vau
het „Noord-Uollaudsch Dagblad”
Surprisesavond of de
tragedie van een worst.
Het 6t. Hicolaasfeest.
TWEEDE BLAD.
3
I
-
18e Jaargang.
«0. 362. c
weeg
ti »tc n-
Woensdag 26 November 1924. 'T
- I
i :rju.
St. Nicolaasnummer
=<ol=
deze
de
meisje. Haar
voor
in
jaren
der
(Uil
’n stukje
’t
Sint
te
;en,
ten
groote bruine
ver-
'ia-
Hoe blij is het herdenken aan Sint Nico-
er ’s avnnds, voor aleer naar
lige, die helpen
Heele jaar door
Nicolaastyd
wachten na
eigenaardig:
Kousen ei
Al in den heerd,
De kiuderkens slapen, dat ze ronken
Daar komt een peerd
’t Is een peerd gelijk een ezel,
O Heilige Man.
’t Zal een deutje voor u lezen
Breng mjj dat dan.
len met de oogen en haar weer haastig te
doen verdwijnen!
<Wordt vervolgdA
wat hü brengen moet
Eindelijk is de vooravond aangeoroken.
De kinderen stellen hun schoen of hun hol-
Zeblok, of hangen hun kous, aan de schouw
zonder te vergeten er hooi, wortelen of ra
pen inete steken voor Klaas en z’n ezel. Dan
-zingen de kinderen ’n liedje dat verschilt
van streek tot streek. Dit van Brugge ia
ouwen en schoenen staan te pronken
Verloren!
Cok legde ’n diepe minachting in dat drie
lettergrepige woordje.
Verloren 1
*t Zou wel waar zijn.
Natuurlijk had ze er lekkers voor ge
kocht. En zij Cok bleef met de zorgen
zitten!
8.02voor ’n pa en zes menschon.
Te Turnhout zingen zy:
Sinte KJaas, mijn goeie man
Wilt ge me wat geven,
Dan dien ik u al mijn leven,
Geef mij niet.
Dan dien ik met,
Dan zyt ge mijn St Niklaasken niet
*s Morgens zijn de kinderen al vroeg
uit bet bed om te zien wat Klaas beeft mee
gebracht De folklore is rijk aan al wat
Klaas geven kan; zonder te gewagen van
’t speelgoed: poppen, treinen, soldatontuigen,
winkel- en keukengerief, hebben de snoepe
rijen iets eigenaardigs, hun vorm heeft een
legendarischen oorsprong.
De bisschoppelijke stad van St Niklaas
Myra, ligt aan zee en menigmaal hoef de
Heilige de schippers behouden tjjdens de
stormen, daarom geeft men de schfeepkens
van marsepain.
Het brood, mild aan den arme geschon
ken door den Bisschop, bad een bijzonderen
vorm, daarom de broods- of koekemaunen.
De onontbeerlijke „speculaas” op dien dag
schijnt ons te komen van het Rijnland, waar
men „speculaze” platte koeken met kruiden
baatte ter eere van den Heilige. Ook de pe-
pérmoppen en peperbollen hebben er den
oorsprong van.
In onzen jongen tijd kwamen ’s morgens
vroeg de bakkers in de straat „heete bro>d”
toeten, lange broodjes met worst
De lekkerkoek „heiligermakerêê ol liever
„Huwelijksmakker”, gedenkt het feit dat
Niklaas een bruidschat schonk aan drie
maagden, die bestemd waren als slavinnen
verkocht te worden door hun vader en alzoo
een deftig huwelijk konden aangana.
Op dit feit steunt het gebruik dat men
hier aantreft, aan de geliefden, aarten van
marsepain aan te bieden.
Doch St. Niklaas is niet alleen de kinder
vriend, hü werd ook als beschermhei ige ge
kozen door de kleermakers, omdat hü de
noodlydenden ter hulp kwam; door de oude
kleerkoopers, omdat hij, ten einde vee' te
kunnen geven, zelf oude en versleten kleeren
2door de kooplui, omdat zij met
klaasdag goede zaken deden.
van van der Heiden stonden.
