VOOR DE
Pi
I
I
c
s
s
NUMMER 32 DERDE JAARGANG 1M4
De zwerversjaren van Kees Melders
W
UIT DE
MOPPENTROMMEL
3
HUISKAMER
Waar ie hij
en zei
ik hejn, „en u zou kunnen....
aan
meer
gen handdruk en Kees beloofde, al den
bijna, op.
Het resultaat was, dat Kees als Hd van
leefde."
over.”
was,
„Ja zeker mijnbeer en de getwokm
Op ’n avond kwam Bergers met 'n bi
dets men vader Dormann noemde. Hij zucht en viel terug in haar kussen.
■MC."
1
„Waardoor je ontslag kreeg hè Ik au
gisteren in de zaak en vroeg, waar het
Paul Amandier nam zijn viool weder op.
Met de oogen naar den hemel, het
zat te werken kwam er bezoek, 't Was
Bergers, die van de chef gehoord had dat
Kees op staanden voet ontslagen was.
„Maar kerel, hoe heb je dat kunnen
doen riep de goede man uit.
HOOFDSTUK VI.
GEEN MOED VERLOREN
„O, ik heb wat gespaard Dat had ie
niet van dien losbol gedacht, hi I”
Met een zucht van verlichting ging
Bergers, die al dien tijd was blijven staan,
nu op den hem aangeboden stoel zitten,
bouwvallig en gescheurd zwart huis met
een groot aantal kleine zwarte vensters
vroeg ik hem zijn naam, hem belovende
>k weder
bij je zal zijn, speel dan de „Myosotis F
Heden heeft men haar begraven, daar
aan
ik i
Zij was dood
Op de tafel, nabij het bed, waren deze
„yertel dan gauw,” drong zijn vrouw
aan.
„Nee, als Kees thuis
ZACHTE WENK.
Patroon (tot nieuwen kassier). „En in-
i er eeas lust
koopen en
met de viool, die ik niet meer zou aan-
ONDER STUDENTEN.
•„Och kom, je vertelt ook maar wat.
Een aanslag op je leven gedaan, wien,
drommel zou *t in 't hoofd komen om een
aanslag te doen op jouw levenl"
„En toch is bet, zooals ik gezegd heb;
er is geen kastelein die mij meer borgen
wil Als je dit nu nog geen aanslag op
mijn leven noemt, weet ik er niets meer
van."
ONRECHTMATIG.
Chef: „Ik begrijp het in het geheel niet
j u als stille vennoot zoon verschrik
kelijk lawaai op het kantoor durft ma
de d<ur waarop zich
bevond. Men antwoordde niet, maar i
hoorde de viool van Paul Am ndier
ik trad binnen.
Toen Kees den dag na St. Nicolaas in
het magazijn kwam en aan den chef ver
telde dat hij een van de kostbare vazen
van mijnheer van Woudenstijn gebroken
had, en dat hij dien heer beloofd had,
een andere er voor te brengen, was de chef
boos geworden. Er was van die vazen geen
afzonderlijk stuk te krijgen dus was heel
het stel, dat meer dan honderd gulden
kostte, waardeloos geworden. Kees kreeg
dadelijk zijn ontslag, en zijn aanbod, een
nieuw stel voor zijn rekening te koopen,
werd niet aangenomen. Zulke jongelieden
kon men op het magazijn niet gebruiken.
Hij moest die honderd gulden, als hij
tenminste zooveel bezat, dan maar ge
bruiken om van te leven tot hij een ande
ren dienst had
Dat had de chef gezegd en Kees was
heen gegaan, vond dat de chef gelijk had,
dat hij zijn geld beter bewaren kon en
een ander baantje zoeken. Het was lam,
d*it hij geen getuigen had, maar hij wilde
toch liever een betere betrekking zoeken.
