De terajiewonien eer. SfeSS'SHfSXB
n.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
F
h<
VARKENSOOREN.
Dienstbode t „Je hebt mij toch beloofd,
- - ,r - Slager „Ja, maar ab er nu toch «jet
maken van da „Ja, oom, wij moeaten het hart voor meer zijn Ik kan te mij toch niet zelf
-_j tens elkaar uitstorten I” brak Kurt te, HW«ca vaa mija teötd wijden
„w<
H4
„ik zou
„Ik weet hef,” antwoordde zij luste-
Domme jongensstrek
F bromde
de boot en wuifde nog eens den rouw niet af gelegd maar er is een voegde de tie
en sloot de
Fransch,
[ten
kunnen met de huishouding, vrouwlief F’
aan u de eer
gevlucht in her gezicht van den vijand, woorden van dank kon uiten. Maar toen kapitew het huis van majoor
had zijn poet verlaten en de wapens de twee officieren zich wilden verwijderen, H.erPin binnentrap. Plotseling t bonsde
mm
«MSB
fooi het kunst
bad.
De kapiteip boog£ich*over hem speldde
wonde wiens oogen zich met tranen vul
den en die slechts eenige onverstaanbare
Haar blik zweefde over de vreemde,
de zon beschenen daken daarl
smeekte Hans, „doe mij
buiten de deur. Het kost immers niets 1"
De zuster stond onwillig op en volgde
SLIM.
Een piattelandsdokter had bij zijn
„Zie majoor.” zei eensklaps de kapitein,
ir een gewonde stil staande, „dat is hij!”
Hij boog zich over hem heen en raakte
kaj
koi
dc kleine hotelkamer en droomde.
Ie, door
buten,
gh»g
1 te
terug en
t „Wilt
geen tijd.”
had hu twintig
ende afmetingen
hij slechts één ervan herkende els ejje
lam-
pij-
van het verwarmings tutte»! tamo.
i portières met ram
i kleed met groote
dozijn stijve heldere hand-
felijk en geërgerd. „Maar laat ik u niet
storen.”
„Je stoort me volstrekt niet,” sprak
mevrouw van Losz, die een flauwte nabij
was. „Daar slaat het twaalf.”
„Ja,** zeide Kurt, in afwachting. „Moet
soon
zal, ga ik vanavond nog weg. Dus wij
moeten verhinderen dat er iets gebeurt.
Wanneer Kurt ons bezoekt, moet er
altijd een van ons beiden tegenwoordig
Kurt ’fcan-
(trfat thuis, wat heel zelden gebeurde,
omdat er zooveel: gekocht en geregeld
moest worden.
De juffrouw werd binnen gelaten en
haar volgde een kruier met «en reusach
tige doos.
„O Trine, wat lief van je dat je me komt
opzoeken,” riep Leentje toen Trina, breed
en goedmoedig dik vrouwtje de kamer
binnen kwam.
„En mijn man laat jou en mijnheer
recht hartelijk geluk wenschen en hier is
*t cadeau,” zei Trina en wees op de doos
«Me de kruier had neergezet. Terwijl zij
den man betaalde knielde Leentje bij de
doos, opende die en er kwam een reua-
ochtzge taart te zien, een taart, zoo kun
stig en zoo heerlijk als Leentje nog nooit
gezien had. En zij viel Trina lachend om
den hals en kuste het goeie trouwe schep
sel dat uit Gelderland gekomen was om
brengen. Heel dén weg had zij over het
de waarheid te kennen de bruid van
Olivier i
Ji^de geheirtft schande
ju zou het aan niemand wradea.
HIJ HAD AL POOLSHOOGTE GE
NOMEN.
Rechter (tot den cipier)„Breng dea
man weer naar zijn cel terug, maar pas
op, dat hij onderweg uw zakken niet
Gevangene (zakkenroller): „Maar, mijn
maar een zakdoek en een blikken tahato*
doos in den zak."
een stevigen ketting midden op zijnimaag.
Mijnheer von Losz ging een licht op.
Achterdochtig zag hij zijn zoon in het
gezicht, lang lang maar hij fluisterde
heel zacht voor zich heen
„Ondeugende rakkert F
von Losz. „Hij zegt dat ik zijn papaatje
hou
Toen was de vreugde groot.
Tc- r»
ruim- det 1
fegen den avond van denzelfden dag
Hans met groot plezier aan zijn ouders
een horloge tien, dat hij van zijn aanstaan»
/‘y “1 .Jkregen. Hij
hield het aan zijn roode ooren om te hoo
ft, wie de
atü, daar
Hmm te» fton veel lawaai da kamer
uit, terwijl Marie door een andere deur
binnenkwam, bijna tegelijk met neef
Kurt, den nieuwen assessor
•„Wat zet jij voor een gezicht, Kurt?”
vroeg mijnheer von Loez.
„Ik heb mij het ongenoegen van mijn
nicht op mijn hals gehaald," zei Kurt
scherp. „Zij wil mij geen hand geven."
- 'gezellen.
En wanneer hij in den dierentuin plotseling
aroes wil laten zien, dan
gaat niet bij hen vandaan,
[oor je hem aankomen, dan kom je
'j nu
tJJTJ goed begrepen, moeder, js f'
KaKLIII evaexalr T aaa
VERBETERING.
„Drinkt de student, die bij je op kt man
woont, nog zoo veel F’
„De jongen beeft zich in dea laatste»
tijd veel verbeterd. Hij doet nu en dan
reeds pogingen, om alleen het sleutelgat
te vloden/*
„Ik wu_,
■ad, en ik in Amerika zat.'
