De mislukte reis. UIT DE MOPPENTROMMEL In doodsangst. Muriel merkte dit op. „Jawel, ik krijg ze in reparatie.” TIENDE HOOFDSTUK. op denzelfden klagenden toon. Nu ik eens Wil men geen verdriet hebben, dan late dat ik mij de lijn had laten niet aan wien ik den brief adresseeren Zoo’n vrouw is vreeselijk, als zij tante niet enkel een bleek aangezicht, vallen van den nacht. tafel met een goeden eetlust en daar weftl. (Wordt voortgezet.) *‘0. bij het raam zag, ging hij met een zwaar naar de nog missen. kalmpjes, ik zal er wel gekomen zijn. In de bazar heb ik wat voor den kleinen volgde ik haalde weder adem, verlost van een vreesdij ken doodangst. we verder. „Juffrouw Peten I waar naar toet” VAKGEHEIM! Klant. „Verkoopt u horloges voor zes op hun gewone plaats, en Hurrm.t ae --- i geen Juliette’s kamer. Zij haastte zich erheen en vond haar meesteres doodsbleek en hui verend. „Sal volatile,” hijgde Madame Juliette. „Ik ben doodziek, Simpson, ik weet niet, wat me overkomt.” „Het zijn maar zenuwen, lieve,” zei juffrouw Simpson. „U zult spoedig weer beter zijn." MODERNE ADVERTENTIE. Heden heb ik mij hier als dokter geves tigd de eerste patiënt ontvangt een gou den horloge met dito ketting. Dr. E. Pimpel. blijven, tot ze getrouwd is. Dat is alles, wat ik doen kan, en het schijnt, dat ze ook niemand anders dan mij heeft.” „Ik* vind het ook niet prettig, dat je Muriel moest terugkeeren naar het huis in als ik zelf over veertien dagen niet dien den we het in later jaren misschien moeten T* 222 veranderen. Maar je zal niet zonder sue- scheiding, welke hem dwars wereld.” Zij schudde het hoofd. „Al is het er ook zoo mooi, als je zegt, antwoordde zij, ,Jk verlang er in het r geheel niet naar, erheen te gaan. Als het ontmoet hadden 1 ebt "kwam telkens weer terug in hun lied en de minuten Charles haalde haar om negen uur en ik naar Inverdrum kom. samen reden ze naar het huis in Belgrave _2_222. 2 Square. Het was Muriel’s tweede bezoek, hebben, dan hoef ik niet extra te beloven.” „Jou schat I Maar schrijf me dan ook hem keek. Ik vodd het zoo vreemd. Er is iets geheimzinnigs met die menschen, weet je. Hun macht over Enid is ook aoo buitengewoon.” „Dat is alles niets naar mijn zin,” zei hij boos, „maar Lady Stonehaven is er toch eigenlijk vooraf toe gedrongen door die oude heks van.een moeder?” „Ja, dat geloof ik wel, Enid zegt, dat ------- ff „Dan lijkt het wel, alsof de Mayberhes I we duwe in hun macht hebben. Zooals je al zegt, het is allemaal zeer geheimzinnig, maar Goddank heeft het niets met ons uit te staan. Jij staat er geheel buiten en spoedig zal je er heelt maal uit zijn. Nu moet je me een ding beloven.” „Natuurlijk wil ik dat, lieve, wat is maaltijd afgeloopen was en m naar haar het geliefde kon vluchten. „Je moet me lederen dag schrijven, tot - - »r „Maar dat zou ik toch zeker gedaan Het vorige jaar, in den herfst, ging ik een week doorbrengen in Auvergne, bij Bassier, mijn ouden coilege-vriend. Zijne bezitting strekte zich uit tot aan de Sioule en zijn tuin grensde onmiddel lijk aan die kleine rivier. De streek is wat ruw maar men kan er rustig visschen ia de schaduw der elzen en ik kwam kier dan ook meer om te visschen, dan om het bal-champêtre der kermis of om de houten paarden en de schiet- en kijk spelletjes te bewonderen. Nauwelijks was het ontbijt afgeloopen, et Bassier, die er niet van hield om zijn koffie alleen te gebruiken, verweet mij mijn herhaalde afwezigheid. „Jij denkt aan niets anders dan aan je visscherij,” riep hij uit. „Ik heb niet eens een doosje lucifers mee te den tijd met je over een verrassing te spoedde mij naar den oever. Ik stond spreken.... Maar je luistert al weer niet niet al te stevig meer op mijn beenen naar mij. Daar sta je alweer, trappelend en de geschiedkundige datums van Sol- van ongeduld. Welnu, ga maar heen, ferine, Sebastopol, Twee