r - it hoogste. 1L. DE OUDE LOODS. - HET LAATSTE WAS ERGER. UIT DE MOPPENTROMMEL ■i het u jaar beleefd heb," zuchtte loods Pelle, „Waarom ook aan O weder vereemgd had. echter zijn bord of zijn glas te vergeten. Langzamerhand werd het gesprek leven gezegd, hetgeen mij besluit met de eer „Ja, waarde heer,” hernam de ander, ar uur over ge- :hap in te halen. ire woorden. Hij wilde m, en wel de aller- FIJNE MANIEREN. Modern bedelaar (na een berg te heb-* en ek lunner „Ik wil het u teel maar wees bescheiden, lat er wordt. steeds in toen de j pitein over boord Maar zij hadden nu geen tijd v schrik en droefheid. De jongeling, i wien de matrozen evenveel vertrouwen greep bezinning, toen zich een paar armenom «^oon Van uw vermaard „Berg en Del- beval/zijn hals slingerden en een, mannelijke heb ik mij de moeite getroost, hier genieten, en van deze gelegenheid maak het nut tige verbindende (neemt zijn hoed af) om «e to den arm. De avond was reeds gevallen. De trekdieren waren reeds in de ruime keuken met haar ren vaatwerk, stond een lange goede reden.' de heer burgi en.... Hè, wat een felle bliksemstraal! drong. Maar zag ik daar buiten op zee niet I' 4 iets bewegen Groote God jfc h een schip was Dan moet ik>ttar Mijn leven is toch niet veel meer HET HOOGSTE. Twee wijn-reizigers bluffen 1 kander op over de vele „orders' "spectieve firma's. Eindelijk zegt de Y»_*. 1- -1—1111». men zooveel- 'ader wil niet, on de boerderij over hem gesproken Hij heeft zijn familie gekend, welke _i hoog aanzien heeft - deze streken. Zijn moeder stii e woorden trad hij op het ven- alleen de jonge man, die nu en dan dobr terwijl hij het stuurrad omdraaide, zoo- alles liggen wat me niet toebehoort,** dat op de zee uitzag, en keek zijn zuchten liet blijken, dat hij te mid- dat het schip vlak tegen den wind in l 2._ - - Telkens werd de hemel door bliksem- elementen veel liefde koesterde voor hem, na achteruit werkte, totdat het anker stralen verlicht, maar zonderling genoeg die jaren lang als een vader voor hem ge- grond had. Een zucht van verlichting salaris rond komen KRANKZINNIG. Nadat de geneesheer den man voor dt -- MEEGEREKEND. „Wel, mijnheer I" vroeg een geaffec- teerde jongedame aan een geestig schrij ver, die haar de verzekering van zijn hoogachting gaf, „hoe boog acht gij mij dan welt" „Minstens duizend gulden,” wee het antwoord. „Lieve hemel, zooveel is mijn colliet alleen waard.” ,Ja, maar die had ik ook miigirtkand, juffrouw.” Moeder, tot haar kleinen jongen, db huil je zoo om, Frans?” Frans „Ach moe. Mina’s pop ia b hoef je toch niet zoo NIET VLEIEND. Reiziger. „Kan ik de oudheden van dit kasteel zien?” Portier „Pardon, mijnheer, de beid? dames zijn uitgegaan. schreeuwende komt aanïoopénT VERKLAP'!. 1 r „Amelia, ik kan zonder u niet leven 1" 't water g< „Och, probeer het maar eena ik kan ^Moeder zonder u toch goed leven 1” „Ja, maar u hebt goéd praten met uw VERBLOEMD. „Is mijnheer thuis „Neen, maar mevrouw wel I WH ik dis „Dank je, zooveel tijd heb ik niet F NIET UITGESPROKEN. Man „Ik zeg je amice, volg mijn >eden raad en trouw niet, want.... Mevrouw (juist binnenkomend)„Wat vaag je daar te zeggen?” Man „Laat me toch uitspreken, lieve Amelie. Ik wou zeggen, trouw niet, want zoo’n juweel van een vrouw ais heb, t (e zoo licht niet 1” EENVOUDIGE MANIER. Dame. „Maar hoe kan B. met zoo’n Heer. „Zeer eenvoudig. Hij leeft een voudig, kleed zich eenvoudig, en betaalt fllCt om te huilen.” Frans „Ja moe, want Mina is er H gevallen." hand over de oogen streek. „Het is vandaag juist tien jaar geleden dat het schip, waarop mijn Erik was, op de punt van Hango strandde. Dat was juist zulk een stormachtige dag als nu. Ja, hij is weg,” ging de oude man voort, terwijl hij zijn oogen afdroogde, „voor altijd weg. Als hij nu nog leefde.... Maar neen, wat-geeft het bevel over, het, oude wonden open te rijten? Hij TL-L. 22 komt toch niet terug.‘•jR dacht meer over den verongelukte, dan ƒ»-•: -j-_-Ek - -H-U- - ster toe, niet geheel voorbij was, dwong hem al £d," wildé geleerdheid aangenomen, alleen Qtt'm 'ieheid brenven. Dat zulke teleurgestelde klanten troostbrieven te schrijven 1" NAUWGEZET. - r 2 itf Dan heb zeK« vergewn, uai dezen winter tauin verloofde vlak naast je op het ijs viel en haar eigen leven, toch tenminste het aan oogenblik grooter en allen waren net haar hoede toevertrouwde schip wilde er over eens, dat alleen zijn raad hen en Met geweld braken de donkergroene redden. het schip van een wissen ondergang golven op de zuidelijkste klippen der Elk bevel van den kapitein werd snel had gered. eilandje aan de busten en bespatten met en nauwkeurig opgevolgd het volk Vooral de dankbaarheid van den jon* haar schitterend wit schuim het kleine wist, dat zijn redding en die v; roodgeschilderde huis, dat op d; _22_: van het buitenste eiland >ag» Het was woordigheid van geest afhingen, een donkere herfstnachttusschen de Bij den groot— ----- w klippen huilde de