ron<
lit
I
DE SLIMME TAMKEE.
DE KAJUITSJONGEN.
TOCH HEREENIGO!
v - -
lelijk mojelïjkrzïi'zïin «lükkïg
n tevreden. Driemaal heb ik sedert dien
vroeg
den
trachtten
Maar
en
»l
v:
Conner wierp buiten adem van ple-
1 mut-
itwa;
aan
had
voorzichtigheid gelukte het ons het
was, had
t bij een breedte
zij bezweken dan
zoekt, kijk dan maar in de koffiekan, t begin za
waarde van mijn geld gehad. u»Kh.n
stilhield, opende de waard driftig
portier, maar vóór hii een woord kon
spreken, legde de Yankee de hand op
zijn schouder en zei„Al, ge uw zilver
Des namiddags krabbelde hij aan een
71 groote leelijke letters ver-
i Nora, wat er gebeurd was.
Van dezen dag af leefde hij van brood,
dezen weg ben langs gekomen, wil ik u, in
uw aller belang, een goeden raad geven.
Aan het eerstvolgende station zal u, zooals t
het heet, de gelegenheid worden gege- ijzermagazijn
aanraking zouden gekomen zijn
buitenwand van het schip. I
naar deze opening en keek
Ik hoorde het pla
Het schip waarmee ik gekomen
ben, moest dat ook,” zei Conner. „Zegt u,
zoeken, kapitein?”
„Daar stierven er velen, vooral kinderen,’*/
ging de kapitein voort „Op de helft va;»'
4 a a*A«o u>awz4 «««at Vêea/4 rxzslz
„Johannes I” stiet Conner uit
en nacht bij;
-.uden. Maar
ten laatste stierf hij, zooals vele anderen.
Op dien dag werden er vijf begraven.
Mijn hart brak ervan, toen ik er bij was,
hoe zijn moeder in ’t water keek. Ik
denk aan zijn vader, zei ze, die verlangt
zoo den armen Johannes terug te zien?'
Conner kreunde.
„Houd je goed, arme man 1” zei da
kapitein. „Ik zou wilfcn, dat een ander
't u kon zeggen. Dien nacht wjtrd Nora
i mor*
itroon had alle
iner nam er een
kijkje voor hij ging. i
„Thuis had ze het zoo mooi niet!”
losliet
Hij zat er op met zijn voeten tegen een
kist gesteund. Eenige kleine straaltjes
water drongen naast hem door de ope-
ningen en hij was nat tot op het vel.
Stond hij op, dan brak de plank en mijn
mannen moesten ze tegenhouden toen
,Ik zod anders flink werken en met
nig loon tevreden zijn, mijnheer, tot-
ik voldoende het vak verstond. En
geloof wel, dat ik gauw iets kan leeren."
geld, dat ge voor uw diner zult hebben Zijn uitspraak verried den Ier, en mijn-
te betalen. „Dat zou ik wel eens willen heer Smit zei altijd, dat hij geen lersche
zien,” antwoordde een Yankee, die tegen- werklui wilde hebben, omdat ze niet te
over den spreker was gezeten. vertrouwen zijn.
„Ik geef u de verzekering, dat *t is, zoo- Maar toch vielen die woorden hem op.
als ik zeg ik zelf heb eenmaal leergeld F" -•-*
betaald, en ik ben meermalen getuige aan.
geweest, hoe anderen op deze wijze dooi ’t Was er een van de vijftig, die zich
den waard werden afgezet." „Dat zaï dien morgen hadden aangemeld om werk
•M«« Cist CToVvAlll-AM 4^UA«*iwMM«* tl»
„En waarom denk je dat je gauwer kan
leeren dan een ander Ben je zoo slim
„Dat zal ik nu juist niet zeggen,” her
vatte de man, „maar ik verlang het zoo
vurig te doen. En dat zal het mij gemakke- maanden lang van zich verwijderd te zien,
lijker maken.**
„Ben je meer in ons vak geweest
„Zoo ongeveer.”
„Veel?”
