I
Ir
s»
W‘.j
--
S
token glimlach, toen hij Muriel zag.
De mislukte reis
UIT DE
MOPPENTROMMEL
3
-•
J-„Jawel, ik krijt* ia nparMfe."
„Dat ia allee ntoto aa* mijn zin," zei
hü boos, „maar Lady Stonehaven is
toch sigealijk vooraf soa gsdrongen
door die oude heks van een moed*!"
-- -
Muriel had nog nooit tevoren het af-
TIENDE HOOFDSTUK.
samen reden ze naar het huis in Belgrave
,Maar dat zou ik toch taker gedaan
Wil men geen verdriet hebben, dan late
en
I
van zonneschijn en nu en dan waren te
zeide hij,
„seizoen" te trouwen en ik geloof ook wei,
waar hij meesi
„Nee, natuurlijk doen we dat niet.
er een handgedruk en
(Wordt voortgezet.)
j
schroef in rozenhout zoude draaien, blies stijfd van schrik. Door de deur der ml.
In 't poetcriptum verzoekt ge teem zelf
den brief aan het postkantoor af te halen.”
ia die afwezigheid leed, kon Muriel
slechte raden, doch later vond ze haar
Ik sprong de trappen op en viel in de
vestibule op een stoel heer onmachtig, ver-
azichtbare
oen oever
N aan. En
her ken-
yet gelaat
«teek, hij
ren de ws-
hoe<J met
met haar
OP SCHOOL.
Onderwijzer. „Kan je zwemmen, Wü^
Willem. „Ja must*."
r r
Willem. „In ’t water meester.1
geloofelijke onbeleefdheid behandeld.
....„Nee, ik kom niet om te spelen,
dank je,” zei Muriel, „en bovendii
zou niet eens vreten, hoe ik het"i
r mij dan de
Ier rivier en
SP
Onderwijzer- .Wm hh> je t filoerd t
XWJiimaM Tm uaaadmsi sas a istos
geopend was, schonk hij in, druppel voor van hét water an die op klagenden toon
de het eerst met het oog en met den neus,
alvorens hij het leegdronk.
„Wat een kleur l Wat een geur! Wat
IE
r
den uur, nog aan tafel zittende, plotseling
aan mijn hóeken en reepen dacht.
Ik weet niet, welke uitvlucht ik opgaf,
maar ik liep naar de deur met vrij onvaste
een week doorbrengen in Auvergne, bij
Barnier, mijn ouden college-vnend.
Zijne bezitting strekte zich uit tot aan
de Sioule en zijn tuin grensde onmiddel-
hjk aan die kleine rivier. De streek ia
wat ruw maar men kan ar rusag viaschen
in de schaduw dar elzen en ik kwam
hier dan ook meer otn te viaachen, dan
om het bal-champdtre der kermis of om
de houten paarden en de schiet* en kijk-
apeUetjos te bewonderen.
Nauwelijks waa het ontbijt afgeloopen,
at Baste*, die ar met ven hield om zijn
koffie sheen te
afijn herhaalde
Toen dacht ze aan het diner van dien - aan een naderend onheil meer niet uit
zijn hoofd zetten. Het werd hoe langer
hoe erger, tot hij ten slotte zulk een zenuw
achtige vrees voelde, dat hij er ongerust
over werd.
■mb om aan spelletje met me te doen, ploert, op wien ze gehoopt had, invloed ken^F
wat Je hebt zeker medelijden met mijn uit te oefenen. Zij vluchtte weg uit d e
digde iederén zin altijd met „wat.”
Ik kan je niet laten gaan," zei Charles
_j gang ze had ham ver
boden met haar terug te rijden, daar ze
i en
staatsgrepen, en al de merkwaardigs van dronkenschap mij in
i$n, ik
moest» Kort geleden was ze er heengegaan om
waar
Proestend en met zweet bedel
men wij aan het station. Wü wi
juist bijtijds.... om het fluitjef
vertrekkenden trein te h jostft.
is ccii ongelu kivogel r nep de
ubo*
gehaald F’
daarom wilden wij met dazen
antwoordde ik norech.
it een oogenblik te laat. Doch,
-J neem dan
een auto en rijd daarmede naar Vijfhui
zen, van daar gaatjom 3 uur oen pleizAr-
matig voor dezen avond en ik liet den ik te halen,
burgemeest* zitten bij zijn gebottelde
geschiedkundige herinneringen en I
Mayberiie steeds naar me keek.”
„Hoe dan, schat F’
„Op een eigenaardige tersluiksche
je weet hoe ze van goede muziek houdt.
Dg man gluurde naar haar.
„Dank je feestelijk,” zei
nat haar aangeraakt.
Vol afgrijzen door deze huivering
wekkende aanraking, trad ik een stap
achterwaarts maar had toch de bezin
ning otn een doosje lucifers uit den zak
te halen. Ik stak er een aan met onvaste
hand.
