VOOR DE
j
s
S
Ufr DE
MOPPENTROMMEL
NUMMER 24 DERDE JAARGANG 1924
ximmiiiiiiiimiiiiimiiiiTiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiii:iiiiiiiuiiiiii:iiiiiiir:iiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiit iiiiiiiiiiiiii'iiiiniiiiiiïg
hl
De zwerversjaren van Kees Melders
as
x
Kiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii:!iiiiiiii:iiiiiiiiiiiiii';iiiiiiiiiiiiiiii:iiHiiiiinïïiiiiiriiiiiiiiiii:iiiiiiiiitiJi.iiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiii:i^
d« stem van den officer „Nu, kerel, weet h-^eyer hem b^arm grenen
ie t nog met? Jawel, luitenant, t is het P valentie van man en vrouw be.
sicnaal voor 't
-Ja. vijf en twintig duizend gulden,” blikken daarna in Morpheus’ armen in te
galmde de geluk aanbrengende buurman slapen
en toen vielen wij in elkanders armen Ik had zoowat een goed half uur gesla-
zijt, maar zooals gij weet is tijd geld en
tijd uw rekening te betalen."
HUISKAMER
Ik had zoowat een goed hall uur gesla-
maar
den agent mijn mooie meerschuimen pijp,
vallen om dat beestje V’
nog uit de
de stem van den officier „Nu, kerel, weet
Hij „Zeker, aan mijn portemonnaie."
bnek binnen gaat als hij geen gehoor krijgt
in-
DUBBELE EER.
met de nachtboot
hier
„J*. x«k«r. WiUeaM, dfo «r mat
mond
„Waarde mijnheer, gedachte mevrouw,
ik bid en smeek u er om voor den laat
stee keer, windt u met op I”
Voor de verschrikkelijke ontgoocheling,
die hij mij bereidde, wil ik ten minste één
„Het engagement tusschen Willem en
mij is nog geheim."
„Ja dat hoor ik van iedereen.”
hem eruit en was dat gaatje erin. De kop
van een van de voetballers is juist wegge-
„En u bent wel bitmengegaan
Dat mag ik wel doen, niet-
i Leant je
Amerika
LANGS EEin OmWEo.
Het spijt mij werkelijk, mijnheer
TREURIG VERLIES.
Ik lees daar van een vrouw, die 1000
gulden gekregen heeft voor het verlies
van haar duim bij een spoorwegongeluk
Dat was misschien wel de duim, waar
onder haar echtgenoot altijd gezeten had.
VERKEERDE OPVATTING.
Vreemdeling (die zich wil laten sche
ren) „Is dat mes ook scherp
Dorpsbarbier „Beware, heb maar
geen vrees 1”
MERKBAAR.
Zij „Kun je merken, dat de lucht hier
VERHEVEN EN BELACHELIJK.
Gedurende eene voorstelling van het
aan
Mijnheer Woudenstijn bood Kees een
stoel en verzocht iien inspecteur toen, den
ongen man in te li chten. Met verbazing en
„Mijn lieve vriendin, heb je juffrouw
Delda tot modemaakster, dan feliciteer ik
ie dat is er £et een voor iou I”
„Waarom f
„Het is een mirakel hoe dat handige ding
van de misselijkste figuren een toonbare
taille weet te maken.”
„Ja, dat weet ik waarlijk
GALANT.
Heer „Juffrouw, u wordt eiken dag
mooier."
Dame „Foei l nu overdrijft u 1”
Heer „Laten we dan zeggen om den
anderen dag."
f VOORZORG.
„Heb je nog nooit opgemerkt dat de
volksman V., als hij een van zijn kiezers
tegen komt, hun niet op de gewone wijze
weer geheel
bestond, voor zoover zij er een volksver
tegenwoordiging op na hielden, eene wet,
die bepaalde, dat slechts zij welke een den.”
zekeren rijkdom konden aan wijzen als
afgevaardigden verkiesbaar waren. Over
deze wet heeft Washington eenmaal zeer
sarcastisch gesproken bij gelegenheid van
een volksvergadering. „Óm afgevaardigde
of Sherif te worden moet
EEN OORZAAK.
