I i m I1 I Geloofsverdediging. if i F Evangelie. «o. 58 Vrijdag 12 September 1924 I I KERKLIJSTEN. ALKMAAR. MISAANWIJZER, i '0 ■iM n Kruisverheffing. EPISTEL EN EVANGELIE. 1 i 'aar is nu ’t snoep- I Werkzame, krachtdadige menschen woon den te Nazareth, geen zwakkelingen van een vervallen ras. Maar gemakkelijk waren zij niet. Scheld partijen zjjn dageljjksehe voorvallen in het Oosten. Tegenwoordig blijft het doorgaans Zo. 14e Zona: voor 8 en 9 uur H. LAURENTIUS. ‘i t' zijn Joodsch bedehuis, het geringste dorp als de overige GaJilt in de ziel...» WEEKKALENDER. ZONDAG, 14 Sept., 14e Zondag na Pink- steren. Verheffing van het H. Kruis. In 614 werd het H. Kruis, door keizerin Helena in 320 te Jerusalem op den Calvarie berg in eere hersteld door Obosroas, koning der Perzen geroofd. Nadat keizer Heraclius, die inmiddels aan de regeering was gekomen den Perzen ’n driedubbele nederlaag had toegebracht, ont ving bjj het kruis terug en droeg het zelf Je rusalem binnen om het op Calvarië weer op zjjn plaats te zetten. Onder de grootste vreugde van het volk schreed door Jerusalem's straten de keizer wiens staatiekleed schitterde van goud en edelgesteenten niet het kruis voor, maar ge naderd bjj de poort welke naar Calvarië leidt, werd hij door 'n onzichtbare macht tegengehouden, hoe hij ook zich inspande om vooruit te komên Algemeene ontstelte nis en verbazing. Zacharias, de Bisschop van Jerusalem echter, wees de keizer er op, dat het pralende gewaad van n triomftocht niet geschikt was om de armoede en vernedering van Christus na te bootsen. De keizer legde dan zijn prachtgewaden af, en kleedde zich als de geringsten onder het volk en droeg ongehinderd het kruis naar Calvarië. Misgebeden van Kruisverheffing; 2e gebed en laatste Evangelie v. d. Zondag Prefatie van het H. Kruis MAANDAG De Zeven Smarten van O. L. Vr. Ged. H. Nicomedes. pnester te Rome, gemarteld onder keizer Domitiaan 4e eeuw. DINSDAG H. Paus Cornelius, verbannen dus eindigt: „O God.... er is Zouden ook de woorden van Gnus geen verklaring kunnen geven. Hij schrijft: „Niemant loochent God, dan hjj die er belang bjj heeft, dat er geen God bo- Staat.” Of ook deze woorden van J. J. Rous seau: „Leef zoo, dat gij wensehen kunt, dat er een God bestaat, en gij zult nooit aan zijn bestaan twijfelen.” Gelukkig is de menigte, die God haat, zeer gering en zy maken veel gerucht. De groote massa, loochent het bestaan van God, niet uit overtuiging want als ’t gezond ver stand spreekt, erkent men Gods bestaan maar omdat bet verstand wordt beneveld; door ellende en onfortuinlijkheid is men voor *t oogenblik als het waro verblind, en twijfelt men aan het bestaan van God. Is dit echter voorbij en laat men zijn verstand weer werken, dan, zoo leert de ondervinding keeren zeer velen tot God terug. P. M. VERHOOFSTAD, Pr. bij de luidruchtigheid, en worden de twisters zelden handgemeen. De Galileërs, echter, waren daadmenschen; heel Palestina door stonden zy als vechters berucht. Konden zij het met de vuisten niet gedaan krijgen, daiï* speelden zy ras met dolken of korte, kromme zwaarden. De raad: „Wie u op de eene wang slaat, bied hem ook de andere aan was lang niet Galileesch. En minst nog Nazareesch. Want de Naza- reërs waren oploopende, gewelddadige keruls. Jezus zou dat ervaren. Toen Hjj hen aan do spreuk herinnerde, dat geen profeet in zijn vaderland welkom was, ontstaken allen In toorn. En ze stonden op en dreveu Hem uit de stad, en voerden Hem op een stilte van den berg waartegen hun stad gebouwd was, om Hem naar beneden te storten. By de overige rumoerige Galileërs, vooral