Het licht duurde korthet doofde uit
door den nacht en den regen, maar ik
had den tijd gehad om te zien dat het
lijk eener vrouw, geheel gekleed, en wier
bruin hoofdhaar het aangezicht bijna
geheel verborg, in het water teruggevallen
wm.Bevende streek ik nog een lucifer
aan en hield hem brandende in de holte
mijner hand on nu zag ik op het water
niet enkel een bleek aangezicht, maar
drie, vier, vijf, zes bleeke aangezichten
van verdronkenen.
Ik kon nauwelijks ademhalen en toch
als voortgestuwd door een 0(
kracht, naderde ik nog meer
en stak een paar lucifers tegghj
toen, door schrik half verbtjstgfl
de ik, drijvende op de golven/
van Napoleon met den kleinep
dreef weg en daar verscheervfiov
teren Jeanne d’Arc met den I
pluimen, toen Maria Stuirt
voorhoofdkettinkjes daarna Robespierre
met zijn pruik, eindelijk nog meer dooden,
altijd meer, die mij aankeken met hun
verglaasde oogen.
Ik rilde mijn voorhoofd dreigde te
barsten. Ik dacht dat ik gek werd en ik
snelde naar huis, alsof al die spoken mij
achtervolgden.
VAKGEHEIM!
Klant „Verkoopt u horloges voor zes
gulden I Maar dat moeten ze u self koeten?'
„Dat doen ze ook."
Klant „Maar dan verdien je atomen
ik mij niet meer kon in- dat”
bij het raam zag, ging hij met een zwaar
NI naar de
stal met zijn
- - ----1 waren
lijk ben. Je vader is even streng op dit aan, de whisky stond op tafel, de waarin
_i_ t.»—_1 vl t
„kkxjk uu c«B, vuiuvwi, yam* «u viisuiw, uvrvjjnj. wcu ic op nun gewone piaacs, en Gaer—t de
heusch verkeerd. Je probeert altijd Enid trotsch zelfs al zou het blijken, dat ik kranten van dien avond. Er kon «mq
Ze weigesde absoluut om over de toe
ten* te spreken an wilde niet hebben,
dat Muriel ook maar iets zei ten gunste
of ten nadeel* van den man, met wien
aa btemantet zoo wreedaardig verbon
den zoo worden. Het was mooi van haar,
dat begreep Muriel wel, om geen woord
tagen daa geyetenlootrn blaag, met wien
ze vertoefd was, te wilton hooren, doch
tost wm tosei moeilijk voor haar om te
jonge man doelloos tegen de ballen aan prettig te vinden,
*t stoeten was. Op een tafeltje bij deh muur «Jk kom nooit verder dan ’t probeeren,”
vallen «van den nacht.
Toen de eerste r<
keerde ik naar huis
aan tafel met
het hoe langer
-nen, at en dnj
Baaaier ma
me te verred
half en
Nadat ik twee glaasjes van Solfenno, een
van Sebastopol en één van 2 December
had gebruikt, was hij in de wolken over
mijn volgzaamheid en stoelvastheid en
stelde mij de vraag
„Gevoel je je krachtig genoeg van
avond Zullen we dien van 48 eens aan
vallen
.Ik gevoel mij krachtig I »Laten we
het maar eens wagen I"
Hij bracht zelf de fameuze flesch bin
nen, stoffig, met spinneweb omgeven.
Zonder haar te schudden, zonder haar te
ontwijden door haar te reinigen, stak hij
er den kurkentrekker in, zooals men een
Estod was zooals tegenwoordig altijd
stel en treurig gestemd. Al de lieve vroo-
Iqkted van vroeger scheen verdwenen
te zfjn. en zette wanneer ze met Murid
alleen waa, was ze niet meer het meisje,
dat ze geweest was. Want haar tot was
Mtot. Ze had Cuthbert ate haar verloofde
aangenomen en nu leek het, abof haar
teven ton einde was. In de hoop, dat het
tomf goed sou doen, had Murid een en
aad« voorgesteld, wat haar toekomst
wet rooskleuriger kon maken. Ze moest
ved gaan paardrijden na haar huwelijk
(Cwtfibert had het land aan paardrijden)
cf ga moest haar werkelijk buitengewoon
scMdertdent wat meer gaan ontwikke-
len. Doch Emd wilde niets weten van deze
een en begon te rooken.
„En zeg," ging hij door, terwijl hij in
een der gemakkelijke stoelen plaats nam,
„het is een verschrikkelijk heete dag, we
zuilen er eentje nemen, wat F’
Murid bedankte haastig voor het aan
gebodene.
„Nou, maar ik wd, ik heb niets adders
te doen. Ik vind zoo’n dag voor een ver
trek ergens heen afschuwelijk. Schijnt je
hedemaal in de war te sturen."
Hij schonk voor zichzelf een ruime
hoeveelheid sterken drank in, liet er een
EEN SLIMMERD.
Man „Ziezoo, die brief aan mijn vriend
is klaar, maar nu heb heb ik vergeten
wdke straat en welk huisnummer Uj mij
heeft opgegeven. Nu weet ik waarlijk
niet aan wien ik den brief adreseeeren
moet.”
