kV 4 w i <4 1 ll to" 1 Haast!. 1 j «i***a- xu». „u. y;< Mijn beste vriend. Gered. «i w me wel.” i scheiden optreden, een clientèle verwor- of foam met om te be am versa tie 't i» immers wet zfjn H- straat. De barometer daaiae meer en meer, 1 j ;t slepen een mooi wit haartfr hab gezien, zwoer hij nimmer iet» voor eigen reke- ik nog niet had geraadpleegd. Wij wsrei. miar •ver." hebben *1 den tijd." op dan te wachten ..Wat is in den fondsenhandel opwekte dit wist vreten." 1 I i scheiden den jongen heer iritte hani dat ward: belachelijk op uw «efttj Maar er kwam een kink in 't kabeltje 1 Eens snelde Mary als gewooolijk naar de voordear om Arthur en zijn cadeautjes in de zaken, zoo als steeds.” „Verleden jaar praatte je toch heel an 1 mijnheer X en Y dan....” „God, Mary 1 bemoei je toch als je i de week, in.” lang Wieden. zonder „En mijn fooi dan?" „Oe looi?" .Natuurlijk, dat ia veer dea rit; wet ia nu voor mij?" .Loop naar d« aoatan. O« begint mien ia vervelen. Tt Heb veel te veul beaat" „Toch niet om te betalen zeker! Dat wil don branie tulhangea on rijdt en rost, I van 't geld. Eu ondanks de liefde, de lijfde, die haar was da, nu r wide hij, „ben Je nu fsworden? Je gebaren Zijn t Is jammer, maar er lit niets anders den gezegd ot hij viel mij in de PtA. - J— A,*i’ „Wat is r*"" -- “J" ‘■:1 v „Je hebt moei pr-ataa maar Ti heb .taeel gek Mary’s gelaat op.... Zij speculeerde met succes. Een oogen blik begon te argwaan te koesteren, zich te pijnigen met de vraag, of er redenen bestonden, aan zijn trouw bedwingend, j dat ding weg, dan aal ik fla,j' *f Do ongelukkig* raapt warktufgaUJk deo Iringerig geld ter eager niet. Je hebt veel getruffeerd vleesch zilveren gegeten en onhandig, je trekt senerve gezienteu en je armen gaan op en neer als een sein- toestel." „Maar. „Er is geen maar, onthoud wat ik je zeg, je zal druk geapplaudisseerd worden, maar achter je rug word je uitgelachen. En nu, ga je gang.” „Je zal toch wel even geduld hebben Xu de drie kleine strophen van mijn ro mance te tenoren vroqg jk. Reeds opgade ik dea mond „Hoe langer hoe mooier 1” riep mijn „Regen Me dunkt dat de zon helder schijnt.” „Nu ja, 'k bedoel 't fignuslijk, ben Je uit je humeur „Ik Geen idee. „Hoe was't tn de zaken?" mee? Zestig eeats asjeblieft." „Twoalf stuivers voor la. ea uftalap- pen en umdreen." „De rit ie M cents." „Maar 't het gien minuut geduurd." „Dat bewijst, dat ik a vlug gereden heb, omdat u soon haast had en nu rees op in zijn bed, mompelde eerst eemge onverstaanbare woorden, toen dui delijke vreemde namen, cijfers, eindelijk „Arme Mary riep hij. „Twintig dui zend 1 O God 1....” en hij begon te bid- Geen woord ontsnapte aan haar oor, een vreesalijke gedachte doorkruiste haar brein haar besluit was genomen. in het vertrek en hij bevond zich bij dec schoorsteen. Ik begon tt dedsmecren en gebaren tt tmktn, maar ik had nog geen tien door betreft, het „man en vrouw één” met gelaten te worden, aan iets eeu aureool omkransten, had Mary reeds dikwijls haar man met rood beschreide 't W» dpister in hun slaapkamer eenzaam i J te knetteren als wilde 't zijn aagstaaad Mary kon niet slapen, ze dacht aan de gulden dagen van voorheen, aan den dien ze doorleefde.... waarvan ze de oorzaak niet kende. Buil de Zij wiloe evenwel oivt, dat wij ons daarom zouden ophouden en zoo reisden wij verder naar Florence. Wij logeerden daar in een groot hotel met lange gangen en groote zalen waarvan men niet kon ver- yj langen, dat ze doorfvuur zouden verwarmd worden. Men deed dit djn ook niet en zoo doende werd ik voortdurend aan het kasteel der Ijskoningin herinnerd. “Papa was van meerung. dat wij, in Florence zijnde, ook de beelden en schil derijen in de museums moesten zien. Wij bezochten ze dan ook, maar daar was het nog veel kouder dan in ons hotel De muren en