De lange avonden had hij benut met les
te nemen en over een paar maanden zou
hij diploma hebben voor handelsrekenen,
correspondentie in Hollandsch /n En-
gelsch en dan zou hij een goed kantoor
kunnen krijgen. Maar twee maanden
zijn lang, de lessen moesten betaald, zijn
kamertje, zijn kleeren, eten en drinken I
Nu was zuinigheid geboden en het ge
spaarde geld moest er weer aan
mij uit en zeide
„Paul, mijn Paul l ik zal dus gaan ster
ven zonder het nog eens voor de laatste
maal te hebben gehoord
Toen zag ik verward rond, het gonsde een «lang x»g
in mijn ooren, mijn hart sloeg om te bre
ken en ik weet niet welk een koortsachtig
en toen vroeg de chef mij,
den moed maar in!” het zoo je dit adres te willen geven met het verzoek
aanmelden.”
„Ik hoop dat hij *t niet aanneemt
„Nou, da’s ook watHij mag bKj zijn sta
Leentje heeft veel geduld met mij gehad hij het krijgt-’’
„En ik wed dat hij er spijt van zal heb-
3 Door Tins Langenhorst
voor zijn bureau en
en wel, maar bij
HANDELS REIZIGERS.
Twee handelsreizigers zitten te noUe-
ren en hun boekje*: „Ik ben nu drie
weken uit en kreeg in dien tijd maar 4
orders, zeide de een.
Dan win je 't van mij, zeide de an
dere, want ik ben nu 4 weken uit en
firnë^ om terug te komen.
dat ik hem zou bezighouden.
Hij heette Paul Amandier.
De volgende dagen kwam hij niet
gewekt alsof Kees haar eigen zoon was.
Even later kwam Kees thuis, vertelde
„Ik gtloof wel, dat ik je daarmee geluk
kan wenschen.”
„Hè wat zegje,” hij sprong verbaasd op.
„Ja zeker. Ik geloof dat er zoo ’n baantje
„Mot je me nou voor den mal houden f
„Nee, 'k ben zoo ernstig as me grootje.”
„Spreek dan op en laat me niet als Nat-
n die glimlach deed mij zeer.
r
Aan het venster gezeten, in het zwart vingers kromden zich om’de sna en, die
gekleed, het hoofd achterover en de oogen valsch knersten onder de strijkstok, ik
gekeerd naar den hemel, die telkens al hoorde de ademhaling van Blanche, flui-
meer en i
spelen
Een sterke lucht kwam mij tegemoet,
alles lag door elkaar
Op het geluid mijner voetstappen hield
Paul Amandier op met spelenloen hij
mij herkende, legde hij de viool neer en
kwam naar mij toe. Zijn oogen waren
verwilderd, zijn gelaat teekende ontstel
tenis.
„Blanche is doodzeide hij mij, zijn
hoofd schuddend. Hij liet zich op een
stoel neervallen en herhaalde „Blanche
is dood I” en met snikkende stem ging
hij voort„Dat is een droevige, zeer droe
vige geschiedenis ik gal ze u vertellen.”
„En jij wij zeker dertig per week ver
dienen hè?”
„Nou, wat graag, als ik zooiets maar
onge ukkige.
„Wat wilt u van mij vroeg hij mij,
het geld oprapende, dat men hem uit de
vensters had toegeworpen
Ik zeide hem dat ik een zijner getrouwe
toehoorders was <n ik wenschte hem ge
luk met de wijze waarop hij dit muziek
stuk had uitgevoerd.
„Ah 1 hebt u geluisterd Welnu neen,
zeg niet, dat ik goed gespeeld heb dat
is niet juist 1 Ah als u den oude had ge
hoord 1 Men moest weenen, als men hem
hoorde, men voelde zich trillen als de
snaren der viool 1 Het was het stuk dat
Blanche, mijn vrouw, het liefs hoorde.
Zij wil dat ik he haar voorspeel cn ik
kan niet, neen, ik kan het niet weergeven
zooals vader Dormann het speelde en
zooals Blanche het zoo graag hoorde.”
Al sprekende had hij zijn viool en zijn
strijkstok weggeborgen en te zamen wan
delden wij naar Belleville, waar hij woon
de hij deelde mij mee, dat hij handels
bediende was
„Dood mij en martel mij niet langer
„Nu dan,” begon Bergers gewichtig.
