VOOR DE g si fïii ft ¥Ji I UUUUlXS4UlJUÜLïUUUrH SII US.lUlXiUOnnt.U.ILIUUUUni.UH.X.U lUUUUüUUOUUt^üCI sxxssx L KEES MELDERS B O B 'IBS O O 3 B 1 k o VIERDE JAARGANG 1924 NUMMER 6 &K V mr EEN GOEDE MANIER VAN WERKEN fat 39—33, 29—23, 31-26, 26x17, 36 x 9, 25 x 5. ONS DAMBORD. „Ik geloof niet, dat tien dagen mfa 4 28. 31—26 HUISKAMER ie JUMUl met 19—24 20—24, etc. en 1 Ida en Leentje gehoord en het had hem u bent volstrekt nog niet oud. 27. 32, 37, 41, 47 en 48. ld 45. 5—19 partij, wit n< het volgende 2923. S. DE JONG .,0, die •«A jongelui om zich heen te hebben, maar te zijn. voor Kees een anocr l Toen ging naar bed, maar sliep niet dadelijk is. kMet veel beteekent 1520. immers na dit op het oog had.; hccdstertje van zijn ouden vriend.Ec e 43. 26—21 44. 44—40 Een goede oplossing mocht ik ontvan gen van A..Rook. Oplossingen moeten binnen 7 dagen 5—10 10—14 op 9—4 volgt 39 44. °P F 12—17 (5:2), 13—19, 39. 35 24.1 PROBLEEM No. 54. Auteur A. F. Hoogvelt, Haarlem. 13—18, 11 31 24—29 het evenwicht in 7—12, 23—29, 18 29, 13 44. volet 1 breken komt. speelt id tot 27—21 127,27 18, DOOK TINK LAHttllHOniT prijst. Ze is natuurlijk een model hiu m v «3 o tt c o trxa te 1&-.20 45 34 of 16 27. 45 34 of 16 27. geeft op. T aardig slot aan deze dte, ondanks de verschillende zijn bridgetafeltje, wierp er af en toe een Je ontmoet er zelden ïn de muziekkamer speelde nu Mien een paar leuke liedjes, met woorden van Clinge Doorenbos of Manna de Wijs- 17 28 28 30 1—7 beantwoorden 14—19, maar een up- Stand in cijfers Wit 10 schijven op 11, 15, 18, 22, _7, 32, 37, 41, 47 tu 48. Zwart 11 schijven op 3, 5, 6, 8, 9, 13, 24, 25, 29, 33 en 39. 6-11 Zeker, 1420 heeft geen haast. 26. 33—28 12—18 De heer Renooy merkte op, dat, ver plaatsen we schijf 11 naar 18, zwart een lokzet kan doen. We vermoeden, dat hij u s a i, - - 24. 41—37 25. 45-40 Met dat al ontwricht wit zijn stand 3025 kan niet gespeeld worden 33-29 elijk. had, schoof ook een stoel bij en begon de twee jonge meisjes te plagen. Kees Wel kan wit nu de dam nemen door 24-19 en 10—14, doch de stand is dan niet -winnend. „Maar kindje, mijn geluk is het zeker en mogelijk, als je er over na gedacht zzi ongelukkig zou zijn. Willen we af spreken dat ik vóór ik heenga nog een antwoord het vertrek heen en weer, bleef toen voor van je krijg. De boot vertrekt over tien „Lieve juffrouw Melders, nu ik weet r nu ik gevoelens zullen veranderen.~Laten wij Stand in cijfers Wit 9 schijven op 28, 29, 32, 33, 34, 35, 39, 41 en 43. Zwart 10 schijven op 5, 7, 10, 17, 18, „De bewoners van deze landstreek voe- iZ1Jn den zich met houtsnijwerk dat ze daar niet erg dik van worden is te begrijpen.” spelen aan tafel gem uitgezócht soupeetje, waar het heel gezel- en toch met m« van gelnk dleea bleef. (Wordt veortdsMAl probleem No. 51 Amsterdam) is ais dwingend en 13—19 positie. 38. 15-10 24-30 Ook is interessant 3439, met waar schijnlijk remise C^> 10—5 volgt UIT OPSTELLEN VAN GYMNA SIASTEN. „De Grieken verloren deri eenen vasten voet na den anderen.” „Toen in de Harz de bergwerken ge< de bewoners aan kanarievogels vast en ge bruikten deze als hefboom voer hun levens onderhoud. PARTIJ No. 189, in 1916, door de [een erts meer leverden, klampten zich ®en der schijven rechts. Zooveel staan er hinderen. la t1l«t I \7«m aam K 11 30’“““25 2CÓW 31* 25 14 Na 19 10 wint wit een stuk. 32. 