Ml
-
DE OUDE LOODS.
Frans „Ja moe, waat Mina ie er ba
gevallen.’
UIT DE
MOPPENTROMMEL
t c,L - - L -
E? Zzz- —zzzzz.
f
ieid
<-‘i
„Waarom
den van den vreeselijken strijd tegen de draaide, eenige minuten stilstond en daar-
De zon ging juist
het kapitaal nog niet
uw
de
waaraan hij ten prooi meende te zijn bij
miste zijn
voor
feren.
bliksemstraal de woedende golven eenige
wordt.
steeds ia 1
deze streken.
KRANKZINNIG*
Nadat de geneesheer den man voor de
FIJNE MANIEREN.
Modern bedelaar (na een berg te heb*
i restaurateur
LAATSTE REDMIDDEL.
Student A.: „Wa’s dat, ouwe jongen,
Student B.„Ja, man, zoo zie je waar
i ontrukt had. En hij mocht
trotsch zijn op zijn overwin-
onts aapte aan de bont van den ouden
i over-
kapitein
opgevolgd
Luk
aat hij nog steeds een onbezorgd
aangenaam, doch brengt volstrekt
op. Ze vertegenwoordigt een waar
de van honderdduizend franken, maar
jansche inkomen voor haar
ian bezit uw vader nog het
gezegd, hetgeen mij
besluit met de eer
opnieuw op uw gezondheid
Wordt voortgi .4.
zeil staarde, dat helder in den donkeren
stuurman, nacht blonk.
«aar zijn wij nu i „Maar zeg nuj ecus, ging hij voort, •*-• -
„Naar mijn berekening vlak bij de terwijl hij zich voorover boog tot bij hej verzekeringsmaatschappij had onder-
nez-Vi» rt ryPTtr'Vlf Vin rion innrron msn «A kant VmPCT till 1
----r --
man zoover ik zien kan, nog jong, en toch reeds
„Neen, antwoordde de jonge
de serre vroolijk ons souper voortzetten burggraaf die den wijn wel bespraaktmaak- ste stonden.
w„ A-. a .^..i... te> ttWees eens openhartig waarom zijn Ei;
Nauwelijks had deze kleine verhuizing vrouw Bernard en haar dochter dezen Bernard de hand, die ze met eerbiei
'a'Sfro r»al^^z4 aaz4 ^aa>4 a? 1 a m «J - -S 9t9 |-^^z_l!’ll a - -
den man af ge- deze
zestig duizend franken.
Nu heb ik alles
op het hart lag en
te hebben
te drinken.'
„Is^ kunnen,” voegde de burggraaf er
„En wilt ut”....
„Mijn nichtje het hof maken!”
,,^n met
stralen verlicht, maar zonderlir
werden zijn wangen hooger gei
schitterden zijn groote oogen bij
meester was.
Als katten klauterden een paar matro
zen naar boven. Een ademlooze spanning
beheerschte de zeelieden. Zou het hun
I vroegen zij
-1 opki
hoe zijn kleur verschoot, toen hij
haar trouwen.”
antwoordde de burggraaf het
„Mijnheer,” zeide Bernard, een bui-
slijten en geen haar op haa
een adellijk huwelijk denkt.”
„Heeft zij u dat verklaard, Bernard
„Ja, mijnheer, aan mij en aan mijn
vrouw, haar tante.”
„Dat meisje is dus uw nicht 1” riep
de burggraaf uit.
„Zooais u zegt, mijnheer,” antwoordde
Bernard, terwijl hij zijn glas ophief.
De heer de la Rocheferney volgde zijn
voorbeeld en nam een flinken teug van
den uitstekenden wijn. Hij dronk lang
zaam als iemand, die de goede hoedanig
heid van een buitengewoon merk weet te
waardeeren, of geheel door zijn gedachte
Toen Bernard
1 het gesprek
ichts een tee-
ken om zich te verwijderen. Tevens gaf
hij den beiden dienstboden eenige bevelen
en een minuut later zaten de burggraaf
en hij tegenover elkander bij een knap-
„Jf
door een enkele Lamp verlicht werd.
schudde, las hij ijverig in het groote kerk
bod
kist lag.
buren, de visschers van de 1
gelegen eilanden, genoemd werd, bezat
ondanks zijn hoogen ouderdom nog de
kracht, die de eilandbewoners kenmerkt,
maar ook de innig» godsvrucht, die men
haast overal bij de kinderen der zee aan
treft. Terwijl zij in hun broze vaartuigen
'de wildste golven trotseeren, veroot
moedigen zij zich met kinderlijk ver
trouwen voor God.
„Gisteren was het stil, maar vandaag
woedt de zee, zooais ik het in geen tien
jaar beleefd heb,” zuchtte loods Pelle,
terwijl hij vlug opstond en met zijn ruwe
hand over de pogen streek. „Het is vandaag
juist tien jaar geleden dat het schip,
waarop mijn Erik was, op de punt van
Hango strandde. Dat was juist zulk een
ging de oude man voort, terwijl hij zijn
oogen afdroogde, „voor altijd weg. Als hij
1
het, oude wonden open te rijten Hij
komt toch niet teruc
Bij deze woorden trad hij
Ster 10c, dai
naar buiten.
op en goot haar gou-
1 het land de herfst-
van vrede na een dag van storm.
Boven op de zuidelijkste punt van de
MEEGEREKEND.
„Wel, mijnheer 1” vroeg een geaffec
teerde jongedame aan een geestig schrij
ver, die haar de verzekering van zijn
hoogachting gaf, „hoe boog acht gij mij
dan wel?"
„Minstens duizend gulden,” was het
antwoord.
„Lieve hemel, zooveel ia mijn collier
alleen waard."