„Wat heeft je zoo ontstemd V vroeg
Marie.
„Dat zal ik ie wel eens vertellen maar
na niet.''
„Aha F dacht mijnheer von Losz. En
hij keek zijn vrouw aan. alsof hij'zeggen
wilde „Zie je wel.”
„Ik kan je tot mijn spijt vanavond niet
op wat fijns onthalen, beste Kurt, ons
u-“j
en alleen bestaan uit wat "koud vleesch
met portwijn. Marie, haal den i
even. En daar is Hans ook. Heb je
kurketrekker bij je V’ vroeg Marie met
afgewend., gelaat.
Zich op de hielen om.
Hans haalde onderwijl in alle vroolijk- ,(Iiïns nivci zij toen neengaan, uacm
heid een dozijn kleine pakjes uit zijn zak. Kurt, „zfj kan toch niet aldoor hier blij-
gemaakte augurken, een zure haring
met uien, een gerookte bot, een dozijn
sprot en een stuk Hollandsche kaas.
„Wat heb je daarstotterde de vader
verschrikt, „waar is het vleesch?”
„Allemaal lekkers, papa U hebt toch
„En het brood Groote deugniet”F
goed. Nu
Mijnheer Losz ging naar de deur, die
in de andere kamer uitkwam, en trok
haar dicht
„Kurt is een goede jongen. Maar Marie
krijgt hij niet. Dat nooit."
„Maar lieve Losz F
„En dat zeg ik je als hier iets gebeuren
ik zit, of er gebeurt een ongeluk 1 Spreekt
het woord thee of cognac niet uit 1 Kom
niet in mijn nabijheid 1"
„Mama, mama F zei Marie verschrikt,
„Hebt u maagpijn’mama vroeg Hans
ondeugend, „of hebt u ’n gevoel, alsof
„Zwijg!” beval mama met doffe stem.
„Bestel mij een flesch spuitwater maar
Hans ging, en bestelde een flesch.
Jool” hijgde mevrouw van Losz. „En
nu, Marie, help mij naar bed
Eerst kon de oude majoor 1
snaar niet begrijpen. Het was al te ver
schrikkelijk voor hem, den oud-militair.
Wat 1 zijn zoon was een lafaard Soldaat het eereteeken op de borst van den ge
ep zijn beurt, had hij de Laagste daad ge
daan, die een soldaat kan bedrijven Hij
sr
waardig té zijn te dragen Neen dat
was met mogelijk!.. En t<
t
was officieel Olivier Herpin, die niet
weer was i
Veroordeeld tot tien laar dwangarbeid
De majoor las dat en viel, als door een
beroerte getroffen, in zijn stoel Toen
EEN KENNER.
„Toe mevrouw I Koop u een pakje
zilverpoeder van mij l” vleide een mars
kramer.
„Ik heb mets noodig,” was het barsche
antwoord van de vrouw des huizes.
„Dus had de juffrouw van daar strak*
toch gelijk, toen ze zei, dat uwea geeft
zilver had om te poetsen.” 7
Een rijke bestelling volgde.
ZOO DOEN ER WEL MEER.
Mevrouw „Beste man, je hebt eeu
keurig pak gekocht, maar wordt dat niet
wat te duur, al die pakken, voor ons in
komen
Jong man „Ik heb bet op credéet ge
kócht?’
Zij i „Dat maakt de zaak niet beter.”
Hij „Maar ik had het noodig.”
Zij „Waarom?"
Hij„Om mijn credict op te houden F
NIET THUIS.
Dame „Is mevrouw thuis
Meid „Heeft u haar niet aan het raam
gezien
Dame „Neen.”
Meid„O, mevrouw zei, dat, ata tl
haar met gezien had, ik zeggen moest,
dat ze niet thuis was.”
Edith Mornand was de dochter van
een zijner oude wapenmakkers Olivier
en zij waren te zamen opgevoed en hadden daj
elkaar sinds lang lief Zij zouden in het
hinderd F
--- Nog een buiging weg was hij.
eigenaardige stem. Marie schreide in stilte.
„Goeden nacht slaap wel. „Dat is me wat moois I” stotterde mijr.
„Ja, slaap wel,” riep mijnheer von heer von Losz.
Losz, »»wtt voel ik mij akelig, dat is de „Dat begint ernst te worden 1 Hans
schuld van dat eten dat Hans meege- Hans waar zit die deugniet weer?’
1U. -*lloc moe ersacsw Ata vs" «w
„Onzin F bromde mijnheer von Losz. haar oor Hoorde vreemde ^temman
„Ik was zoo dwaas, mij r*" 1~!-J
op dit wederzien te verheugen,” ging op het land en naar een weerspannig
Kurt voort. „Maar alleen voor kinderen mensch, die toch hier was v'5r-
■te herinneringen heilig.’ naar den ouden en naar een zaligen nieuwen Ik heb hoofdpijn.”
- -.-ia „Marietje,” r—
-^Matie, daar is Kurt F schreeuwde nu eens een plezier en steek je neus even
ging in een hoek van de kamer zit- Hans en stootte de deur open. Een ge-
n Marie in den anderen. voel van vreugde kwam over de beide
zijn hart onstuimig, daar stond eensklaps
Edith voor hem.
„Jij hier?” stamelde het meisje ont
steld.