storm, en hij rukte pitein, een door weer en wind geharde danken. Ik zou gaarne uw gelaat riep, ven tijd tot tijd groote tl_2222. - - - het dak af, die hij tusschen de klippen man van ongeveer vijfentwintig jaar, slingerde. wiens lichtblauwe oo-u" In het kleine kamertje, waar een vet- op den kapitein gevesi kaarsje een mat schijnsel wierp over de bevelen armoedige meubelen, die bestonden uit haalde. een paar stoelen, eet^bed en een kist, ,.2**2 die tot tafel diende, terwijl eenig visch- „waar zijn wij nu:” gerei in een hoek lag, zat geheel alleen een grijsaard met lang zilverwit haar. Hij Finsche was bezig een net te verstellen wanneer de wigdstooten zoo hevig den, dat het huisje op zijn grond" schudde, las hij ijverig in het groote kerk- I kist lag. Loods Pelle, zooals hij door zijn zoo ver zijn buren, de visschers i gelegen eilanden, genoemd werd, bezat uit de koers gebracht, ondanks zijn hoogen ouderdom nog de Een L kracht, die de eilandbewoners kenmerkt, den kapitein zwijgen en verlichtte het eigen leven op de punt van Hango en - L J— —A— J - L Jf— L—1 J L 1 i’— 122 bfdk ^«A——J Jf—— *22J —22 f- A Jaa> iteren over het schip van elkander gescheiden geweest. Vrede •- Loods Pelle kuchte eens en bromde respectieve firma's. Eindelijk zegt de een „Het is eigenlijk bedroevend, wanneer ...en zooveel orders krijgt, dat men at w«> uw»,» n*et uitvoeren kan daarom heeft de baaa het schip te wijden. >n de zaak vijf candidate»i in de god- waa a-»aaa^ aawa arw JjfcViaVM» waaww - - manning had er nog iets van bespeurd, hij het ook in veiligheid brengen. Dat zulke_ teleurgestelde „Dat heet ik eerst op den man af Bernard, „Ónmogelijk om geen rechtstreeksch antwoord te geven. Welnu, heer burggraaf, vrouw Bernard en haar dochter zijn met hier. „En nu nog één vraag deden er ziel in uw familie gevallen van krankzinnig heid voor „Ja, dokter.” „Je vader toch niet?” „Neen, meneer, mijn zuster die heeft verleden jaar een mijnheer met worden zijn, wat ik nu ben. Tien jaar 20.000 gulden inkomen een blauwtje TWEEERLEI COLLECTIE. „Ik heb vandaag mijn testament ge maakt, Karei," zei een oude, zieke oom, die een fraaie muntenverzameling had en zeer rijk was, „en ik heb aan jou mijn muntenverzameling vermaakt" „Welke meent u, oom?” vroeg Karei,. „Die in de kast, of die in de Bankt” VREES. Heer (tot een beschonkene,' met aan kaal hoofd) „Mensch, in ’s hemelsnaam, >>.k„ „w ---- - d bakboordhij verroerde zich door ontstaan, wanneer de voUe maan buiten, den „Hak l" niet en zijn blik was onafgewend op zijn ratt in botsing komt” waard. F' r Het is alleen nog goed genoeg om het alsof zij wilden vragen „Was dat een zeide hij tegen niemand. Hij bemerkte A 11— a—Q” KA-ïA». L.aA 1.AA 2.AA.A-A t. a J 2.. de jonge man was de eerste die tot be- zachtjes op dek kwam, verbaasd opkeek, ben je aan *t blókken f” hoe zijn kleur verschoot, toen hij de Student B.„Ja, man, zoo zie je waar „Wie zijt gij, dat ge u in dezen storm oogen uitwreef, alsof hij zich wilde be- 'n mensch al niet uit verveling toe komaa e jagers geouente jacnttrompetten.” waardeeren, of geheel door zijn gedachte ,Dat weet ik in mijn tijd heb ik ook wordt bezig gehouden. Toen Bernard „Wel, heer burggraaf, waar denkt u aan vroeg Bernard. „Is het hert dezen morgen werkelijk aan de honden octko- mtn f L L" gevlucht? Zijn we”platzak?” Alles bijeen vormt, volgens mij, een prach tig vermogen, hetwelk veilig op twaalf in wor den. Een mooi kapitaal, mijnheer. Maar ïtnönde wilde Tien minuten later kwam Bernard we- nimmer een rechtvaardig en betameliïk heid^arTtwèe* mannem'die'een'^wïikun- mg bezorgen der de keuken binnen, gevolgd door een iets onderneem of het gelukt mij, zal ik dige berekening maken, en zeggen dus dat allerlei onder- jeudigen jager, met een gunstig uiter- de eer hebben de dames te begroeten deze goederen met hypotheek bezwaard --haar gezellin dan vroo- lijk en voorname manieren, hoewel hij waarde Bernard, zonder daarbij de schoo- zijn tot een bedrag lijk voortsnapte. Zoo kwamen zij zonder op dit oogenblik eenigszins zenuwachtig ne onbekende over het hoofd te zien.” duizend franken. Wi ««••vil ftn aan nit^ao e>n vprwtrrtrtiXw aw „Vooral deze ft iet/* J***^-»»*» - de mand met wijngaardloof bedekt onder heen wierp. „Nu, ja dan, als gij mij toch tot het rtJCnmaan gestald en pachter, „doe mij deneer een landelijk talrijk kope- maal met mij te gebruiken. Hier is uw tafel gedekt, bord, neem plaats en tast maar toe.” kunt afdoen. Nemen wij nu alles bijeen, dan komen wij tot het volgende onwederlegbaar re- uw iwiuiu, heer burggraaf, be- ,u skchts ten halve toe. De andere -1 van uwe schuld- eischers, en daar er eens een dag komt, men eindelijk zijn zaken regelt, ^uit, dat op een gegeven oogen- uwer goederen verkocht zal worden, waarna u nog een dertig duizend l i voor edellieden gelijk uw talen, hetgeen gelijk staat met geleide- "*t uw kapitaal verminderen interesten, wormen aan een vermogen. Ik moest wel