5
D® nieuw® ho®d.
voorzichtig geloopen, maar de stoep was
?en
De brief was slecht'
HOOFDSTUK V.
Kwade tijden.
met het hoofd tegen de parapluie vu een
maar wacht tot ik te
Trina
op, nam
„En ze vraagt of ik van den zomer kom
ik ver weg ik vergeet je met. Teun is een ouden opzet, is het *t was wel de moeite
En Goedbloed verbaasd, gebelgd, pro-
groeten doen.
dp
I
naam van den afzender maar de plaats
naam, vanwaar het verzonden was.
het adres
nummer 7!
„Ik kan toch door zulk een weer niet te
voet naar mijn vriend gaan,"zuchtte Goed-
(ervan
Ie ia te
den kraag.
„Wij hebben heenl" riepen zij den baas
toe.
„Eindelijk," zeide deze, „knippen wij
daar een boek te doorbladeren, toen eens-
van een dezer boek-
Van Leentje hoorde hij ook dat zijn
vader weer tot zijn oude drinkgewoonte
was terug gekeerd. Maar nu was Leentje
ouder geworden en wi?t hem kalm te hou
den en te zorgen dat hij zonder ruzie te
maken naai*bed ging.
Trina kwam ook niet zoo veel meer bij
hen als vroeger. Zij zou binnenkort het
hotel verlaten waar zij zoo lang gewerkt
en schrijf hoe je het allemaal maaken. mevrouw spotlachend.
Goedbloed haastte zich buiten te komen.
Bijna een jaar speelde Kees met het
filmgezelschap en hij begon een goede
bekends te worden in de artisttnwereld.
Avond aan avond ging hij uit» wel meestal tijd, daar
houder geweest bij wien hij vroeger ge- kreeg, was dat geld volstrekt niet nutte-
itgegeven. Hij betreurde het nu,
*t al niet vroeger gedaan had, in de
aan den
mogen
men be-
gemekkelrjk manier loqr.el
had. Ze was afleen bang ge
weest, dat dh .MP vaa een jongen"
heer zou laten vallen, want tot no toe
had alleen haar man kana «erien haar
naar buiten te dragen.
„Alt ik dan eeni zonder betrekking
kon», zal ik bij U alt knecht komen, om
n naar buiten te dragen," stelde Kees
voor, en men sprak af, dat, indien dat
„Ja vader, we begrijpen wel, waar
me hart gerust Daar gaat ie de slechte
weg mee op.
Voor je vader is een pijp voor Kees een
potloot en voor jou *n tasie. Ik weet de je
't graag wil hebbe gebruikt in gesondheit
moeilijk, oudje," zei
i al, dus hoef
Jeren voornaam
te wennen."
Intuaschen had Trina voor heel het ge
zelschap pannekoeken gebakken. Laan
tje had gedekt in den tuin en thee gezet,
en de boer bracht fruit, aoodat do troep
weldra aan een lekker maal zal. En
mijnheer Fogene wet zeer verrukt, gaf n
vorstelijk honorarium, dat hij met voel
buigingen aan Sara Bernhard overhan-
digde, die beweerdejiat ae nog nooit op
verdiend
Een heer echter, die medelijden met
mijnheer, woont een hoedenmaker. Hfj
zal uw hoed wel kunnen opmaken, zoodat
je er niets meer van ziet.’’
„Dank u, mijnheet,” antwoordde Goed
bloed verheugd en liep naar den hoeden
winkel.
De bewerking duurde een uur en kostte
hem een gulden. De. hoed was wel niet
M«A«««»« maaaa t-T’
daarbij behoefde hij er nu niet meer zoo
„Pardon mijnheer, het regent.”
„Het regent?" riep onze wandelaar
„Je 't ie waar,
en ik heb geen
paraplu." e J
Nu begon het voor goed te regenen en
Je weet toch dat ik veel belang in je stel.
De koek ie van Teun de appels en
over de ligging van de hoeve,
inbraak gepleegd zou
bovendien de oude i
prachtig model, dat hl
som geld beloofde vom" de
De boer stemde toe, maar
vrouw was niet te bewegen voor de
film te poseeren en dus besloot men een
list te gebruiken. Kees, die met zijn leu
ks toef en grappige gesprekken dadelijk
het hart van de oude vrouw gewonnen
had, moest als inbreker het raam bin
nen komen. Zij zou hem natuurlijk her
kennen, on dus niet schrikken, maar de
verbazing, als zij hom zoo zag binnen
komen, zou wel voldoende rijn voor de
opname. In een andere kamer sou dan
de man met het toestel staan an alles
opnamen. Zoo kwam dan overwachts
Kees door hst open raam naar binnen,
terwijl het oudje rustig zat te breide. Zij
liet de kous vallen, hief venherikt de
•™en omhoog, maar Koes fluisterde dat
bij 't was on zich maar 'n beetje verkjeed
bad. Toen pakte hij de oude vrouw op
en droeg haar het vertrek uit, zooals was
afgeeproken. Het ging prachtig, do op
name was gelukt en toen de oude vrouw,
die door Kees buiten op do bank in *t
zonnetje gedragen was, hoorde dat se nu
toch had meegespoeld, stelde zij Koes
voor, haar nu maar verder Sara Bern-
hard te willen noemen
„Dat is met zoo
gaf, trok ze
cember wis het zoo druk met meer. Wat had zoo graag 'n mooi handtaschje I
nu nog in de zaak verkocht werd, kon
niet meer bezorgd worden en werd dus
door de koopérs zelve meegenomen, maar
op het magazijn stonden nog heel wat
voorwerpen die gepakt >en verzonden
moesten worden. Des avonds wilde het
personeel graag vrij hebben, er werd dus
hard gewerkt. Alle waren in zeer rood
kleurige stemming. Zij hadden deze week
veel verdiend met extra werk en nu wil
den alle thuis gezellig St. Nicolaas vieren.