„Neen mijnheer, ik wil niet liegen. De den zijn handen stil en zijn gezicht scheen
Maar ik weet toch zoo iets van
vak af.”
ig
laat ik u
„Zeg u aan Conner, dat ik stervende
‘_.b gedacht I en dat hij bij mij
moet komen. En, God hdpe u, best*
- a, til binnvu ii»i
uur was n overleden."
Conner was opgestaan.
Hij stond recht op en trachtte ster!;',
-ging t maar door, s Morgens Den kapitein zag hij met droge oogerti
Nora, s-nuddags Nora, s-avonds Nora, aan, toen ^ndde hij zich tot zijne vrien*
tot het bericht kwam, dat het schip, dtn.
j. _-i a_ a. u pat jjj dood yj- kameraden 1"
zei hij en zakte ,in elkander.
Ze hieven hem'op en
Te huis legden ze hem op t bed, dat
/oor Nora was klaargemaakt, opdat ze
a de lange reis zou kunnen uitrusten.
En hij stond niet meer op.
Nog denzelfden avond reisde zijn ziel
op naar betere gewesten, om daar her-
eenigd te worden met hen die hij zoo*
zeer liefhad en die hier op aasde niet
meer bij hem konden komen.
Eerst rustig en geduldig. Dan ijverig
en ongeduldig. Eindelijk angstig en ze*
nu’
gaai xuvi nuevuj viiws mmm
schreven heb te wachten. Maar ik sin
ze niet. Ik geloof niet dat ze hier ia."
„Waarom ga je niet naar den kapitein t*.
vroeg er een, en Conner deed hei
stands na deze raadgeving.
Binpen weinige minuten stond hij voet
een korten, gezetten man, die hem vrien*
delijk toeknikte. j
„Ik zoek mijn vrouw, mijnheer I ea»
ik kan ze niet vinden 1"
„Misschien is ze al van boord I”
„Ik heb haar geschreven te wachten.!*
„Maar vrouwen doen niet altijd wat
men hun zegt, dat weet je wel."
„Nora wel,” zei Conner. „Maar mis*
schien is ze in 't geheel niet meege-
komen. Ik geloof *t zeker."
Bij den naam Nora keek de kapitein
op en vroeg
„Hoe heet u?”
„Patrick Conner, mijnheer F
„En heette uw vrouw Nora?"
„Ja, zoo heette ze, en ons kind heet
Johannes," antwoordde Conner.
De kapitein zag Conner’s vrienden
aan en zei met bevende stem
„Ga zitten, man, ik heb u iets te zeg*
gen 1"
„Is ze niet meegekomen ’’vroeg Con*
ner.
„Ja, ze is met ons aan boord gegaan F
antwoordde de kapitein.
„Waar is ze dan?”
De kapitein zei niets.
„Beste vriend I" zei hij eindelijk. „Wij
hebben allen ons verdriet. God stuurt
't ons. Ja,Nora was ook aan boord.”
Conner zei niets.
Hij zag den kapitein aan, bleek tof
de lippen.
„Wij hebben cholera aan boord gehad.
Dat weet je I"
„Dat wist ik niet Ik kan niet lenen, i
men heeft 't mij verborgen gehouden."
„We wilden hem niet verontrusten,
zie er een halfluid.
„Weet gij hoe lang wij in quarantaine
lagen -
„Het schip waarmee^ ik gekomen
Nora van boord? Kan ik haar gun
„Daar stierven er velen, vooral kinderen,'*/
ging de kapitein voort „Op de helft va;»1
- de reis werd uw kind ook ziek."
Zoo vergingen de dagen en brachten r ^-* - ---•*
n laatste een brief van Nora. ^iüjn moeder waakte dag es
Ze zou overkomen, zooals hij het hem tn we deden wat we kom
wenschte. Zij was goed gezond, het kind
ook. God zou hen gelukkig te zamen
tenen, die hem had-
gout, vorstelijke groenten, dessert en wijn,
mijnheer....wijn I Ik zeg u, mijnheel,
dat men mij nog onder curateele zal
moeten stellen, wegens verkwisting. Doel,
laat ik voortgaan het diner 1 frank
tien sous de twee ontbijten, zoodat mij
Nabob die ik ben, nog de som van 1 frank
50 centimes rest. Waartoe Voor mijn
genoegens, voor mijn buitensporigheden
mijnheer I Maar wat scheelt u, mijnheer
Falamon voegde de heer Guillaume
er verwonderd bij
Inderdaad hield de bankier zijn jak-
aoek voor de oogen en weende in stilte
hij liet zich medesleepen door een gevoel
van droefheid, hetwelk waarschijnlijk zijn
grond vond in de geheimen, waarvan
hij het bestaan vermoedde bij dien ar
men, vrijwilligen kluizenaar, die zoo ge
makkelijk zijn strenge, spartaansche leef
wijze kon kon verwisselen met het weel
derigste, genotvolle leven.