zoo rondborstig met de waarheid voor den dag komen, heer u zou mij geen achting toe dragen, wanneer ik anders gesproken had. Doch laat ik voortgaan. Met dezen stand van zaken kunt u dus niet denken aan een huwelijk uit liefde, het moet wel 'jn een huwelijk om geld, -k eindig met te verklaren, dat niemand beter dan u in staat is de een of andere schatrijke erfdochter te trouwen, die door* nemen, gaf hij zijn knechts een tee- ^uw ^oje* tdSSff ■aaf ^toe, „en ge zoudt ken om zich te Teven, pf het pass.ef te_ h^ben aangezuiverd* om, luj den beiden dienstboden eemge bevelen De« erfdochter is voorzeker mijn nicht en een minuut later zaten de burggraaf je niet, mijnheer. Zij heeft slechte ch- en hij tegenover elkander bij een knap- goede opvoeding genoten, bezit vele deug- --i-- w het pend vuur in de ruime keuken, welke den doch slechte een SmMsrhs» dig, totdat eensklaps de waakhonden, geluk niet te ver noch te hoog gezocht door een enkele lamp verlicht werd. - - bruldschat van ■•elite men des nachts op de binnenplaats heb.” „Wel, heer burggraaf, waar denkt liet roadloopen, woedend begonnen te „Je bent een wijsgeer, Bernard." «- blaffen, terwijl men herhaaldelijk op de „Nu, nu ,wie weet?" hernam de gast- poort hoorde Hoppen, welke toegang tot heer lachend. „Wanneer de wijsheid daar net erf verleende. in bestaat, dat men het leven neemt, 11. zooals het valt, het met moed en opge- Reeds bij de eerste slagen was Bernard ruimdheid opvat, den arbeid niet schuwt van tafel opgestaan. Gevolgd door'twee en er voor zorgt zich een goeden naam te knechts, van wie de eene een flambouw verwerven en te behouden, wel, dan droeg, liep hij de binnenplaats over en hebt u op mijn woord gelijk.... en dan bagK aicte naar de buiten|>oort. Het was heb ik de wijsheid in pacht IZv^ mij vCuS) ging nij voort, itaum u 5 Jterwijl hij zich voorover boog tot bij het verzekeringsmaatschappij Jgezicht van den jongen man, „je bent, zocht, vr0*8J}*'4:1_ ui._ zoover ik zien kan, nog jong, en toch reeds kapitein op dit groote schip „Neen, antwoordde de jonge man droevig, en nu verhaalde luj het ongeluk waardoor hun kapitein was weggerukt. „Maar den ouden man zal ik nooit ver geten, want zonder hem zou ik niet ge- zestig duizend franken. Nu heb ik alles i op het hart lag en „Nmu." antwoordde aangesproken. WonK met vrij vaste stem, „we zullen het dam hert wel krijgen en waarschijnlijk de ree er bij." „Goed zoonep Bernard uit, „ik houd van lieden, die een wj| hebben. Willen. in het oog kreeg. Met over de borst ge- aan „Kapitein,” vroeg nu „Naar nemen, gaf hij zijn knechts een tee- zelfs uw hebben. Maar kom, hij den beiden dienstboden eeni, pach ter, „en ik leef gelukkig, omdat ik het op Groenenh- f Vrouw Catherine was een wijl hij een blik op de aanzittenden wierp, uitmuntende huismoeder bij haar en in „Maar dat ziet u toch,” hernam de properheid en netheid, welke men slechts mijn knechts mijn vrouw en mijn doch- jaar beetje ongesteld.” „Ah, dat is erger." Daarop zette hij zich aan tafel, doch mg hun -■ r~j Jdheurde’ztiïen. Nu eens dook het vaar- zich af. Maar spoedig spreidde het mars- tuig zoo diep in de golven, dat alleen zeil zich uit, werd gespannen en dwong, de toppen der masten nog zichtbaar hoe klein het ook was, het trotsche schip _A Jaa aaJ VaA aaaA A» aaa m /VM O*, e. Mm Tm IzxAzIe Dtello'c ^4721*^11 CmBSS W WWW ww „WWW - - - -»- --- liik geweld snel omhoog geheven, alsof oogen schitterde het trotsch, toen hij zag IJaa Iaam aaaaaa-- Ua» kwt maaw kmt 1in’ct*r«4r> de donkere stormwolken wilde en zachtjes prevelde hij „Nu zal ik met Het sclup, door het Heine zeil voert- ma,. ------ - -nu vooruit en scheen zou gaan, en daarbij huilde de wind zijn aan de golven, die het eerst in haar wildste lied in het want Maar dat alles omarming bijna verpletterd hadden, te miste zijn uitwerking op de rusteloos zullen ontsnappen. Het vertrouwen der voor feren. IZ_‘ bliksemstraal de woedende golven eenige seconden verlichtte, ,a groot schip 1 Het strijdt tegen den storm en zal vergaan, wanneer niet...." Loods Pdl< overeind. Spoedig was hij gereed met der een woord te spreken gipg hij met loods gevestigd was. Hij kwam eerst tot boven) „Aang«trokken door het natuur den zuidwester op het hoofd. veel moeite naar het stuurrad, greep bezinning, toen zich een paar artpen om schoon van uw vermaard „Berg en Dal- „Ik zal ze redden sprak hij zacht- het met krachtige hand aan .beval/zijn hals slingerden en een mannej ;1- w jens. „Moge de Heer mij dubbele kracht tegelijkertijd „Een marszeil dubbelge- stem hem toefluisterde „Vader, beste komen om hst prachtig vergezicht te geven I” reefd op den bazaansmast.” vader 1" genieten, en van deze gelegenheid maak Het werd donker in de kamer. Loods „Ben je gek, oude man nep de Dien winter heerschten er vreugde en Jk gebruik, het aangename met Pelle snelde naar buiten. In het eerst jonge kapitein, terwijl hij voor het stuur- vrede in het huisje van loods Pelle, en u-, verbindende (neemt zijn hoi u-- u-j. ra(i sprong. „Wat in duivelsnaam....’ vele malen prezen vader en zoon de hoo- u een aalmoes te verzoeken _r,,’t Is de eenige manier om het schip gere macht, die hen, na tien lange jaren krachten en langs het smalle, met vele te redden,”antwoordde loods Pelle van scheiding, onder zulke bizondere om- r m t van storm vrijden van een waaraan hij ten prooi meende te zijn bij te werpen, gelukte de Hip, en hoe eindelijk zijn blik met A A .A* A A A Zk. f A A A J AAA - - - A -1 A - - l t- A A A 1 A snelde hij naar het strand, waar zijn staarde, die zich tot hem overboog. -)£ea marszeil bijzetten," cornman- haar tegen de deerde de jonge man, die zichzelf weder meester was. Als katten klauterden een paar matro zen naar boven. Een ademlooze si theerschte de zeelieden. Zou 1 makkers wel gelukken LAATSTE REDMIDDEL. Student A.: „Wa’s__dat, ouwe jongen. Student B.„Ja, man, zoo zie je waar --1 °pk' hoe zijn Heur verschoot, toen hij gezichtsbegoocheling, kan. jeefsche pogingen om den aanblik van die kleine woning op „An...* H -_!OOt 1 a v --.T.vwv. u M—i—yu— W.U „KV* en-richtte zijn gespierd lichaam recht het loods Pelle aan boord te komen. Zon- een bizondere uitdrukking op den ouden ben beklommen, tot den restaurateur veel moeite naar het met krachtige hand aan en „Een i bazaansmast.' „Ben je gek, oude man?” riep de ontsnapte aan de borst van den ouden scmncracn zijn groote oogen oij oen aan- gou, uw oen aapneui uau u>eue- iooua, en met een trotsen gevoel van over- voudig, Heed blik van deze geweldige natuurkrachten, gesleurd, werd door een nog geweldiger winning vloog zijn blik over de woelige eenvou'dig £«*OM«fas IM aaesM ««xmsvom t««z4 lta« K«*»S/>Vst ctrxetiwAO Vlot woo «>Aa«Ean^AtA mommoa zijn gedachten onder woorden. rooi ontrukt had. En hij mocht it trotsch zijn op zijn overwin- „Is kunnen,” voegde de burggraaf er levendig bij. „En wilt u .Afijn, nichtje het hof maken f ’I?' „En met haar trouwen.” „Ja,” antwoordde de burggraai het noofd oprichtende. „Mijnheer,” zeide Bernard, een bui ging makende, „u doet ons zeer veel eer aan en ik geloof meer aan uw rechtscha penheid dan wie ook. Doch het is mijn plicht openhartig met u te spreken, om het vertrouwen waardig te blijven, het welk u mij schenkt. Reeds sedert lang heb ik de eer uw familie te kennen, zooals u weet. Graaf de Rocheferney, uw vader, heeft zelfs eens de goedheid gehad te ver klaren, dat hij achting voor mij gevoelde. Daar hij een woning bezit op nog geen vter mijlen van hier, hebben wij somtijds zaken met elkander gehad. Mijnheer uw vader dreef zelfs eenige malen de goéd- heid zoover dat hij mij opdroeg zijn be langen te behartigen. Hij won mijn raad tér gevoerd werd. aangenaam en nuttig te zijn, naar de mate gjvuw. «uuguuiA unie cvu u«u „xvuui, laten wij mei ons uiicijvs ui „Komaan, beste Bernard,” hernam de der geringe middelen, welke mij ten dien- De helft der druiven was verloren. Zij de serre vroolijk ons souper voortzetten burggraaf die den wijn wel besp^aaktmaak- fte stonden." de trossen, welke hetominst hadden gele den, bijeen te van zuchten, 1 L2 beid zouden verschaft volgde beeld, Ejkhevig ontroerd uit. zooveel te beter. En wat jelui aangaat.” ver omdat zij liever op hun eigen kamer wil- plaats leggen door er bij "te voegen, dat Daar het boerinnetje geheel vervuld volgde hij, „mondje dicht en beantwoordt den soupeeren.” ^-*-**— ua» .m.aaa.a» gekwetste druiven, welke geen enkele vraag, welke de reiziger die „Waarom voegt ge er niet •peurde zij mets van de temoe’dsgesteld- richten. Breng nog een couvert voor hem.” hadden,” antwoordde de jager, heid harer gezellin. Weldra was Rose- Daar opende hij de deur der serre op volledig zijn. Doch Bernard, mij is monde zich zelve weder in zooverre een Her en zeide vriéndelijk dezer redenen bekend en ze is deze de hef en aange meester, dat zij Marguerite de behulp- „Een knappe jager, die verdwaald is, dames zijn met hun drieën en trachten niets op. Ze Zame hand kon bieden. vtrL—-- ’- -- - ’k toc*1 °.nbanc^8 r'eP hij op het spoor te zijn van een zeldzamen „Om de kwam stellig door een wesp, vogel, welke hem meer waard is dan al nard, „dat w«lke mi gestoken h®«tt." tiet wild uit zijn bosschen. Blijf hier, wan- veel zin heeft, den avoni w<r „Dat zal het zim, hernam het pach- neer je geen leven maakt, kan je ons ge- te brengen, dat hij daarvoor alleen hier aan de Isère, zeer schoone p: tersmeisje, „want hierin herken ik u niet sprek hooren. Je kunt langs de tuintrap is 1 meer terug, juffrouw, u, die anders zoo je kamers bereiken. Dat blijft dus afge- ver< voorzichtig zijt en zoo goed let op hetgeen sproken.” u doet Daarop sloot de pachter de deur weder edde zich naar zijn 1, juffrouw, een heldere, dóch zeer koele nacht, het .2 begon reeds sterk te dauwen. 