„Ja, ik F antwoordde Olivier.
rum zij met bevende stem „Wat hoop
ie Misschien is je misslag verjaard
of door een amnestie uitgewischt
Maar je weet,, dat je vader je zal zeggen,
de eer niet teruggeeft I Olivier, waarom
ben je terugge komen
„Dat zal ik je zeggen," riep plotseling
een heldere stem, en majoor Herpin,
„Welnu, luister, ik heet niet Muller 8®volg<* «foot den kapitein, trad op zijn
*--- - - T zoon toe en omhelsde hem.
„Ik heb er ook ai aan getwijfeld.. Edith keek de drie mannen verwonder?'
un.
ipperheid zelf, gedeserteerd
„U vergist u,” zei Olivier fluisterend,
huwelijk treden zoodra de soldaat zijn en zijn bleek gelaat werd rood van schaam-
plicht jegens zijn vaderland had vol- te, ,ak ben een lafaard Mijn vrees en
bracht. zenuwachtigheid als kind hebben mij
Het jonge meisje woonde met haar als jongeling gevolgd, hebben mij als
moeder in de nabijheid van den ouden jongen man niet verlaten Ik wis er
majoqr, die bij den dood van haar vader beschaamd over, ik trachtte het te ver
haar voogd was geworden en bijna dage- bergen, maar het was onmogelijk. De
lijks kwam zij met hem over den afwezige vrees heeft mij doen deserteeren U kent
spreken zoo iets niet kapitein, o, zoo iets is vree-
Toen zij dien dag kwam, vertelde hij seltik...."
haar de geheele vreeselijke waarheid. De kapitein was te verbaasd. „Jij bang,
Edith slaakte een gil en viel als levenloos jij vreesachtig F herhaalde hij, „overal
in de armen van den ouden majoor Zij waar wij samen geweest zijn, had ik je
wist, dat het regiment van Olivier tegen sleAts één ding te verwijten, namelijk
een oproerigen stam Arabieren was uit- je al te groote vermetelheid. En daar niets
gezonden, en de lafheid van haar bruide-4 hielp, dacht ik.die jongen, altijd zoo
Ml dat uit Gelderland gekomen was om gom was voor haar, de dochter van een droevig, zoekt den dood r’
haar dat kunstwerk voor haar man te soldaat, de grootste beproeving Ware „Neen k zocht den dood niet," zei
hij gesneuveld, dan had zij zich nog' kun- Olivier. „Wat mijn moed betreft, het was
ihoudelijke strijd msschen mijn
- instinctmaügen opstand van
in met
- lijker dan de dood opgeheven hoofd te midden van den kogel-
Toen Edith haar kalmte had terugge- regen te blijven .staan, maar de heldhaftig-
- kregen ontvouwde hfj haar het plan, heid was slechts schijnbaar Wie in mijn
gezellig feestje dat hij opgevat had, en Edith beloofde binnenste had kunnen zien zou er anders
y.- „Z. J..i1 zou vreten
Het geheim tekte inderdaad niet uit.
thoord F zeide mijnheer
ms waar is Marie?”
„rfuaai, p«*.
„Dat is zeer onaangenaam F riep me-
„Ik voel mij weer net als gisteren
voort. „Maar alleen voor kinderen mensch, die toch hier
Marie zweeg nog altijd.
Zij kon haar tranen bijna niet inhouden.
Kurt
ten en
Zl) CluwwMiM. «««fu. uiu wun neen zciic zijn vwr ccn sieiuc ucui, w<uuvp in gou-
Mijnheer von Losz, met de handen in hoed af en schoof een stoel bij. Hij den letters het woord „Uit” te lezen stond,
den zak, floot zacht en zocht den blik van deed dit alles met een overgroot pleizier I
zijn vrouw „Goeden morgen, beste Kurt I" klonk klein*, met blauw fluweel’bel--
„Geen recht, neen, fluisterde Kurt. de ltem van zijn tante uit de slaapkamer- Mlne In het volgende -
Jk wou, dat ik nooit het examen gedaan deur. jjj klonk akelig, bijna gebroken oogenblik sprong het deurtje weer dicht den zwager cadeau had ge!
hwL en ik in Amenka zat. en de geheele yeejiujg van het goede H*" vl"" --J-
mensch was eenigszins zonderling
zij zag er uit, of zij pas uit het l
gekomen en snel het hoog noodige had
aangetrokken.
„Mamazeide Marie met grooten
schrik. „Bent u opgestaan Het is Kj.;
maar....”
Een zwak lachje kwam op het gelaat.
„Ik ben heel goed ik voel mij veel
ga je gang maar kinderen ik
kom bij jelui En zij liet zich op een
Indi&hen shawl die alles verborg. Haar
„Neen," sprak hij gedempt, en draaide dauaralsof zii
Hans haalde onderwijl in alle vroolijk-
telkens een andere te koopen. Hij ge
bruikte toen een list Hij deed bij ieder
bezoek of hij veel haast had, en weg
en op het punt stond in zijn rijtuig
stappen, dan liep hij plotseling terug
riep om derf hoek van de deur „Wilt u
zoo goed zijn mij mijn parapluie thuis te
laten staan? Ik heb nu
Binnen twee dagen
bated gewaakt, hef voor schudden be- nen troosten met de gedachte, dat hij a^ een onopho
hoed, maar hier in Amsterdam durfde zij een held op het veld van eer waa gevallen wil en den
iwen en had ze een kruier genomen, schrikkeliiker dan de dood? cr_
Toen Edith haar kalmte had terugge- regen te blijven .staan, maar de heldhaftig-
kregen ontvouwde hij haar het plan, heid was slechts schijnbaar Wie in mijn
jen
n gezellig feestje dat hij opgeva’ had, en Edi
Trina dien nacht dat zelfs haar moeder niets
over gedacht hebben.”