„Wat is toch de reden van de verkoeling
tusschen Jansen en Pietersen
„Och, die verkoeling is alleen een gevolg
ik kunnen be- daarvan, dat zij zich in de hitte van het ge-
wijzen dat ik 300 dollars bezit. Bezit ik sprek wederzijds wat te warm maakten.”
zaken voor zijn pat roon in orde gemaakt
toen een telegram van zijn patroon hem
terstond terug nep. Dat was erg jammer
Nu kwam er niets van de twee vrije dagen
Nu had hij niets vin Engeland gezien als
de kantoren van de verschillende hande
len.
Zoo echter was ik bijgekomen of ik
greep mijn penhouder, doopte deze met wanhopig
het verkeerde eind in den inktkoker en be
ren klein rond gaatje in, dat erin gebrand is
door een sigaret. Wij mogen op de werk- op zijn kloppen.”
plaats niet rocken en eens stopte ikeen
half opgerookte sigaret in mijn zak toen
LIEFDE.
„Heb je ooit iemand liefgehad vroeg
Karei aan zijne teerbeminde Rosa.
„Neen, lieveling,’ antwoordde Rosa.
„Ik heb dikwijls mannen bewonderd om
hun kracht, hun moed, hun knap uiter-
lijk, hun verstand Of iets dergelijks Maar
bij jou, Karei, is het alleen liefde, niets
anders dan liefde I”
5 Door Tin* Langerhorst
ezel heb, die eene ^NZE TEGENWOORDIGE DIENST
BODEN.
Iemand moet ergens mevrouw spreken.
Hij belt aan en de dienstbode in groot or
naat opent hem de deur.
Niet zeker wie hij voor zich heeft, vraagt
de man „Is mevrouw mevrouw, of is
mevrouw de meid
king gedaan. Nu hoorde zij van Kees sen
en ander en zij waren het er over een»,
dat Jansen hem dat gelapt had, zooals
Kees kernachtig uitdrukte. Tegen den
inspecteur had hij het niet ronduit willen
zeggen, uit vrees, iemand onjuist te be-
een koperen stang, waaraan
waren)
de koker wwg, voor u
mijn kosten nog eens 'n reisje maken. Ik
ben veel te gelukkig dat de jongen onschul
dig is,” zei de fabrikant opgewekt.
Kees had intusschen den vangen dag de
gen de rnaire een
TOPPUNT VAN VERSTROOIING
Professor „Daar heb ik nu, in plaats
van mijn eindje sigaar, mezelf *t raam
uitgegooid.”
VERANDERING VAN LUCHT.
Zij„De dokter heeft mij verandenng
van lucht voorgeschreven. Waar zullen
wij dus heengaan, naar Wiesbaden of
naar Nizza
Hij ,Hoe komt ge er bij, Wies
baden of Nizza, nu de zaken zoo slecht
gaan. Neen, als gij bepaald verandering
van lucht moet hebben, gaan wij uit dit
benedenhuis en ik huur een derde boven
huis 1"
deze niet, dan ben ik met verkiesbaar.
Maar als ik nu b. v. een
waarde heeft van 300 dollars, kan ik af
gevaardigde of Sherif worden. Nu echter
komt de vraag bij mij op, wie eigenlijk
de afgevaardigde of Sherif is.... ik of
mijn ezel
UIT DE KAZERNE.
Een officier iaat bij het signaal-onder-
ncht het signaal „vuur” blazen en vraagt
aan een recruut wat dit beteekent. De
recruut zwijgt. De trompetter wijst, om
den recruut te helpen, meermalen op
courant uit te geven—; ofschoon ik er
heelemaal niet van op de hoogte was, kon
ik toch, naar mij dacht, de noodige be
kwame lui engageeren.
Een courant dus I
De eerste stap, welke ik tot verwezen
lijking van mijn denkbeeld deed, was de ik.'
vrouw, die juist het morgenblad binnen-
ONHOUDBAAR.