December en '48 Jij zult nu niets weten van mijn verrassing spookten door mijn hoofd in een fles- schenquadrille. De nacht was zwart, de wir^ blies sterk, de regen viel vooortdurend klet- maakte daarvan gebruik om en stak een paar lucifers tegelijk aan. En te verzadigen met zijn anecdoten, toen, door schrik half verbijsterd, herken- dus hard loopen kunnen wij den trein EEN SLIMMERD. Man „Ziezoo, die brief aan mijn vriend is klaar, maar nu heb heb ik vergeten welke straat en welk huisnummer hij mij „Waar blijf je Wij zulïen de boot ook heeft opgegeven. Nu weet ik waarlijk —t-niet aan wlen jij jen t>r,ef adreaseeren „Loop maar vooruit/’antwoordde zij moet.” Vrouw „O, dat ig al zeer eenvoudig. In *t postcriptum verzoekt ge hem zelf den brief aan het postkantoor af te halen.” hij hield zijn mond half open als een idioot, en Enid, haar onvergelijkelijke Enid, een der liefste meisje van Engeland, met al haar rijkdom en stand, zou gegeven worden aan dat creatuur Muriel had nog nooit tevoren het af schrikwekkende daarvan zoo sterk ge voeld. Ze kon niet begrijpen, dat zoo iets mocht. Het was onnatuurlij k, ondenkbaar en weer kwam met groote kracht die zeker heid over haar, dat er een onbekende, duistere rede achter dit alles schuilde. En zij was niet de eenige, die dat geloofde Charles Atlee, die bijna evenzeer ver ontwaardigd was als zijzelf, had haar verteld, hoe woedend een zeker deel der uitgaande wereld was. Men zei zelfs, dat er meer dan één dame van beteekems naar Richmond gereden was, om er met de oude gravin over te spreken, doch die werd den toegang geweigerd, of met on geloofelijke onbeleefdheid behandeld. Nee, ik kom niet om te spelen, dank je,” zei Muriel, „en bovendien, ik zou niet eens weten, hoe ik het moest doen. Ik kwam alleen maar eens een praat je maken.” Cuthbert grinnikte van voldoening. „Neem een sigaret,” zei hij, terwijl hij zijn gouden koker met het monogram van saffieren te voorschijn haalde. Ze dacht, dat het hem in een goede stemming zou brengen, dus nam ze er een en begon te rooken. „En zeg,” ging hij door, terwijl hij in een der gemakkelijke stoelen plaats nam, „het is een verschrikkelijk^ieete dag, we zullen er eentje nemen, wat£* Muriel bedankte haastig voor het aan gebodene. „Nou, maar ik wel, ik heb niets anders te doen. Ik vind zoo’n dag voor een ver trek ergens heen afschuwelijk. Schijnt je heelemaal in de war te sturen.” Hij schonk voor zichzelf een ruime hoeveelheid sterken drank in, liet er een stukje ijs in vallen en voegde er een klein beetje water aan toe. „Ja, dat kan pret geven,” zei hij. „Zeg, ik ga naar ’n revue vanavond na het diner. Waarom zou je niet met me meegaan? Niemand zal het weten en al deden ze het, wat kan het ons schelen Ik zal een loge in de Pavilion bestellen.” „O, maar ik kan onmogelijk,” ant woordde ze, hiar afschuw met moeite verbergend. „Als je wilt genieten vanavond, waarom neem je Enid dan niet ergens mee naar toe Er is concert in de Queen’s Hall, en je weet hoe ze van goede muziek houdt.” De man gluurde naar haar. „Dink je feestelijk," zei hij, angstig dicht bij haar plaatsnemend. „Natuurlijk Enid is best, een aardig meisje en zoo, en we zijn verloofd. Maar, tusschen ons tweeën, Muriel, ze is mijn soort niet. Het eenige ervan is, sinds we geëngageerd zijn, kijken de andere jongelui zoo naar ons, ab ze mij met haar zien 1” Hij grinnikte aapachtig. „Hemel, wat zijn ze nijdig. Zouden er heel wat in mijn plaats willen zijn, wat? Ze denken, dat ik de gelukkigste kerel op de wereld ben om „het" meisje van het „seizoen” te trouwen en ik geloof ook wel, dat ik het in zekeren zin ben. Toch voel ik me niet gelukkig, al zie ik er misschien naar uit.” „Kijk nu eens, Cuthbert, je handelt heusch verkeerd. Je probeert altijd Enid de dingen te laten doen, die jij doet en prettig te vinden, waar jij van houdt.” «„Ik