I
De Herder.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
Een oogenblik van
zwakte.
K»
Een wraakneming.
«en
Sir
..van
en het had weinig gescheeld of ze hadden
f
met
Langzaam, met loorne schreden, stapte
I
over hem en zijn schip zeggen."
het buffet vasthoudend want in den ten aanval op de veste, waarin de Alge-
eens vergeten hebben, ware er geen Mar-
houden (zuchtend)en mij daarbij.’*
ver-
afgematte, tweetende en bestoven
behandeling der zaak duurde meer dan
Margreet ontroerde en Bloosde toen hij
legeu stond ht) op, duwde zijnfhoed onder
van
aan
onwaardig is voor je schranderheid
Alles
weer in den pot. Toen zette hij den pot tuigd van de onschuld des beklaagden.
plannen gevaar looper,
weet en het is in het belang van ons alle
maal, oen het geheel geheim t: houden."
de aanvaring gezien, ik stel voor het schip
te overrompelen
Die woorden vonden algemeene* bij-
>rde ik
zeggen.
te voorschijn kwamen zag ik, dat de
Franschman «en
zijn handen draaide..
„Parbleu, is dat nu een uur om een
„Wel Marcel, nog altijd herder
„Altijd nog," zuchtte hij.
„Getrouwd?”
Hij wilde eens gaan kijken of ze nog al
flink vorderden, en zonder te baden kan dat
hij er voor twaalven niet meer wezen kon-,
stapte onze baas ft op uit.
Maar op h«t werk aangekomen, vond
zijn client te doen vrijspreken.
Dienselfden avond kwam de man hem
den en papa begaat de domheid ze mjj
te sturen 1”
„Wij zullen wat harder werken.”
„Neen, neen, dat zijn maar praatjes.
Laat mij met rust en ga maar gauw naar
NÓG ERGER.
„Daar heb ik onlangs uit beleefdheid
mijn paraplu aan een dame geleend ea nu
geeft ze hem niet terug.”
„Hou je maar kalm Ik heb ook eens
uit beleefdheid mijn paraplu aan een
ADVOCAAT EN CLIENT.
Een beroemd advocaat placht gaarne
GOED BEDOELD.
Een kleine schildersbaas had een paar
tot zich zelven komen.
Hij deed geen tweede poging. Zijn
„Dat is een idéé.”
„En een goed. Hier is mijn adres 84
„Zoo, ben ui het nog' Marcel?” Hij bis, boulevard Henn IV. Als je wilt,
hand.
„Mijn jongen.
jij nu de bloem.
r r „Neen, vader Mathieu heeft mij afge- den pot!”
Bij het begin van het dorpje Royat, wezen, omdat ik geen geld heb."
klopte de herder tegen de reeds gesloten
luiken van een huisje, waar een reuzen-
groote klomp tot uithangbord diende.
GEMOEDELIJK UITGELEGD.
Baron (tot zijn bediende die een fout
heeft begaan): „Fris, 't komt me voor,
dat je oud wordt."
Frits „Dat hoop ik, baron, mijn va
der is nu al twee-eti-negentig geweest.”
Bin teal, voor hij sprak
„Wilt u me vertellen,” zei hij, en er
Honk venijn in zijn stem, „dat u een spaak
in mijn wiel wilt steken U hebt me tot
nog toe geholpen en u bent er goed voor
betaald.U hebt beloofd, en ik vertrouwde
dat u de belofte zou vervullen, dat u al
uw invloed over de oude gravin zou ge
bruiken om haar toestemming te krijgen.
Ik Wou u ook nog herinneren, dat, op
den dag, dat Cuthbert met Enid trouwt,
ik u nog vijf duizend pond zal betalen.
Ab u nu naar me toe komt
(Wordt voortgezet.)
„U bent dus bang geweest, mijnheer!”
Scherp klonk dat woord van den bevel-
stond een voerenden generaal tegen den officier.
verdwenen de beesten in de schemerige Zij had een goudmijn in de keel, de kleine
dutsternis der stallen, de volgzame koeien Simonette en zij-venjtoud
evengoed als de gedweeé schapen en de goudmijn te exploiteren,
grillige geiten. C
weinig verwonderd over den toestand, brengen, want nooit zou zijn herders- Waarlijk, het werd
Waar alle „mille tonnerres” en verdere baantje hem rijk maken. Wat een on- zijn potje te gaan toonen en het blomme-
Leflijkheden hielpen mets, zij moesten dankbaar bestaan 1 Bah
bekennen, dat ze het spel verloren hadden.
Allen werden achter slot en grendel gezet
en voor de deuren wachten geplaatst.
