zelf, wat zal ik ’n vo- mocht zooiets niet gezegd worden en dus, gels vangen zag, dat ze het eten werkelijk* niet goed de chef van het hotel een praatje met hem. weg met zoo’n jongen I Dat is eerst recht een goed begin. klaar gemaakt had, en.met verdubbelden Hij had al *n poosje naar den leuken jon- Daar stond Kees op straat en bedacht, ijver werkte het kleine ding, kocht voor gen gekeken, die als er een gast de deur wat het voor hem zeggen wilde, weg ge- Maar ach er gingen vele, vele dagen, 'n’paar dubbeltjes een stukje kleurige stof binnen kwam, ijverig de tochtdeuren jaagd te zijn. Dat was, geen andere diensf 'k Zag in dien tijd geen vink of koolmees als tafelkleed, of een paar goedkoope opende en keurig groette. Een kranig bloemen, vroeg buurvrouw om raad, bij kereltje had hij hem gevonden. Hij be- het eten koken en die prees haar, zei dat hoefde dat toch niet te doen, deed het al- ze nog ’s een goed huisvrouwtje zou wor- leen uit voorkomendheid en om iets uit den en als Leen klaagde, dat ze het vader te voeren, van niets doen scheen de jongen Terneergeslagen was Kees nu juist nooit naar zin maakte, sprak de vrouw i I’ „Verduivelde kwajongen, maak dat je mijn deur uit komt, en als ik je weer on der mijn oogen krijg dandan l" Het gebaar, ^waarmee mijnheer Slips die laatste woorden vergezelde, sprak duidelijker, dan meer woorden gedaan zouden hebben, en de jongen, tot wie hij sprak, begreep het zóó goed, dat hij het kantoor en den winkel uitrende, den straat op, zijn pet op het kantoor achter latende. v Wat er gebeurd was Een half uur geleden was een vriend van mijnheer Slips de apotheek binnen gestapt, waar I' fleschjes te spoelen, deftige apotheker Slips, was nog in zijn huiskamer bezig met zijn ontbijt en de dan dat van meneer vriend had aan Kees gevraagd hoe mijn- rine op zijn boterham deed, en waar hij „aangeschoten’ zocht, inplaats pakjes te dragen. „Wel, als 'k maar wat kon vinden. Ik kinderen, over Leen, die zoo haar bót en toen vertelde hij op zijn’euke jongen/ j man;er wairotn de apotheker hem weg ge- e de paar gulden, die Kees verdiende, jaagd had. De chef moest lachen, vroeg of hij nog dan fleschjes spoelen en „O, ja. Lezen, rekenen schrijven. „Prachtig en verder Timmeren en zagen. Ik wm ’n half jaa per hielp de jongen, draafde trap op, trap blonden vlecht. af, met de kleine meubelstukken die niet J geheschen konden worden, droeg voor- was ook al mooi aan het spichtige bleeke dien, laten zichtig spiegels en schilderijen aan, maak- kind, met het zorgelijk oud vrouwtjes ergens samen te zich zoo verdienstelijk, dat de baas gezichtje. Niets kinderlijks meer. 2 hem na afloop een gulden in den hand Echt eens hartelijk lachen deed ze per het hoofd en zet t „Nee hoor, ik blijf bij vader Als hij zei Kees kalm- kleine jongen woei af en Kees haalde hem sloeg ze, vloekte en raasde tot hij er bijna Hij had geen getuigschrift en kende zoo De dubbeltje voor zijn moeite en daarna niet meer Wisten waar te kruipen van mocht hij voor een ouden heer, die moei- eten kwam er dan niet veel want vader den nog eens te herhalen en Kees ver- zaam een zwaar valies droeg dit naar ’t sloeg de schaal kapot zoodat de scherven volgde. station brengen, wat hem weer een kwartje het armoedig maal oneetbaar maakten, >Jk zei, dat mijnheer op sterven na rijker maakte. of hij kwakte het in zijn woede in den ,Als 't zoo door gaat kan