..Wat een worst, hè" kon ze toen einlelyk
uitroepen, „zoo iets voor moe!”
„Toch veel te duur”, oordeelde de ver
standige Cok.
„Voor moe moet het «ooit te duur zyn”,
Trees wist de zwakke plek in Corrie’s ge
sloten Wartje.
„Zeg nu zelf eens, kun je niet veel beter
aan moe ’n groot cadeau geven en aan al
de anderen ’n kleintje, dan aan allemaal
iets, dat toch nog te klein is voor 'n groot
cadeau?”
Cok voelde nog niet dadelyk, dat
worst het groote cadeau moest zyn.
„O ja, natuurlijk aan moe ’t allermooiste.”
„Dan moeten we moe die worst geven.”
Trees had den knop van de winkeldeur
al in haar hand. Maar Cok trok haar zoo
vinnig weg, dat Trees verontwaardigd deed:
„kind, *t is net of we vechten.”
„Luister dan toch eens”, Cok kreeg er ’n
kleur van, „we kunnen moe toch niet enkel
wat lekkers geven, en dan en dan....”
Trees verontwaardigde blik deed haar naar
meer redenen zoeken„we hoeven hem
immers nu nog niet te koopen.”
..Zeker wachten tot zo uitverkocht zyn”,
smaalde Trees, „je weet, hoe gauw dat
goed altyd weg is."
Cok wist het niet en tot op dit oogenblik
hadden ze er geen van beiden ooit over
gedacht.
Trees zag dan ook, dat Cok nog niet over
tuigd was en kyk, dat mocht niet. Dan ging
Cok later zaniken, en daar had Trees 't land
aan.
'1$ nam Cok maar weer Oder den arm en
drentelde met haar de Hypolitusbuurt om
Met één brug had ze haar misschien al over
gehaald.
Wonder boven wonder had Cok oorcn
naar Trees’ plan, 't Lokte haar wel aan, iets
te geven wat niemand gaf. ’n Leuk vers zou
ze ook graag maken. Ten laatste vond ze
zelfs 1.50 nog niet tg veel voor een ca
deau met zooveel vo<rt®e|en. Juist toen za
weer voor Van der Heldén stonden, had Cok
't beslissende woord gesproken.
Met kloppende harten gingen zo den win
kel binnen. Er was 'n vriéndelijke juffrouw.
Ze sprak keurig netjes van „jonge juffrouw”
en was bereid „de” worst uit de etalage te
halen. Zelfs mocht Cok hem even tusschen
'n vloeitje vasthouden.
'n Pracht worst was *t.
Hij rook een klein beetje eau-de-cologne-
achtig dacht Cok en haar snoezig grys-
witte-kleurtje wekte l>epaald den eetlust op.
Trees uitte haar bewondering hardop. Maar
Cok stootte haar aan. De juffrouw kon wel
eens meer vragen, als ze zag, dat ze er zoo
veel zin in hadden.
Hoe duur die >rst was?
Vijf en vijftig cent per ons, jonge dames.
De juffrouw woog 'm met vloeitje en al.
Drie en een half ons.
Cok rekende gauw uit.
,Drie keer vyf en vijftig en nog zeven en
twintig en een half. O Trees!
Cok kreeg er 'n kleur van.
De juffrouw moest even glimlachen
haar teleurgesteld gezichtje.
..Ja, ’t is mischieii wat veel, maar de mar
sepein is van ’n büzondere kwaliteit, zoo'n
worst kan als 'n groot cadeau dienen.”
Trees' groote oogen staarden begeerig
naar het dikke grijze eindje. Ook Cok tuur
de naar de weegschaal.
Tot Trees ’t gek begon te vinden en Cok
aanstootte „nou?”
Ook de juffrouw begon *t te vervelen. Ze
moest nog-zooveel bestellingen afwegen.
..Zal ik 'm dan maar weer in do etalage
leggen?”