Jonge vrouw (die al voor twaalf win-
kelvensters is blijven staan): „O, kijk
eens, Willem, wat een heerlijk costuum.”
Man „Hoor eens, Marie, dat houd
ik niet langer ipt. Een van beiden je
gaat alleen of je doet een blinddoek voor."
NOO T VERLEGEN. r
Bij het voorsnijden van een eendvogel je hand geeft. Niet Nu, hij grijpt hen bij
ging op een diner een der gasten zóó on- de beide handen.”
„Nu, dat vind ik erg aanstellerig en
HIJ WAS DE MAN.
Op een regenachtigen dag stapte een
dame in de volle tram. Een heer maakt
zijne h?eT’ wTdZZHinkJ st«»’ -i-
taal haar nu met haar eigen munt en laat
haar buiten in den regen staan."
De ander glifhlachte, doch stond toch op.
Den volgenden dag ontmoette Meyer
i was.
„Zeg,” sprak hij, „het is jammer, dat je
opgestaan bent, je hadt haar nu eens een
Deze had echter nauwelijks een
worpen cp de plaats, waar i
kinderoogen en vele vingers heenwezen,
of hij nam zijn hoed en maakte dat hij
weg kwam zijn voor- en achternaam met
het verraderlijk jaartal, een herinnering Nathan^de niijne.en èêns'heêft *êen"offi-
aan zijn eigen jeugd, stond er nog chnde- cier de zijne bij mij verpand, doch hij
lijk ingesneden 1 heeft ze nog niet komen inlossen.”
ONBEGRIJPELIJK.
Oude juffrouw „Zeg me toch eens
professor, waarom heeten wij toch eigen-
naar beneden, gaf den portier den sleu- uitvliegen en de ouden alleen achter blij-
en ben regelrecht naar den treia ge- ven, t
gaan."
..Jansen zegt, dat hij u i
geweest is. Weet u vrel zeker dat hij bin- kleedkamer heeft /ien komen.”
en een beetje verwonderd was. Hij begreep nen was.” „Dat is niet zoo."
met wat men van hem wilde. Toen de in
specteur hem den zakdoek toonde gaf hij
terstond toe, dat die van hem was.
..Weet je het wel heel zeker,” vroeg de
politieman.
Nu ben ik eemgermate den zwaren
slag te boven gekomen en met mijn lot zoo
„Wel, man, daar zullen wij eens een veel mogelijk verzoend. Met mijn buur-
fijne flesch op drinken mijn vrouw en ik man lig ik nog altijd overhoop. Ik betrek
hebben ook een hartversterking noodig.” van hem noch mijn sigaren, noch mijn
Het dienstmeisje werd gescheld en naar loterijbriefjes
den wijnhandelaar gestuurd om een half
dozijn flesschen ouden wijn te halen.
Toen wij den volgenden morgen wak- genoegdoening hebben.
„Dus kan ik heen gaan?”
De inspecteur knikte en Kees wendde
„Enfin, dat zullen
Heeft u
u uit het kantoor kwam, bent u t
even in de kleedkamer geweest?"
„Nee, ik ben niet meer in de kleed-
Tk had daar niets te dacht
was al gekleed voor de reis, net
nu
hoed meer te halen, of
viel mijn oog op de vruchtenschaal, een
geschenk van een mijner vrienden op mijn
door het venster de straat op, waar zij een
voorbijganger op het hoofd terecht kwam,
die natuurlijk weinige oogenblikken daar
na i
Doch ik wist dit onheil te bezweren en
schonk den getroffene een armen drom- mij gevoelde kan geen pen beschrijven, ik
mei een bankbiljet van vijf en twintig besefte, dat ik het voorkomen had eene
gulden, als pleister op de wond en stopte geknakte lelie..
den agent mijn mooie meerschuimen pijp, Mijn vrouw sliep nog. Ik wilde haar niet
een zeldzaam exemplaar, in de handen storen. Ik wilde haar het vreeselijk ont-
Toen dropen beiden af. waken uit de zoete, droomen zoo lang
Daar viel mij in, dat mijn buurman, de sparen als ik kon.
brenger dier blijde tijding, bijna in ’t ver
geetboekje was verzeild geraakt en aan
stonds zpi ik tot hem
hier dig opgehelderd wordt, want ik ben niet fabriek nog maar een fabriekje en hij een
lang kalm thuis te zitten met fabrikantje, dat hard moest werken om
van Damocles boven de zaak te kunnen uitbreiden.
stoel vlak bij mijn hoofd," lachte Kees, die, weer geheel „Hemel nog toe. Je bunt nooit raden,
van zijn ontroering, lachen kon mijnheer, van wie dezen brief is," riep
om het geval.