Bergers vooral hoopte vroeg thuis te zijn.
Hij zou voor zijn kinderen St. Nicolaas
spelen en dat kon niet zoo erg laat gebeu
ren, omdat ze nog klein waren en vroeg
naar bed moesten. Nu kwam de chef van
de afdeeling kunstvoorwerpen nog met
een paar prachtige vazen die nog moesten
ingepakt worden en bij een bekend
fabrikant moesten worden bezorgd. Dat
moest Bergers zelf doen, want de vazen
mochten volstrekt niet door een knecht
worden gebracht, en moesten zeer voor
zichtig behandeld worden.
Dat was 'n tegenslag voor Bergers. Nu
zou hij niet vroeg thuis zijn van avond en
zijn vrouw zou moeite hebben, de kinde
ren wakker te houden.
Toen hij zich daarover beklaagde,
stelde Kees voor, de vazen voor Bergers
te zullen wegbrengen wat deze natuurlijk
dadelijk aannam.
Zoo gebeurde het, dat Kees op St.
Nicolaasavond tegen zeven uur, toen het
magazijn gesloten werd, op weg ging naar
de Keizersgracht waar de fabrikant woon
de. Onder lederen arm droeg hij een pak
waarin een vaas stevig verpakt zat. Kees
liep langzaam want het was tamelijk glad
op straat. Eerst had het gevroren, toen
gedooid en nu met het vallen van den
avond was het weer gaan vriezen, zoodat
de vochtige straten zeer glad waren, vooral
op de stille grachten waar weinig gereden
werd.
Dat de Keizersgracht zeer lang is, we
ten de Amsterdammers natuurlijk wel,
en-voor wie het niet weet, is ’t voldoende,
op het pak te lezen, waarbij het
732 stond. Dus geheel aan het
riep vader. „Die goeie Trina 1 Ze vergeet „Ik ga uit,” zeide hij eenige dagen later De regen hield eindelijk op.
ons niet al is ze ver weg in Gelderland.’’ tegen zijn vrouw. Mijnheer Goedbloed stond op, nam
„En ze vraagt of ik van den zomer kom „Goed”. En hem beziende t „Waar ga werktuigelijk den hoed, die naast den zij-
logeeren,” zei Leen, die in het taschje je heen?” nen hing en wilde vertrekken. Maar
nog’n briefje gevonden had. ..„Ik ga mijn armen vriend bezoeken, twee koffiehuisbedienden vatten hem bij
„Lees 't eens voor?” vroeg vader en die ziek is....” J
Leentje las. „En om je vriend te bezoeken zet je je
nieuwen hoed op?”
„Dit compliment verwachtte ik," ant-
was
nu maar niet zooveel koopen voor Leentje.
al het bestelde'uit de zaakTÖp vijf De- In elk geval geen luxe voorwerpen. Ze ze haar oude liefde neemt,” riep Kees, de goot in....
Het tweetal lachte, liet vader i
raden en hield hem toen’t adres voor, dat j
«inde. Kees moest 'n beetje aanstappen op *t pak zat. Daarop stond wel niet den den dag dat, ik hem zal opzetten
anders kwam hij zoo laat thuis en hij
moest nog wat inkoopen doen voor
Leentje om haar 'n gezellig avondje te
bezorgen, en een kistje sigaren voor zijn
vader. u
Toen Kees het huis, dat hij hebben
moest, had gevonden en de hooge stoep
opklom, gleed hij plotseling uit, en zijn
arm, waaronder hij een van de vazen
droeg, kwam zeer gevoelig op de steenen
trede terecht. Ook het pak kwam met de
stoep in aanraking en Kees bedacht met
schrik dat de. vaas wel eens beschadigd
zou kunnen zijn. De knecht die de deur
opende vroeg hem, even te willen wach
ten, totdat mijnheer de pakken geopend
had.
„Daar heb je 't aW” dacht Kees en
werkelijk. Toen hij vijf minuten met klop
pend hart gewacht had keerde de bediende
terug, in gezelschip van een heer, die op
tamelijk onvrieadeh'jken toon zei
JBen van de vazen is beschadigd. Kijk
hier aan den rand zijn hoekjes afgebroken.
De stukken zitten in het pakpapier dus
schijnt het uw schuld te zijn.”