Nog was Cok besluiteloos.
..Juist was Cok aan.de moeilyke aftreksom
5.75—2.02 K.
„Stil toch”, knotde ze.
„We moeten toch wat zeggen.”
Maar toen ze do worst zag wegnemen en
langzaam omhoog gaan tot ’t groenige, ge
slepen glas, toen werd ’t haar toch te mach
tig-
Met wegcyfering van alle bezwaren hakte
ze den knoop door: „Pakt u haar dan toch
maar in, juffrouw.” Trees nam de worst aan.
Met ’n gevoel van blydschap, maar toch
nog wat angstig, zag Cok ’m verdwünen in
Trees’ groezeligen onderzak.
2.02 X
Maar 't was dan ook een manjefieke
worst. Cok kon er geen beter woord voor
vinden dan manjefiek. En alle voordeelen
hadden ze immers voor die paar kwartjes
méér.
Moe zou ’m heerlük vinden en lachen
en zü zou ’n leuk vers maken.
Buiten voelde ook Trees zich gedronge
nog eens alle bezwaren weg te praten. Bi
je mal, pa ’n sigaar minder en Piep ’n pop-
jietje van ’n kwartje en Leni ’n cretonnen
boekje inplaats van 'n leer, wel, al hadden
ze vier gulden besteed inplaats van twee,
dan konden ze nog royaal geven.
En tóch bleef Cok twijfelen, 3^2 X
voor 'n pa en zes menschen!
Die Trees was me 'n echte sukkel! Daar
kwam zo zoo maar oppens tot de ontdekking
Jat ze ze&e ’'Ueé kwartjes ver-lo-ren had!
ömte Klaas, heilige man.
Met uwen besten tabbaart aan.
Gy rydt er mee naar Spanje,
Om appelkens van Oranje,
Om perkens van Condé, Condé,
Breng my toch ook wat meé.
En wanneer wy ’s anderen daags al voor
het krieken van den dag, beneden Kwamen,
om al de lekkernüen en het speelgoed te
zien door St. Nicolaas gebracht, wee.galmde
het huis door: Danke Sint Niklaas! en in de
buurt was het gansch den dag trommelge-
roffel en trompetgeschal. Gelukkige ty len
te ras vergaan!
Alhoewel het St. Niklaasfeest een echt
christelyk feest is, zyn er zekere g-mniiken
van den Wodanrit der oude germ men in
gemengd. Toen reed Wodan op zijn paard
door het luchtruim en beloonde of bestrafte
zyn volk; nu is het de goede heilige, die de
kinderen beloont om hun braaf zyn en
straft om hunne ongehoorzaamheid.
Ook in Vlaanderen staat S. Nieo aas
hooge eere.
Onveranderd bleef het Sint Niklaasfeest by
ons Vlaamsche volk voortleven, en wie de
prachtige schildery van Jan Steen aan
schouwt, kan zich zelve in ’t midden stellen
en meeleven met die kinderen die lustig spe
len nieuwsgierig zien langs waar Sint- r K laas
is heengevlogen of spytig gram als de jongen
die eene roede in zyn holleblok vindt Zoo
was het toen, zoo is het nog by onze brave
menschen.
Reeds een tjjd lang zyn de kinderen
braaf geweest en menigmaal heeft Klaas
van uit de schouw appelen en suikergoed ge
worpen. Brieven, de wensch naar geschen
ken bevattende, werden geschreven en aan
de schouw gelegd, opdat Klaas zou weten,
wat h’’
Eindelijk is de vooravond aangeoroken.
fer armpje
llig, zoo sa-
Wyseljjk zwyeg
voor het raam
laas, wanneer y
l»ed te gaan, nog gezongen wordt door da
kleinen:
Sinte Klaas, heilige
Ziezoo!
Trees d’r, ’n tikje brutale, oogen, lachten
eens vrooljjk tegen de* kale winterhoornen
die, vochtig en vuil, armoedig aandeden aan
den kant van het kleine grachtje»
Ziezoo!
