De mislukte reis.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
In doodsangst.
Muriel merkte dit op.
„Jawel, ik krijg ze in reparatie.”
TIENDE HOOFDSTUK.
op denzelfden klagenden toon. Nu ik eens
Wil men geen verdriet hebben, dan late
dat ik mij de lijn had laten
niet aan wien ik den brief adresseeren
Zoo’n vrouw is vreeselijk, als zij tante
niet enkel een bleek aangezicht,
vallen van den nacht.
tafel met een goeden eetlust en daar
weftl.
(Wordt voortgezet.)
*‘0.
bij het raam zag, ging hij met een zwaar
naar de
nog missen.
kalmpjes, ik zal er wel gekomen zijn.
In de bazar heb ik wat voor den kleinen
volgde ik haalde weder adem, verlost
van een vreesdij ken doodangst.
we verder.
„Juffrouw Peten I waar naar toet”
VAKGEHEIM!
Klant. „Verkoopt u horloges voor zes
op hun gewone plaats, en Hurrm.t ae
--- i geen
Juliette’s kamer. Zij haastte zich erheen en
vond haar meesteres doodsbleek en hui
verend.
„Sal volatile,” hijgde Madame Juliette.
„Ik ben doodziek, Simpson, ik weet
niet, wat me overkomt.”
„Het zijn maar zenuwen, lieve,” zei
juffrouw Simpson. „U zult spoedig weer
beter zijn."
MODERNE ADVERTENTIE.
Heden heb ik mij hier als dokter geves
tigd de eerste patiënt ontvangt een gou
den horloge met dito ketting.
Dr. E. Pimpel.
blijven, tot ze getrouwd is. Dat is alles,
wat ik doen kan, en het schijnt, dat ze
ook niemand anders dan mij heeft.”
„Ik* vind het ook niet prettig, dat je Muriel moest terugkeeren naar het huis in
als ik zelf over veertien dagen niet dien
den we het in later jaren misschien moeten T* 222
veranderen. Maar je zal niet zonder sue- scheiding, welke hem dwars
wereld.”
Zij schudde het hoofd.
„Al is het er ook zoo mooi, als je zegt,
antwoordde zij, ,Jk verlang er in het r
geheel niet naar, erheen te gaan. Als het ontmoet hadden 1 ebt "kwam telkens
weer terug in hun lied en de minuten
Charles haalde haar om negen uur en ik naar Inverdrum kom.
samen reden ze naar het huis in Belgrave _2_222. 2
Square. Het was Muriel’s tweede bezoek, hebben, dan hoef ik niet extra te beloven.”
„Jou schat I Maar schrijf me dan ook
hem keek. Ik vodd het zoo vreemd. Er
is iets geheimzinnigs met die menschen,
weet je. Hun macht over Enid is ook aoo
buitengewoon.”
„Dat is alles niets naar mijn zin,” zei
hij boos, „maar Lady Stonehaven is
er toch eigenlijk vooraf toe gedrongen
door die oude heks van.een moeder?”
„Ja, dat geloof ik wel, Enid zegt, dat
------- ff
„Dan lijkt het wel, alsof de Mayberhes
I we
duwe in hun macht hebben. Zooals je
al zegt, het is allemaal zeer geheimzinnig,
maar Goddank heeft het niets met ons
uit te staan. Jij staat er geheel buiten en
spoedig zal je er heelt maal uit zijn. Nu
moet je me een ding beloven.”
„Natuurlijk wil ik dat, lieve, wat is
maaltijd afgeloopen was en m naar haar het
geliefde kon vluchten. „Je moet me lederen dag schrijven, tot
- - »r
„Maar dat zou ik toch zeker gedaan
Het vorige jaar, in den herfst, ging ik
een week doorbrengen in Auvergne, bij
Bassier, mijn ouden coilege-vriend.
Zijne bezitting strekte zich uit tot aan
de Sioule en zijn tuin grensde onmiddel
lijk aan die kleine rivier. De streek is
wat ruw maar men kan er rustig visschen
ia de schaduw der elzen en ik kwam
kier dan ook meer om te visschen, dan
om het bal-champêtre der kermis of om
de houten paarden en de schiet- en kijk
spelletjes te bewonderen.
Nauwelijks was het ontbijt afgeloopen,
et Bassier, die er niet van hield om zijn
koffie alleen te gebruiken, verweet mij
mijn herhaalde afwezigheid.
„Jij denkt aan niets anders dan aan je
visscherij,” riep hij uit. „Ik heb niet eens een doosje lucifers mee te
den tijd met je over een verrassing te spoedde mij naar den oever. Ik stond
spreken.... Maar je luistert al weer niet niet al te stevig meer op mijn beenen
naar mij. Daar sta je alweer, trappelend en de geschiedkundige datums van Sol-
van ongeduld. Welnu, ga maar heen, ferine, Sebastopol, Twee December en '48
Jij zult nu niets weten van mijn verrassing spookten door mijn hoofd in een fles-
schenquadrille.