Drie weken later kwamen we in Bre-
Als je den pot gevuld hebt, kunnen we
wel eens nader praten.”
De dame dacht een oogenblik na.
„Je moest zes mooie geiten meenemen
en je fortuin in Parijs gaan beproeven,
De deur ging open. Een stoere grijsaard gedurende het goede seizoen.'
verscheen op den drempel. Zijn gezicht
had een onvnendelijken plooi.
koers gezet. Tot het donker werd bleven
we bij elkander, toen stond de wind op
en de booten raakten van elkaar af. De
LANGS EEN OMWEG.
Tom „Pa, houdt u van muziekT’
Vader „Ja jongen, zeer veel."
Tom „Waarom koopt u dan geen trom
mel voor me?”
GOED GEZEGD.
Jonge vrouw „Man, de vla die ik
voor je klaargemaakt heb, is wezenlijk
ais een gedicht, zoo heerlijk.”
Man (dagbladschrijver)„Best, das
zal mijn maag de papiermand zijn I
VOORZICHTIG.
Bankier „Nou wou ik je nog één
ding zeggen, mijn waarde. Ik stel je
als kassier, maar niet als reiziger, hoor!
weer teruggekomen.
„’t Kon niet beter treffen, mijnheer
Van Santen," zeide hij, „er is niemand op
J AUk wat handen heeft is
vuurt, die in ijlende vaart hem volgen.
„Daar stort hij neder. Hij is getroffen,’’
roept de generaal.
Maar eer het paard terneder ligt, is de woord, behalve Wolmers, de lichtma-
officier uit het zadel gesprongen ca ijlt trooe, die op den uitkijk had gestaan,
nu met getrokken zwaard zijn soldaten Het dichtst waren we bij de Kaapver-
voor. Leve Frankrijk I Vooruit Vooruit! dische eilanden en daarheen werd dus.
Hoera zij hebben den schans bereikt!
Met den moed der vertwijfeling ver
dedigen zich de Algerijnen
Helaas, tegen zoo gröoten heldenmoed wind werd steeds sterker en ging eindelijk
in een hevigen storm over.
Het was een verschrikkelijke nafht,
maar we kwamen er door. Ik had onze
volontairs, twee broeden, aan
deelt zich mede aan zijn soldaten. Voor- boord, aan wier goede stemming wij het
uitVooruitLeve Frankrijk De scho- in de eente plaats dankten, dat onze
i moe^l niet heten gin ken.
Bij het aanbreken van den morgen be
gon het weer te veranderen. Den vol
genden nacht heerschte er totale wind-
Ëen oogenblik later viel het eind van
een lijn in onze boot en na een minuut
-- r weer in ons midden,
komen Even ongemerkt als hij heenging, was hu
op den kalmen oceaan.
Plotseling hoorde ik den lichtmatroos,
een
WAAR BLEEF DE ANDERE?
Een heer kwam 's avonds laat in zijn
hotel, en trok wat hardhandig zijn schoe
nen uit, zoodat de eerste met groot geraas
door de kamer vloog en in een hoek bleef
liggen. Z
Op eens herinnerde hij zich, dat zijn
buurman in de kamer daarnaast erg-
zenuwachtig was en heel licht sliep,
hu kleedde zich verder zoo stil mogahjk
uit en kroop dadelijk in bed. Drie uur
later werd hij wakker door herhaald ge
klop aan zijn deur. w»
„Zeg me toch in Hemels naam/L
hoorde hij de stem van zijn zenuwach-
tigen buurman roepen, „wanneer trek jo
je andere schoen uit? Ik heb er al d|g»*
uren op liggen wachten mgt opnieuw iafÊ
slapen
en vervolgens officieren."
„Bravo Peter,” zei ik, „je hebt je goed
- ----v-aai OBI
„Mijnheer, ik wil, dat die sterkte he- verward dooreen. De kapitein en de eerste je denken."
--Spoedig stonden we alle zestien op het
Ik kan met vallen Ik kan met langer mij hier laten ven, evenzoo de matrozen, d— - ■*-*•-- -
begrijpen, dar het geval, dat dit meisje in ophouden. Ga.” wacht hadden Onze lantaarns waren te dwingen, sneed ik de lijn vanonzê
mijn huis is gekomen en Enid’s vriendin Zoo klonk het korte bevel uit den mond door den schok uitgedoofd en men kon boot door. We moesten nu het schip be-
- - - - -v machtigen ef de hemel weet wat er van
heeft hoeven jagen. Het lijkt me, dat de De officier keek op. Een oogenblik vroeg dooreen. ons zou worden.
dingen nog precies zoo zijn, als ze waren.” ontmoetten hun blikken elkander. Die Daar straalde plotseling een blauw- Toen ik den toegang tot de marhin>-
Hu alaake een zucht van verlichting, beide mannen hadden elkaar begrepen, achtig licht -- -
Wij waren door een groot stoomschip tot den aanval en in een oogenblik had-
De geheele kudde was verdwenen. De hand in de kleine hand der kunstenares, den sleutel. Dan reikte hij den herder de bezworen. De advocaat slaagde er HL
herder floot zijn hond Labri en beiden
daalden neder in de vlakte. De avond
was fnsch en geurig, door de uitwase
mingen der viooltjes en der populieren.
antwoordt de generaal, vii.
