I Ir s» W‘.j -- S token glimlach, toen hij Muriel zag. De mislukte reis UIT DE MOPPENTROMMEL 3 -• J-„Jawel, ik krijt* ia nparMfe." „Dat ia allee ntoto aa* mijn zin," zei hü boos, „maar Lady Stonehaven is toch sigealijk vooraf soa gsdrongen door die oude heks van een moed*!" -- - Muriel had nog nooit tevoren het af- TIENDE HOOFDSTUK. samen reden ze naar het huis in Belgrave ,Maar dat zou ik toch taker gedaan Wil men geen verdriet hebben, dan late en I van zonneschijn en nu en dan waren te zeide hij, „seizoen" te trouwen en ik geloof ook wei, waar hij meesi „Nee, natuurlijk doen we dat niet. er een handgedruk en (Wordt voortgezet.) j schroef in rozenhout zoude draaien, blies stijfd van schrik. Door de deur der ml. In 't poetcriptum verzoekt ge teem zelf den brief aan het postkantoor af te halen.” ia die afwezigheid leed, kon Muriel slechte raden, doch later vond ze haar Ik sprong de trappen op en viel in de vestibule op een stoel heer onmachtig, ver- azichtbare oen oever N aan. En her ken- yet gelaat «teek, hij ren de ws- hoe<J met met haar OP SCHOOL. Onderwijzer. „Kan je zwemmen, Wü^ Willem. „Ja must*." r r Willem. „In ’t water meester.1 geloofelijke onbeleefdheid behandeld. ....„Nee, ik kom niet om te spelen, dank je,” zei Muriel, „en bovendii zou niet eens vreten, hoe ik het"i r mij dan de Ier rivier en SP Onderwijzer- .Wm hh> je t filoerd t XWJiimaM Tm uaaadmsi sas a istos geopend was, schonk hij in, druppel voor van hét water an die op klagenden toon de het eerst met het oog en met den neus, alvorens hij het leegdronk. „Wat een kleur l Wat een geur! Wat IE r den uur, nog aan tafel zittende, plotseling aan mijn hóeken en reepen dacht. Ik weet niet, welke uitvlucht ik opgaf, maar ik liep naar de deur met vrij onvaste een week doorbrengen in Auvergne, bij Barnier, mijn ouden college-vnend. Zijne bezitting strekte zich uit tot aan de Sioule en zijn tuin grensde onmiddel- hjk aan die kleine rivier. De streek ia wat ruw maar men kan ar rusag viaschen in de schaduw dar elzen en ik kwam hier dan ook meer otn te viaachen, dan om het bal-champdtre der kermis of om de houten paarden en de schiet* en kijk- apeUetjos te bewonderen. Nauwelijks waa het ontbijt afgeloopen, at Baste*, die ar met ven hield om zijn koffie sheen te afijn herhaalde Toen dacht ze aan het diner van dien - aan een naderend onheil meer niet uit zijn hoofd zetten. Het werd hoe langer hoe erger, tot hij ten slotte zulk een zenuw achtige vrees voelde, dat hij er ongerust over werd. ■mb om aan spelletje met me te doen, ploert, op wien ze gehoopt had, invloed ken^F wat Je hebt zeker medelijden met mijn uit te oefenen. Zij vluchtte weg uit d e digde iederén zin altijd met „wat.” Ik kan je niet laten gaan," zei Charles _j gang ze had ham ver boden met haar terug te rijden, daar ze i en staatsgrepen, en al de merkwaardigs van dronkenschap mij in i$n, ik moest» Kort geleden was ze er heengegaan om waar Proestend en met zweet bedel men wij aan het station. Wü wi juist bijtijds.... om het fluitjef vertrekkenden trein te h jostft. is ccii ongelu kivogel r nep de ubo* gehaald F’ daarom wilden wij met dazen antwoordde ik norech. it een oogenblik te laat. Doch, -J neem dan een auto en rijd daarmede naar Vijfhui zen, van daar gaatjom 3 uur oen pleizAr- matig voor dezen avond en ik liet den ik te halen, burgemeest* zitten bij zijn gebottelde geschiedkundige herinneringen en I Mayberiie steeds naar me keek.” „Hoe dan, schat F’ „Op een eigenaardige tersluiksche je weet hoe ze van goede muziek houdt. Dg man gluurde naar haar. „Dank je feestelijk,” zei nat haar aangeraakt. Vol afgrijzen door deze huivering wekkende aanraking, trad ik een stap achterwaarts maar had toch de bezin ning otn een doosje lucifers uit den zak te halen. Ik stak er een aan met onvaste hand. Het licht duurde korthet doofde uit door den nacht en den regen, maar ik had den tijd gehad om te zien dat het lijk eener vrouw, geheel gekleed, en wier bruin hoofdhaar het aangezicht bijna geheel verborg, in het