bjj de stedelingen bjj het meer, stonden zij als deugnieten te bock. En dat was geen loutere laster. Want zelfs de oprechte Natha- naniël, een Israëliet in wien geen bedrog was, dierf vragen of uit Nazareth wel iets goeds ken komen? By al die warmbloedigheid en dien vecht lust waren zjj kleinzielig jaloerecb, bekrom pen naijverig op elkander. Dat is het hoofd- I gebrek van alle kleine dorpen en stadjes. In EBN RAADSEL? Dat „De Dageraad” allen godsdienst be strijdt en van geen enkelen godsdienst iets wil weten, komt zeer velen raadselachtig ▼oor. De mensch toch, zoo zegt men, is uiter aard of van nature godsdienstig. Hjj heeft God noodig, sel behoeft. i IS nature godi gelijk hjj zijn dageïyksch voed- Dit bewjjs, wordt ons door de geschiedenis geleverd. Nergens zult ge dan ook een volk vinden zonder God en gods dienst. Gaat ten rade bjj welk volk ge wilt, bij Indiërs, Perzen, Grieken, ja zelfs by het minst ontwikkelde volk der Australiërs en allen erkennen een God en zijn godsdien stig. Vele uitlatingen van wetenschappelijke mannen staven deze waarheid. C. P. Tiele zegt: „De bewering, dat er volken of stammen zonder godsdienst be staan, berust op onnauwkeurige waarneming of op begripsverwarring. Nog nergens heeft men een stam of volk aangetroffen, dat aan geen hooger wezen geloofde, en reizigers, 11e zulks beweerden, werden spoedig door A» feiten weerlegd.” w Een andere getuige O. Peschel schrijft: ^tellen wjj ons de vraag of ergens op aarde ligen vorm van dan moet dit 8 lag ua Pinksteren, half 7. kw. de stille H. H. Missen, half 11 de Hoogmis, half 1 in de kerk groote Nalee- ring voor de jongens, die dit jaar in Juli de school verlaten hebben of in het volgende jaar 192y de school verlaten te 1 uur in het meisjespatronaat groote Naleering voor de meisjes. Van 24 uur is de kerk open om te komen bidden, 6 uur Broeder schap kwart voor 7 Congr. van den H. waaraan Christus op dezen datum, te zyn teruggevonden. Kerk dit feest den Sen 's Morgens vroeg scheen het dorp bjj de Iron alleen te leven. Kodden schapen, geiten «wovu wvravu uiwi w» -—.n moesten eerst gedrenkt worden. Rond- dieren elkander, slurpten gulzig het frissché water op, en werden door het getier en de stokslagen der herders weg en uit de warre ling gedreven; waterdragers drongen door de kudden heen, lieten hun zakken uit geitenvel vol loopen, laadden ze op ezels, en trokken er mede de vallei in naar de moestuin en. Door den dag was het dorp half ledig. Uit de open werkwinkels hoorde men alleen het krjjschend gezaag van den timmerman, het regelmatig getink van den smidshamer op het aanbeeld, of by een nieuwen bouw het vlugge getik van de steenkappers. By de open deur der huizen zaten de vrou wen en meisjes kleederen te naaien, sponnen vlas en schaapswol tot warme rokken, o! geitenhaar tot waterdichte mantels; smossel- den in houten kommen, schommelenden melk in lederen zakken onder aan bouten drie pikkels om boter en zure kaas te maken. Tegen den avond, als de zon achter den donkeren Karmel in de zee zinkt, komt er bjjenkorfleven in het dorp. Door de greote straat en de steegjes spoeden de tar- voetsche vrouwen zich huiswaarts van de bron, met de volle waterkruik, óp het hoofd met de rechterhand aan de kruik en de lin ker in de djj. Leven komt er in de witte bepoederae banen en kronkelpaadjes, die de heuvelen I afslingeren, tusschen bloemenvelden, dooi groene of blonde korenakkers. Uit de velden en moeshoven komen de boeren terug, langzaam en statig, met lange kleeren, en hun alaam op de schouders. Herders spelen op de veldfluit om de kud