L
zzz
T
is
I
De Herder.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
Een oogenblik van
zwakte.
„Zoo, ben jjj het nog, Marcel?" Hij
Een wraakneming.
«ta tori. voor hij spraik
een
i
ook niet veel te weten is kunnen komen.
viel van af-
anne dArc,” op weg naar Marseille.
Vooruit dan maar I Zijn herdersfluit
van 't schip rijn, moeten we dit ook
van onder rijn kiel te voorschijn, en stort-
grillige geiten.
De officier boog en verliet de tent.
r
I
DE LICHTZINNIGE PAPA.
*i nana
iderd
VOORBESCHIKT.
Vader (tot vriend): „Ik rit wezenlijk
verlegen met mij^zoon. Ik weet abt wat
ik hem zal laten worden, tot nu beeft
straat gezworven."
.Dan is het uitgemaakt dat h*
handelsreiriger moet worden.”
aan de
krijgstucht. Hij had het recht niet om
een snerpend woord van den generaal,
hoe diep het hem kwetsen mocht, een
plichtvergetene, een moordenaar te wor
den.
Diep boog hij het hoofd in het volle
besef zijner schuld en wachtte rijn straf.
De generaal had alles bemerkt, alles
begrepen. De fout van den officier, maar
ook hoe zeer rijn woord hem had gegriefd,
hem had beleedigd, ook hoe ongerecht
dat woord was geweest.
„Mijnheer, ik wil, dat die sterkte he
den in onze handen isZij moet heden
bebarieling der zaak duurde meer dan
danlcn.
vare», aflegde. Daardoor herd de kwade
peddling van de Franschen duidelijk aan
't U<ht gebracht en ontvingen ze hiervoor
•et» rechtmatige straf.
hij altijd op i
Vriend
Vleiers zijn uitstekende gedadtten-
bis, boulevard Henri IV. Als je wilt, wat ge van tTzelf denkt.
toch’
-ij
4
oogen van vader Mathieu, die verblind
„Heb ik nu genoeg om mij Margreta
vroeg Marcel.
Vader Mathieu raapte één voor één
ophouden. Ga."
Zoo klonk het korte bevel uit den mond
van den generaal.
De officier keek op. Een oogenblik
ontmoetten hun blikken elkander. Die
verzichtte een weinig zijn stem, toen
hij den herder herkende„Wat kom
je nog zoo laat doen?”
„*t Is om Margreet, vader Mathieu!”
De klompenmaker liet hem binnen.
„En wat wil je van Margreet?"
„Ik wil wel met haar trouwen."
Marcel zeide dat zoo maar op eens,
met hoogrood gelaat, terwijl hij zijn
strooien hoed als een suikerbrood tusschen
rijn handen draaide.
„Parbleu, is dat nu een uur om een
meisje ten? huwelijk te komen vragen?
Weer je wel, of Margreet er in toestemt?”
„Ja, wat dat betreft, ben ik genat.
„Zij is bij haar tante van avond."
VOORZICHTIG.
Bankier „Nou wou ik je nog één -
ding zeggen, mijn waarde. Ik stel je aan
als kassier, maar niet als reiziger, hoor!
-1. tsi*
Hep vlug naar haar rijtuig, dat in snelle
vaart wegreed.
Daar stond Marcel met open mond
en keek haar na, dan voelde hij het pa
piertje in rijn hand. Honderd frank r
Met rijn bespaarde penningen was het knechts aan het werk op een half uurtje
Hij wilde eens gaan kijken of ze nogtal
flink vorderden, en zonder te bedenken dat
hij er voor twaalven niet meer wezen tan,
stapte onze baas er op uit.
Maar op het werk aangekomen, vond
j allés gesloten en op de deur |as hij de
(Wordt voortgezet.)
„U bent dus bang geweest, mijnheer!”
Scherp Honk dat woord van den bevel-
voerenden generaal tegen den officier,
die hem rapport bracht van den misluk
ten aanval op de veste, waarin de Alge-
bekenen, dat ze het spel verloren hadden.
Allen terden achter slot en grendel gezet
en voc de deuren wachten geplaatst.
verdwenen de beesten in de schemerige Zij had een goudmijn ia de keel, de Heine
duisternis der stallen, de volgzame koeien Simonette en rij verstond de kunst die al de geldstukken te zamen en deed ze
evengoed als de gedweeë schapen en de goudmijn te exploiteeren.
grillige taitan. .1?
V. De geheele kudde was i
Jberder floot rijn hond Labri en beiden
daalden neder in de vlakte. De avond
was frisch en geurig, door de uitwase
mingen der viooltjes en der populieren.
