I
i m
I1
I
Geloofsverdediging.
if i
F
Evangelie.
«o. 58
Vrijdag 12 September 1924
I
I
KERKLIJSTEN.
ALKMAAR.
MISAANWIJZER,
i '0
■iM
n
Kruisverheffing.
EPISTEL EN EVANGELIE.
1
i
'aar is nu ’t snoep-
I
Werkzame, krachtdadige menschen woon
den te Nazareth, geen zwakkelingen van een
vervallen ras.
Maar gemakkelijk waren zij niet. Scheld
partijen zjjn dageljjksehe voorvallen in het
Oosten. Tegenwoordig blijft het doorgaans
Zo. 14e Zona:
voor 8 en 9 uur
H. LAURENTIUS.
‘i
t'
zijn Joodsch bedehuis,
het geringste dorp
als de overige GaJilt
in de ziel...»
WEEKKALENDER.
ZONDAG, 14 Sept., 14e Zondag na Pink-
steren. Verheffing van het H. Kruis.
In 614 werd het H. Kruis, door keizerin
Helena in 320 te Jerusalem op den Calvarie
berg in eere hersteld door Obosroas, koning
der Perzen geroofd.
Nadat keizer Heraclius, die inmiddels aan
de regeering was gekomen den Perzen ’n
driedubbele nederlaag had toegebracht, ont
ving bjj het kruis terug en droeg het zelf Je
rusalem binnen om het op Calvarië weer op
zjjn plaats te zetten.
Onder de grootste vreugde van het volk
schreed door Jerusalem's straten de keizer
wiens staatiekleed schitterde van goud en
edelgesteenten niet het kruis voor, maar ge
naderd bjj de poort welke naar Calvarië
leidt, werd hij door 'n onzichtbare macht
tegengehouden, hoe hij ook zich inspande
om vooruit te komên Algemeene ontstelte
nis en verbazing. Zacharias, de Bisschop van
Jerusalem echter, wees de keizer er op, dat
het pralende gewaad van n triomftocht niet
geschikt was om de armoede en vernedering
van Christus na te bootsen. De keizer legde
dan zijn prachtgewaden af, en kleedde zich
als de geringsten onder het volk en droeg
ongehinderd het kruis naar Calvarië.
Misgebeden van Kruisverheffing; 2e gebed
en laatste Evangelie v. d. Zondag Prefatie
van het H. Kruis
MAANDAG De Zeven Smarten van O. L.
Vr. Ged. H. Nicomedes. pnester te Rome,
gemarteld onder keizer Domitiaan 4e eeuw.
DINSDAG H. Paus Cornelius, verbannen
dus eindigt: „O God.... er is
Zouden ook de woorden van
Gnus geen verklaring kunnen geven. Hij
schrijft: „Niemant loochent God, dan hjj die
er belang bjj heeft, dat er geen God bo-
Staat.” Of ook deze woorden van J. J. Rous
seau: „Leef zoo, dat gij wensehen kunt, dat
er een God bestaat, en gij zult nooit aan zijn
bestaan twijfelen.”
Gelukkig is de menigte, die God haat, zeer
gering en zy maken veel gerucht. De groote
massa, loochent het bestaan van God, niet
uit overtuiging want als ’t gezond ver
stand spreekt, erkent men Gods bestaan
maar omdat bet verstand wordt beneveld;
door ellende en onfortuinlijkheid is men
voor *t oogenblik als het waro verblind, en
twijfelt men aan het bestaan van God. Is
dit echter voorbij en laat men zijn verstand
weer werken, dan, zoo leert de ondervinding
keeren zeer velen tot God terug.
P. M. VERHOOFSTAD, Pr.
bij de luidruchtigheid, en worden de twisters
zelden handgemeen.