den uit de weilanden bjjeen te krijgen. Do kudden spoeden zich het dorp binnen: zwarte glimmende geiten, vale schapen met wagge lenden vetkwast onder den staart, trage ossen, en koeien met gezwollen uier. Voorop stappen de rammen en bokken met rinkelen de bellekens aan den hals; de kudden volgen in lange, dichte drommen, en schuiven het dorp in, tusschen de huizen. De herders volgen te voet, met hun langen kromstaf, of zitten schrijlings op kleine ezel tjes. Een frissché melkgeur wasemt uit de blin kende kudden in de vredige avondlucht. zoon van de H. Helena, was reeds een vriend van het Christendom. Op zekeren dag verschijnt hem boven de zon een lichtend kruis, met het opschrift: „Overwin hier door!” Den volgenden nacht verscheen Christus hem in een droom, en beval het kruis in zjjn krijgsbanier te voeren. De kei zer gehoorzaamde en toen hij den 28en October met Maxentius, den verdediger van het heidendom, slaags raakte, moest deze in den beslissenden slag bij de Ponte Milvio het onderspit delven. Weldra straalde dan ook het kmis op de koepels der kerken. Zelf bouwde Constantjjn twee tetnpels, een op den Calvarieberg, den ander boven de plaats der verrijzenis. In het jaar 335 wer den zy plechtig ingewijd, en telken jare werd op den 14en September, dit feit luis tervol herdacht. Zeer spoedig reeds stroom den ontelbare pelgrims, uit Mesopotamië, Syrië en Egypte, onder wie ook vele Bis schoppen op den verjaardag dezer kerk wijding naar Jerusalem. Zoo ontstond het feest van Kruisverheffing, als een herinne ring aan deze blijde gebeurtenis. Ook het kruis zelf, eenmaal stierf, schijnt maar 9 jaar vroeger, Thans viert de H. K Mei. De volgende gebeurtenis echter, ons in het Brevier medegedeeld, heeft gemaakt dat het aloude feest van Kruisverheffing, plechtiger dan voorheen in de kerk wordt gevierd. Op het einde van de regeering van Pho cas, zoo lezen wjj in de lecties, maakte Chos- roas, koning der Perzen, zich van Egypte en Afrika meester en overweldigde ook Je rusalem. In deze stad liet hy een groote menigte Christenen ter dood brengen. Ook roofde hy nog het H. Kruis, waarmee de H. Helena Calvarië had verrykt, en bracht het naar Perzië over. Jntusschen was Heraclius Phocas opgevolgd.' Door de gruwelen van den oorlog ontmoedigd vroeg deze den vre de. Verblind door het geluk zijner wapenen, wees Cbosroas de gunstige vredesvoorwaar den van de hand. In dit gevaar keerd hij zich door aanhouden vasten en gebed tot God, om van Hem hulp te verwerven. Aan- gemoedigd door een hemelsche ingeving, trok hjj tegen zjjn vijand Op en versloeg tot driemaal toe dft legerscharen der Perzen. Door dezen nederlaag nam Chosroas ijlings de vlucht en stelde zjjn zoon Medar- ses tot deelgenoot van zjjn koningschap aan. 8iroës, Chosroas’ oudste zoon, werd door dit enreebt, hem aangedaan, zeer ver bitterd, en besloot zjjn vader en broer te vermoorden. Weldra volvoerde hy zjjn god deloos plan en verzocht Heraclius hem als koning te erkennen. Dit geschiedde onder verschillende voorwaarden, waarvan de eer ste was, dat hjj het H. Kruis zou terugge ven. Nadat het kruis veertien jaar in de macht der Perzen was geweest, kwam het in Jerusalem terug. Zelf wilde de keizer het in groot^the plechtigheid op zijne schouders naar dén berg dragen, waarheen de Godde lijke Zaligmaker het had voortgesleept. Toen geschiedde het volgende groote won der: Prachtig gekleed, met goud en edel gesteenten omhangen, trad Heraclius met zjjn heiligen last beladen, voorwaarts naar den Calvarieberg. Als de keizer aan de poort gekomen was, kon hij niet meer voortgaau. En