Bij het begin van het dorpje Royat,
klopte de herder tegen de reeds gesloten
jÖsken van een huisje, waar een reuzen-
groote Homp tot uithangbord diende.
De deur ging open. Een stoere grijsaard
«verscheen op den drempel. Zijn gezicht
had een onvriendelijke» plooi.
«teeg hem ongeduldig op den
Hemelswil, wees niet gek
Mid om Enid met je zoon te laten trou- helft der geheimen van het West End
gmfoten koop. Ik verraad nooit iemand,
MeMrij die mij bedriegt, wat het ook kost.
Mmt, ik ben met je, net zoo, ja nog veel
meer, dan ik ooit was. Dat is het heele-
maal niet. Ik heb veel verbazingwekken
der en verschrikkelijker nieuws.”
Ia haar opgewondenheid was de Fran-
Het toen ook Mayberlie rijn stoei, steels- Hun procuratiehouder, een zeer scherp- nu met getrokken zwaard zijn soldaten
NOGERGBR.
„Daar heb ik onlangs uit beleefdheid
--j-1 -2C-j
„Hou je maar kalm Ik heb ook eens
Mar- '“t beleefdheid mijn paraplu aan een
dame aangeboden, ze heeft hem ook be-
houden (zuchtend).... en mij daarbij.""
LANGS EEN OMWEG.
Tom „Pa, houdt u van muziek?"
Vader „Ja jongen, zeer veel.*
Tom „Waarom koopt u dan geen trom
mel voor me?"
het kamp drr zouaven, over welke hij het scherpen boeg naar beneden hing. De
bevel voerde. Albatros was op rijde dicht bij den boeg-
In weinige oogenblik ken was dit kamp spriet getroffen. Dat alles zagen we in
een paar minuten, toen verdween het
licht weer en heerschte diepe duisternis.
„Booten Haar," commandeerde de kapi
tein. „Van Santen, roept u het schip aan
en vraag of het zwaar beschadigd is.
Verduiveld, waarom antwoorden ze niet?”
Het Stoomschip had zich, door achter
uit te stoomen, spoedig losgemaakt en
aan rijn licht bemerkten we, dat het al
eenige honderden meters van ons af was.
Blijkbaar wilde het onbekend blijven en
ons aan ons lot overlaten.
Intusschen waren onze lantaarns weer
ontstoken en werden de booten uitgezet;
lang zou de Albatros niet meer drijven
blijven.
Tegen drie uur in den morgen verhe
ten we het schip. De kapitein nam met
tien man in de eerste boot plaats, de stuur
man met tien man in de tweede. ik zelf
met vijftien in de grootste. Bij het af
roepen der namen hadden allen geant
woord, behalve Wolmers, de ^ichtma-
troos, die op den mtkijk had gestaan.
Het dichtst waren we bij de Kaapver-
dische eilanden en daarheen werd dus
koers gezet Tot het donker werd bleven
we bij elkander, toen stond de wind op
en de booten raakten van elkaar af. De
wind werd steeds sterker en ging eindelijk
in een hevigen storm over.
Het was een verschrikkelijke nacht,
maar we kwamen er door. Ik had onze
beide volontairs, twee broeders, aan
boord, aaa wier goede stemming wij het
a Ja-j
lotgenooten den moed niet lieten zinken.
Bij het aanbreken van den morgen be
gon het weer te veranderen. Den vol
genden nacht heerschte er totale wind
stilte. Ik was doodmoe en viel van af
matting in slaap
jMijnheer Van Santen,” hoorde ik
Peter, een der broeders tegen mij zeggen,
„hoort u dat eigenaardige geluid,”
Ik luisterde aandachtig; een zware
metaalHank drong tot ons door. Ik Het
in de richting roeien van waar het geluid
kwam. Toen wij naderden, zagen wij een
stoomschip, hetzelfde dat ons had aange
varen.
Plotseling vloog mij een gedachte door
den geest.
Jongens,” riep ik, „dat treffen we. Er
schijnt iets aan de machines te haperen
en de geheele bemanning is bezig die in
orde te brengen. Vrijwillig zullen ze ons
niet aan boord nemen, dat hebben we bij
de aanvaring gezien, ik stel voor het schip
te overrompelen.”
Die woorden vonden algemeenen bij
val.
Het was een dolle gedachte, doch als
men twee dagen en drie nachten op zee
heeft rondgedobberd en men dan uitzicht
heeft het leven te redden, waagt men er
alles op. De matrozen wapenden zich
met bjjlen, haken en gereedschappen, ik
had mijn revolver. Ik ging uit van de
meening, dat er zoowat niemand op het
dek zou zijn. Die er op waren moesten
snel onschadelijk gemaakt worden en de
overigen in het ruim worden opge
sloten.