„Ja mijnheer. Dat is het inderdaad. Bij
het beklimmen van uw stoep ben ik uit.
««gleden. Ik heb den heelen weg zeer
peeren van vader en moeder die ook de ning van zijn vriend, rookte kalm een si- van den commissaris.
hiaM.nu sa dan stil voor een bo*- „Mijnheer de tommimarte," gri da
en dus geen hand vrij om mij vast te van je toegeneegen Trina Korting klaps de bediende
houden.” r" -----
„Ja ja. De stoep is glad, maar dan had wel verder. j
ie toch voorzichtiger moeten zijn. Ik kan De brief was slecfitu
die vaas zóó niet gebruiken. Morgen moet vete fouten, maar de dl
je sr mij een andere voor brengen. Van- wie hij bestemd was, wi
avond is het al te laat. Je wilt zeker ook kig mee. Die goeie Trine dacht nog
mazv tS»«I CJe KTs* -i «HAWAM WAS Mm ks»r lemen 1st Sssm IkaaamiA Saaml,1
ooit mocht gebeuren. Kees bij haar
onderdak zou vinden.
Hoe spoedig Kees zijn betrekking zou
verliezen, wist niemand, anders zou de
stemming van minstens drie van de le
den uM net gezelschap, bedorven zijn ge
weest 't Is dus maar goed, dat men
niet in den toekomst lezen kan.
Ik wil bet dan ook liever in een gol-
gend hoofdstuk vertellen, en alleen nog
zeggen, dat Leentje zich verder kostelijk
amuseerde, oen kleur kreeg als een bel
lefleur, volgens den ouden man, en zoo
dik werd aïs 't mestkalf dat in 't kleine
donkere schuurtje stond En toen ze na n
week met Trina terugkeerde en hodrde
dat vader het beat had gehad, en tamelijk
regelmatig thuis was gekomen, was ze
overgelukkig en dankte moeder Trina
uit den grond van haar hart.
„Dat is al wel,” grinnekte hij. En zijn
hoed oprapend zuchtte de man. „Hij woedt
handschoenen en een breede wollen das Kees ging heen en vader bleef nog. lang goed ingewijd mijn vrouw zal ar mij wel
met rose en witte strepen. Daar had Ze in gedachten zitten, terwijl Leentje be- over kapittelen.”
was.
Toen stond hij met 'n zucht op en zocht voorbij, die langs de woning van zijn
J en
t droeve oogen na, als voelde zij, dat Goedbloed sprong op het achterbalcon.
1 droevigs stond te gebeuren.
(Wordt voortgetet.)
,Wat een raar idee,” zei mevrouw
heel laat in den avond toen Kees al weg nieuwen hoogen hoed te koopen en hem
wilde gaan. Er werd gebeld en Leen nam nOg veertien dagen ingepakt te laten
een reuaachtig pak in ontvangst van een iiggtn,”
u. n i „ik zet hem niet op,” antwoordde Goed-
bloed, „omdat jij altoos zegt, dat mijn oude
„Nou juf, we kenne hter niet inrije en nog goej
- - - "J*, ,n je ai 21 hoeden, die je niet
gromde hij, maar toen m<er draagt tB die jc in ,tof jaat liggen;
:hend aankeek en vroeg gooi xe weg
- - - 3 „Ze weggooien 1 En aanhoudend klaag
„Ik ook. Daarom spreek ik er ook niet
Dat moest later dan maar. Nu kreeg ze meer over," gromde vader.
Kees ging heen en vader bleef nog lang goed ingewijd mijn vrouw zal er mij wel
rvAzfar'begAws SM O «AM Paasusast T **m*2j« OVM» L>4e>« W»l
iets aan. Aan Leentje vertelde hij niets drijvig aan het opruimen was. Op dit oogenblik kwam de-omnibus
van de vaas. Waarom zou hij haar genoe- L t
gen vergallen Ze was zoo kinderlijk blij zijn slaapvertrek op en Leentje keek hem vriend reed. Ben reiziger stapte af
met de eenvoudige geschenken En met
vader was thuis, en niet dronken. Hij had iets
een zak vol speculaas meegebracht en
Leen zette koffie, terwijl vader een van
de sigaren rookte, die Kees meegebracht
had. Het was gezellig zoo en Kees genoot
v^eer eens na langen tijd de genoegens
van een ouderhuis. mevrouw
Pe, .S.t-._NiC?aaS!e7??‘ng^kwa® _P“ G^Woed echtgenoot, „een
wdde gaan. Er werd gebeld en Leen nam no^ Veertien 'da'g«"in7epa’kt te laten
r—-u r_
mopperenden knecht van Van Gend en
Loos.
nou most ik dat pak van de hoek af hier
heen sjouwe 1" I
Leentje hem kenend aankeek en vroeg
of ’n jongen kerel daar tegenop Zag, kreeg
de man opeens zijn goed humeur terug ja ett aat jt graag iets weg doet.” g««n tweemaal zeggen en sprong, onde»
en zet
„Nou ’k weet dat ’t voor zoo’n lieve ^de hoeden zien öpeènstapelën^ die“nie- het balkon, waar hij zijn erg vêrfrömmek
meid is, heb ik er geen spijt van,” en hij mand dienstig zijn, als er 1--
wilde niet eens het dubbeltje hebben dat kigt(1 blootvoets op straat...'.