Dezen middag werd ik bij den chef ge
roepen die mij vroeg of je al een kantoor
was altijd vergezeld van zijn dochter. Deze
heette Blanche en was zeer lieftallig,
ofschoon zeer klein en tenger met haar woorden op een stukje papier geschre-
zacht bleek gelaat, haar prachtige blonde ven „Wanneer je wilt, da
haren en haar groote gazellenoogen.
Ik hield van haar en zij van mij.
Zij was wees. Mijn oude kameraad ginds in Saint-Ouen. Op de vestingen
was haar grootvader. Ik vroeg haar hand, speeld de muziek, een waar draa orgel.
„Blanche zal je vrouw worden,” gaf Het was vreugde en vroolijkheid daar I
de oude vader Dormann ten antwoord Maar toen we van hier vertrokken,
„maar alleen op de voorwaarde, dat je je was er droefheid 1 de kinderen vermaakten
viool uit laten varen. Zie je, mijn jongen, zich niet meer in den hof, de kleine mto-
ons ambacht levert niets op. Het is altijd .s waren naar het venster geloopen en
gebrek. zongen niet meer, het oude zwarts huis
Ik was verliefd, mijnheer ik zocht scheen te weenen door de scheuren in
een betrekking, vond die en trouwde den muur.
Blanche. Wacht, mijnheer, ik zal de „Myoeotis”
Wat een heerlijke dag, toen ik mijn jon- spelen en Blanche zal komen, ge zult
ge vrouw in mijn eenvoudige woning haar zien.*'
binnenleidde 1 Het was lente, onze harten
waren vol. Er speelden kinde en in den
maken, dat je mij niet bij den baas in on
genade gebracht hebt.”
„Maar jelui hebt geen ruimte.”
)dwci, uc tuuuucn nunutii dcsi------**w<»»** -*-
het zolderkamertje slapen, dan krijg 8aven hun vader een kus> w4tslnds dat hij de betrekking niet gekregen had,
VOORWAARDE.
Vader: „Du* u denkt werkelijk nijn
dochter gelukkig te kunnen maken?"
Jönge dokter: „Ik weet dat rij mij liaf-
toen hij zijn kameraad met verba- beeft, en ik kan zonder haar niet leven."
id groote letter* een brief zag *chrij- Vader: „Nu, dan geef ik mijn toestem
ming, mgar onder ééne voorwaarde."
Dokter: „En die is?"
Vader: „Dat u mijn kind liet zelf be
handelt, al* ze een* ziek mocht worden."
HET VOORNAAMSTE.
aan een
been klaagde,
gedrag vergaven.
Voor Leentje kwam er nu een groote
maanden zuinig verandering. Het huisraad werd verkocht had.”
ik het gevonden 1 Ja, dat was het, en het
was schoon Maar niet ik was het, die de
snaren trillen deed onder den strijkstok,
het was een geest, die ziqh van mij had
meester gemaakt de geest van groot-
Zenuwachtig en op doffen toon ving hij vader f
aanBlanche was blijven liggen met de
„Het is Vijf jaar geleden, toen ik in het oogen wijd geopend, recht voor zich dien u op een goeden dag
theater waar ik deel van het orkest uit- uit starend en aandachtig luisterend in mocht krijgen, met de ka* van door te Qere WBnl UCD uu
maakte, een oude violist leerde kennen, toen ik ophield, slaakte zij een langen gaan, wssrschuw me dan dan ga ik kreeg slechts'ëén' order *n‘ mijn
zwaar werk te doen. Nu kwam haar
heel veel tepas van wat Trina haar geleerd
mijn had, over tafeldienen, linnen vouwen en han de Weize zeggen
ons geluk was niet van langen duur.
De grootvader stierf. Blanche werd ziek.