De Galileërs, echter, waren daadmenschen;
heel Palestina door stonden zy als vechters
berucht. Konden zij het met de vuisten niet
gedaan krijgen, daiï* speelden zy ras met
dolken of korte, kromme zwaarden. De raad:
„Wie u op de eene wang slaat, bied hem ook
de andere aan was lang niet Galileesch.
En minst nog Nazareesch. Want de Naza-
reërs waren oploopende, gewelddadige keruls.
Jezus zou dat ervaren. Toen Hjj hen aan
do spreuk herinnerde, dat geen profeet in zijn
vaderland welkom was, ontstaken allen In
toorn. En ze stonden op en dreveu Hem uit
de stad, en voerden Hem op een stilte van
den berg waartegen hun stad gebouwd was,
om Hem naar beneden te storten.
By de overige rumoerige Galileërs, vooral
bjj de stedelingen bjj het meer, stonden zij
als deugnieten te bock. En dat was geen
loutere laster. Want zelfs de oprechte Natha-
naniël, een Israëliet in wien geen bedrog was,
dierf vragen of uit Nazareth wel iets goeds
ken komen?
By al die warmbloedigheid en dien vecht
lust waren zjj kleinzielig jaloerecb, bekrom
pen naijverig op elkander. Dat is het hoofd- I
gebrek van alle kleine dorpen en stadjes. In
EBN RAADSEL?
Dat „De Dageraad” allen godsdienst be
strijdt en van geen enkelen godsdienst iets
wil weten, komt zeer velen raadselachtig
▼oor.
De mensch toch, zoo zegt men, is uiter
aard of van nature godsdienstig. Hjj heeft
God noodig,
sel behoeft.
i IS
nature godi
gelijk hjj zijn dageïyksch voed-
Dit bewjjs, wordt ons door de
geschiedenis geleverd. Nergens zult ge dan
ook een volk vinden zonder God en gods
dienst.
Gaat ten rade bjj welk volk ge wilt, bij
Indiërs, Perzen, Grieken, ja zelfs by het
minst ontwikkelde volk der Australiërs en
allen erkennen een God en zijn godsdien
stig. Vele uitlatingen van wetenschappelijke
mannen staven deze waarheid.
C. P. Tiele zegt: „De bewering, dat er
volken of stammen zonder godsdienst be
staan, berust op onnauwkeurige waarneming
of op begripsverwarring. Nog nergens heeft
men een stam of volk aangetroffen, dat aan
geen hooger wezen geloofde, en reizigers,
11e zulks beweerden, werden spoedig door
A» feiten weerlegd.” w
Een andere getuige O. Peschel schrijft:
^tellen wjj ons de vraag of ergens op aarde
ligen vorm van
dan moet dit
8
lag ua Pinksteren, half 7. kw.
de stille H. H. Missen, half 11
de Hoogmis, half 1 in de kerk groote Nalee-
ring voor de jongens, die dit jaar in Juli
de school verlaten hebben of in het volgende
jaar 192y de school verlaten te 1 uur
in het meisjespatronaat groote Naleering
voor de meisjes. Van 24 uur is de kerk
open om te komen bidden, 6 uur Broeder
schap kwart voor 7 Congr. van den H.
waaraan Christus
op dezen datum,
te zyn teruggevonden.
Kerk dit feest den Sen
's Morgens vroeg scheen het dorp bjj de
Iron alleen te leven. Kodden schapen, geiten
«wovu wvravu uiwi w» -—.n
moesten eerst gedrenkt worden. Rond-
dieren elkander, slurpten gulzig het frissché
water op, en werden door het getier en de
stokslagen der herders weg en uit de warre
ling gedreven; waterdragers drongen door de
kudden heen, lieten hun zakken uit geitenvel
vol loopen, laadden ze op ezels, en trokken
er mede de vallei in naar de moestuin en.
Door den dag was het dorp half ledig. Uit
de open werkwinkels hoorde men alleen het
krjjschend gezaag van den timmerman, het
regelmatig getink van den smidshamer op
het aanbeeld, of by een nieuwen bouw het
vlugge getik van de steenkappers.