28—22! 33. 38—33 34. 35 15 -Om 15—10 te 18—22 en 3:5. 35. 40—35 lig toeging. Mijnheer Vroom tusschen in hoffelijkheden tegen de twee jonge d___22_L— "zz^zzZ^z - - buurvrouw, mevrouw Jelgersma toeflui- lust heeft, lief en leed met den man te ieder meisje vereerd moest zijn.... ^Aaa^Aa Vamam* mam mIam aaUaam >m'<m rlaalaw mitnhsar X7r/-w\rvs «Ir M»«Mrl vrijgezellenleven adieu te zeggen. „Ja ja, son coeur balance entre ces deux,” zei mevrouw lachend. dam door 24—30, 23—28, 16—21, 12:21 en 18:47. 36. 27—22 18 38 37. 43 32 29—34 Ook had hier 39 kunnen dienen, wit herkent men denkmeester en alle boeken id tot 15—10. Met 9—14 (10:30) van de wereld kunnen dit niet leeren als 13 hield zwart een te verdedigen men hiervoor geen aanleg bezit wanneer MANOURY EN Z’N WERK. Mallet noemt er verschillende, onder wie een zekeren Lhoste, die in het oude 20, 24, 25 en 37. spel alle mogelijke wijzen van spelen had bestudeerd, die een ongelooflijk aantal geheel verschillende partijen van buiten kende, doch die de partij niet gevonden had, waarmee alle andere feilloos konden in mijn bezit zijn. Voor alle problemen wordeq. gewonnen. Hij ontkent evenwel geldt: wit zet en wint. Gaarne houd ik mij en terecht, dat routine en onderricht vol- aanbevolen voor problemen, eindspelen doende zijn om het sp 1 te spelen. Talent enz. is daartoe noodig. T-t .«te *n vw ziin mee- waardig genoeg is. Twee spelen, hij -2_;_ 22_ __2L2 -22r sterk uitgaven, doch beweerden den sleu tel van het spel in hun bezit te hebben, omdat zij zeer bedreven waren in het uit voeren van een aantal slagzetten, lieten een dag overal in Parijs per aan- i maken, dat zij door meetkundige demonstratie onderricht in het dammen zouden geven. Verscheidene sterke spelers gingen er heen en gaven voor les te willen nemen, doch zij Woffen in de leeraren zeer zwakke spelers aan. Het is zeker, dat in ieder combinatiespel het nooit de routine is, maar de geest en de bekwaamheid, die de grootere spelers maken. Welnu dan, aldus Manoury, in dien deze beide kwaliteiten noodzakelijk zijn voor het Fransche damspel, hoeveel zijn er dan niet noodig voor het Poolsche waarbij de berekening en de variaties aan zienlijk grooter zijn. In beide spelen is het doel de schijven van den tegenstander te veroveren, of ze vast te zetten, maar welk een ontzaglijk onderscheid is er evenwel tusschen net eene spel en het andere In het Fransche spel behoort het tot de zeld zaamheden, wanneer men meer dan 2 schijven tegelijk slaat, terwijl slagen van 4, 5 en meer schijven in het Poolsche spel menigvuldig voorkomen. Dat is het ef fect van het grootere terrein in de ver volg een grooter doorzicht eischt die groo- te slagen zijn de vrucht van bekwame combinatie, die di kwijls behalve schijven winst, winst van de partij verschaft, *t zij door de overmacht van het aantal, het zij door positievoordeel, 't zij door het doen van een damslag op een gunstig gelegen vak vanwaar de dam in staat is het spel van den tegenstander snel te vernietigen. Deze soort slagen komen om zoo te zeg gen eerst tot hun volle recht, nadat van beide kanten verscheidene schijven zijn opgespeeld, maar het is de speler die den Mooi gespeeld. Na 4^-42 neemt zwart slag heeft gecombineerd, die door het on- '”*1 vermijdelijk effect van zijn combinatie zijn tegenstander forceert, de schijven in de gewenschte richting te spelen. Eerst daaruit blijkt de groote bekwaamheid en 23—28 gedwongen. 