De nacht was zwart, de wir^ blies
sterk, de regen viel vooortdurend klet-
maakte daarvan gebruik om en stak een paar lucifers tegelijk aan. En
te verzadigen met zijn anecdoten, toen, door schrik half verbijsterd, herken- dus hard loopen kunnen wij den trein
EEN SLIMMERD.
Man „Ziezoo, die brief aan mijn vriend
is klaar, maar nu heb heb ik vergeten
welke straat en welk huisnummer hij mij
„Waar blijf je Wij zulïen de boot ook heeft opgegeven. Nu weet ik waarlijk
—t-niet aan wlen jij jen t>r,ef adreaseeren
„Loop maar vooruit/’antwoordde zij moet.”
Vrouw „O, dat ig al zeer eenvoudig.
In *t postcriptum verzoekt ge hem zelf
den brief aan het postkantoor af te halen.”
hij hield zijn mond half open als een idioot,
en Enid, haar onvergelijkelijke Enid, een
der liefste meisje van Engeland, met al
haar rijkdom en stand, zou gegeven
worden aan dat creatuur
Muriel had nog nooit tevoren het af
schrikwekkende daarvan zoo sterk ge
voeld. Ze kon niet begrijpen, dat zoo iets
mocht. Het was onnatuurlij k, ondenkbaar
en weer kwam met groote kracht die zeker
heid over haar, dat er een onbekende,
duistere rede achter dit alles schuilde.
En zij was niet de eenige, die dat geloofde
Charles Atlee, die bijna evenzeer ver
ontwaardigd was als zijzelf, had haar
verteld, hoe woedend een zeker deel der
uitgaande wereld was. Men zei zelfs, dat
er meer dan één dame van beteekems
naar Richmond gereden was, om er met
de oude gravin over te spreken, doch die
werd den toegang geweigerd, of met on
geloofelijke onbeleefdheid behandeld.
Nee, ik kom niet om te spelen,
dank je,” zei Muriel, „en bovendien, ik
zou niet eens weten, hoe ik het moest
doen. Ik kwam alleen maar eens een praat
je maken.”
Cuthbert grinnikte van voldoening.
„Neem een sigaret,” zei hij, terwijl hij
zijn gouden koker met het monogram
van saffieren te voorschijn haalde.
Ze dacht, dat het hem in een goede
stemming zou brengen, dus nam ze er
een en begon te rooken.
„En zeg,” ging hij door, terwijl hij in
een der gemakkelijke stoelen plaats nam,
„het is een verschrikkelijk^ieete dag, we
zullen er eentje nemen, wat£*
Muriel bedankte haastig voor het aan
gebodene.
„Nou, maar ik wel, ik heb niets anders
te doen. Ik vind zoo’n dag voor een ver
trek ergens heen afschuwelijk. Schijnt je
heelemaal in de war te sturen.”
Hij schonk voor zichzelf een ruime
hoeveelheid sterken drank in, liet er een
stukje ijs in vallen en voegde er een klein
beetje water aan toe. „Ja, dat kan pret
geven,” zei hij. „Zeg, ik ga naar ’n revue
vanavond na het diner. Waarom zou je
niet met me meegaan? Niemand zal het
weten en al deden ze het, wat kan het
ons schelen Ik zal een loge in de Pavilion
bestellen.”
„O, maar ik kan onmogelijk,” ant
woordde ze, hiar afschuw met moeite
verbergend.
„Als je wilt genieten vanavond, waarom
neem je Enid dan niet ergens mee naar
toe Er is concert in de Queen’s Hall, en
je weet hoe ze van goede muziek houdt.”
De man gluurde naar haar.
„Dink je feestelijk," zei hij, angstig
dicht bij haar plaatsnemend. „Natuurlijk
Enid is best, een aardig meisje en zoo,
en we zijn verloofd. Maar, tusschen ons
tweeën, Muriel, ze is mijn soort niet.
Het eenige ervan is, sinds we geëngageerd
zijn, kijken de andere jongelui zoo naar
ons, ab ze mij met haar zien 1”
Hij grinnikte aapachtig.
„Hemel, wat zijn ze nijdig. Zouden er
heel wat in mijn plaats willen zijn, wat?
Ze denken, dat ik de gelukkigste kerel
op de wereld ben om „het" meisje van het
„seizoen” te trouwen en ik geloof ook wel,
dat ik het in zekeren zin ben. Toch voel
ik me niet gelukkig, al zie ik er misschien
naar uit.”