By de open deur der huizen zaten de vrou
wen en meisjes kleederen te naaien, sponnen
vlas en schaapswol tot warme rokken, o!
geitenhaar tot waterdichte mantels; smossel-
den in houten kommen, schommelenden melk
in lederen zakken onder aan bouten drie
pikkels om boter en zure kaas te maken.
Tegen den avond, als de zon achter den
donkeren Karmel in de zee zinkt, komt er
bjjenkorfleven in het dorp. Door de greote
straat en de steegjes spoeden de tar-
voetsche vrouwen zich huiswaarts van de
bron, met de volle waterkruik, óp het hoofd
met de rechterhand aan de kruik en de lin
ker in de djj.
Leven komt er in de witte bepoederae
banen en kronkelpaadjes, die de heuvelen I
afslingeren, tusschen bloemenvelden, dooi
groene of blonde korenakkers.
Uit de velden en moeshoven komen de
boeren terug, langzaam en statig, met lange
kleeren, en hun alaam op de schouders.
Herders spelen op de veldfluit om de kud
den uit de weilanden bjjeen te krijgen. Do
kudden spoeden zich het dorp binnen: zwarte
glimmende geiten, vale schapen met wagge
lenden vetkwast onder den staart, trage
ossen, en koeien met gezwollen uier. Voorop
stappen de rammen en bokken met rinkelen
de bellekens aan den hals; de kudden volgen
in lange, dichte drommen, en schuiven het
dorp in, tusschen de huizen.
De herders volgen te voet, met hun langen
kromstaf, of zitten schrijlings op kleine ezel
tjes.
Een frissché melkgeur wasemt uit de blin
kende kudden in de vredige avondlucht.
zoon van de H. Helena, was reeds een
vriend van het Christendom. Op zekeren dag
verschijnt hem boven de zon een lichtend
kruis, met het opschrift: „Overwin hier
door!” Den volgenden nacht verscheen
Christus hem in een droom, en beval het
kruis in zjjn krijgsbanier te voeren. De kei
zer gehoorzaamde en toen hij den 28en
October met Maxentius, den verdediger van
het heidendom, slaags raakte, moest deze
in den beslissenden slag bij de Ponte Milvio
het onderspit delven.
Weldra straalde dan ook het kmis op de
koepels der kerken.
Zelf bouwde Constantjjn twee tetnpels, een
op den Calvarieberg, den ander boven de
plaats der verrijzenis. In het jaar 335 wer
den zy plechtig ingewijd, en telken jare
werd op den 14en September, dit feit luis
tervol herdacht. Zeer spoedig reeds stroom
den ontelbare pelgrims, uit Mesopotamië,
Syrië en Egypte, onder wie ook vele Bis
schoppen op den verjaardag dezer kerk
wijding naar Jerusalem. Zoo ontstond het
feest van Kruisverheffing, als een herinne
ring aan deze blijde gebeurtenis.
Ook het kruis zelf,
eenmaal stierf, schijnt
maar 9 jaar vroeger,
Thans viert de H. K
Mei.
De volgende gebeurtenis echter, ons in het
Brevier medegedeeld, heeft gemaakt dat het
aloude feest van Kruisverheffing, plechtiger
dan voorheen in de kerk wordt gevierd.
Op het einde van de regeering van Pho
cas, zoo lezen wjj in de lecties, maakte Chos-
roas, koning der Perzen, zich van Egypte
en Afrika meester en overweldigde ook Je
rusalem. In deze stad liet hy een groote
menigte Christenen ter dood brengen. Ook
roofde hy nog het H. Kruis, waarmee de H.