Trees’ voeten tikten ’t in regelmaat over
de hobbelige keien- zie-zoo, zie zoo, zie-zoo.
Ziezoo!
Trees’ handen, neergedrukt in de lage man
telzakken, zeiden 't kort, norech.
Ziezoo!
Trees* omlaag getrokken schouders, die
links en rechts wiegelden op den stap van
haar stevige voeten, herbaalden mee dat
korte, kernachtige woordje.
Zie-zoo-zie-zoo, da’s ge-daan, zie-zoo.
Wel, zo had dan ook ’n overwinning be
haald, die er zün mocht!
Geld losgekregen voor Sint-Nicolaas!
Geld losgekregen en nog wel van Cok.
Cok was verbazend op de money.
Eigenaardig voor 'n zusje van haar
Trees!
Trees kon eigenlijk geld niets schelen.
In zooverre ze kreeg het wel graag
maar dan om het dadelyk uit te geven; niet
om te bewaren, opdat ze mogelyk in de verre
toekomst iets zou kunnen koopen, dat de
somma van tien centen ver te boven ging.
Trees hield van toffees, zoutedrops, en van
bananen als de Jcod op de Markt ze voor
vier cent gaf.
Mulokinderen die aan dergelüke banalitei
ten gehecht zün, worden nooit ryk, Maar
ryk zyn is ’t zorgen niet waard, lachte
Trees, en ze bleef zichzelf en haar klas trak-
teeren op allerlei ^eerlijkheden.
Tot wel tot «e zich bekeerde.
Niet, door 'n bliksemstraal of *n
ook niet door ’n
plagerig-vermanende, maar ernstig gemeen-
'i van
grootste schat van n moeder, die er op
-
t
’n snoezig
poppetje; 'n presse-papier met 'n voetballer
tje; ’n leeren zakboekje; ’n fteschje eau-de-
cologne of ’n kopje of 'n hè, van
Heyden, daar moest ze eens ky'ken.
Van der Heiden was volgens Trees „je”
lekkerswinkel.
Wat ’n eenige doozen stonden er nu weer.
En wat 'n leul» marsepain t spul! Neen
maar, die worst op dat glas! Net 'n lieusche
breede-leverworst. Kostelijk, om zoo’n ding
eens te kunnen geven! 'n Oogenblik zou de
gene die ’m kreeg, bijvoorbeeld moe, den
ken, dat het 'n echter worst was. Ze zou
niet weten, wat zo er van denken moest,-
misschien zelfs wel vergeten bly te kyken.
Maar 'n vers, 'n 1.11^ frdfk vers, erg plage
rig. zou alles uitleggen. Wat ’n echt Sinter
klaascadeau!
Potverdikkie, Trees kreeg er zin in!
’t Vers wist ze ineens ook:
Moe. hier heeft u leverworst, breed en
heel fün. ’n Beetje gekruid, zooals ze moet
zün. Voor uw smaak, ’n snufje peper er
ddor.
Wel, Cok zou ’t af kunnen maken. Die
had altüd zulke uiige gedachten!
’t Zou grappig zün, zoo'n worst eens wer-
kelyk te geven.
Wat zou moe lachen.
En achteraf zou ze denken: „Wat hartelyk
van die Cok en Trees!”
Trees vond 't de grootste loftuiting, als
iemaud zei, dat ze hartelük was.
Zoo, echt ook, om hartelyk wezen, dan
vond iedereen je aardig.
Hoe duur zou die worst zün?
Op ’r tcenen staande, probeerde Trees 't
kleine prijsje te vinden. Akelig, dat 't raam
juist beslagen was. Nu wist ze niet eens of
er wel 'n prysjo opstond.
Als ie eens ’n gulden kostte.... dat kon
Bruin wel trekken of 1.25.
Hè kostte ie eens 1.25.
Wat ’n lol op Sinterklaasie!
En achteraf zou zo ook eens
marsepein proeven!