Het was een dolle gedachte, doch als
men twee dagen en doe nachten op zee
heeft rondgedobberd en men dan uitzicht
een woord gewisseld over hetgeen in de heeft het leven te redden, waagt men er
tent op den morgen vóór den aanval had jUes op. De matrozen wapenden zich
plaats gegrepen. met bijlen, haken en gereedschappen, ik
had mijn revolver. Ik ging uit van de
meening, dat er zoowat niemand op het
dek zou zijn. Die er op waren moesten
snel onschadelijk gemaakt worden en de
overigen in het ruim worden opge-
waaruit hem hellingen der bergen en hij zou ze even-
«vrviflt.*. liwp Vg^ZtlUtUU». Cwaao ikigwvwst IIWVVU) wraaw vt g»vu avam LXU -
En nu moest hij die hoop vaarwel zeg- greet geweest met de trouwe blauwe oogen. aangeboden, ze heeft hem ook ba-
gen.
Hij kende het hardnekkig karakter van
De goudstukken klonken zoo vrooiijk
en hel, zij schitterden zoo blijde in derr
oogen van vader Mathieu, die verblinü de volgende aardigheid te vertellen, die
Ja, hij herkende haar wel. Als kinderen was bij den schijn van het goud.
De hoorn van den herder klonk van hadden zij hun geiten naast elkander ge-
Vriend „Dan is het uitgemaakt dat 14
van onder zijn kiel te voorschijn, en stort- handelsreiziger moet worden."
Zij stak hem de hand toe, een hand wit te _hem *ee8 °P de tafel,
als ivoor.
Aan de vingers schitterden prachtige
ringen.
guM. 22. 22 2
Br was altijd overvloed van champagne haan ging over. Het leven van den gene-
in Mayberhe's kantoor. Hij had in een raai hing aan een zijden draad. Het
oogenblik een flesch open, en Madame wapen weigerde. Het knetterend ge-
dronk lang en diep. Toen nam ze een ci- luid van ijzer tegen ijzer deed den officier
gartt aan en begon te rooken, vlug en ner
veus de rook uitblazend. Mtybirlie ging
aan den anderen kant van de tafel zit- hand zonk neer. Hij boog het hoofd,
ten.
„Ik heb nooit de minste achterdocht
daaromtrent gekoesterd,” j
het minste. Waarom heb je het me nooit naar gemaakt. Hu had zijn plicht ver- de richting te geven. Na zonsondergang was hij~ verdwenen en tegen hè? schip
verteld” geten, hij had zich vergrepen aan d» de h;*cr. xcc. F
Madame lachte. „Dat is een vraag, die krijgstucht. Hij had het recht niet om ik midden in den nacht naar bóven kwam,
onwaardig is voor je schranderheid
heb het meer dan twintig jaar geweten, hoe diep het hem kwetsen mocht, een de zeilen tegen de masten en de Albatros of*drie stönd' Peter
maar er is nooit de m nste noodzakclijk- plichtvergetene, een moordenaar te wor- schommelde zonder vooruit te
regel was hij «eer matig en toen kwam rijnen zich reeds meer dan vier weken
zija selfbeheenching langzaam terug, met onbuigzamen moed tegen de on
es een diepen zucht slakend, keek hij weer stuinuge aanvallen der Franschen
dedigden
„Bang
Als hoongelach klonk dat woord den
de ooren. Een doodehjke
DE LICHTZINNIGE PAPA.
Student„Ach, ach, wat is papa toch B
CCD jUJfCHlÜt. IC, twittctiuv «.U urwrtwwvwaa IViaX^SWk X.VU VWik anuweu JVUJVU I1IVV «WWW I TL L U ^-,1
bende kwam te voorschijn en was met un trouwen, een die een beteren pot kon hadden hem met onaardig doen zwellen.
1 over den toestand, brengen, want nooit zou zijn herders- Waarlijk, het werd nu tijd vader Mathieu
alle „mille tonnerres”
te
zijn verschijning maar weinig gesticht, Royat. Alle vreemdelingen blijven staan
en het had weinig gescheeld of ze hadden om naar 1
is, je ook maar in het minst 'schrik aan van den generaal.