40—45 13—18? Bedoeld om na 2319 remise te ma- heeren brengen van 6, 1 en 12 is voorloopig van iy met Wit en J. Geusebroek met meer nut. 20—25 25 34 Zwart. 1. 34—30 2. 32—28 3. 40 29 Bekend is de variant, wanneer 39 30 speelt, daar zwart dan met 1822 voortzet, iets wat nu minder sterk is door 19—23 Mevrouw (tot dienstbode) „Heb ook onder het karpet geveegd Dienstbode „Ja, mevrouw, ik veeg al tijd alles onder het karpet.” ONDANKBAARHEID. Een oude dame wandelde kalm in een rei, toen ze ineens zag, dat een stier op haar af kwam rennen. Zij liep zoo vlug mogelijk om zich buiten het hek in veilig heid te brengen en 'toen haar dit gelukt was, riep ze uit „Jou ondankbaar dier Nu ben ik nog wel mijn geheele leven Vegetariër ge weest en dit is nu de dank I” men ongetrouwd is,” zei mijnheer Vroom ze hem niet lief had. --- 1 „Ja, maar men is dan ook vrij om te niet. Toen mijnheer Vroom zag, dat Leentje „Tenzij men getrouwd is met 'n vrouw verlegen bleef zwijgen, vroeg hij „Je hebt toch zooeven gezegd, dat r4»r mznoct „O ja mijnheer Vroom, ik vind het „En zoo’n vrouw heeft u nooit ontmoet?” werkelijk een groote eer, dat u, zco knap, „Och, om u de waarheid te zeggen, zoo verstandig en goed, mij tot vrouw zou heb ik er nooit moeite voor gedaan. Ik willen hebben, maar ik heb er nooit aan 3024, 28 10, 40 29, 49 40, ning deelt hij een voorval mede, dat merk- 2429, 19 39, 2934, 39— 44, 914, noemde ze niet die zich niet alleen voor 10 38 29, Hm1 13 33, 18-22, enz. 27. 37—31 43—39 kan niet wegens zwart 16—21, op een dag overal Op 30-25 plakbiljet bekend 1420 en 9 2Ö, waarna het ont- j van een schijf op 45 sterk uit- 7—12 11—17?? r Zeer grove miskenning van den stand. De zet is 16. Wat rest wit nu Op 3833 volgt 23—29 etc. Op 30—25 volgt 14—20 en 9 20. Op 4237 speelt zwart 12—17. Na 48 -42 zet zwart zijn tegenpartij vast door 1721, 11:33 en 14:25, zekere winst. Na 2721 breekt zwart wel, wit niet door naar dam. Ook na 49—44 zwart 12«-17, dwingend to< 27—21,3Z 12,44—39a), 38 16 27, 8 17,23 32, 18—22, 13 22 met overwegend spel voor zwart. a) op 3832 heeft zwart ook superieur spel. Blijft voor wit over 4339, hetgeen eVDrtÏÏes?o^f aa£“?l-6 de zet was. Nu is 1721 beter, om 3731 te ver- 24—29? 9 20 21. 37—32 20—24 Even overbodig als de vorige zet, waarom behoudt zwart zich niet voor achter schijf 30 te kunnen loopen 22. 44—39 2—7 Beter is 17 of 611. 23. 39—34. Vanaf dit oogenblik gaat wit op combi- -- ,-<'j Door dezen afruil is een stand ont- Vïn dlt 8enre weini8 resultaat verwacht staan, die tot langdurig opbouwen aan leiding geeft, zonder voor- of nadeel, tenminste niet tastbaar. Ou. had zwart beter gedaan met 1722 en 11 22 een centrumspel in te leiden, daar zwart met schijf 19 eerder het veld 23, dan wit met 37 veld 28 bereiken kan. Bovendien was 1S met asnlokkelijk. na den aangegeven uitruil het plaatsen van een schijf op 24 niet gemakkelijk, althans, voor zwart zonder gevaar. 4. 28 19 14 34 5. 39 30 18—23 6. 