vau het „Noord-Uollaudsch Dagblad” Surprisesavond of de tragedie van een worst. Het 6t. Hicolaasfeest. TWEEDE BLAD. 3 I - 18e Jaargang. «0. 362. c weeg ti »tc n- Woensdag 26 November 1924. 'T - I i :rju. St. Nicolaasnummer =<ol= deze de meisje. Haar voor in jaren der (Uil ’n stukje ’t Sint te ;en, ten groote bruine ver- 'ia- Hoe blij is het herdenken aan Sint Nico- er ’s avnnds, voor aleer naar lige, die helpen Heele jaar door Nicolaastyd wachten na eigenaardig: Kousen ei Al in den heerd, De kiuderkens slapen, dat ze ronken Daar komt een peerd ’t Is een peerd gelijk een ezel, O Heilige Man. ’t Zal een deutje voor u lezen Breng mjj dat dan. len met de oogen en haar weer haastig te doen verdwijnen! <Wordt vervolgdA wat hü brengen moet Eindelijk is de vooravond aangeoroken. De kinderen stellen hun schoen of hun hol- Zeblok, of hangen hun kous, aan de schouw zonder te vergeten er hooi, wortelen of ra pen inete steken voor Klaas en z’n ezel. Dan -zingen de kinderen ’n liedje dat verschilt van streek tot streek. Dit van Brugge ia ouwen en schoenen staan te pronken Verloren! Cok legde ’n diepe minachting in dat drie lettergrepige woordje. Verloren 1 *t Zou wel waar zijn. Natuurlijk had ze er lekkers voor ge kocht. En zij Cok bleef met de zorgen zitten! 8.02voor ’n pa en zes menschon. Te Turnhout zingen zy: Sinte KJaas, mijn goeie man Wilt ge me wat geven, Dan dien ik u al mijn leven, Geef mij niet. Dan dien ik met, Dan zyt ge mijn St Niklaasken niet *s Morgens zijn de kinderen al vroeg uit bet bed om te zien wat Klaas beeft mee gebracht De folklore is rijk aan al wat Klaas geven kan; zonder te gewagen van ’t speelgoed: poppen, treinen, soldatontuigen, winkel- en keukengerief, hebben de snoepe rijen iets eigenaardigs, hun vorm heeft een legendarischen oorsprong. De bisschoppelijke stad van St Niklaas Myra, ligt aan zee en menigmaal hoef de Heilige de schippers behouden tjjdens de stormen, daarom geeft men de schfeepkens van marsepain. Het brood, mild aan den arme geschon ken door den Bisschop, bad een bijzonderen vorm, daarom de broods- of koekemaunen. De onontbeerlijke „speculaas” op dien dag schijnt ons te komen van het Rijnland, waar men „speculaze” platte koeken met kruiden baatte ter eere van den Heilige. Ook de pe- pérmoppen en peperbollen hebben er den oorsprong van. In onzen jongen tijd kwamen ’s morgens vroeg de bakkers in de straat „heete bro>d” toeten, lange broodjes met worst De lekkerkoek „heiligermakerêê ol liever „Huwelijksmakker”, gedenkt het feit dat Niklaas een bruidschat schonk aan drie maagden, die bestemd waren als slavinnen verkocht te worden door hun vader en alzoo een deftig huwelijk konden aangana. Op dit feit steunt het gebruik dat men hier aantreft, aan de geliefden, aarten van marsepain aan te bieden. Doch St. Niklaas is niet alleen de kinder vriend, hü werd ook als beschermhei ige ge kozen door de kleermakers, omdat hü de noodlydenden ter hulp kwam; door de oude kleerkoopers, omdat hij, ten einde vee' te kunnen geven, zelf oude en versleten kleeren 2door de kooplui, omdat zij met klaasdag goede zaken deden. van van der Heiden stonden. ..Wat een worst, hè" kon ze toen einlelyk uitroepen, „zoo iets voor moe!” „Toch veel te duur”, oordeelde de ver standige Cok. „Voor moe moet het «ooit te duur zyn”, Trees wist de zwakke plek in Corrie’s ge sloten Wartje. „Zeg nu zelf eens, kun je niet veel beter aan moe ’n groot cadeau geven en aan al de anderen ’n kleintje, dan aan allemaal iets, dat toch nog te klein is voor 'n groot cadeau?” Cok voelde nog niet dadelyk, dat