kom nooit verder dan *t probeeren,” antwoordde hij gemelijk. „Als jij het was, zou het heel anders wezen 1” „Werkelijk?" zei Muriel. „Ja, dat meen ik. Jij bent een meisje, waar wat in zit. Ik zou je gauw genoeg kunnen laten zien, hoe je van het leven kunt genieten. Zeg Muriel, vertel niets aan Enid, maar....” Hij had haar arm gegrepen en probeerde nu haar naar zich toe te trekken, met de duidelijke bedoeling om haar te kussen. Zij rukte zich los, vuurrood en woedend, zoowel op zichzelf als op dien dronken ploert, op wien ze gehoopt had, invloed uit te oefenen. Zij vluchtte weg uit de biljartzaal als een wervelwind, en Cuth bert Mayberlie heeft nooit geweten hoe hij bijna een flinken oorvijg te pakken had gehad. Muriel vergat haar woede spoedig het was niet de moeite waard er nog aan te denken. Toch drukte het haar terneer OP SCHOOL. Onderwijzer. „Kan je zwemmen, Wil- Willem. „Ja meester." Onderwijzer „Waar heb je ’t geleerd Willem. „In 't water meester.” EEN ANTWOORD. Vader. „Waarom huil je, Fransje?" Fransje. „Willem heeft mij geste*' VMader (driftig tegen Willem), „w Willem. „Óm zijn ooren, vader." ik had niet moeten wagen Maar wij waren al te laat en het bespaarde ons een tier van zooeven mij omweg van een uur tegen dat wij de brug niet meer „Neen, trein- Het was de avond voor het vertrek der Mayberlies uit Londen, naar Schotland. Charles had er op aangedrongen, dat Muriel nog een paar uurtjes bij hem zou abn en daar ze geheel klaar was met pak ken en ook verder niets meer te doen had, stemde ze toe. Dien avond dineerde ze bij de Maybet- Hes, een echt zaaie maaltijd was het. Raid was zooals tegenwoordig altijd stil en treurig gestemd. Al de lieve vroo- Hjkheid van vroeger scheen verdwenen te zijn, en zelfs wanneer ze met Muriel alleen was, was ze niet meer het meisje, dat ze geweest was. Want haar lot was beslist. Ze had Cuthbert als haar verloofde aangenomen en nu leek het, alsof haar leven ten einde was. In de hoop, dat het haar goed zou doen, had Muriel een en ander voorgesteld, wat haar toekomst wat rooskleuriger kon maken. Ze moest veel gaan paardrijden na haar huwelijk (Cuthbert had het land aan paardrijden) at ze moest haar werkelijk buitengewoon «chxldertalent wat meer gaan ontwikke len, Doch Enid wilde niets weten van deze goed bedoelde plannen. Ze weigerde absoluut om over de toe komst te spreken en wilde niet hebben, dat Muriel ook maar iets zei ten gunste at ten nadeele van den man, met wien M binnenkort zoo wreedaardig verbon- dan zou worden. Het was mooi van haar, dat begreep Muriel -wol, om geen woord tegen dén gewetenloozen blaag, met wien ae verloofd was, te willen hooren, doch het was heel moeitijk voor haar om te zwijgen. Na een poesje koesterde Muriel weer andere gedachten. Zou Cuthbert werke- |jk een hopeloos geval zijn Zou hij niet tot iets beter* opgericht kunnen worden Ze besloot het eens te probeeren. Enid en hij waren nu natuurlijk veel gaoer samen dan vroeger, toen het meisje hem sooveel mogelijk vermeden had. Nu waren ze altijd met z’n tweeën alleen, gaat op een natuurlijke wijze en zooals gewone verloofden, doch door den in vloed van Joel Mayberlie. Cuthbert moest Enid meenemen naar een bloemen tentoonstelling, een matinee, of voor een tochtje in zijn auto. Partijen werden er haast niet meer gegeven, daar de meeste mtrwHw de stad uit waren en iedereen naar het noorden trok, doch bij de en kele, welke er nog waren, mocht de jonge Mayberlie niet ontbreken. Wat Enid in die afwezigheid leed, kon Muriel slecht* raden, doch later vond ze haar vriendin meer dan eens zeer bleek en uitgeput en met wanhopige oogen op een boek starend, waarin ze voorgaf te lezen, en een paar maal vond ze haar zelfs in tranen. Dienzelfden middag had Muriel een gelegenheid aangegrepen, waarop ze wist Cuthbert alleen te zullen vinden, om eens met hem te