37—32 12—18 men niet, indien ik het zoo mag uitdruk ken, de kiem voor deze kunst bij zich draagt, en dit is tenslotte het terrein waar op bijna altijd de middelmatige spelers en Iers van tweeden rang schipbreuk lij den. Nu eens is het een schijf die zij bij hun verkeerde berekening op zijn plaats wanen, terwijl die bij de uitvoering van den slag verwijderd wordt, hetgeen de foutieve combinatie veroorzaakt, dan weer bij een vergissing in het omgekeerde ge- val is het een fchijf, die zij bij de bere- i en somtijds is het nog erger en mislukt de slagzet omdat er zelfs geen schijn van een slag aanwezig is. Waaruit komt dit voor Uit gebrek aan zuiver heid van het gezichtsvermogen en nauw keurigheid bij de berekening, doordat bij de analyse een verwarring van de schij ven plaats heeft, doordat de speler door een zwak voorstellingsvermogen, altijd ziet, hetgeen hij niet zien moet en niet ziet wat moet blijven staan en dan zoo doende bij het maken van de berekening het spel bijster wordt, tenslotte omdat hij de gave niet bezit, die men bezitten moet om goed te spelen. van niet veel waarde. 20. 47—41 Natuurlijk is dit goed, 12 is 2025 volgt van den witteti kant 3329 met versterking van den korten vleugel. 7. 41—37 7—12 8. 46—41 10—14 9. 44—39 4—10? Deze zet is bepaald af te keuren. Aller eerst kan hier schijf 5 zeer goed in het spel gebracht worden, in de tweede plaats doet zich een mooie gelegenheid voor om den topzwaren korten vleugel te ontlasten naar den niet al te sterken langen vleugel, die zich bevindt tegenover een niet al te sterken vijandelijken korten vleugel. Daar om 13—19, 8—13, 2—8. 10. 50—44 14—19 EERLIJK. Jantje „Wel bedankt, lieve tantevoor het mooie cadeau.” Tante „O, lieveling, het is de moeite niet waard. Jantje „Kijk dat zeien pa en moe ook.” VERSCHIL VAN INZICHT. Gevangenbewaarder, in de cel bij een ge vangene komende „Weet ge niet, dat gij moet opstaan, als ik binnenkom." i Gevangene „Ik dacht, dat ik tot zit ten veroordeeld was.” 1 De oplossing van (Auteur F. Raman, volgt Wit 30—24, 36—31, 44—39, 27—21, 38—32, 39—33, 40—34, 35x13. Probleem No. 52 (Auteur B. G. Stevens, Hardinxveld). Zwart gedw. 28 x 48, 18 x 29, 48 x 31, 17x22,* 14x3. PROBLEEM No. 53. Auteur K. Eylers, Rotterdam. 46. 19 14 Zwart geeft een partij, die, ünuanu ue vcrsuiiuicuuc positiefouten, toch belangwekkend bleef door de wisseling van voordeel bij beide tegenstanders, r >n voor natie spelen, waarvan 04. in een partij moet worden. Kees stond in een hoekje en hadden zwijgzaam en sprak meer met den leven los te raken en misschien nog eens 't leven je ^la, M-IA* AAC z4 A •Hz'k aIIa f to M«A* aAaa flA Ida zoo hooghartig deed tegen zijn zus. gaf hartelijk en onbevangen te zijn. Zijn lieve kleine Leen „Neen, van dat meisje zou hij nooit kunnen houden. Die III. Zij drukte sterk op het woordje „ik”, 1 mijnheer Woudenstijn begreep haar. Hij I nam Leentje weer met zich mee naar het 1 salon waar mevrouw Brandes het meisje 1 bij zich riep «n zei I „Lieve kind, toen ik je daar zoo zag 1 staan in je wit japonnetje en 't licht van de lamp op je gouden haar, was je net 'n persoon: je om den engelenzang telingen.” 