De officier keek op. Een oogenblik vroeg dooreen.
t Daar straalde plotseling een blauw-
7 - - - 1 01 bescheen het tooneel. kamers bereikt had, gaf ik het treken
„Ik wou, dat ze het waren,” antwoordde De céficier boog en verliet de tent. Wij waren door een groot stoomschip tot den aanval en in een oogenblik had-
Madame. ..Als dat zoo was. zou je niet Buiten sprong hij te paard en in ge- aangevaren, waarvan de afgebroken klui- den mijn mannen het bovenlicht en de
geseelen hebben, wat ik ie j-. ist vertelde, strekten draf reed hij over de vlakte «aar verboom dieo aan zijn touwwerk over den ludtu boven de ijzeren trap gesloten
nog zoo laat doen
,,’t Is om Margreet, vader Mathieul”
De klompenmaker liet hem binnen.
„En wat wil je van Margreet?”
„Ik wil wel met haar trouwen.”
Marcel zeide dat zoo maar op eens,
met hoogrood gelaat, terwijl hij zijn
•chip, de eemge, die met onder in het strooien hoed als een suikerbrood tusschen
•chip sat opgesloten.
Op het voordek stonden een half do-
«ijn hutten in een er van hoorden wij meisje ten'huwelijk te komen vragen?
een geweldig stampen en trappen tegen Weet je wel, of Margreet er in toestemt?”
de deur. Ik opende ze en Wolmers, onze
vermiste lichtmatroos, kwam te
schijn.
Hij had zich bij de aanvaring aan het
touwwerk van den kluiverboom van het
stoomschip vastgegrepen en was zoo aan
boord gekomen. De bemanning was over
SM dan nu vertellen. Juliette? Waarom dat woord was geweest. knarsen, schreeuwen, vloeken, alles klonk gehouden, als allé goed gaat, zal'Ik
•ouden de dingen niet blijven doorgaan, „Mijnheer, ik wil, dat die sterkte he- verward dooreen. De kapitein en de eerste je denken.”
zooals tot nu toe. waarom zeg je, dat onze den in onze handen is Zij moet heden stuurman kwamen half gekleed naar bo- f
ven, evenzoo de matrozen, die geen dek en om onze mannen tot het uiterste
wacht hadden Onze Igntaarns waren u --
Zoo klonk het korte bevel uit den mond door den schok uitgedoofd en men kon boot door. We moesten
2. geen hand voor oogen zien. Alles riep en
het kamp der zouaven, over welke hij het scherpen boeg naar beneden hing. De
bevel voerde.. Albatros was op zijde dicht bij den boeg-
In weinige oogenblikken was dit kamp spriet getroffen. Dat alles zagen we m
in volle beweging en in minder dan een een paar minuten, toen verdween het
kwartier tijds stormde de geheele troep licht weer en heerschte diepe duisternis,
in vliegende vaart over de zandige vlakte „Booten klaar.” commandeerde de kap»-
op de veste los. Een stofwolk omhulde tein. „Van Santen, roept u het schip aan
hen, maar toch zag men voorop den of- en vraag of het zwaar beschadigd is.
fiaer te paard, die met getrokken sabel Verduiveld, waarom antwoorden se mM?”
Het stoomschip had zich, door achter
uit te stoomen, spoedig losgemaakt «n
aan zijn licht bemerkten we, dat het al
zijn manschappen aanvoerde. Vooruit!
Vooruit!
Daar flikkert het vuur van de wallen
der veste. Een donderende echo dreunt eemge honderden meters van ons af was.
over de vlakte. In het Fransche kamp Blijkbaar wilde het onbekend blijvgn en
staat de generaal met zijn staf en staart ons aan ons lot overlaten.
in ademlooze stilte naar het heldenfeit, Intusschen waren onze lantaarns waer
dat gaat beginner^ ontstoken en werden de booten uitgezet;
„Ha, dat is een held,” roept de generaal lang zou de Albatros niet meer drijven
en beschouwt door zijn verrekijker den blijven.
„En schijnt aardig op te schieten er nog moedigen ruiter, die steeds niettegen-
2i_2 ‘_2
Maar, ik ben met je, net zoo, >a nog veel „Dat meisjê, Muriel St. Pierre, gaat om
meer, dan ik ooit was. Dat is het heele- met den zoon v«^ Sir Augustus Atlee.
naai niet. Ik heb veel verbazingwekken- Men heeft ze samen zien lunchen."