Vrouw „O, dat ia ai zeer eenvoi
In *t poatcriptum verzoekt ge hem
hoBtuun
toen en ia fijn Chineesch-zijden dto niets aan Emd, maar....
stak een groots, zwarte pard. Zijn anders
Heek gezicht was nu rood en zijn zwakke,
„Als je wilt gemeten vanavond, waarom ertoe overhalen. Doch ik moet bij haar vlogen voorbij, zonder dat ze hat hemerk-
neefn j; -
toe ^r is concert in de Queen’s Hall, en wat ik doen kan, en het schijnt, dat ze
i--1--—-e niemand anders dan mij heeft."
•„Ik vind het ook niet prettig, dat je Muriel moest terug keer en naar het huis in
zei f - --- - - -
nd. „Natuurlijk als ik zdf over veertien dagen niet dien
BEN ANTWOORD.
Vader. „Waarom huil je, Fransje F’
Fransje. „Willem heeft mij gesleten."
VMader (driftig tegen WiU*m). „Waar-
Willem. „Om zijn oorên, vader." -
MODERNE ADVERTENTIE. 4?*
Heden heb ik mij hier als dokter geves
tigd de eerste patiint ontvangt een gou
den horloge met dito ketting.
Dr/ E. Pimpd. 4
Hij had gelijk.
Het bleef dan ook niet bij d«g eene
glaasje, maar wij keerden drie of vier van dé doorwaadbare plaats werd het
keeren tot de flesch terug, totdat ik om water zoo hoog en de stroom zoo sterk,
dat mijn kar otngeslagen !S en alle mooie
poppen in het water zijn gevallen 1”
„Ik heb geen geluk riep Bartier uit gaan’.’’
op denzelfden klagenden toon. Nu ik-eens „I2_:
voor een enkelen keer een mooi wassen *H**..^ heerlijk tochtje.1
beeldenspel op de kermis wü laten ko
men, met al die voorname geschiedkun
dige figuren, nu.... neen, waarlijk, het
loopt mij niet mee 1
Ik luisterde niet meer naar hetgeen chauffeur
volgde ik haalde weder adem, verlost
van een vreeselijken doodangst
Zij rukte zich los, vuurrood en woedend, het niet verdrageq^m jou met die ver- geloovig, hij had zichzelf geheel ia bo-
I kon hij, hoe
hij er ook zijn best voor deed, de gedachte
In doodsangst rozenhout zoude draaien, blies stijfd van schrik. Door de deur der zaal, „Kom toch, of wij zullen dien ttofa ook
er het lak af zoo voorzichtig als men die half open stond, zag ik Barrier nog nog missen." De vrouw wierp mij een
Het vorige jaar, ia den herfst, ging ik blaast op een half ontloken bloem om haar steeds aaa tafel gitten Voor hem stond woedenden blik toe. doch ik stcloriteafij
kC kwa-
van den
gebruiken, verweet mij
„Jij denkt aan mets anders daa aaa je schreden, nam echter nog de voorzorg
vitochtrij," riep hij uiL „Ik heb met eens een doosje lucifers mee te nemen en
den tijd met je over een verrassing te spoedde mij naar den oever. Ik stond
Spreken.... Maar je luistert al weer niet niet ai te stevig meer op mijn beenen
naar mij. Daar sta je alweer, trappelend en de geschiedkundige datums van Soi-
vaa ongeduld. Welnu, ga maar heen, ferino, Sebastopol, Twee December ca '48
Jij zult nu niets weten van mijn verrassing spookten door, mijn hoofd in een fles-
en jij zult ook niet proeven van mijn fine- scheaquadrille.
champagne van 48." De nacht was zwart, de wind blies
Ik was volstrekt niet ongevoelig voor sterk, de regen viel vooortdurend klet-
Zijn fine-champagne van 48 maar, voor terend neder. Uit de rivier steeg een dof
dat mkn daaraan fwam, moest men eerst gegrom naar boven een weinig ont-
daa tol betalen aan de cognac van Solfenno
de kirsch van Sebastopol en de rhum
van 2 December.
Basrisr was een vriend van tijdreken
kunde, een herinnering van aijn eeaig
succes cp hst college een eervolle ver
melding voor de geschiedenis. Hij was
Juliette’s kamer. Zij haastte zich erheen en hij hield zijn mond half open als een idioot,
vond haar meesteres doodsbleek en hui- en Enid, haar onvergelijkelijke Bnid, een
verend. der liefste meisje van Engeland, met al
»Sal volatüa," hijdde Madame Juliette, haar rijkdbm en stand, zou gegeven
Uk ben doodziek, Simpson, ik weet worden aan dat creatuur!
met, wat me overkomt.” Muriel had nog nooit tevoren het af-
zijn maar zenuwen, lieve^" zei schrikwekkende daarvan zoo sterk ge-
juffrouw Simpson. „U zult spoedig weer voeld. Ze kon niet begrijpen, dat zoo iets
beter Wwc” mocht. Het was onnatuurlijk, ondenkbaar
en weer kwam met groote kracht die zeker
heid over haar, dat een onbekende,
duistere rede achter dit alles schudde.