1 „O mevrouw wat overdrijft u nu. Ik een engel. En mijn haar is niet goud, maar rood, en die japon is toch lang niet zoo 1 mooi als die van juffrouw Jelgersma of van uw dochter.” „Nou, da's verschil van smaak. Ik voor goeden man kan vinden. maar u weet niet Leentje. ‘,Ó,"dat kan ik me wel voorstellen, daar aan 't hotel-of pensionleven moeten Toen ze een jaar Alle correspondentie dete rubriek be- 'ia m Stuifbergen, adres Bureau van dit blad. i hoe je -te vngen 1 je die noodig mocht hebben?" [en haar geweest, had, met „O ja, dat alles wil ik graag,” zei Leen- -7 •-* mee’ Krapjes ge- tje en stek hem beide handen toe die M ---- maakt en haar geplaagd, geprezen om haar in één van zijn sterke handen sloot. maar geen verzoek om met haar samen te nu eenmaal niet anders en dat meisje huishoudelijke talenten, maar nooit laten Toen drukte hii er een kus 00 en verfte snelen volgde en, toen werden de gasun zou nooit, nooit haar schoonzuster worden, merken dat hij iets meer in haar zag, het meisje, dat verward el genoodigd voor een klein mvr Voor Kees een ander Toen ging zij dan de aangenomen dochter of ’t huis- gevoel van gabtk alleen 40. 32 23 41. 10—5 42. 49—44 aea, o.*. cic. Bedoeld om na remise te ma- - a) Niet 31—26, daar door 20-24 en de ken door 18—23 en 45—50. De remise ke"in» verpatst waanden, op zijn plaats 4 wit geheel ontwricht was te bereiken geweest door 45-50, even en !hen, waar je begreep zij, dat zi) 't voorwerp van zijn hebt, zie je in dat je met mij nog niet zoo vereering was. --*■*--- Vroom was opgestaan, liep een paar maal het vertrek heen en weer, bleef toen voor - mee. Is niet het verlegen meisje staan en zei Mouton, die bij mijnheer Vroom veel bij- zoo burgerlijk als zijn zuster „L( j 1 val vonden. Ida sloeg de bladen om en „Leentje is volstrekt niet burgerlijk hoe u over mijn aanzoek denkt, ik heenga nog een antwoord oog' naar haar kant. Hij had het veel te druk 11. 31—27? Ons positiegevoel wijst hier aan 32—28 en 37 28. Door den tekstzet is wit ge dwongen veld 28 te laten bezetten door daar nietVan een uitruil b.v. 3731 en 42 31, zooals die vaak links voor komt, zal wel geen sprake zijn wegens het ongedekt zijn van veld 46. Wit moet dus van den langen vleugel opkomen. Ant woordt zwart na den afruil door 1823, dan speelt wit 38—32, 42—38 met voor treffelijk, althans gelijkwaardig spel. 10—14 Niet de beste. Zwart spele 17—21, waarna 37—31 beantwoord wordt met 2126. Nu moet wit sluiten. Zwart gaat --- - door met 1014, verhindert 2722 treffende, te zenden aan den heer W.N. dwingt tot 33—28, brengt dan schijf Stuifbergen, adres Bureau van dit blad. 15 op naar 24 en houdt den forceerenden zet 1217 in petto. 12. 37—31 15—20 Nu komt uit, wat ik hierboven aangaf: 1721 zou slechts 31—26 tengevolge hebben en na den uitruil zou wit best spel hebben. 13. 41—37 Wij geven aan 33—28 de voorkeur. Wel volgt na den tekstzet op 17—22 de en 39 2®’ v°ortgezet met 3833 etc., doch dan dreigt toch 1217. Na 3328 doet 1721 geen kwaad b.v.: 33—28, 39—33 a), 41—37, 27—22. 17—21, 21— 26, volgende 4 jom wordt. T 20—24, 14. 31— 26" 17—21 Neemt nu het nadeel van den tegenstan der weg. Hoe voortreffelijk was niet b.v. deze voortzetting 33 24, 32 23,37—32, 24—29, 23—28,18 20,19—23, 8—13 etc. 15. 26 17 16. 36 27 Nu, dank zij zwart, wit's stand hersteld is, komt deze uitruil zwart’s langen vleugel wel ten goéde. Van voordeel is geen sprake meer. 17. 33 24 23—28 18. 32 23 18 20 19. 