„En nu trek je de gevolgtrekking, dat
..„Wacht, tot je alles gehoord hebt.
Het kantoor gaat inlichtingen verzamelen.
maar er is nooit de m nste noodzakclijk- plichtvergetene, een moordenaar te wor- schommelde zonder vooruit
heid geweest, om het aan iemand toe te den.
vertrouwen. Waarom zou ik? Zelfs jij Diep boog hij het hoofd in het volle
benf pas de vierde persoon, die ervan besef zijner schuld en wachtte zijn straf, die op den boeg op uitkijk stond,
De generaal had alles bemerkt, alles harden schreeuw geven te gelijker tijd op ’t dek. Alles wat handen heeft u
begrepen. De fout van den officier, maar werd ik door een hevigen schok eerst onder in het ruim aan ’t werk, ook de
Hij dacht hierover een minuut na. toen ook hoe zeer zijn woord hem had gegriefd, tegen den bezaanmast 1
keek hu op en zei „Waarom kom je het hem had beleedigd, ook hoe ongerecht languit op het dek geworpen. Kraken,
in Duitsche wateren. Ik zal met den Margreet had die hoop in
kapitein eens spreken en mijn meening gehouden.
over hem en zijn schip zeggen." Zij kenden elkander al zoo lang, zij warén die Parijzenaar» toch goed 1 De
Wat er tusschen beiden verhandeld hadden elkander hef, in allen eenvoud des een gaf hem koolbladen, de andere wor-
werd, weet ik niet, maar toen ze weer harten, zonder vgel woorden. teltjes voor zijn geiten, de kinderen
Zij was zoo mooi en zoo goed. Haar brachten haar zelfs klontjes suiker. Zijn
erg bedrukt gezicht diepe, blauwe, trouwe oogen, waren voor beesten vergaten de geunge heide op de
zette en onze kapitein heel vrooiijk keek, hem de schoonate sterren, 1
De kajuiten en de offiaershutten wer- de zoetste hoop tegenblonk.
den doorzocht en we vonden genoeg re- f
wolven en geweren, om onze mannen
- behoorlijk te wapenen. Hij kende het hardnekkig karakter van De herfst was gekomen. Marcel telde
Toen werden de deuren geopend en vader Mathieu. voor de laatste maal zijn geldbundel na.
een afgematte, zweetende en bestoven Margreet zou een anderen jongen moe- De twee franken daags van Simonette
ts alle verdediging vruchteloos.
Met de grootste doodsverachting stormt
de officier tegen de wallen op. De zwij-
mei koorts heeft hem aangegrepen. Zij beide
Sla toe.Neem
ik.behoud dan bedanken.
„Ge hebt mij zulk eert goeden dicMt
bewezen,” sprak hij tot den advocaat,
wilt ge mij misschien nog wel met een
kleinigheid helpen
„Wel, wat is er?"
„Kunt u me nu niet van het horloge
Vleiers zijn uitstekende gedachten- afheipen ook?” i,
lezetp ze zeggen u heel dikwijls precies, „Welk horloge?”
wat ge van u zelf denkt. „Dat ik gestolen heb natuurlijk!”
ten knetteren, de slagen vallen met dub- lotgenooten den
bele woede bij tientallen storten zij ne-
der 1
VooruitVooruit Leve Frankrijk
Sprakeloos staart de generaal uit de Jüu. Ik was doodmoe en vie| van af-
verte het vreeselijk schouwspel aan. On- matting in slaap
afgewend blijft zijn oog op den officier „Mijnheer Van Santen,”
gericht, die met onbezweken moed en Peter, een der broeden tegen
Terwijl dit geschiedde, zag ik bij den verzachtte een weinig zijn stem, toen
schijn van een lantaarn, die op de com- hij den herder herkende „Wat kom
mandantsbrug brandde, een man, met je
een gouden band om zijn scheepspet,
hij hield een revolver op mij gencht. Een
der matrozen had mij ook gezien en juist
toen hij schieten wilde, sloeg hij zijn arm
omlaag de kogel vloog knarsend in het
dek. Het was de kapitein van het stoom-
aaar haar
^En u. Madame zei hij kalm. „Dit
is vreeselijk nieuws. Mag ik u iets in
schenken officier in de ooren. Een doodehjke
De groote vrouw was zelf zeer opge- bleekheid overtoog zijn gelaat. Hij trilde
wonden, ofschoon lang niet in zoo hevi- onder de bloedige beleediging. Hij ver
ge mate als haar gastheer gat, waar hij was. tegenover wien hij
.£»n beetje champagne, als u het hebt," stond. Onwillekeurig greep zijn hand
den revolver, de hand verhief zich, de
hij eens met een Van zijn minder deftige
„Heb ik nu genoeg om mij Margreta cliénten gehad had.
den heuvel by het dorp. Een voor één hoed. Maar zij had haar weg gemaakt, te schenken?” vroeg Marcel. Het was een echte schelm, beschuldigd
verdwenen de beesten in de schemerige Zij had een goudmijn in de keel, de kleine Vader Mathieu raapte één voor één van het stelen van een horloge. De ad-
diasternis der stallen, de volgzame koeien Simonette en zij-verjtoud de kunst die al de geldstukken te zamen en deed ze vocaat was toen nog jong en heilig ovet-
w<tr den pot. Toen zette hij den pot tuigd van de onschuld des beklaagden.