Marsepein had Trees nooit gegeten.
Zoo'n weeldeartikel kenden ze niet in
eenvoudige, groote middenstandsgezin.
Niemand zou er ook van 't jaar aan den
ken om 't te koopen, daarvan was Trees
overtuigd. En moe hield er juist zooveel
van! 'tenminste, Trees dacht, dat moes er
befiaald veel van houden zou.
Middags in school zat Trees gedurig te
soezen over haar worst. Opletten behoorde
niet bepaakl tot haar deugden, maar van
middag was ’t al heel bar. Eindelyk besloot
zy. om vier uur Cok erover te spreken. Cok
vond het echt leuk, dat Tree# op stond te
wachten na school.
Knusjes schoof ze haar n
door Trees’ stevigen arm. Gei
men naar-do stad-te gaan!.*"
Trees over de woed, tot ze voor
Trees voelde zich 'n slimmerd, ’n buiten
gewone slimmerd. En wat gelukkig dat ze
haar geld altijd zoo slecht bewaren kon.
Nu geloofde Cok haar praatje van
twee kwartjes grif.
En ze had ze besteed aan 'n cadeau voor
Cok zelf!
Trees sloeg van dolle pret met 'r groote
dikke winterhanden op ’r knieën.
„Wat zou Cok opkyken!”
’n Prachtketting had ze voor haar opge
scharreld. In 'n klein winkeltje in de Vla-
mingsteegi Overal kostte zoo’n ding twee
gulden en daar gaven ja, je kon nu met
recht zeggen gaven ze ’m voor twee,
zegge twee kwartjes!
Voor ’t eerst in den
stónd Cok niet op Trees
school.
Trees vond 't raar, erg raar.
Ze tuurde over de Koornmarkt, draafde
even de züstraatjes in. Nee geen Cok te
zien gek.
Ondertusschen liep Cok te hijgen over
den Igingendijk. Nee, Trees mocht ’r niet
zien. Als ze haar zag, wou ze vast met ’r
mee. En ze wilde maar liefst dadelyk ge
bruik maken van 't füne nieuwtje, dat ze
hoorde van Marie van Neuynen.
In de Vlamingsteeg, in ’n heel armoedig
winkeltje, verkochten ze van die eenige ket
tingen, met groote kralen in het midden en
kleintjes aan de kanten maar voor vijftig
centen. De moeite niet voor zoo’n fijn ding.
Trees had er juist zoo een op haar ver
langlijst staan.
Ze zoudiem krijgen, ja ze zou hom krijgen.
Cok zegende haar haast. De juffrouw’had
er nog maar één. Stel je voor, als ze nu
eens een dag gewacht had! Dan waren ze
misschien al uitverkocht. Met 'n liefkozend
wreefje liet Cok ’n pakje in haar zak gly-
den. Leuk, nu had ze ook ’n mooi cadeau
voor Trees.
’s Avonds met 't natellen van het geld,
schokte Cok met een kleur op: „Trees ik
l>en twee kwartjes kwyt.” Trees telde mee,
nog eens, nog eens. Zij kon niet eens leed
vermaak hebben, dat die secure Cok ook
wat verloren bad.
Al maar spookte het voor haar oogen. 'n
Ryksdaalder en ’n twee en ’n halve cent
stuk voor ’n pa en zes menschen, voor ’n
pa en zes menschen.
„Zeg Cok”, besloot ze opeens in ’n op
welling van edelmoedigheid, ,je moet my
maar niets geven hoor! ’t Kan niet lyden.”
Cok keek haar wantrouwend aan. Zou zo
’t gesnapt hebben?
De worst zweefde dag in dag uit in Trees'
zak. Den avond dat ze ’m gekocht hadden,
besloten Cok en Trees, dat daar de eenigo
veilige plaats was. Eerst was Cok meer voor
het boekenkastje op hun kamer geweest.
Maar Trees had haar onder het oog ge
bracht, dat daar iedereen in kon, dus ook
moe. Zou ’t nu leuk zyn, als moe al weken
te voren hun verrassing ontdekte?