praten. Ze ging naar de biljartzaal, waar de jong* man doelloos tegen de ballen aan 't stoeten was. Op een tafeltje bij den muur stonden een likeurkarafje van geslepen glas, syphon* soda en een emmer met stukken ijs. Cuthbert dronk juist een groot glas brandy-*oda leeg, toen Muriel binnenkwam. Hij was gekleed in een groengestreept flanellen kostuum de modekleur van toen en in zijn Chineesch-zijden das stak een groote, zwarte parel. Zijn anders bleek gezicht was nu rood en zijn zwakke, liederlijke mond wrong zich in een zieke- lijken glimlach, toen hij Muriel zag. „Hallo,” zei hij, „je bent zeker geko men om een spelletje met me te doen, wat? Je hebt zeker medelijden met mijn eenzaamheid, wat Cuthbert ein digde iederen zin altijd met „wat.” „Jij gemeene kleine worm,” dacht Mu riel, vriendelijk glimlachend, doch in wendig huiverend van afschuw. Hij rook naar den drank, zijn vingers waren heelemaal bruin van de sigarettenrook, en gedurende het heele diner sprak ze bijna geen woord. Enid was al even stil en alleen mevrouw Mayberlie sprak met haar harde metalen stem, voornamelijk tot Cuthbert, dien ze aanbad en die slechts weinig antwoordde, niet omdat hij bang was zich te laten hooren, doch hij wist, dat zijn uitspraak niet al te goed was op dat oogenblik en als hij wat veel gedron-' ken had deed hij altijd zijn best, om dit ze onverbiddelijk is.1 voor zijn moeder te verbergen. 2222.2 2.. .2, Wat mijnheer Mayberlie, aan het hoofd op een of andere manier de gravin van de tafel gezeten, betreft, hij deed alleen eenige vragen over de regelingen van den volgenden dag. Hij sprak in het geheel niet tot Muriel, ofschoon ze meende, dat hij voortdurend tersluiks naar haar keek en wel zóó, dat het haar onrustig stemde en ze blij was, dat de formeele boden met haar terug te rijden, daar pI vroeg Muriel, die als iets heerlijks dien scheid wilde heerscherstoon in zijn stem hoorde. „222... „O, heel gemakkelijk. Ik zou een spe- ook slechts voor 'heel korten tijd?’ Hij opende zijn mond om iets te zeggen, doch met geweld hield hij het terug; „Te laat,” riep de kassier. „Zoo juist is de boot vertrokken.” „Nu ga ik een pot bier drinken, en om hebt je Fransje geslagen jij gaat alleen naar huis, om kousen te 11” riep ik mijn vrouw toe. 'aarom,” vroeg zij, met 'n onschuldig gezicht. „Nu is 't kwart voor tweeën, om kwart over tweeën gaat de trein als wij halen.!’ •at lachte mij toe, daar ik het er nu op Wij liepen tien minuten, daar’bleef mijn dierbare wederhelft staan. ..O, Hemel, door het loopen heb ik [em Wacht een oogenblik,” stamelde ze, buiT Wij bleven staan en nadat ik haar wat Ik rilde mijn voorhoofd dreigde te eau de cologne had laten ruiken, gingen barsten. Ik dacht dat ik gek werd en ik ken 1” Toen dacht ze aan het diner van dien aan een naderend onheil maar niet uit avond. zijn hoofd zetten. Het werd hoe tenger „Vanavond," zei ze, „toen ik met ze hoe erger, tot hij ten slotte zulk een zenuw- dineerde, leek het me, dat mijnheer achtige vree* voelde, dat hij er ongerust Mayberlie steeds naar me keek.” over „Hoe dan, schat?” „Op een eigenaardige tersluikse!» manier, als hij dacht, dat ik niet naar Wij kwamen eindelijk buiten adem aan ik de lijnen niet komen nazien voor het mijner hand en nu zag ik op het water de aanlegplaats. Ik snelde naar het loket, vallen van den nacht niet enkel een bleek aangezicht, maar T* l“’ u-—’T“ Toen de eerste regendruppels vielen, drie, vier, vijf, zes bleeke aangezichten keerde ik naar huis terug. Ik zette mij van verdronkenen, aan tafel met een goeden eetlust en daar Ik kon nauwelijks ademhalen en toch 'T."”' het hoe langer hoe sterker begon te rege- als voortgestuwd door een onzichtbare Waa nen, at en dronk ik op mijn gemak. kracht, naderde ik nog meer den oever «zicht. Barnier B me kalf en half aan de geschiedenis ontleend, de ik, drijvende op