Geheel bewogen legde hij zijn vereelte in zijn kast, dien hij zorgvuldig sloot met Deze had hem dit onder bittere tranen
zal ik je handgeld geven, dat zal je
geluk brengen.”
Zij wikkelde voorzichtig haar kaartje
in een bankbiljet van honderd frank en
liep vlug naar haar rijtuig, dat in snelle
vaart wegreed.
Daar stond Marcel met open mond
en keek haar na, dan voelde hij het pa
piertje in zijn hand. Honderd frank
Met zijn bespaarde penningen was het knechts aan het werk op een half uurtje
idee van Simonette te verwezenlijken! afstand van zijn winkel.
Zou hij het wagen Het geluk kon hem Hij wilde eens gaan kijken of ze nog al
gunstig zijn. Wie weet?
Acht dagen lang dacht hij na.
Hij zou Margreet vragen...
Den volgenden dag dreef hv de zes t
schoonste geiten van het dorp naar het hij alles' gesloten en op de deur las hij de
station en hij vertrok met Labri, den hond, eenigszins eigenaardige verklaring om
naar de groote stad. trent de afwezigheid van zijn werk- 1
Den eersten morgen, dat hij langs de lieden „Wij zijn schoften!"
straten van Parijs trok, meende hij van
ontroering te bezwijken.
Hij liep in eenen door naar de woning
van Simonette en bracht haar een glas
melk naar boven langs de dienstbode»-
trap. Een kamerjuffrouw deed hem
open.
„Wat verlang je?” .r
„Ik breng deze melk voor mevrouw
Simonette."
„Mevrouw is nog met op.”
„Zeg haar, dat het van Marcel ia, den
herder van Royat. Breng haar gauw dit
glas, eer de melk koud wordt.”
De kamerjuffrouw bedwong
moeite haar lachen. Zij nam het glas en
keerde weldra terug.
„Hier,” zeide zij, en duwde Marcel
een stuk geld in de hand. „Je hebt een
buitenkansjeMevrouw heeft me ge
zegd, dat je eiken dag een glas moet
En de klompenmaker schoof hem zach brengen en daarvoor telkens twee frank
zult krijgen.”
„Zeg haar goeden dag van mij,” riep
de arme herder den heuvel weer op. Het Marcel vol vreugde uit.... ,,VoOT een
was hem wee om het hart. Hij had reeds handgeld is dat waarachtig niet kwaad.”
--- j Vooruit dan maar 1 Ziw herdersfluit
kapitein, „maar nu we eenmaal meester der uitgebluschte vulkanen, op de heide klonk door de straten op een vroolijken
van *t schip zijn, moeten we dit ook en steeds hef denkbeeld gekoesterd, dat toon. De jonge werksters, de Onder
blijven. Waren we maar vast goed en wel Margreet eens zijn vrouw zou zijn en meisjes, de kamerjuffers, de jonge moe-
hem levendig den hielden hem aan en reikten hem hun
glas of dronken uit zijn beket. En wat
in een nieuwen aarden pot onder zijn 4.
dit op den herder aan. Beschaamd en ver- kiel. VOORBESCHIKT.
Margreet ontroerde en Bloosde toen hij Vader (tot vriend): „Ik zit wezenlik
binnentrad en wat kon hij er aan doen? verlegen met rnijn zoon. Ik weet niet w«t
„Goeden dag. Marcel.” Maar de vreugde, toen hij haar weder- ik hem zal laten worden, tot nu heaét
„Goeden dag, mevrouw.” zag, was zoo groot, dat hij haar kuste, hij altijd op straat gezworven."
„Ken je mij met meer? Ik ben dat het klapte. Toen trok hij den f>ot Vriend „Dan is het uitgemaakt dat h|
Simonette, dochter van Bravard.” van onder zijn kiel te voorschijn, en stort- handelsreiziger moet worden."
varen.
Plotseling vloog mij een gedachte door
geest.