de wandelpaden zijn meestal met marmer bekleed en dan staat in een verborgen hoekje van elke zaal een klein kcieabekken, waarin een paar kolen ^gloeien Dat noemt men hier verwar men.' Ik maakte mij oezorgo voor mama, maar papa had nog steeds zijn „rsisge- glcht” en dit weerhield mij, tets te zeggen Ondertusschen had papa zich zeer boos gemaakt. Denk eens hij had ruzie ge kregen met onze beide dienstboden die wel wat brutaal zijn Waarom papa nu eigenlijk zoo boos was, weet ik met, maar hij zeide dat hij ze op reis met meer kon gebruiken en stuurde ze naar huis. Denzelfden avond dat zij waren ver trokken, moest mama naar bed gebracht worden, omdat zij eene hevige koorts kreeg papa en ik pasten haar op. Ik maakte mij zeer bezorgd over mama en daarbij kwam mijn vurig verlangen naar u en naar al onze vrienden in het vaderland, naar ons huis en naar onze bedienden. Maar het moest nog erger worden. Den volgenden morgen had papa zulk een hevige pijn in zijn voeten, dat hij niet kon opstaan. De dokter verklaarde, dat het een aanval van jicht was en dat papa zich vooral warm moest houden. De dokter bezorgde ons eene kleine kachel, die af schuwelijk rookte en die men den gebee- lan dag hard moest stoken, wilde ze een weinig warmte geven. Ik brandde mij daarbij den vinger en kon dus papa en mama met meer zoo goed helpen en ver plegen als ik gedaan had, en zoo kwam ik op een (denkbeeld waarover gij zeker booe zult sün. maar ik wist waarlijk met meer wat te doen. Ik dacht aan alle menschen die ik kende, en toen scheen het mij -isof uw Walter de eemge was, die ons helpen kon en ik weet ook, dat hij het gaarne doen wilde Ik schreef met verlof van pa aan Walter ea vertelde hem hoe *1 on» ging.En ja. tante, ik had goed gezien. Waiter kwam en sedert hu hier is, gaat alles goed. Mama is weder opgestaan, papa is van zijne pijnen bevrijd....” JLtevt mama, ik neem Hedy de pen uit de band, want zij zelve kon u toch met zeggen, hoe trouw zij haar ouders ver zorgd heeft en er is mij alles aan gelegen, dat gij dit weet. Denk eens, ons verwend prinaeaji heeft hier de kachel gestookt, nachten gewaakt, hare zieke mama koude compressen en papa warme doeken ver schaft als een dienstmeisje en eene zuster van barmhartigheid beeft het kind gewerkt, en onder al deze bezigheden is zij de kinderschoenen ontwassen en eene vrouw geworden. Haar pa, die mij over den schouder kijkt, zegt het zelf en lacht van genot,” dan schreef Walter verder v Reuters New-York telegrammen, ia N ochtendblad, viel een zonderlinge onder- beurteen lid van ‘t schoone geslacht, en daarbij nog een schoon lid van 't schoone geslacht, las ze eiken n**- gen met de meeste aandacht, en, komiek naarmate ze daalden en de Khytw Daarbij werd hij prikkelbaar, gaf korte, ‘‘««wver haar somberderjvrd. helderde onvriendelijke antwoorden, droomde on rustig. 1 Blaadje was gekaard! Arthur weende...Jhjj had *4* dood- te twijfelen, doch 't was slechts een oogen- vonnis als koopman geveld door aga ft». dikke waterlanders, die langs Hïar wangen Arthur’s gelaat begon de sporen te dragen van zorg en verkropte smart. Mary kon slechts met moeite in zijn ttgeuwoordig- Arihur was makelaar toen hij den eed heid de gevoelens bedwingen die haar 's burgemeesters handen aflegde, bemachtigden, als ze Arthur neerslachtig zag thuis komen, als ze aan tafel, anders acbeiding te zoo gezellig en vroolijk, tevergeefs poogde een gesprek aan te knoopen ea hem ’s avonds hoorde zuchten, terwijl hij aan gijn schrijftafel zat te werken. maar met jjyn weinig i ik, dat zijn opmerking j -. t dien tijd kan ik op geei slachtoffer kien voordragen of zingen, reiszak weer op en wil heengaan. „Ho. mijnheer, laat liggen, u hebt me de eerste links." gehuurd; u kent toch het reglement? As- 'k heb geen tied dets aal ik n het even voeefezea." Maar daar de koetsier zijn vrachtje systeem op na, hij is notti voor allopathie, bare hoedanigheden van hem in het licht tweelingzusters. r— -- w. «WUVU. TMWVVIM uuvn uva of badkuren. Hij hoeft geen onkel geheim ten eten te vragen, hij is niet indrii - JJ-’ -- 1 'l op de-wiarde bladzijde der leen. ialidvad geen enkel geleerd hoaat. k Moet mien senoonmoader be- groaven." „Hm! 