water teruggevallen wm.Bevende streek ik nog een lucifer aan en hield hem brandende in de holte mijner hand on nu zag ik op het water niet enkel een bleek aangezicht, maar drie, vier, vijf, zes bleeke aangezichten van verdronkenen. Ik kon nauwelijks ademhalen en toch als voortgestuwd door een 0( kracht, naderde ik nog meer en stak een paar lucifers tegghj toen, door schrik half verbtjstgfl de ik, drijvende op de golven/ van Napoleon met den kleinep dreef weg en daar verscheervfiov teren Jeanne d’Arc met den I pluimen, toen Maria Stuirt voorhoofdkettinkjes daarna Robespierre met zijn pruik, eindelijk nog meer dooden, altijd meer, die mij aankeken met hun verglaasde oogen. Ik rilde mijn voorhoofd dreigde te barsten. Ik dacht dat ik gek werd en ik snelde naar huis, alsof al die spoken mij achtervolgden. VAKGEHEIM! Klant „Verkoopt u horloges voor zes gulden I Maar dat moeten ze u self koeten?' „Dat doen ze ook." Klant „Maar dan verdien je atomen ik mij niet meer kon in- dat” bij het raam zag, ging hij met een zwaar NI naar de stal met zijn - - ----1 waren lijk ben. Je vader is even streng op dit aan, de whisky stond op tafel, de waarin _i_ t.»—_1 vl t „kkxjk uu c«B, vuiuvwi, yam* «u viisuiw, uvrvjjnj. wcu ic op nun gewone piaacs, en Gaer—t de heusch verkeerd. Je probeert altijd Enid trotsch zelfs al zou het blijken, dat ik kranten van dien avond. Er kon «mq Ze weigesde absoluut om over de toe ten* te spreken an wilde niet hebben, dat Muriel ook maar iets zei ten gunste of ten nadeel* van den man, met wien aa btemantet zoo wreedaardig verbon den zoo worden. Het was mooi van haar, dat begreep Muriel wel, om geen woord tagen daa geyetenlootrn blaag, met wien ze vertoefd was, te wilton hooren, doch tost wm tosei moeilijk voor haar om te jonge man doelloos tegen de ballen aan prettig te vinden, *t stoeten was. Op een tafeltje bij deh muur «Jk kom nooit verder dan ’t probeeren,” vallen «van den nacht. Toen de eerste r< keerde ik naar huis aan tafel met het hoe langer -nen, at en dnj Baaaier ma me te verred half en Nadat ik twee glaasjes van Solfenno, een van Sebastopol en één van 2 December had gebruikt, was hij in de wolken over mijn volgzaamheid en stoelvastheid en stelde mij de vraag „Gevoel je je krachtig genoeg van avond Zullen we dien van 48 eens aan vallen .Ik gevoel mij krachtig I »Laten we het maar eens wagen I" Hij bracht zelf de fameuze flesch bin nen, stoffig, met spinneweb omgeven. Zonder haar te schudden, zonder haar te ontwijden door haar te reinigen, stak hij er den kurkentrekker in, zooals men een Estod was zooals tegenwoordig altijd stel en treurig gestemd. Al de lieve vroo- Iqkted van vroeger scheen verdwenen te zfjn. en zette wanneer ze met Murid alleen waa, was ze niet meer het meisje, dat ze geweest was. Want haar tot was Mtot. Ze had Cuthbert ate haar verloofde aangenomen en nu leek het, abof haar teven ton einde was. In de hoop, dat het tomf goed sou doen, had Murid een en aad« voorgesteld, wat haar toekomst wet rooskleuriger kon maken. Ze moest ved gaan paardrijden na haar huwelijk (Cwtfibert had het land aan paardrijden) cf ga moest haar werkelijk buitengewoon scMdertdent wat meer gaan ontwikke- len. Doch Emd wilde niets weten van deze een en begon te rooken. „En zeg," ging hij door, terwijl hij in een der gemakkelijke stoelen plaats nam, „het is een verschrikkelijk heete dag, we zuilen er eentje nemen, wat F’ Murid bedankte haastig voor het aan gebodene. „Nou, maar ik wd, ik heb niets adders te doen. Ik vind zoo’n dag voor een ver trek ergens heen afschuwelijk. Schijnt je hedemaal in de war te sturen." Hij schonk voor zichzelf een ruime hoeveelheid sterken drank in, liet er een EEN SLIMMERD. Man „Ziezoo, die brief aan mijn vriend is klaar, maar nu heb heb ik vergeten wdke straat en welk huisnummer Uj mij heeft opgegeven. Nu weet ik waarlijk niet aan wien ik den brief adreseeeren moet.” Vrouw „O, dat ia ai zeer eenvoi In *t poatcriptum verzoekt ge hem hoBtuun toen en ia fijn Chineesch-zijden dto