.Ja, maar die had ik ook meegerekend,
juffrouw.”
HET LAATSTE WAS ERGER.
Moeder, tot haar kleinen jongen, die
schreeuwende komt aanloopen pWaar
huil je zoo om, Frans?”
Frans „Ach moe, Mina's pop ia ia
't water gevallen.”
■Moeder „Daar hoef je toch niet zoo
om te huilen.”
VERBLOEMD.
„Is mijnheer thuis T’
„Neen, maar mevrouw welwil ik dit
loepen F
„Dank je, zooveel tijd heb ik met I”
NIET UITGESPROKEN.
Man „Ik zeg je amice, volg mijn
oeden raad en trouw niet, want....
Mevrouw (juist binnenkomend) „Wat
*aag je daar te zeggen?”
Man „Laat me toch uitspreken,' lieve
Amelie. Ik wou zeggen, trouw niet, want
zoo’n juweel van een vrouw als ik heb,
11” riep de stem terug.
Na eenige verr
„Op je gezondheid, Bernafrd,” ant- „I
woordde de jager, zijn glas opheffende, levendig bij.
„En op de uwe, heer burggraaf
De gastheer vulde zijn glas en stiel
gebruikten hun gejaagd en met uitstekende edellieden.” de wending bemerkte, welke
rentegen voerde „Dat is ook zoo, vader Bernard,” zou nemen, gaf hij zijn knec
Maar kom,
„Ja, mijnheer,” antwoordde de pach-
it het
:luk niet te ver noch te hoog gezocht
„Te bent een wijsgeer, Bernard.”
„Nu, nu ,wie weet?” hernam de gast-
„Wanneer de wijsheid daar
in bestaat, dat men het leven neemt,
zooais het valt me. ,ed en opge
held opv„., uen a»be.d niet schuwt
er voor zorgt zich een goeden naam te
en te behouden, wel, dan
op mijn woord gelijk.... en dan
de wijsheid in pacht 1”
maar, 1
noodig mijn mandje is vol. En zijn fami- pachtersvrouw gaf haastig
lienaam voegde zij er bij, terwijl zij bode bevel de tafel in d
Zoo goed mogelijk haar nieuwsgierigheid
trachtte te verbergetf.
„Zijn familienaam Wacht, ik zal
het u zeggen. De jonge edelman heet
burggraaf Leopold de La Rocheferney.”
Ditmaal ontgleed het mandje met de
Schoonste druiven aan Rosemonde's hand
zoodat de vruchten te pletter vielen op
den grond. Marguerite uitte een kreet.
De helft der druiven was verloren. Zij
klom haastig van de ladder af en begon
de trossen, welke het minst hadden gele
den, bijeen te rapen onder het slaken
van zuchten, welke Rosemonde onder
andere omstandigheden stof tot vroolijk-
heid zouden verschaft hebben. Deze
volgde nu aanstonds Marguerite's voor-
u is,1
T r v Rwvuivyvu LKUl, V4II WC1KC SU TH U.
Juist. Het is een jong meisje het tusschen haakjes zeer geregeld de interest
oonste. dat er bestaat!” u het kipitaal ^et
i leven, en m
schip heb ik hier door de branding heen
geloodst. En nu loopt het ten einde. Mijn
zoon, mijn Erik, ach, kon ik je nog maar
ééns zien I In een andere wereld zal het
zeker gebeuren, want God is genadig,
en.... Hi, wat een felle bliksemstraal!
Maar zag ik daar bui(en op zee niet
ieC bewegen Groote God als het eens
een
Mijn leven is toch niet veel meer waard.
HET HOOGSTE.
Twee wijn-reizigers bluffen te
kander op over de vele „orders”
spectieve firma’s.
Eindelijk zegt de een
„Het is eigenlijk bedroevend, wanneer
pad -
boot vastgemeerd L
groote steenblokken,
golven beschermden.
werd een
slingerd, i
gen
wij tot het volgende onwederlegbaar re
sultaat uw fortuin, heer burggraaf, be
hoort u slechts ten halve toe. De andene
-1 van uwe schuld-
eischers, en daar er eens een dag komt,
waarop men eindelijk zijn zaken regelt,
-p een gegeven oogen-
blik^de helft uwer goederen verkocht zal
dertig duizend
nog al be-
gelijk uw
talen, hetgeen gelijk staat met geleide
lijk uw kapitaal verminderen interesten,
zelfs op tijd betaald, zijn de knagende
wormen aan een vermogen.
Ik moest wel zoo rondborstig met de
waarheid voor den dag komen, heer
burggraaf, u zou mij geen achting toe
dragen, wanneer ik anders gesproken had.
Doch laat ik voortgaan. Met dezen stand
van zaken kunt u dus niet denken aan
een huwelijk ui» liefde, het moet wel
degelijk zijn een huwelijk om geld.
Ik eindig met te verklaren, dat niemand
beter da u in staat is de. een of andere
schatrijk, e.idoc ’ter te trouwen, die door
haar bruidschat uw schulden betaïlt, ja
zelfs uw vermogen verdriedubbelt, na
het passief te heoben aangezuiverd.
g Deze erfdochter is voorzeker mijn nicht
je niet, mijnheer. Zij heeft slechts een
- -t*P' goede opvoeding genoten, bezit vele deug-
pend vuur in de ruime keuken, welke den, doch slechts een bruidschat van
„Wel, heer burggraaf, waar denkt u
aan vroeg Bernard. „Is het hert dezen
morgen werkelijk aan de honden ontko
men Is het stellig voorbij de jachtpalen
gevlucht Zijn we platzak
„Neen,” antwoordde de aangesprokene
met vrij vaste stem, „we zullen het dam
hert wel krijgen ea waarschijnlijk de ree
er bij.”