„Mijnheer Van Santen,” zei Peter, „ik
zal aan boord klauteren en u bericht bren
gen.” Eer ik hierop antwoorden kon,
was hij verdwenen en tegen het schip
opgeklauterd.
Een oogenblik later viel het eind van
een lijn in onze boot en na een minuut
of drie stond Peter weer in ons midden.
Even ongemerkt als hij heenging, was hij
weer teruggekomen.
,,’t Kon niet beter treffen, mijnheer
Van Santen," zeide hij, „er is niemand op
op 't dek. Alles wat handen heeft
onder in het ruim aan *t werk, ook de
officieren.”
„Bravo Peter,” zei ik, „je hebt je goed
gehouden, als alles goed gaat, zal ik om
je denken.”
Spoedig stonden we alle zestien op het
dek en om onze mannen tot het uiterste
te dwingen, sneed ik de lijn van onze
boot door..We moesten nu het schip be
machtigen of de hemel weet wat er van
ons zou worden.
Toen ik den toegang tot de machine
kamers bereikt had, gaf ik het teeken
tot den aanval en in een oogenblik had
den mijn mannen het bovenlicht eg de
luiken boven de üf*CTi trap gesloten.
straten van Parijs trok, méende hij van
ontroering te bezwijken.
Hij liep in eenen door naar de woning
»an Simonette en bracht haar een glas
melk naar boven langs de dienstboden-
trap. Een kamerjuffrouw deed hem
open.
„Wat verlang je?” 1
„Ik breng deze melk voor mevrouw buurman
Simonette.”
„Mevrouw is nog niet op.”
„Zeg haar, dat het van Marcel is, den
„Wat weet je,” vroeg ze, „van
„Hij is het hoofd van een der oudste ad
vocaten- kantoren in Londen,” antwoordde
voor. Leve Frankrijk 1 Voonrit 1 Vooruit!
Hoen» zij hebben den schans bereikt!
Met then moed der vertwijfeling ver
dedigen zich de Algerijnen
Hel.uis, tegen zoo groeten heldenmoed
is alle verdediging vruchteloos.
Met <le grootste doodsverachting stormt
de officier tegen de wallen op.. De zwij-
melkoorts heeft hem aangegrepen. Zij
deelt riich mede aan zijn soldaten. Voor- „u„,
uitVooruitLeve Frankrijk De scho- in de eerste plaats dankten, dat onze
ten knetteren, de Slagen vallen met dub
bele woede bij tientallen storten rij ne
der
VooruitVooruit 1 Leve Frankrijk
Sprakeloos staart de generaal uit de
verte 'het vreeselijk schouwspel aan. On
afgewend blijft rijn oog op den officier'
geridb-t, die met onbezweken moed en
doodsverachting dén woedenden aanval
leidt*
Daar wijken eindelijk de Algerijnen.
Zij werpen de wapenen weg. De strijd
is ggstreden. De° schans is veroverd.
Dj: generaal keert terug in zijn tent.
Maai- weldra treedt' hij weder naar bui
ten. Hij verzamelt al fijn officieren om
zich heen.* In groot tenue wachten zij
rondt om den standaard van Frankrijk
geschaard, de helden af.
„Een zeer bekwaam man?"
„Dat denk ik, ik heb nooit iets met hem
J5e oude gravin is aUang°volkomen be- te maken gehad. Ze zeggen, dat hijgde
MS. Ik kom nooit terug op een eenmaal kent."
„En schijnt aardig op te schieten er nog
een te weten te komen,” zei ze bitter.
„Dat meisje, Muriel St. Pierre, gaat om
met den zoon v>^ Sir Augustus. Atlee.
Men heeft ze samen zien lunchen.”
Er zou dan geen noodzakelijkheid rijn
geweest, dat je het wist. Maar integendeel,
we worden bedreigd, ernstig bedreigd."
,^r is altijd,” herhaalde hij langzaam,
„een uitweg uit iedere moeilijkheid,
beloofd, en ik vertrouwde voor degenen, die sterk en moedig rijn.