„Je vergist je,” zei de officier, „hij zou
u alles gezegd heb en indien ik uw be-
„Ik beloof’het e reeds van te voren,
was vastgehecht. Het was hem alsof dat mijn jongen."
kruis eensklaps met slijk bedekt was.
Eindelijk had de oud-militair zijn toorn ik ben geen Zwitser
Bedwongen. Nimmer zou men
kleine stad, waar hij woonde de gebeur- Zeker een dwaasheid n
tenis vernemen Om te redden wat nog 'aren, veronderstel ik?.. Maar dat is "oj UdmeiJ|aaf'
1'1 i thans uitgeboetj Ik zeg ie dat! Indien Deflr Obviei dus belasterd...
dat deze brief hem den dood van den je sterft sterf je als een dapper en eerlijk
—tj-,j l-j -- yertei me verder niets, ik be
uracht weten, da: zijn zoon een lafaard grijp alle
was j ia toch, één persoon had het recht verlangt."
„Dank u," mompelde de gewonde.
zij zou wellicht sterven, als Herpin, mijn vader was vroeger majoor
«SAMvaMA am imz'kf t* icfhAffaw.’'
wWat i" nep de kapitein m de hoogste
en Hans stond alleen op den vloer. i
rling Net was net een sprookje. Inderdaad ren of het ook tikte en hing het toen aas
bed was sprookjesachtig en onverklaarbaar. ----
lice had En toen lachte de jongen, toen hij zich
met een vervelend boek aan het venster
zette. Dat grinniken kon mama niet uit-
Gelukkig dat hier ten minste geen
laardenstallen waren. Maar er was anders
teel wat.
„Hans, heb je-een glas gebroken?"
„Neen.”
„Heb je aan de electrische leiding iets
„Marietje,'
- ----i cea oogenblik meeZco Iets heb je nog nu niet zoo raar, wees nu toch goedF,
als een kind een beetje heimwee naar het stille huis nooit gezien.” „En als u een cognacje hebt
i—a ----jj-aaig weet hef,” antwoordde xij luste- „Domme jongensstreken F bromte
heimwee looe. „Een doolhof. Laat mij zitten mijnheer von Losz. „Hoe kan een rui-
Tb laait WtlSSCD fn3fl 2SSCSSOT
1 „Nu, nu niet schelden, papaatjeF
„Wat papaatje
Marie snikte in mama’s armen.
- - o- - --w -r --„Huil niet,- Marie,” zeide mijnheer
geen recht om zoo te spreken, jonge menschen. Alleen I Zij waren al- Hans, alsof zij naar het schavot ging. von Losz. „Hij zegt dat ik zijn papaatje
eindelijk. leen. Kurt zag om zich heen zette zijn Voor een kleine deur, waarop in gou- ben
hield hij stil Het deurtje sprong open. Een
kleine, met blauw fluweel bekleede n
„Dat spreekt van zeit, beste oom, vroeg mijnheer von Losz, zijn neef aan- op en neer. Maak ik de deur beneden
„Vooruit
Marie de ka
ga jij mee en
HOv. MUKMUKU, U«I>
dadelijk te voorschijn. Heb je mij
„Zeker,” sprak mevrouw von Losz
bedroefd. „Je wilt een gedresseerde draak
van mij maken."
„Neen, wel een leeuwin, die haar jon
gen bewaakt.”
„Wat moet er van Hans worden, op
wien ik ook moet passen?”
„Huil nu maar niet, vrouwtje F troostte
de heer von Losz.
„Hans is in zijn beste jongelingsjaren
die zal zich wel amuseeren. Wij moeten
hem bezigheid geven dat is de hoofd
zaak bij de opvoeding. En wil ik je nu
eens wat zeggen Nu zullen wij ons eens
wat lekkers laten halen. Beneden in die
groote zaal met al die kellners, kost het
zoogenaamde couvert tien mark. Maar
zoo dom zijn wij friet. Neen I Wij
ons stilletjes een heeleboel lekken.
op, dien wij nog van de reis hebben over
gehouden Hans F
De deur ging open, en de zoon van het
echtpaar vloog naar binnen.
„Hans,” sprak mijnheer von Losz,
iin vader "W hebt >°°«e beenen en daarbij zal het
bleef aan* de'deur staan, !e. rol,tr'kt niet hinderen, als je eenige
kleine pakjes krijgt te dragen. Loop eens
vlug de straat op, ga ergens in een win-
kei hier heb je geld en breng ons
iets te eten mee Maar zoo, dat men het
in het hotel niet merkt F
„Wat moet het zijn, papa F' vroeg
Hans verheugd.
aarom b^‘ je terog'gek^*?" her- k *’k maar w?t kr*en
zii met bevende »t»m tX7at hnnn 'B?*1 ,’at 1* W*J< En roep je
zuster hier I Wat doet ze t”
„Zij huilt”
„Wat doet ze?”
„Zij huilt, omdat zü een arm verlaten
schepsel is, de wereld een woestijn en
„Voor den duivel F schreeuwde de
heer von Loez.
„En dat Kurt haar zelf haar reisteschje
liet dragen en zich in het geheel mot om
haar bekommerd heeft F
„Zoo zoo sprak mijnheer von Losz
\ngzaam.
\,Het is
1 in
«ij
Mooi,”
stem.
neef. Vt
vendeur ik ga naar beneden.”