„Goed zoo 1” riep Bernard uit, „ik houd
van lieden* die een wil hebben. Willen
:linj
wien de matrozen evenveel vertrouwen
jens. „1«
geven 1”
Het werd donker in de kamer. Loods
Pelle snel
wankelde
krachten en langs het smalle, met vele
uit. „Het kwam stellig d<
welke mij gestoken heeft.”
,J)« zal I r
tersmeisje, „want hierin herken ik u niet si
meer t___ J.
voorzichtig zijt en zoo goed let op hetgeen sproken.”
doet.” Daarop sloot de pachter de deur weder
Nadat de druiven waren uitgezocht en spoedde zich naar zijn gat
plukte Marguerite nog eenige trossen om derwijl in den stal toezicht hic._ I,
de mand vol te maken. Daarop nam men verzorgen van zijn uitstekend jachtpaard,
den terugtocht aan. Rosemonde wilde
haar gedachten wat afleiding bezorgen
zij bracht het gesprek op allerlei onder
werpen, waarover haar gezellin dan vroo
lijk voortsnapte. Zoo kwamen zij zonder
ongeval op den Groeneunof aan ieder
de mand met wijngaardloof bedekt onder
den arm. De avond was reeds gevallen.
De trekdieren waren reeds gestald en
in de ruime keuken met haar talrijk kope
ren vaatwerk, stond een lange tafel gedekt.
Nergens waren de borden zoo schoon
gewasschen, of het tafelgoed zoo helder als
op Groenenhi f Vrouw Catherine was een
uitmuntende huismoeder bij haar en in
haar omgeving wees alles op orde en die
properheid en netheid, welke men slechts
aantreft bij een ordelijke en zachte huis
vrouw. Catherine was achtendertig jaar
en nog schoon zij droeg de kleederdracht
der welgestelde boerinnen van deze stre
ken. Hoewel zij twee dienstboden had,
meende zij toch, dat het huishouden nim
mer goed kon gaan, wanneer zij Zelve niet
het grootste deel van het werk deed. Zij
zelve had dan ook dien avond een vleesch-
soep gekookt, waardig om aan een burcht
heer te worden voorgediend en het ge
roosterd brood zou zelfs door een koning
niet versmaad zijn.
Het sloeg zeven uur, de knechts, ten
NIET VLEIEND.
Reiziger. „Kan ik de oudheden van
dit kasteel zien?”
Portier „Pardon, mijnheer, de beide
dames zijn uitgegaan.”
VERKLAPT.
„Amalia, ik kan aasder u niet leven 1”
„Och, probeer het maar eensik kan
--goed leven
„Ja, maar u hebt goed
“"1, juffrouw, een heldere, doch zeer koele nacht, het
'ader wil niet, begon reeds sterk te dauwen.
Nauwelijks had de pachter het vertrek
i, door een zekere n
staan in mrust aangegrepen, verzocht Catherine aan. Zij waren thans op den weg, welke
vier jaar vuur aan te leggen in een kamertje, heb naar de vroolijkheid en de openhartige
godvruchtige vrouw was. De oude mar
ries, c*- _1_‘_ .„L..."’
..Goed, nu ben ik voldoende ingelicht
-J.u naam aangaat, dien het
_nd.”
„Zijn voornaam is Leopold.”
schaar vallen, waarmede zij de druiven
trossen af ge knipt had.
op zijde geworpen, en wel zoo hevig,
dat het zoo bleef liggen. Het was een vree- wr
:zien,"” prevride hij, terwijl hij zijn selijk oogenblik een ontzettende schrik ning, want het was een^ moeilijke zege
een heerlijke tijd, rijk in vreugde, <- ar de nieuwe kapitein behield zijn tegen-
ww --S 1 J; —L.
'g i e boven het geweld van den storm uit- morgen was schoon als een boodschap
stierf, ben ik thuis
einde. Mijn
zal
en richtte zijn gespierd lichaam recht het loods Pelle aan boord te komen. Zon-
c-1~'j gereed met der een woord te -*<—
veel moeite naar
‘ng L
ekleurd en
blik van deze geweldige natuurkrachten, gesleurd, werd door een nog geweldiger winning vloog zijn bïilT over de woelige eenvóudia^T/nièt.'”
«ran-des «Z^wirvmn tst/4 kis kr-irht ctrsrtv»» rvpvrrdarrl rsrtntpttw -var, wsmw kanssMiva
en wel zoo hevig, hij de prooi
met recht tri
lijn gedachten onder woorden.
„Ik heb in mijn leven veel vreemde lan
den ges
gezicht
op dit oogenblik eenigszins zenuwachti:
“"ik 1OOXTe P?Chur.er bi’- U sen schreven heeft?vïn’wdke"^
,,1k meende^ dat u famlle i was, u.» r
Bernard,” antwoordde de, jongeling, ter- schoonste, dat er bestaat 1” betaalt, wijl
wijl hij een blik op de aanzittei.den wierp. „En waarop u smoorlijk verliefd sis.” kunt afdoen
„Maar dat ziet u toch,” hernam de „Het is zoo. Ik heb haar slechts een- Nemen wij nu alles bijeen, dan komen
pachter, „dit zijn mijn landbouwers en maal gezien....
mijn knechts mijn vrouw en mijn doch- „En u zou haar gaarne uw leven lang su'iult :“üw'fórtüih, hëeTbui
ter zijn op hun kamer, Catherine is een zien. i f
„Men zou met beter mijn gevoelens helft is het eigendom
hernam de jager, kunnen uitdrukken.