„Hoe I weent u, mijnheer hernam
de heer Guillaume.
Falamon kon van ontroering niet spre
ken hij stond op en begon het vertrek
op en neder te loopen. Na eenige oogen-
blikken ging hij op den heer Guillaume
toe en zetde op aangedanen, eerbiedigen
toon
„Mijnheer, veroorloof mij u de hand
te kussen.”
„O, nooit 1 gerechte hemel, nooit I”
riep Guillaume uit, terwijl hij van zijn
Stoel opsprong en met verrassende vlug
heid achteruit week, „u vergist u, mijnheer
Falamon ik ben slechts een arm, ellen
dig wezen, een nietige sterveling, die veel
beeft goed te maken en slechts vergetel
heid zoekt.”
„Spreek met van u zelven,” hernam
Falamon. „Men zou zeggen, dat u een
misdadiger was. die door wroeging ge
kweld wordt. De brieven mijnheer, wel
ke ik van uw zaakgelastigde uit Indi.
ontvang zijn zoovele bewijzen voor uw
zchoonen, rechtschapen levenswandel.”
„Mijn zaakgelastigden vergissen zich
eveneens,” antwoordde Guillaume, aj
heb ik ook voor geen misdaad te boeten
toch heb ik daarom niet te minder een
zware taak te vervullen als zoenoffer
voor mijn verleden. Doch genoeg ibv-
over,laten wij tot onze zaken ’erugkeeren
„Ja," zeide de bankier. „De persoon,
wie u een crediet gegeven heeft van twee
honderd duizend franken, is gisteren
van deze beschikking in kennis gesteld.
Men meent, dat u nog in Indie xjjt en
r.-.--
teru^ki
Ik zou zoo gaarne wat verdienen en de diger bij elkaar dan de-
geheele stad schijnt tegen mij te zijn, hij het dacht, kon hij zeggen
Hoe kan ik ze nu laten overkomen, als zc laten overkomen I” en dei
„Hoe heet je f’7
„Patrick Conner, mijnheer."
„Goed ik zal je voor een week nemen.
.tig uren met zijn voeten
egen de kist. Hij durfde niet naar het
alluik loopen^want dan wist, hij dat de
dank zou breken, die Zich reeds onder
dreiging dat ik hem zou helpen, als hij zou barsten, zoo gauw de jongen taar
„Ik hoorde u niet," zei hij op trotschen Hij zat er op met zijn voeten tegen een
„Geen woord,” zeide ik.
„Ik denk, dat ik toch wel spreken mag,”
langzaam den
weg der kajuit op.
Zijn f”’ r
faar is mevrouw zame gang maakten mij driftig en ik greep met planken en bouten en met veel moeite
j en voorzichtigheid gelukte het ons het
lek te stoppen en het gevaar af te wenden.
De plank, die ernstig beschadigd was, had
- een lengte van zes voet bij een breedte
van twaalf d lim en was zij bezweken dan
zou zij een machtigen stroom water heb-
ken zijn geweest._in korten tijd ware het
gevolg'was .geweest van het stoeten op
den ijsberg.
IV.
Jack Withers werd naar de kajuit ge-
j, hoe hij,
te rijden en den conducteur te gelasten hen uit te gaan.
naar het logement terug te keeren. tevenr».