Een borstkwaal ondermijnde haar. Zij
werd bedlegerig en vier maanden geleden
verloor ik mijn betrekking. Ik had enkele
spaarpenningen overgegaard, ik zocht
een nieuwe bezigheid, ik vond niets,
geweest en dat hij zijn be- weldra had ik geen geld meer, een voor
trekking had verloren en dus gedwongen een werden onze kostbaarheden en alle _r__
was, om op straat den kost voor zich en andere voorwerpen van eenige waarde verdieping. De knaap
z>in vrouw U ver<^entn- naar den lommerd gebracht ik ging voorzichtige beweg:
„Maar u bent een kunstenaar,” zeide zelfs de vogels op de markt verkoopen, over de vensterbank
ik hem, „en u zou kunnen....’’ welke Blanche had grootgebracht. Einde- ichrik riep de
y**1 m*i in de 1*)k had ‘k “ets raeer over «enige „Piet, scheur j* broek niet.""
Kommer en ellende hebben mij gebroken. Toen kwam ik op het denkbeeld op de NIET IER NAVOLGING.
Vroeger speelde ik mee in de schouwburg- hoeken der straten liedjes te gaan ver- Blink’s vrouw heeft hem uitstekend
orkesten en de concerten, maar....
Hij eindigde den zin niet.
^an woning gekomen een oud raken.
Eergisteren.
Een oogenblik hield Paul Amandier op
hij stond op en hernam op nog dofferen
toon me rijn holle stem
i - - ---- „Eergisteren, toen ik weer thuis kwam,
als gewoonlijk aan mijn venster; wat richtte Blanche zich op in haar bed en
was hem overkomen vroeg mij, haar de „Myosotis" voor te
Op een avond wendde ik mijn schreden spelen. U weet, borstlijders hebben altijd
naar Belleville om aan Amandier mede een zwak, dat hen bezig houdt. Blanche
te deelen, dat ik een werkkring voor hem wilde het stuk hooren door haar groot-
geyonden had. vader voor viool gecomponeerd, dat ik
Ik bereikte zijn verblijf langs een som- nog met had kunnen ten gehoore brengen,
bere, vuile trap, met versleten treden zooals ik dat gaarne wenschte
een soort van molenaarsladder tusschen Bij het schijnsel van het licht eener
twee muren, zonder leuning. Op de veer- nachtkaars scheen Blanche mij nog lij
nende trede klopte ik aan een half geopen- derder en bleeke toe, dan de voorgaande
ten visitekaartje dagen zij lachte mij toe, waardoor haar v
ik ontkleurd tandvleesch duidelijk uitkwam hoe
n die glimlach deed mij zeer. L.i;^
Ik nam de viool en begon, maar mijn ken."
- w---- -o -- »»UI
gekleed, het hoofd achterover en de oogen valsch knersten onder de strijkstok, ik
---- w.auviK, 11W-
meer verdonkerde, zat hij te tend en snelik begreep, dat zij mij ging
verlaten.
Eensklaps strekte zij de handen naar m«"ook^nooit
r refcC*
op den terugweg van die badplaat*.
Mevrouw P.: Wel, nu reed* genoeg
van bet bad, het teizoen i* neuwehjk»
aangevangen.
Mevrouw B. (die haar twee dochter*
den man heeft gebracht): Wat zal
er nog doen, ik ben uitverkocht.
maanden heb ik mijn diploma’s.” zeer ernstig ingezien. Waarschijnlijk zou dezen avond eens iets extra’s te schenken, meening te kennen dat je
„En waar leef je die paar maanden hij den volgenden dag i. »~-k k._AL. -----
van-T' gebracbtAworden.
er al tien jaar werk en
heb. Je had het moeten zeggen.”
„En als je dan wel ontslagen wm?”
„Dan had ik mijn verdiende loon ge- vertelde dat, vader
kregen. Ik had je die kostbare vazen niet had. Waarschijnlijk had hij wat veel ge- schea winter had hij geen kleedingstuk mijn vaas gebroken had.
moeten toevértr^uwen." dronken en was tegen een hek gevallen kunnen koopen 1
.s -Z Op 'n avond kwam Bergers met ’n bi- „Avü, ja.muci," n
htris was gebracht, zonder vroolijk gezicht thuis. Hij bracht chef zei, dat ’t gewoonte
ONDER VRIENDINNEN.