„Mur at kunnen toch geen hoeden aan hem had, zei hem „Drie huizen verder,
en haar te hun voeten doen.”
„Je weet wel wat ik wil zeggen haal
aan als „Liftboy” in een groot warenhuis,
't Was alles behalve prettig voor hem, na
dat htj een jaar lang „een heer” geweest
was, nu weer knecht te moeten zijn, maar
met zijn optimisme, dat hij al van jongs af
aan had bezeten berustte Mj et m, ho
pende op beter dagen. Zijn werk dead hij
zoo goed mogelijk en spoedig had hij be
merkt dat hij met een grapje en een vrien
delijk woord in den smaak van het pu
bliek viel. Dames en kleine kinderen
mochten hem graag. Hij hielp de kleintjes
bij ’t in en uitstappen, maakte grapjes met
hen en kreeg van de mama’s flinke fooien,
Kees kon weer sparen. Met innig genoegen
bracht hij iedere week al wat hij aan
fooien ontving, naar de spaarbank. Van
zijn weekgeld bejaalde hij het kostgeld
in 't eenvoudig pension waar hij wae en
kleeren had hij niet noodig. Bij zijn werk
droeg, hij de leuke uniform, grijs met
groen en vergulde knoopen, die hij in de
kleedkamer van ’t magazijn aan en uit
trok. Dan verliet hij, keurig gekleed, het
magazijn en niemand zag dat hij maar *n
liftboy was. Die kleeren, uit zijn artisten-
r was hij zuinig op. Zoo zou hij
op vrijbüjetten van vrienden die aan een of ze voorloopig niet terug kunnen koopen.
anderen schouwburg verbonden waren,
maar toch kostte hem dat uitgaan veel.
Die vrienden moesten onthaald worden in
een of ander koffiehuis, of op zijn kamer en
dan werd er menig fleschje wijn gedron
ken. Kees, nog veel te jong voor zulk een
leven, begon er slecht uit te zien en als
Leentje hem zoo zag, beklaagde zij hem.
Zij meende dat hij het veel te druk had
want Kees vertelde wel van de moeilijke
stukjes die hij voor de film moest uit
halen, maar niet van zijn nachtelijke uit
gangen. Aan dat leventje van pret en zor
geloosheid zou echter een einde komen,
dat, geheel onverwacht, iets heel ergs voor
hem scheen maar, omdat het een «inde
maakte aan dat leven van dwaasheid, toch
zijn goede zijde had.
Het gezelschap moest een zeereis ma
ken en een dame zou over boord vallen
en door Kees gered worden. De dame, die
in zee zou springen werd, door een dun
touw, dat op de film niet zichtbaar was,
vast gehouden, zoodat zij niet verdrinken
kon,fmaar Kees, die goed kon zwemmen zijn. De lift stopte. Leentje stond op"
moest duiken en het moest schijnen, alsof voelde opeens ’n hand op haar schouStr
hij dan verdronk. Hij moest dan on- en keek in ’t beschaamde gelaat t
gezien aan den anderen kant van het Zij viel weer terug op ’t bankje,
schip weer boven komen, waar men hem met de andere passagiers weet verder
r„ -- •- --
rol van redden prachtig en toen verdween stopte dé lift,'totdat er menachen kwamen
Leentje wist nog steeds niet, waar hij
werkte. Zij meende, dat hij veel geld oVer-
gespaard had en kalm kon afwachten tot
hij sterk genoeg was, om weer mee te
spelen. Kees had echter in 't geheel geen
plan meer te spelen. Het aardige was er
voor hem af.
Een paar maal had hij vroegere college's
in de lift naar boven gebracht, maar die
waren of zeer uit de hoogte geweest, of
hadden net gedaan alsof ze hem niet ken
den. Mogelijk was dit ook wel *t geval
geweest, daar hij er in de uniform zoo ge
heel anders uit zag.
Zoo kwam het ook dat op ’n middag
Leentjs in het magazijn ging winketen,
in de lift stapte en haar broer niet her
kende. Kees werd eerst bleek, toen rood,
wist niet wat hij doen zou. Leentje keek
hem niet eens aan, zou waarschijnlijk
zonder te kijken uitstappen, dus moest
hij maar niets zeggen. Toch werd hem
dat te machtig. Daar zat zijn zus vlak voor
hem op ’t bankje en zou dadelijk boven
Maar terzelfder tud kwam een
boven naar beneden om het p
nemen en zette o ramp I den voet
op den nieuwen hoed van Goedbloed. De
bol werd deerlijk plat geduwd tot over den
neus van onsen man.
„Uw plaats, mijnheer,” vroeg de con
ducteur,
„Mijn plaats
genomen heb.”
„Zij is genomen, mijnheer.”
„Wat,” huilde Goedbloed, ,jdj is....”
„Ja, maar betaal uw plaats op het plat
form.”