„Het is gelukkig,” zeide hij, de zaal
weder binnentredende, *-* J*- v—1™
die bezig was zij- -
te brokkelen, „dat de diligence bij mij thuis
behoort, nu zal ik mijn zilver wel terug-
krijgen." H*’ werl
Toen de wagen opnieuw voor de deur durende ---- - -
stilhield, opende de waard driftig het dienen. vrienden verklaarden zich bereid, me
Artier ttuur vóór hii een woord kon Itder> hetn wilde hooren, vertelde hem naar 't schip te gaan, en Zijn vrouv
ii- a- a. „r. hii van ziin blijde verwachdna. van Nora te begroeten.
Hun kleine woning was gereed.
De meid van den jiatroon had alle
en dikwijls maakte hij m orde gebracht, en
j won
en al.
Eindelijk na lang gewerkt en gespaard zei hij, „maar ze zal het zóó wel in orde
te hebben, vertoonde hij eens een roo- houden. Dat kan ze 1”
den zakdoek, die tot een bundel was Toen ging hij naar de haven, waar de
samengeknoopt en riep s -toomhoot laa. met oassen. dat de anderen
en voeten over dë kis- Op zekeren dag, in den tijd toen in
n ruimte, waar Jack mis- Noord Amerika de spoorwegen nog tot
- - meden gegaan was. Ik de zeldzaamheden behoorden, zat een
riep, maar ik hoorde niets. Een eindje talrijk gezelschap in de diligence die
verder was nog een grootere ruimte, die dienst deed tusschen Philadelphia en Bal-
ik mij herinnerde dat open gelaten was, timore. Mijne heeren,zei een der rei-
omdat er een gat was in den vloer, zoodat zigers, nadat men een eindweegs afge-
daar geplaatste kisten in onmiddellijke legd, en verschillende onderwerpen
-met den vjm den da? met elkander gesproken had,
schip. Ik kroop „daar ik uit uw woorden moet opmaken,
..eek naar beneden, dat ge voor de eerste maal deze streek
plassen van het water en bezoekt en ik reeds verschwi^weea m*!»»
i haar aan het ge
den Ze kiest steeds t,
even ontembaar zijn als zij zelve.”
„Komaan," zeide Guillaume bedaard,
U---v ------r
zijn. Het blijft afgesproken, mijnheer veertien jaar oud en maakte zijn eerste
Falaxnon, ik ben slechts een eenvoudig reis. Ik had hem aangenomen van zijn
makelaar, of wat u maar wilt.” moeder, die weduwe was, met de belofte
hem goed te behandelen ten minste
IV. als hij zich goed gedroeg. Hij was een op
gewekte vlugge en verstandige jongen,
De heer Falamon verliet haastig het maar ik maakte mij zelf al spoedig wijs,
Ver”ek, om zich naar het salon te bege- dat hij slechte sreken had, en het meest
vei., hetwelk door twee drachtige lampen koppige exemplaar van een mensch was
verlicht was. Guillaume volgde dat ik ooit had ontmoet, dat hij nooit
test eenige papieren in de hand, om goed was behandeld geworden en ik nam
Zi*- ren houding te geven hij nam een dus het besluit hem onderworpen te tna-
weinig ter zijde plaats, zoodat de scha- ken. Dat zeide ik hem ook. Hij antWooed-
duw op hem viel, als iemand die een goede de, dat ik hem kou doodslaan, als ik wil-
gelegenheid wil hebben óm een binnen- de, en ik ranselde hem met een eindje
van den por- in den morgen, stieten wij tegen een ijs- avond begon
1 Iten was en dacht aan de vele i
van den jongen en il
der, die weduwe was.
eten of drinken geweest en hij moest nu tein Streeter, „is mij'n ondervinding ten
Het was hard voor mij om het te moeten boord, van een’schip.” r
MAAAS* aawaaawAaa maa.
ontbering, dan was het nog
sloot naar hem te gaan zien.
gen zonsondergang toen ik het luik los
schroefde en naar beneden sprong. Ik
kroop op handen en voeten over de kis
ten naar een open i
schien naar ben<
Dankende gehoorzaamde de nieuwe gevoelde die goedheid wel, en zocht ze,
..e--n< j- boven w4ir en wanneer hij slechts kon.
slimheid’van'Sat ten laatste "een brief van Nora.