hoe meer hjj zjjn krachten inspande om zich te bewegen, met des te meer geweld werd hjj weerhouden. Vandaar'groote ver bazing bjj keizer en volk. Toen nam Zacha rias, de bisschop van Jerusalem, het woord en sprak: „Niet aldus, o keizer, in pracht gewaad uitgedost, zult gij het Kruis dragen; maar alleen als Gij de armoede en nederig heid van Jesus navolgt." Diep getroffen door deze woorden, legde Heraclius zjjn keizerlijk gewaad af, en leg de in eenvoudige kleeding, en barrevoets, het verdere van den Lydensweg, zonder moeite af. Dan beklom hy den heiligen berg, en leg de het H. Kruis neder op de plaats, vanwaar de Perzen het hadden weggevoerd. P. M. VERHOOFSTAD, Pr. bit een volksstam zonder eeni godsdienst is aangetroffen, .eslist ontkend worden.” Dit feit kan toch onmogelijk verklaard Korden, indien de mensch niet gemakkelyk «n als vanzelf inzag, dat hjj verplicht is God te dienen, Dit bewijst, dat de godsdienst voor den mensch iets waarachtigs, iets on ontbeerlijks is, dat hjj een deel vormt van het beete, wat zich in den mensch bevindt En toch bestrijdt „De Dageraad” den gods- ünst In al zjjn vormen. Zjjn zjj dan wjjzer en verstandiger dan alle menschen te za nten? Gaan wjj eens op onderzoek uit by men- seben, die God en Godsdienst hebben ver laten. Wat gebeurt daarmede? Dan worden zjj gehuld in een droevig pes- jmasme. Hélène Lapidoth Swarth, de onge- loovige dichteres, laat dat in haar gedicht „Wanhoop” zoo goed uitkomen. Leest haar yodicht „Heimwee”, en gjj zult zien, dat zjj in haar ongeloof, het grootste ongeluk heeft gevonden. Voltaire, de grootste godloochenaar, er kende op zjjn sterfbed God, toen hjj in wan hoop uitriep: „Ik sterf verlaten van God en van de mensdien.” Toen in net jaar 1912 de „Titanic”, waar- - op de ongeloovige scheepsbouwer had laten ech’lderen. „No God, no Pope!” Geen God, geen Paus: met meer dan 1500 passagiers naar de diepte ging, hebben toen ook velen zich niet tot God gekeerd? Stemt dit alles de heeren fbdloochenaars 'et eens tot nadenken? Overtuigend zijn de bewijzen voor het be- »*cn van God; indien er nu een Goddelijke Schepper is, een God, die ons het bestaan heeft gegeven, van Wien wjj afhankelijk zjjn, dan moeten wjj ook dien God dienen. Wanneer nu de godsdienst voor den en kelen mensch noodzakelyk is, dan is hjj het ook voor de gezamenlijke menschheid, voor de menscheljjke maatschappij. Dit is zóó dui- ëe’jjk, dat men het ten allen tijde heeft erkend. „Nooit is er een staat gesticht, die piet den godsdienst tot grondslag bad”, zegt Rousseau. Aristoteles en Plato, twee heiden- leiie wtjsgeeren, beschouwden den gods- hw. als den grondslag der maatschappij. Itiieu, waarin de godsdienst een ijdele Ikuik la, zullen uiteenspatten, gelijk eens tempel ineenstortte, waarin de Philistjj- Ben na een behaalde zegepraal op de Is- - raëlieten. verzameld waren. Gaan wjj nu eens zien in een staat, waar godloochenaars het bewind voeren. Het klas sieke voorbeeld is Rusland. Heeft men wel ooit grooter ellende aanschouwd? Dlep-treurig is de wijze, waarop daar door „aanschouwelijk onderricht” het niet-be- staan van God voor de kinderen aannemelijk Wer<J gemaakt. „De Tijd” van 15 Sept. 1923, beschreef ons dit als volgt: Jn Petersburg bijv, laten de communisti sche onderwijzers de kleinen Onzen Lieven Heer bidden om snoepgo ge volkscommissaris: „Wi I om waterbakken verdrongen de Mïw Bid dieren elkander, slurnten trulzisr het frissché 4AZARETH IN GAL1LEA. De Nazareërs waren bedjjvige menschen. Wel werd er, naar algemeen Oosterschen krant, meer dan bij ons, tijd verbeuzeld met •tenteren, praten en nietsdoen, omdat net teven veel gemakkelijker is dan by ons, de behoeften geringer, en de grond schier van kelf vele vruchten voortbrengt. Maar toch waren zjj werkzamer dan de huidige Arabische fellahs van Palestina. Meest allen hadden buiten het dorp een hoek grond, waarop zjj graan, en linzen ver bouwden, oljjf- en vjjgenboomen, sommigen Beits druivelaars, hoewel minder dan bjj de Judoën. Beneden in de vallei, niet verre vai* de bron, lagen moeskopen, waar zjj het bron water langs goten naaraf leidden, of zelf in tederen zakken been voerden; velen deden >vens aan veeteelt ■fc Morgens vroeg |2h.. oasen trokken daar langs de weilanden L_ - sw»a Feestdag 14 September. Het kruis gold by de Joden en Romeinen als een teeken van schande en oneer. Maar- sinds Jesus, onze Goddelijke Zaligmaker stierf aan dit schandhout, en daardoor over den duivel triomfeerde en ons menschen verloste, werd het een teeken van zegen en glorie. Reeds in de eerste tijden der Katholieke Kerk, werd het kruis door de geloovigen vereerd. Door de vervolgingen echter moest dit alles in stilte en in ’t geheim gebëbren. Er waren geen kerken, waarop openlijk het kruis in volle heerlijkheid mocht stralen. Eerst in de vierde eeuw, toen Constantyn de Groote het heidendom overwon, en door het edict vaji Milaan, de Katholieke Kerk weer" openlijk kon te voorschijn treden, ver toonde zich dok weder het kruis, het teeken van glorie en overwinning. Christus zelf had door een groot wonder zijn kruis willen ver heerlijken. In het jaar 312, zoo verhaalt de geschie- ■oed. Daarna vraagt denis, trok keizer Constantyn uit Gallië naar 7aar is nu ’t snoep- Rome op togen Maxentius. Constantyn. de de groote steden kennen de burgers elkander niet of maar en halve, zy staan niet in ge stadige aanraking met elkander, zoodat de groei, de verheffing van den één den ander niet njjdig maakt. In kleine provinciestadjes en dorpen is dat heelemaal anders. Daar viert de afgunst hoogtij. Daar kunnen de menschen niet verdragen, dat één hunner boven de alledaagsche gelijkheid stijgt door rijkdom, verstand, geleerdheid, aanzien. Toen Jezus voor wien heel Galilea in be wondering stond en de zyn medeburgers trotsch moest maken, in hun dorp optrad, stonden zy verbaasd over de wijsheid die Hem gegeven was en de machtwerken die door zyn handen geschiedden. Maar dadelijk begon de kleingeestige naijver te knagen: zjj waren geërgerd over Heml Want was deze niet de timmerman, de zoon van Maria, broe der van Jakob en Joseph en Judas en Simon? en waren ook zjjn zusters niet bij ben? Dat gebeurde in hun synagoge. Want zelfs dit dorp van kitteloorige vechtersbazen had gelijk nu by ons op een kerkje staat. Zoowel leërs waren zjj Israëlieten VEERTIENDE ZONDAG NA PINKSTER. Epistel uil den brief van den H. apostel Paulus aan de Galaten; V, 1624. Broeders, wandelt naar d»y geest, en gij zult de begeerte des vleest-hés niet volbren gen. Want het vleesch begeert tegen den geest, en de geest teg»ii het vleesch; want zy strjjden tegen elkand. zoodat gij niet doet, wat gij wel >1>' t-ucb. indien gy door den geest gelei >r.it. zjjt gjj niet on der de wet. Nu i<»n des vleesches zijn bekend; zy zjjn huei<,y. onzuiverheid, oneer baarheid. ontucht, afgoderij, toovery. vijand-- schap, twist, afgunst, gramschap, gekjjf, ver deeldheden, ketterijen, nijd, doodslagen, dron kernschappen, brassen en detgeljjken, waar van ik u voorzeg, gelijk ik u reeds voorzegd heb, dat die zulke dingen doen, het rijk Gods niet zullen beërven. Maar de vrucht des gees- tes is