ik op een dag gootsteen of op den grond omdat het hem j weer het eigenaardige durfde mijn reisgezel geen vragen meer te kracht doen, en ik leed met den ongelukkige, die dat mij, gewerkt en gezwoegd had voor een ideaal, -dat op zoo wreede wijze zou worden ver- als een grootsche muziek tn de ooren klonk nietigd. Een diepe zucht in een hoek van de Ik slaakte een zucht van verlichting, coupé deed mi) opzien. Er was iets zóó toen de trein het station mijner stad bin- smartehjks, zóó wanhopigs in dien zucht, dat ik er van ontstelde. Ik keek den vreemdeling aan. Hemel.... vergiste ik gezel van dien morgen ook thans weder Het”kwam mijn reisgenoot Het licht in onze coupé wreeds werd een oogenblik zeer flauw, zoodat ik neid der zijn trekken niet meer onderscheiden kon. mijn srm. Mijn hart klopte geweldig. Ik begreep jter- midden dier zijn, en in angstige spanning wachtte ik het oogenblik af, dat de vlam weer zou opflikkeren.... Neen, ik had mij niet >edrogen. Hij was het, maar I eranderd Hij scheen twintig jaar ouder de vier gulden weekloon, die Kees trouw wist. thuis bracht biet missen. Wat was ze blij „1 wv.au. „V. V» En nu zou ze niks hebben, want de baas mijnheer Slips een 1 had hem niet eens zijn weekloon gegeven, dat hij je om <e brutaliteit ontslagen had. las de courant die Kees stiekum oroken met de uitdrukking van een krank- zijn mij zoo ver mogelijk te verwijderen.” een mooien ketting!" sprak de een. jnmge op eenzelfde punt.; slap hingen DL,D“ 1J zijn armen langs zijn lichaam en er was oogenblik later snelde de trein voorr Mijn van T" -Prachtig. Hoeveel heeft je dat zooveel van vertellen vraagt sliep gerust.’ En nu was Kees zoo opeens ontslagen Die smaakte best, na de zoute haring, geld meer had om te halen. Was vader al- en Kees moest zijn best doen, gauw wee. hij gevraagd, wat mijnheer dan scheelde, genoeg te vinden was. De pet van een voor de kinderen verschrikkelijk. Hij \Y7a1 Tni TrToAC1 Izilm. AM aar 1^aa1/4a kam ..1t_ uit het water en kreeg van de moeder een in stikte en de arme schapen van angst weinig menschen die hem aan een baantjr konden helpen. een pijnlijke glimlach zich om zijn mond tee kende. „Zelrer, ze tig en met de, dat hij mij niet gelooven zou. ,4k moet anders veel veranderd zijn sinds vanmorgen,” ging hij voort. Ik knikfe onwillekeurig. „Er is ook veel veranderd in mijn leven," hernam hij weer, „of liever alles was reeds veranderd ik wist hét alleen nog niet. Maar nu weet ik alles en ga ik de wijde wereld weer in, hoewel ik geen doel, geen bestemming meerheb." „Is uwe moeder dood vroeg ik mef dient boven de Duitsche, en verhaalde bij dat ik u streng kan straffen. die gelegenheid het Volgende, als een der L__. bewijzen voorde juistheid zijner stellingen, cognito. Een Engelschman en een Duitscher begonnen zin af... kwamen op zekeren dag vrijwel TREFFEND GELIJKEND. - - - d in een dorpsherberg aan. zetde hij op een toon, waarin smart en Beiden rammelden van den honger, sprekend eeliikend ironie om den voorrang streden. „Martha Een stuk brood en een kalkoenbout c <s. sinds ruim een jaar getrouwd.” werden hun voorgezet, het was de eenige moét" Ik kon een kreet van deernis en ver- spijs die de waard in huis had. Een kal- heeft men u nimmer gezien. INCOGNITO. Overste. Maar luitenant, hoe .durft u VERSPROKEN. Reiziger. U kunt bij alle soliede fir- ruiter, die alle moeite heeft, om zijn ma's