„Kijk nu eens, Cuthbert, je handelt
heusch verkeerd. Je probeert altijd Enid
de dingen te laten doen, die jij doet en
prettig te vinden, waar jij van houdt.”
«„Ik kom nooit verder dan *t probeeren,”
antwoordde hij gemelijk. „Als jij het was,
zou het heel anders wezen 1”
„Werkelijk?" zei Muriel.
„Ja, dat meen ik. Jij bent een
meisje, waar wat in zit. Ik zou je gauw
genoeg kunnen laten zien, hoe je van het
leven kunt genieten. Zeg Muriel, vertel
niets aan Enid, maar....”
Hij had haar arm gegrepen en probeerde
nu haar naar zich toe te trekken, met de
duidelijke bedoeling om haar te kussen.
Zij rukte zich los, vuurrood en woedend,
zoowel op zichzelf als op dien dronken
ploert, op wien ze gehoopt had, invloed
uit te oefenen. Zij vluchtte weg uit de
biljartzaal als een wervelwind, en Cuth
bert Mayberlie heeft nooit geweten hoe
hij bijna een flinken oorvijg te pakken
had gehad.
Muriel vergat haar woede spoedig het
was niet de moeite waard er nog aan te
denken. Toch drukte het haar terneer
OP SCHOOL.
Onderwijzer. „Kan je zwemmen, Wil-
Willem. „Ja meester."
Onderwijzer „Waar heb je ’t geleerd
Willem. „In 't water meester.”
EEN ANTWOORD.
Vader. „Waarom huil je, Fransje?"
Fransje. „Willem heeft mij geste*'
VMader (driftig tegen Willem), „w
Willem. „Óm zijn ooren, vader."
ik had niet moeten wagen Maar wij
waren al te laat en het bespaarde ons een tier van zooeven mij
omweg van een uur tegen dat wij de brug niet meer
„Neen,
trein-
Het was de avond voor het vertrek der
Mayberlies uit Londen, naar Schotland.
Charles had er op aangedrongen, dat
Muriel nog een paar uurtjes bij hem zou
abn en daar ze geheel klaar was met pak
ken en ook verder niets meer te doen
had, stemde ze toe.
Dien avond dineerde ze bij de Maybet-
Hes, een echt zaaie maaltijd was het.
Raid was zooals tegenwoordig altijd
stil en treurig gestemd. Al de lieve vroo-
Hjkheid van vroeger scheen verdwenen
te zijn, en zelfs wanneer ze met Muriel
alleen was, was ze niet meer het meisje,
dat ze geweest was. Want haar lot was
beslist. Ze had Cuthbert als haar verloofde
aangenomen en nu leek het, alsof haar
leven ten einde was. In de hoop, dat het
haar goed zou doen, had Muriel een en
ander voorgesteld, wat haar toekomst
wat rooskleuriger kon maken. Ze moest
veel gaan paardrijden na haar huwelijk
(Cuthbert had het land aan paardrijden)
at ze moest haar werkelijk buitengewoon
«chxldertalent wat meer gaan ontwikke
len, Doch Enid wilde niets weten van deze
goed bedoelde plannen.
Ze weigerde absoluut om over de toe
komst te spreken en wilde niet hebben,
dat Muriel ook maar iets zei ten gunste
at ten nadeele van den man, met wien
M binnenkort zoo wreedaardig verbon-
dan zou worden. Het was mooi van haar,
dat begreep Muriel -wol, om geen woord
tegen dén gewetenloozen blaag, met wien
ae verloofd was, te willen hooren, doch
het was heel moeitijk voor haar om te
zwijgen.
Na een poesje koesterde Muriel weer
andere gedachten. Zou Cuthbert werke-
|jk een hopeloos geval zijn Zou hij niet
tot iets beter* opgericht kunnen worden
Ze besloot het eens te probeeren.
Enid en hij waren nu natuurlijk veel
gaoer samen dan vroeger, toen het meisje
hem sooveel mogelijk vermeden had. Nu
waren ze altijd met z’n tweeën alleen,
gaat op een natuurlijke wijze en zooals
gewone verloofden, doch door den in
vloed van Joel Mayberlie. Cuthbert
moest Enid meenemen naar een bloemen
tentoonstelling, een matinee, of voor een
tochtje in zijn auto. Partijen werden er
haast niet meer gegeven, daar de meeste
mtrwHw de stad uit waren en iedereen
naar het noorden trok, doch bij de en
kele, welke er nog waren, mocht de jonge
Mayberlie niet ontbreken. Wat Enid
in die afwezigheid leed, kon Muriel
slecht* raden, doch later vond ze haar
vriendin meer dan eens zeer bleek en
uitgeput en met wanhopige oogen op
een boek starend, waarin ze voorgaf te
lezen, en een paar maal vond ze haar
zelfs in tranen.