„Welnu, heer burggraaf," hernam de waarop men eindelij
at slechts weinig van de gerechten, welke.pachter, „het spijt mij vreeselijk, dat ik volgt hieruit dat op
uw plannen zoo moet dwarsboomen, blik de helft’ uwer gu.u«en v
maar het jonge meisje in kwestie moet u worden, waarna u nog een den
vreemd blijven, daar zij bestemd is om frank rente overblijft, hetgéen
haar leven in een bescheiden stand te scheiden is voor edellieden
haar hoofd aan vader en u, df u blijft de interest be-
duizend franken.
lijk uw kapitaal verminderen interesten,
geven.
Bernard
jelui aangaat,” ver omdat zij liever op hun eigen kamer wil- plaats leggen door
mt en beantwoordt den soupeeren.” dit fortuin, zooais
- - -- -----„Waarom vo
itig een voor een opnam, be- zoo juist aangekomen is, tot jelui mocht dat zij daarvoor
niets van de gemoedsgesteld- richten. Breng nog een couvert voor hem." hadden,” antwo
Daar openu.
„Een knappe jager,
verzoekt nachtverblijf.
--- - op te helpen.”
dacht meer over den verongelukte, dan „Anker neer 1” commandeerde de loods, E. „21
ij op het ven- alleen de jonge man, die nu en dan door terwijl hij het stuurrad omdraaide, zoo- alles liggen wat
ster toe, dat op de zee uitzag, en keek zijn zuchten liet blijken, dat hij te mid- dat het schip vlak tegen den wind in
naar buiten. den van den vreeselijken strijd tegen de draaide, eenige minuten stilstond en daar- EZTT.'Z'J
Telkens werd de hemel door bliksem- elementen veekliefde koesterde voor hem, na achteruit werkte, totdat het anker D«*u».m
genoeg die jaren lang als een vader voor hem ge- grond had. Een zucht van verlichting safaris rónd kómen
1 weest was. cr**~27**' -Z tzz^. zzz. tzz.
De golf, die den kapitein had mede- loods, en met een trotsch gevoel van
- evenals in zijn jongen tijd. En hij bracht stortzee gevolgd het schip werd opnieuw zee, aan wier begeerige, roofzieke armen
.Maar zeg mij eens,” ging hij voort,
gezicht van den jongen man, „je bent, zocht, vroeg hij
1. ..u, uvjj jvug, m muurecus ..En nu nog één vraag deden er Zjcn
kapitein op dit groote schip?” in uw familie gevallen van krankzuuuf-
"Moo*. 99 bellij yOOI*
„Ja, dokter."
„Je vader toch niet?”
„Neen, meneer, mijn zuster die
heeft verleden jaar een mijnheer met
reefd op den bezaansmast.”
„Ben je gek, oude man riep de
hij onder de hevige wind- rad sprong. „Wat in duivelsnaam....” vele malen prezen vader en zoon de hoo- u een aalmoes te verzoeken.'
redden," antwoordde loods Pelle van scheiding, onder zulke bizondere om-
rijl hij den stuurman aan-
zich tot hem overboog.
„Een marszeil bijzetten,”
beetje ongesteld.”
„Ah, dat is erger.'
Daarop zette hij zich aan tafel, doch
de dienstboden voor hem gereed gemaakt
hadden. Vader Bernard dook eens in zijn
kelder en haalde een paar flesschen ouden
wijn voor den dag.
„Hier is Bourgogne, en dit is Bor
deaux,” zeide hij de flesschen op de tafel
zettend. „De heer burggraaf zal wel zoo
dorstig zijn als een verdoolde jager
niets wekt zoozeer den dorst op dan
getale van vijf of zes kwamen de keuken eenige uren zoeken naar den weg of naar
binnen Bernard pookte het vuur wat op, zijn gezellen.”
dat helder onder den wijden schouw „Ja, waarde heer,” hernam de ander,
braadde. Men wachtte nog op Marguerite, „ik heb er zeker een paar uur over ge-
die weldra in gezelschap vhn Rosemonde daan om het jachtgezelschap in te halen,
vencheen. Deze omhelsde eerst vrouw Door een noodlottig toeval draaide de
Catherine en nam toen aan het hoofd wind naarmate ik van richting veran
der tafel plaats, tusschen de pachters- derde, zoodat ik niet het geringste hoorn-
vrouw en Marguerite. Bernard ging tegen- geschal kon vernemen en toch hebben
over haar zitten met de knechts aan zijn onze jagers geduchte jachttrompetten.”
linker zijde. Deze lieden brachten een „Dat weet ik in mijn tijd heb ik ook wordt bezig gehouden.
^OCdctl Hf?F mCdC en ^-~^*****,*AM «VIA» kam*»!*»*
maal ia stilte. Bernard daarentegen voerde
het woe-d. Hij behoorde tot dezulken, stemde de burggraaf toe, „en ge zoudt
welke gaarne iets vertellen en hij deed dit het ver gebracht hebben. Maar kom,
goed, vroolijk en kort, zonder daarbij thans zijt ge nog gelukkigei.”
echter zijn bord of zijn glas te vergeten. „Ja, mijnheer/’ antwoordde de
Langzamerhand werd het gesprek leven- ter, „en ik leef gelukkig, omdat i'
dim totdat eensklaps de waakhonden, geluk --u - u-
welke men des nachts op de binnenplaats neb.^
liet rondloopen, woedend begonnen te
blaffen, terwijl men herhaaldelijk op de
poort hoerde Uoppen, welke toegang tot heer lachend,
net erf verleende.