1 Nauwelijks had de pachter het vertrek -■ /erlaten, of Rosemonde, door een zekere gestaan in onrust aangegrepen, verzocht Catherine aan. Zij waren thans op den weg, welke :rt vier jaar vuur aan te leggen in een kamertje, het- naar de vroolijkheid r geleden en men zegt, dat zij een zeer welk aan de keuken grensde. c_2 „Waarom dat?” vroeg deze j „wü u met zekere verstrooidheid Jan verder alleen soupeeren?" „Neen."antwoorddeRosemonde,„maai heldere ge< ik weet zeker, beste tante, (zoo noemde was minder in zich zelf gekeerd, dan hij wilt zijn mij met mijn nichtje Marguerite cv»volc/'hof» En Het werd donker in de kamer. Loods rJL -- wankelde hij onder de hevige wind- stooten, maar spoedig herkreeg hij zijn kronkelingen naar beneden slingerende kortaf, terwijl hij den stuurman aan- standigheden in dien nacht pad s„a--- boot vastgemeerd lag tusschen twee „Een marszeil bijzetten,' groote steenblokken, die l golven beschermden. Daar ginds op het schuimende water ---- werd een groot schip heen en weer ge- zen naar boven. Een ademlooze spannii slingerd, alsof het een notedop was. T theerschte de zeelieden. Zou het hi gen de slanke masten zwiepten de ve. lakkers wel gelukken? vroegen zij tuis zoo diep in de golven, dat alleen zeil zich uit, werd gespannen en dwong, UaaAAM. a.'aL.»Uaa. VI040 aaU wsc kat arhiM dan weder werd het met vreese- zich weder op te richten. In loods Pelle s dé*bèhêé7scher der zëThêt wizijn^razernij dat het vaartuig naar het roer luisterde^ tot aan de donkere stormwolken wilde en zachtjes prevelde hij „Nu zal ik met werpen, omdat hij het niet bij zich in de Gods hulp de haven wel vinden." J^pte kon halen. De groote romp kraak- T. te. alsof hij elk oogenblik uit zijn voegen gedreven, stormde ke/in bet wanL Maar dat allés omarming bijna verpletterd hadden, te zonder u toch goed Jjn uitwerking op de rusteloos zullen ontsnappen. Het vertrouwen der „Ja, maar u hebl Mbetdeade bemanning, die, zooal niet bemanning in den loods werd ieder 100.000 gulden." van vrede na een dag van storm. De bemanning maakte zich reeds Boven op de zuidelijkste punt van de rt bevel i 2 L 2.2^. ééns zien I Jn een andere wereld zal het eh de bijlen waren reeds opgeheven, te zien, blinkend in de morgenzon, en zeker gebeuren, want God is- genadig, toen een stem uit de zee tot hen door- de oude man werd ontroerd, toen hij het in het oog kreeg. Met over de borst ge---■ -j - Het enkele woord, dat de opgeheven kruiste armen stond hij bij de verschan- °P ^aa het eens armen weerhield, was een lang aangehou- sing 4 1JaJUa«m. S»V De matrozen zagen den kapitein aan, eilandje gevestigd. Waaraan hij nu dacht, aX 'I AAM AaJJa Ia I A A A. A A A a aaa a J J1 IaM^aaaIaAa dat van medemenschen op te of- menschelijk wezen of een geest Maar het ook niet, hoe de jonge kapitein, die Ha!” riep de grijsaard uit, toen een zinning kwam. --~l- ‘*t ,een vaartuig, een waagt?" „Loods f’ riep de stem terug. aan, wanneer mei.... Na eenige vei le zweeg plotseling. Hij sprong een touw naar de -ereed met der een woord te spreken i zuidwester op het hoofd. veel moeite naar het stuui ,Ik zal ze redden sprak hij zacht- „En u zou haar gaarne uw leven tang sultaat uw fortuin, heer „Men zou niet beter mijn gevoelens helft' u het'**e7gendo“ 1M0M lilfHess Wam ,^.rna?a. wwp.aw eindelijk zijn zaken regdt; uwer goederen verkocht zal u i om frank rente overblijft? hetgeen lurgogne, en dit is Bor- slijten en geen haar op haar hoofd aan vade/en °bf u*btitft'de*hZ. hij de flesschen op de tafel een adellijk huwelijk denkt.” e bÜ’,‘ dï „Heeft zij u dat verklaard, Bernard?” lijk uw «..runneren interesten, ml' e“ m‘,n Mlfs °P ü’d betMld- d» knagende ouw haar tente. wormen aan een vermogen. duS UW mchtI riep Ik moest wel “o rondborstig met de de burggraaf uit. v—j - „Zooals u zegt, mijnheer," antwoordde burggraaf Bernard, terwijl hij zijn glas ophief. De heer de la Rocheferney volgde zijn 21_1„_j van den uitstekenden wijn. Hij dronk lang- zou mij geen achting toe- godvruchtige vrouw was. De oude mar kies, de vader, beteekeat niet veel...." „Goed, nu ben ik voldoende ingelicht Behalve wat den naam aangaat, dien heb je mij nog niet genoemd.’” „Z:jn voornaam is Leopold.” Op dit oogenblik liet Rosemonde de achaar vallen, waarmede zij de druiven- troseen afgeknipt had. „Ach, mijn schaar 1” riep zij uit. „Blij! •nodig mijn mandje is vol. En zijn fami lienaam voegde zij u bij, terwijl zij aoo goed mogelijk haar nieuwsgierigheid trachtte te verbergen. ten. De ji Leopold de Öitmaal ontgleed het mandje met de schoonste druiven aan Rosemonde's hand baren blik toe, den grond. Marguerite uitte een kreet. Hom haastig van de ladder af en begon wij kunnen daar ongestoord spreken. ,_l Bij deze woorden reikte de burggraaf Bernard en haar dochter dezen Bernard de hand, die ze met eerbiedige rapen onder het siak-n plaats gehad of Bernard trad alleen de avond niet aan tafel hartelijkheid drukte. Daarop vervolgde welke Rosemonde onde: keuken binnen. Hij zag er bezorgd uit, „Dat heet ik eerst op den man af ge- deze andere omstandigheden