liefde, blijdschap, vrede, verduldigheid, goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, getrouwheid, zedigheid, eerbaarheid, reinheid. Tegen zulken is de wet niet Die Christus dan toebebooren, krui sigen hun vleesch met de ongeregeldheden en begeerten. Evangelie volgens den H. Mattbeus; VI, 24—33. In dien tyde zeide Jesus tot Zijne leerlin gen: Niemand kan twee heeren dienen; want hy zal of den eenen haten, en den anderen beminnen, of hy zal den eenen verdragen, en den anderen versmaden. Gy kunt God en den Mammon niet dienen. Daarom zeg ik u: Weest niet bekommerd voor uw leven, wat gij zult eten, noch voor uw lichaam, waarmede gij u zult kleeden. Is het leven niet meer, dan het voedsel, en het lichaam niet meer, dan de kleeding? Beschouwt de vogelen des hemels, wyl zy noch zaaien, noch maaien, noch in schuren verzamelen, en uw hemelsche Vader voedt ze. Zijt gij niet veel waardiger, dan zij? Maar wie van u kan met zyne zorg zijne leng- te eene el vergrooten? En, wat zijt gij voor kleeding bezorgd? Beschouwt de leliën des velds, hoe zy groeien; zy arbeiden of spin nen niet. En Ik zeg u, dat Salomon zelf in al zijne heerlijkheid niet gekleed is geweest, gelijk een van di&. Indien dan God het veld gewas, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, zoo bekleedt, hoeveel te meer dan u, gij kleingeloovigen? Weest dan niet bekommerd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wy drinken, of waarmede zullen wy ons kleeden? Want de heidenen zyn voor dit alles bezorgd. Maar uw Vader weet, dat gij dit alles noodig hebt. Zoekt dan eerst het rijk Gods en Zijne gerechtigheid, en al deze dingen zullen toegeworpen wor den en onthoofd onder de vervolging van keizer Decius in 252. H. Cyprianus, biss. van Cathago, kerkva der. Gemarteld in 258. Ged. der maagd Eu- phemia, t te Chalcedon: der weduwe Lucia t te Rome, van den edelen Romein Geminia- nus te Rome, allen marteUren gedurende de vervolging van Diocletiaan 4e eeuw. WOENSDAG. Quatertemperdag. Indruk- king van ’s Heeren H. Wondeteekenen in» het lichaam van den H. Franciscus van As- sisië op den berg Alverna in 1224. In ’n won derbare verschijning zag hij 'n zesvleugelige menschengedaante aan T. kruis voor hem zweven, uit wiens handen, voeten en zijde, waarin onder geweldige smarten de teekens van ’s Heeren vyf H. Wondedn verschenen. Dit geschiedde 3 jaren vóór Franciscus dood Heden wordt in de orden van St. Francis cus het 7e eeuwfeest daarvan gevierd. 2e gebed en laatste Evangelie van Quatertem per-Woensdag. DONDERDAG. H. Joseph van Copertino in Zuid-Italië tusschen Brindisi en otranto gele gen. Herhaaldelyk om zjjn onbekwaamheid afgewezen en voor het priesterschap en voor het kloosterleven, eindelyk by Copertino on der de leekebroeders van ’n Minderbroeder klooster opgenome-n. Om zijn buitengewone deugd toch opgeklommen tot het H. Priester schap. Werd begunstigd met hemelsche wijs heid t 1664. VRIJDAG. Quatertemperdag.H. Januarius"* bisschop van Beneventum, met nog zes an deren, waaronder drie diakens en één lector te Puteoli in Italië in het amphitheater ont hoofd, nadat d ewilde dieren tevergeefs tegen hen waren opgebitst t 305. Het lichaam van den H. Januarius werd in Napels overgevoerd. Aldaar heeft jaarlijks onder groote toeloop het wonder plaats. Op het altaar wordt de relikwie van het hoofd der H. Januarius geplaatst, daartegenover twee fleschjes, hermetisch gesloten en g< bor gen achter ’n dubbel glas van kristal. Ter wijl de Napolitanen vol vertrouwen en met zuidelijke vurigheid (wjj zouden zeggen: la waai) bidden, wordt in de twee fleschjes het verdroogde lever