•Tiet waa de avond voor het vertrek der En zij was niet de eenige, die dat geloofde
Hayberbes uit Londen, naar Schotland. Charles Atlee, die bijna evenzeer ver-
Chacies had er op aangedrongen, dat ontwaardigd was als zijzelf, had haar
llasiel nog een paar uurtjes bij hem zou verteld, hoe woedend een zeker deel der
gtos «i daar ze geheel klaar was met pak- uitgaande wereld was. Men zei zelfs, dat
ban en ook verder mets meer te doen er me* dan één dame van beteekenis
had, stamde ze soa. naar Richmond gereden was, om er met
Dien avond dineerde ze bij de Mayber- de oude gravin over te spreken, doch die
las» een echt taaie maaltijd was het werd dea toegang geweigerd, of met oor
nuchterd dacht ik t „Hm I de Sioule is
boos.het water wast I” r
De plotselinge tegenstelling van die men de vróuwen thuis. Tot dït inzicht ging
warme, goed verlichte zaal met dezen ben ik ook gekomen maar helaas een naar
te laat I r
Kom, ga tens naar K. dacht ik bij mij toen wij aaa kwamen. Het waa getto
‘“1 2Jlu m*
i ga eens je zwager bezoeken. van menschea te dringen, dto het botoj*
„Ga je mee F* vroeg ik mijn vrouw, in bestormden, wij waren dik met eaof
dekt en ik transpireerde dat mijn boord alt
_U__1i mijn hals hing.
Eindelijk bereikten wij oüdotL Een
mooi met vlaggen versierd bootje lag voor
spoedig gereed, en ons, maar er was geen doorkomen aan.
straat. Eensklaps gei Slechts langzaam ging de stroom voor»
it even ik moet nog waart*.
‘T Ik merkte een bord met
Na tien minuten wachten kwam ze Kaarten worden aan boord i
Dus wij moesten er door heen.
Eindelijk stonden er nog maar ttoa
personen voor mij, daar werd de loopplank
weggehaald, een gillend gefluit volgde ea
t zette zich langzaam in beweging.
Ondanks mijn ergernis moest ik lachen
om het gezicht mijner vrouw.
„Dat is alles jouw schuld" riep ik» „Had
je de koek thuis gelaten, daa zaten wij
H
Eensklaps werd zij bleek.
„Mijn horloge stamelde zij en hield
j gouden ketting in de baad.
„Dat ook nog T Nu ben je je horloge
Misnoegd leerden wij naar huto^teruy,
Na sas pocaje koesterde Muriel we*
mdare gedachten Zon Cuthbert w*kt-
Rjk een hopeloos geval zijn t Zou hij met
tot toto beten opgericht kunnen worden
Za besloot het eene te probeeren.
•Md en h4 waren mi natuurlijk veel
sa* samen dan vroeg*, toen het meisje
ham zooveel mogelijk vermeden had. Nu
weren ze aMjd met x’n tweeün alleen,
atot op een natuurlijke wijze en zooals
gewone vertoefden, doch door den in
vloed van Joel Mayberiie. Cuthbert
mfitet Enid meenemen naar een bloemen-
aawtooaotailiag, een matinee, of voor een dicht bij haar plas
tochtje ia rij» Krto- Partijen werden Enid is best, een
„Maar veronderstel eens," zei hij vlug, beteekende geen rust voor dén jongen
J i man, die met een bewolkt gezicht op
zou het heel anders wezen 4 zond* resultaat blijven F’ m n<er begon te loopen, zond* acht te
„WwkelijkT’ zei Muriel. „O, dan," antwoordde ze, „dan zou- slaan op den uitnoodigenden stoel.
„Ja, dat meen ik. Jij bent een den we het in lat* jaren. misschien moeten Het waren niet alleen de veertien dagen
meisje, waar wat in zit. Ik zou je gauw veranderen.' Maar je zal niet zond* sue- scheiding, welk* hem dwars zaten
liev* in de beschutting van het huis af-
—1 - pemen.
--„Maar het moet, Uefite, het is toch
„O, heel gemgkkelijk. Ik zou een spe- ook slechts voor heel korten tijd."
ciale toestemming halen en orumddellijk
„Hemel, wat zijn ze nijdig. Zouden et met je trouwen.”
vriestoin me* dan eene ze* bleek an heel wat in mijn plaats willpi zijn, wat!
uitgeput
hem keek. Ik vond bet zoo vreemd. Er
is iets geheimzinnigs met die menschen,
weet je. Hun macht ov* Bnid is ook aoo
buitenge woon."
„Ja, dat geloof ik wel, Bnid zegt, dat
ze on verbi is.*’
„Dan lijkt het wel, alsof de MayberMes
op een of andere mani* de gravin We
duwe in hun macht hebben. Zooals je
al zegt, bet is allemaal ze* geheimzinnig,
maar Goddank heeft het niets mat ons
uit te staan. Jij staat geheel buiten en
spoedig zal je heelemaal uit zijn. Nu
moet je me een ding beloven.”