Een geschenk in geld van den heer
f
bij, zooals hij zei, en de som kwam spoe
diger bij elkaar dan de eerste maaL Vóór
den rooden
doek weer toonen, waarin zooals vroeger
zijn schat bewaard was. Maar nu alleen
aan zijn vrienden en dag en nacht hield
hij hem verborgen, totdat hij de passage-
biljetten gekocht had en afgezonden.
Nu wisten ook spoedig allen, die het
dat ik je zend. Het is reeds maar wilden hooren, dat Nora zou komen.
i--- t j^jn gexellen, zelfs de ruwsten, waren
vriendelijk en hem welgevallig. Conner
redende, tot den Yankee, gezelschap, maar hij verlangde zoozeer waarmede zij reisde, m de haven was
ijn beschuiten in den room naar de zijnen, dat hij zich alles ontzegde binnengeloopen.
dat de diligence biitnii thuis om dat doel te bereiken. Conner wierp-
Voor zich zelf had hij weinig noodig. uer, en bleek van aandoening, ziin i
Hij werkte dikwijls halve nachten en ge- in de hoogte en riep:„Hoera !"Hei
den vrijen tijd om meer te ver- een vrije middag en een zestal zijne
het dienen.
Ismm, ma u«au Wika uwrvn, vvriciuc
hij van zijn blijde verwachting, van Nora
en den kleinen Johannes.
In ’t begin zag men een beetje verachte-
leder,
-7_i meer kon staap.
Ik vroeg hem, of hij genoeg had en zijn
antwoord was, dat ik mijn gang kon gaan
Ik voelde toen een groote begeerte om
hem overboord te gooien, maar hij strui
kelde en zakte tegen de verschansing in
elkander, van pij n en zwakte. Ik het hem
liggen. Toen ik kalm nadacht, moest ik Ik riep hem
bekennen, dat hij een der aanhankelijkste „Jack,” ri
en trouwste jongens was, die ik kende. I_j
Wanneer ik hem beleefd jets vroeg, vloog toon
hij weg als een pijl uit een boog maar als ik „Jl, 1
hem iets gelastte op ruwen toon, dan kwa- Breng manschappen
'as zij een lieve, bevallige men slechte neigingen bij hem boven, Het schip heeft een lek gekregen.'
De zwijgende Guillahme die mij woedend maakten." Ik aarzelde en hij riep op strem
IL
haar gezelschap dienen mij
AAAA *MAAA?z4
'Wordr voortgezet.)
i.
«mal „p* uvm, icgoo u, mnuerpaien, „Ik zal u verhalen,’ zeide kapitein
van welken aard ook en het zou mij niets Streeter, „hoe ik, die eens de ruwste en het.”
heden- meedoogenlooze kapitein was en het eind-
---- ..aren ge- je touw even spoedig en even handig han-
fieren hoogmoed de beurs of net teerde als mijn tong, van meening ben
i“c!te=. veranderd.”
„Ach, wat kent u haar goed I" riep „Toen ik ongeveer v<
lichtzinnig, fier, was, voerde ik net bevel
MZie vrienden ik heb het eindelijk
bij elkaar I Nu zal ik Nora en Johannes
laten komen I"
Allen verheugden zich met hem, ieder
greep zijn groote hand en wenschte hem
geluk, heel hartelijk.
Conner sliep in een logement, waar hij
met anderen een klein vertrek deelde.
In de vreugde zijns harten kon hij niet
nalaten nog eenmaal zijn schat te tellen,
voor hij hem onder zijn kussen legde.
Toen hij *s-morgens ontwaakte, was
het geld weg.
Eerst kon hij niet aan het verlies ge-
looven.
Hij zocht in eiken hoek van het ver
trek, schudde kussens en dekens uit en
smeekte degenen, die bij hem waren
„Houdt nu op met die gekheid en geeft
't me terug.”
Eindelijk wist hij de waarheid.
„Bestond er dan iemand zoo slecht?”
Hij draaide zich om en sprak den man vroeg hij ontzet.
't Was er een van de vijftig, die zich
ij niet gebeuren." En wat zijn overbuur te vragen.
4 *1 w
ren moeite hadden hem bij te Sotsucr^ x
Eindelijk was de plaats bereikt.