Adèle: „Zeg een*, de baron i* toch een
ideaal van een man!"
Thérèse: „Hoe dat zao?”
Adèle: „Wel, bij drinkt niet, hij «peelt
niet en hij rookt niet.”
Thtrèse: „Alle* goed
trouwt ook niet"
Toen de bedelaarater lattr weer kwam,
vroeg de dame; „Wel, kan fe dochter de
japon dragen?”
„0, koatelijk mevrouw, Ze heeft er
zich Zondag mee laten uitportretteeren.
NAAR WAARHEID.
CONSEQUENT. Dit aeazoen ia het venmarde tijdperk
„Waaraan ia Willemae eigenlijk ga- van het jaar, dat ja den «enen dag een
•torven?" dikke overja* draagt, den anderen dag
„Ja, dat weet ik niet" een demi-aafaoo, den derden geen over-
„Een consequente kerel die Willemae; jaa en geen demi-aeiaon en den vierden
l waar hij van leefde." een recept van den dokter.
VERGELIJKING.
Hei waa de eerste keer dat kleine Bet-
»ia die met haar ouder* naar
- -g en
loo^n hui* geloopen en
gemn had; „0, mama
welke Blanche had grootgebracht. Einde- (chrik riep
---.„.j meer over <L; „™B.
rede met bitterheid. „Het is te laat waarde had dan de viool van grootvader.
Kommer en ellende hebben mij gebroken. Toen kwam ik op het denkbeeld op de
K speelde ‘k mee in de schouwburg- hoeken der straten liedjes te gaan ver-
ik heb mijn brood verdiend genezen; hij drinkt geen droppel meer."
„Hoe beeft zij dat klaar gespeeld?"
„Al wat hij verdient, besteed zij
haar toilet."
UITVERKOOP.
Aan bet atation te Utrecht
Indië waa ten elkaar twee familiën de
zij kwam adem- re“ n<Mr Schevenmgen, de ander
vartelde wat ze
o kom gauw! Daar
gevoel zich van mij meester maakte. <,n «taart te kwispelen in den tuin,
Ik begon opnieuw. Ah dezen keer had “e*1, ,r geen hond aan."
FRANSCH.
Mina: „Weet M wet oen portiëre W
Louise: „Natuurlijk: de vrouw van een
portier!"
FATAAL....
Èet u, *t zou mij slechts één woord
kosten, om mijn vrouw 't zwijgen op te
leggen wanneer zij een bedsermoen
houdt!
Maar waarom doet u 't dan niet?
Ja, ziet u, ik kom niet aan 't woord.
VERSTROOID.
Profeaaor (peinzend ’t binnenste van zijn
trouwring beschouwend): Daar staat bet:
23 Januari 1863 en 9 Augustus 1864;
maar nu weet ik waarlijk niet meer wal-
ke van beidt de datum Vran mijn verlo
ving ia en welke die van ona huwelijk!
VANDAAR DE NAAM.
„Wat is dat voor een vreeselijk la
waai daar in het kantoortje?"
„O, dat ie de „stille compagnon," die
met don baat afrekent"
DAGVERDEELING.
Dokter: „Mag ik vragen, hoe u uw dag
verdeelt?"
Ambtenaar: ‘e Avonds blijf ik thuis bij
mijn vrouw, mijn vrije tijd breng ik door
op mijn bureau.”
EEN VOORSTEL TEN BESTE.
Kleermaker (nijdig) Nog steeds geen
geld? Voor die armzalige broek, ken ik
elke week bij u terugkomen I”
Student. „Als u er dan een jas bij
maakte, dan loonde 't de moeite!”
UIT DEN KINDERMOND.
Karei: „Oom. waarom neemt u een
mee op jacht bent u bang zoor
Een paar dagen lang had Melden he- „Nee, maar ik heb 'n goeie tijdiag, niet
vige koortsen en herkende zijn kinderen voor ons, maar voor onzen vriend Kees,
niet, als ze in het bezoekuur bij hem kwa- - - -
men. Den derden dag was hij bij kennis,
maar zoo zwak en uitgeput van bloed- r
verlies en koorts, dat hij bijna niet spreken heen
kon. Hij scheen echter zijn toestand zelf „O, op ’n advertentie af voor ’n kantoor,
zeer ernstig in te zien, en sprak met zijn Daar kon men zich tusschen zes en acht
kinderen over zijn dood.