„Natuurlijk wil ik dat, lieve, wat is
eensaambeid, wat T” Cuthbert tin- biljartzaal als een wervelwind, en Cuth- avond.
digdo todaren zin altijd m* „wat.” bert Mayb*lie heeft nooit geweten hoe „Vanavond,f zei ze, „toen ik met ze
„Jj gemeane klein* worm," dacht Mu- hij bijna een flinken oorvijg te pakken dineerde, leek het me, dat mijnheer
riel, vnendelijk grimlachend, doch in- had gehad. - j- •- -
wendig huiverend van afschuw. Hij Muriel vergat ha* woede spoedig het
rook na* dtei drank, zijn vingers waren was niet de moeite waard nog aan te
Er aat iets aan de lijn, ma* iets, dat
bij zwaar was, dat niet tegensp*telde, ma*
zijn voorb**idingen voor het aanstaande zich na*
feest en ging na* den oever. levenlooze klomp. Toen het den oever
Zij beten niet, al was het we* ook vrij niets ander* dan een donkere mansa,
gunstig geen wind, geen strooming, geen rondgesling*d op het op- en i
drijvend gras en het wat* zoo laag, dat wat*. Ik stek de hand uit om het drij-
een weinig hooger op de rivier de zw*e vende lichaam te grijpen. Ik stiet een’
steenen van de doorwaadbare plaats boven kreet uit en liet los, rillende van schrik.
het wat* uitstaken en dat de jeugd van Tusschen de plooien van natte kletderen, ik geloof 1 uur 32. ÏÜe kan u nog*haton’
de plaats op bloote voeten van den eenen had mijn hand,de glibberige lokken van Mmt als u wachten wilt, om 2 uur 15
oever naar dea anderen overstaken rrrin
een --genoegen, want bij den
minsten regen groeit de kleine rivi*
aan tot een bruisenden stroom.
Ik had nog niets gevangen, misschien
wel wegens dat storend* heen en weer
loopen door de rivi*, toen bij de avond
schemering de hemel betrok en de wind
opa Uk. Uit woede van platzak te moeten
thuiskomen legde ik eenige zetangels en
reepen, hoewel ik daartoe geen v*lof had.
Ma* ik zeide tot mij zalven, dat de gend*-
men mij toch wel geen procea-v*baal
zouden komen maken in den tuin van
den burgemeester en in allen gevalle zou
ik de lijnen niet komen nazien voor het
egendruppels vielen,
/terug. Ik zette mij
qd goeden eetlust en daar
|oe sterk* begon te rege-
ik ik op mijn gemak,
ikte daarvan gebruik om
gen met zijn anecdoten,
aan de geschiedenis ontleend.
^)at beest Ik wou, dat iemand hem
1 zou
gelukkige verlossing voor je men
wezen."
i,Stil, dat mag je niet zeggen."
Hij kuste haar als antwoord en nu spra
ken ze een tijdlang niet me* ov* de
- - tri Ch*les, „zal je aanstaande scheiding, doch praatten ea-
stukje ijs in vallen en voegde een klein midden in de hei zitten. Het is zoo he*- men in die taal van v*liefden, welke aoo
beetje wat* aan toe. „Ja, dat kan pret lijk, vooral als je nog nooit in Schotland oud is al* de w*eld en toch voor alle
geven," zei hij. JZeg, ik ga na* ’n revue geweest bent. Het zal een openbaring v*loofden zoo geheel nieuw schijnt. Zij
vanavond na h* din*. Waarom zou je voor je zijn, liefste. De lucht is als bouwden luchtkastealen, maakten plan
triet met me méégaan Niemand zal het champagne, hst is heelemaal een andere nen voor een aardsch paradij», een leven
weten en al deden ze bet, wat kan het wereld. van zonneschijn en nu en dan waren ze
ons schelen Ik zal een loge in de Pavilion Zij schudde het hoofd. tdf verbaasd ov* hun groot, woad*lijk
bestellen." „Al is het ook zoo mooi, als je zeft," geluk.
„O, ma* ik kan onmogehjk," ant- antwoordde zij, Uk verlang in het V*beeld je —na, dat we elka* nooit
woordde ze, ha* afschuw met moeite geheel niet na*, heen te gaan. Ah het ontmoet hadden I dat kwam telkens
verbergend. niet voor die arme Emd was, zou mees me we* terug in hun lied en de minuten
mijn oog, noch mijn hand vaar w*en gebeuren. ,J»lw nu een beetje vlug," zaide ik bui- weggeha
.„1Z i Om deze vrees van mij af te schudden, ten adem. Wij komen op het perron...» de boot
stuk trekken door een karp* van minstens bukte ik mij, voelde in het gras en greep da* klonk de bel. Een trein reed voor
-- -
„Is dat de trein!” vroeg ik den porti*.
„Tawel, mijnheer."
„Nu kan je gaan zitten en je koek op- nu goed en wel in K.'
---eten," beet ik mijn vrouw toe. „Wat moe- Ful-A
den kant liet trekken, als een ten wij nu doen!”