„Maar denk je, dat ik betaal om hier te
blijven staan in den regen F'
„Stap dan af’.
De ongelukkige Goedbleed liet het zich
wen los te maken en toen kwam er voor
hen een hoorn Van overvloed te voorschijn!
Berst een doos, waarin een banketletter
en een i r
taai-taai. Toen een kistje met prachtige xet ze niet op, wat raakt mij dat.
appelen en peeren en tot slot een pakje 1(Als je dét dan mets raakt, bemoei je nieuw meer, maar hij kon hem opzetten:
wel .in tien verschillende stukken papier dan niet met mijn hoeden.” daarbij behoefde hij er nu niet meer zoo
„Je verveelt me,” riep mevrouw Goed- voorzichtig mede ,te zijn. Goedbloed zou
-- - bloed en ging in haar kamer, waarvan, zij *n een koffiehuis gaan wachten tot wan-*
zilver potlood voor Kees én een si- de deur met geweld toesloeg. neer het den regen believen zou op te
„Ziedaar mijn leven,” zuchtte Goed- houden.
„of ik nou *t eene of ’t andere Hij hing zijn hoed aan een kapstok, Eet
er beslist zeker van mijn vrouw zich een verversching brengen en zette
Wbewonderde het bloed. Hij verschool zich onder een bal-
,Ja die Trina is een flinke vrouw. Zij meer vieren. De schade moet ik betalen barnsteen mondstukje en dan knikte kon en riep de voorbijrijdende koetsiers
had onze moeder moeten worden,” zei zuchtte Kees. Nadat hij beloofd had, den hij nadenkend met het hoofd. aan, maar allen waren geladen en geen
Kees dan. „’t Is voor haar ’n geluk dat ze volgenden dag een andere vaas te zullen „Ja vader, we begrijpen wel, waar je enkele zelfs antwoordde hem. Hij dacht
het niet gedaan heeft,” zuchtte Leentje, brengen, verliet hij, beleefd groetend, het un denkt,” sei Kees plagend. niet gehoord te worden en kwam midden
dis zich niet kon voorstellen, dat een huis. „Dat mag je gerust weun jongen. Die in de straat, maar geen antoord van de
,Dat heb je er nu van als je wat voor Trina is ’n fÜnk wijf en ik had ’r graag koetsiers.
De arme Goedbloed keerde zich woe-
i „We zouden aan haar een goede moeder dend om naar zijn balkon, maar hij stiet
natuurlijk erg kostbaar. Hij moest gehad hebben,” zei Leentje. met het hoofd tegen de parapluie van een
„Maar ik kan me toch voorstellen, dat voorbijganger en zijn nieuwe hoed rolde
Beste\mejg^«/^ „Dit compliment verwachtte ik,” ant- „Eindelijk," zeide deze, „knippen wij
Ik stuur je wat van Sinterklaas. Al ben woordde haar man schamper. „Als ik mijn den hoedendief 1"
- - -- --a En Goedbloed verbaasd,gebelgd,pro-
goeie man en de zake gane best nou de waard een nieuwen te koopen om hem te testeerde
winkel verbout is en ik de soete dinge laten liggen, en nu ik mijn nieuwen opzet, „Wat! Ik een hoedendief?" riep hij
bak. We werke hard same en zijn ge- zeg je „Wel, wel, je zet den nieuwen op.” verontwaardigd, „ik die....”
1 ”._j nou „Werp dan den anderen maar bij de „Je zal je voor den politiscommiaaaria
maar niet meer an de biseskoop is dan is rest.” verantwoorden,” rside men hem en zowdae
Goedbloed nam woedend zijn hoed, nog langer naar hem te luisteren, aleapte
deur en wierp hem in het kamertje
„Daar”, riep hij, „hij is er”.
„Dat is al acht-en-twintig,” antwoordde
meid is, heb ik er geen spijt van," en
Nou gedag hoor en veel plezier en kenstalletje, las hier een opschrift, nam
glad, ik had onder iederen arm een pak groet vader ook
zoo heet ik nou en mijn adres weet je verkoopers de boeken overdekte en zeT»
areven en had
genschen voor het boek neerleggend,
er heel geluk- het begint te druppelen
j aan -
had, an in Laandorp gaan woonen. Met nog wel St. Nicolaas vieren,” zei de heer, hen, in hun armoedig huisje, terwijl zij
den bakker ging zij trouwen en van haar die al niet boos meer was, toen Kees zoo zelve nu een goeden man, een moois zaak weldra goot het.
overgespaarde geld, werd de winkel ge- terneergeslagen zijn schuld bekende en en een prachtig bestaan had in een mooi
heel verbouwd, en kwam er een afdeeling hem zoo openhartig aanzag. dorp. Wel twintig maal haalde vader zijn
bij van koek en banket. „Och ik zal nu wel geen St. Nicolaas pijp te voorschijn en 12
„Ja die Trina is een flinke vrouw. Zij meer
verpakt, waaruit ten slotte een tasch voor
Leentje te voorschijn kwam. In de tasch
een
garenpijp voor vader. De jongelui hadden
terstond begrepen van wie dat geschenk bloed
kwam maar vader keek 'n beetje be- ik ben -
duusd. Wie kon dat gestuurd hebben niet te voldoen. Die hoed bijvoorbeeld 1 rich aan 'een tafeltje neer waar hij om den
Het tweetal lachte, liet vader even ’t Was wel de moeite waard hem te koo- tijd te dooden de kranten begon te door-
x*’ pen, zei ze, om hem niet op te zetten En bladeren. Maar hij las niet. Hij overwoog
J *- - i om uit rijn avonturen en schrikte voor de be
te gaan, zal zij zeggen „Je zet je nieuwen spottingen zijner vrouw, die Üj onver
hoed op, en de andere is nog heel goed 1 mijdelijk zou moeten verduren.