Ze beantwoordde rijn vraag met
en verdere baantje hem rijk maken. Wat
lieflijkeden hielpen niets, rij moesten dankbaar bestaan! Bah! tje op te eischen. Hij had werkelijk een
aardigen stuiver bijeen om het huis-
Op zekeren middag lag hij lang uitge- houden zonder zorgen te kunnen begin-
strekt op een bloemenbed van anemonen nen. n y
Drit weken later kwamen we in Bre- en keek den hemel aan. Hij dacht aan Recht van den trem naar vader Mathieu! dat je oud_wordt."
mershven voor anker. De gerechtelijke Margreet en haar lieve, blauwe oogen. Hij had geestig willen rijn ft droeg zijn - - -
behanieling der zaak duurde meer dan Daar rolde een rijtuig aan. Het hield schat van gouden en zilveren geldstukken der is nu al twee-en-negentig
drie taanden, doch wij werden in 't stil. Een dame stapte er uit en liep recht in een nieuwen aarden pot onder rijn
gelijkgesteld. Het meest hadden we dit op den herder aan. Beschaamd en ver- kiel.
onzen lichtmatroos Wolmers te legen stond hij op, duwde zijnjhoed onder
Daar naderen rij. Met stof en bloed
bedekt, met ongedekte» hoofde en ge-
sduxirde uniform treedt de officier op
den generaal toe.
„.Generaal, ik heb uw bevel volbracht!
De veste is genomen!”
,JMijnheer,” antwoordt de generaal,
„gij zijt een held!" Hij drukte den of-
fid ier de hand.
,’Dïooit werd tusschen hen beiden meer
eeiz woord gewisseld over hetgeen in de
terst op den morgen vóór den aanval had
pfetats gegrepen.
Jk was in 1883 nog tweede stuurman
op de Albatros, we maakten een reis van
Nlontevideo naar Bremen, er woei een
ztrakke bries, nauwelijk voldoende om
d«e zeilen te laten zwellen en het schip
d t richting te geven. Na zonsondergang
8ing de wind nog meer liggen en toen
i’k middtn in den nacht naar boven kwam,
cm de wacht over te nemen, Hetterden
die zeilen tegen de masten en de Albatros
schommelde zonder vooruit te komen
<op den kalmen oceaan.
Plotseling hoorde ik den lichtmatroos,
rSe op den boeg op uit kijk stond, een
harden schreeuw gevente gelijker tijd
werd ik door een hevigen schok eerst
tegen den bezaanmast en vervolgens
languit op het dek geworpen. Kraken,
knarsen, schreeuwen, vloeken, alles Honk
verward dooreen. De kapitein en de eerste
stuurman kwamen half geHeed naar bo
ven, evenzoo de matrozen, die geen
wacht hadden. Onze lantaarns waren
door den schok uitgedoofd en men kon
geen hand voor oogen zien. Alles riep en
vroeg dooreen.
Daar straalde plotseling een blauw
heide mannen hadden elkaar begrepen, achtig licht en bescheen het tooaeel.
Wij waren door een groot stoomschip
Buiten sprong hij te paard en in ge- aangevaren, waarvan de afgebroken Hui-
strekte» effaf reed hij over de vlakte naae verboom dieo aan zijn touwwerk over den
---MTOUCn, Hl
zelfs tabak hadden ze hem, gegeven het mij eerst den pot brengen. Je begrijpt
^wist wat het eind der geschiedenis we-
,'zen zou.
Intusschen had ik een man op uit- laten zien. Langzaam zeide hij
kijk gezet, spoedig meldde hij „Wij wor-
den iangeroepen 1”
Ik ging er naar toe en luisterde.
sta Mlfbeheersching langzaam terug,
«a aan diepen zucht slakend, keek hij weer
naar haar.
„En u, Madame zei hij kalm. „Dit
is ttaeaelijk nieuws. Mag ik u iets in-
acteakaa?"
De groote vrouw was zelf zeer opge
wonden, ofschoon lang niet in zoo hevi
ge mate als haar gastheer.
„Ben beetje champagne, als u het hebt,”
gei ze.
Er was altijd overvloed van champagne
ia Mayberlie'» kantoor. Hij had in een
heeft, of niet, maar het lijkt erg verdacht en
Mfaratea was er geen geluid in de kamer zeer geheimzinnig ook. Gedurende eenige
pstabre een soort gesis, zooals stukjes maanden, mijnheer Mayberlie, heeft mijn-
droog papier, tegen elkaar gewreven, ver- heerCharles Atlee, zoon van Sir Augustus,
oorzaken, en toen wankelde Mayberlie en ik geloof, medewerker op het kantoor,
tstag Van haar, rijn gezicht grijs-wit, be- voor mij portier gespeeld in Tracy
wad als een espenblad. street.”