niets aan Emd, maar.... stak een groots, zwarte pard. Zijn anders Heek gezicht was nu rood en zijn zwakke, „Als je wilt gemeten vanavond, waarom ertoe overhalen. Doch ik moet bij haar vlogen voorbij, zonder dat ze hat hemerk- neefn j; - toe ^r is concert in de Queen’s Hall, en wat ik doen kan, en het schijnt, dat ze i--1--—-e niemand anders dan mij heeft." •„Ik vind het ook niet prettig, dat je Muriel moest terug keer en naar het huis in zei f - --- - - - nd. „Natuurlijk als ik zdf over veertien dagen niet dien BEN ANTWOORD. Vader. „Waarom huil je, Fransje F’ Fransje. „Willem heeft mij gesleten." VMader (driftig tegen WiU*m). „Waar- Willem. „Om zijn oorên, vader." - MODERNE ADVERTENTIE. 4?* Heden heb ik mij hier als dokter geves tigd de eerste patiint ontvangt een gou den horloge met dito ketting. Dr/ E. Pimpd. 4 Hij had gelijk. Het bleef dan ook niet bij d«g eene glaasje, maar wij keerden drie of vier van dé doorwaadbare plaats werd het keeren tot de flesch terug, totdat ik om water zoo hoog en de stroom zoo sterk, dat mijn kar otngeslagen !S en alle mooie poppen in het water zijn gevallen 1” „Ik heb geen geluk riep Bartier uit gaan’.’’ op denzelfden klagenden toon. Nu ik-eens „I2_: voor een enkelen keer een mooi wassen *H**..^ heerlijk tochtje.1 beeldenspel op de kermis wü laten ko men, met al die voorname geschiedkun dige figuren, nu.... neen, waarlijk, het loopt mij niet mee 1 Ik luisterde niet meer naar hetgeen chauffeur volgde ik haalde weder adem, verlost van een vreeselijken doodangst Zij rukte zich los, vuurrood en woedend, het niet verdrageq^m jou met die ver- geloovig, hij had zichzelf geheel ia bo- I kon hij, hoe hij er ook zijn best voor deed, de gedachte In doodsangst rozenhout zoude draaien, blies stijfd van schrik. Door de deur der zaal, „Kom toch, of wij zullen dien ttofa ook er het lak af zoo voorzichtig als men die half open stond, zag ik Barrier nog nog missen." De vrouw wierp mij een Het vorige jaar, ia den herfst, ging ik blaast op een half ontloken bloem om haar steeds aaa tafel gitten Voor hem stond woedenden blik toe. doch ik stcloriteafij kC kwa- van den gebruiken, verweet mij „Jij denkt aan mets anders daa aaa je schreden, nam echter nog de voorzorg vitochtrij," riep hij uiL „Ik heb met eens een doosje lucifers mee te nemen en den tijd met je over een verrassing te spoedde mij naar den oever. Ik stond Spreken.... Maar je luistert al weer niet niet ai te stevig meer op mijn beenen naar mij. Daar sta je alweer, trappelend en de geschiedkundige datums van Soi- vaa ongeduld. Welnu, ga maar heen, ferino, Sebastopol, Twee December ca '48 Jij zult nu niets weten van mijn verrassing spookten door, mijn hoofd in een fles- en jij zult ook niet proeven van mijn fine- scheaquadrille. champagne van 48." De nacht was zwart, de wind blies Ik was volstrekt niet ongevoelig voor sterk, de regen viel vooortdurend klet- Zijn fine-champagne van 48 maar, voor terend neder. Uit de rivier steeg een dof dat mkn daaraan fwam, moest men eerst gegrom naar boven een weinig ont- daa tol betalen aan de cognac van Solfenno de kirsch van Sebastopol en de rhum van 2 December. Basrisr was een vriend van tijdreken kunde, een herinnering van aijn eeaig succes cp hst college een eervolle ver melding voor de geschiedenis. Hij was Juliette’s kamer. Zij haastte zich erheen en hij hield zijn mond half open als een idioot, vond haar meesteres doodsbleek en hui- en Enid, haar onvergelijkelijke Bnid, een verend. der liefste meisje van Engeland, met al »Sal volatüa," hijdde Madame Juliette, haar rijkdbm en stand, zou gegeven Uk ben doodziek, Simpson, ik weet worden aan dat creatuur! met, wat me overkomt.” Muriel had nog nooit tevoren het af- zijn maar zenuwen, lieve^" zei schrikwekkende daarvan zoo sterk ge- juffrouw Simpson. „U zult spoedig weer voeld. Ze kon niet begrijpen, dat zoo iets beter Wwc” mocht. Het was onnatuurlijk, ondenkbaar en weer kwam met groote kracht die zeker heid over haar, dat een onbekende, duistere rede achter