Een menigu wagens verspeetten ded
weg, en een groep landbouwers baardg
rich een dooctochl 1 I
Voorname, eerste klas passagiers, naa
men plaats in de rijtuigen; portiers «te
knechts van allerlei soort riepen «te
schreeuwden op gewone maaier. >1
Maar Nora wachtte aan boord op hac£
man. dat wist hü 1
Het kleine gezelschap kwam eiadelitf
aan het schip en daar begon Conner te
zoeken bij degenen, die wachtten, dat s<
afgehaald zouden worden.
Hij zocht naar zijn dierbaren.
Eerst rustig en geduldig. Dan ijverig
-i..ia.-_ ij:1-1.-1U
wachtig. I
„Ze gaat niet alleen, omdat ik haar ge
niet Ik geloof niet dat ze hier isF
1 g W w „n. w .WW
een, en Conner deed het aam-
ook een altijd dezelfde armoedige kleeding,
lederen cent uit.
nei laicwii- „tu uc arceren -•-> -- „Mg u aa
,Dat durf ik moeten het mhar uithouden. Beter zon- schrijven en alles wat een vrouw moest ain hem heb
Zijn spaargeld nam slechte langzaam toe,
maar hij hield vol.
Gewetenlooze menschen
De koopman Smit zat in zijn groot
lermagazijn aan een lessenaar en schreef
ven het middagmaal te gebruiken. In een brief, toen een man binnentrad in
het logement zult ge ook werkelijk een armoedige kleederdracht en bijna zonder
gedekte tafel vinden. Wi'-' u echter, schoeisel aan de voeten.
wat ik u bidden mag, plaats te „Ik heb gehoord, mijnheer, dat u een
■nemen, want nauwelijks zult g< een bord knecht noodig hebt,” zei de binnentre-
soep hebben genuttigd, of de conducteur dende.
zal binnen komen om u uit te noodigen „Ben reeds voorzien,” antwoordde de
weder in te stijgen, en dan zult ge de heer Smit, zonder van zijn boeken op
keus hebben tusschen het beëindigen van te zien.
het diner, met verlies van de door ube- „I’.
taalde vracht en een dag verblijf in het weini,
logement, of het voortzetten van uw reis dat il
zonder iets genoten te hebben voor het ik
voor uw diner zult hebben
„Dat zou ik wel eens willen heer Smit zei altijd, dat hij geen lersche
den spreker was gezeten. vertrouwen zijn.
:ef u de verzekering, dat ’t is, zoo-
zeg ik zelf heb eenmaal leergeld
geweest, hoe anderen op deze wijze dooi
(4at.issvzl uva«*/4am A^ewASvA*
mij
ook zeide, de Yankee bleef onverzette
lijk, en eindigde met op zoo stellige wijze
de verzekering te geven, dat hij aan het
bewuste station zou dineeren en de waar
de van zijn geld zou hebben, dat zijn
hardnekkigheid invloed uitoefende op de
zienswijze van zijn medereizigers, en
allen, alleen de raadgever uitgezonderd,
zich met de grootste gerustheid aan de
veel besproken tafel plaatsten. Maar de
soep, die hun werd voortgezet, was ko
kend heet en nog waren hun borden
niet half geledigd, of reeds schetterde de
hoorn van den conducteur, die het sein
gat dat versche paarden waren aange
spannen en dat de diligence gereed was
om te vertrekken.
De reizigers maakten een beweging
om op te staan maar de Yankee bleef
zoo rustic zitten eten, terwijl hij tusschen
zijn tanden gnompelde „Ik moet de
waarde van mijn geld hebben," dat het
gezelschap zijn voorbeeld volgde en voort
at Doch nauwelijks had men
den lepel aan den mond gebracht of de
conducteur trad binnen en verzocht den
deeren onmiddellijk weder in te stijgen,
wanneer zij niet wilden dat de diligence
zaader hen wegreed. Nu sprongen allen
•'Op, betaalden haastig het niet ge
nuttigd diner, en stegen vloekende en
echelclende in het rijtuig, waar de man,
die hen gewaarschuwd had, dood op
zqh gemak een hoentje zat te peuzelen.