„p u rlk h? ,el“ de laatst' >.’ren veel ver-
keek zijn jongen vriend trouwhartig aan dnet gedaan. Dat m°et l^ejui me vergeven,
en zei',J 2*’
„Zeg, ik heb ’n voorstel, ook namens en Kees heeft haar geholpen als ik tekort „En ik wed dat hij er spijt van zal hab-
mijn vrouw. Zoolang je niets hebt, kom sChoot in mijn plichten. Ik dank jelui ben, als hij hoort wat ik voor hem heb.”
je bij ons in huis. Mijn vrouw wil ’t goed daarvoor. „O, heb je ’n kantoor voor hem,” riep
Dat waren Melders laatste woorden juffrouw Bergens blij en zij draaide met
tegen zijn kinderen. Hij viel uitgeput neer, haar man door de kamer en deed zoo op-
,«uu. ...u. s«.. st4k hen elk een hand toe die d- kinde-
„O jawel, de kinderen kunnen best ren hartelijk drukten. Bij het heengaan
jij5 het zijkamêrrië? waar jé kunt” slapen ’"«n gedaan hadden. D n volgenden omdat hij al wat te oud was. Zij moesten
en studeeren, en als je niet hoeft te wer- morgen kregen zij bericht dat Melders een jongsten bediende hebben van zestien
ken, kom je in de huiskamer.*
„En hoeveel kost me dat?”
gestorven was en de kinderen waren blij, of zeventien, die met dertig gulden per
dat ze hem nog gesproken hadden en maand tevreden was.
"Xis jé weer geld verdient, betaal je ons getoond hadden, dat ze hem zijn slecht
wel.”
„Nee hoor, ’k Wil geen schuld maken.
Ik heb genoeg om ’n paar i---
te leven. Ik geef hier tien gulden per week en voor 't geld werden nette kleeren ge
en dat kan ik bij jelui dan ook betalen." k°c»«- Toen zocht Leentje een dienst die
„Daar zou je niet mee vooruit komen. spoedig vond, omdat haar eenvoudige
Dan kan je net zoo goed hier blijven,” manieren en vriéndelijk gezichtje terstond
gromde Bergers. innamen. Zij kwam bij hiel rijke men- voor je is weggelegd.”
„O nee, ik ben liever bij jelui. Als je schen 413 derde meisje en had dus geen
niet zoo klein behuisd was, had ik je het
al eerder gevraagd.”
„Weet je wat, praat er over met i.„,.. ----
wijf en geef wat zij goed zal vinden, zon- mazen en stoppen en in een langen brief
der verder geklets. En nu je hand kerel, 140 de goeie Geldersche bakkersvrouw
en wel bedankt hoor vertelde het meisje, hoe dankbaar ze haar
De twee vrienden wisselden een stevi- n°g steeds was.
gen handdruk en Kees beloofde, al den Intusschen werkte Kees hard voor zijn had. Ik vertelde, dat je diploma’s had ge
volgenden dag met juffrouw Bergers te diploma’s, want zijn spaarduitjes waren haald voor talen en kantooropleiding en
Twen 'hij ’s-avonds op zijn kamertje gaan ptraten. bi'n4' °P- “u iets goeds zocht maar nog niets had ge-
Het resultaat wm, dat Kees afe Hd van „Maak je daarover geen kopzorg, zei vonden dat aannemelijk «ras.
de familie werd aangenomen, voor heel juffrouw Bergers als Kees over zijn zot- Een oude heer die bij den chef in 't
wat minder dan hij op zijn zolderkamertje gen sprak et^dan viel vader Bergers met kantoor was, knikte den chef op zijn vra-
betaalde. Juffrouw Bergers wilde er im- «j“ ZW4re s«m in en zong „Van je hela, genden blik toe, L ~K
mers niets aan verdienen. Hij betaalde bo'4 houd er J -------1 -
„Wel, ik ben op de gladde stoep uit- wat de eenvoudige huishouding meer bekende volksliedje en dan sprong Kees je morgen aan te melden. Er «ras een plaats
gegleden, 't Had jou ook kunnen gebeu- zou kosten, dat was vanzelf sprekend.
ren,” plaagde Kees.