'n beetje in de war gebracht ik bedoel de droefheid over 't sterlgeva’ ik kan 't me best voorstellen maar afijn! u moet je er maar ia getroosten, d'r gaat eerder geen trein." In zijn wanhoop slingert de rairiget woedend zijn zak op dea grood. De partfee breit bet ete De zak is or zijn likdoorns gekomen, die hem gewei, dig pijn doen „Kijk dan toch «ft. lompe 'vojWt Jo gooit dat ding op mijn voet On.’ „Neem t mien niet kwalijk, mlonhaec, 'k heb niet met opzet gedoen 't Is best mogelijk, maar ik heb T ai beet an wat is dat?" Een geel straaltje loopt «it dea aak er verspreidt ziob langzaam over 4e aerken. „Grwote genaode de fles schee ad- vskoat, die Tl veur mien vroew «best mefbrwngen.... en mien laokenache pak, woer ik so had. ingaroli Dat zal d'r lek- ker uitzien van aovond.” „Dat zit er wel op," zegt do portier, met moeite zijn lachen „maar neem bat laten opdweflen.'' klopt. Geen antwoord. De portier aiet hem en hemt naar hem nachtegaal. Reeds Mond ik ep het punt, vit te gaan toen het mij opeens inviel, zeker gedeelte ven het toon eetstuk vemr te dragen in toe. „Wat blieft «r „Ti Mot naar Zwel." „Veel te vroeg over anderhalf emr." tegenwoordigheid van mijn vriend, dien „En d'r gaat 'n trein om elf n«r," j;2. J w „Die is weg 't is er tien minuten maar met ons beiden, ik stond onddet. ever." De ongelukkige trekt zijn horloge het loopt een kwartier aehter! De portier gfimScht zoetsappig, De onei ontviel mevrouw von Weiten’s hand „Ja,” fluisterde zij, met een dankbaren blik, „thans geloof ik ook daaraan zelfs uit het leed wordt voor haar geluk gebo ren En mijn Walter mijn Walter v Hij vliegt over het trottoir met een trijpen reiszak over den schouder en schijnt erg gehaast. Hij houdt een voor bijganger staande. j „Mienheer, kun ie mien ook zeggen woar 't station is?" „Station? Station? Wacht even 't station zegt u immers? Laat ik even be denken, anders mocht ik u eens ver keerd sturen juist, a slaat de eerste v“. het n,t‘* dat ia straat rechte in Van diaa gijd af, zijn wjj da beste vrien- al menschen met een klein karakter onder- dat aanvankelijk meer dan eens zijn stem Gv» w w» u»ei «avvreue uviu nevig zijn, en air ae rut, aie met ae rncesic vermei, ivi aeuuw ie urcugcu. „wie met gulden dagen te htbbcn geraadpleegd. Dat ia trouwens minachting op iemand neerzien, gewoon- waagt," aldus redeneerde hij, „brengt het droeven tijd de laagste afkomst zijn. tot niets”...en da eerste speculatie werd marvan ze de i «aardig scherpen, blik is het ónmogelijk Aan den fat, die altijd iet» buitenge- op touw gezet. Uapg le)fde h,nd heat iets te yarbergen. Zoodra hij mij ziet, woon» wil hebben om de aandacht van Gouden d>«n braken aan voor Mary weet hij al wat er gaande is. het publiek te trekken, zou hij gaan zeg- nooit kwam manlief van het kantoor r „Bonjour 1 Is er wat nieuws vandaag gen, dat hij de belachelijkheid niet hoeft thuis zonder stralende oogen en. ...strw x Droznmals, W»t de je e ontevreden uit. i i Je hebt zakar iet» niet goed» in den zin of toekomt. dan keurige sieraden de allernieuwste H fttdaaa waak je spijt van hebtDen grijsaard zou hij aaq het verstand boeken kortom zijn hand geleek een ftfamar 1 ♦oot i«-" 1 lijn, dat hij zich tevreden moet stellen lijk. Ofwel hij zegt i met een stil en kalm leven en met waar- «Alt 1 nu kijk je vroolijk, dat doet mij digen ernst zich de illusies van jongere heid eerst wel wat vreemd, maar als Ar- Ik durf wedden, dat je vandaag lieden uit het hoofd moet zetten. thur onder een allergezelligst middagmaal Aan den gierigaard, die er zijn eenig de wonderen van zijn zaken vertelde, hoe vermaak in vindt schatten op schatten hij aan X. zooveel honderd, aan Y. zoo- te stapelen, zou hij den raad geven op veel verdiend had, och, dan stelde zich ‘t M_M-, ^.