Hfl stond «en paar seconden lang in het
■riddea der kamer te zwaaien, toen iftp
taif strompelend, ineens naar een
sffctahostsn buffet, dat in den hoel; van
dó kamer stond en waarop allerlei li-
taOT, karaffen en flesschen stonden. Er
Maak een gorgelend geluid, hij zette een
glas half vol brandewijn aan zijn lippen,
dttak het ia één teug leeg, stond een
oogenbWk te beven, met zijn handen
terbuffet vasthoudend want in den
regtl Was hij zeer matig en toen kwam rijnen zich reeds meer dan vier weken
met onbuigzamen 'moed tegen de on
stuimige aanvallen der Franschen ver
dedigden.
„Bang
Als hoongelach Honk dat woord den
officier in de ooren. Een doodelijke
bleekheid overtoog zijn gelaat. Hij trilde
onder de bloedige beleediging. Hij ver
gat, waar hij was, tegenover wien hij
stond. Onwillekeurig greep zijn hand
den revolver, de hand verhief zich, de
haan ging over. Het leven van den gene-
raai hing aan een zijden draad. Het
oogenblik een flesch open, en Madame wapen weigerde. Het knetterend ge-
dronk lang en diep. Toen nam ze een ci- luid van ijzer tegen ijzer deed den officier
garet aan en begon'te rooken, vlug en ner- tot zich zelven komen.
vws de rook uitblazend. Mayberlie ging Hij deed geen tweede poging. Zijn
aan den anderen kant van de tafel zit- hand zonk neer. Hij boog het hoofd.
tan. In een oogwenk overzag hij de.grootte
Uk heb nooit de minste achterdocht van zijn misdrijf. Een oogenblik van
daaromtrent gekoesterd,” zei hij, „niét zwakte had hem bijna tot een rnoorde-
het minste. Waarom lieb je het me nooit naar gemaakt. Hij had rijn plicht ver-
vartela." geten, hij had zich vergrepen
Madame lachte. „Dat is een vraag, die
onwaardig is voor je schranderheid. Ik
heb het meer dan twintig jaar geweten,
maar er is nooit de minste noodzakelijk
heid geweest, om het aan iemand toe te
vertrouwen. Waarom zou ik Zelfs jij
bent pas de vierde persoon, die ervan
weet en het is in het belang van ons alle
maal, om het geheel geheim te houden."
Hij dacht hierover een minuut na, toen
keek hij op en zet „Waarom kom je het
me dan nu vertellen. Juliette Waarom
gouden de dingen niet blijven doorgaan,
gooaia lot nu toe, waarom zeg je, dat onze
plannen gevaar loopen Ik kan niet vallen 1 Ik kan niet langer mij hier laten
begrijpen, dat het geval, dat dit meisje in
mijn hots is gekomen en Enid’s vriendin
is, je ook maar in het minst schrik aan
helft hoeven tagen. Het lijkt me, dat de
diftgen nog precies zoo zijn, als ze waren.’’
Hij siaakie een zucht van verlichting.
Uk wou, dat ze het waren,” antwoordde
Madame. „Als dat zoo was, zou je niet
geweten hebben, wat ik ie juist vertelde.
rijn diént te doen vrijspreken. *..*4
Dienzelfden avond kwam de man hem
bedanken. “3»
„Ge hebt mij zulk een goeden disast,a->
bewezen," sprak hij tot den advocaat,
wilt ge mij misschien nog wgi met eta'
kleinigheid helpen I”
„Wel, wat is er
„Kunt u me nu niet van het horloge'*
afhelpen ook?}’
„Welk horloge?”
„Dat ik gestolen heb - natuurlijk!"
Terwijl dit geschiedde, zag ik bij den
schijn van een lantaarn, die op de com-
mandantsbrug brandde, een man, met
oen gouden band om zijn scheepspet,
hij Held een revolver op mij gericht. Een
der matrozen had mij ook gezien en juist
toen hij schieten wilde, sloeg Hj zijn arm
omlaag de kogel vloog knarsend in het
dek. Het was de kapitein van het stoom
schip, de eenige, die niet onder in het
scHp zat opgesloten.
Op het voordek stonden een half do-
g rijn huttenin een er van hoorden wij
•en geweldig stampen en trappen tegen
de deur. Ik opende ze en Wolmers, onze
vermiste lichtmatroos, kwam te voor- Roep haar maar
schijn. 2;;
Hij had zich bij de aanvaring aan het „Dct is jammer voor mij."
touwwerk van den kluiverboom van het
stoomschip vastgegrepen en was zoo aan
boord gekomen. De bemanning was over
rijn verschijning maar weinig gesticht, Royat. Alle vreemdelinge blijven
en bet had weimg gescheeld of ze hadden om iI.— moei
i °V*r b°°rd 8*w°tpcn. Hij was in de je dat maar uit het hoofd zetten, mijn
hem daarin aan niets ontbroken had,
zal ik je handgeld geven, dat zal je GOED GEZEGD,
geluk brengen." Jonge vrouw„Man, de vla die ik
Zij wikkelde voorzichtig haar kaartje voor je Haargemaakt heb, is weMalijk
ia een bankbiljet van honderd frank en als een gedicht, zoo heerlijk."