„Nu gaat me lampie an 1 ’t is van Trina” Dat is altijd zoo.
7. „Ik ga uit,” zeide hij eenige dagen later
het hotel werkte, overgespaard had was De twee kinderen waren dol op Kees
spoedig gebruikt. De mooie kamer die en dikwijls ging hij Zondagsmorgens met
Kees een jaar lang bewoond had, was ai hen uit, en bracht dan ook een bezoek bij
lang geruild voor een armoedig zolder- Leentje, die later een gewilde gast werd
kamertje en Kees liep, dag in dag uit, op bij de familie Bergers. Het was voor Kees
straat om werk te zoeken. Aan Leentje een tamelijk prettige tijd, maar hij hoopte
had hij niet verteld dat hij ontslagen was. het toch nog verder te brengen dan maga-
Zij had al zorg genoeg en hij zou het wei zijnbediende. Daarom nam hij 's avonds
vertellen als hij een ander baantje gevon- les in vreemde talen en handelsrekensn.
den had. Dat kostte hem wel had wat, maar als
Natuurlijk was hij ook naar den hotel- hij later een beter betaalde betrekking
werkt had, maar deze had op 't oogenblik loos uit;
geen bediende noodig. De jongen had ge- dat hij *t
weldig spijt dat hij daar ooit vandaan ge- maanden dat hij zijn' geld aan uitgaan en
gaan was. De patroon was altijd vriende- pretmaken vergooide.
lijk voor hem geweest, beloofde hem nu ,Ja, ja, de wilde haren zijn er uit,
ook, dat hij hem stellig waarschuwen zou, Leentje," zei juffrouw Bergers, als *t
als er een betrekking vacant was, bij hem, meisje bij haar op bezoek was en Kets
of bij een van zijn collega’s maar Kees dan heel laat met een arm vol boeken
moest toch leven en kon daar niet op wach- kwam aanrennen, om zijn zuster nog
ten. Ten einde raad nam hij een betrekking even te spreken en naar huis te brengen.
Kees.
zich,
aan boord zou halen. Kees speelde zijn brengen, nog een stage hooger. Daar
rol van redden prachtig en toen verdween «topte de lift, totdat et manschen kwamen
hij in de golven. Men meende natuurlijk, om naar beneden te gaan en in dien wacht-
dat hij een oogenblik later achter het schip tijd vertelds Kees haastig aan zijn zuster
boven zou komen, maar toen hij na een hoe hij armoe geleden had en nu dit baan-
paar minuten niet verscheen, vreesde men jje had aangenomen, tot er iets beters
dat er iets niet in orde was. Een matroos voor hem kwam. Hij verzekerde ha»?
stapte in een bootje en roeide naar de dat hij het op 't oogenblik heel goed
plek waar de jongen verdwenen was, en had en weer kon sparen en Leentje was
werkelijk vond hij Kees bewusteloos drij- overgelukkig dat Kees 't artistenleven
ven. Hij haalde hem in de sloep, roeide zoo vaarwel gezegd had. Hij sou nu wel gauw
vlug hij kon naar het schip en toen Kees weer wat beters vinden.
in de kajuit op een bank lag meende ie- Toen de chef vgn het magazijn een
dereen dat hij dood was. Met heel veel bediende in de pakafdeeling noodig had,
moeite gelukte het den scheepsdokter zijn werd Kees deze betrekking aangeboden,
levensgeesten weer op te wekken, maar Hij moest nu zorgen voor het inpakken
Kees moest in een ziekenhuis opgenomen en verzenden van bestellingen au werkte
worden omdat zijn hart hevig geleden had met nog eenige bedienden, die elk hun
door de inspanning. Weken lang bleef eigen afdeeling hadden. De andere be-
Kees ziek en toen hij eindelijk het zieken- dienden waren ouder dan Kees, maar met
huis verliet, was hij niet geschikt meer voor den jongste van hen, een man ven dertig
zijn werk aan den filmtroep. Wel betaalde jaar, sloot hij vriendschap. Hij kwam
mijnheer Fogens alle kosten van het zie- veel bij hem thuis waar de hartelijke
kenhuis en gaf hem bovendien nog wat gastvrouw, als de twee kinderen naar bed
geld, maar zijn betrekking was hij kwijt gebracht waren, het gesprek gaande hield,
en hij was veel te zwak om ander werk te omdat de mannen over niet veel anders
zoeken. Het geld dat hij, toen hij nog in dan hun werk wistsd' te praten.
het hotel werkte, overgespaard had was De twee kinderen waren dol op Kees
koffie dampend op het Jcooltje vuur,
voor zich op tafel De oude ziel kon niet
meer loopen, wu „etijf van 't rheuma-
tiek" zooale Trina verteld had. Zij (af
haar dochter 't paar klinkende zoenen en
toen Leentje haar aarzelend een hand
het mefsfe ook naar zich
toe en kuste haar niet minder hartelijk.