„Kom, gauw mama, zei Hans, die
-uurrood was van pleizier.
„Nu, dat is een pret Hoor je die lift
trommen Zoo gaat hij nu al sedett een
•adf uur op en neer.”
Mijnheer von Losz kwam in de gang
ft had gehad. Maar hij
zou hem nu tegenhouden, sprak hij, en
nog dc beenen van Kurt en de voeten van *9. wnen. Het opmerkelijke was dal
Marie. bl> «lechte één ervan herkende als zija
want vader heeft moeder bevolen, altijd neef verdwenen voor haar in de duistere
Eindelijk hield het brommen op, en
lis in de armen van haar moeder,
Kurt met een «egevierend gekat
gang in kwam.
„Ik dank u, ik heb de lift nu grondig
onderzocht hier, dit ia voor u F
„Zoo, mijnheer, kom nu maar bovenF
Na tien minuten was alles afgedaan, en zeide mijnheer von Losz woedend hof-
Hans kwam heel op zijn gemak de kamer felijk, „maar laat u de trap niet foppen dat je vandaag een poer varkenaocton
Al vroeg in den morgen tat Marie m binnen. want bij het vele heen en weder gaan voor mij zou bewaren F
l c.-- -„Mane,” sprak hij in ’t voorbijgaan, moest je eens zeeziek geworden zijn I” f'- --
„kun |e je een voorstelling maken van de „Ja, oom, wij moeaten het hart voor moer ’zijn Ik kan M mü toch niet wli
lange gangen hier? Niett Kom dan eens elkaar uitstorten 1” brak Kurt te.„Wet* vaa m‘|n hoofd snijden I”
en roemde hun daj
eveneens gewond
om C
keld, en zijn arm in verband scheen te»
Een Jaar later. Twee reizigers, zoo juist
met den trein aangekomen, hielden stil
hij!” °P eenige schreden van het huis van ma-
t‘_.j ioor Herpin. De een was een jonge man
Jicht zijn arm aan. Toen opende de ge- van dertig jaar, wiens bleek gelaat g rote
- - - A jonde de oogen, die eensklaps begonnen ontroering verried de andere was veel
,Ik hoop dat je aan je Amerikaan en ce schitteren. Hij had de militaire medaille ouder en droeg het kruis van het Legioen
1* O—.:..i, c.. u u1.11 _i.
i van
schitteren
van de eer te redden viei, zou hij zeggen
«ef zij, „ze heb-
,t ”1**”. «>»woordde de kapitein, „hij
jeugdigen soldau gemeld had. Niem-r.d man.... Vertel me verder niets, ik bé- «eH belasterd, maar hij heeft
r - -- Z~:~ mij alleen wat je van mij uch ook schitterend gewroken..”
I ia toch, één persoon had het recht verlangt."
J.1 1^,111 _i „Dank u,” mompelde de gewonde,
maar hij vertrouwde haar air „Ik ben Franschman j ik heet Olivier
vernam, maar en vocht te Reischoffen."
aanziende.
„Buitengewoon." antwoordde hij, bi-
DE PROEF OP DE SOM.
Man „Zou het niet wat zuiniger aan
vragend aan, als wilde hij zeggen „ben gaan, en toen zag ik freule von Loez er 1 --73.
-ook in zitten, maar in het volgende oogen- .V’2UW *ls je een vrouw niet zutfifg
dat nu weer? „Marie,” zeide hij toen, „ga eens een blik zag ik alleen nog haar hoofd -n nu durft noemen, die haar trouwjapon spaart
plotseling donker geworden brief schrijven aan de kinderen dat wilde ik mijnheer den baron 1 oeken, ï0* een mogelijk tweede huwelijk.
rt electrische licht uitgedraaid. wjj goed zijn aangekomen en zoo voort om den jongen mijnheer toch op te laten dan,,tou ik wel eens willen weten, wet
adelijk weer richt maken, on- nU( zeg neef goeden dag van avond houden, want er zou een ongeluk kunnen ,l’ dkn zu,nig noemt 1
zien wij elkaar wel in den schouwburg?" gebeuren."
r-r-,f,Het spijt mij,” stamelde Kurt, terwijl „Mooi,” zeide mijnheer von Losz,
eenige minuten vond mj hem en hij zijn hoed nam en doodelijk bleekboog met een buitengewoon kalme, heesche --•-
alles werd weer door het schelle licht uit Dit laatste had den beker doen over- stem. „Mooi I mijn neef hm mijn ««ekenbezpekea een groot aantal pera-
rouw, ga jij met Hans aan de bo- P^*8 verloren, en het werd hem te duur
bleek en stond naast Marie.
souper zal zoo eenvoudig mogelijk zijn beter
J 1
“VU1 u»a; JV1U1 i iau.1 MVU vj/ WH --
portwijn stoei vallen met haar zwarten rok, die stu^ T £edrwd
:d je een vecj Op cen onderrok geleek, en haar „Neen,
lar» Indisthea shawl die alles verborg. Haar -Waar ts Mane vroeg mijnheer von
oogen stonden nog slaperig en zoo zat Losz- na verloop van eenigen tijd. „Mijn
Ji vastceeroeid was 'on- hemel, het meisje Zij was toch met je
dér wankelen of b^ijFem m de g»ng, niet waar?”
„Eens moet zij toch heengaan," dacht „Jawel papa.