worst het groote cadeau moest zyn. „O ja, natuurlijk aan moe ’t allermooiste.” „Dan moeten we moe die worst geven.” Trees had den knop van de winkeldeur al in haar hand. Maar Cok trok haar zoo vinnig weg, dat Trees verontwaardigd deed: „kind, *t is net of we vechten.” „Luister dan toch eens”, Cok kreeg er ’n kleur van, „we kunnen moe toch niet enkel wat lekkers geven, en dan en dan....” Trees verontwaardigde blik deed haar naar meer redenen zoeken„we hoeven hem immers nu nog niet te koopen.” ..Zeker wachten tot zo uitverkocht zyn”, smaalde Trees, „je weet, hoe gauw dat goed altyd weg is." Cok wist het niet en tot op dit oogenblik hadden ze er geen van beiden ooit over gedacht. Trees zag dan ook, dat Cok nog niet over tuigd was en kyk, dat mocht niet. Dan ging Cok later zaniken, en daar had Trees 't land aan. '1$ nam Cok maar weer Oder den arm en drentelde met haar de Hypolitusbuurt om Met één brug had ze haar misschien al over gehaald. Wonder boven wonder had Cok oorcn naar Trees’ plan, 't Lokte haar wel aan, iets te geven wat niemand gaf. ’n Leuk vers zou ze ook graag maken. Ten laatste vond ze zelfs 1.50 nog niet tg veel voor een ca deau met zooveel vo<rt®e|en. Juist toen za weer voor Van der Heldén stonden, had Cok 't beslissende woord gesproken. Met kloppende harten gingen zo den win kel binnen. Er was 'n vriéndelijke juffrouw. Ze sprak keurig netjes van „jonge juffrouw” en was bereid „de” worst uit de etalage te halen. Zelfs mocht Cok hem even tusschen 'n vloeitje vasthouden. 'n Pracht worst was *t. Hij rook een klein beetje eau-de-cologne- achtig dacht Cok en haar snoezig grys- witte-kleurtje wekte l>epaald den eetlust op. Trees uitte haar bewondering hardop. Maar Cok stootte haar aan. De juffrouw kon wel eens meer vragen, als ze zag, dat ze er zoo veel zin in hadden. Hoe duur die >rst was? Vijf en vijftig cent per ons, jonge dames. De juffrouw woog 'm met vloeitje en al. Drie en een half ons. Cok rekende gauw uit. ,Drie keer vyf en vijftig en nog zeven en twintig en een half. O Trees! Cok kreeg er 'n kleur van. De juffrouw moest even glimlachen haar teleurgesteld gezichtje. ..Ja, ’t is mischieii wat veel, maar de mar sepein is van ’n büzondere kwaliteit, zoo'n worst kan als 'n groot cadeau dienen.” Trees' groote oogen staarden begeerig naar het dikke grijze eindje. Ook Cok tuur de naar de weegschaal. Tot Trees ’t gek begon te vinden en Cok aanstootte „nou?” Ook de juffrouw begon *t te vervelen. Ze moest nog-zooveel bestellingen afwegen. ..Zal ik 'm dan maar weer in do etalage leggen?” Nog was Cok besluiteloos. ..Juist was Cok aan.de moeilyke aftreksom 5.75—2.02 K. „Stil toch”, knotde ze. „We moeten toch wat zeggen.” Maar toen ze do worst zag wegnemen en langzaam omhoog gaan tot ’t groenige, ge slepen glas, toen werd ’t haar toch te mach tig- Met wegcyfering van alle bezwaren hakte ze den knoop door: „Pakt u haar dan toch maar in, juffrouw.” Trees nam de worst aan. Met ’n gevoel van blydschap, maar toch nog wat angstig, zag Cok ’m verdwünen in Trees’ groezeligen onderzak. 