Helena Calvarië had verrykt, en bracht het
naar Perzië over. Jntusschen was Heraclius
Phocas opgevolgd.' Door de gruwelen van
den oorlog ontmoedigd vroeg deze den vre
de. Verblind door het geluk zijner wapenen,
wees Cbosroas de gunstige vredesvoorwaar
den van de hand. In dit gevaar keerd hij
zich door aanhouden vasten en gebed tot
God, om van Hem hulp te verwerven. Aan-
gemoedigd door een hemelsche ingeving,
trok hjj tegen zjjn vijand Op en versloeg tot
driemaal toe dft legerscharen der Perzen.
Door dezen nederlaag nam Chosroas
ijlings de vlucht en stelde zjjn zoon Medar-
ses tot deelgenoot van zjjn koningschap
aan. 8iroës, Chosroas’ oudste zoon, werd
door dit enreebt, hem aangedaan, zeer ver
bitterd, en besloot zjjn vader en broer te
vermoorden. Weldra volvoerde hy zjjn god
deloos plan en verzocht Heraclius hem als
koning te erkennen. Dit geschiedde onder
verschillende voorwaarden, waarvan de eer
ste was, dat hjj het H. Kruis zou terugge
ven. Nadat het kruis veertien jaar in de
macht der Perzen was geweest, kwam het
in Jerusalem terug. Zelf wilde de keizer het
in groot^the plechtigheid op zijne schouders
naar dén berg dragen, waarheen de Godde
lijke Zaligmaker het had voortgesleept.
Toen geschiedde het volgende groote won
der: Prachtig gekleed, met goud en edel
gesteenten omhangen, trad Heraclius met
zjjn heiligen last beladen, voorwaarts naar
den Calvarieberg. Als de keizer aan de poort
gekomen was, kon hij niet meer voortgaau.
En hoe meer hjj zjjn krachten inspande om
zich te bewegen, met des te meer geweld
werd hjj weerhouden. Vandaar'groote ver
bazing bjj keizer en volk. Toen nam Zacha
rias, de bisschop van Jerusalem, het woord
en sprak: „Niet aldus, o keizer, in pracht
gewaad uitgedost, zult gij het Kruis dragen;
maar alleen als Gij de armoede en nederig
heid van Jesus navolgt."
Diep getroffen door deze woorden, legde
Heraclius zjjn keizerlijk gewaad af, en leg
de in eenvoudige kleeding, en barrevoets,
het verdere van den Lydensweg, zonder
moeite af.
Dan beklom hy den heiligen berg, en leg
de het H. Kruis neder op de plaats, vanwaar
de Perzen het hadden weggevoerd.
P. M. VERHOOFSTAD, Pr.
bit een volksstam zonder eeni
godsdienst is aangetroffen,
.eslist ontkend worden.”
Dit feit kan toch onmogelijk verklaard
Korden, indien de mensch niet gemakkelyk
«n als vanzelf inzag, dat hjj verplicht is God
te dienen, Dit bewijst, dat de godsdienst
voor den mensch iets waarachtigs, iets on
ontbeerlijks is, dat hjj een deel vormt van
het beete, wat zich in den mensch bevindt
En toch bestrijdt „De Dageraad” den gods-
ünst In al zjjn vormen. Zjjn zjj dan wjjzer
en verstandiger dan alle menschen te za
nten?
Gaan wjj eens op onderzoek uit by men-
seben, die God en Godsdienst hebben ver
laten. Wat gebeurt daarmede?
Dan worden zjj gehuld in een droevig pes-
jmasme. Hélène Lapidoth Swarth, de onge-
loovige dichteres, laat dat in haar gedicht
„Wanhoop” zoo goed uitkomen. Leest haar
yodicht „Heimwee”, en gjj zult zien, dat zjj
in haar ongeloof, het grootste ongeluk heeft
gevonden.
Voltaire, de grootste godloochenaar, er
kende op zjjn sterfbed God, toen hjj in wan
hoop uitriep: „Ik sterf verlaten van God en
van de mensdien.”
Toen in net jaar 1912 de „Titanic”, waar-
- op de ongeloovige scheepsbouwer had laten
ech’lderen. „No God, no Pope!” Geen God,
geen Paus: met meer dan 1500 passagiers
naar de diepte ging, hebben toen ook velen
zich niet tot God gekeerd?