goede informaties van ons huis ver- paard meester te blijven. Zeer bedaard krijgen, men zal u overal zeggen dat wij gaat hij een stap of wat ter zijde en als een een uitstekende reputatie genieten en dat echt Parijzer kind begint hij den onhan- wij aan alle concurrentie met het grootste digen ruiter met spotternijen te overladen gemak het hoofd kunnen bieden. Deze gevoelt zich beleedigd en heeft de Winkelier. Ik heb thans niets noodig, nieuwe onhandigheid zich om te keeren mijnheer, wellicht later. Reiziger. Toch zou ik gaarne relaties 1tn L.a A.A.A, het hart. Ik ben overtuigd, als u later iets „Geef dat liever aan je paard," ant- noodig hebt en er komt toevallig een mij- de ziel voortwankelde, passeerde hem aan tangen. den arm van haar man de vrouw, in wie hij had gehoopt, voor wie hij had ge werkt. Eindelijk zag ik hem knielen op het graf zijner moeder, lang zeer lang, en daar gaf hij zin gemoed lucht in een stroom van tranen. Misschien was zij wel ge- ----stoivéü de goede vrouw, van smart over anderde de rythmus van het regelmatig ge- Martha’s trouweloosheid. -De trein naderde mijn woonplaats. Ik oogen luisterde ik-- der beweging zich openbaarde onderwijzer) „Zij dragen staf op den kraag." Onderofficier: •j» Kvcsicruy üjn vei wckchiijcxj iqch m1Ia« ”Kent...V mi’ no«r’ ^°«8 hij, terwijl niet zonder pijnlijke aandoening denk ik ben een stok met een bloedzuiger er om heen op den kraag.’* Zijn patroon, de smaak at. doen en dan nog zat ze altijd in zorg over En zoo sukkelde het drietal voort, hun Zoo’n twaalfuurtje beviel hem beter, haar vader. O als die thuis kwam hoorde troosteloos leventje, voor Kees nog het Slips die altijd marga xe al aan den stap op den trap of hij erg best, omdat hij andere menschen zag bij was, of „stomdronken” en sprak, met jongens van zijn slag s-mor- heel dankbaar moest zijn als ze een plak Het laatste had ze nog maar het liefst. Dan gens „opliep” als ze naar hun werk gin viel hij ergens op den grond in slaap en de gen en onder elkaar, pret maakten, voor Al etend, op de brugleuning gezeten, twee kinderen aten, stil als muisjes in een Leentje het slechts, omdat die op haai zag hij een oud mannetje, dat moeizaam hoekje van de keuken en voor vader zwakke schouders de zorgen droeg van een kar met groenten de brug opduwde, werd eten warm gehouden op een stel- armoed huishouden. De ernst waarmee Kees dat zei, was In 'n wip fras Kees behulpzaam en het letje, of onder de dekens van het bed, En nu was Kern zoo opeens ontslagen oorzaak, dat de bezoeker zijn vriend half mannetje, dankbaar, gaf hem ’n appel, als de olie in het stel op was en Leen geen Ze zou er maar niets van aan vader zeggen Het scheen, dat daar op de brug werk leen maar wat aangeschoten dan was hij een anderen dienst te vinden. j Dat ging echter niet zoo makkelijk. :nij 1 Was mijn gezel, mijn gelukkige welke mijn reisgenoot Het licht in onze coupé wreeds zijn trekken niet meer onderscheiden kon. mijn W W-t— t-a. - ...r i »«•»-* uiviwvucii. kiic auen on stond dat er tets vreesehjks moest gebeurd schillig hem, den man, wiens leven --verwoeït voorbijgingen. Hij stapte met uit. „Waar gaat U heen?” ik, hoe was ht) wijl ik hem de hand tot afscheid reikte. - 'e zijn geworden. Zijn gelaat had een vale, „ik heb akelige kleur, zijn oogen staarden onafge- stemming Diep ontroerd verliet ik de coupé. Een "En hOTlo8« d*“ I” Wat zeg je