2.02 X Maar 't was dan ook een manjefieke worst. Cok kon er geen beter woord voor vinden dan manjefiek. En alle voordeelen hadden ze immers voor die paar kwartjes méér. Moe zou ’m heerlük vinden en lachen en zü zou ’n leuk vers maken. Buiten voelde ook Trees zich gedronge nog eens alle bezwaren weg te praten. Bi je mal, pa ’n sigaar minder en Piep ’n pop- jietje van ’n kwartje en Leni ’n cretonnen boekje inplaats van 'n leer, wel, al hadden ze vier gulden besteed inplaats van twee, dan konden ze nog royaal geven. En tóch bleef Cok twijfelen, 3^2 X voor 'n pa en zes menschen! Die Trees was me 'n echte sukkel! Daar kwam zo zoo maar oppens tot de ontdekking Jat ze ze&e ’'Ueé kwartjes ver-lo-ren had! ömte Klaas, heilige man. Met uwen besten tabbaart aan. Gy rydt er mee naar Spanje, Om appelkens van Oranje, Om perkens van Condé, Condé, Breng my toch ook wat meé. En wanneer wy ’s anderen daags al voor het krieken van den dag, beneden Kwamen, om al de lekkernüen en het speelgoed te zien door St. Nicolaas gebracht, wee.galmde het huis door: Danke Sint Niklaas! en in de buurt was het gansch den dag trommelge- roffel en trompetgeschal. Gelukkige ty len te ras vergaan! Alhoewel het St. Niklaasfeest een echt christelyk feest is, zyn er zekere g-mniiken van den Wodanrit der oude germ men in gemengd. Toen reed Wodan op zijn paard door het luchtruim en beloonde of bestrafte zyn volk; nu is het de goede heilige, die de kinderen beloont om hun braaf zyn en straft om hunne ongehoorzaamheid. Ook in Vlaanderen staat S. Nieo aas hooge eere. Onveranderd bleef het Sint Niklaasfeest by ons Vlaamsche volk voortleven, en wie de prachtige schildery van Jan Steen aan schouwt, kan zich zelve in ’t midden stellen en meeleven met die kinderen die lustig spe len nieuwsgierig zien langs waar Sint- r K laas is heengevlogen of spytig gram als de jongen die eene roede in zyn holleblok vindt Zoo was het toen, zoo is het nog by onze brave menschen. Reeds een tjjd lang zyn de kinderen braaf geweest en menigmaal heeft Klaas van uit de schouw appelen en suikergoed ge worpen. Brieven, de wensch naar geschen ken bevattende, werden geschreven en aan de schouw gelegd, opdat Klaas zou weten, wat h’’ Eindelijk is de vooravond aangeoroken. fer armpje llig, zoo sa- Wyseljjk zwyeg voor het raam laas, wanneer y l»ed te gaan, nog gezongen wordt door da kleinen: Sinte Klaas, heilige Ziezoo! Trees d’r, ’n tikje brutale, oogen, lachten eens vrooljjk tegen de* kale winterhoornen die, vochtig en vuil, armoedig aandeden aan den kant van het kleine grachtje» Ziezoo! Trees’ voeten tikten ’t in regelmaat over de hobbelige keien- zie-zoo, zie zoo, zie-zoo. Ziezoo! Trees’ handen, neergedrukt in de lage man telzakken, zeiden 't kort, norech. Ziezoo! Trees* omlaag getrokken schouders, die links en rechts wiegelden op den stap van haar stevige voeten, herbaalden mee dat korte, kernachtige woordje. Zie-zoo-zie-zoo, da’s ge-daan, zie-zoo. Wel, zo had dan ook ’n overwinning be haald, die er zün mocht! Geld losgekregen voor Sint-Nicolaas! Geld losgekregen en nog wel van Cok. Cok was verbazend op de money. Eigenaardig voor 'n zusje van haar Trees! Trees kon eigenlijk geld niets schelen. In zooverre ze kreeg het wel graag maar dan om het dadelyk uit te geven; niet om te bewaren, opdat ze mogelyk in de verre toekomst iets zou kunnen koopen, dat de somma van tien centen ver te boven ging. Trees hield van toffees, zoutedrops, en van bananen als de Jcod op de Markt ze voor vier cent gaf. Mulokinderen die aan dergelüke banalitei ten gehecht zün, worden nooit ryk, Maar ryk zyn is ’t zorgen niet waard, lachte Trees, en ze bleef zichzelf en haar klas trak- teeren op allerlei ^eerlijkheden. Tot wel tot «e zich bekeerde. Niet, door 'n bliksemstraal of *n ook niet door ’n plagerig-vermanende, maar ernstig gemeen- 'i van grootste schat van n moeder, die er op - t ’n snoezig poppetje; 'n presse-papier met 'n voetballer tje; ’n leeren zakboekje; ’n fteschje eau-de- cologne of ’n kopje of 'n hè, van Heyden, daar moest ze eens ky'ken. Van der Heiden was volgens Trees „je” lekkerswinkel. Wat ’n eenige doozen stonden er nu weer. En wat 'n leul» marsepain t spul! Neen maar, die worst op dat glas! Net 'n lieusche breede-leverworst. Kostelijk, om zoo’n ding eens te kunnen geven! 