Man (dagbladschrijver)„Best, dan,
zal mijn maag de papiermand zija l
GOEDBEDOELD.
Een Heine schildersbaas had een paar
PU
idee van Simonette te verwezenlijken! afstand van zijn winkel.
Zou hij het wagen Het geluk kon hem
gunstig zijn. Wie weet?
Acht dagen lang dacht hij na.
Hij zou Margreet vragen....
Den volgenden dag dreef, hij de zes
schoonste geiten van het dorp naar het hij al!
statio» en hij vertrok met Labri, den hond, eenigsrins eigenaardige verklaring m»-
naar de groote stad. trent de afwezigheid van zijn werk-
Den eersten morgen, dat hij langs de lieden „Wij rijn schoften!"
WAAR BLEEF DE ANDgRlt/*
Een heer kwam ’s avonds laat in' z^n
hotel, en trok wat hardhandig rijn schote
nen uit, zoodat de eerste met groot geraas
door de kamer vloog en in een hoek Heef
liggen.
Op eens herinnerde hij zich, dav rijn
-1 in de kamer daarnaast e^g
zenuwachtig was en heel licht sliep, pw-,
hij Heedde zich verder zoo stil mogelijk
uit en kroop dadelijk ia bed. Driw ww
later werd hij wakker door herhaald gt-
Hop aan rijn deur. 1 -
„Zeg me toch in *s Hemels naam,"
hoorde hij de stem van zija zenuweCk-
tigen buurman roepen, „waaneer tt ;k je
je andere schoen uit? Ik tab er al drie
uren op liggen wachten met opnieuw «te.''
slapen
„Wilt me vertellen.” zei hij, en er
géMkvotojnm «in stem, „dat u een spaak
ia mijn wiel trilt steken U hebt me .tot
nog toe geholpen en u bent fr goed voor
datӕ7^e belofte zou vervullen, dat u al En vertel me nu, wat bedoel je
«w iavloed over de oude gravin zou ge-
bruiken om haar toestemming te krijgen, andere, een eigenaardige.
Ik wou u ook nog herinneren, dat, op
den dag, dat Cuthbert met Enid trouwt, Augustus Atlee.”
fk nog vijf duizend pond zal betalen.
Ma u nu naar me toekomt.
Haar hand kwam over de tafel en ze hij verwonderd.
arm. „Om
zei ze.
de sten van onzen kapitein te herkennen.
v Spoedg zagen we twee donkere stippen,
we onze man- Laat mij met rust en ga maar gauw naar
Als je den pot gevuld hebt, kunnen we
wel eens nader praten."
mijn bevinding deed, jes de deur uit.
Langzaam, met loome schreden, stapte
ADVOCAAT EN CLIENT. w'
Een beroemd advocaat placht gaarad
de volgende aardigheid te vertellen, die
hij eens met een van rijn minder deftig*
cliënten gehad had.
Het was een echte schelm, beschuldigd
van het stelen van een horloge. De ad
vocaat was toen nog jong en heilig over
tuigd van de onschuld des beklaagdew*
-- - Deze had hem dit onder bittere traMn'
verdwenen. De hand in de Heine hand der kunstenares, den sleutel. Dan reikte hij den herder de. bezworen. De advocaat slaande er in*-'
-V- KA*1*.’^ J LaaJaa 99t kite amst .u
Sla toe.... Neem
ik.... behoud dan
weer in den pot. Toen zette hij den pot
Geheel bewogen legde hij zijn vereelte in rijn kast, dien hij zorgvuldig sloot met
„Wel Marcel, nog altijd herder?” hand.
„Altijd nog,” zuchtéte hij. „Mijn jongen
„Getrouwd?” jij nu de bloem.
„Neen, vader Mathieu heeft mij afge- den pot
wezen, omdat ik geen geld heb.”
De dame dapht een oogenblik na.
„Je moest zes mooie geiten meenemen
en je fortuin in Parijs gaan beproeven,
gedurende het goede seizoen."
„Dat is een idéé.”
„En een goed. Hier is mijn adres 84 lezers ze zeggen u heel dikwijls precies.
rijn geiten, de kinderen
teltjes
Fransoman een erg bedrukt gezicht diepe, blauwe, trouwe oogen, waren voor beesten vergaten de geurige heide op de 8eeft X* hem niet terug.'