Stemt dit alles de heeren fbdloochenaars
'et eens tot nadenken?
Overtuigend zijn de bewijzen voor het be-
»*cn van God; indien er nu een Goddelijke
Schepper is, een God, die ons het bestaan
heeft gegeven, van Wien wjj afhankelijk
zjjn, dan moeten wjj ook dien God dienen.
Wanneer nu de godsdienst voor den en
kelen mensch noodzakelyk is, dan is hjj het
ook voor de gezamenlijke menschheid, voor
de menscheljjke maatschappij. Dit is zóó dui-
ëe’jjk, dat men het ten allen tijde heeft
erkend. „Nooit is er een staat gesticht, die
piet den godsdienst tot grondslag bad”, zegt
Rousseau. Aristoteles en Plato, twee heiden-
leiie wtjsgeeren, beschouwden den gods-
hw. als den grondslag der maatschappij.
Itiieu, waarin de godsdienst een ijdele
Ikuik la, zullen uiteenspatten, gelijk eens
tempel ineenstortte, waarin de Philistjj-
Ben na een behaalde zegepraal op de Is-
- raëlieten. verzameld waren.
Gaan wjj nu eens zien in een staat, waar
godloochenaars het bewind voeren. Het klas
sieke voorbeeld is Rusland. Heeft men wel
ooit grooter ellende aanschouwd?
Dlep-treurig is de wijze, waarop daar door
„aanschouwelijk onderricht” het niet-be-
staan van God voor de kinderen aannemelijk
Wer<J gemaakt. „De Tijd” van 15 Sept. 1923,
beschreef ons dit als volgt:
Jn Petersburg bijv, laten de communisti
sche onderwijzers de kleinen Onzen Lieven
Heer bidden om snoepgo
ge volkscommissaris: „Wi
I om waterbakken verdrongen de
Mïw Bid dieren elkander, slurnten trulzisr het frissché
4AZARETH IN GAL1LEA.
De Nazareërs waren bedjjvige menschen.
Wel werd er, naar algemeen Oosterschen
krant, meer dan bij ons, tijd verbeuzeld met
•tenteren, praten en nietsdoen, omdat net
teven veel gemakkelijker is dan by ons, de
behoeften geringer, en de grond schier van
kelf vele vruchten voortbrengt.
Maar toch waren zjj werkzamer dan de
huidige Arabische fellahs van Palestina.
Meest allen hadden buiten het dorp een
hoek grond, waarop zjj graan, en linzen ver
bouwden, oljjf- en vjjgenboomen, sommigen
Beits druivelaars, hoewel minder dan bjj de
Judoën. Beneden in de vallei, niet verre vai*
de bron, lagen moeskopen, waar zjj het bron
water langs goten naaraf leidden, of zelf in
tederen zakken been voerden; velen deden
>vens aan veeteelt
■fc Morgens vroeg
|2h.. oasen trokken daar langs de weilanden
L_ - sw»a
Feestdag 14 September.
Het kruis gold by de Joden en Romeinen
als een teeken van schande en oneer. Maar-
sinds Jesus, onze Goddelijke Zaligmaker
stierf aan dit schandhout, en daardoor over
den duivel triomfeerde en ons menschen
verloste, werd het een teeken van zegen
en glorie.
Reeds in de eerste tijden der Katholieke
Kerk, werd het kruis door de geloovigen
vereerd. Door de vervolgingen echter moest
dit alles in stilte en in ’t geheim gebëbren.
Er waren geen kerken, waarop openlijk het
kruis in volle heerlijkheid mocht stralen.
Eerst in de vierde eeuw, toen Constantyn
de Groote het heidendom overwon, en door
het edict vaji Milaan, de Katholieke Kerk
weer" openlijk kon te voorschijn treden, ver
toonde zich dok weder het kruis, het teeken
van glorie en overwinning. Christus zelf had
door een groot wonder zijn kruis willen ver
heerlijken.