LL -
Roods bij de eerste slagen was Bernard ruimdheid opv„.
van tafel opgestaan. Gevolgd door twee en
knechts, van wie de eene een flambouw verwerven
droeg, liep hij de binnenplaats over en hebt u
begaf zich naar de buitenpoort. Het w:j heb ik
toen tot haar en Marguerite ter gevoerd werd. aangenaam en nuttig te zijn, naar de mate
„Kom, laten wij met ons drietjes in „Komaan, beste Bernard," hernam de der geringe middelen, welke mij ten dien
de serre vroolijk ons souper voortzetten burggraaf die den wijn wel bespraaktmaak- ste stonden."
wij kunnen daar ongestoord spreken." te, „wees eens openhartig waarom zijn Bij deze woorden reikte de burggraaf
Nauwelijks had deze kleine verhuizing vrouw Bernard en haar dochter dezen Bernard de hand, die ze met eerbiedige
plaats gehad of Bernard trad alleen de avond niet aan tafel?” hartelijkheid drukte. Daarop vervolgde
keuken binnen. Hij zag er bezorgd uit, „Dat heet ik eerst op den man af ge- deze
doch toen hij. de drie ledige plaatsen ge- vraagd,” zeide Bernard, „onmogelijk om „Uw vermogen, heer burggraaf, zou
geen rechtstreeksch antwoord te zeer zeker voldoende zijn voor lieden.
Welnu, heer burggraaf, vrouw die niet zoo hoog in stand waren als u.
I en haar dochter zijn niet hier, Ik moet hier de hand op een pijnlijke
i.--i-i-:i ’-~z -ZZt er bij te voegen, dat
dit fortuin, zooais het vroeger was, vol
voegt ge er niet bij, doende zou zijn, voor mijnheer uw vader
- haar bijzondere redenen en u, wanneer het maar niet zoozeer met
og een couvert voor hem." hadden,” antwoordde de jager, „dat zou schulden bezwaard was. De woning, wel-
hij de deur der serre op volledig zijn. Doch Bernard, mij is een ke de graaf hier in den omtrek bezit, is
j. dezer redenen bekend en ze is deze de lief en
dames zijn met hun drieën en trachten niets
mij uit het oog te blijven."
op het spoor te zijn van een zeldzamen „Om de goede reden,” hernam Ber- vordert zijn
1* 1’.welke hem meer waard is dan al nard, „dat de heer burggraaf verbazend onderhoud.
veel zin heeft, den avond met hen door erfgoed Larocheferney, in de Alpenvallei
te brengen, dat hij daarvoor alleen hier aan de Isère, zeer schoone pachthoeven
i en u zelf, heer burggraaf
bezit de goederen van wijlen uw moeder.
Alles bijeen vormt, volgens mij, een prach-
■‘ié op tyaalf
that kan wor
den. Een mooi kapitaal, mijnheer. Maar
- „..nr.w vy.,
betamelijk heid van twee mannen, die een wiskun-
- ---w/m uw»* «wal van vier honderd
.Komaan, heer burggraaf," zeide de uiterste drijven wilt.1, in “omloop heeft” wégens”
4 k* a a I— .4 a L.
-—r - *.*-**, mwt uikïici*!, toot nunucru
- ------- «w eene bekende van u is,” voegde de vijftig dmzend franken schuldbekentenis-
bord, neem plaats en tast maar toe. looze pachter er bij.
„Ik meende dat u „eg famlle”. was,
Bernard," antwoordde de. jongeling, ter- schoonste, dat er bestaat 1”
wijl hij een blik op de aanzitte:.den wierp. „En waarop u smoorlijk verliefd ms.'
„Maar dat ziet u toch,” hernam de „Het is zoo. Ik heb haar slechts een-
pachter, „dit zijn mijn landbouwers en maal gezien....”
mijn knechts mijn vrouw en mijn doch- „En u zou haar gaarne
Tiin hun Vimar C*otVi»rir»A ic tiom m
waar werd, klaarde zijn gelaat weder op. daarop
---- „Ah, ah!” zeide hij tot de knechts
beeld, doch zij zag er verstrooid, of eigen- en de meiden, „de dames zijn verdwenen
tfk hevig ontroerd uit. zooveel te beter. En wat jelui aangaat,” ver
Daar het boerinnetje geheel vervuld volgde hij, „mondje dicl..
scheen van haar gekwetste druiven, welke geen enkele vraag, welke de reiziger die
Zij voorzicht --7--
speurde zij niéts van de gemoedsgesteld- richten. Breng nog een couvert voor hem.” hadden,'
beid barer gezellin. Weldra was Rose- Daar ojjende hij de deur der serre op volledig
monde zich zelve weder in zooverre een kier en zeide vriendelijk
meester, dat zij Marguerite de behulp- „Een knappe jager, die verdwaald is,
zame hand kon bieden. verzoekt nachtverblijf. Ongetwijfeld meent
„Wat ben ik toch onhandig 1” riep zij hij
door een wesp, vogel
het wild uit zijn bosschen. Blijf hier, wan-
het zijn,” hernam het pach- neer je geen leven maakt, kan je ons ge-
-JPf*k hooren. Je kunt langs de tuintrap is gekomen en volstrekt* niet op jacht in Provence
terug, juffrouw, u, die anders zoo je kamers bereiken. Dat blijft dus afge- verdwaald is geraakt” bezit de goe
(I Z -L- -Z 2przt;_." „Zoo is het, Bernard.” T
B doet- Daarop sloot de nachter de deur weder „Ja. Dus'behoeven wij elkander niet tig vermogen, hetwelk veilii
jast, die on- langer met een kluitje in het riet te stu- honderd duizend franken gesel
ueld op het ren.” den. Een mooi kapitaal, mijnheer. Maar
- - „Geheel mijn gevoelen en daar ik wij spreken hier met de groote openhartig-
Tien minuten later kwam Bernard we- nimmer een rechtvaardig en betamelijk heid van twee mannen, die een wiskun
de» de keuken binnen, geyolgd door een iets onderneem of het gelukt mij, zal ik dige berekening maken, en zeggen dus dat
jetidipen d* *4^ »a Ka«waa»aa -
tijk en voorname manieren, hoewel hij waarde Bernard, zonder daarbij de schoen zijn tot een
OD dit oogenblik eeni£rszin<< «etttiwaehfie n* nnlvIrpnHp nvsr M aLzt
„Ik wil het u wel zeggen,
maar wees bescheiden. Vadei
co de boerderij over hem gesproken Nauwelijks had de pa
Hij heeft zijn familie gekend, welke erlaten, of Rosemonde,
_i hoog aanzien heeft
jen. Zijn moede: stk._T
geleden ^en men zegt, dat zij een zeei welk aan de keuken grensde. ontboezemingen leidt. De burggraaf was
„Waarom dat?" vroeg deze; „wil u met zekere verstrooidheid op de boer- „Ja,” antwoordde de burggraaf het
kies, de vader, beteekent niet veel....*' Jan verder alleen soupeeren?” derij aangekomen, doch gevoelde nu meer hoofd oprichtende.