van den H. Januarius vloei baar, zoodat het hevig opbruischt, als kook te het. Dan stijgt de dankhymne met overweldige vreugde op. De Napolitanen immers vreezen, dat als het bloed van hun «groote patroon heilige niet zou vloeien allerlei rampen hun stad zou straffen. Het wonderbaarste is dat het verschil in gewicht van het verdroogde en weer vloeibaar geworden lever 26 gram 99 bedraagt, terwy'l de om vang van het ver droogde 23 i 24 kubieke centimeters minder is dan van het vloeibare bloed, gelijk docto ren nauwkeurig hebber vastgesteld (o.a. dr. Sperinder in 1902) Dit zou alleen verklaar baar zyn als er eenige stof bijgevoegd of afgedaan werd. De ampulle zjjn echter her metisch gesloten, zoodat het totaal onmoge lijk is dat er i»ts uit of in kan gaan, geljjk alle omstanders kunnen zien, daar ook pre laten en priesters zich op 'n afstand van het betreffende altaar bevinden, opdat "Ik kunne zien ZATERDAG. Quatertemperdag. Vigilie H Matthaeus Ap. en Evang. Feest H. Eusta- chius, zyne echtgenoctr Theopista en zyne beide zonen Agapebus en Thecpistss, allen te Rome gemarteld in 120. Eustachius was Veldheer van het Romein- sche leger. Zjjn geschiedenis wordt verhaald in de uitgave van den Kanunnik Von Schmid in ’t Holl. vertaald: geheeten Eustatus of Eu stachius. 2e gebed Quatertemper 3e Vigilie, 4e Paus, laatste Evang. v d. Quatert. ZONDAG 15e Zondag na Pinkster. H. Mat thaeus. goed?” De kinderen zwijgen verlegen. „Hieruit kunt gjj zien”, gaat de commissa ris voort, „dat er geen God is, die u ver hoort en u snoepgoed geeft. Nu zal ik het eens anders aanleggen. Vraagt de Sovjet- regeering om lekkers.” Dan zeggen de kin deren in koor: „Wjj vragen de Sovjetregee- ring om lekkers.” De Commissaris grjjpt in zyn zakken en werpt lekkers onder de kinde ren, die er allen op afstuiven. Daarna moe ten zjj de gevolgtrekking uitspreken: „Er is geen God, en het is van geen nut, tot Hem t» bidden. In de plaats van God is de Sovjet- regeering gekomen, en deze vervult al onze wenschen.” De kinderen komen daarna thuis met de verklaring dat het geloof in God een sprookje is. Z<j verrichten noch hun morgen- noch hun avondgebed meer. De kinderen worden lui en nalatig op school en boven dien zedeloos. Daar zy altijd maar weer hooren over de vernietiging van het huis gezin, daar zjj hun onderwijzers mogen kritiseeren, trachten zy boe langer hoe meer gebruik te maken van hun vrijheid. Het vol slagen gebrek aan tucht brengt ben tot dief stal, in en buiten de school en tot alle on deugden. De kindermisdryven zjjn de laatste jaren tot het zesvoudige gestegen.” Zoo gaat het in een atbeistischen staat. Ook de godloochenaars zien dat toch wel! Datzelfde gevaar dreigt toch ook andere landen, als zy God en Godsdienst verlooche nen! En toch gaan zjj door! Wat zou nu de oplossing van het raadsel zjjn? Wetenschap? Het bewjjs kunnen geven voor ’t niet-bestaan van God? O neen, dat is ónmogelijk! De ware reden is dikwijls hoogmoed. Men wil zich niet ver nederen, niet ’t hoofd buigen voor geleer den van naam, ja zelfs men stelt zich boven heel het menscheljjk geslacht. Multatul» bjjv. zocht er zjjn ideaal in, nu eens hard de we reld door te schetteren, dat hij godlooche naar was. Hjj dacht daarmte een groot suc ces te behalen. Meer en meer steeg zjjn hoogmoedswaanzin en hjj ging zoover, dat hjj ten laatste niet meer wist wat hjj schreef. Zie zjjn „gebed van den Onwetende”, dat al- Hua mnrlinrf» O Orzrl ow ia God.” Sint Augus- geven. OFFICIEEL KERKEERICHT van het „Noord-Hollandsch Dagblad”

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 8