„Jongens,” riep ik, „dat treffen we. Er
schijnt iets aan de machines te haperen
en de geheele bemanning is bezig die in
lïldt- Ik luisterde aandachtig; éen zware
Daar wijken eindelijk de Algerijnen, metaalklank drong tot ons door. Ik liet
Zij werpen de wapenen weg. De strijd m de richting roeien van wi« het geluid
is gestreden. De schans is veroverd kwam. Toen wij naderden, zagen wij c«a
De generaal keert terug in zijn tent, stoomschip, hetzelfde dat ons had aange-
Maar weldra treedt hij weder naar bui
ten. Hij verzamelt al zijn offirieren om
zich heen. In groot tenue wachten zij den
rond om den standaard van Frankrijk
geschaard, de helden af.
Daar naderen zij. Met stof en bloed
bedekt, met ongedekten hoofde en ge- orde te brengen. Vrijwillig zullen ze ons
scheurde uniform treedt de officier op met aan boord nemen, dat hebben we bij
den generaal toe.
„Generaal, ik heb uw bevel volbracht!
De veste is genomen!"
„Mijnheer,1
„gij zijt een he’d!" Hij drukte den of
ficier de hand.
Nooit werd tusschen hen beiden meer
Er zou dan geen noodzakelijkheid zijn
geweest, dat je het wist. Maar integendeel,
we worden bedreigd, ernstig bedreigd.”
„Er is altijd,” herhaalde hij langzaam,
„een uitweg uit iedere moeilijkheid,
voor degenen, die sterk en moedig zijn.
En vertel me nu, wat bedoel je
Ze beantwoordde zijn vraag met
andere, een eigenaardige.
„Wat weet je,” vroeg ze,
Augustus Atlee.”
„Hij is het hoofd van een der oudste ad
vocaten kantoren in Londen,” antwoordde
Haar hand kwam over de tafel en ze hij verwonderd.
sloeg hem ongeduldig op den arm. „Om „Een zeer bekwaam man
's Hemelswil, wees met gek!” zei ze. „Dat denk ik,'ik heb nooit iets met hem
JDe oude gravin is allang volkomen be- te maken gehad. Ze zeggen, dat hij de
raid om Enid met je zoon te laten trou- helft der geheimen van het West End
wan. Ik kom nooit terug op een eenmaal kent."
graioeen koop. Ik verraad nooit iemand, „En schijnt aardig op te schieten er nog moedigen ruiter, die steeds niettegen- Tegen dne uur in den morgen verlie-
teasÜ die snij bedriegt, wat het ook kost, een te weten te komen,” zei ze bitter, staande de kogels der vijandelijke kanon- ten we het schip. De kapitein nam met
nen voortholt en zijn manschappen aan- tien man in de eerste boot plaats, de stuur
man met tien man in de tweede, ik zelf
met vijftien in de grootste. Bij het af-'"
roepen der namen hadden allen geant-
tje op te eischen. Hij had werkelijk een
aardigen stuiver bijeen om het huis-
Op zekeren middag lag hij lang uitge- houden zonder zorgen te kunnen begin-
strekt op een bloemenbed van anemonen nen.
en keek den hemel aan. Hij dacht aan Recht van den trein naar vader Mathieu!
mershaven voor anker. De gerechtelijke Margreet en haar lieve, blauwe oogen. Hij had geestig willen zijn en droeg zijn
Daar rolde een rijtuig aan. Het hield schat van gouden en zilveren geldstukken
dne maanden, doch wij werden in ’t stil. Een dame stapte er uit sn liep recht
gelijk gesteld. Het meest hadden we
aan onzen lichtmatroos Wolmers te
danken, die getuigenis van zijn weder- den arm en wachye.
varen aflegde. Daardoor werd de kwade
bedoeling van de Franschen duidelijk aan
*t licht gebracht en ontvingen ze hiervoor
een rechtmatige straf. I
der ea verschrikkelijker nieuws."