-- t -- -
De :ajuiten en de officiershutten wer- de zoetste hoop tegenblonk.
den dorzocht en we vonden genoeg re- En nu moest hij die hoop vaarwel zeg-
De herfst was gekomen. Marcel telde
voor de laatste maal rijn geldbundel na.
[gen afematte, zweetende en bestoven 1
- bende kwam te voorschijn en was niet ten trouwen, een die een beteren pot kon hadden hem niet onaardig doen zwellen. Ijchtzinnig Ik schrijf orn hom
I i
Maar lie „mille tonnerres”
rijn potje te gaan toonen én het blomme- u »turen
GEMOEDELIJK UITGELEGD/ a
Baron (tot zijn bediende die een fout
heeft begaan): „Frits, 't komt me voor.
Frits „Dat hoop ik, baron, mijn J*’
r Margreet ontroerde en bloosde toen hij
lcn, die getuigenis van rijn weder- den arm en wachtte. binnentred en wat kon hij er aan doen?
„Goeden dag, Marcel.” Maar de vreugde, toen hij haar weder-
„Goeden dag, mevrouw.” zag, was zoo groot, dat hij haar kuste,
„Ken je mij niet meer? Ik ben dat het Hapte. Toen trok hij den pot
Simonette, dochter van Bravard.” van onder rijn Hel te voorschijn, en stort-
Zij stak hem de hand toe, een hand wit te hem leeg op de tafel,
als ivoor. De goudstukken klonken zoo vroolijk
Aan de vingers schitterden prachtige en hel, zij schitterden zoo blijde in de
ringen. - -
Ja, hij herkende haar wel. Als kinderen was bij den schijn van het goud.
De hoorn van den herder Honk van hadden rij hun geiten naast elkander ge-
des heuvel bij het dorp. Een voor één hoed. Maar rij had haar weg gemaakt, te schenken?1
„Dus, Margreet bevalt je?”
„Zij is heel mooi en braaf.”
„Zeker, zoo zijn er geen half dozijn te
om naar haar te kijken. Maar je moet
scheepshut opgesloten' en zei, dat het jongen.
hem daarin aan niets ontbroken had, Wie dat blommetje wil hebben, moet
zelfs tabak hadden ze hem gegeven het mij eerst den pot brengen. Je begrijpt me
was echter razend vervelend, daar hij niet toch?”
Marcel begreep hem zeer goed. Wilde
hij de dochter hébben, dan moest hij geld
„Ik heb wel wat geld.”
„Ja, een paar daalders.... misschien herder van Royat. Breng haar gauw dit
w - k nauwelijks genoeg om den ketel een acht glas, eer de melk koud wordt.”
t Was zoo, ik hoorde roepen en meende dagen‘te doen koken." De kamerjuffrouw bedwong met
de stem van onzen kapitein te herkennen. „Wij zullen wat harder werken." moeite haar lachen. Zij nam het glas en
Spoedg zagen we twee donkere stippen, „Neen, neen, dat zijn maar praatjes, keerde weldra terug.
en eer kwartier later zagen we onze man- Laat mij met rust en ga maar gauw naar „Hier,” zeide zii. en duwde Marcel
nen de zich in de twee andere booten huis, naar je schapet... een stuk geldïn dé h“d ,Je hebt een
gered hadden. Onder luide hoera’s Als je den pot gevuld hebt, kunnen we buitenkansje Mevrouw heeft me ge-
Hauterien ze aan boord. wel eens nader praten.” zegd, dat je eiken dag een glas moet
Kaptein Ewers keek vreemd op, toen En de Hompenmaker schoof hem zach- brengen en daarvoor telkens twee frank
ik hem verslag van mijn bevinding deed, jes de deur uit. zult krijgen.”