- - ""-ü lüw ‘vUj- Mevrouw von Losz ging heen om Marie
De inboud bestand uitj twee groote in- ven jitten." in haar kamer te zoeken, en kwam met
.Ik hoop dat hij gauw heengaat," dacht een tamelijk lang gezicht terug.
mevrouw von Losz, „wanneer hij ziet „Zij is misschien uitgegaan de win-
dat het hem toch niet helpt.” kels zien maar ik had het haar toch
- u j v N*ar gezicht werd aschgrauw, denken verboden.”
verschrikt, „waar is het vleesch j,on zjj njet meer t>’t js onge
„Allemaal lekkers, papa I U hebt toch De wijzer van de klok ging steeds von Losz. „Ha
gezegd, ik zou wat lekkers meebrengen! vooruit Maar pa
„En het brood? Groote deugniet F „Oom komt niet thuis voor twaalf
bromde de vader, daar is nu mets uuf|" zejde mevrouw von Losz wrevelig, vrouw von Losz.
aan te doen. Kom kinderen er is ge- ,,aLs je iets te doen hebt....” „Ik voel mij weer net als gisteren-
noeg, eet en laat ons vrooltjk zijn r beb mets, volstrekt niets te avond, toen ik die zure harinc gegeten
Allen schoven de stoelen bij de tafel doen, lieve tante/* verzekerde Kurt hof- had. Hans, grinnik niet zoo v'
1» amAm z4a mam.aaam Ba ■wi<<ll*n n v
„Binnen nep mijnheer von Losz.
„Binnen F kraaide Hans.
Het was de portier.
„Nu?" bromde mijnheer von Losz
vragend.
„O, neem mij niet kwalijk, mijnheer
---- de baron ik wilde alleen vragen, hoe
t „Dank je, beste Kurt. Ik neen het met de lift is.”
Zij zag hem aan. ;k Ueed mij niet aan.” „Met de lift F
Kurt zette haastig zijn glas aan de Kun wachtte. Om een uur verscheen „Met de onze. Al sedert een half uur
mijnheer von Losz. loopen alle heeren de trappen op.”
„Is er nog wat, kinderen zeide mijn- Een blik op het vale, vermoeide gelaat „wat gaat mij die lift aan F riep mijn-
beer .y°o Losx. en de zonderlinge kleeding van zijn vrouw heer von Losz kwaad.
„Alles leeg F zeide Hans en keerde de en hij begreep alles. „Ja maar
papteren om, „Goeden dag F sprak hij hartelijk. „Maar de jonge mijnheer, dfe u altijd.
„Zoo, hm Eigenlijk heb ik nu eerst riH« heeft wat lang geduurd niet bezoekt, kwam een half uur geleden bij
honger en dorst gekregen. Schandelijken waar 7 jk beb oude vrienden getroffen, mij en verzocht, om hem eens mee naar
dorst'. n°g en e^gena Z°°> kind, ga jij je nu maar kleeden, ik boven en beneden te nemen en hem te
een biefstuk met gebakken aardappelen, je nu ben ik er I” laten zien, hoe dat ging. Hij zou het graag
Kurt meende van boosheid te stikken, willen weten, omdat hij in zijn huis ook
terwijl Hans in een onbedaarlijk lachen zulk een lift wilde - Laten maken. Nu,
uitbarstte en mevrouw von Losz uit de ik wijs het hem, en toen wilde hij het eens - .r- ~.s 4-r
g»et kamer waggelde. alleen probeeren. Goed. Goed. Hij gaat h<€r de «cht»» M hetjL^>ch
„Prettigen voormiddag gehad, jat" er van door. Ik wacht. Hij gaat maar
open, is hij boven; vlieg ik naar de vierde
verdieping, dan is hij beneden. Eenmaal
weggeworpen, die hij zelf oordeelde on- kreeg hij plotseling zijn wilskracht terug
--j-Neen dat „Kapitein,” zei hij smeekend, „blijf
!n toch was het nog even, ik moet u iets zeggen, en ik
waar. Het bericht, dat hij ontvangen had. voel, dat ik morgen....”
ei viivier Herpin, üie niet „Graag kameraad,” zet de kapitein
verschenen, was bij verstek terugkeerend. „Maar je moet zoo niet
i - sprekeni Ag men jong ts gaat men zoo
gauw het hoekte niet om.” - - --
De gewonde schudde bet hoofd. „Ik doot Kla amnestie uitgewischt.
hij langzaam weer bijgekomen was viel ga sterven ik voel het,” zet hij, „maar >e 'Teet> dat. 'e vadef i« zeggen,
tijn buk op de wapenrusting, die den dat is niets, ik zal gelukkig sterven, indien de ’cbande niet verjaart, dat genade
muur zijner kamer versierde en waar, tk J’ -
onder den helm, dien hij te Reischoffen tofte mee mag nemen,
droeg, zijn kruis van het Legioen van Eer
kruis eensklaps met slijk bedekt was.
tn de
en begonnen uit de papieren te smullen,
dif Rehmefre xag
sprak Hans droomerig, en de gedachten
z aan dezen candidaat deed Kurt even glim
lachen. Béj deze herinnering werd hij
eetu^zins treurig gestemd. „a»,
^e oude tijden, Mane zeide hij u je nusschien gaan kleeden F
„Dank je, beste Kurt. Ik neen het met de lift is.'
ik kleed mij niet aan.” A‘ ut*
Kurt wachtte. Om een uur verscheen
mijnheer von Losz.
Een blik op het vale, vermoeide gelaat
„Alles leeg F zeide Hans en keerde de en hij begreep alles.”