de golven, het gelaat Nadat ik twee glaasjes van Solferino, een van Napoleon met den kleinen steek, hij van Sebastopol en één van 2 December dreef weg en daar verscheen boven de wa- geJ5,t.. nMr te gaa?’ had gebruikt, wa» hij in de wolken over teren Jeanne d Arc met den hoed met mijn volgzaamheid en stoelvastheid en pluimen, toen Maria Stuart met haar stelde mij de vraag voorhoofdkettinkjes daarna Robespierre steken in de zijde I „Gsvoel je je krachtig genoeg van met zijn pruik, eindelijk nog meer dooden, avond? Zullen we dien van 48 eens aan- altijd meer, die mij aankeken met hun ten adem, vallen?” verglaasde oogen. .Ik gevoel mij krachtig! Laten we I Let mar eens wagen I" Hij bracht zelf de fameuze flesch bin- snelde naar huis, alsof al die spoken mij niet voor die arme Enid wa», zou niets me weer terug in hun lied en de minuten ertoe overhalen. Doch ik moet bij haar vlogen voorbij, zonder dat ze het bemerk- Eindelijk toch kwamen ze weer op de aarde terug. Het was kwart over elf en gaat. Ik zou je ook niet laten vertrekken, Berkly Square. 1 „Ik kan je niet laten gaan,” zei Charles kant op ging, naar Lord Glowrie, slechts tot haar in de gang ze had hem ver- vijftien mijl van Stax verwijderd.” boden met haar terug te rijden, daar ze „Maar hoe zou je het mij beletten," liever in de beschutting van het huis af- 1___i nemen. „Maar het moet, liefste, en het is toch en jij zttlt ook niet proeven van mijn fine- champagne van 48." Ik was voutrekt niet ongevoelig voor zijn fine-champagne van 48 maar, voor terend neder. Uit de rivier steeg een dof dat men daaraan kwam, moest men eerst gegrom naar boven een weinig ont- den tol betalen aan de cognac van Solferino nuchterd dacht ik „Hm de Sioule is de kirsch van Sebastopol en de rhum booshet water wast f" van 2 December. De plotselinge tegenstelling van die Bassier wa* een vriend van tijdreken- warme, goed verlichte zaal met dezen kunde, een herinnering van zijn eemg donkeren, stellen oever, door de rukwin- *ucces op het college een eervolle ver- den gezweept, deed mijn gedachten even 1 melding voor de geschiedenis. Hij was snel veranderen. Naarmate ik voortging, er steed* nog zeer trotsch op en sprak te maakte een plotselinge droefheid, een pas of te onpas over Jeanne d’Arc, Maria onverklaarbare angst zich van mij meester. Stuart, Robespierre, Louis XVI en Napo- Weldra zag ik niets meer voor mij dan de leon. Vaa tijd tot tijd troostte hij zich wild voorthollende wateren der rivier en over zijn ongehuwden staat door in bonte den donkeren, stormachtigen hemel, mengeling overwinningen, oproeren en Ik moet bekennen, dat de minste graad staatsgrepen, en al de merkwaardige van dronkenschap mij in een sombere datum* der vorige eeuw in fleaschen te stemming brengt. Het kwam mij voor, stoppen. dat ik plotseling ver weg was gevoerd, Den vorigen avond had ik hem trouw naar een eenzame, wilde en woeste streek, gezelschap gehouden tot Sebastopol toe en als een rilling kwam het over mij, met het natuurlijke gevolg, dat noch dat er iets verschrikkelijks met mij zou mijn oog, noch mijn hand vast waren gebeuren. gebleven en dat ik mij de lijn had laten Om deze vrees van mij af te schudden, stuk trekken door *en karper van minstens bukte ik mij, voelde in het gras en greep J vier pond. Die herinnering maakte mij een van mijn vischlijnen. Toen begon matig voor dezen avond en ik liet den ik te halen. burgemeester zitten bij zijn gebottelde Er zat iets aan de lijn, maar iets, dat geschiedkundige herinneringen en bij zwaar was, dat niet tegenspartelde, maar zijn voorbereidingen voor het aanstaande zich naar den kant liet trekken, als een feest en ging naar den oever. levenlooze klomp. Toen het den oever naderde, boog ik voorover, maar ik zag Zij beten niet, al was het weer ook vrij niets anders dan een donkere massa, gunstig geen wind, geen