In het jaar 312, zoo verhaalt de geschie-
■oed. Daarna vraagt denis, trok keizer Constantyn uit Gallië naar
7aar is nu ’t snoep- Rome op togen Maxentius. Constantyn. de
de groote steden kennen de burgers elkander
niet of maar en halve, zy staan niet in ge
stadige aanraking met elkander, zoodat de
groei, de verheffing van den één den ander
niet njjdig maakt. In kleine provinciestadjes
en dorpen is dat heelemaal anders. Daar
viert de afgunst hoogtij. Daar kunnen de
menschen niet verdragen, dat één hunner
boven de alledaagsche gelijkheid stijgt door
rijkdom, verstand, geleerdheid, aanzien.
Toen Jezus voor wien heel Galilea in be
wondering stond en de zyn medeburgers
trotsch moest maken, in hun dorp optrad,
stonden zy verbaasd over de wijsheid die
Hem gegeven was en de machtwerken die
door zyn handen geschiedden. Maar dadelijk
begon de kleingeestige naijver te knagen: zjj
waren geërgerd over Heml Want was deze
niet de timmerman, de zoon van Maria, broe
der van Jakob en Joseph en Judas en Simon?
en waren ook zjjn zusters niet bij ben?
Dat gebeurde in hun synagoge. Want zelfs
dit dorp van kitteloorige vechtersbazen had
gelijk nu by ons op
een kerkje staat. Zoowel
leërs waren zjj Israëlieten
VEERTIENDE ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uil den brief van den H. apostel
Paulus aan de Galaten; V, 1624.
Broeders, wandelt naar d»y geest, en gij
zult de begeerte des vleest-hés niet volbren
gen. Want het vleesch begeert tegen den
geest, en de geest teg»ii het vleesch; want
zy strjjden tegen elkand. zoodat gij niet
doet, wat gij wel >1>' t-ucb. indien gy
door den geest gelei >r.it. zjjt gjj niet on
der de wet. Nu i<»n des vleesches zijn
bekend; zy zjjn huei<,y. onzuiverheid, oneer
baarheid. ontucht, afgoderij, toovery. vijand--
schap, twist, afgunst, gramschap, gekjjf, ver
deeldheden, ketterijen, nijd, doodslagen, dron
kernschappen, brassen en detgeljjken, waar
van ik u voorzeg, gelijk ik u reeds voorzegd
heb, dat die zulke dingen doen, het rijk Gods
niet zullen beërven. Maar de vrucht des gees-
tes is liefde, blijdschap, vrede, verduldigheid,
goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid,
zachtmoedigheid, getrouwheid, zedigheid,
eerbaarheid, reinheid. Tegen zulken is de
wet niet Die Christus dan toebebooren, krui
sigen hun vleesch met de ongeregeldheden
en begeerten.
Evangelie volgens den H. Mattbeus;
VI, 24—33.
In dien tyde zeide Jesus tot Zijne leerlin
gen: Niemand kan twee heeren dienen; want
hy zal of den eenen haten, en den anderen
beminnen, of hy zal den eenen verdragen, en
den anderen versmaden. Gy kunt God en den
Mammon niet dienen. Daarom zeg ik u: Weest
niet bekommerd voor uw leven, wat gij zult
eten, noch voor uw lichaam, waarmede gij u
zult kleeden. Is het leven niet meer, dan het
voedsel, en het lichaam niet meer, dan de
kleeding? Beschouwt de vogelen des hemels,
wyl zy noch zaaien, noch maaien, noch in
schuren verzamelen, en uw hemelsche Vader
voedt ze. Zijt gij niet veel waardiger, dan zij?