stof tot vrodijk- Joch toen hij de drie ledige plaatsen ge- vraagd," zeide Bernard, „Ónmogelijk om „Uw vermogen, heer burggraai, zou L 1-1 zeer zeker voldoende zijn voor lieden, f die niet zoo hoog in stand waren als u. Ik moet hier de hand op een pijnlijke dit fortuin, zooals het vroeger was, vol voegt ge er niet bij, doende zou zijn, voor mijnheer uw vader >r haar bijzondere redenen en u, wanneer het maar niet zoozeer met - -- --- »--a.wua „.a «a„ «.VW, w«A.» „A««Au, «a ,Ager, „dat zou schulden bezwaard was. De wom ig, wel- heidu hwer gezellin. Weldra was Rose- Daar opende hij de deur der serre op volledig zijn. Doch Bernard, mij is een ke de graaf hier in den omtrek beziu*is toude zich zelve^ weder in zooverre een_kier en zeide vriendelijk dezer redenen bekend en ze is deze de Lief en aangenaam, doch brengt volstrekt - ippe jager, die verdwaald is, dames zijn met hun dneèn en trachten niets op. Zé vertegenwoordigt een waar- btverblijf. Ongetwijfeld meent mij uit hét oog te blijven." de van honderdduizend franken, maar hernam Ber- vordert zijn gansche inkomen voor haar aaf verbazend onderhoud. Dan bezit uw vader nog het met hen door erfgoed Larocheferney, in de Alpenvallei 2. LI .2pachthoeven gekomen en volstrekt niet op jacht in Provence en u zelf, heer burggraaf 'dwaald is geraakt.” bezit de goede* en van wijlen uw moeder. .Zoo is het, Bernard.” Alles bijeen vormt, volger- ~:i. - „Ja. Dus behoeven wij elkander niet tig vermogen, hetwelk veilig op gast, die on- langer met een Huitje in het riet te stu- honderd duizend franken geschat kaï nield op het ren.” 2 „Geheel mijn gevoelen; en daar ik wü'sprêken 'hier mét'de gróoté’opênhartig- i. en zeggen dus dat van vier honderd 'e moeten hier nog ongeveer zestig duizend franken wissels soep gekookt, waardig om aan een burcht heer te worden voorget" mosterd brood zou zelfs door een koning zettend. „De heer burggraaf zal' wel zoo •iet versmaad zijn. dorstig zijn als een verdoolde jager getale van vijf of zes kwamen de keuken eenige uren zoeken naar den weg óf naar binnen;*' dat helder onder den wijden schouw gezelschap van Rosemonde daan om het jachtgezel tze omhelsde eerst vrouw Door een noodlottig Catherine en nam toen aan het hoofd wind naarmate ik van richting der tafel vrouw en 1 over haar zitten met de knechts aan zijn onze jagers geduchte jachttrompetten.' Imker rijde. Deze lieden brachten een „p- ‘:;J *-L --- --enuoc goeden eetlust mede en gebruikten hun gejaagd en met uitstekende edellieden.” de wending bemerkte, welke het gesprek haar bruidschat maal ia stilte. Bernard daarentegen voerde „Dat is ook zoo, vader Bernard,” zou nemen, gaf hij zijn knechts een tee- zelfs uw vermogen verdriedubh^ë' het woord. Hij behoorde tot dezulken, stemde de burggraaf toe, „en ge zoudt ken om zich te verwijderen. Tevens gaf het nassief te hebben vrollBe gaarne iets vertellen en hij deed dit het ver gebracht jïffaar u;; u«.a*a" gezin vei u. goed, vroolijk en kort, zonder daarbij thans zijt ge nog gelukkiger.” achter zijn bord of zijn glas te vergeten. „Ja, mijnheer/’ antwoordde de plukte Marguerite nog de mand vol te maken.r dan terugtocht aan. Rosemonde wilde haar gedachten wat afleidii gij bracht het gesprek op al werpen, waarover haar r:‘ l ongeval op den Groenenhof aan ieder uitzag, en verstrooide blikken om zich „Vooral deze niet,” hernam Bernard, bijvoegen, dat mijnheer*"uw**vader* voor —j a I-*.. i „Nu, ja dan, als gij mij toch tot het 2.' .Komaan, heer burggraaf,” zeide de uiterste drijven wilt/' in “omloop hééft?"•éégens’ getaénd"7rid r - -’ eer een tandelijk „Die, hoe onbekend ook, toch nog en dat u zelf heer burearaaf voor hondanf [rijk kope- maal met mij te gebruiken. Hier is uw eme bekende van u is," voegde de vijftig duizend franketTschuldbekantend Nergens waren de borden zoo schoon „Ik meende, dat u „en farrlïë” was, „Jutet^ Het been jong meisje; het tusschw^haakies'jeer’ ««eddde mtweït gewasschen, of het tafelgoed zoo helder als Bernard,” antwoordde de jongeling, ter- schóonste. dat er bestaat!" op Groenenh f Vrouw Catherine was een wijl hij een blik op de aanzittenden wierp. „En waarop u smoorlijk verliefd is." -*1 - kiPltaal n°8 nieI uitmuntende huismoeder bij haar en in „Maar dat ziet u toch,” hernam de „Het is zoo. Ik heb haar slechts een- haar omgeving wees alles op orde en die pachter, „dit zijn mijn landbouwers en maal gezien....” properheid en netheid, welke men slechts mijn knechts mijn vrouw tA mijn doch- ,22 aantreft bij een ordelijke en zachte huis- ter zijn op hun kamer, Catherine is een zien." vrouw. Catherine was achtendértig jaar beetje ongesteld.” „F" en nog schoon zij droeg de Heederdracht „Ah, dat is erger." hernam de jager, kunnen uitdrukken." der welgestelde boerinnen van deze stre- Daarop zette hij zich aan tafel, doch „Welnu, heer burggraaf," hernam de waarop ken. Hoewel zij twee dienstboden had, at slechts weinig van de gerechten, welke