Dienzelfden middag had Muriel een
gelegenheid aangegrepen, waarop ze wist
Cuthbert alleen te zullen vinden, om eens
met hem te praten.
Ze ging naar de biljartzaal, waar de
jong* man doelloos tegen de ballen aan
't stoeten was. Op een tafeltje bij den muur
stonden een likeurkarafje van geslepen
glas, syphon* soda en een emmer met
stukken ijs. Cuthbert dronk juist een
groot glas brandy-*oda leeg, toen Muriel
binnenkwam.
Hij was gekleed in een groengestreept
flanellen kostuum de modekleur van
toen en in zijn Chineesch-zijden das
stak een groote, zwarte parel. Zijn anders
bleek gezicht was nu rood en zijn zwakke,
liederlijke mond wrong zich in een zieke-
lijken glimlach, toen hij Muriel zag.
„Hallo,” zei hij, „je bent zeker geko
men om een spelletje met me te doen,
wat? Je hebt zeker medelijden met mijn
eenzaamheid, wat Cuthbert ein
digde iederen zin altijd met „wat.”
„Jij gemeene kleine worm,” dacht Mu
riel, vriendelijk glimlachend, doch in
wendig huiverend van afschuw. Hij
rook naar den drank, zijn vingers waren
heelemaal bruin van de sigarettenrook,
en gedurende het heele diner sprak ze
bijna geen woord. Enid was al even stil en
alleen mevrouw Mayberlie sprak met
haar harde metalen stem, voornamelijk
tot Cuthbert, dien ze aanbad en die slechts
weinig antwoordde, niet omdat hij bang
was zich te laten hooren, doch hij wist,
dat zijn uitspraak niet al te goed was op
dat oogenblik en als hij wat veel gedron-'
ken had deed hij altijd zijn best, om dit ze onverbiddelijk is.1
voor zijn moeder te verbergen. 2222.2 2.. .2,
Wat mijnheer Mayberlie, aan het hoofd op een of andere manier de gravin
van de tafel gezeten, betreft, hij deed alleen
eenige vragen over de regelingen van den
volgenden dag. Hij sprak in het geheel
niet tot Muriel, ofschoon ze meende,
dat hij voortdurend tersluiks naar haar
keek en wel zóó, dat het haar onrustig
stemde en ze blij was, dat de formeele
boden met haar terug te rijden, daar
pI
vroeg Muriel, die als iets heerlijks dien scheid wilde
heerscherstoon in zijn stem hoorde. „222...
„O, heel gemakkelijk. Ik zou een spe- ook slechts voor 'heel korten tijd?’
Hij opende zijn mond om iets te zeggen,
doch met geweld hield hij het terug;
„Te laat,” riep de kassier. „Zoo juist is
de boot vertrokken.”
„Nu ga ik een pot bier drinken, en om hebt je Fransje geslagen
jij gaat alleen naar huis, om kousen te
11” riep ik mijn vrouw toe.
'aarom,” vroeg zij, met 'n onschuldig
gezicht. „Nu is 't kwart voor tweeën, om
kwart over tweeën gaat de trein als wij
halen.!’
•at lachte mij toe, daar ik het er nu op
Wij liepen tien minuten, daar’bleef mijn
dierbare wederhelft staan.
..O, Hemel, door het loopen heb ik [em
Wacht een oogenblik,” stamelde ze, buiT
Wij bleven staan en nadat ik haar wat
Ik rilde mijn voorhoofd dreigde te eau de cologne had laten ruiken, gingen
barsten. Ik dacht dat ik gek werd en ik
ken 1”
Toen dacht ze aan het diner van dien aan een naderend onheil maar niet uit
avond. zijn hoofd zetten. Het werd hoe tenger
„Vanavond," zei ze, „toen ik met ze hoe erger, tot hij ten slotte zulk een zenuw-
dineerde, leek het me, dat mijnheer achtige vree* voelde, dat hij er ongerust
Mayberlie steeds naar me keek.” over
„Hoe dan, schat?”
„Op een eigenaardige tersluikse!»
manier, als hij dacht, dat ik niet naar
Wij kwamen eindelijk buiten adem aan
ik de lijnen niet komen nazien voor het mijner hand en nu zag ik op het water de aanlegplaats. Ik snelde naar het loket,
vallen van den nacht niet enkel een bleek aangezicht, maar T* l“’ u-—’T“
Toen de eerste regendruppels vielen, drie, vier, vijf, zes bleeke aangezichten
keerde ik naar huis terug. Ik zette mij van verdronkenen,
aan tafel met een goeden eetlust en daar Ik kon nauwelijks ademhalen en toch 'T."”'
het hoe langer hoe sterker begon te rege- als voortgestuwd door een onzichtbare Waa
nen, at en dronk ik op mijn gemak. kracht, naderde ik nog meer den oever «zicht.