Zoo verliet hij. van verre gevolgd door
een agent, het kantoor en
Leentje, die geheel in de war was. Men
had haar ook ondervraagd en den vori-
„De komng I”
Stem uit de galerij „Wat hij de
koning Hij is mij nog tien gulden
esZ'Vss «1 z4« n
UIT GEWOONTE. het stren8« van
Jager (in een winkel van fijne vleesch-
waren en wildbraad) tot wien de juffrouw
zegt „Het spijt mij, mijnheer, maar
hazen of patrijzen hebben wij niet meer.
Maar ik heb hier nog een delicieuse
metworst,neem u die.”
„Ja, dat zal moeilijk gaan, juffrouw.
Ik vrees, dat mijn vrouw niet zal ge-
mijn gading, tot ik eindelijk besloot een looveil( lk dje choten heb.-
fYMtrnnt «MO dm z-V me» a
SNUGGER.
„Wel,” zei Snags, „ik geloof dat er
heel veel honden zijn, die meer verstand
hebben dan hun meester.”
„Stellig,” zei Crags, „zoo’n hond heb
(Hij kon maar met begrijpen, waarom
bracht aan een soort examen te onderwee- de omstanders lachten.)
EEN ANGSTIG ECHTGENOOT.
EEN VREEMDE WET. Vrouw „Manlief, als je me een nieuw
In de meeste Amerikaansche Staten kostuum geeft, sterf ik van vreugde."
Man „Ik zou het heel graag doen,
maar ik vrees, dat je géén woord zult hou-
hebben?”
„Neen, ik geloof niet dat ik hier vijan- het geval erg aangetrokken
ker werden lag mijn buurman op de sofa,
welke hij echter znet zijn schoenen, wier
zolen met dikke en scherpe spijkers waren
beslagen, zoodanig had toegetakeld, dat
het schoone meubelstuk eene ruïne geleek.
Ik zelf lag op den grond en hield onze
regulateur vast in de armen omklemd.
Met moeite stonden wij op, om vervol
gens onze van pijn gloeiende hoofden
onder de waterleiding te houden.
Mijn vrouw liet zich niet zien. Zij bleef lijk het schoone geslacht
heel rustig op haar kamer. Ternauwernood Professor
was het ontbijt klaar gezet of verschillende ook niet.”
buren, door het dienstmeisje van mijn
geluk in kennis gesteld, kwamen opda
gen, om mij hun hartelijke gelukwen-
schen aan te bieden. Er waren echter ver bevorderlijk is voor den eetlust
schillende lieden onder, die mij om onder
steuning vroegen in hun zaken en zoo had
ik mij in een minimum van tijd voor ettelij
ke duizenden verplicht.
Intusschen was het minder lekker gevoel een of ander stuk, kondigt de heraut
waarmede ik en mijn metgezel ontwaak-
ten, geweken. De vroolijke stemming, hoe
wel bescheidener, kwam weer boven en
weldra stond ten tweeden male een zestal schuldig.'
flesschen op tafel, welke wij langzaam
uitdronken. Ditmaal was het een licht
Rijnwi’jntje, dat ons langzaam aan, het
bloed sneller door de aderen deed stroo-
men, doch ons niet over de grens voerde.
Kalmpjes overlegden wij nu, hoe het
best die groote som te besteden en lieten
verschillende ondernemingen de revue
passeeren. Er was echter niets bij naar
bleef nog even in de gang praten met
Kees.
De postbode had gescheld en
een brief gegeven, die uit
kwam.