daar- niets meer van dat fiere, dat levenslustige reisgenoot was i <n zijn uiterlijk te bespeuren, hetwelk mij compartiment achtergebleven, dien morgen zoozeer vobr hem had inge nomen. Zijn gansche voorkomen getuigde Reeds vele jaren zijn sinds die ont- MILITARIA. van de diepste moedeloosheid. moering verlocpen. Ik heb ruimschoots Onderofficier „Wat is het onder- koop aanbiedt, „dan moet je bij ons in Ik wist niet wat te doen. Móest ik hem gelegenheid gehad mij te overtuigen dat ^hcidmgsteeken van een officier van ge- Holland komen, als je daar ’s avonds toespreken, moest ik vragen naar de oor- de dag, waarop zij plaats had en waarop “"“heid e<n beest bet land indrijft, kan je het 's zaak zijner treurigheid....? ik zoovele en groote verwachtigen had «ecruut Van Vledderum (van beroep morgens haast niet terugvinden, zoo hoog Ik aarzelde. gesteld, geen der gelukkigste mijns le- on°erw,)“r) ~Z‘i dragen een Esculaap- staat het gras." Plotseling vertigde hij zijn blikken op vens is geweest. Al mijn illusién, toen ge- SU1 -.r„Wat dat betreft,” zej.t de agent, „kun mij. koesterd, zijn verwezenlijkt,. En toch i "Di.e «Rooimeesters je gerust wezen, als je dat hier probeert, ------Vin >t -s morgens in 't geheel niet onzin, gekheid, de militaire dokters heb- terug." ONVERGEEFLIJKE VRAAG. Student A. (zijn vriend op straat ont- unncBu moetend) Ben je bij kas MODERN. Student B. (veroatwaardigd). „Ben je Man „Maar vrouwlief ts de koffie goed bij zinnen T’ nu nog niet gereed. Ik wacht reeds twee Wie uren.” DISCIPLINE EN SUPERIEUREN. Jonge vrouw „Ik weet niet waar het Zeï eenï- Van Bommelen, wat is disci- aan ligt, de koffieboonen willen maar niet Ph.“* vroe« ten onderofficier aan een week worden." S°„Disciplineantwoordde deze, Js een onaangenaam gevoel, dat men onder vindt, als superieuren in-onze nabijheid zijn.” „En wat verstaat men onder superieu ren?" vroeg de bevredigde onderofficier verder. „Onder superieuren verstaat de soldaat al diegenen, wien hij geen klap om de ooren mag geven, als ze hem grofheden wat zeggen.” —1 HET DUURSTE METAAL. 1 Goud en zilver zijn de kostbaarste aller in dat beeld herkennen, zelfs al metalen. Maar het koper der neus komt --nog veel duurder te staan. Met pakjes dragen en boodschappen harde woorden hadden mijnheer Slips week,” dacht Kees. Maar het ging zoo den trap af dronk zich zat in den winkel gelokt, waar de heeren niet voort en toen Kees om vijf uur naar thuis als de kinderen al in de bedstee la- vroeger bij deh apotheker. Wel had hij elkaar begroet hadden, en waar de bezoe- huis ging, had hij nog niet meer dan een gen, bevend van angst dat vader hen ook dagen, dat hij zoowat nieö verdiende u— j —n—u-j - jjjf gulden en een kwartje. Hij dacht aan een iets zou doen. en dan ergerde hij zich over zijn werkloon versje dat hij op school geleerd had, dat Zoo was 't leven voor hen een dagelijk- heid liep op goed geluk winkels en wfV begon zoo sche verschrikking. Kees, in een dienst plaatsen binnen en vroeg, of ze hetnkon- *-.j j__ a. j t u de gjjjschjjj dag (yet ïoo over den gebrujken. Wat pas gehangen na, maar Leentje „piekerde” er over, Op een morgen, dat hij voor een heer dacht dat de schuld aan haar lag, dat het een valies naar een hotel had gebracht, en er thuis niet netjes en gezellig genoeg uit- in de gang op zijn fooi wachtte, maakte

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 8