.°®- „Goeden dag F sprak hij hartelijk. u
„Zoo, hm Eigenlijk heb ik nu eerst riH« heeft wat lang geduurd niet bezoekt, kwam een half uur geleden bij
JaMeewf* ovrfM’Pn Scnandeliiken 9 tu u-u «„.u-11— xr21 -u*.-1
dorst. Ik ga l
eea biefstuk met gebakken aardappelen.
„Ja, papa, dat moet u doen F riep Marie
haastig.
„Ja oom, doe dat maar
„Ja, ea Kurt, mijn jongen, rij
nrijjnee. Niet waart*’
kantelde ’Kurt verschrikt.
reekt
eindigde mijnheer von Losz. zonder opgewekt. Zijn oom zag hem heb ik hem maar gezien, in het voorbij-
-Jan maar, de dames willen een vragend aan, als wilde hij zeggen „ben gaan, en toen zag ik freule von Losz er
beetje uitrusten. Hans, ondeugende rak- je vastgegroeid 1”
kert, wat ts dat nu weer „Marie,” zeide
Het was A--l-J- - -
Hans bad het electrische licht
„Wil je dadelijk weer licht ma!
deugd."
^Jk kan den knop niet vinden, papa)’
Na
de vier tulpen beschenen. Kurt waa zeer loopen. „Het spijt mij maar ik ben ver
bleek es stond naast Mane. jUüJaI t”
„Goeden nacht," zeidejKurt met een
‘„Goeden nacht slaap wel.”
LoszT „wat’voel ik mij akelig, dat is de
bracht heeft alles was zoo zuur en Hij vond hem niet. Hans was zijr, en vertelde, dat zijn neef altijd een voor- 8turen die k hier een tijdje geleden heb
zout -- neen, Mane, raak mij om s he- boozen vriend achterna geloopen. Bij liefde voor een lift -
tnelswil met aan laat mi), zitten, waar de haalde hij hem in. zou hem nu tegen„„uu.„, ---
„Kurt!” schreeuwde Hans hem in de ópende het deurtje^Doch hij zag alleen
ooren. „Kurt; waarom vlieg je zoo, waaron ------ - -
loop je weg? Kurt, ik weet wat, hoor
eens. Ik heb alles achter de deur ge-
hoord, en het is niet de schuld van Marie, rie I” snikte zij. T<
«AAMAA MAAA J AA J a aX-- - - _.A A.
VV«*Ml TUUV1 UVVSt U1WUV1 UeéTOldl/ cUUJU IXCVX VWVWVIl
bij de hand te zijn, om op jelui te onderwereld,
passen.”
„Wat?” riep Kurt uit „Wat ia dat?” Marie L
„Ja, het is zoo. En Marie mag ook niet terwijl
P alleen op straat, dus kan jullie elkaar daar de
'D ook niet treffen. Maar ik weet wat, ik
heb een idee 1"
„Zoo, en dat is F
hoed, maar hier in Amsterdam aunoe xij een neia op Mt veld van eer was gevallen wil en den instinctmatigen op
toch niet met die reusachtige doos te maar was de schande 'hans niet vee! ver- geheel mijn wezen. Ik slaagde
- 1 A,. J m ^a-maa». a a A Art A an l-z* Vs a L a 1 L a z4a«« >4a a.a^.^1. I - J J 1
die voor een extra grpote 1
werk zeer voorzichtig gei
Dien avond was er een
op Leentjes kamer,'waar 7
bleef slapen. -- --
Na bet vertrek van de gasten zaten de Maanden lang leefde de vader met de ie bewonderd hebben Ik* begrijp
twee vrouwen nog lang bijeen en babbel- hoop in het hart dat zijn zoon zou terug- alles.Je zocht niet den dood, maar
vroeger, keeren en hem zou bewijzen, dat hij met de eer!..’
zij gingen schuldig was maar hij kwam niet. De oogen van den gewonde schitterden
Thans zijn er jaren verloopen. Sinds „Ja,” zei hij met bevende stem, „de ver
lang is de moeder van Edith dood en het loren eer Eerst wilde ik mij uit schaam-
:t onze tweede moeder nen. De herinnering
Een hotelkamer. Vier tul
pen verspreiden een schel
pen van het verwarm
Olijfgroene fluweelen
pluche afgezet Een
bloemen. Een Jl^
doeken en een groote hoeveelheid over
tollige waterglazen. Uit de andere kamer,
waarvan de deur op een kier staa^ komt
een (onderling geluid, als van iemand
die zacht fluit, dan lacht, dan weer fluit..
„Nu,” zeide mijnheer von Losz tot
zijn vrouw, „wat zeg jij er van
„Ik vind het schandelijk duur, masr
wij moeten den jongen toch het plezier
doen. Tot belooning.”
„Omdat hij op acnt-en-twinrig-jarigen
leeftijd assessor is geworden F lachte
mijnheer von Losz boos.
„Om hem te feliciteeren, moeten wij
natuurlijk in de residentie komen, de
ondeugd brengt ons in het duurste hotel
en Marie nu wij zijn wat moois
„Heb jij nog niets gemerkt?”