Trina had toch al zooveel over Leentje
geschreven Ze waren al goeie bekenden,
zei ‘t oude vrouwtje.
Dadelijk was Leentje thuis, bood aan,
koffie te mogen schenken, terwijl Trina
het lekkers uitpakte, dat zij den vorigen
daj zelf in de hotelkeuken gebakken
had.
't Was een fijne koffietaiel en de boer
maakte grapjes tegen zijn dochter, die
zoo goed bakte. Ze moest maar met
Teun den bakker trouwen, dan was er
tenminste wat betere koek op het dorp
te krHen.
Toen kwam 't gesprek weer op de
dorpelingen en vertelden de ondjes dat
Teun’s vrouw al 'n jaar geleden gestor
ven was, dat er een erfenisje losgeko
men was. dat de bakker zijn zaak wilde
urtbreiden en weer hertouwen, en dat
Trina veel kans had. Ze was nog een
oud befje van Teun, en als hij zelf het
brood bracht, vroeg hij altijd naar haar.
Leentje liep intusschen den deel over
en naar buiten, waar een paar knechts
beizg waren en toen kwam Trina en
stelde een wandeling naar het dorp voor,
terwijl het aten op de boerderij werd
gereed gemaakt.
„Als vader nu ook maar op tijd eten
krijgt." zeide Leentje zuchtend.
„Kind, denk daar nu niet over, asje
blief. Je bent nu uit huis en je moet geen
zorg hebben over je vader. Buurvrouw
zal wel goed voor hem zorgen. Ik heb
haar geld voor zijn koet gegeven
en het zal hem aan niets ontbreken."
„Als hij dan maar niet iederen avond
naar de kroeg gaat,daeht Leentje,
maar zij wilde het niet zeggen, om Trina
niet boos te maken.
Een paar heerlijke dagen had ze al op
do hoeve doorgebrecht, toon er een
briefkaart kwam van Kees, die vertelde
dat hij met het gezelechap in Gelderland
resefle en haar en Trina een bezoek
kwam brengen.
Hoe verbaasd stond ieder echter te
kijken, toen den volgenden dag het
heele gezelschap verachten en
boer vroeg, eenige opnamen te
maken voor stuk waaraan
zig was.
Mijnheer Fogens was zóó vriendelijk
drong zoozeer aan. was zóó verrokt
waar een
worden, en vond
vrouw zulk een
ilheen aanzienlijke
>ot de opnamen.
de oude
ken met een geschenk in geld, waar zijn
sue dan iets moois voor moest koopen
*t Kieiae huismoedertje deed dat echter
niet Zij borg het geld op een veilig
plaatsje, als 'n appeltje voor den dorst.
Je kon nooit weten hoe het eens noodig
zon zijn! Trina kwam het meisje nog
steeds opzoeken en op een avond, dat
vader Mélders ook thuis was, had die de
füake vrouw gevraagd, zijn tweede vrouw
te willen worden en een moeder voor
Leentje, die nog zooveel moederlijke zorg
noodig had.
Trtna had het aanzoek afgewezen,
maar beloofde kleine Leen te helpen,
zooveel zij kon en haar een beetje 't
vot«M van haar te vergoeden, door lief
de M hartelijkheid Zij hield werkelijk
heel veel van bet dappere k„:ine ding,
't achtige huishoudstertje. Ook har ze
MoHers gevraagd, toch vooral niet weer
te gaan drinken. Alles ging nu zoo goed,
het buishanden zag er netjes uit. er
hoersehte welvaart en orde, en dat alles
«en weer verdwijnen, als werd zooals
„J’-ffrouw Trina," had Melders toen
teeegdi 4k aal je eerlijk bekennen dat
ik soo mijn bost gedaan heb om u genoe
gen te doen, en ik vrees dat, nu bet mij
■iet gehotpen heeft, Ik wear dïn ouden
sreg zal opgaan."
„Dot meen je diet, meneer Melders,"
aeMo Trina angstig.
Jh aeg uiot, dat ik 't mij voornaem.
maat alleen dat ik nu geen re-te meer
bob Om uit de kroeg te b! ijzen."