Cok gaf toe.
lederen avond kwam do worst nu een
week te voorschyn uit zijn dubbele laag
kranten en vloeipapier. Had Cok overdag
’n nieuwe regel bij „het” vers bedacht, dan
bewaarde ze die tot ’t oogenblik, waarop
de worst zelf den indruk er van verhoogde.
Zoo was de worst 'n bron van altijd te-
rugkeerend genot.
Soms keek Cok wel eens wantrouwend,
of hij niet verrampeneerde. 't I^ck haar
toe, dat hij al niet zoo mooi rond meer was
en hier en daar wat kruimelig. „Gekheid”
knorde Trees, „dat kwam natuurlijk omdat
ze hem zoo dikwüls zag. Iemand die hem
voor het eerst in handen kreeg, zou er net
zoo verrukt over staan als zy zelf bü van
der Heiden.” Cok geloofde 't maar weer.
Waarom haalde zü ook altüd zulke mui
zennesten in het hoofd? Neen, ze wilden nu
eens juist zeggen als Trees: De worst is
prachtig.
En moe zal haar prachtig vinden. Zoo
probeerde Cok het groote vertrouwen na te
maken, dat Trees in de worst bezat. Trees
bleef maar vervuld van de worst. Meer dan
Cok vermoedde had ze haar in handen.
Geen schooltijd ging voorby of ze had één,
twee, soms drie keer baar schat bewonderd.
Ongemerkt schoof Trees’ hand onder d’r
rok, ’t geheimzinnige pakje kwam te voor
schijn en werd zonder kraken losgerolo
Dan smulden Trees’ oogen. ’n Fü»e worst
was 't. Toch gunde Trees zich dat heerlük
aanschouwen maar 'n paar seconden. Dan
stopte ze haar, haast trillend van angst,
weer in den zak. Want, wat, als zjj eens
ontdekt werd?
Die angst werd voor Trees een gelief
koosde epotie. Hoe heerlük, om op rn ru
moerig oogeublikje in da klas te loeren, dan droeg;,
vlug de worst te krjjgen, haar even te atree- T*
hield ze haar geld in ’n doosje.
Twaalf maal vier maal tien cent, rekende
Trees uit, Vier gulden tachtig.
JCn vyf en zeventig cent van haar eigen.
Dat maakte vyf gulden vjjf en vjjftig.
Daar konden ze een eigen mand voor
pakken!
.Trees vond het opeens dubbel gek, dat ze
niet eerder op de gedachte was gekomen.
Miep en Leni kochten ook samen, en Ans
en Piet.
Kyk, feitelyk hoorde zjj het met Cok sa
men te doen en deed Cok 't alleen maar niet.
Feitelyk was zjj, Trees, dus in haar recht,
als zy erover sprak.
Drie wekea voor Sint Nicolaas waagde
Trees den aanslag op Corrie’a beurs en al
Cor's toekomstplannen.
Cok was een klein zacht meisje. Haar
donker haar hing in glanzende krullen rond
haar ovaal gezichtje; haar groote br’~'
oogen keken eenigszins schuw, ’n tikje
somberd nog door de lange zwarte ooghi
ren. Cok liet zich nooit gelden. CoMzwee
altyd over haar eigen wenschen en plan
netjes. Maar wat zy wilde, dat deed zü-
En daarom had Trees een harden stryd
eer zij haar zin kreeg.
Langzaam, o zoo langzaam wilde hot tot
Cok doordringen
Dat ze geen eigen mand heel alleen, maar
’n eigen mand met zün tweeën moest vullen
Dat ze dan ook geen 4.80 maar 5.55
had, liet haar koud.
Vjjf en zeventig cent was tegenwoordig
niet veel waard, vooral als daar tegenover
stond, dat Trees, als oudste, nu het geld be-
heeren moest.
Trees kon soms zoo raar doen met geld.