„Goed, nu ben ik voldoende ingelicht „Neen.” antwoordde Rosemonde, „maar heldere gedachten in zich opkomen en „Mijnheer,” zeide Bernard, een bui-
Behalve wat den naam aangaat, dien het k weet zeker, beste tante, (zoo noemde .as minder in zich zelf gekeerd, dan hij ging makende, „u doet ons zeer veel eer
je nrij nog niet genoemd.” zij de vrouw steeds) dat u wel zoo goed «edert geruimen tijd geweest was. aan en ik geloof meer aan uw rechtscha-
„Ztjn voornaam is Leopold.” wilt zijn mij met mijn nichtje Marguerite Deze in het woud verdoolde jagei penheid dan wie ook. Doch het ié mijn
dit oogenblik liet Rosemonde de gezelschap te houden." heette burggraaf Leopold de la Roche- plicht openhartig met u te spreken, om
En zich daarop tot vrouw Catherine ferney. Hij was van zeer goede geboorte, het vertrouwen waardig te blijven, het-
overbuigende, fluisterde zij haar eenige bezat een zeker vermogen, hetwelk echter welk u mij schenkt. Reeds sedert lang
„Ach, mijn schaar riep zij uit. „BUji woorden in het oor, welke ten buiten- gedeeltelijk verkwist was, maar men be- heb ik de eer uw familie te kennen, zooais
Marguente, ik heb ze met meer gewonen indruk schenen te maken. De weerde, dat hij nog steeds een onbezorgd u weet. Graaf de Rocheferney, uw vader,
----j aan een dienst- leventje leidde. Daarbij was hij vijfen- heeft zelfs eens de goedheid gehad te ver-
--- de kleine serre, twintig jaar oud en had een knap voor- klaren, dat hij achting voor mij gevoelde,
welke aan de keuken grensde, voor drie komen. Wat zijn karakter betreft, zullen Daar hij een woning bezit op nog geen
personen te dekken en er een goed vuur wij gelegenheid hebben dit in den loop van vier mijlen van hier, hebben wij somtijds
aan te leggen. Zij zelf hielp een handje ons verhaal te leeren kennen, evenals zaken met elkander gehad. Mijnheer uw
mede en in minder dan vijf minuten zijn deugden en gebreken, welke zullen vader dreef zelfs eenige malen de gc|d-
was alles gereed. blijken uit de avonturen, waarin hij sedert heid zoover dat hij mij opdroeg zijn Be-
Rosemonde wierp haar tante een dank- zes weken gewikkeld is en waardoor hij langen te behartigen. Hij won mijn raad
baren blik toe, gaf haar een zoen en zeide op dit oogenblik naar Bernard, den pach- in ik. heb steeds mijn best gedaan hem
fer gevoer(j wercj t--;
„Komaan, beste Bernard,” hernam de der geringe middelen, welke mij ten dien
te, „wees eens openhartig waarom zijn
„Kapitein,” vroeg de jonge
„waar zijn wij nuf”
„isaar mijn
Finsche Golf.”
„De Finsche Golf f’ riep de jonge m
levendig uit. „Toch niet in de nabijhi
van Hango?” „Neen,” antwoordde de jonge man
„Waar je tien jaar geleden gestrand droevig, en nu verhaalde hij het ongeluk
2 't kapitein. „Neen, waardoor hun kapitein was weggerukt.
f_zijn wij, geloof ik, niet gekomen. „T’zzz ZzI
naastbij- Wel heeft de strooming ons een heel eind geten, want zonder hem
,4 Iaa aa z4a l/rtzt-r* •nA'zr |«.z^-Xaa
Een vlammende bliksemstraal deed geleden redde hij mi, met gevaar van zijn taten loopen.
geheele dek. Tegelijkertijd brak
en wierp het op zijde. De kapitein sprong
naaz den fokkemast, maar zoodra hij
liet, werd hij als een veertje weggeslin- nog één. vraag doen, en wel de aller-
i. dwonó hem ai niet uitvoeren kan daarom heeft de baas
klonk hij was over boord gespoeld.
Dit alles was het werk van slechts
eenige seconden en niemand van de be
ver'gebracht 1^'‘wildé geleerdheid aangenomen, aUeen om aaa
veilieheid bremzen. Dat zulke teleurgesteli
te schrijven 1”
NAUWGEZET.
A.„Galant Jij galant Dan heb Je
verloofde vlak naast je op het ijs viel en
tegen de ruiten drukte. „Dat was maakte zich van allen meester. Maar geweest.
»a—aa, ging juist c
ook aan zórgen. Maar edert mijn K tie woordigheid van geest. Met een stem, den licht over zee en
.‘a. U^,A„ L.A» AA.»a1z4 «AA z4a«« ctnem Hit- A. AA A AM M.AA
TWEEERLEI COLLECTIE.