De Yankee zag hen bedaard na, en
at voort en toen de waard hem opmerk
zaam maakte, dat hij geen oogenblik te Hoe kan ik ze nu laten
verliezen had, want dat de conducteur niemand m« werk geeft
reeds den bok beklom, haalde hij de
schouders op en antwoordde „Ik moet
- de waarde van mijn geld hebben." De dili- -
«nee reed weg de Yankee glimlachte Ga naar beneden naar de keuken, en
en at voort. Toen hij van de schotels laat je door de meid wat te eten geven.
ruimschoots het zijne had genuttigd, riep Zeg maar L.
hij den waard. „Nu moest ge mij,” zeide middag en een hongerig mensch kan niet
hij, „nog een kom zuren room en een werken."
nar beschuiten geven." De waard ging Dankende gehoorzaamde
muttelend weg om de beschuiten te krij- werkman, terwijl de patroon
een. terwijl hij zijn bediende naar een ging om te déjeuneeren L',’
boerderij zond om den room te halen. v*«l van die werklust en slii--
,^oo, zoo, dat is goed,” zeide de Yankee, lerenvolkje, maar hier was hij toch door
toen het gevraagde voor hem werd neer- verrast.
gezet, „maar nu zou ik ook wel nog een Patrick Conner arbeidde hard en leerde
lepel willen hebben, want ik kan den room werkelnk «makkeluk. A.„ ..„j. a..
toch niet met mijn handen eten." ---
lepel Wat is dat Waar is dan al genomen en weldra was hij de beste werk-
dat tafelzilver gebleven?”
„Wat weet ik daarvan?”
vloedgelegen.
„O. straks, straks
geheel gezelschap r
dat is in d^ gro
En toen een antwoordde
„Zonder twijfel, Conner, je geld is ge
stolen,” toen liet hij het hoofd op de han
den zinken en weende, als brak hem zijn
hart
Dat was een gezicht, dat niemand ooit
zal vergeten.
Ja, zijn leed, Nora en zijn kind weer
scheen te groot voor hem.
Doch toen hij dien dag naar het werk
kwam, scheen het allen, alsof hij een
nieuw besluit had gemaakt. Nooit ston-
zaak waar ik werkte, was een andere, te zeggen toch zal ik Nora nog eens bü
het ijzer- mij hebben.
„Je bent te oud om te leeren en zou brief en in
maar in den weg staan,” zei mijnheer Smit telde hij aan
en keek hem eens in zijn oogen, die moed
en verstand verrieden. „Daarbij ik ken aardappelen en water. Hij werkte daarbij
je landslui, ’t zijn luiaards, die niet aan- zooals slechts weinigen werken.
pakken. Neen, ik ben er met lersch volk Zijn ongeluk werd op de geheele fa-,
eens ingeloopen en kal voor *t vervolg wel briek bekend, en toen de deelneming
oppassen.” eenmaal was opgewekt, wilde ieder hem
„Maar dan kan ik ft niet laten over- helpen.
komen,” zei de man wanhopig. „Reeds Werd eemg werk bizonder goed be-
veertien dagen zoek naar werk, altijd taald, dan gaf men het hem. Overal vond
tevergeefs, en dit is mijn laatste stuiver, hij vriendelijke woorden, overal vond hij
mijnheer, nog slechts een halve I” vriendelijke wenschen.
Zoo sprekend toondt hij een halven Voor *Ues ^as Conner dankbaar, maar
stuiver. niets kon hem bewegen eten en drinken
„Wie wil je laten overkomen vroeg van zijn makkers aan te nemen. Dat scheen
mijnheer Smit. hem een aalmoes te zijn.
„Nora en Johannes.” Doch hij kwam goed vooruit.
„Wie zijn dat?” E:* ",J-
„Mijn vrouw en mijn kind," zei de man Smit bracht zijn Nora een week dichter
„Och I heer 1 probeer het eens met mij.