Maar wie van u kan met zyne zorg zijne leng-
te eene el vergrooten? En, wat zijt gij voor
kleeding bezorgd? Beschouwt de leliën des
velds, hoe zy groeien; zy arbeiden of spin
nen niet. En Ik zeg u, dat Salomon zelf in
al zijne heerlijkheid niet gekleed is geweest,
gelijk een van di&. Indien dan God het veld
gewas, dat heden is, en morgen in den oven
geworpen wordt, zoo bekleedt, hoeveel te
meer dan u, gij kleingeloovigen? Weest dan
niet bekommerd, zeggende: Wat zullen wij
eten, of wat zullen wy drinken, of waarmede
zullen wy ons kleeden? Want de heidenen
zyn voor dit alles bezorgd. Maar uw Vader
weet, dat gij dit alles noodig hebt. Zoekt dan
eerst het rijk Gods en Zijne gerechtigheid,
en al deze dingen zullen toegeworpen wor
den
en onthoofd onder de vervolging van keizer
Decius in 252.
H. Cyprianus, biss. van Cathago, kerkva
der. Gemarteld in 258. Ged. der maagd Eu-
phemia, t te Chalcedon: der weduwe Lucia
t te Rome, van den edelen Romein Geminia-
nus te Rome, allen marteUren gedurende
de vervolging van Diocletiaan 4e eeuw.
WOENSDAG. Quatertemperdag. Indruk-
king van ’s Heeren H. Wondeteekenen in»
het lichaam van den H. Franciscus van As-
sisië op den berg Alverna in 1224. In ’n won
derbare verschijning zag hij 'n zesvleugelige
menschengedaante aan T. kruis voor hem
zweven, uit wiens handen, voeten en zijde,
waarin onder geweldige smarten de teekens
van ’s Heeren vyf H. Wondedn verschenen.
Dit geschiedde 3 jaren vóór Franciscus dood
Heden wordt in de orden van St. Francis
cus het 7e eeuwfeest daarvan gevierd. 2e
gebed en laatste Evangelie van Quatertem
per-Woensdag.
DONDERDAG. H. Joseph van Copertino in
Zuid-Italië tusschen Brindisi en otranto gele
gen. Herhaaldelyk om zjjn onbekwaamheid
afgewezen en voor het priesterschap en voor
het kloosterleven, eindelyk by Copertino on
der de leekebroeders van ’n Minderbroeder
klooster opgenome-n. Om zijn buitengewone
deugd toch opgeklommen tot het H. Priester
schap. Werd begunstigd met hemelsche wijs
heid t 1664.
VRIJDAG. Quatertemperdag.H. Januarius"*
bisschop van Beneventum, met nog zes an
deren, waaronder drie diakens en één lector
te Puteoli in Italië in het amphitheater ont
hoofd, nadat d ewilde dieren tevergeefs tegen
hen waren opgebitst t 305.
Het lichaam van den H. Januarius werd in
Napels overgevoerd. Aldaar heeft jaarlijks
onder groote toeloop het wonder plaats. Op
het altaar wordt de relikwie van het hoofd
der H. Januarius geplaatst, daartegenover
twee fleschjes, hermetisch gesloten en g< bor
gen achter ’n dubbel glas van kristal. Ter
wijl de Napolitanen vol vertrouwen en met
zuidelijke vurigheid (wjj zouden zeggen: la
waai) bidden, wordt in de twee fleschjes het
verdroogde lever van den H. Januarius vloei
baar, zoodat het hevig opbruischt, als kook
te het.
Dan stijgt de dankhymne met overweldige
vreugde op. De Napolitanen immers vreezen,
dat als het bloed van hun «groote patroon
heilige niet zou vloeien allerlei rampen hun
stad zou straffen. Het wonderbaarste is dat
het verschil in gewicht van het verdroogde en
weer vloeibaar geworden lever 26 gram 99
bedraagt, terwy'l de om vang van het ver
droogde 23 i 24 kubieke centimeters minder
is dan van het vloeibare bloed, gelijk docto
ren nauwkeurig hebber vastgesteld (o.a. dr.