pachter, „het spijt mij vreeselijk, dat ik volgt hielull meende rij toch, dat het huishouden nim- de dienstboden voor hem gereed gemaakt uw plannen zoo moet dwarsboomen, blik de helft’ mer goed kon gaan, wanneer zij zelve niet hadden. Vader Bernard dook eens in zijn maar het jonge meisje in kwestie moet het grootste deel van het werk deed. Zij kelder en haalde een paar flesschen ouden vreemd blijven, daar zij bestemd is c_ zelve had dan ook dien avond een vleesch- wijn voor den dag. haar leven in een bescheiden stand te édwidu*"?» is Botirj" 'ediend en het ge- deaux,” zeide ifs door een koning zettend. „F: I 2 _2_. dorstig zijn als een verdoolde jager - Het sloeg zeven uur, de knechts, ten niets wekt zoozeer den dorst op dan vrouw, haar tante.' binnen Bernard pookte het vuur wat op, zijn gezellen.” dat helder onder den wijden schouw 2. 1 brandde. Men wachtte nog op Marguerite, Jk heb er zeker een die weldra in l verscheen. Deze omhelsde eerst vrouw Door een noodlottig toeval draaide de voorbeeld en nam een flinken teug vefan. ■222/ZÏ2_22_ *Lj 2L B nu plaats,t tusschen de pachters- derde, zoodat ik niet het geringste hoorn- zaam als iemand, die de goéde hoedanig- dègehik'^zij* Marguerite. Bernard ging tegen; geschal kon vernemen en toch hebben heid van een buitengewoon merk weet te Ik eindig linker zijde. Deze lieden brachten maai ia stilte. Bernard daarentegen voerde werden zijn wangen hooger gekleurd en weest was. schitterden rijn groote oogen bij den aan- De golf, die den kapitein had mede- loods, en met een trotsch gevoel van over- evenals in zijn jongen tijd. En hij bracht stortzee gevolgd het schip werd opnieuw zee, aan wier begeerige, roofzieke armen zijn gedachten onder woorden. op zijde geworpen, en wel zoo hevig, hij de „Ik heb in mijn leven veel vreemde tan- dat het zoo bleet liggen. Het was een vree- met re _r den,gezien," prevelde hij, terwijl hij zijn selijk oogenblik een ontzettende schrik ning, want bet was een moeilijke zege gezicht tegen de ruiten drukte. „Dat was maakte zich van allen meester. Maar geweest. een heerlijke tijd, rijk aan vreugde, maar de nieuwe kapitein behield zijn tegen- De zon ging juist op en goot haar gou- ook aan zorgen. Maar sedert mijn Katrie woordigheid van geest. Met een stem, den licht over zee en net tand de herfst- stierf, ben ik thuis gebleven, en menig die boven het geweld van den storm uit- morgen was schoon als een boodschap schip heb ik hier door de branding heen Honk, riep hij „Kapt de masten!” van vrede na een dag van storm. geloodst. En nu loopt het ten einde. Mijn De bemanning maakte zich reeds Boven op de zuidelijkste punt van de zoon, mijn Erik, ach, kon ik je nog maar gereed aan het bevel te gehoorzamen klip was het Heine huisje van loods Pelle t I Iaaa -a.— aaIJ aaJ La* aL Ja L.J2Iaa A U A* t A *A a/aa. LI.'aL.-J Ja hij met kracht l'zeil staarde, dat helder in den donkeren de jonge stuurman,Jjnacht blonk. mijn berekening vlak bij dé Golf.” maar „De Finsche Golf f’ riep de jonge man wer- levendig uit. „Toch niet in de nabijheid kapitein op esten van Hango „Waar je tien jaar geleden gestrand boek, dat <opengeslagen vóór hem op de bent,” vervolgde de kapitein. „Neen, t_— t -v.-i j— wij, geloof ik, met gekomen, van de naastbij- Wel heeft de strooming ons een heel eind koers gebracht, maar....” worden zijn, wat ik nu ben. Tien jaar zu.uuu guiai óndanks zijn hoogen ouderdom nog de Een vlammende bliksemstraal deed geleden redde hij mij met gevaar van zijn laten loopen. kracht, die de eilandbewoners kenmerkt, den kapitein zwijgen en verlichtte het eigen leven op de punt van Hango en maar ook de inmge godsvrucht, die men geheele dek. Tegelijkertijd brak een sedert dien tijd zijn wij geen enkelen dag haast overal bij de kinderen der zee aan- groote golf van achteren over bet schip van elkander gescheiden geweest. Vrede treft. Terwijl zij in hun broze vaartuigen en wierp het op zijde. De kapitein sprong zij zijn nagedachtenis I” de wildste golven trotseeren, veroot- naar den fokkemast, maar zoodra hij IL 2.'/. 1 moedigen zij zich met kinderlijk ver- het touw waaraan hij zich vasthield, los- eenige onverstaan^r trouwen voor God. liet, werd hij als een veertje weggeslin- nog één vraag cftei, „Gisteren was het stil, maar vandaag gerd. Een ontzettende angstkreet weer- gewichtigste maar het gevaar, dat nog woedt de zee, zooals ik het in geen tien klonk: hij was over boord gespoeld. r'-* - - -* jaar beleefd heb,” zuchtte loods Pelle, Dit alles was het werk van slechts zijn aandacht t terwijl hij vlug opstond en met zijn ruwe eenige seconden en niemand van de be- Nu hij het zoo jonge stuurman uitriep „Ka- was zijn plicht. Toen de eerste stralen der morgenzon voor door de wolken heenbraken, kwam het in flinke vaartuig in kalmer vaarwater. A.