Vrouwen ontbreekt het nooit aan goe- een stuk
naderde, boog ik voorov*, ma* ik zag den raad. „C_;-
iu, „Laten wij met de boot gaan,” zeide ze, ook nog kwijt.
neergaande »dat no< goedkoop*. Misnoegd keerd
Het idee was niet slecht Ik ging weer wa* ik met een sisa* mijn
na* den portier toe en vroeg hem wanneer meerde,
een boot na* K. vertrok.
„Precies weet ik het niet,"
gaat een trein.1'
„Neen, dat duurt te lang wij zuilen
ma* trachten de boot te b*eiken."
„Kom vrouwtje gauw nu."
En wij snelden na* den steiger.
Ik liep vooruit. Na tien minuten keek
ik om geen vrouw w* er te zien. Einde
lijk komt ze aansukkelen.
„Wa* blijf je Wij zullen de boot ook
nog missen.’'
„Loop ma* vooruit,"antwoordde zij
kalmpjes, ik zal wel gekomen zijn.
In de baz* heb ik wat voor den kleinen
Karei gekocht”
Zoo’n vrouw is vreeselïjk, als zij tante
is.
Wij kwamen eindelijk buiten adem aan
- de aanlegplaats. Ik snelde na* het loket.
„Te laat," riep de kassier. „Zoo juist is
de boot vertrokken.”
v- „Nu ga ik een pot bi« drinken, en oifijiebt je Fransje geslagen F*
t jij ga* alleen na* huis, om kousen te
stoppen I” riep ik mijn vrouw toe.
„Waarom,” vroeg zij, met ’n onschuldig
gezicht. „Nu is 't kwart voor tweeën, om
i kwart ov* tweeën gaat de trein ah wij
dus hard loopen kunnen wij den trein
t nog halen.!
i Dat lachte mij toe, da* ik het nu op
gezet had, na* K. te gaan, gaf ik toe.
Wij liepen tien minuten, da* bleef mijn
diwbare wederhelft staan.
„O, Hemel, door het loopen heb ik umF*
steken in de zijde 1
Wacht een oogenblik,” stamelde ze, bui
ten adem.
Wij bleven staan en nadat ik ha* wat
eau do-cologne had laten ruiken, gingen
we verder.
„Juffrouw Peten I wa* na* toe F’
roept plotseling een klein dik vrouwtje
achter ons.
En nu b
een geklets,
houden en tusschen beiden kwam.
de gedachte aan zijn geliefde in ha* tegen-
ha* na* zich toe te trekken, met de slechts ze* weinig hoop koesterde. „O, gaf hem zoo’n eigenaardig drukkend ge-
„Goed daa, dat ml ik doen. Ik denk,
de wereld bezat. ^Hij had ha* ook ge- zelf zal hebben, evenals nu ea dan zal
stemming zou brengen, dus nam ze spoedig een en and* ontdekt zou worden, dan in het stoffige Londen7&~tomên v*^
en nu moesten hij zoowel ah Charles jacht en ik denk, dat die *me Enid’s
tijd wel grootendeeh door hen in
genomen zal worden, door hen
wendig huiverend van afschuw.
heelemaal bstoa van de sigaréttenrook, denken. Toch drukte het ha* terne* mani*. ah hit dacht, dat ik niet na*
en gedurende het heele din* sprak ze
bijna geen woord. Enid w* al even stil en
alleen mevrouw Mayb«lie sprak met
ha* h*de metalen stem, voornamelijk
tot Cuthbert, dien ze aanbad an dieslachts
weinig antwoordde, niet omdat hij bang
was zich te laten hooren, doch hij wist,
dat zijn uitspraak niet al te goed was op
dat oogenblik en ah hij wat veel gedron
ken had deed hij altijd zijn best, om dit
voor zijn moed* te v*bergen.
Wat mijnhe* Mayb*lie, aan het hoofd
van de tafel gezeten, betreft, hij deed alleen
eenige vragen ov* de regelingen van den
volgenden dag. Hij sprak in het geheel
tri* tot Muriel, ofschoon za maande,
d* hij voortdurend tersluika na* ha*
kaak ea wel zóó, d* bet ha* onrustig
stamde an ze blij was, dat de formeele
maaltijd afgeloopen waa en ze na* ha* het t"
geliefde toon vluchten. „Je mo* ma iederen dag schrijven, tot
Ch*les haalde ha* om negen uur en ik na* Inrverdrum kom.”
samen reden ze na* het huis in Belgrave „Ma* dat zou ik toch lek* gedaan
Squ*e. Het was Muriel’s tweede bezoek, hebben, dan hoef ik niet extra te beloven.”
doen. Ik kwam alleen ma» eens een praat- Sir Augustus te ontmoeten,
ja maken.” ze* tegenop gezien had. De oude ba* belangrijk ia. Ik stal belang zélfs in de
„Neem een sig*et,” zei hij, terwijl hij toonde het grootste en riddalijkste ma-
doch met geweld hield hij het terug;
met svanboptge oogen op Ze denken, dat ik de gelukkigste kerel was zoo blij dit te hooren, doch ze wist het laatst nog eVen ha* wuivende hand
lanen, an een pa* maal vond ze ha*
«feifs ia tranen. i
Dtonzaifdan middag had Muriel een ik me i
gelegenheid aangegrepen, waarop ze wist na* uit.”