Sperinder in 1902) Dit zou alleen verklaar
baar zyn als er eenige stof bijgevoegd of
afgedaan werd. De ampulle zjjn echter her
metisch gesloten, zoodat het totaal onmoge
lijk is dat er i»ts uit of in kan gaan, geljjk
alle omstanders kunnen zien, daar ook pre
laten en priesters zich op 'n afstand van het
betreffende altaar bevinden, opdat "Ik kunne
zien
ZATERDAG. Quatertemperdag. Vigilie H
Matthaeus Ap. en Evang. Feest H. Eusta-
chius, zyne echtgenoctr Theopista en zyne
beide zonen Agapebus en Thecpistss, allen te
Rome gemarteld in 120.
Eustachius was Veldheer van het Romein-
sche leger. Zjjn geschiedenis wordt verhaald
in de uitgave van den Kanunnik Von Schmid
in ’t Holl. vertaald: geheeten Eustatus of Eu
stachius. 2e gebed Quatertemper 3e Vigilie,
4e Paus, laatste Evang. v d. Quatert.
ZONDAG 15e Zondag na Pinkster. H. Mat
thaeus.
goed?” De kinderen zwijgen verlegen.
„Hieruit kunt gjj zien”, gaat de commissa
ris voort, „dat er geen God is, die u ver
hoort en u snoepgoed geeft. Nu zal ik het
eens anders aanleggen. Vraagt de Sovjet-
regeering om lekkers.” Dan zeggen de kin
deren in koor: „Wjj vragen de Sovjetregee-
ring om lekkers.” De Commissaris grjjpt in
zyn zakken en werpt lekkers onder de kinde
ren, die er allen op afstuiven. Daarna moe
ten zjj de gevolgtrekking uitspreken: „Er is
geen God, en het is van geen nut, tot Hem
t» bidden. In de plaats van God is de Sovjet-
regeering gekomen, en deze vervult al onze
wenschen.” De kinderen komen daarna thuis
met de verklaring dat het geloof in God een
sprookje is. Z<j verrichten noch hun morgen-
noch hun avondgebed meer. De kinderen
worden lui en nalatig op school en boven
dien zedeloos. Daar zy altijd maar weer
hooren over de vernietiging van het huis
gezin, daar zjj hun onderwijzers mogen
kritiseeren, trachten zy boe langer hoe meer
gebruik te maken van hun vrijheid. Het vol
slagen gebrek aan tucht brengt ben tot dief
stal, in en buiten de school en tot alle on
deugden. De kindermisdryven zjjn de laatste
jaren tot het zesvoudige gestegen.”
Zoo gaat het in een atbeistischen staat.
Ook de godloochenaars zien dat toch wel!
Datzelfde gevaar dreigt toch ook andere
landen, als zy God en Godsdienst verlooche
nen! En toch gaan zjj door!
Wat zou nu de oplossing van het raadsel
zjjn?
Wetenschap? Het bewjjs kunnen geven
voor ’t niet-bestaan van God?
O neen, dat is ónmogelijk! De ware reden
is dikwijls hoogmoed. Men wil zich niet ver
nederen, niet ’t hoofd buigen voor geleer
den van naam, ja zelfs men stelt zich boven
heel het menscheljjk geslacht. Multatul» bjjv.
zocht er zjjn ideaal in, nu eens hard de we
reld door te schetteren, dat hij godlooche
naar was. Hjj dacht daarmte een groot suc
ces te behalen. Meer en meer steeg zjjn
hoogmoedswaanzin en hjj ging zoover, dat
hjj ten laatste niet meer wist wat hjj schreef.
Zie zjjn „gebed van den Onwetende”, dat al-
Hua mnrlinrf» O Orzrl ow ia God.”
Sint Augus-
geven.
OFFICIEEL KERKEERICHT
van het „Noord-Hollandsch Dagblad”