„Hé, van wie kan dat zijn," zei Kees
ijf verbaasd.
„Lees gerust even," zei mijnheer Wou-
denstijn, „dan kan ik nog 'n kopje thee
van juffrouw Leentje drinken. 'Als ik
thuis kom, is er geen thee meer."
Leentje vulde nog eens zijn kopje, de
mij stond
Al jammerende, -terwijl hij de handen
wrong, nep hij dit t
„Mijnheer 1 mijnheer I er is mets van
gon onze pas geverfde deur met het ge- aan ik heb me ontzettend vergist I”
lukkige getal te beschrijven. Ik kon het „Waar is niets van aan Waarin heb ie
evenwel met verder brengen dan de V. je vergist?"
Dan zocht ik naar iets anders om mijn „U hebt in ’t geheelniets gewon-
vreugde te koelen en lucht te geven. Daar nen 1”
- „Wat?”
„Neen 1 ik heb me verkeken met het
verjaardag. Met forschen zwaai ging zij nummer I”
„Mensch I ben je krankzinnig?"
„Helaas 1 neen I”
’t Was alsof men mij het hoofd te pletter
met een politie-agent kwam opdagen, had geslagen. En toch het was zoo, mijn
nummer stond onder de nieten. Hoe ik
In een koffiehuis ie Berlijn zaten twee
e redeneeren. Een
(Slof).
De kleedkamer, een klein vertrek naast
het kantoor, waar de heeren hun jas en
hoed hingen en 's avonds hun k ntoor-
jas brachten, werd nu onderzocht en ein
delijk werd de gouden koker g vonden in
een oud kantoorjas e van Kees, tusschen
stof en voering. Het zag er wel naar uit
dat Kees de dief was maar nog schudde
de pJtroon het hoofd. Neen. Hij geloofde
er mets van 1 Daar moest iets anders ach
ter zitten. Maar wat
De inspecteur die het politieonderzoek
leidde had echter nog iets gevonden, na
melijk een roodbonten zakdoek die kan-
toorheeren gewoonlijk met dragen Die
zakdoek lag nu op het schrijfbureau en de er namelijk nog,
conferentie met mijnheer Woudenstijn °P
gehad.
Toen Kees keurig gekleed
met zijn prettig, e erlij k gezicht den patroon
ting, zag de politieman terstond, dat"hier Ik ka“ het met iedereen goed vinden.
- „Met Jansen ook?” vroeg de inspec-
teur. - --
„Met Jansen? Nu ja, daar heb ik wel al de keurige meubelen geschikt had.
ik geloof toch niet, Toen keek hij in haar slaapvertrek en
knechts moesten alle binnen komen. De
inspecteur vroeg hen van wien de zakdoek
behoorde miar niemand herkende hem als
zijn eigendom. Alleen een kleine knecht,
een jongen van een jaar of veertien, die
veel aan voetbal deed, beweerde dat hij
den doek eens gezien had n dat die be-
hoorde aan Jansen. Hij had den doek zoo geen dief stond,
leuk gevonden omdat er mannetjes op
afgebeeld stonden, die aan het voetballen
waren en toen had Jansen hem verteld
dat het eigenlijk een zakdoek van zijn
zoontje was, ook een jongen van een jaar
of veertien die veel aan voetbal deed net als
het kleine knechtje.
Jansen, weer ondervraagd, zei, dat hij de zaak wist.
wel eens zulk een zakdoek in zijn zak had „Ik weet er volstzekt mets van. Ik kwam
gedragen, maar dat het deze niet was. Die voor mijn vertrek naar Engeland om nog kamers geweest,
van zijn zoontje was veel kleiner. een adres vragen, en Jansen verliet toen doen,
De inspecteur kmkte, de knechts moch- juist het kantoor ei.i vertelde dat mijnheer zooals >k
ea gaan en toen telefoneerde de inspecteur in de fabriek was tnet een bezoeker.'
even naar een politiebureau, gaf een paar
namen en adressen op
verscheen een agent op het kantoor in
gezelschap van den jongen Jansen, een
flinken jongen van veertien aar, die door
den agent van zijn werkplaats gehaald was,
gevonden in de voering van uw kantoor-
jasl"
Kees sprong doodsbleek van zijn stoel,
staarde zijn patroon met groote vragende
oog aan en riep: „U.... u gelooft toch
niet
„Wees
ven i
Stijn.