„Zoo, dus Leentje telt in t geheel niet
bij |e Dat bad ik niet gedacht. Je ziet
boe flink en zuinig zij is; voor zich zelve
neemt zo nooit iets bijzonders Ze is nu
zestien jaar en een iiei, knap meisje ge
worden, omdat ze den laatsten tijd beter
otea beeft gehad en minder zorg, Wil
er au weer een armoedig sloofje van
asaksss? Nee Melders, dat ken ie niet
aseemenf"
Trism had met zooveel overtuiging ge-
eprobsm, dat Meidors er dw geroerd
wee. Hij stak Trina beide handen toe en
aeii aJe bent ‘n beste meid. Tk zal mijn
heet doen voor Leentje en misschien,
misschien kom je later nog op je besluit
trrng, aio je geen lust meer hebt bij
vreemdoa te dienen oa ie voeten onder
je eteea tafel wil steken/’
Trina bad hom beloofd, ia dat geval op
haar besluit terug te komen en in t ver
volg bij hem te bli)ven komen, alsof er
asots was voorgevallen. Ven dien dag af
wat Trina haast moederlijk lief gewor
den oa bet meisje genoot die moeder
lijke goiMgeobeid, die zo zoo lang ont
beerd had.
Heel dikwijls ging Trina met Leentje
waad el on en ‘s avonds deden zo ook
wei «en samen inkoopen en dan kneep
XAOatje, Trina van plezier in haar arm.
ais ao tegen Trina spraken van „uw doch
ter” of togen Leentje van „je moeder.
Trina begreep 't soo goed, wat het
meisje jaroa lang ontbroken!
Het was midden in den zomer toen
Trina eenige dagen verlof kreeg van
den hotelhouder, om haar ouders in
Gelderland op te zoekem Zomers waren
veel menachen buiten el dus de hotels
ia de stad niet zoo dnA bezocht, zoo
dat Trina rustig haar vacaatie kon ne
men. Zij besloot Leentje mee te nemen.
*t Kind moest eens uit de smerige volks
buurt. waar ze zelden uitkwam, waar
llsekt! *a enkel ecbaersch met hoornen
beplant parkje het vuile straten-gewar-
ref onderbrak, 't Kind zou 'n week naar
Gelderland gaan en Trina wilde alles be-
talon, ook do kleeren die Leentje nood-
zakoUjk moest hebben.
Samen gingen ze er knusjes op uit en
Leentje kwam verrukt thuis ia 't bezit
van een keurig stel ondergoed en een
nachtpon,, een kloedingstuk dat ze nog
nooit bezeten had! Verder een mooie
jurk en oen nieuwe hoed. Haar mantel
was nog goed genoeg en men hoopte op
mooi weer, zoodat ze den mantel waar
schijnlijk weinig noodig had. -
’t Was alles mooi en nieuw, on heer- y»der. „want Soar heet je
lijk voor Leentje, vanaf bet tramritje, 't ‘k niet meer aan een andei
drukke perron, do spoorreis, t mooie
landschep waardoor men spoorde, tot
aan de aankomst te 't kleine dorpseta-
tion, waar do oude Geldersehe boer, een
«Eden pot op zijn witte beren, hen op-
wnobttm
Trina babbelde druk, informeerde
«.^47 Xr verocbillonde beken
den uit bot dorp en Leentje zweed stil,
genoot van de rijpe rogge die goudgeel
golfde mot gebogen aren, zwaar van kor-
reis, van de korenbloemen en klaprozen,
de koeien en paarden op de weiden, en zij
gevoelde geen behoefte iets te zoggen.
„Zi. zoo, we rijn er," zeide Trina en
duwde Loontje achterdeur binnen
vua do kleine hoeve, waar de oude
vrouw voor ‘t raam rat te broien,
JXtXk^ 1:
winkel verbout is en ik de soete dinge laten liggen, en nu ik mijn nieuwen optet,
lukkig. Jelie ook hoop ik. als Kees
„Werp dan den anderen maar bij de
„die nog goed genoeg” was, opende een men hem naar buiten en leidde men ham
door de straten onder het gejuich der voor
bijgangers, die dachten een dief te zien
en gevolgd door een aantal schreeuwende,
tergende bengels en straatloopers.
tt u u u - Men kwam eindeIiik OP het politiebu-
Hi) begaf ach op zijn gemak naar de wo- reau, waar man hem in het kabinet bracht
gaw, hiri/ nu en dan stil voor een boa-
„Nsen, ik ben niet voor wegdoen maar bet spotgelach der toeschouwers, totjonder
b*i mand dienstig zijn, als er zoovele ongeluk- den hoed wat oppoetste.
Leentje hem aanbood. Toen riep ze Kees,
even een sigaar te brengen
helpen, hef pak naar boven te brengen. „je weet wel wat ik wil zeggen haal
De twee jougelui begonnen ijverig de tou- een oud-kleerkooper en verkoop hem je
::zz 1" t: tzzz h~zz -. eer hoeden.”
„Daar denk ik nooit aan I”
--- „Ik weet niet waaraan je wil denkt. Nu,
reusachtigen zak met koek en doe wat je lustkoop hoeden, zet ze op,
appelen en peeren en tot slot een pakje
vrouw uit vrijen wil in het huis kwam „1
van een man als haar vader was. een ander dóet 1” zuchtte Keea. Nu zou tot vrouw gehad, ook voor jullie.1
Het was tegen December, Kees had het hij de schade moeten betalen en de vaas
t op de magazijnen geweldig druk met pak
ken en de zorg voor de verzending van