„Ik heb vandaag mijn tesument ga-
maakt, Karei,” zei een oude, zieke oom,
die een fraaie muntenverzamèling had en
zeer rijk was, ,ten ik heb aan jou mijn
muntenverzameling vermaakt.”
klonk, riep hu „Kapt de masten!" van vrede na een'dag van'storm.’ n^A."'^
De bemanning maakte zich reeds Boven op de zuidelijkste punt van de nlJle ln “e ot aie üe ö»nk f
gereed aan het bevel te gehoorzamen klip was het kleine huisje van loods Pelle VREES
en de bijlen waren reeds opgeheven, te zien, blinkend in de morgenzon, en Vienna.
toen een stem uit de zee tot hen door- de oude man werd ontroerd, toen hij het Heer (tot een beschonkene, met een
drong. in het oog kreeg. Met over de borst ge- kaal hoofd) „Menteh, in 's hemelsnaam,
Het enkele woord, dat de opgeheven kruiste armen stond hij bij de verschan- sta °P daar kan de grootste aardbeving
armen weerhield, was een lang aatteehou- sing aan bakboord hij verroerde zich door ontstaan, wanneer de volle maan
schip was I Dan moet ik naar buiten, den „Haltniet en zijn blik was onafgewend op zijn met aarde in botsing komt."
1 L. -2. De matrozen zagen den kapitein aan, eilandje gevestigd. Waaraan hij nu dacht,
Het is alleen nog goed genoeg om het alsof zij wilden vragen: „Was.dat een zeide hij tegen niemand. Hij bemerkte
dat van medemenschen op te of- menschelijk wezen of een geest?” Maar het ook niet, hoe de jonge kapitein, die
de jonge man was de eerste die tot be- zachtjes op dek kwam, verbaasd opkeek, ben je aan ’t blokken
Ha!” riep de grijsaard uit, toen een zinning kwam. hoe zijn kleur verschoot, toen hij de ÜL_.L..t -. „J;, zzz~,L ,-
bliksemstraal de woedende golven eenige „Wie zijt gij, dat ge u in dezen storm oogen uitwreef, alsof hij zich wilde be- 'n mensch al niet uit verveling toe komen
seconden verlichtte, „,een vaartuig, een waagt vrijden van een gezichtsbegoocheling, kan."
groot schip Het Strijdt tegen den storm „Loods 1" riep de stem terug. un ---— ---j- -- -n-
en zal vergaan, wanneer niet....” Na eenige vergeefsche pogingen om den aanblik van die kleine woning op
Loods Pelle zweeg plotseling. Hij sprong een touw naar de boot te werpen, gelukte de klip, en hoe eindelijk zijn blik met
op en richtte zijn gespierd lichaam recht het loods Pelle aan boord te komen. Zon- een bizondere uitdrukking op den ouden ben"^ekióiiHnerr* tot,*d?n r—-
overeind. Spoedig was hij gereed met der een woord te spreken ging hij met loods gevestigd was. Hij kwam eerst tot boven) „Aangetrokken door hêt*natuuiH
den zuidwester op het hoofd. veel moeite naar het stuurrad, greep bezinning, toen zich een paar armen om schoon van uw vermaard „Berg en Dal-
„Ik zal ze redden I” sprak hij zacht- het met krachtige hand aan en beval zijn bals slingerden en een mannelijke richt” heb ik mii de moeite eetrnmt hi»
,Moge de Heer mij dubbele kracht tegelijkertijd: „Een marszeil dubbelge- stem hem toefluisterde „Vader, beste i,Omen om het orachtia vergezicht te
reefd op den bazaansmast.” vader 1" «nieten en van
Ti - -- 4—-^- j -Ben je gek, oude man riep de Dien winter heerschten er vreugde en gebru'ik, het aangenfme’met hete
nde naar buiten. In het eerst jonge kapitein, terwijl hij voor het stuur- vrede in het huisje van loods Pelle, en tige verbindende (neemt zijn hoed af) om
hij onder de hevige wind- rad sprong. „Wat in duivelsnaamvele malen prezen vader en zoon de hoo-
stooten, maar spoedig herkreeg hij zijn ,,'t Is de eenige manier om het schip gere macht, die hen, na tien Lnge jaren
krachten en langs het smalle, met vele te redden,” antwoordde loods Pelle van scheiding, onder zulke bizondere om-
kronkelingen naar beneden slingerende kortaf, tywijl hij den stuurman aan- standigheden in dien nacht van storm
pad snelde hij naar het strand, waar zijn staarde, die zich tot hem overboog. weder vereenigd had.
lag tusschen twee „Een marszeil bijzetten,” comman-
i, die haar tegen de deerde de jonge man, die zichzelf weder
i beschermden.
Daar ginds op het schuimende water
I groot schip heen en weer ge-
siingeru, alsof het een notedop was. Te-
Ken de slanke masten zwiepten de ver- makkers wel gelukken?
scheurde zeilen. Nu eens dook het vaar- zich af. Maar spoedig spreidde het mars-
tuig zoo diep in de golven, dat alleen zeil zich uit, werd gespannen en dwong,
de toppen der masten nog zichtbaar ho^ klein het ook was, het trotsche schip
waren, dan weder werd het met vreese- zich weder op te richten. In loods Pelle s
lijk geweld snel omhoog geheven, alsof oogen schitterde het trotsch, toen hij zag
4e behesrscher dej zee het in zijn razernij fiat het vaartuig naar het roer luisterde,
tot aan de donkere stormwolken wilde en zachtjes prevelde hij „Nu zal ik met
werpen, omdat hij het niet bij zich in de Gods hulp de haven wel vinden.”