„Nee, dat meen ik niet 1”
liederenboekjes te gaan koopen bij den
uitgever Hij kwam eens op een Septem-
ber-avond terug en zong met meerhij
speelde viooL Van 't oogenblik af dat hij
den strijkstok over de snaren haalde,
zeide ik tot tnijzelven
„Maar dat is een kunstenaar, die on
gelukkige.”
Ik luisterde. Ik had nooit een muziek-
ituk gehoord, waardoor ik mij zoo leven
dig bewogen gevoelde. Het was tegelijker
tijd zacht als het gezang de vogelen in
hun nest en droef en naargeestig als het
vallen van de bladeren onder den mistigen
herfsthemel.
De muzikant had zijn hoofd naar ach
teren geworpen zijn bhk scheen iets te
zoeken in den wijden blauwen hemel.
Toen hij geëindigd had, vielen zijn
armen langs zijn lichaam en onder het
1 bevende gele gaslicht, zag ik hem weenen.
Gedreven door een gevoel van medelij- hof, de jonge meisjes ongen in het oude,
den Hep ik de straat op en naderde den zwarte huis, dat mij zoo vroolijk scheen., hoofd achterover geworpen, en een ghm-
Ach, wat waren we gelukkig lach op de Hppen, speelde hij het Hed dat
Vader Dormann was geen eenvoudig ik eens op een avond onder mijn venster
speler, zooals er zooveel zijn, mijnheer had gehoord.
hij was een artist van eersten rang, een Het was zachter dan het gezang der
toondichter van groot talent, zooals ik vogels n hun nest en dan werd het droe-
na mijn huwelijk gelegenheid had op te vig, droef geestiger dan het vallen der
merken. Maar zijn leven was niets dan bladeren onder een mistige herfstlucht,
een opeenvolging geweest van wreede Toen hij geëindigd had, ontsnapte den
teleursteUingen. Hij had geleden en de kunstenaar zijn viool, hij viel op de knieën
zijnen doen lijden, hen aan de hardste en riep, de handen uitgestrekt
ontberingen blootgesteld. „De hemel is open 1 Ziedaar is Blanche I
En het was opdat zijn kleindochter en Zie, mijnheer, zie Ja, daar is ze,
ik niet zulk een bestaan zouden hebben daar is ze 1”
als hij, dat hij had getocht dat ik mijn ik schudde droevig het hoofd. Ik had hond
vioolspel zou laten varen. aües begrepen, Paul Amandier was krank- de hazen?"
Wij waren gelukkig.... Maar helaas! zinnig geworden.
DE ONTSTELDE VADER
Een vrek zat met zijn zoontje aan hst
open venster boven de begane gronds-
- -1- p maakte een on-
den lommerd gebracht ik ging voorzichtige bewsging, en tuimelde
t naar beneden. Vol
vader hem achterna:
EEN GOEDE ZOON.
„Ta weerga, Jan," merkte een soldaat
00,
zend groote lettere een brief zag schrij
ven „dat zijn letters als koeien!"
„Ja, ik schrijf altijd groot schrift, al*
ik aan mijn moeder «chrijf, want ze 1*
erg doof, weet je."
EEN PRACHTIG STUK
„I* „Spel van da Zee” gi«teren-avond Een dame had aan een oude vrouw,
mooi opgevoerd?" die steen en been klaagde, een aflegger-
„Dat zou ik denken: de geheele zaal tje gegeven voor haar dochter.
waa aeeziek!" --- ---
Dat Kees met 'n opgeruimd hart ge-
7,Ga er uit en laat hem alleen. Hij kan konden hebben. noot van de gebakjes en ’t extra advocaat-'
Toen Kees in de Paaschvacantie zijn je dat juffrouw Bergers inder haast gereed
diploma’s had, begon hij naar een kantoor gemaakt had, behoeft niet verteld.