39—33 19—23 Heel goed, maakt de schijven 30 en 35 rood, en die japon is toch lang niet zoo of van uw dochter.” „ivvu, da s vcrsüui van smaak, ik voor mij wilde wel dat mijn brutaal donker- harig dochtertje ztto’n blond teer meiske niet van terug houden, was.” half hoe ik dat meisje „Ja, da’s verschil van smaak. Kees vindt uw dochter gewoonweg 'n snoes Toen ze een jaar c. - ---- „O ja, de jongelui mogen haar wel, ze al zoo iets echts moederlijks en zorg- voor haar ouden dag aan haar familie U is altijd zoo hartelijk voor mij geweest.1 maar op 't oogenblik geloof ik toch dat zaams over 1«»— a - Ida haar een beetje verdrongen heeft, haar houden en ik kon soms boos op lda rustig 't hof maken door mijnheer Vroom, was.” haar op heeft.” „O, dat zal wel veranderen.” „Ik wil het hopen voor....” „Voor wie. „Nu ja, voor allemaal, voor Ida Verder werd door die twee over irp niet meer gesp: elkaar zeer goed begre luisterde. Hij had het gesprek tusschen tusschen Kees en mijnheer den Ida en Leentje gehoord en het had hem was zwijgzaam en sprak meer met den leven los te raken en misschien nog eens 't leven je nog geven ^an, en jij maakt me een onaangenaam gevoel gegeven dat Graaf als met Kees, die zich alle moeite jong te worden.” met jou jeugd weer jong. Maar hij durfde „Maar u bent volstrekt nog niet oud.” niet. Hij sprak alleen Opeens vroeg hij „Denkt u? Toch te oud, om een lief „O als je je lot in mijn handen zou „Waarom wilt u mijn zuster geen Leen- jong meis e wiar ik zeer veel van houd, te willen leggen. Wat zou je mij gelukkig niet van Leentje houdt zal nooit zijn tje noemen?" x vragen mijn vrouw te worden.” maken.” vriendschap bekomen.” Op die onverwachte vraag wist Ida „Och, u kunt het toch probeeren Zoo dacht Kees en in een opwelling van met dadelijk te antwoorden. Zi.’ - teederheid voor zijn zusje, ging hij naar het de schouders op en zei toen langzaam mijnheer Vroom salon, zette zich aan de tafel bij de cosy- „Omdat ik Leentje zoo’n leeliiken „Dat niet, maar ik ben bang, dat de liet na al wat hij voor mij deed.' corner waar Leentje met de dames zat, naam vindt.” jonge dame zich beleedigd zal voelen, en vroeg om een glas wijn en een gebakje „O zoo Kees is ook niet mooi, vindt door zoo'n ouden man als ik gevraagd te tot vrouw wensch. Hij en om het genoegen de dames te mogen u niet worden.” vandaag kom vragen, hij nee gezelschap houden. „Neen, ook niet,” zei Ida en begon toen „Dat kan nooit. Elk jong meisje, hoe zegd dat hij zeer gelukkig zou In een oogwenk was het een gezellig over iets anders. Zij was blij toen het jong zij ook is, moet zich vereerd gevoelen mij 't jawoord gaf. Hij is niet hoekje. De boekhouder, die om de mu- souper voorbij was en zij behoorde tot de de liefde te hebben opgewekt bij een man zuchtig dat hij je geluk in de ziek zijn meisje een poosje verwaarloosd eersten, die het sein gaven tot vertrekken, zoo als u.” Leentje wilde nog meer zeg- staan.’7 Toen zij met haar moeder in de auto gen, maar zweeg opeens verlegen, want „I”111_„ zat en deze haar vroeg of zij zich geamu- zij zag hoe het gelaat van mijnheer Vroom geluk zal zijn, ais ik uw vrouw word.” vertelde een paar grappige voorvallen van seerd had zei ze onverschillig opklaarde en hoe hij haar met zijn trouw- de fabriek en mijnheer Woudenstijn, vanaf „Och, ik houd niet van £e avondjes, hartige bruine oogen aankeek. Opeens - t tneasfhen, 1 paar woorden tusschen. eens echt mee praten kan.’