Kees viel weer op zijn stoel neer; bij Nu moest de politie het
was zoo ontroerd, dat hij niet kon ant-
Faars'in Birmingham Ênfim ’de’baas’wi'l- "oorden toen de inspecteur hem ien kleine gezellige „salon" vertelde
de dat hij terstond: terug ging en daar zou zakdoek toonde, en vroeg of hij dien her-
dus wel een geldi ge reden voor zijn en dus ^en<^e- Hij schudde slechts droevig het
nam Kees de nachtboot en een dag later hoofd. Wel begreep hij zeer goed, dat vreden
tegen den midda g verscheen hij weer op on’ohuld bewezen zou worden, maar zeer
het kantoor. Hij vond het vreemd dat de wa’ verschrikt, te hooren, dat iemand hadden
portier hem verwonderd aankeek en op hem zoo vijandig gezind was, en hem van respondent had kunnen doen
antwoordde dat mijnheer met nog iemand kon ^en iou<ien koker in zijn kantoorjas gen.
anders hem wachtte. De inspecteur was iestopt hebben? --
want hij had een lange laatste dacht hij als 't ware hard dit onaangenaam geval achter den rug is.
de inspecteur hoorde de fluisteren- en zus gaat mee," vervolgde hij met een
vroeg: „Kunt u niet na- tevreden lachje tegen Leentje, die een
zak verstopt kan geurig 1
kalm, Melders, wij geloo- schuldigen Als hij geweten had, dat de
nog niets, suste mijnheer Wouden- gevonden zakdoek van Jansen was, zou
hij het waarschijnlijk wel gezegd hebben.
-l maar uitvisschen.
Om half zes kwam de patroon en inade
Keef
hoe de zaken in Birmingham gegaan wa
ren. Mijnheer Woudenstijn was zeer te-
over den jongen De zaken waren
goed geloopen. De besprekingen
meer uitgewerkt dan veel cor-
Zijn vraag, of „mijnheer” op kantoor wasF diefstal wilde laten beschuldigen. Wie pafroon had prachtige bestellingen frkre-
ic’*0Pt h*kber>? .Xater maak je een plezierreisje,
Dat laatste dacht hij als t ware hard dit onaangenaam geval achter den rug is,
en de inspecteur hoorde de fluisteren- en zus gaat mee." vervolgde hij met een
de woorden en vroeg: „Kunt u niet na- tevreden lachje tegen Leentje. die een
h„f1, h°ewel n Ja“ Wl* de d00s uw 1‘k verstopt kan geurig kopje thee binnen bracht. Het
beetje stoffig van de:rm binnenkwamen hebben? meisje zag er zeer slecht uit. Zij had zich
’ti"hêerï/v<ihM H V t L-1 j niet dat ik hier vijan- het geval erg aangetrokken en moest
n beetje verbaas d aan keek na de begroe- den heb, metwaar mijnheer Woudenberg? noodzakelijk wat afleiding hebben, meen-
de mijnheer.
Toen moest de patroon het huis zien
en Leentje toonde vol trots hoe netjes ze
handig te werk, dat hei gebraad op den lrNu, dat vind ik erg aanstellerig en
schoot zijner buurvrouw terecht kwam, overdreven.”
Een ander zou doodelijk verlegen zijn ge- „Het heeft er allen schijn van, dochV.
worden, maar onze vriend vroeg op den kent zijn mannen. Zoolang als hij de han-
kalmsten en beleefdsten toon van de we- den der heeren vasthoudt is zijn horloge in
reld „Och zou ik u even lastig mogen veiligheid."