strooming, geen rondgeslingerd op het op- en neergaande drijvend gras en het water zoo laag, dat water. Ik stak de hand uit om het drij- een weinig hooger op de rivier de zware vende lichaam te grijpen. Ik stiet een steenen van de doorwaadbare plaats boven kreet uit en liet los, rillend* van schrik. het water uitstaken en dat de jeugd van Tusschen de plooien van natte kleederen, de plaats op bloote voeten van den eenen had mijn hand de glibberige lokken van oever naar den anderen overstaken nat haar aangeraakt. een zeldzaam genoegen, want bij den Vol afgrijzen door deze huivering- minsten regen groeit de kleine rivier wekkende aanraking, trad ik een stap aan tot eea bruisenden stroom. achterwaarts maar had toch de bezin- Ik had nog niets gevangen, misschien ning om een doosje lucifers uit den zak wel wegess dat storende heen en weer te halen. Ik stak er een aan met onvaste loopen door de rivier, toen bij de avond- hand. aansloot. Het was er koel, tusschen de „E_. 71i bloemen en palmen en het wazige «lec- eens per ongeluk neerschoot 1 Dat zou trisch licht, op het frissche groen achij- een nend, deed goed aan het oog, moe van din het schelle van Londen-midden-in-den zomer. Kort geleden was ze er heengegaan om Sir Augustus te ontmoeten, waar ze alles. Denk niet, dat een of ander te on zeer tegenop gezien had. De oude heer belangrijk is. Ik stel belang zelfs >n de was echter zeer vriendelijk geweest en kleinste kleinigheid.” toonde het grootste en ridderlijkste me- „Goed dan, dat zal ik doen. Ik denk, delijden met het meisje, dat niemand in dat ik overvloed van vrijen tijd voor me de wereld bezat. Hij had haar ook ge- zelf zal hebben, evenals nu en dan zal troost, door haar alle hoop te geven, dat er het buiten op de heide aangenamer zijn spoedig een en ander ontdekt zou worden, dan in het stoffige Londen. Er komen ver- doch dat was reeds eenigen tijd geleden schillende menschen logeeren voor de en nu moesten hij zoowel als Charles jacht en ik denk, dat die arme Enid’s bekennen, dat ze niet verder konden. tijd wel grootendeels door hen in beslag ze zaten in een serre, welke bij het salon Cuthbert.” <^*n* „Dat beest Ik wou, dat iemand hem gelukkige verlossing voor je vrien- wezen." „Stil, dat mag je niet zeggen.” Hij kuste haar als antwoord en nu spra- ken ze een tijdlang niet meer over de „Overmorgen," zei Charles, „zal je aanstaande scheiding, doch praatten *a- midden in de hei zitten. Het is zoo heer- men in die taal van verliefden, welke zoo lijk, vooral als je nog nooit in Schotland oud is als de wereld en toch voor all* geweest bent Het zal een openbaring verloofden zoo geheel nieuw schijnt Zij voor je zijn, liefste. De lucht is er als bouwden luchtkasteelen, maakten plan- champagne, het is er heelemaal een andere nen voor een aardsch paradijs, een leven Vln xonneschijn en nu en dan waren ze zelf verbaasd over hun groot wonderlijk geluk. Verbeeld je eens, dat we elkaar nooit schemering de hemel betrok en de wind Het licht duurde korthet doofde uit opstak. Uit woede van platzak te moeten door den nacht en den regen, maar ik thuiskomen legde ik eenige zetangels en had den tijd gehad om te zien dat het reepen, hoewel ik daartoe geen verlof had. lijk eener vrouw, geheel gekleed, en wier Maar ik zeide tot mij zelven, dat de gendar- bruin hoofdhaar het aangezicht bijna 'gekocht?' men mij toch wel geen proces-verbaal geheel verborg, in het water teruggevallen zouden komen maken in den tuin van was.Bevende streek ik nog een lucifer den burgemeester en in allen gevalle zou aan en hield hem brandende in de holte ,Kom toch, of wij zullen dien trein, enk B missen.” De vrouw wierp mij «en tafel zitten Voor hem stond woedenden blik toe. doch ik stoorde mij Proestend en met zweet bedekt, kwa men wij aan het station. Wij waren nog juist bijtijds.... om het fluitje van den „U is een ongeluksvogel f* riep de por> :ven mij toe „Heeft u de bóót gehaald daarom wilden wij met dezen trein gaan,” antwoordde ik norsch. „U komt een oogenblik te laat. Doch, *1* u de onkosten niet ontziet, neem dan een auto en rijd daarmede naar Vijfhui- bootje naar {(„'misschien kan u daarmede „Laten wij dat doen rieptaijn vrouw. Mijn wanhoop was ten top en ik wa* alle* hetzelfde dale toestemming halen en onmiddellijk met je trouwen.” w Zij nestelde zich tegen hem aan. Ze maar toen dé taxi weg rolde' en hij'voor was zoo blij dit te hooren, doch ze wist het laatst nog even haar wuivende hand dat het zoo niet kon zijn. bij het raam zag, ging hij met een zwaar „Denk eraan,” zei ze, „dat we overeen- hart het huis binnen. Hij ging naar de gekomen zijn, dat we niet zullen trouwen, bibliotheek, waar hij meestal met zijn voordat je uitgevonden hebt, wie ik eigen- vader zat avond». De lichten waren lijk ben. Je vader is even streng op dit aan, de whisky stond op tafel, de sigaren punt als ik, Charles, lieveling. Ik ben te op hun gewone plaats, en daarnaast de trotsch zelfs al zou het blijken, dat ik kranten van «ben avond. Er kon geen een absolute niemand ben om je te rustiger en prettiger kamer in Londen willen trouwen, zooals ik nu ben.” gevonden worden op dit uur, doch ze „Maar veronderstel eens,” zei hij vlug, beteekende geen rust voor den jongen „veronderstel eens, dat al onze pogingen man, die met een bewolkt gezicht op zonder resultaat blijven en neer begon te loopen, zonder acht te „O, dan," antwoordde ze, “„dan zou- slaan op den uitnoodïgenden stoel, den we het in later jaren misschien moeten Het waren niet alleen de veertien dagen veranderen. Maar je zal niet zonder sue- scheiding, welke hem dwars zaten ces blijven. Zeg me dat alsjeblieft niet, hij was niet overgevoelig en hij was zijn ik vind het al erg genoeg zooals het is.” zenuwen geheel meester, doch hij kon „Nee, natuurlijk doen we dat niet,” <te gedachte rijn geliefd* in tegen- zei hij vroolijk, ofschoon hij inwendig woordige omgeving niet verdragen, dit slechts zeer weinig hoop koesterde. „O, gaf hem zoo’n eigenaardig drukkend ge- hoe graag zou ik met je meegaan. Ik kan voel. Charles was niet in het minat bij- het niet verdragen om jou met die ver- geloovig, hij had zichzelf geheel in be- schrikkelijke menschen samen te '3en- dwang, doch vanavond kon hij, hoe ^en hij er ook zijn best voor deed, de gedachte en ga eens je zwager bezoeken. t«a «maa «rwzxAnr air een_aanval van goeden luim. „Je moet je echter haasten,” zeide ik, de sneltrein vertrekt om 1245." Zij was ook zeer spoedig gereed, weldra waren wij_ op straat. Eensklaps i eens terug, ik ben dadelijk weer bij je 1”. F eindelijk. „Ik heb wat koek meegenomen voor de kinderen." „Maar nu een beetje vlug,” zeide ik bui ten adem. Wij komen op net perron daar klonk de bel. Een trein reed voor onzen neus weg. „Is dat de trein vroeg ik den portier. „Jawel, mijnheer." „Nu kan je gaan zitten en je koek op- nu goed en wel in K. eten,” beet ik mijn vrouw toe. „Wat moe- F ten wij nu doen?” Vrouwen ontbreekt het nooit aan goe- een_stuk den raad. „Laten wij met de boot gaan,” zeide ze, ook nog kwijt. „dat is nog goedkooper.” Misnoegd keerden wij naar hui* ti Het idee was niet slecht. Ik ging weer waar ik met een siaaar mijn woede naar den portier toc,en vroeg Ifem wanneer meerde, een boot naar K. vertrok. „Precies weet ik het hiet,’ zeide hij, ik geloof 1 uur 32. Die kan u nog halen. Maar als u wachten wilt, om 2 uur 15 gaat er een trein.” „Neen, dat duurt te lang wij zullen maar trachten de boot te bereiken." „Kom vrouwtje gauw nu.” En wij snelden naar den steiger. Ik liep vooruit. Na tien minuten keek ik om geen vrouw was er te zien. Einde lijk komt ze aansukkelen. moesten over rijden. Toen heb ik het maar gewaagd, maar op het midden van van de doorwaadbare