^^2t_g e heeft da kerel gelijk, en hij raadt het altijd teeren. Spoedig immers kan de dood hem terde in stilte den wsnsch, dat die goede zoo goed, dat ik wel verplicht zal zijn zijn bezittingen ontnemen en de erfgena- mijnheer X. en Y. heel veel zaken zouden een braaf mensch te worden uit vrees men nemen er een vroolijk leventje van. doen en kon 't Arthur nog meer O, als men hem maar gelooven wilde, commissies laten verdienen. 1..' Zij giste niet, dat Arthur deed, wat hij heeft wel nooit aan een univar- wenken kunnen uitdeelen. allen doen, die zich voor 't eerst op de Ik kan u niet genoeg aanbevelen, ken- gladde baan der speculatie wagen en hun nis met hem te maken. eerste poging met succes bekroond zien. Maar nog heb ik vergeten twee kost- Lichtzinnigheid en goedgeefschheid zijn je spijt van hebt. t maar op» spijt een slecht gezelschap brengen’ dat diens beste dagen voorbij hoorn des overvloede, ze wu onuitputte- jen? wfles z4a« K.'J msaaA «Sallan laaie Mary vond die buitengewone vnjgcvig- iets goede hebt verricht. Ik maak je daar -geen compliment over, want je bent er door je zalven al genoeg door beloond.** Bn iedere* keer, als hij zoo spreekt, gepaste wijze van zijn rijkdom te profi- argeloos vrouwtje al ras tevreden en koes straat links.... r „Denk oe atenh««r 'k heb haast, voelt*, bij *«M*t althaas driftig dfa sa r»i*V*L ulaa* AA «ual isrieod. „Eet> klein mondje en ten hemel geslagen,ooge* I Wil je ctan absoluut levende sancatuur van je leven geve t een .•wende carjcatuur van jc leven gevea?" P Een oogenblik lang was ik kv.-aad. nadenken begreep juist was, en sinds :n enkel soirée een „Ja, mevrouw,” zeide de heet Marker die als agent van voorname Amerikaan se he huizen Arthur's affaires te New- York regelde, toen hij tot zijn groote ver bazing Mary op zijn kantoor zag verschij nen ,hrj heeft veel geld verloren in de Ame rikanen in den laatsten tijd, hij is in de liefhebberij en de boel zakt geweldig. Hi; schiet er een aardig stuivertje bij in.” „In de liefhebberij vroeg Zij. „Dat wil zeggen, hij speculeert op hoo- gere koereen en koopt fondsen, om ze la ter met winst te verkoopen, wat echter bij deze daling wel niet het geval zijn?' „Hij speculeert dus „Ja, en helaas met verlies, ’t heeft hem al veel geld gekost en ik vrees, dat die laatste operatie....” „Welke laatste operatie „Nu, de grand-coup, zooals hij hs' noemt, hij heeft me van morgen order ge geven, twintig duizend dollars Ortnoeco- shares te koopen, in weerwil van »Ün dringend aanraden, ’t met te doen, want de koersen gaan nog veel lager.” „En is er dan niets meer aan te doen t" „Neen, mevrouw, nietsik heb mijn vaste order al naar New-York geseind z „Maar, mijnheer,’’ sprak zij, „me dunkt Hri Mksn wrvN ilm w beschouwen en hoogstens met een klein ‘,i verlies te vereffenen.” „Maar dat mag ik immers buiten zijn weten niet doen, mevrouw l.y.. hoe gaarne ik u ook Van dienst zou zij*." Zij aarzelde, een oogènblik was 't op het kantoor doodstil. Bens klap* scheen Mary te ontstellen, althans Merker keek eenigszins verontrust op. „Deert u iets t” vroeg zij. „O neen, neen.och, mijnheer Mer ker, verkoop twintigduizend dollars Ori- nocco-shares voor mij, voor mij, verstaat u. U vertrouwt me immers?...i Wij verrekenen later." En voordat Merker in staat was zich te vergewissen of hij we! goed gehoofd „Muar ik zeg uo, dat Ik boast bab." „Ja, dat zeggen alle reizigers, maar 't iz zoo erg niet, tan minuutje maar. De haver blijft