dit alles schudde. •Tiet waa de avond voor het vertrek der En zij was niet de eenige, die dat geloofde Hayberbes uit Londen, naar Schotland. Charles Atlee, die bijna evenzeer ver- Chacies had er op aangedrongen, dat ontwaardigd was als zijzelf, had haar llasiel nog een paar uurtjes bij hem zou verteld, hoe woedend een zeker deel der gtos «i daar ze geheel klaar was met pak- uitgaande wereld was. Men zei zelfs, dat ban en ook verder mets meer te doen er me* dan één dame van beteekenis had, stamde ze soa. naar Richmond gereden was, om er met Dien avond dineerde ze bij de Mayber- de oude gravin over te spreken, doch die las» een echt taaie maaltijd was het werd dea toegang geweigerd, of met oor nuchterd dacht ik t „Hm I de Sioule is boos.het water wast I” r De plotselinge tegenstelling van die men de vróuwen thuis. Tot dït inzicht ging warme, goed verlichte zaal met dezen ben ik ook gekomen maar helaas een naar te laat I r Kom, ga tens naar K. dacht ik bij mij toen wij aaa kwamen. Het waa getto ‘“1 2Jlu m* i ga eens je zwager bezoeken. van menschea te dringen, dto het botoj* „Ga je mee F* vroeg ik mijn vrouw, in bestormden, wij waren dik met eaof dekt en ik transpireerde dat mijn boord alt _U__1i mijn hals hing. Eindelijk bereikten wij oüdotL Een mooi met vlaggen versierd bootje lag voor spoedig gereed, en ons, maar er was geen doorkomen aan. straat. Eensklaps gei Slechts langzaam ging de stroom voor» it even ik moet nog waart*. ‘T Ik merkte een bord met Na tien minuten wachten kwam ze Kaarten worden aan boord i Dus wij moesten er door heen. Eindelijk stonden er nog maar ttoa personen voor mij, daar werd de loopplank weggehaald, een gillend gefluit volgde ea t zette zich langzaam in beweging. Ondanks mijn ergernis moest ik lachen om het gezicht mijner vrouw. „Dat is alles jouw schuld" riep ik» „Had je de koek thuis gelaten, daa zaten wij H Eensklaps werd zij bleek. „Mijn horloge stamelde zij en hield j gouden ketting in de baad. „Dat ook nog T Nu ben je je horloge Misnoegd leerden wij naar huto^teruy, Na sas pocaje koesterde Muriel we* mdare gedachten Zon Cuthbert w*kt- Rjk een hopeloos geval zijn t Zou hij met tot toto beten opgericht kunnen worden Za besloot het eene te probeeren. •Md en h4 waren mi natuurlijk veel sa* samen dan vroeg*, toen het meisje ham zooveel mogelijk vermeden had. Nu weren ze aMjd met x’n tweeün alleen, atot op een natuurlijke wijze en zooals gewone vertoefden, doch door den in vloed van Joel Mayberiie. Cuthbert mfitet Enid meenemen naar een bloemen- aawtooaotailiag, een matinee, of voor een dicht bij haar plas tochtje ia rij» Krto- Partijen werden Enid is best, een „Maar veronderstel eens," zei hij vlug, beteekende geen rust voor dén jongen J i man, die met een bewolkt gezicht op zou het heel anders wezen 4 zond* resultaat blijven F’ m n<er begon te loopen, zond* acht te „WwkelijkT’ zei Muriel. „O, dan," antwoordde ze, „dan zou- slaan op den uitnoodigenden stoel. „Ja, dat meen ik. Jij bent een den we het in lat* jaren. misschien moeten Het waren niet alleen de veertien dagen meisje, waar wat in zit. Ik zou je gauw veranderen.' Maar je zal niet zond* sue- scheiding, welk* hem dwars zaten liev* in de beschutting van het huis af- —1 - pemen. --„Maar het moet, Uefite, het is toch „O, heel gemgkkelijk. Ik zou een spe- ook slechts voor heel korten tijd." ciale toestemming halen en orumddellijk „Hemel, wat zijn ze nijdig. Zouden et met je trouwen.” vriestoin me* dan eene ze* bleek an heel wat in mijn plaats willpi zijn, wat! uitgeput hem keek. Ik vond bet zoo vreemd. Er is iets geheimzinnigs met die menschen, weet je. Hun macht ov* Bnid is ook aoo buitenge woon." „Ja, dat geloof ik wel, Bnid zegt, dat ze on verbi is.