Ia haar opgewondenheid was de Fran-
sche vrouw opgestaan Als vanzelf ver-
liet toen ook Mayberlie zijn stoel, steels- Hun procuratiehouder, een zeer scherp-
gtwijM de groote, rijke kamer rondkij- zinnig en gevaarlijk man, is naar Marsh-
kend, vol innerlijke vrees. Ze vormden een lands gegaan en heeft Paul Rodney ge-
vraemd beeld, de groote, goed gekleede sproken. Het is onnoodig te zeggen, dat hij
Fransche vrouw, en de kleine, magere niets uit hem kreeg, maar hij joeg dén
met *ijn masker af, de groote finan- man schrik aan door zijn kennis van
der in geweldigen schrik. diens verleden. Ik heb ook vernomen, dat
De vrouw was de sterkste, de voor- er iemand naar Frankrijk gestuurd is,
naamste.. Ze pakte den kiemen man bij naar het klooster van het Heilig Hart,
de schouders zijn hoofd reikte nauwe- dichtbij Marseille, ofschoon men daar
lijks tot aan het hart boog zich voor- ook niet veel te weten is kunnen komen,
ovu. en fluisterde in zijn oor, zooals Paul En laat me je nog iets vertellen. Ik weet
RgdMy eemge weken geleden in de hare niet, of het iets met onze zaak te maken
tod gefluisterd Gedurende bijna dne heeft, of niet, maar het lijkt erg verdacht en
minuten was er geen geluid m de kamer zeer geheimzinnig ook. Gedurende eenige
gehslvt een soort gesis, zooals stukjes maanden, mijnheer Mayberlie, heeft mijn-
droog papier, tegen elkaar gewreven, ver- heerCharles Atlee, zoon van Sir Augustus,
oorzaken, en toen wankelde Mayberlie en ik geloof, medewerker op het kantoor,
'?**Ug van haar, zijn gezicht gnjs-wit, be- voor mij portier gespeeld in Tracy
Vs»d als een espenblad. street."
Hij stond een paar seconden lang in het
midden der kamer te zwaaien, toen liep
hij, half strompelend, ineens naar een
sibsnhouten buffet, dat in den hoek van
ds kamer stond en waarop allerlei li
keur, karaffen en flesschen stonden. Er
kloak een gorgelend geluid, hij zette een
glas half vol brandewijn aan zijn lippen,
dronk hst in één teug leeg, r
oogenblik te beven, met zijn handen die hem rapport bracht van den misluk-
afgewend blijft zijn oog op den officier
doodsverachting den woedenden aanval „hoort u dat eigenaardige gel.
Ik was in 1883 nog tweede stuurman
op de Albatros, we maakten een reis van sloten.
In een oogwenk overzag hij de grootte Montevideo naar Bremen, er woei een „Mijnnccr van oauien, «ireter, ,ix
run misdrijf Een oogenblik van zwakke bries, nauwelijk voldoende om zal aan boord klauteren en u bericht brèn-
nqoit naar gemaakt. Hij had zijn plicht ver-
geten, hij had zich vergrepen aan de ging de wind nog meer liggen en toen opgeklauterd.
Ik een snerpend woord van den generaal, om de wacht over te nemen, kletterden
.Mijnheer Van Santen," zei Peter, „ik
zei hij, „met zwakte had hem bijna tot een moorde- de zeilen te laten zwellen en het schip gen.” Eer ik hierop antwoorden kon
rtrt* nrsrsi t mee nervisilrt U<« nl./'k» BT-
„Ja, wat dat beereft, ben ik gerust.
voor- Roep haar maar I"
„Zij is bij haar tante van avond.”
„Dat is lammer voor mij."
„Dus, Margreet bevalt je?”
„Zij is heel mooi en braaf.”
„Zeker, zoo zijn er geen half dozijn
haar te kijken. Maar je moet
•hem over boord geworpen. Hij was in de je dat maar uit het hoofd zetten, mijn
"%cheepshut opgesloten en zei, dat het jongen.
hem daarin aan niets ontbroken had, Wie dat blommetje wil hebben, moet
zelfs tabak hadden ze hem gegeven het mij eerst den pot brengen. Je begrijpt me
was echter razend vervelend, daar hij met toch?”
wist wat het eind der geschiedenis we- Marcel begreep hem zeer goed. Wilde
zen zou. e hij de dochter hebben, dan moest hij geld
Intusschen had ik een man op uit- laten zien. Langzaam zeide hij
kijk gezet, spoedig meldde hij „Wij wor- „Ik heb wel wat geld.”
den aangeroepen!” „Ja, een paar daalders.... misschien
Ik ging er naar toe en luisterde. nauwelijks genoeg om den ketel een acht
’t Wm zoo, ik hoorde roepen en meende dagen te doen koken
de stem van onzen kapitein te herkennen.
Spoedig zagen we twee donkere stippen,
en een kwartier later zagen we onze man
nen, die ^ch in de twee andere booten huis, naar je schapen
gered hadden. Onder luide hoera's
klauterden ze aan boord.
Kapitein Ewers keel?vreemd op, toen
ik hem verslag van mijn bevinding deed, jes de deur uit.
Het door mijn wakkere jongens gekaapte
schip was de Fransche pakketboot „Je
anne d'Arc,” op weg naar Marseille.
„Een gekke geschiedenis,” bromde de zoo dikwijls neergezeten op de hellingen