diepte kon halen. De groote romp kraak- Het schip, door het kleine zeil voort-
te, alsof hij elk oogenblik uit zijn voegen gedreven, stormde nu vooruit en scheen
zou gaan, en daarbij huilde de wind zijn aan de golven, die het eerst in haar -- --
wildste lied in het want. Maar dat alles omarming bijna verpletterd hadden, te zonder u toch goed leven 1"
miste zijn uitwerking op de rusteloos zullen ontsnappen. Het vertrouwen der „Ja, maar u hebt goed oraten met uw
arbeidende bemanning, die, «ooal niet bemanning in ‘ten lo-ds ted*r 100.000 «zuiden.”
haar eigen leven, toch tenminste het aan oogenblik grooter en allen waren het
haar hoede toevertrouwde schip wilde er over eens, dat alleen zijn raad hen en
Met geweld braken de donkergroene reddeh. het schip van een wissen ondergang
golven op de zuidelijkste klippen der Elk bevel van den kapitein werd snel had gered,
eilandjes aan de kusten en bespatten met en nauwkeurig opgevolgd het volk Vooral de dankbaarheid van den jon-
haar schitterend wit schuim het kleine wist, dat zijn redding en die van het Jthip gen kapitein uitte zich op bizonder le-
roodgeschilderde huis, dat op de punt vooral van zijn vlugheid en van zijn tegen- vendige wijze. Hij omarmde den ouden
van het buitenste eiland lag. Het was woordigheid van geest afhingen. man en riep uit„Naast God heb ik aan.
een donkere herfstnacht tusschen de Bij den grooten mast stond de ka- u onze redding en (fie van het schip te
klippen huilde de storm, en hij rukte pitein, een door weer en wind geharde danken. Ik zou gaarne uw gelaat zien;
van tijd tot tijd groote stukken leem van oude zeebonk. Naast hem stond een maar daarmede zal ik we! moeten wach-
het dak af, die hij tusschen de klippen man van ongeveer vijfentwintig jaar, ten, totdat het dag wordt. Ben je ver van
slingerde. wiens lichtblauwe oogen opmerkzaam huis?"
In het kleine kamertje, waar een vet- op den kapitein gevestigd waren, wiens „O, neen 1" antwoordde de loods Pel- zoo’n juweel van een vr
kaarsje een mat schijnsel wierp over de bevelen hij met krachtige stem her- le, terwijl hij onafgewend naar het kleine vindt je zoo licht niet
armoedige meubelen, die bestonden irit haalde. -•
een paar stoelen, een bed en een kist,
die tot tafel diende, terwijl eenig visch-
gerei in een hoek lag, zat geheel alleen
een grijsaard met lang zilverwit haar. Hij
was bezig een net te verstellen maar
wanneer de windstooten zoo hevig wer
den, dat het huisje op zijn grondvesten
k, dat opengeslagen vóór hem op de bent," vervolgde de
t lag. Loods Pelle, zooais hij door zijn zoo ver zijn wij, geloo
„Maar den ouden man zal ik nooit ver-
..i zou ik met ge- - -—-
uit de koers gebracht, maar....” worden zijn, wat ik nu ben. Tien jaar 20.000 gulden inkomen een blauwtje
Een vlammende bliksemstraal deed geleden redde hij mi, met gevaar van zijn laten loopen.”
den kapitein zwijgen en- verlichtte het eigen leven op de punt Van Hango en I
Zz'z. *t een sedert dien tijd zijn wij geen enkelen dag HET HOOGSTE.
groote golf van achteren over het schip van elkander gescheiden geweest. Vrede Twee wijn-reizigers bluffen tegen el*
-zij zijn nagedachtenis 1" kander op over de vele „orders” hunner
Loods Pelle kuchte eens en bromde respectieve firma’s,
het touw waaraan hij zich vasthield, lo^,- eenige onverstaanbare woorden. Hij wilde
gerd. Een ontzettende angstkreet weer- gewichtigste; maar het gevaar, dat nog men zooveel orders krijgt, dat men ze
-,J niet geheel voorbij was, ;.v.„ .1 'zZn - J—*-
zijn aandacht aan het schip te wijden. »n de zaak vijf candidaten in de god-
Nu hij het zoo ver gebracht had, wilde geleerdheid aangenomen, aUeen om aaa
manning had er nog iets van bespeurd, hij het ook in veiligheid brengen. Dat zulke teleurgestelde klanten troostbrieven
toen de jonge stuurman uitriep „Ka- was zijn plicht. u
pitein over boord!" Toen de eerste stralen der morgenzon
Maar zij hadden nu geen tijd voor door de wolken heenbraken, kwam,het
stormachtige dag als nu. Ja, hij is weg,” schrik en droefheid. De jongeling, in flinke vaartuig in kalmer vaarwater.
ging de oude man voort, terwijl hij zijn wien de matrozen evenveel vertrouwen Loods Pelle had het tusschen de klip- zeker vergeten, dat dezen winter mijn
oogen afdroogde, „voor altijd weg. Als hij stelden als in hun verloren kapitein, nam pen van Domarskaar heengebracht. verloofde vlak naast je op het ijs viel en
nu nog leefde.... Maar neen, wat geeft het bevel over. „Vijftien voet,” riep de man aan stuur- je geen hand hebt uitgestoken om haar
l— i.-1—-- plicht ging boven alles, en niemand boord, „veertien I" op te helpen."
„Anker neer I” commandeerde de loods, B. „Ik ben galant en eerlijk. Ik laat
i.. i.„„.„ me niet toebéhoort."
EENVOUDIGE MANIER.
Dame. „Maar^hoe kan B. met zoo’n
Heer. „Zeer^envoudig. Hij leeft een
voudig, kleed zich eenvoudig, en betaalt