*’ „Dan lijkt het wel, alsof de MayberMes op een of andere mani* de gravin We duwe in hun macht hebben. Zooals je al zegt, bet is allemaal ze* geheimzinnig, maar Goddank heeft het niets mat ons uit te staan. Jij staat geheel buiten en spoedig zal je heelemaal uit zijn. Nu moet je me een ding beloven.” „Natuurlijk wil ik dat, lieve, wat is eensaambeid, wat T” Cuthbert tin- biljartzaal als een wervelwind, en Cuth- avond. digdo todaren zin altijd m* „wat.” bert Mayb*lie heeft nooit geweten hoe „Vanavond,f zei ze, „toen ik met ze „Jj gemeane klein* worm," dacht Mu- hij bijna een flinken oorvijg te pakken dineerde, leek het me, dat mijnheer riel, vnendelijk grimlachend, doch in- had gehad. - j- •- - wendig huiverend van afschuw. Hij Muriel vergat ha* woede spoedig het rook na* dtei drank, zijn vingers waren was niet de moeite waard nog aan te Er aat iets aan de lijn, ma* iets, dat bij zwaar was, dat niet tegensp*telde, ma* zijn voorb**idingen voor het aanstaande zich na* feest en ging na* den oever. levenlooze klomp. Toen het den oever Zij beten niet, al was het we* ook vrij niets ander* dan een donkere mansa, gunstig geen wind, geen strooming, geen rondgesling*d op het op- en i drijvend gras en het wat* zoo laag, dat wat*. Ik stek de hand uit om het drij- een weinig hooger op de rivier de zw*e vende lichaam te grijpen. Ik stiet een’ steenen van de doorwaadbare plaats boven kreet uit en liet los, rillende van schrik. het wat* uitstaken en dat de jeugd van Tusschen de plooien van natte kletderen, ik geloof 1 uur 32. ÏÜe kan u nog*haton’ de plaats op bloote voeten van den eenen had mijn hand,de glibberige lokken van Mmt als u wachten wilt, om 2 uur 15 oever naar dea anderen overstaken rrrin een --genoegen, want bij den minsten regen groeit de kleine rivi* aan tot een bruisenden stroom. Ik had nog niets gevangen, misschien wel wegens dat storend* heen en weer loopen door de rivi*, toen bij de avond schemering de hemel betrok en de wind opa Uk. Uit woede van platzak te moeten thuiskomen legde ik eenige zetangels en reepen, hoewel ik daartoe geen v*lof had. Ma* ik zeide tot mij zalven, dat de gend*- men mij toch wel geen procea-v*baal zouden komen maken in den tuin van den burgemeester en in allen gevalle zou ik de lijnen niet komen nazien voor het egendruppels vielen, /terug. Ik zette mij qd goeden eetlust en daar |oe sterk* begon te rege- ik ik op mijn gemak, ikte daarvan gebruik om gen met zijn anecdoten, aan de geschiedenis ontleend. ^)at beest Ik wou, dat iemand hem 1 zou gelukkige verlossing voor je men wezen." i,Stil, dat mag je niet zeggen." Hij kuste haar als antwoord en nu spra ken ze een tijdlang niet me* ov* de - - tri Ch*les, „zal je aanstaande scheiding, doch praatten ea- stukje ijs in vallen en voegde een klein midden in de hei zitten. Het is zoo he*- men in die taal van v*liefden, welke aoo beetje wat* aan toe. „Ja, dat kan pret lijk, vooral als je nog nooit in Schotland oud is al* de w*eld en toch voor alle geven," zei hij. JZeg, ik ga na* ’n revue geweest bent. Het zal een openbaring v*loofden zoo geheel nieuw schijnt. Zij vanavond na h* din*. Waarom zou je voor je zijn, liefste. De lucht is als bouwden luchtkastealen, maakten plan triet met me méégaan Niemand zal het champagne, hst is heelemaal een andere nen voor een aardsch paradij», een leven weten en al deden ze bet, wat kan het wereld. van zonneschijn en nu en dan waren ze ons schelen Ik zal een loge in de Pavilion Zij schudde het hoofd. tdf verbaasd ov* hun groot, woad*lijk bestellen." „Al is het ook zoo mooi, als je zeft," geluk. „O, ma* ik kan onmogehjk," ant- antwoordde zij, Uk verlang in het V*beeld je —na, dat we elka* nooit woordde ze, ha* afschuw met moeite geheel niet na*, heen te gaan. Ah het ontmoet hadden I dat kwam telkens verbergend. niet voor die arme Emd was, zou mees me we* terug in hun lied en de minuten mijn oog, noch mijn hand vaar w*en gebeuren. ,J»lw nu een beetje vlug," zaide ik bui- weggeha .