„Galant? Jij galant? Dan heb ja -- - -1 Loods Pelle had het tusschen de Hip- zeker vergeten, dat dezen winter mija stelden als ia hun verloren kapitein, nam pen van Domarskaar heengebracht. verloofde vlak naast je op het ijs viel ea „Vijftien voet,” riep de man aan stuur- je geen hand hebt uitgestoken om haar Plicht ging boven alles, en niemand boord, „veertien V' op te helpen." dacht meer over den veroogelukte, djn Anker neer f’commandeerde de loods, B. „lx ben galant en eerlijk. Ik taat Bij deze woorden trad" hij op het ven- alleen de jonge- ster toe, dat op de zee uitzag, en keek zijn zuchten liet blijken, dat hij te mid- dat het schip vlak tegen den vrind in naar buiten. den van den vreeselijken strijd tegen de draaide, eenige minuten stilstond en daar- haar hoede toevertrouwde schip wilde er over eens, dat alleen zijn raad hen 22 j—a Elk bevel van den kapitein werd snel had gered. het volk V2 B van het schip gen kapitein uitte zich op bizonder le de punt vooral van zijn vlugheid en van rijn tegen- vendige wijze. Hij omarmde den ouden 22/2L-2. man en riep uit„Naast God heb ik aan Bij den groeten mast stond de ka- u onze redding en die van het schip te L, u door weer en wind geharde danken. Ik zou gaarne uw gelaat zien stukken leem van oude zeebonk. Naast hem stond een maar daarmede zal ik wel moeten wach- wiuug jMt, ten, totdat het dag wordt. Ben je ver van ten opmerkzaam huls?” f igd waren, wienst „O, neen antwoordde de loods Pel- n htige stem her-|le, terwijl hij onafgewend naar het Heine vindt -UUUC, i---- _A. -- t blonk. .Maar zeg mij eens,” ging hij voort, Nauwelijks had deze Heine verhuizing ken binnen. Hij zag er bezorgd uit, hebben. Deze w werd, klaarde zijn gelaat weder op. daarop nu aanstonds Marguerite’s voor- „Ah, ah zeide hij tot de knechts r- doch zij zag er verstrooid, of eigen- en de meiden, „de dames zijn verdwenen 1 rvig ontroerd uit. tzter. 2.. ;zJ": ““t,” 72 1_. :t^ boerinnetje geheel vervuld volgde hij, „mondje dicht en beantwoordt den soupeeren." a ---a a« •—•-.*q„Waarom vc Zij voorzichtig een voor een opnam, be- zoo juist aangekomen is, tot jelui mocht dat zij daarvoor Daar open. „Ben knai verzoekt nachtverblijf. Ongetwijfeld meent mij uit hét oog te blijven.’ - j op het spoor te zijn van een zeldzamen ,.2 door een wesp, vogel, welke hem meer waard is dan al nard, het wild uit zijn bosschen. Blijf hier, wan- zijn," hernam het pach- neer je geen leven maakt, kan je ons ge it hierin herken ik u niet sprek hooren. Je kunt langs de tuintrap A AA A AA Ia La AA a AA L A A A L AVX - t J t voorzichtig zijt en zoo goed let op hetgeen sproken.” u doet Daarc- _22 Nadat da druiven waren uitgezocht en spoelde zich plukte Marguerite nog eenige trossen om derwijl in den stal toezicht .r de mand vol te maken. Daarop nam men verzorgen van zijn uitstekend jachtpaard. „Op je gezondheia, Bernard,” ant woordde de jager, zijn glas opheffende. „En op de uwe, heer burggraaf De gastheer vulde zijn glas en stiet vroolijkheid en de openhartige ontboezemingen leidt. De burggraaf was I op de boer derij aangekomen, doch gevoelde nu mee: gedachten in zich opkomen en ider in zich zelf gekeerd, dan hij zij de vrouw steeds) dat u wel zoo goed tedart geruimen tijd geweest was. 22 *■'*‘2" ”2-“22*^t Deze in het woud verdoolde jagei gezelschap te houden." heette burggraaf Leopold de la Roche- zich daarop tot vrouw Catherine ferney. Hij was van zeer goede geboorte, overbuigende, fluisterde zij haar eenige bezat een zeker vermogen, hetwelk echter A.UAM uw. woorden inhet oor, welke een buiten- gedeeltelijk verkwiat was, maar men be- maar, Marguerite, ik heb ze niet méér gewonen indruk schenen te maken. De weerde, dat hij nog steeds een onbezorgd aa~4.„ -i ni pachtersvrouw gaf haastig aan een dienst- leventje leidde. Daarbij was hij vïjfen- bode bevel de tafel in de kleine serre twintig jaar oud en had een knap voor- welke aan de keuken grensde, voor drie komen. Wat zijn karakter betreft, zullen --personen te dekken en er een goed vuur wij gelegenheid hebben dit in den loop van „Zijn familienaam?.... Wacht, ik zal aan te leggen. Zij zelf hielp een handje ons verhaal te leeren kennen, evenals het u zeggen. De jonge edelman heet mede en in minder dan vijf minuten zijn deugden en gebreken, welke zullen burggraaf Leopold de Ta Rocheferney.” was alles gereed. bhjken uit de avonturen, ytaarin hij sedert Ditmaal ontgleed het mandje met de Rosemonde wiyp haar tante een dank- zes weken gewikkeld is en waardoor hij schoonste druiven aan Rosemonde's hand baren blik toe, gaf haar een zoen en zeide op dit oogenblik naar Bernard, den pach- in ik heb needs mijn best gedaan hem zoodat de vruchten te pletter vielen op toen tot haar en Marguerite ter gevoerd werd. _22 den grond. Marguerite uitte een kreet. „Kom, laten wij met ons drietjes in „Komaan, beste Bernard," hernam de der "geringe middelen, welke mij ten dien- TXa 4** ..AA .^.aIaaaa *7.*: Ja ----- -aI.'Il _A——AA l--rraaf ris» tan*in te, „wees eens openhartig; waarom zijn vrouw T

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 8