plaats werd het water zoo hoog en de stroom zoo sterk, dat mijn kar omgeslagen is en alle mooie teO( vaa gaat*om 3 uur eenpleizier- poppen in het water zijn gevallen ---*-■- „Ik heb geen geluk 1” riep Barrier uit gaap.” op denzelfden klagenden toon. Nu ik eens „Laicn wi; uai uy^u voor een enkelen keer een mooi wassen- „Dat is een heerlijk tochtje, beeldenspel op de kermis wil laten ko- Mijn wanhoop was ten men, met al die voorname geschiedkun- ln^e*n toestand waarin mij dige figuren, nu.... neen, waarlijk, het W3^X) huurde ,k loopt mij met mee 1 i>Snel na„ vijfhuizen F’ riep ik das Ik^ luisterde met meer naar hetgeen chauffeur toe en wij stapten m. De wagen bleef rustig staan. „Wat beteekent dit riep ik buiten mi; zelf van woede, „vooruit, wij hebben geen tijd te verliezen F’ „Een oogehblikje meneer! Ik moet «et* wat drinken.” 2 „Sapristie Was ik alleen gegaan, hot rustig zou ik in K. kunnen zitten. Eindelijk zette zich de wagen in b«wé» men de vrouwen thuis. Tot dit inzicht ging en op een sukkeldrafje reden wij. ben ik ook gekomen maar helaas een naar Vijfhuizen, dag te laat I Nog was het 10 minuten voor d Kom, ga eens naar K. dacht ik bij mij toen wij er aan kwamen. Het wm zelf, daar het een zeer mooie dag was, gemakkelijke taak om door den 22van menschen te dringen, die het boot* .«.Ga je mee vroeg ik mijn vrouw, in bestormden, wij waren dik met stof be» dekt en ik transpireerde dat mijn boord «te Natuurlijk dat zij dadelijk toestemde, een vaatdoek om mijn hals hing. Eindelijk bereikten wij om doel. Een mooi met vlaggen versierd bootje lag voor 2, en ons, maar er was geen doorkomeh aan. •nsklapa zei Slecht* langzaam ging de stroom voor- mijn vrouw „Wacht even ik moet nog waarts. 21 2_2__,ï1222- 2".. Ik merkte een bord met Na tien minuten wachten kwam ze Kaarten worden aan boord Dus wij moesten er door heen. Eindelijk stonden er nog maar ti«n personen voor mij, daar werd de loopplank weggehaald, een gillend gefluit volgde ca de boot zette zich langzaam in beweging. Ondanks mijn ergernis moest ik lachen om het gezicht mijner vrouw. „Dat is alles jouw schuld" riep ik. „Had je de koek thuis gelaten, dan zaten wij -.. .„«I r Eensklaps werd zij bleek. „Mijn horloge stamelde zij en hield 3 gouden ketting in de hand. „Dat ook nog Nu ben je je horloge •k nog kwijt...." Misnoegd keerden wij naar huis schroef in rozenhout zoude draaien, blies stijfd van schrik. Door de deur der zaal, blaast op een half ontloken bloem om haar steeds aan 1 een reizend koopman, wiens kiel droop er “*et Mn en ^ltP verder van het water en die op klagenden toon zeide „Wezenlijk, mijnheer de Burgemeester, ^rekDen h££ -uujiu □VlUl*. 17WI UC UCUI UCT er het lak af zoo voorzichtig als men die half open stond, zag ik Barrier nog nog mi geheel te doen opengaan. Toen de flesch geopend was, schonk hij in, druppel voor druppel. Toen nam hij het glas op en proef de het eerst met het oog en met den neus, alvorens hij het leegdronk. „Wat een kleur 1 Wat een geur 1 Wat een smaak 1” En hij smakte met de lippen. Hij had gelijk. Het bleef dan ook niet bij dat eene glaasje, maar wij keerden drie of vier keeren tot de flesch terug, totdat ik om tien uur,.nog aan tafel zittende, plotseling aan mijn hoeken en reepen dacht. Ik weet niet, welke uitvlucht ik opgaf, maar ik liep naar de deur met vrij onvaste schreden, nam echter nog de voorzorg nemen en achter ons. Ik sprong de trappen op en viel in de een «Het^^iknJ nie^erton in” „Dat doen ze ook." Klant „Maar dan verdien je nkmen dal.” Zonder haar te schudden, zonder haar te ontwijdm door haar te reinigen, stak hij ik sprong ae trappen op en vki in ae een geklets, dat ik mij niet meer kot er den kurkentrekker in, zooals men een vestibule op een stoel neer onmachtig, ver- houden en tusschen beiden kwam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 10