„1Z i Om deze vrees van mij af te schudden, ten adem. Wij komen op het perron...» de boot stuk trekken door een karp* van minstens bukte ik mij, voelde in het gras en greep da* klonk de bel. Een trein reed voor -- - „Is dat de trein!” vroeg ik den porti*. „Tawel, mijnheer." „Nu kan je gaan zitten en je koek op- nu goed en wel in K.' ---eten," beet ik mijn vrouw toe. „Wat moe- Ful-A den kant liet trekken, als een ten wij nu doen!” Vrouwen ontbreekt het nooit aan goe- een stuk naderde, boog ik voorov*, ma* ik zag den raad. „C_;- iu, „Laten wij met de boot gaan,” zeide ze, ook nog kwijt. neergaande »dat no< goedkoop*. Misnoegd keerd Het idee was niet slecht Ik ging weer wa* ik met een sisa* mijn na* den portier toe en vroeg hem wanneer meerde, een boot na* K. vertrok. „Precies weet ik het niet," gaat een trein.1' „Neen, dat duurt te lang wij zuilen ma* trachten de boot te b*eiken." „Kom vrouwtje gauw nu." En wij snelden na* den steiger. Ik liep vooruit. Na tien minuten keek ik om geen vrouw w* er te zien. Einde lijk komt ze aansukkelen. „Wa* blijf je Wij zullen de boot ook nog missen.’' „Loop ma* vooruit,"antwoordde zij kalmpjes, ik zal wel gekomen zijn. In de baz* heb ik wat voor den kleinen Karei gekocht” Zoo’n vrouw is vreeselïjk, als zij tante is. Wij kwamen eindelijk buiten adem aan - de aanlegplaats. Ik snelde na* het loket. „Te laat," riep de kassier. „Zoo juist is de boot vertrokken.” v- „Nu ga ik een pot bi« drinken, en oifijiebt je Fransje geslagen F* t jij ga* alleen na* huis, om kousen te stoppen I” riep ik mijn vrouw toe. „Waarom,” vroeg zij, met ’n onschuldig gezicht. „Nu is 't kwart voor tweeën, om i kwart ov* tweeën gaat de trein ah wij dus hard loopen kunnen wij den trein t nog halen.! i Dat lachte mij toe, da* ik het nu op gezet had, na* K. te gaan, gaf ik toe. Wij liepen tien minuten, da* bleef mijn diwbare wederhelft staan. „O, Hemel, door het loopen heb ik umF* steken in de zijde 1 Wacht een oogenblik,” stamelde ze, bui ten adem. Wij bleven staan en nadat ik ha* wat eau do-cologne had laten ruiken, gingen we verder. „Juffrouw Peten I wa* na* toe F’ roept plotseling een klein dik vrouwtje achter ons. En nu b een geklets, houden en tusschen beiden kwam. de gedachte aan zijn geliefde in ha* tegen- ha* na* zich toe te trekken, met de slechts ze* weinig hoop koesterde. „O, gaf hem zoo’n eigenaardig drukkend ge- „Goed daa, dat ml ik doen. Ik denk, de wereld bezat. ^Hij had ha* ook ge- zelf zal hebben, evenals nu ea dan zal stemming zou brengen, dus nam ze spoedig een en and* ontdekt zou worden, dan in het stoffige Londen7&~tomên v*^ en nu moesten hij zoowel ah Charles jacht en ik denk, dat die *me Enid’s tijd wel grootendeeh door hen in genomen zal worden, door hen wendig huiverend van afschuw. heelemaal bstoa van de sigaréttenrook, denken. Toch drukte het ha* terne* mani*. ah hit dacht, dat ik niet na* en gedurende het heele din* sprak ze bijna geen woord. Enid w* al even stil en alleen mevrouw Mayb«lie sprak met ha* h*de metalen stem, voornamelijk tot Cuthbert, dien ze aanbad an dieslachts weinig antwoordde, niet omdat hij bang was zich te laten hooren, doch hij wist, dat zijn uitspraak niet al te goed was op dat oogenblik en ah hij wat veel gedron ken had deed hij altijd zijn best, om dit voor zijn moed* te v*bergen. Wat mijnhe* Mayb*lie, aan het hoofd van de tafel gezeten, betreft, hij deed alleen eenige vragen ov* de regelingen van den volgenden dag. Hij sprak in het geheel tri* tot Muriel, ofschoon za maande, d* hij voortdurend tersluika na* ha* kaak ea wel zóó, d* bet ha* onrustig stamde an ze blij was, dat de formeele maaltijd afgeloopen waa en ze na* ha* het t" geliefde toon vluchten. „Je mo* ma iederen dag schrijven, tot Ch*les haalde ha* om negen uur en ik na* Inrverdrum kom.” samen reden ze na* het huis in Belgrave „Ma* dat zou ik toch lek* gedaan Squ*e. Het was Muriel’s tweede bezoek, hebben, dan hoef ik niet extra te beloven.” doen. Ik kwam alleen ma» eens een praat- Sir Augustus te ontmoeten, ja maken.” ze* tegenop gezien had. De oude ba* belangrijk ia. Ik stal belang zélfs in de „Neem een sig*et,” zei hij, terwijl hij toonde het grootste en riddalijkste ma- doch met geweld hield hij het terug; met svanboptge oogen op Ze denken, dat ik de gelukkigste kerel was zoo blij dit te hooren, doch ze wist het