Cvthbert alleen te zullen vinden, om eens
aa* hem te prat*.
„Denk eraan," zei ze,
Hij opende zijn mond om iets te zeggen,
Zij nestelde zich tegen hem aan. Ze nur toen de taxi weg rolde en hij voor
aan boek starend, waarin ze voorgaf te op de wereld ben om „het" meisje van het dat het zoo niet kon zijn. L“
„seizoen” te trouwen en ik geloof ook wel, „Denk eraan," zei ze, „d* we overeen- hart het huis hinnén Hij pi
dat ik het in zek*en an ben. Toch voel gekomen zijn, dat we niet zullen trouwen, bibliotheek, i
niet gelukkig, ai zie ik misschien voordat je uitgevonden hebt, wie ik eigen- vad* zat ’s avonds. De licht»
.Kijk nu eens, Cuthbert, je handelt punt als ik, Ch*les, lieveling. Ik ben te op hun gewone plaats, en .r de
aa* hem te praten. heusch vtorke*d. Je probeert altijd Enid trotsch zelfs al zou het blijken, dat ik kranten van dien avond. Er kon g—n
Ze ging aa* de biljartzaal, wa* de de dingen te laten doen, die jij doet en een absolute niemand best om je te rustig* en prettig* Hm* in Londen
jonge man doritoos tegen de ballen aan prettig te vinden, wa* jij van houdt” willen trouwen, zooals ik nu ben.” gevonden worden op dit uur, doch ze
•tstooten was. Op een tafeltje bij dea muur ^Jk kom nooit verd* dan 't probeeren,” ------ -•
seooden een hkeurkarafje van geslepen sntwoordde hij gemelijk. „Als jij het was, „veronderstel eens, dat al onze pogingen
glas, syphons soda en een emm* met
stukken ijs. Cuthbert dronk juist een
groot glas brandy-eoda leeg, toen Muriel
binnenkwam.
JH was gekleed in een groengestreept genoeg kunnen laten zien, hoe je van het ces blijven. Zeg me dat alsjeblieft niet, hij vu niet ov*gevoelig en hij was zijn
3 de modekleur van leven kunt gemeten. Zeg Muriel, vertel ik vind het al *g gnioeg zooals het is." zenuwen geheel meester, doch hij kon
„Nee, natuurlijk doen we dat niet,” ^dacht» rijn jreliefde in heer tv—n-
Hij had ha* arm gegrepen en probeerde zei hij vroolijk, ofschoon hij inwendig woordige omgeving niet verdragen, dit
nu ha* na* zich toe te trekken, met de slechts ze* weinig hoop koesterde. „0, gaf hem zoo’n eigenaardig dpikkend ge-
Eed*lijke mond wrong zich in een zieke- duidelijke bedoeling om ha* te kussen, hoe graag zou ik met je meegaan. Ik kan voel. Chari* was niet in het min* bij-
w e pwe* a - - - ~a -
JHaio,” zei hij, Je bent zek* geko- zoowel op zichzelf als op dien dronken schrikkelijke menachen samen te den- dwang,doch vanavond
Het waren niet alleen de ve*tien dagen
geluk.
Verbeeld je eene, dat we elka* nooit
met voor die arme~Enid was, zou niets me we* terug in hun lied en dé"mïnüten
je Emd dan niet ergens mee na* blijven, tot ze getrouwd is. Dat is alles, ten?
Eindelijk toch kwamen ze we* op de
a*de terug. Het was kwart ov* elf en
hij, angstig gaat. Ik zou je ook niet laten vertrekken, B*kly Square.
w-™«l „Ik kan je ui
lig meisje en zoo, kant op ging, naar Lord Glowrie, slechts tot h»* in de
has* ntot me* gegeven, da» de meeste en we zijn verloofd} Ma*, tusschen ons vijftien mijl van Star verwijderd."
menschee de stad uit waren en iedereen tweeën, Muriel, ze ja mijn soort met. „Ma* hoe zou je het mi> beletten,” liever in de l
■sw het noorden trok, doch bij de en- Het eenige ervan is, sinds we geëngageerd vroeg Muriel,' die al/ iets heerlijks dien scheid wilde
brie, welke nog waren, mocht de jonge zijn, kijken de andere jongelui zoo na* heerscherstoon in zijn stem boorde.