„Vuur o«n eenen Bei veel, voor den pen, aangaande de letterzetten), de druK-
anderen....” pers enz enz., waarop mijn buurman vol-
in hemelsnaam I pijnig ons met mondig verklaarde in staat te zijn de lei- Kmpschaar, dat gij tevergeefs gekomen
langer I" nepen wij beiden als uit één ding er van op zich te nemen
Het blad zou den weidschen utel voeren ik heb op het oogenblik werkelijk geen
van „de Fakkel
Na nog een kwartier al druk pratende
te hebben doorgebracht, stond mijn aan-
„Maar voor den duivel 11" barstte ik uit, staande redacteur op. om zooals hij zeide
„wij winden ons met op 1” naar zijn zaken te gaan, want zoolang men
„Nu dan, op uw lot is gevallen de vijf deze drijft, voegde hij er aan toe, is op
en twintig duizend I” zijn post wezen een eerste vereischte
Sprakeloos keek ik mijne vrouw aan Toen hij afscheid van mij nam was zijn
en zij mij en toen kwam het heesch en tred zwaar en oom mij scheen het ech-
schor uit mijne keel opborrelen „vijf ter toe als of de man de kamer uitzweefde
en twintig duizend gulden" terwijl mijn Nog een iiefdevolle blik op zijn achtens-
ega herhaalde „vijf en twintig duizend waardig voorkomen, en ik vlijde mij
gulden.” in mijn leuningstoel om weinige oogen-
De eerste, die van deze gymnastische pen, toen ik door een kloppen op mijn
oefening tot bezinning kwam was ik, schouder gewekt werd. Verschrikt vloog
doch oogenblikkelijk daarna pakte ik ik overeind en wilde den rustverstoorder
mijn levensgezellin om heur middel en reeds een uitbrander geven, toen ik
danste met haar de kamer rond tot wij in dezen mijn buurman herkende, die zoo
geheel buiten adem op de sofa neervie- wit als krijt, zoo bleek als een doek, voor
*t maar
eens mot mee, maar ik geloof toch niet, Toen keek hij in haar slaapvertrek en
schrik hoorde Ke.ts toen van het verdwe- dat hij zoo gemeen is om....” rei: „Het zijn de meubelen uit het tneis-
nen voorwerp, vart zijn bezoek aan ’t kan- „Enfin, dat zullen we onderzoeken, jeskamertje van mijn dochter. Die is nu
toor waar hij een kwartier gewacht had, en Heeft u Jansen dien dag nog gezien, toen al tien jaar geleden getrouwd, woont in
het verzoek alles te vertellen wat hij vnn u kantoor kwam, bent u toch nog Indië, waar haar man een plantage heeft,
en nu heb ik niemand meer.
Hij zuchtte even en zweeg langen tijd,
over zijn dochter, die zoo ver
weg was. Maar hij wist dat zij het goed
ben. Had dus geen jas of had. Een lieve brave man en aardige
een kantoor- kinderen had. Maar hij was alleen en al
„Verliet Jansen het kantoor,” vroeg de ia*ie wci te hangen. Ik ging van nier weet een vader, dat de kinderen het nest
n een uur later inspecteur. 11-
„Ja, hij kwam da.» de deur uit, toen ik tel en ben regelrecht naar den trein ge- ven, toch is het treurig alleen te zijn,
er'in wilde.” gaan.” zelfs al is men rijk.
„O zoo l Jansen zegt dat l)ij niet binnen „Jansen zegt, dat hij u nog uit de De twee jongelui begrepen waarover
mijnheer dacht en zij stoorden zijn ge-
„Dat is niet zoo.” dachten niet Leentje ging naar de voor-
„Ja beslist.” „Dan heb ik niets meer te vragen, mijn- deur, omdat er gebeld was en mijnheer
„Hij zegt dat hij geklopt heeft, niets heer^ Melders." 1
hoorde en toen weer heen ging.”
„Neen, ik weet dat hij uit dit kantoor
kwam. Het leek mij wed vreemd, omdat het rich tot zijn patroon en vroeg, of deze de
x,Jawel. Die doek is van mij, want er zit geen gewoonte is dat iemand van de fa- zaken met hem wilde afhandelen.