laatst nog eVen ha* wuivende hand lanen, an een pa* maal vond ze ha* «feifs ia tranen. i Dtonzaifdan middag had Muriel een ik me i gelegenheid aangegrepen, waarop ze wist na* uit.” Cvthbert alleen te zullen vinden, om eens aa* hem te prat*. „Denk eraan," zei ze, Hij opende zijn mond om iets te zeggen, Zij nestelde zich tegen hem aan. Ze nur toen de taxi weg rolde en hij voor aan boek starend, waarin ze voorgaf te op de wereld ben om „het" meisje van het dat het zoo niet kon zijn. L“ „seizoen” te trouwen en ik geloof ook wel, „Denk eraan," zei ze, „d* we overeen- hart het huis hinnén Hij pi dat ik het in zek*en an ben. Toch voel gekomen zijn, dat we niet zullen trouwen, bibliotheek, i niet gelukkig, ai zie ik misschien voordat je uitgevonden hebt, wie ik eigen- vad* zat ’s avonds. De licht» .Kijk nu eens, Cuthbert, je handelt punt als ik, Ch*les, lieveling. Ik ben te op hun gewone plaats, en .r de aa* hem te praten. heusch vtorke*d. Je probeert altijd Enid trotsch zelfs al zou het blijken, dat ik kranten van dien avond. Er kon g—n Ze ging aa* de biljartzaal, wa* de de dingen te laten doen, die jij doet en een absolute niemand best om je te rustig* en prettig* Hm* in Londen jonge man doritoos tegen de ballen aan prettig te vinden, wa* jij van houdt” willen trouwen, zooals ik nu ben.” gevonden worden op dit uur, doch ze •tstooten was. Op een tafeltje bij dea muur ^Jk kom nooit verd* dan 't probeeren,” ------ -• seooden een hkeurkarafje van geslepen sntwoordde hij gemelijk. „Als jij het was, „veronderstel eens, dat al onze pogingen glas, syphons soda en een emm* met stukken ijs. Cuthbert dronk juist een groot glas brandy-eoda leeg, toen Muriel binnenkwam. JH was gekleed in een groengestreept genoeg kunnen laten zien, hoe je van het ces blijven. Zeg me dat alsjeblieft niet, hij vu niet ov*gevoelig en hij was zijn 3 de modekleur van leven kunt gemeten. Zeg Muriel, vertel ik vind het al *g gnioeg zooals het is." zenuwen geheel meester, doch hij kon „Nee, natuurlijk doen we dat niet,” ^dacht» rijn jreliefde in heer tv—n- Hij had ha* arm gegrepen en probeerde zei hij vroolijk, ofschoon hij inwendig woordige omgeving niet verdragen, dit nu ha* na* zich toe te trekken, met de slechts ze* weinig hoop koesterde. „0, gaf hem zoo’n eigenaardig dpikkend ge- Eed*lijke mond wrong zich in een zieke- duidelijke bedoeling om ha* te kussen, hoe graag zou ik met je meegaan. Ik kan voel. Chari* was niet in het min* bij- w e pwe* a - - - ~a - JHaio,” zei hij, Je bent zek* geko- zoowel op zichzelf als op dien dronken schrikkelijke menachen samen te den- dwang,doch vanavond Het waren niet alleen de ve*tien dagen geluk. Verbeeld je eene, dat we elka* nooit met voor die arme~Enid was, zou niets me we* terug in hun lied en dé"mïnüten je Emd dan niet ergens mee na* blijven, tot ze getrouwd is. Dat is alles, ten? Eindelijk toch kwamen ze we* op de a*de terug. Het was kwart ov* elf en hij, angstig gaat. Ik zou je ook niet laten vertrekken, B*kly Square. w-™«l „Ik kan je ui lig meisje en zoo, kant op ging, naar Lord Glowrie, slechts tot h»* in de has* ntot me* gegeven, da» de meeste en we zijn verloofd} Ma*, tusschen ons vijftien mijl van Star verwijderd." menschee de stad uit waren en iedereen tweeën, Muriel, ze ja mijn soort met. „Ma* hoe zou je het mi> beletten,” liever in de l ■sw het noorden trok, doch bij de en- Het eenige ervan is, sinds we geëngageerd vroeg Muriel,' die al/ iets heerlijks dien scheid wilde brie, welke nog waren, mocht de jonge zijn, kijken de andere jongelui zoo na* heerscherstoon in zijn stem boorde. Mayberiie niet ontbreken. Wat Enid ons, ah ze mij met ha* zien F’ in dto afwezigheid leed, kon Muriel Hij grinnikte aapachtig. het lak af zoo ^voorzichtig als men die half open stond, zag ik Barri* nog nog missen.” De vrouw wierp geheel te doen opengaan. Tom de flesch een reizend koopmam wiens taeï droop er n,<t en v*d* --* Ulf 31a. r mee me» nmnaf druppel. Toen nam hij het glas op en proef zeide t „Wezenlijk, mijnhe* de