Drio volle dagen moest Cok denken. Drie
volle dagen maar waarin Trees haar bjj-
na geen tyd tot denken liet, zóó achtervolg
de zy haar met argumenten.
Toen gaf Cok toe!
Ziezoo! dacht Trees.
En heel den morgen bleef dat zegevieren
de „Ziezoo" gonzen in Trees’«hoofd en da
stempel drukken op al haar -bowqgingeii.
Nu Cok eenmaal haar woord gegeven
had, vond Trees, dat ze 's middags wel weer
eens alleen naar school kon gaan.
Ze kon dan meteen eens lieerlyk denken
denken, wat zo nu wel koopen konden
samen.
En al loopende somde ze op!
’n Paar heel fyne sigaren en
ziekte;
preek; zelfs niet door de
>de, ma
de en ook ernstig gevoelde woorden
de gi__„l_ I
k aarde bestond.
De goede Heilige bekeerde Treee.
De goede Heilige, die, honderden
oud, toch jarj-lyks met verjongde eerbied
waardigheid de kinderen bezocht maar
daarby ’n hartroereuden en tevens angst-
wekkenden aanslag doet op de beurzen van
alle liefhebbende broers en zusjes.
Trees was 'n liefhebbend zusje.
Zo vond Miep, de oudste, ,’n flauwe goed-
sul. Lenie ’n draak. Ans 'n akelige onder
wijzeres en Cok ’n naar wicht. Piepie, de
jongste, was natuurlyk het akeligste ver
wende schaap dat op twee beenen rondliep.
Van de jongens „vond” ze inaar niets.
Onze Lieve Heer had haar begiftigd met ’n
paar broers, van wie de kwaliteiten niet on
der woorden waren te brengen. Altyd vol
gens Trees.
Toch liep Trees er over te tobben, dat ze
nu heusch niets zou hebben met Sint Nico
laas. s
En ze had juist zulke heerlüke dingen
gezien!
’n Snoes van 'n poppetje by Kouwenho-
ven voor maar '-’yltig cent. Piepie zou vast
kleuren van bljjdschap als ze ’t uit 't papier
haalde. En ’n grappig presse-papier voor
Miep, leuk en toeh mooi. Wel wat licht en
klein, maar toch, zooveel papieren had Miep
tooh nooit op haar tafeltje. Voor Lenie zou
ze zoo’n ieuk leeren notitieboekje koopen
Lenie hield idioot veel van allerlei kleine
nesten waar ’n verstandig mensch nooit over
denken- zou, omdat ze tóch niet bruikbaar
waren. Moes kreeg bepaald zoo’n jschat van
’n eau-de-cologne fleschje of ’n nieuwe
poederdoos of ’n kopje neen, dat brak
toch dadelijk, ’n eau-de-colognefleschje dan
maar.
Arme Trees!
Wat gaf ’t of ze o, veel beter dan an
dere jaren verrassingen bedenken kou!
Ze had immers geen spie! En met 'r zakgeld
kwam ze niet verder dan veertig cent.
En wat deed ze nu voor veertig cent
Toch gaf Trees het maar niet dadelyk op.
Verbeeld je, er zou toch wel aan geld te
komen zün!
,,’n Hypotheek” op haar toekomstig zak
geld leek haar niet aantrekkelyk.
’n Preek van Moes natuurlyk, en 'n gul
den, waarvoor zo tien weken op zwart za„d
mocht zitten.
Misschien was Miep wel good by kas.
Lenie behoefde ze natuurlük niets te vra
gen, die leek op baar zelf. Wie weet schoof
Ans ook nog wel wat af.
Miep trok ’n gezicht, en gaf een kwartje.
Ans lachte, en scharrelde 'n dubbeltje op uit
hear portemonnaie.
Trees probeerde zich te troosten met de
gedachte: „alle beetjes helpen.”
Toen kwam ze op het reddende idee.
Dat ’t nooit tevoren in haar opgekomen
was.
Cok moest helpen.
Cok was op slot de eeni
Kón. gok was ’n rykaard. 't