'n Oogenblik zou de gene die ’m kreeg, bijvoorbeeld moe, den ken, dat het 'n echter worst was. Ze zou niet weten, wat zo er van denken moest,- misschien zelfs wel vergeten bly te kyken. Maar 'n vers, 'n 1.11^ frdfk vers, erg plage rig. zou alles uitleggen. Wat ’n echt Sinter klaascadeau! Potverdikkie, Trees kreeg er zin in! ’t Vers wist ze ineens ook: Moe. hier heeft u leverworst, breed en heel fün. ’n Beetje gekruid, zooals ze moet zün. Voor uw smaak, ’n snufje peper er ddor. Wel, Cok zou ’t af kunnen maken. Die had altüd zulke uiige gedachten! ’t Zou grappig zün, zoo'n worst eens wer- kelyk te geven. Wat zou moe lachen. En achteraf zou ze denken: „Wat hartelyk van die Cok en Trees!” Trees vond 't de grootste loftuiting, als iemaud zei, dat ze hartelük was. Zoo, echt ook, om hartelyk wezen, dan vond iedereen je aardig. Hoe duur zou die worst zün? Op ’r tcenen staande, probeerde Trees 't kleine prijsje te vinden. Akelig, dat 't raam juist beslagen was. Nu wist ze niet eens of er wel 'n prysjo opstond. Als ie eens ’n gulden kostte.... dat kon Bruin wel trekken of 1.25. Hè kostte ie eens 1.25. Wat ’n lol op Sinterklaasie! En achteraf zou zo ook eens marsepein proeven! Marsepein had Trees nooit gegeten. Zoo'n weeldeartikel kenden ze niet in eenvoudige, groote middenstandsgezin. Niemand zou er ook van 't jaar aan den ken om 't te koopen, daarvan was Trees overtuigd. En moe hield er juist zooveel van! 'tenminste, Trees dacht, dat moes er befiaald veel van houden zou. Middags in school zat Trees gedurig te soezen over haar worst. Opletten behoorde niet bepaakl tot haar deugden, maar van middag was ’t al heel bar. Eindelyk besloot zy. om vier uur Cok erover te spreken. Cok vond het echt leuk, dat Tree# op stond te wachten na school. Knusjes schoof ze haar n door Trees’ stevigen arm. Gei men naar-do stad-te gaan!.*" Trees over de woed, tot ze voor Trees voelde zich 'n slimmerd, ’n buiten gewone slimmerd. En wat gelukkig dat ze haar geld altijd zoo slecht bewaren kon. Nu geloofde Cok haar praatje van twee kwartjes grif. En ze had ze besteed aan 'n cadeau voor Cok zelf! Trees sloeg van dolle pret met 'r groote dikke winterhanden op ’r knieën. „Wat zou Cok opkyken!” ’n Prachtketting had ze voor haar opge scharreld. In 'n klein winkeltje in de Vla- mingsteegi Overal kostte zoo’n ding twee gulden en daar gaven ja, je kon nu met recht zeggen gaven ze ’m voor twee, zegge twee kwartjes! Voor ’t eerst in den stónd Cok niet op Trees school. Trees vond 't raar, erg raar. Ze tuurde over de Koornmarkt, draafde even de züstraatjes in. Nee geen Cok te zien gek. Ondertusschen liep Cok te hijgen over den Igingendijk. Nee, Trees mocht ’r niet zien. Als ze haar zag, wou ze vast met ’r mee. En ze wilde maar liefst dadelyk ge bruik maken van 't füne nieuwtje, dat ze hoorde van Marie van Neuynen. In de Vlamingsteeg, in ’n heel armoedig winkeltje, verkochten ze van die eenige ket tingen, met groote kralen in het midden en kleintjes aan de kanten maar voor vijftig centen. De moeite niet voor zoo’n fijn ding. Trees had er juist zoo een op haar ver langlijst staan. Ze zoudiem krijgen, ja ze zou hom krijgen. Cok zegende haar haast. De juffrouw’had er nog maar één. Stel je voor, als ze nu eens een dag gewacht had! Dan waren ze misschien al uitverkocht. Met 'n liefkozend wreefje liet Cok ’n pakje in haar zak gly- den. Leuk, nu had ze ook ’n mooi cadeau voor Trees. ’s Avonds met 't natellen van het geld, schokte Cok met een kleur op: „Trees ik l>en twee kwartjes kwyt.” Trees telde mee, nog eens, nog eens. Zij kon niet eens leed vermaak hebben, dat die secure Cok ook wat verloren bad. Al maar spookte het voor haar oogen. 