Burgemeester, ik had m* moMcn wagen I.Ma* wij een smaak En hij smakte met de lippen, omweg van eéfa uur tegen dat wij de brug niet me* *‘*J moesten ov* rijden. Toen heb ik het ma* gewaagd, ma* op het midden van donkeren, stellen oever, door de rukwin den gezweept, deed mijn gedachten even steeds ndg Ze* trotsch op en sprak te maakte een plotselinge droefheid, een pas of te onpas ov* Jeanne d’Arc, Maria onv*klaarb*e angst zich van mij meest*. ee^^aT^n’ goeden iuim' Stuart, Robespierre, Louis XVI en Napo- Weldra zag ik mets me* (gor mij dan de Icon. Van tijd tot tijd troostte hij zich wild voorthollende wal over aijn ongehuwden staat door in bonte den donkeren, stormachtigen hemel. L, wiegeling overwinningen, oprotten en Ik mo* bekennen, dat de minste graad staatsgrepen, en al de merkwaardige van dronkenschap mij in een somb*e w*!dr* w*en wjj_ _datums d* vorige eeuw in fleeschen te stemming brengt. Het kwam mij voor, „stoppen. dat ik plotseling ver weg wm gevoerd, Den vorigen avond had ik hem trouw na* een eenzame, wilde en woeste streek, gezelschap gehouden tot Sebastopol toe en sta een rilling kwam het over mij, ncD met het natuurlijke gevolg, dat noch dat er iets verschrikkelijks met mij zou de kinderen." r mijn oog, noch mijn hand vut waren gebeuren. „Ma* nu een beetje gebleven en dat ik mij de lijn had laten Om deze vrees van mij af te schudden, ten adenu Wij komen op vi» pond. Die herinnering maakte mij een van mijn vischlijnen. Toen begon onzen neus weg. waren al te laat en het bsspaarde ons een tier van zooeven mij toe „Heeft u de 6 „Neen, trein ga* „U kor sis u de onkosten niet ontziet, neem dan bootje na* K„"misschien kanudasrmada „Laten wij dat doen F rieptonijn vrouw, fit t* AAM KaawIiIW IW'kda Mijn wanhoop was ten top en ik WM in een toestand wa*i^adj aUea hetzelfde was. Zoo huurde ijL dan een auto. „Snel naav'vijfhuizen F riep Ik den --r toe en wij stapten m. De wagen bleef rustig staan. „Wat bette kent dit t" riep ik buiten zelf van woede, „vooruit, wij hebben gaan tijd te verlieten F „Ben oogenblikje mene*! Ikmoateegqt wat drinken.” „Sapristi* l Was ik alleen gegaan, ÜM rustig zou ik in K. kunnen zitten. Eindelijk zatte zich de wagen in baw*> 3 en op een sukkeldrafje reden wfi. r Vijfhuizen. - Nog w* het 10 minuten vo* driatto w„v—M U»l>„ - w-----r -r --gZg^k snel veranderen. Na*mate ik voortging, het “V ««makkelijke taak om door den iöj ea ga eens jt twager bezoeken. van menschen te dringen» dte het boot|B ~Ga ie mee V’ vroee ik mijn vrouw, in bestormden, wij waren dik met Natuurlijk dat zij dadelijk toestemde, een vaatdoek om „Je moet je echter haasten,” zeide ik, - de sneltrein vtttrekt om 1X45.” Zij was ook zew spoedig gereed, wij op straat. Eensklaps mijn vrouw „Wacht eens terug, ik ben dadelijk weer bfj je F. eindelijk. „Ik heb waf koek meegenomen voor zeide ik bui- perron* „Jou schat I Ma* schrijf me dan ook ze alles. Denk niet, dat een of and* te oti- je maken.” zeer 1 Cuthbert grinnikte van voldoening, wm echt* ze* vriendelijk geweest en kleinsta klaiaigiMid.” „Neem een sig*et,” zei hij, terwijl hij toonde het grootste ea ridd*lijkste me- „3 zijn gouden kok* met het monogram delijden met h* meisje, dat niamand in dat ik overvloed van vrijen tijd voor mê- van saffieren te voorschijn haalde. de wereld bezat. Hij had ha* ook ge- zelf zal hebben, evenals nu en dan zal Ze dacht, dat het hem in een goede troost, door ha* alle hoop te geven, dat h* botten op de heide aangenam* rijn .doch dat was reeds eemgen tijd geleden schillende menschen logeeren voor de bekennen, dat ze niet v*d* konden. Sir Augustus was uit dien avond en Ze zaten in een serre, welke bij het salon Cuthb*t.” aanstoot. Het was koel, tusschen de bloemen en palmen en het wazige elee- erna p* ongeluk ncttachoot 1 Dat trisch Echt, op het frissche groen schij- een nend, deed goed aan het oog, moe van din het schelle van Londen-midden-tn-den zom*. Muriel merkte dit op. „Overmorgen,” i~’

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 8