Barnier B
me
kalf en half aan de geschiedenis ontleend, de ik, drijvende op de golven, het gelaat
Nadat ik twee glaasjes van Solferino, een van Napoleon met den kleinen steek, hij
van Sebastopol en één van 2 December dreef weg en daar verscheen boven de wa- geJ5,t.. nMr te gaa?’
had gebruikt, wa» hij in de wolken over teren Jeanne d Arc met den hoed met
mijn volgzaamheid en stoelvastheid en pluimen, toen Maria Stuart met haar
stelde mij de vraag voorhoofdkettinkjes daarna Robespierre steken in de zijde I
„Gsvoel je je krachtig genoeg van met zijn pruik, eindelijk nog meer dooden,
avond? Zullen we dien van 48 eens aan- altijd meer, die mij aankeken met hun ten adem,
vallen?” verglaasde oogen.
.Ik gevoel mij krachtig! Laten we I
Let mar eens wagen I"
Hij bracht zelf de fameuze flesch bin- snelde naar huis, alsof al die spoken mij
niet voor die arme Enid wa», zou niets me weer terug in hun lied en de minuten
ertoe overhalen. Doch ik moet bij haar vlogen voorbij, zonder dat ze het bemerk-
Eindelijk toch kwamen ze weer op de
aarde terug. Het was kwart over elf en
gaat. Ik zou je ook niet laten vertrekken, Berkly Square.
1 „Ik kan je niet laten gaan,” zei Charles
kant op ging, naar Lord Glowrie, slechts tot haar in de gang ze had hem ver-
vijftien mijl van Stax verwijderd.” boden met haar terug te rijden, daar ze
„Maar hoe zou je het mij beletten," liever in de beschutting van het huis af-
1___i nemen.
„Maar het moet, liefste, en het is toch
en jij zttlt ook niet proeven van mijn fine-
champagne van 48."
Ik was voutrekt niet ongevoelig voor
zijn fine-champagne van 48 maar, voor terend neder. Uit de rivier steeg een dof
dat men daaraan kwam, moest men eerst gegrom naar boven een weinig ont-
den tol betalen aan de cognac van Solferino nuchterd dacht ik „Hm de Sioule is
de kirsch van Sebastopol en de rhum booshet water wast f"
van 2 December. De plotselinge tegenstelling van die
Bassier wa* een vriend van tijdreken- warme, goed verlichte zaal met dezen
kunde, een herinnering van zijn eemg donkeren, stellen oever, door de rukwin-
*ucces op het college een eervolle ver- den gezweept, deed mijn gedachten even
1 melding voor de geschiedenis. Hij was snel veranderen. Naarmate ik voortging,
er steed* nog zeer trotsch op en sprak te maakte een plotselinge droefheid, een
pas of te onpas over Jeanne d’Arc, Maria onverklaarbare angst zich van mij meester.
Stuart, Robespierre, Louis XVI en Napo- Weldra zag ik niets meer voor mij dan de
leon. Vaa tijd tot tijd troostte hij zich wild voorthollende wateren der rivier en
over zijn ongehuwden staat door in bonte den donkeren, stormachtigen hemel,
mengeling overwinningen, oproeren en Ik moet bekennen, dat de minste graad
staatsgrepen, en al de merkwaardige van dronkenschap mij in een sombere
datum* der vorige eeuw in fleaschen te stemming brengt. Het kwam mij voor,
stoppen. dat ik plotseling ver weg was gevoerd,
Den vorigen avond had ik hem trouw naar een eenzame, wilde en woeste streek,
gezelschap gehouden tot Sebastopol toe en als een rilling kwam het over mij,
met het natuurlijke gevolg, dat noch dat er iets verschrikkelijks met mij zou
mijn oog, noch mijn hand vast waren gebeuren.
gebleven en dat ik mij de lijn had laten Om deze vrees van mij af te schudden,
stuk trekken door *en karper van minstens bukte ik mij, voelde in het gras en greep
J vier pond. Die herinnering maakte mij een van mijn vischlijnen. Toen begon
matig voor dezen avond en ik liet den ik te halen.
burgemeester zitten bij zijn gebottelde Er zat iets aan de lijn, maar iets, dat
geschiedkundige herinneringen en bij zwaar was, dat niet tegenspartelde, maar
zijn voorbereidingen voor het aanstaande zich naar den kant liet trekken, als een
feest en ging naar den oever. levenlooze klomp. Toen het den oever
naderde, boog ik voorover, maar ik zag
Zij beten niet, al was het weer ook vrij niets anders dan een donkere massa,
gunstig geen wind, geen strooming, geen rondgeslingerd op het op- en neergaande
drijvend gras en het water zoo laag, dat water. Ik stak de hand uit om het drij-
een weinig hooger op de rivier de zware vende lichaam te grijpen. Ik stiet een
steenen van de doorwaadbare plaats boven kreet uit en liet los, rillend* van schrik.