'n Ryksdaalder en ’n twee en ’n halve cent stuk voor ’n pa en zes menschen, voor ’n pa en zes menschen. „Zeg Cok”, besloot ze opeens in ’n op welling van edelmoedigheid, ,je moet my maar niets geven hoor! ’t Kan niet lyden.” Cok keek haar wantrouwend aan. Zou zo ’t gesnapt hebben? De worst zweefde dag in dag uit in Trees' zak. Den avond dat ze ’m gekocht hadden, besloten Cok en Trees, dat daar de eenigo veilige plaats was. Eerst was Cok meer voor het boekenkastje op hun kamer geweest. Maar Trees had haar onder het oog ge bracht, dat daar iedereen in kon, dus ook moe. Zou ’t nu leuk zyn, als moe al weken te voren hun verrassing ontdekte? Cok gaf toe. lederen avond kwam do worst nu een week te voorschyn uit zijn dubbele laag kranten en vloeipapier. Had Cok overdag ’n nieuwe regel bij „het” vers bedacht, dan bewaarde ze die tot ’t oogenblik, waarop de worst zelf den indruk er van verhoogde. Zoo was de worst 'n bron van altijd te- rugkeerend genot. Soms keek Cok wel eens wantrouwend, of hij niet verrampeneerde. 't I^ck haar toe, dat hij al niet zoo mooi rond meer was en hier en daar wat kruimelig. „Gekheid” knorde Trees, „dat kwam natuurlijk omdat ze hem zoo dikwüls zag. Iemand die hem voor het eerst in handen kreeg, zou er net zoo verrukt over staan als zy zelf bü van der Heiden.” Cok geloofde 't maar weer. Waarom haalde zü ook altüd zulke mui zennesten in het hoofd? Neen, ze wilden nu eens juist zeggen als Trees: De worst is prachtig. En moe zal haar prachtig vinden. Zoo probeerde Cok het groote vertrouwen na te maken, dat Trees in de worst bezat. Trees bleef maar vervuld van de worst. Meer dan Cok vermoedde had ze haar in handen. Geen schooltijd ging voorby of ze had één, twee, soms drie keer baar schat bewonderd. Ongemerkt schoof Trees’ hand onder d’r rok, ’t geheimzinnige pakje kwam te voor schijn en werd zonder kraken losgerolo Dan smulden Trees’ oogen. ’n Fü»e worst was 't. Toch gunde Trees zich dat heerlük aanschouwen maar 'n paar seconden. Dan stopte ze haar, haast trillend van angst, weer in den zak. Want, wat, als zjj eens ontdekt werd? Die angst werd voor Trees een gelief koosde epotie. Hoe heerlük, om op rn ru moerig oogeublikje in da klas te loeren, dan droeg;, vlug de worst te krjjgen, haar even te atree- T* hield ze haar geld in ’n doosje. Twaalf maal vier maal tien cent, rekende Trees uit, Vier gulden tachtig. JCn vyf en zeventig cent van haar eigen. Dat maakte vyf gulden vjjf en vjjftig. Daar konden ze een eigen mand voor pakken! .Trees vond het opeens dubbel gek, dat ze niet eerder op de gedachte was gekomen. Miep en Leni kochten ook samen, en Ans en Piet. Kyk, feitelyk hoorde zjj het met Cok sa men te doen en deed Cok 't alleen maar niet. Feitelyk was zjj, Trees, dus in haar recht, als zy erover sprak. Drie wekea voor Sint Nicolaas waagde Trees den aanslag op Corrie’a beurs en al Cor's toekomstplannen. Cok was een klein zacht meisje. Haar donker haar hing in glanzende krullen rond haar ovaal gezichtje; haar groote br’~' oogen keken eenigszins schuw, ’n tikje somberd nog door de lange zwarte ooghi ren. Cok liet zich nooit gelden. CoMzwee altyd over haar eigen wenschen en plan netjes. Maar wat zy wilde, dat deed zü- En daarom had Trees een