„Nee, ik laat hem niet aan vreemden te soiheiteeren, maar het werd Pinksteren Den volgenden dag tegen tien uur
en nog had hij mets gevonden. Wel had werd Kees op het kantoor van m’ij'nheer
„Nou, je moet het weten, maar je hebt hij «uet thuis stil gezeten maar had ver- van Woudenstijn gelaten. De vriendelij-
op zoon manier niet veel aan je leven.” schillende tijdelijke baantjes waargenomen ken ouden heer zat L
l gjjd verdiend. Hij was bood Kees welwillend een stoel aan.
autobestuurder geweest bijbeen dokter, „Je kent me natuurlijk nog hè?” vroeg
-• een oogenblik later weer met de twee voor je op ’t kantoor
De Kerstdagen waren voorbij. Leentje kleine Bergers door de kamer. Bergers gaf Kees een visitekaartje waar-
twas een van die dagen bij Bergers ge- ”Pas °p, voor de gaskousjes van de op de naam stond van den papierfabrie-
Wat’meen"je' dan vroeg Kees, die weest en had werteld dat vader den laatsten buren," zei juffrouw Bergers dan pla- kant, waarvoor Kees eens de vazen had
heel goed begreep, waarop Bergers doelde, tijd weer veel dronk en er haast geen huis gend, want beneden hen was een pakhuis weggebracht en waarvan hij er een had
„Wel, als je verteld had, dat ik de vazen met hem te houden was. Het arme kind en daar waren dus geen buren die gas- gebroken.
had moeten wegbrengen, en je het voor zag er moe en afgetobd uit. kousjes hadden en van hun gespring last r
mijn plezier gedaan hebt, zou de baas je ,,Z22-22-
met ontslagen hebben.” bij buurman in de kost komen,” raadde
„O, meen j'e datNou, ik vond 't niet Kees.
noodig dat te vertellen. Ik heb den vaas
gebroken, dus is ’t mijn schuld.”
„Nee, ik was verantwoordelijk, omdat
het een|voonverp uit mijn afdeeling
dus....” „Och, ik ben al bh) als 't een beetje en zoo nog wa
„Dus zou de chef jou ontslagen heb- gaat en zal er wel door scharrelenzei autobestuurder
ben..!” Leen met een glimlach, maar in stilte wiens chauffeur ziek was. Daaqw bedien- hij als inleiding.
Juist. Misschien ook niet, omdat ik dacht ze, dat het nog jaren en jaren zoo de in een boekwinkel waar uitverkoop en
vrouwen kinderen zou kunnen gaan. tijdelijk drukte was, maar daarvoor had vaas ook....
Twee dagen later kwam Leentje nog W) 'och niet avond aan avond zitten stu
deeren
En hij had zooveel noodig. Den gan- jonge mensch was, dat met St. Nicdaes
heel laat in den avond bij Bergers en
een ongeluk gekregen
hek gevallen kunnen koopen „Ontslagen mijnheer," zet de cto<
„Zeg Bergers, doe me nou ’n plezier zoodat hij, met een hevig bloedende wonde Op 'n avond kwam Bergers met 'n bi- „Ach, da’s jammer," riep ik» mw de
en praat er niet meer over. Ik zal wei ’n aan het hoofd, naar huis was gebracht, zonder vroolijk gezicht thuis. Hij bracht chef zei, dat 't gewoonte was onfaatxtoe
andere betrekking vinden. Over 'n paar De dokter was er geweest en had't geval ’n doos gebakjes mee en vroeg zijn vrouw, lui dadelijk te ontslaan. Ik gaf ate mijn
- -- “t verre Wfl on-
naar het gasthuis „Maar man, je bent toch niet jarig,” handig uitzag en toen hoorde ik van den
plaagde rirffrouw Bew*ers. chef, dat je eagetdyk ontalagen waa voor