het water uitstaken en dat de jeugd van Tusschen de plooien van natte kleederen,
de plaats op bloote voeten van den eenen had mijn hand de glibberige lokken van
oever naar den anderen overstaken nat haar aangeraakt.
een zeldzaam genoegen, want bij den Vol afgrijzen door deze huivering-
minsten regen groeit de kleine rivier wekkende aanraking, trad ik een stap
aan tot eea bruisenden stroom. achterwaarts maar had toch de bezin-
Ik had nog niets gevangen, misschien ning om een doosje lucifers uit den zak
wel wegess dat storende heen en weer te halen. Ik stak er een aan met onvaste
loopen door de rivier, toen bij de avond- hand.
aansloot. Het was er koel, tusschen de „E_. 71i
bloemen en palmen en het wazige «lec- eens per ongeluk neerschoot 1 Dat zou
trisch licht, op het frissche groen achij- een
nend, deed goed aan het oog, moe van din
het schelle van Londen-midden-in-den
zomer.
Kort geleden was ze er heengegaan om
Sir Augustus te ontmoeten, waar ze alles. Denk niet, dat een of ander te on
zeer tegenop gezien had. De oude heer belangrijk is. Ik stel belang zelfs >n de
was echter zeer vriendelijk geweest en kleinste kleinigheid.”
toonde het grootste en ridderlijkste me- „Goed dan, dat zal ik doen. Ik denk,
delijden met het meisje, dat niemand in dat ik overvloed van vrijen tijd voor me
de wereld bezat. Hij had haar ook ge- zelf zal hebben, evenals nu en dan zal
troost, door haar alle hoop te geven, dat er het buiten op de heide aangenamer zijn
spoedig een en ander ontdekt zou worden, dan in het stoffige Londen. Er komen ver-
doch dat was reeds eenigen tijd geleden schillende menschen logeeren voor de
en nu moesten hij zoowel als Charles jacht en ik denk, dat die arme Enid’s
bekennen, dat ze niet verder konden. tijd wel grootendeels door hen in beslag
ze zaten in een serre, welke bij het salon Cuthbert.” <^*n*
„Dat beest Ik wou, dat iemand hem
gelukkige verlossing voor je vrien-
wezen."
„Stil, dat mag je niet zeggen.”
Hij kuste haar als antwoord en nu spra-
ken ze een tijdlang niet meer over de
„Overmorgen," zei Charles, „zal je aanstaande scheiding, doch praatten *a-
midden in de hei zitten. Het is zoo heer- men in die taal van verliefden, welke zoo
lijk, vooral als je nog nooit in Schotland oud is als de wereld en toch voor all*
geweest bent Het zal een openbaring verloofden zoo geheel nieuw schijnt Zij
voor je zijn, liefste. De lucht is er als bouwden luchtkasteelen, maakten plan-
champagne, het is er heelemaal een andere nen voor een aardsch paradijs, een leven
Vln xonneschijn en nu en dan waren ze
zelf verbaasd over hun groot wonderlijk
geluk.
Verbeeld je eens, dat we elkaar nooit
schemering de hemel betrok en de wind Het licht duurde korthet doofde uit
opstak. Uit woede van platzak te moeten door den nacht en den regen, maar ik
thuiskomen legde ik eenige zetangels en had den tijd gehad om te zien dat het
reepen, hoewel ik daartoe geen verlof had. lijk eener vrouw, geheel gekleed, en wier
Maar ik zeide tot mij zelven, dat de gendar- bruin hoofdhaar het aangezicht bijna 'gekocht?'
men mij toch wel geen proces-verbaal geheel verborg, in het water teruggevallen
zouden komen maken in den tuin van was.Bevende streek ik nog een lucifer
den burgemeester en in allen gevalle zou aan en hield hem brandende in de holte
,Kom toch, of wij zullen dien trein, enk
B missen.” De vrouw wierp mij «en
tafel zitten Voor hem stond woedenden blik toe. doch ik stoorde mij
Proestend en met zweet bedekt, kwa
men wij aan het station. Wij waren nog
juist bijtijds.... om het fluitje van den
„U is een ongeluksvogel f* riep de por>
:ven mij toe „Heeft u de bóót
gehaald
daarom wilden wij met dezen
trein gaan,” antwoordde ik norsch.