Mayberiie niet ontbreken. Wat Enid ons, ah ze mij met ha* zien F’
in dto afwezigheid leed, kon Muriel Hij grinnikte aapachtig.
het lak af zoo ^voorzichtig als men die half open stond, zag ik Barri* nog nog missen.” De vrouw wierp
geheel te doen opengaan. Tom de flesch een reizend koopmam wiens taeï droop er n,<t en v*d*
--* Ulf 31a. r mee me» nmnaf
druppel. Toen nam hij het glas op en proef zeide t
„Wezenlijk, mijnhe* de Burgemeester,
ik had m* moMcn wagen I.Ma* wij
een smaak En hij smakte met de lippen, omweg van eéfa uur tegen dat wij de brug niet me*
*‘*J moesten ov* rijden. Toen heb ik het
ma* gewaagd, ma* op het midden van
donkeren, stellen oever, door de rukwin
den gezweept, deed mijn gedachten even
steeds ndg Ze* trotsch op en sprak te maakte een plotselinge droefheid, een
pas of te onpas ov* Jeanne d’Arc, Maria onv*klaarb*e angst zich van mij meest*. ee^^aT^n’ goeden iuim'
Stuart, Robespierre, Louis XVI en Napo- Weldra zag ik mets me* (gor mij dan de
Icon. Van tijd tot tijd troostte hij zich wild voorthollende wal
over aijn ongehuwden staat door in bonte den donkeren, stormachtigen hemel.
L, wiegeling overwinningen, oprotten en Ik mo* bekennen, dat de minste graad
staatsgrepen, en al de merkwaardige van dronkenschap mij in een somb*e w*!dr* w*en wjj_
_datums d* vorige eeuw in fleeschen te stemming brengt. Het kwam mij voor,
„stoppen. dat ik plotseling ver weg wm gevoerd,
Den vorigen avond had ik hem trouw na* een eenzame, wilde en woeste streek,
gezelschap gehouden tot Sebastopol toe en sta een rilling kwam het over mij, ncD
met het natuurlijke gevolg, dat noch dat er iets verschrikkelijks met mij zou de kinderen."
r mijn oog, noch mijn hand vut waren gebeuren. „Ma* nu een beetje
gebleven en dat ik mij de lijn had laten Om deze vrees van mij af te schudden, ten adenu Wij komen op
vi» pond. Die herinnering maakte mij een van mijn vischlijnen. Toen begon onzen neus weg.
waren al te laat en het bsspaarde ons een tier van zooeven mij toe „Heeft u de
6 „Neen,
trein ga*
„U kor
sis u de onkosten niet ontziet, neem dan
bootje na* K„"misschien kanudasrmada
„Laten wij dat doen F rieptonijn vrouw,
fit t* AAM KaawIiIW IW'kda
Mijn wanhoop was ten top en ik WM
in een toestand wa*i^adj aUea hetzelfde
was.
Zoo huurde ijL dan een auto.
„Snel naav'vijfhuizen F riep Ik den
--r toe en wij stapten m.
De wagen bleef rustig staan.
„Wat bette kent dit t" riep ik buiten
zelf van woede, „vooruit, wij hebben gaan
tijd te verlieten F
„Ben oogenblikje mene*! Ikmoateegqt
wat drinken.”
„Sapristi* l Was ik alleen gegaan, ÜM
rustig zou ik in K. kunnen zitten.
Eindelijk zatte zich de wagen in baw*>
3 en op een sukkeldrafje reden wfi.
r Vijfhuizen. -
Nog w* het 10 minuten vo* driatto
w„v—M U»l>„ - w-----r -r --gZg^k
snel veranderen. Na*mate ik voortging, het “V ««makkelijke taak om door den iöj
ea ga eens jt twager bezoeken. van menschen te dringen» dte het boot|B
~Ga ie mee V’ vroee ik mijn vrouw, in bestormden, wij waren dik met
Natuurlijk dat zij dadelijk toestemde, een vaatdoek om
„Je moet je echter haasten,” zeide ik, -
de sneltrein vtttrekt om 1X45.”
Zij was ook zew spoedig gereed,
wij op straat. Eensklaps
mijn vrouw „Wacht
eens terug, ik ben dadelijk weer bfj je F.
eindelijk.
„Ik heb waf koek meegenomen voor
zeide ik bui-
perron*
„Jou schat I Ma* schrijf me dan ook
ze alles. Denk niet, dat een of and* te oti-
je maken.” zeer 1
Cuthbert grinnikte van voldoening, wm echt* ze* vriendelijk geweest en kleinsta klaiaigiMid.”
„Neem een sig*et,” zei hij, terwijl hij toonde het grootste ea ridd*lijkste me- „3
zijn gouden kok* met het monogram delijden met h* meisje, dat niamand in dat ik overvloed van vrijen tijd voor mê-
van saffieren te voorschijn haalde. de wereld bezat. Hij had ha* ook ge- zelf zal hebben, evenals nu en dan zal
Ze dacht, dat het hem in een goede troost, door ha* alle hoop te geven, dat h* botten op de heide aangenam* rijn
.doch dat was reeds eemgen tijd geleden schillende menschen logeeren voor de
bekennen, dat ze niet v*d* konden.
Sir Augustus was uit dien avond en
Ze zaten in een serre, welke bij het salon Cuthb*t.”
aanstoot. Het was koel, tusschen de
bloemen en palmen en het wazige elee- erna p* ongeluk ncttachoot 1 Dat
trisch Echt, op het frissche groen schij- een
nend, deed goed aan het oog, moe van din
het schelle van Londen-midden-tn-den
zom*.
Muriel merkte dit op.
„Overmorgen,” i~’