! „Ik dacht, dat je met mijiheer Melders log al kon opschieten.” f Hij valt in elk geval echlt mei wist Ida „Och, u kunt het toch probeeren „Daar twijfel ik geen oogenblik aan; ij haalde Bent u zoo bang een blauwtje te loopen, maar ik zou toch ook zeer ondankbaar naar het de schouders op en zei toen langzaam: mijnheer Vroom?” wezen als ik mijnheer Woudenstijn ver- i, «llc iivu «u ut „ij óc uj»;- „Omdat ik Leentje zoo’n leeliiken „Dat niet, maar ik ben bang, dat de liet na al wat hij voor mij deed.” er waar Leentje met de dames zat, naam vindt.” jonge dame zich beleedigd zal voelen, „Mijnheer Woudenstijn weet dat ik je a iv «- -• j j j - - - - j weetdatikjemt vandaag kom vragen, hij heeft mij ge- i zijn, als je t zoo zelf zuchtig dat hij je geluk in den weg wil „Maar ik weet niet, of het mijn en uw worden.’ oude meid. Zoo komt men lijken echtgenoot en ben niet zooveel van u gaan F J222, „Maar dat begrijp ik heel goed. het mijn hoogste wensch is, je vriend te 2 2i <pij te gaan houden.” ^Maar ik houd al van u, heel veel zelfs. - - -. „Maar je vond mij te oud, nietwaar, zeker ook wel oud genoeg om voor 'n aanbidder.” „O nee, dat niet. Ik beschouwde u meer „O ja, al acht en zestig en toch heeft als een ouderen broer en geef bovendien „Ik geloof dat Ida nóg niet veel met ze gehuild van ergernis, dat ik met mijn niets om de jongelui. Als ik ooit trouw, vertrek nog maar niet een paar jaar ge- zal het toch zeker zijn met een, die veel wacht heb. Ze had zoo graag haar zeven- ouder is dan ik want ik ben zelf geen jong tigste geboortedag nog in ons huis ge- meisje, ondanks mijn leeftijd. vierd Eigenlijk ben ik nooit jong geweest!" „Dat kan ik mij voorstellen.” Dat laatste klonk zoo treurig, dat Joh. „Maar ik heb zoo’n prachtig aanbod in Vroom, die Leentjes geschiedenis kende, dat Amerika gekregen als technisch direc- er door aangedaan werd. Hij zou't lieve niet meer gesproken, maar zij teur van een fabriek, dat ik *t aanbod kind in zijn armen hebben willen nemen pen. Ida onmogelijk kan weigeren. Het is voor en zeggen Leentje lieve ga met mij mee. Graaf in, mij in elk geval heel goed om uit het sleur- Ik laat je van mijn geld genieten al wat nog geven xan, ugd niet. Hij sprak alleen DERDE HOOFDSTUK. nu kwam dat opeens. En zij had zoojuist „Wat jammer, dat u ons gaat verlaten, zelf gezegd, dat ieder meisje vereerd mijnheer Vroom,” zei Leentje tot haar moest zijn met zoo’n aanzoek. Vereerd bezoeker, die verteld had, dat hij kwam was zij ook. Wat zag hij in haar, dat hij afscheid nemen en naar Amerika ging. haar tot zijn vrouw wilde maken? Zij, „Och, ik heb hier niemand, die mijn de vrouw van een welgesteld fabrikant, vertrek zal gevoelen. Dat gaat zoo als Toch moest zij eerlijk bekennen, dat men ongetrouwd is," zei mijnheer Vroom ze hem niet lief had. Ze hield van hem, een beetje spijtig. beschouwde hem als 'n vriend, meer Leentje°en° Mien gezeten, putte zich uit doen, wat men wil,” meende Leentje. dames, zöodat mijnheer Woudenstijn zijn die ook wil wat men wil, of. liever, die buurvrouw, mevrouw Jelgersma toeflui- lust he sterde, dat Vroom van plan scheen zijn deelen.” „Óch, om u de waarheid te zeggen, zoo verstandig en goed, mij tot vrouw zou 2 22 .2 2 22 - 2 2 2-4 „Als hij mijn Leentje maar niet van heb jaren lang met mijn moeder samen ge- durven denken, dat het tnogelijk was me wegneemt," zei mijnheer Wouden- woond en toen die stierf bleef de huis- en.... en.... nu ja hoe zal ik 't zeggen, stijn, en het viel mevrouw