harden stryd eer zij haar zin kreeg. Langzaam, o zoo langzaam wilde hot tot Cok doordringen Dat ze geen eigen mand heel alleen, maar ’n eigen mand met zün tweeën moest vullen Dat ze dan ook geen 4.80 maar 5.55 had, liet haar koud. Vjjf en zeventig cent was tegenwoordig niet veel waard, vooral als daar tegenover stond, dat Trees, als oudste, nu het geld be- heeren moest. Trees kon soms zoo raar doen met geld. Drio volle dagen moest Cok denken. Drie volle dagen maar waarin Trees haar bjj- na geen tyd tot denken liet, zóó achtervolg de zy haar met argumenten. Toen gaf Cok toe! Ziezoo! dacht Trees. En heel den morgen bleef dat zegevieren de „Ziezoo" gonzen in Trees’«hoofd en da stempel drukken op al haar -bowqgingeii. Nu Cok eenmaal haar woord gegeven had, vond Trees, dat ze 's middags wel weer eens alleen naar school kon gaan. Ze kon dan meteen eens lieerlyk denken denken, wat zo nu wel koopen konden samen. En al loopende somde ze op! ’n Paar heel fyne sigaren en ziekte; preek; zelfs niet door de >de, ma de en ook ernstig gevoelde woorden de gi__„l_ I k aarde bestond. De goede Heilige bekeerde Treee. De goede Heilige, die, honderden oud, toch jarj-lyks met verjongde eerbied waardigheid de kinderen bezocht maar daarby ’n hartroereuden en tevens angst- wekkenden aanslag doet op de beurzen van alle liefhebbende broers en zusjes. Trees was 'n liefhebbend zusje. Zo vond Miep, de oudste, ,’n flauwe goed- sul. Lenie ’n draak. Ans 'n akelige onder wijzeres en Cok ’n naar wicht. Piepie, de jongste, was natuurlyk het akeligste ver wende schaap dat op twee beenen rondliep. Van de jongens „vond” ze inaar niets. Onze Lieve Heer had haar begiftigd met ’n paar broers, van wie de kwaliteiten niet on der woorden waren te brengen. Altyd vol gens Trees. Toch liep Trees er over te tobben, dat ze nu heusch niets zou hebben met Sint Nico laas. s En ze had juist zulke heerlüke dingen gezien! ’n Snoes van 'n poppetje by Kouwenho- ven voor maar '-’yltig cent. Piepie zou vast kleuren van bljjdschap als ze ’t uit 't papier haalde. En ’n grappig presse-papier voor Miep, leuk en toeh mooi. Wel wat licht en klein, maar toch, zooveel papieren had Miep tooh nooit op haar tafeltje. Voor Lenie zou ze zoo’n ieuk leeren notitieboekje koopen Lenie hield idioot veel van allerlei kleine nesten waar ’n verstandig mensch nooit over denken- zou, omdat ze tóch niet bruikbaar waren. Moes kreeg bepaald zoo’n jschat van ’n eau-de-cologne fleschje of ’n nieuwe poederdoos of ’n kopje neen, dat brak toch dadelijk, ’n eau-de-colognefleschje dan maar. Arme Trees! Wat gaf ’t of ze o, veel beter dan an dere jaren verrassingen bedenken kou! Ze had immers geen spie! En met 'r zakgeld kwam ze niet verder dan veertig cent. En wat deed ze nu voor veertig cent Toch gaf Trees het maar niet dadelyk op. Verbeeld je, er zou toch wel aan geld te komen zün! ,,’n Hypotheek” op haar toekomstig zak geld leek haar niet aantrekkelyk. ’n Preek van Moes natuurlyk, en 'n gul den, waarvoor zo tien weken op zwart za„d mocht zitten. Misschien was Miep wel good by kas. Lenie behoefde ze natuurlük niets te vra gen, die leek op baar zelf. Wie weet schoof Ans ook nog wel wat af. Miep trok ’n gezicht, en gaf een kwartje. Ans lachte, en scharrelde 'n dubbeltje op uit hear portemonnaie. Trees probeerde zich te troosten met de gedachte: „alle beetjes helpen.” Toen kwam ze op het reddende idee. Dat ’t nooit tevoren in haar opgekomen was. Cok moest helpen. Cok was op slot de eeni Kón. gok was ’n rykaard. 't

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 13