duur, hé?" „Hoe ia het kesier: goan wij niet?" „Direct mijnheer; tijd zat U ia zeker ook va* bulten, ala ik vragen mag? Ver- ladsa jaar kwam ik bij mij* vadar om kavar te keopea hij 4<aS te feu. rage..." „Dat kan mien allemoal g|«a ateek achelen; breng mian naar 't station, of ik goa hanen.' „Hél Hél dat gaat zoo aiet u babi mij gehuurd en we hebben immera tijd te over." „Verdikke, 'k zeg oe krek va* niet" .....E* allee was op 't veld verrot J j nu wal drl* taar achtereen krak 1 zelfde; 't recht»,.,. |a rechts, de* de tweede ’t» 4ol te worden." maar.De reiziger schijnt vap hetzelfde gc- redarne ten en hij ia genootschap. Maar is hij daarom minder waard T Ik voor mij schat hem daarom de» te booger, want all* wetenaehap ia gebaseerd op de ondervinding. Nooit zal hij zich v^gissen. „Hm. hm, je hebt rieeht geslapen scheer. Winnacht.” ft «Toch niet.” 1 - ’o „Huichel mi maar niet» Je bent te laat opg«bl«ven, je h*bt in dd sociëteit zitten spelen en je te keel opRtjwonden, ja, ja, tiyefll van gemaakt, ik ae het aan de kringt* om je oogen. begriep ie." „Wacht ik heb me vergist: 't is de tweede straat rechts en „Hoe is 't nu d« trein gaat over vijf minuten...." „Ja. nu bes ik er links aa vierde rechts, dea komt er zeker." „Weet ie 't goed?" „Ja. goed en goed it twee, riet Ik ben zelf hier ook niet vandaan!" „Vtrdekseld, dat had u mien toch doadelijk kunne* zeggen!" „Maar u hebt er mij niet naar vraagd. Hoo ko* ik weten, dat 1 u Inte resseerde waar ik geboren ben?" sen woe- De gajangd* wan staat eindelijk binnen f,r het station, t Loket is gesleten hij mijn kennissen hadden mij op de repetitie bij hoog en laag verzekerd, dat ik speeld* als Talma en dat-ik een stem had ah eet zijn intree in het beursleven begon, toen al peinzende werd zij mismoediger i... „u-wegpapier zijn Eindelijk zegepraalde de vrouwriijke. laad maakte, hij nieuwsgietigheid over den schroon^ haaf dan oceaan, die door vragen te vertoornen, ae trok da steu nt gestalte van milhoenen papieren dol- te schoenen ara ra in de woorden „Heb lars weldra het gansche geldbeleggrade je zorg, Arthur I zeg het me l” legde zij laad overstroomde, aanschouwd, aaavra- al die teederheid, dien angst en twijfel kalijk gevreesd, toen bewonderd en ein- die in een liefhebbend vrouwenhart kan delijk werd hij mrcgesleurd door dea schuilen. vloed, die hem verzwelg** of....met „Neen!” luidde het bitse antwoord schatten beladen aan het vaste land zou de conversatie werd gestaakt Weer zetten. fonkelde een traan in 't rw^ Wat bekreunde Arthur zich om .den Ik was reed» lang met hem in kennis, maar ik wist hem nog niet op zijn waarde te schatten ra ik verwaarloosde hem eet. weinig. De eerste maal, dat ik hsirii ten volle leerde waardeeren, was op een avond Ik was op een partij genoedigd, waar ik ben *rg gepresseerd, muziek gemaakt zou worden m waarvoor hoor te .Kite „i. - eeB Ueinf litfh^ber,j.ccn,edi, ws, op haa je nog met booe gezien. Weet je wel, hem af te nouoen van al uie zaken, me w«i oh», xe cenoe naar Artau» t» «oea en is waar verleidelijk zijn door de vele wist, dat er voor hem maar twee vrouwe* schijnbaar gunstige kansen, die zij met bestonden: zijn moeder en....zijl zich voeren, maar even als de wolf in Maar wat bezielde hem dan I Gingen schaapskleeren meer onheil dan heil om de zaken slecht Hij sprak er nooit meer zich heen verspreiden. over 1 Gedurig tooverden zich aod*s* Helaas, Arthur was een kind des tijd», kwellende gedachten voor haar geest en het Amerikaansch spoor eerste vertooniug in ons had het op ra neer van neen, de derd* eensklaps onheilspellend reed riet wet- den. bedenkt hij tich en klimt bremmend sak ep en verwijdert rteh in de rickftiag a_ x.l - der 3e klaas* wachtkamer, een spoo. va* gel* druppels achterlatedri- In de wachtkamer treft hij een betaar den burgerman, dl* met 