Het dor mijn wakkere jongens gekaapte Langzaam, met loome schreden, stapte „Zeg haar goeden dag van mij,” riep
schip ras de Fransche pakketboot „Je- de arme herder den heuvel weer op. Het Marcel vol vreugde uit.... „Vooreen
anne dArc,” op weg naar Marseille. was hem wee om het hart. Hij had reeds handgeld is dat waarachtig niet kwaad.,”
«Eer gekke geschiedenis,” bromde de zoo dikwijls neergezeten op de hellingen Vooruit dan maar 1 Zijn herdersfluit
kapiteii, „maar nu we eenmaal meester dér uitgebluschte vulkanen, op de heide Honk door de straten op een vroolijken
van 't schip zijn, moeten we dit ook en stéfds het denkbeeld gekoesterd, dat toon. De jonge werksters, de kinder-
bhjven Waren we maar vast goed en wel Margreet eens rijn vrouw zou zijn en meisjes, de kamerjuffers, de jonge moe-
in Dutsche wateren. Ik zal met den Margreet had die hoop id hem levendig der» hielden hem aan en reikten hem hun
kapitei; eens spreken en mijn meening gehouden. glas of dronken uit zijn beker. En wat
over hm en rijn schip zeggen." Zij kenden elkander al zoo lang, zij waren die Parijzenaars toch goed 1 De
Wat er tusschen beiden verhandeld hadden elkander lief, in allen eenvoud des een gaf hem koolbladen, de andere wor-
werd, veet ik niet, maar toen ze weer harten, zonder veel woorden. teltjes voor rijn geiten, de Hnderen -
te voeschijn kwamen zag ik, dat de Zij was zoo moe» en zoo goed. Haar brachten haar zelfs klontjes suiker. Zijn mijn paraplu aan een dame geleend e# nu
Det'SMwzWvnteM sort ksörlIrt novtrkt *4é**e^*> A—.r t J «4» llAm ♦dSMZO’.** 'wJfti'savJ
zette a onze kapitein heel vroolijk keek, hem de schoonste sterren, waaruit hem hellingen der bergen en hij zou ze even-
De ajuiten en de officiershutten wer- de zoetste hoop tegenblonk. eens vergeten hebben, ware er geen 1
den dorzocht en we vonden genoeg re- En nu moest hij die hoop vaarwel zeg- greet geweest met de trouwe blauweoogen.
volvers en geweren, om onze mannen gen.
behoorijk te wapenen. Hij kende het hardnekkig karakter van
Toei werden de deuren geopend en vader Mathieu.
Margreet zou een anderen jongen moe- De twee franken daags van Simonette Student„Ach, ach, wat is
weinig verwonderd over den toestand, brengen, want nooit zou zijn herders- Waarlijk, het werd nu tijd vader Mathieu den en papa begaat de domheid ze mij
een on- rijn potje te gaan toonen én het blomme- u *turen 1"
in volle bevwrging en in minder dan een
kwartier tij-és stormde de geheele troep
in vliegende- -vaart over de zandige vlakte
tp de vest*» loe. Een stofwolk omhulde
hen, maar toch zag men voorop den of
ficier te pesud, die met getrokken sabel
zijn mansc'oappen aanvoerde. Vooruit!
Vooruit! I
Daar fh’ tkert het vuur van de wallen
der veste. Een donderende echo dreunt
over de vlakte. In het Fransche kamp
staat de gjeneraal met zijn staf en staart
in ademfopze stilte naar het heldenfeit,
dat gaat Ipeginnen.
„Ha, da t is een held,” roept de generaal
en beschouwt door zijn verrekijker den
moedigen ruite*, die steeds niettegen
staande d e kogels der vijandelijke kanon
nen voortfaolt eri rijn manschappen aan
vuurt, din in ijlende vaart hem volgen.
„Daar stort hij* neder. Hij is getroffen,”
„En nu trek je de gevolgtrekking, dat.." roept d|: generaal.
..„Wacht, tot je alles gehoord hebt. Maar eer het paard terneder ligt, is de
Mbs VTOBW opgestaan. Als vanzelf ver- Het kantoor gaat inlichtingen verzamelen, officier ilit het zadel gesprongen en ijlt
••wijze de groote, rijke kamer rondkij- zinnig en gevaarlijk man, is naar Marsh-
kaod, vol innerlijke vrees. Ze vormden een lands gegaan en heeft Paul Rodney ge-
vreemd beeld, de groote, goed geHeede sproken. Het is onnoodig te zeggen, dat hij
Prwwte vrouw, en de Heine, magere niets uit hem kreeg, maar hij joeg den
man aset zffii masker af, de groote finan- man schrik aan door zijn kennis van
ttK in geweldigen schrik. diens verleden. Ik heb ook vernomen, dat
De vrouw was de sterkste, de voor- er iemand naar Frankrijk gestuurd is,
aanmste*. Ze pakte den Heinen man bij naar het Hooster van het Heilig Hart,
da schouders rijn hoofd reikte nauwe- dichtbij Marseille, ofschoon men daar
Wto tot aan het hare boog zich voor
over, en fluisterde in zijn oor, zooals Paul En laat me je nog iets vertellen. Ik weet
Bsdney eenige weken geleden in de hare niet, of het iets met onze zaak te maken
tad gefluisterd. Gedurende bijna drie