„Ga maar eerst naar huis, eet en rust
wat en blijf thuis. Ik kom dan om v:
uur bij jou
„O ja ik Dat mag ik wel doen, niet- .".En ga vooral niet uit. U moet in uw
baas voorbij kwam. Even later haalde ’k waar mijnheer Woud enstijn.” woning blijven tot de zaak opgehelderd
„Zeker,” kmkte de fabrikant. U begrijpt, het is maar een formaliteit.
„En herinnert u zich ook, of de gouden Als wij aan uw schuld geloofden, zouden
brand, ziet u maar. We hebben er op de koker toen op de schrijftafel lag?” wij u in arrest nemen, maar „pro forma" oude heer, die het klaarblijkelijk gezellig
werkplaats nog om gelachen.” „Neen, ik heb ^ej ko^er niet gezien. Ik zal een agent u tot huis volgen en zal bij hen vond, was weer in de oude
Mijnheer Woudenstijn keek den in- heb nog op de schrijftafel tusschen die pa- iemand uw doen en laten gade slaan," zei sofa gaan zitten, die de eerste jaren van
specteur vragend aan en die zei pieren daar gezocht naar het adres. Hier de inspecteur. zijn huwelijk zijn eigen eenvoudige voor-
„Ik geloof haast dat wij achter de waar- (hij weesbop een koperen stang, waaraan „Ik hoop dat de zaak dan maar spoe- kamer gesierd had. Toen was de groote
heid komen. Heeft u een telegram gezon- eenige brieven bevestigd
den aan Kees Melders?” heeft mijnheer alle benciodigde adressen iemand om
„Ja. Hij zal we met de nachtboot en daar heb ik tusschen gezocht; toen het dreigend.zwaard
•erug zijn gekeerd en k n ieder oogenblik heb ik nog 'n poosje op een
hier zijn.” het bureau gezeten, met mijn hand op hersteld
„Jammer, dat u zijn reis heeft moeten het bureau geleund, en ik zou den ko- om het geval. Kees opeens,
onderb eken.” ker stellig gezien hebben, als die daar ge- Zoo verliet hij. van verre gevolgd door „Nee, natuurlijk niet. Zeg
„Ach, als alles goed afloopt, mag hij op legen had.” een agent, het kantoor en kwam bij gauw.”
„Dus was de koker weg, voor u hier Leentje, die geheel in de war was. Men „Herinner je je nog een zekeren Wü-
wachtte?" had haar ook ondervraagd en den vori- lemse, die knecht was ia het hotel, wmt
„Dat moet wel” gen dag, toen het voorwerp nog niet ge- ik jongste bediende geweest ben?"
„En het voorwerp ia de kleedkamer vonden was, had men bij haar huiszoe- ^Ja, zeker. WiUecMe, dfo er met jon
signaal voor ’t haarknippen.”
UIT DE SCHOOL.
Voor eenigen tijd bezocht in Lotharin
gen de rnaire een dorpsschool. Hij had
veel op het doen en laten der jeugd aan
te merken. Vooral de slechte gewoonte
om namen in tafels en banken te snijden M.
ju, eoed lesje kunnen geven. Niemand van
laakte hij zeer, daar de banken, waarop u
j van den dorps potentaat
rustte, juist vele proeven van bedreven-
„Ken je me niet vroeg de man.
„Neen."
„Ik ben de man van mevrouw Muller.”
heid in deze houtsnijkunst vertoonden. j
Strenge straffen zouden worden opge
legd, indien met dit wanbedrijf werd
voortgegaan. In de voorste en middelste
banken viel onder de leerlingen een
klimmende onrust waar te nemen, maar
achter in de klas werden de hoo/den bij
elkaar gestoken en begon men te lachen,
hoewel de maire dreigend nader kwam, kinderen Israëls druk
j blik ge- Semiet riep herhaalde malen „op mijn
vioolijke eer> °P Wn eer verdroot een offi
cier, die in hunne nabijheid zat. Zich om-
keerende sprak hij „hebt gij ook nog
eene eer?"
„Ik heb er zelfs twee,” antwoordde
aan zijn eigen jeugd, stond er nog duide- cier de zijne bij mij verpand, doch hij