„U komt een oogenblik te laat. Doch,
*1* u de onkosten niet ontziet, neem dan
een auto en rijd daarmede naar Vijfhui-
bootje naar {(„'misschien kan u daarmede
„Laten wij dat doen rieptaijn vrouw.
Mijn wanhoop was ten top en ik wa*
alle* hetzelfde
dale toestemming halen en onmiddellijk
met je trouwen.” w
Zij nestelde zich tegen hem aan. Ze maar toen dé taxi weg rolde' en hij'voor
was zoo blij dit te hooren, doch ze wist het laatst nog even haar wuivende hand
dat het zoo niet kon zijn. bij het raam zag, ging hij met een zwaar
„Denk eraan,” zei ze, „dat we overeen- hart het huis binnen. Hij ging naar de
gekomen zijn, dat we niet zullen trouwen, bibliotheek, waar hij meestal met zijn
voordat je uitgevonden hebt, wie ik eigen- vader zat avond». De lichten waren
lijk ben. Je vader is even streng op dit aan, de whisky stond op tafel, de sigaren
punt als ik, Charles, lieveling. Ik ben te op hun gewone plaats, en daarnaast de
trotsch zelfs al zou het blijken, dat ik kranten van «ben avond. Er kon geen
een absolute niemand ben om je te rustiger en prettiger kamer in Londen
willen trouwen, zooals ik nu ben.” gevonden worden op dit uur, doch ze
„Maar veronderstel eens,” zei hij vlug, beteekende geen rust voor den jongen
„veronderstel eens, dat al onze pogingen man, die met een bewolkt gezicht op
zonder resultaat blijven en neer begon te loopen, zonder acht te
„O, dan," antwoordde ze, “„dan zou- slaan op den uitnoodïgenden stoel,
den we het in later jaren misschien moeten Het waren niet alleen de veertien dagen
veranderen. Maar je zal niet zonder sue- scheiding, welke hem dwars zaten
ces blijven. Zeg me dat alsjeblieft niet, hij was niet overgevoelig en hij was zijn
ik vind het al erg genoeg zooals het is.” zenuwen geheel meester, doch hij kon
„Nee, natuurlijk doen we dat niet,” <te gedachte rijn geliefd* in tegen-
zei hij vroolijk, ofschoon hij inwendig woordige omgeving niet verdragen, dit
slechts zeer weinig hoop koesterde. „O, gaf hem zoo’n eigenaardig drukkend ge-
hoe graag zou ik met je meegaan. Ik kan voel. Charles was niet in het minat bij-
het niet verdragen om jou met die ver- geloovig, hij had zichzelf geheel in be-
schrikkelijke menschen samen te '3en- dwang, doch vanavond kon hij, hoe
^en hij er ook zijn best voor deed, de gedachte
en ga eens je zwager bezoeken.
t«a «maa «rwzxAnr air
een_aanval van goeden luim.
„Je moet je echter haasten,” zeide ik,
de sneltrein vertrekt om 1245."
Zij was ook zeer spoedig gereed,
weldra waren wij_ op straat. Eensklaps
i
eens terug, ik ben dadelijk weer bij je 1”.
F
eindelijk.
„Ik heb wat koek meegenomen voor
de kinderen."
„Maar nu een beetje vlug,” zeide ik bui
ten adem. Wij komen op net perron
daar klonk de bel. Een trein reed voor
onzen neus weg.
„Is dat de trein vroeg ik den portier.
„Jawel, mijnheer."
„Nu kan je gaan zitten en je koek op- nu goed en wel in K.
eten,” beet ik mijn vrouw toe. „Wat moe- F
ten wij nu doen?”
Vrouwen ontbreekt het nooit aan goe- een_stuk
den raad.
„Laten wij met de boot gaan,” zeide ze, ook nog kwijt.
„dat is nog goedkooper.” Misnoegd keerden wij naar hui* ti
Het idee was niet slecht. Ik ging weer waar ik met een siaaar mijn woede
naar den portier toc,en vroeg Ifem wanneer meerde,
een boot naar K. vertrok.
„Precies weet ik het hiet,’ zeide hij,
ik geloof 1 uur 32. Die kan u nog halen.
Maar als u wachten wilt, om 2 uur 15
gaat er een trein.”
„Neen, dat duurt te lang wij zullen
maar trachten de boot te bereiken."
„Kom vrouwtje gauw nu.”
En wij snelden naar den steiger.