'ffiosoSschi kalmte rijn pifpf* zit t« reekea *n klamp* bem aan. Hij h*eft behoeft*, om zijn hart Incht t* geven. De andere schijnt met de grootst, aandacht en sympatW* het relaaa va» >i|n verdrietelijkheden aan te boort*, Eindelijk vraagt d* ongelukkige; ..Wat t*g daorvaa, h*b Je ooit zoo ve*l aao- righeld gebeurd?" D* burgerman brengt «net een vriende lijk glimlachje rijn kand achter het oor en aegt door rijn neus: „Niet verstaan, hardstlkke doof, weet uwe?" Al eeuwen lang is er geklaagd, dgt er geen ware vriendschap meer bestaat en dat man niemand meer vertrouwen taan. *t Is nu eenmaal zoo de gewoonte, da< de philosofen ergens oger ktarieMftfW» daar trek ik mij weinig van aan, want wa’ ze praten of niet, jk heb een vriend gevon den, era trouwen, wai^g vriend, zooals er maar weinig zijn. Eerlijkheid en oprechtheid is zijn leus hij zal je geen compliment maken, dot je niet verdient, en ook geen hatelijke on waardigheid seggen m zijn raadgevingen is hij heel belangeloos, en als gij hem vlak weg naar zijn meaning vraagt, zal hij u die bloot leggen, zonder er zich om tt be kommeren of zij u bevalt of niet. Somtijda wa* ik over die oprechtheid wel 'a weinig geraakt, maar later leerde ik ze ten voile waardeerra, vooral toen ik ondervond, dat hij steeds gelijk had. rich selves meppert: „Dat heb je au voor de moeite. Wat 'n pummel! Hij segt niet eens dankje." ben kunnen vragen, waar bemoei je je De man met den zak snelt voort; een eind verder riet hij een stucadoor, die met een jolig gericht tegen de peet va* een deur geleund, een pijp staat te roe ken. Hijgend epreekt hij hem aan. „Mienheer, 't station, ast oe blief?" „Ich kenn kein mlcnherr staoalon!" De ander lacht in weerwil vah rijn ge- maakt n nog aanmerkingen. Die vind Ik jaagdheid, en vervolgt.' goed!" „Ie begriepen mien neet; Tt bedoel de De koetsier begint te schreeuwen. Een spoor!" paar chauffeurs hebben hun standplaats „Schpoor kenn' ich aueh nicht, ich bin rertate* en rich bij bem gevoagd. Steaat- keia Amsterdammer." jongens, kruiers vormen gaandeweg een „Dat leur 'k wel" en nijdig wor. kring om ben heen. dend zegt da buitenman: „so'n lalike „Zestig centjee, hoor! volgons tarief, ik mof." zal bet u voorlezen." „Moef!" roept de stucadoor. die in „Laat 't maar, Uar ia oe geld," zegt niet te besten luim schijnt, „wart mal ich da reiziger, om van ham ai te komen, soil je moeflen" en nijdig grijpt hij naar den reiszak. „Blief ie der af?" Beiden trekken om het hardst. Do rei. riger, die een relletje aiet aankomen, vraagt nogniaali beleefd „Kon^mfaahear laot mien au goan 'k heb zoo n hoast. 'k Moet vort.'' ..W«M> sia lor mussen, kebon sie mis maar wat weerga, als je t hunt be. nicht talen, loop dan als je ergens wezen F moei." Inwendig ziedend, maar rich nog be dwingend, geeft da reiziger hem dadelijk een dubbeltje. De koetsier ligt het ia de pelm van zijn hand, bekijkt bet een wanhopige poosje verachtelijk, steekt het eindelijk J van »P *n pruttelt tot dank, terwijl hg zij* gelukkigste «ogenblik h,t koord, schiet ala «en pijl uit ren paard laat omkeeren; op den bok. J. „Hort!" 't Paard sukkelt de straat uit, draalt den hoek om en de rit ia afgeloop*» .Asjeblieft, mijnheer, het station!" „He, ben we d'r al." „Nou *og mooier, daeht u soms dat dit het Rijksaauseum was! Ik meest u immars naar 't station rijden?" De ander verwijdert zich met een woe- .Jawel, maa? Tt wist *iet, dat ik ot den den blik, terwijl de ondervraagd* in temet veur stotad, dat had I* mien moe ten zeggen." „Ik? geen idee; zen met reekt heb- dat rijn. Mzar t>u o. <*k riles daar- -ww». en nu wett ik eerst go«d, hoe het geluk is vroeger heb ik daarover irfet narrdecht Thsns b«n ik asmlsi V« kr»««/4 «y.