Jelgersma op, houding juist zooals het was door de zor- ik heb u nooit beschouwd als een moge- hoe hartelijk hij dat zei. gen van onze oude meid. Zoo komt men lijken echtgenoot en ben niet zooveel „U bent wel egoist. Als 't meisje een er vanzelf toe een vrijgezel te blijven." van u gaan houden als daartoe noodig is." -!xr. rir.dc:„En nu u naar Amerika gaat, neemt „Maar dat begrijp ik heel goed. Ik „Nu ja, dan zal ik er haar natuurlijk u de oude meid zeker mee?" plaagde veronderstel echter dat, nu je weet dat 2 maar u weet niet Leentje. het mijn hoogste wensch is, je vriend te meisje waardeer.” „Nee hoor. Zoo erg is 't niet. Ik zal mij zijn, je je best zult doen, een beetje van - nr aan Mtnii te aaaw Vizx««<4»m uw dóchter gewoonweg 'n snoes 1” Toen ze een jaar of wat jonger was, had gewennen en Doortje heb ik goed verzorgd „O ja, de jongelui mogen haar wel, ze al zoo iets echts moederlijks en zorg- voor haar ouden dag aan haar famili maar op 't oogenblik geloof ik toch dat zaams over zich. Je moest werkelijk van overgelaten.” Ida haar een beetje verdrongen heeft, haar houden en ik kon soms boos op Ida „Zij was 1 2 Enfin zij haalt haar schade in, en laat zich worden, die wel ééns onaardig tegen haar gepensioneerd te worden.” die er zijn kaartclubje voor in den steek heeft gelaten.” j Mijnheer (Vroom was een oude jonge heer, zoowat om en nabij de veertig, statig en knap ondanks zijn leeftijd. Hij was al tijd even vroolijk en dus was het geen wonder, dat hij zich tot 't vroolijke Mientje voor Kees voelde aangetrokken. Ida zat nu aan de piano en speelde een onderwei sonate en Kees stond in een hoekje en hadden dagen.” de bladen om en w stond zoo, dat zij in het salon de dames en als je hoort hoe mijnheer Wouden- weet dat u mij niet zult uitlachen óf u bê- als goeie vrienden van eïkw' mn êa kon zien, maar geen oogenblik keek Kees stijn haar prijst....” leedigd zult gevoelen, ben ik zoo vrij afwachten.” naar haar kant. Hij had het veel te druk „O, die Ze is natuurlijk een model uw hand te vragen. Wilt u mij het onbe- „Afwachten? Enfin, ik heb al zoo Imm met de andere dames. En voor het eerst huishoudster.” schrijfelijk genoegen doen, mijn vrouw te gewacht. Ik zal zonder vrouw naar As»- van haar leven voelde Ida zich wat veron- Hiermee eindigde het gesprek, want worden?" rika vertrekken, maar ik mag ie vhHiwyi achtzaamd. Zij was altijd gewoon een paar de auto stopte voor het huis. Leentje wist niet, wat te antwoorden, en je belooft mij mijn brieven te hean*. jongelui om zich heen te hebben, maar Toen Ida op haar kamer was, zat ze Geen oogenblik had zij aan de mogelijk- woorden, mij eerlijk te zeggen die Kees scheen toch een lompe vlegel nog heel lang in gedachten. Ze vond Kees heid gedacht, dat Vroom haar een hu- over mij denkt en mijn raad te L een a»rdigen jongen en het speet haar, dat welijksaanzoek zou doen. Hij was altijd als je Eindelijk op verzoek van mijnheer hij niet voorkomender tegen haar wa\ voorkomend tegen haai - Woudenstijn ging Kees weer narr de mu- geweest. Zou hij gezien hebben hoe ze mijnheer Woudenstijn ziekkamer en speelde een paar vioolscli’s, Leentje had behandeld? Enfin het was maakt en haar geplaagd, geprezeno'm haar in één van rijn*sterke handen sloot 2 7

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1924 | | pagina 8