Ik liep vooruit. Na tien minuten keek
ik om geen vrouw was er te zien. Einde
lijk komt ze aansukkelen.
moesten over rijden. Toen heb ik het
maar gewaagd, maar op het midden van
van de doorwaadbare plaats werd het
water zoo hoog en de stroom zoo sterk,
dat mijn kar omgeslagen is en alle mooie teO( vaa gaat*om 3 uur eenpleizier-
poppen in het water zijn gevallen ---*-■-
„Ik heb geen geluk 1” riep Barrier uit gaap.”
op denzelfden klagenden toon. Nu ik eens „Laicn wi; uai uy^u
voor een enkelen keer een mooi wassen- „Dat is een heerlijk tochtje,
beeldenspel op de kermis wil laten ko- Mijn wanhoop was ten
men, met al die voorname geschiedkun- ln^e*n toestand waarin mij
dige figuren, nu.... neen, waarlijk, het W3^X) huurde ,k
loopt mij met mee 1 i>Snel na„ vijfhuizen F’ riep ik das
Ik^ luisterde met meer naar hetgeen chauffeur toe en wij stapten m.
De wagen bleef rustig staan.
„Wat beteekent dit riep ik buiten mi;
zelf van woede, „vooruit, wij hebben geen
tijd te verliezen F’
„Een oogehblikje meneer! Ik moet «et*
wat drinken.” 2
„Sapristie Was ik alleen gegaan, hot
rustig zou ik in K. kunnen zitten.
Eindelijk zette zich de wagen in b«wé»
men de vrouwen thuis. Tot dit inzicht ging en op een sukkeldrafje reden wij.
ben ik ook gekomen maar helaas een naar Vijfhuizen,
dag te laat I Nog was het 10 minuten voor d
Kom, ga eens naar K. dacht ik bij mij toen wij er aan kwamen. Het wm
zelf, daar het een zeer mooie dag was, gemakkelijke taak om door den
22van menschen te dringen, die het boot*
.«.Ga je mee vroeg ik mijn vrouw, in bestormden, wij waren dik met stof be»
dekt en ik transpireerde dat mijn boord «te
Natuurlijk dat zij dadelijk toestemde, een vaatdoek om mijn hals hing.
Eindelijk bereikten wij om doel. Een
mooi met vlaggen versierd bootje lag voor
2, en ons, maar er was geen doorkomeh aan.
•nsklapa zei Slecht* langzaam ging de stroom voor-
mijn vrouw „Wacht even ik moet nog waarts.
21 2_2__,ï1222- 2".. Ik merkte een bord met
Na tien minuten wachten kwam ze Kaarten worden aan boord
Dus wij moesten er door heen.
Eindelijk stonden er nog maar ti«n
personen voor mij, daar werd de loopplank
weggehaald, een gillend gefluit volgde ca
de boot zette zich langzaam in beweging.
Ondanks mijn ergernis moest ik lachen
om het gezicht mijner vrouw.
„Dat is alles jouw schuld" riep ik. „Had
je de koek thuis gelaten, dan zaten wij
-.. .„«I r
Eensklaps werd zij bleek.
„Mijn horloge stamelde zij en hield
3 gouden ketting in de hand.
„Dat ook nog Nu ben je je horloge
•k nog kwijt...."
Misnoegd keerden wij naar huis
schroef in rozenhout zoude draaien, blies stijfd van schrik. Door de deur der zaal,
blaast op een half ontloken bloem om haar steeds aan 1
een reizend koopman, wiens kiel droop er “*et Mn en ^ltP verder
van het water en die op klagenden toon
zeide
„Wezenlijk, mijnheer de Burgemeester, ^rekDen h££
-uujiu □VlUl*. 17WI UC UCUI UCT
er het lak af zoo voorzichtig als men die half open stond, zag ik Barrier nog nog mi
geheel te doen opengaan. Toen de flesch
geopend was, schonk hij in, druppel voor
druppel. Toen nam hij het glas op en proef
de het eerst met het oog en met den neus,
alvorens hij het leegdronk.
„Wat een kleur 1 Wat een geur 1 Wat
een smaak 1” En hij smakte met de lippen.
Hij had gelijk.
Het bleef dan ook niet bij dat eene
glaasje, maar wij keerden drie of vier
keeren tot de flesch terug, totdat ik om
tien uur,.nog aan tafel zittende, plotseling
aan mijn hoeken en reepen dacht.
Ik weet niet, welke uitvlucht ik opgaf,
maar ik liep naar de deur met vrij onvaste
schreden, nam echter nog de voorzorg
nemen en
achter ons.
Ik sprong de trappen op en viel in de een «Het^^iknJ nie^erton in”
„Dat doen ze ook."
Klant „Maar dan verdien je nkmen
dal.”
Zonder haar te schudden, zonder haar te
ontwijdm door haar te reinigen, stak hij ik sprong ae trappen op en vki in ae een geklets, dat ik mij niet meer kot
er den kurkentrekker in, zooals men een vestibule op een stoel neer onmachtig, ver- houden en tusschen beiden kwam.