*»' larf ft zrf? daaraan." voor de juiste opmerkingen van mijn C. J2 vriend, 't I» *ok de beste dokter, dien ik zou mijn vriend nog heel wat nuttige tfteit gestudeerd, maar rij* diagnose gaat altijd op. yj. Hij houdt er we! isi waar geen rakel «beh voor homeopathie, noch voor water- te stellen. Vooreerst hoeft gij hem nooit esmiddel uitgevonden, hij maakt en tan tweede vraagt hij nooit mm Al rfm sn*nria l*lm/4«a'4Xé» Hm r Gelooft gü mij niet En toch is het zoo. in ontvangst te nemen, toen ze bemerkte, Ik geef u de verzekering, dat hij mij in dat zijn gelaat betrokken, rijn handen tien )W tijd niet meer gekost heeft dan leeg waren. de onnoozele som van 2.50. Dat verbaasde haar I „Maar wie is dan die„Wat is er ventje,” zei ze, „is er regen De kostelijke vriend?.... Wel, het op til spiegeltje, waarvoor ik mij eiken morgen ’ort »«*»nscha knol! Iselifke oude bruid I Beste mama, wees gelukkig met longen eet eau keel op, slacht schadevar- scharminkel!" W WtlterF a En toen weder Hedy’s schrift „TJefore tante,nu word ik uw dochter echeid te nemen. Ik wist met, dat ik bem dwzrs toen i—- r^unent voorbijtrok cn i zoo hevig begon te schreien Maar ik dacht toe* ook, dit ik hem niet zou weerzien.” „En toen kwamen de droevige dagen. V tf WlPVavai a-a. |W v.w. -r jé hebt er weer nachtwerk van gemaakt, Mary wéende.... ik ne het aaa de kringt* om je oogen. O, T was niet de eerste maal, dat rij Ga nu vanavond maar rioeg naar bed, tranen stortte in haar kortstondig huwe- ders. En anders radermijn je je (tzondheid. wijze tentoongesteld, rijn geringe afkomst makelaars rijn memeedig, ze dobbelen ’t eenzaam nachtlichtje o* de tafel Sao» ot ik zegen, de tijdige waarschuwing van eerder aan het licht brengt da* veebergt altegaar,” zoo filosofeerde de onder- te kn^rr^n -i- 7 -a„ Mijn vr»n4- dat aanmatiging een fout is, waaraan voor- nemiagslusüge en trachtte zijn geweten, afstarven aankondimn. “v»t***« a, Vjtl lltmn ftiiH Tim nrti rite Hmckm vrtmn— ml Ll»>„ zse*z4>r— z4<»» -saastr-seairolV r-laaa a*nc ert’aM 1 ft ’-w» w •w-w sw ii*v.xxovtavu navi WWU «nwi wtu «aajaa »*vua de* en ik doe niets meet alvorens hem hevig zijn, en dat de tui, die met de meeste verhief, tot kalmte te brengen. „Wie niet w«l noodig, want met zijn bewonderen»- HJk vin Aan den fat, die ritijd iet» buitenge- op touw gezet. 1i Gouden dagen braken aan voor Mary, „Bonjour 1 Is er wat nieuws vandaag? gen, dat hij de belachelijkheid niet hoeft thuis zonder stralends oogen en....»tra- te zoeken, maar dar die vanzelf naar hem lende ge»chenken. Nu een fraaie shawl, hur nazin?Zi; hfelT^h^^XZ*' tAelrAm» Hara Irmtirtcrm «imrarlmn rlm a llmrtrèm tiuMfe ..Watop mij* leeftijd ‘al f* „T Is nog maar eetr warschtrwing. ,J)te ka* ik best m^s*»l».r, „Dat neemt niet weg, rfsl ik daar un in ;k zeg het je maar, opdat je tr uit goudt ning te ondernethen, steeds al* lasthebber scheiden den jonge* heer int te hangen na anderen te rullen optreden. dat wordt belachelijk op uw cefttjd." Hij hsd zich op den effectenhandel „Kom, boud maar op, je virvgelt me megelegd en dank zij rijn goede afkomst, genosg." rijn scherp koopmansverstand, zijn be- ?Nu ven, die hem niet alleen in staat stelde Het scheelde niet veel of a!1«» was W- raed te leven, tnaar tevens de nijd en vehen ptte mtgewetst. Maar h:j.tbleef ijverzucht rijner tallooze mededingers tolknmra kalm en vervolgde K in den fondsenhandel opwekte dit wist .JUweur een nieuwe vertoonin^ Ik hij en het had voldoende moeten rijn om dat je verschrikkelijk leelijk bent als je driftig wordt Hij had gelijk en mijn toorn bedaarde voor die spottende, maar juiste opmerking van mijn vriend. Ik ben niet zelfzuchtig ra ik wensch gaarne iedereen zulk een vriend toe. Niets is gemakken ker, want hij wil ieder een van dienst rijn en' iedereen gerieven Hij is bijvoorbeeld tegen alle man even openhartig, «ft sommigen worden daar kwaad over, ais ae reden hadden hem te