Mevrouw von Losz kleurde sterk, en
viel op een stoel neer.
den honderd uit over nu en vroeger, keeren en hem zou bewijzen, dat hij met de eerl..’ merlen^’
maar vooral dver vroeger en voor zij gingen schuldig was maar hij kwam met. De oogen van den gewonde schttterden. u -30en Kun ons afhaalde, vermeed nj
slapen zei Leentje uit den grond van haar Thans zijn er jaren verloopen. Sinds „Ja,” zei hij met bevende stem, „de ver- het °PzetTell!k yn hem aan te zien zij
hart t lang is de moeder van Edith dood en het loren eer IEerst wilde ik mij uit schaam- ondr ba8«8eb1l)et met het haar
„En nog altijd heb ik er spijt van jonge meisje is bij haar voogd komen wo- te dooden, maar ik begreep, dat de zei - P*”? eP Pakte Nans bij de
Trina dat lij niet onze tweede moeder nen. De herinnering aan Olivier Herpin moord nog een lafheid te meer zou zijn.. ho?rde hem au roepen,
geworden bént.” is uit aller geheugen gewischt. zij alleen Ik keerde terug in het leger en heb mijn
Benige dagen later stond het echtpaar herinneren zich hem nog zij nebben plicht zoo goed mogelijk volbracht/’
voor op de boot en wuifde nog eens den rouw niet rfgelegd maar er is een voegde de zieke er met een droeven glim-
naar bet echtpaar Melders dat op de naam dien zij nooit uitspreken. lach bij, naar de medaille kijkend, die
kade achter Heef totdat van het wuiven hij in zijn hand hield
niets meer te rien was. Het was een heet gevecht geweest, „Ja.” rei de officier, „dit is het onder-
„En nu moet je op de boot wat raaar ZOoa!s altijd, ofschoon zij twintig- pand van de vergiffen».”
Engelach leeren, om in Amenka niet „m] raeer getsd wartn> waren de „Welnu, kapitein, ziehier bet verzoek,
geheel aan [vreemden overgeleverd te Chineezen ten slotte op de vlucht geslagen, dat ik u te Joep had.... Als mijn hand
jEqn,” tei Johan en Leentje be?°n te Thans was de nacht gevallen en overal koud zal zijn, neem dan deze medaille
teten en vertelde hem in goed klinkend heerschte diepe stilte. De gewonden wa- en als gij in Frankrijk zult zijn terugge- f -ï - - j—
Bagebch hoe bard nj den laatsten tijd ren talrijk, en de meesten behoorden tot keerd, breng ze dan aan mijn vader.... J
gestudeerd had en hoe goed ze al met die het vreemdelingenlegioen, dat met zijn „Ik beloof het je.” zei de kapitein ge- °P pandelingen jou verj
faal over weg kon. gewone doodsverachting had gestreden, troffen, „tenminste, indien gij het zelf
Juhau was verwonderd ea vroeg toen [n de vernielde pagode, thans n*£t kunt doen.... Alle kogels dooden
lachend of zij dat geleerd had, omdat tot ziekenhuis mgericht, lagen de gewon- niet, mijn jongen I"
■c wist dat ze naar Amenka zou gaan. den De majoor sprak hen bemoedigend Olivier, dien de koorts tot nu toe had
Wanneer m dat al maanden geleden van en roemde hun dapperheid. Een ondersteund, liet het hoofd op zijn bed
plan was, had xe het hem toch kunnen kapitein, eveneens gewonm maar die zich terugvallen en sloot de oogen. Z.1..
•chrijven, dan had hij niet zoo lang gewacht weinig om Zijn hoofd, in doeken gewik- verwijderde zich de kapitein,
met baar ten tweeden male te vragen. kejd# en zjjn arm in verband scheen te»
Leentje keek hem ondeugend aan en bekommeren, vergezelde hem Een Jaar later. Twee reizigers, zoo juist
vertelde hem ditmaal in het Fransch, Zie majoor zei e>-
dat zij behalve Engelsch nog Fransch vo^r een gewonde stil
■n Duitsch had geleerd, waarschijnlijk fjj; hoo(, rieh over
in de hoop, na hem, nog eens etnJFransch- utu( -ilfu arnl aa„. ivcn uptnuc uc gv-
man of Duitacher te kunnen veroveren wonde de oogen, die eensklaps begonn n ontroering verried de andere
h/yw) Hn ie Amerikaan Pfl ti j<a.’i. ^««/Iaw am Kot lrw«««*A U»
Mn jc Bngelsch/ jt leven lang genoeg tusschen dc vingers van den majoor zien van °P zijn borst. Hoewel hij als
tuit hebben.” schitteren burger gekleed was, herkende men in
Toen keerden zij den smallen streep D»ze naderde hem. „Ja, sergeant Muller hem bij oen eersten oogopslag den militair,
die Holland was, den rug toe om vol dlt j, voor u Sinds lang heb ik u als een Het waren de kapitein en Olivier De
moed het nieuwe vaderland tegemoet voorbeeld van dapperheid en eer gewaar- Jood had dit jonge leven gespaard De
le gaan. deerd. De galons, die gij draagt, zijn het zelfde boot had den jongen soldaat en
EINDE. bewijs van de achting, die gij genie' zijn kapitein naar het vaderland terug-
Maar heden hebt gij nog beter gedaan gebracht Deze had hem aangeraden
dan ooit. Met gevaift van uw leven hebt xich aan de militaire justitie over te leve-
zijn gevallen. Gij zijt waardig deze me- haftige uitboeting. d,en W1’ nno
Herpin het daille te dragen. Kapitein, aan u de eer En inderdaad, dit gebeurde. Olivier
i al te ver- haar te overhandigen F werd te midden van toejuichingen vrij
gesproken. De kapitein was zijn verdediger
geweest voor den krijgsraad en zou het
nu ook zijn bij zijn vader...
De jonge man 1'
rwijl de kapite