bedanken. Voor hoeveel kiipjxn zou hij de menschMLgiAC bewaren als ze maar naar hem ,uistftt|t) wilden. Ara den parvenu, die zich optooit met goud en juweelen, ra ia het beeef zijner millioenen den voorbijganger met ver achting aanziet, zou hij zeggen, dat al die schittering ra die pracht, op boersche eed, dien hij gezworen had I „De meeste zoo filosofeerde de onder- waerheid. Je, de schoonste bruid en mijn ta,rt *’4* verpletterd op de goedlnjt en dreigt met de politie De bo*r, bo* Unger «oe meer vsrwxrd en en weinig sympsthi* van de Uehend* niet meer van Wel:er een hng af- kijkers verwaebtend, betaalt dubbel en J-en Joe| eindelijk, waarmee hij reeds zoo lief had —toen hij met het had moeten beginnen: hij wenkt eea k plotseling huurkoetsier. „Waarheen, mijnheer?" f ,,'t -Station." De koetsier kijkt verwonderd, Tsnte, Hrre tante, thans weet ik ook, wat niettemin: .Mijn goed." dat rij*. M*et t>u o. nu is ook alles daar- „Allo, goa oe bok op. veundt Tt heb door veel schooner geworden dan het hoast." vroeger wm. en nu weet ik cent goed, hoe „O. we wondervel het geluk ts vroeger heb ik „Moer ik heb gisn tied." daarover trfot Thins ben ik „Best Een o .genblTtje, dat ik bles eertt recht „gelukskind;” thans ge- haverzak aldo* T Beest staat net tt nicht moei ze sjclden. Ich laat mich beltidigen." „Wel heb Tc van mien leven! Heb ik oa beleadigd?" „Wahrhaftig! die omstander* hier kon- ‘Xteirie mama. Hedy eril iuet, det ik d,“ »*eepreek thee* w l De reiziger rukt met een i hij wórdt in het Paring zijn aak los. met achterUtinf j boog voort en bonst aan huis of wat var- det Hedy de der banketbakkerejengen aan. üjksleven en toch, .'..haar echt was niet En bovendien., ja, je, de kwaal is nog ongelukkig, integendeel, ze had haar man blieft met met den handel, houd je bij dan ik dacht, je hebt nogal veel zielslief en hij, Arthur, aanbad zijn wijfje huishouding. gtsrtvld deze week.. Ontken nu maar als elke man die de groote reis naar de Zulk een antwoord had ze nog nimmer - - n en gouden bruiloft aanvaardt, gekregen, 't arme jonge vrouwtje, en haar T chatatpagne gedronken, ik met den geleibrief van Amor en met met oogen begonnen rich te omfloersen met zie het aan je opgezwollen aderenen je liet lettre dé cachet ontpoppend paspoort dien prikkelenden nevel, die meestal regen gele tint verraadt duidelijk'jdat je maag van Plutus, den god van 't geld. voorspelt. van streek is. Matig zijn spn de week, En ondanks de liefde, de lijfde, die haar Een heel klein traantje trachtte langs flink werken en veel de lucft in." was toe ge wijd en die rij Zélf aan haar haar wang te ontsnappen, toch was’t groot Op keren dag hebben wiji-uzie gehad, echtgenoot schonk, zoodat zij, wat dit genoeg om door Arthur met onbemerkt dat is nog niet heel I; Ik ging hem voorbij, zo „Weet je wel, dat je-gri.» oogen ontvangen en toonden ook nu weer de regenvlagen werden raenigvuldiger. If'^likht redóóóJód ^hzd ms' Marv dikke waterlanders, dis lanes Klar wan«n A«h..r’« u»l>ar he^n de noren te drawn 01 gearooma naa, wa» rvizry verdwenen. gleden, dat er tets haperde. de« brief wegzend, maar gij zult hem toch ontvangen, want 1 gewichtigste en l-r— -- mijns levens geschreven I Ik ben thans boog voort en bonst een hui* of wat ver- „Jawel! 1 - de gelukkigste mensch en dat Hedy de tef«» banketbakker*;»**» aan. koetsier dat boor je altijd, al* se d'r k.„ schoonste bruid is, welke de zon aan deze D« doos' d»«e °P bet hoofd draaft, hand over dan zak moeten strijken Maar touw gn half uit ijdelheid, hall ■fid* der Alpen beechïjnt, zeg ik u in kantelt en aen keurig varaierd* room- dal loopje kennen we al. ba blea? Hul mt gtdienstieheid. had een rol sar.ee- nomen ia het comedxeitukye en tn hei concert. Ik hoopte op een succes en velea rzt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 7