Ik zou zoo gaarne wat verdienen en
-71 -rww". TT *'■'*>**4 MIJ U4J
te zullen temmen. Hij zal ook mij wel lafaard, ik kan geen hond zijn.'
vragen, eer hjj bezwijkt, dacht r_ 4;,
besloot hem daar te laten liggen, van dien tijd werd op
zeelui vroegen mij of ze naar hem meer geslagen. Ik doe
gaan kijken, maar ik weigerde gen gevoelen, dat zij menschen zijn zoo
WAM W»£W>MWWM *MMM UJW VVJJ «UUW4 3WUU KCAfCKdls nW3T dc
het valluik ging en hem riep, kreeg^ik bemanning is steeds met mij overgegaan.
-* Zi zou mijn schip willen
over het schip sluit, dat ik met weer naar hem zou verlaten, tenzij hij een officlersplaats
dag ging voorbij en tegen den jack Withers is dertien jaren bij mij
>n ik bevreesd te worden. Ik gebleven. Hij heeft alle'rangen doorloo-
goede hoedanigheden pen onder mijn commando, maar nu
ik dacht aan zijn moe- ts hij zelf kapitein en een der beste in de
>JI. UIC TTCUU1TC V33rt.
Zesendertig uren was hij nu zonder Dat, mijne heeren,” zoo eindigde kapi-
--- „M
zeker niet meer in staat zijn om te roepen, opzichte van het bestuur en de tucht aan
ipgeven, maar als de jongen stierf van
>ntt>ering, dan was het nog erger. Ik be-
Het wss te-
werkelijk gemakkelijk. Aan het einde der brengen en allen zegenen.
week, werd hij voor blijvend in dienst den geholpen.
man der zaak.
Hij praatte wel wat veel, maar hij
zijn weekloon grooter werd, droeg hij nog geschreven^
Ze was in dienst geweest bij een dame Jok'^eT, in’spöêdig’heëf erg.’Des
die haar alles had laten leeren. Conner g€M |fet ze roepen.”
„Bier kost geld,” zei hij, „en de kleeren telde het op zijn vingers op, lezen en „7 -
der jas, dan zonder vrouw en kind I" kennen. moet komen.'
Dan zag hij op, terwijl de tranen hem man f ze ïej niets meer, en binnen hel
over de wangen liepen.
w, „Verwondert 't jullie nu nog, dat ik
lien hwistig naar "den stai? be’val een pos- hem tot drinken te verleiden, bespotten naar haar en naar ons kind zoozeer ver-
nlion te paard te stijgen, de diligence na rijn spaarzaamheid en vróegen hem, met lang?”
«JHen en den conducteur te gelasten hen uit te gaan. Zoo gn
jeefs.
Conner.hield veel van bier en vroolijk
komend persoon kalm te kunnen beoor- tot/w, tot hij nauwelijks
deelen. v
Een knecht opende de breede vleugel
deuren van het ruime salon en diende „Me-
uffrouw de Viliefort en mevrouw de
oarones Plock” aan.
Het waren werkelijk Roselmde en een
dame, die zij sedert eenigen tijd tot ge
zelschap bij zich aan huis had genomen-
De deur was nauwelijks wijd genoeg
om de ontzaglijke wolk van neteldoek en
kant, waaruit het gewaad der bezoekster
bestond een doortocht te verleenen. Voor
het overige was
verschijning. De zwijgende Guillalime
herkende dan ook zonder moeite in deze
fiere, buigzame gestalte Roaelinde, zelfs
al had men haar niet aangediend.
Barones Plock baarde hem echter „_r
eeqige verwondering. Het was het Duit- sprak ik hem aan en beval l
sche type in den volsten zin van het kwadrant boven te brengen. Hij
woord, maar met zulk een overvloed over de borstwering en ik wi4, d
kleur, die de meest welgedane Hollandsche mijn bevel met «en vloek en met de be- de buitenste planken was beschadigd en
boerin benijd zou hebluen. .u 1-u-i-1- uu u-a- 1-
De heer Falamon leiite zijn schoone niet voortmaakte,
bezoekster de hand en geleidde haar ver-
volgens naar een sofa. De barones ging toon,
tegenover haar meesteres zitten. n
„Ik ben laat, niet waar?" zeide Rose-
linde. „Doch stel u -- -r ,7?
vijf minuten blijven, juist den tijd om
u mijn dank te betuigen.
Hoe maakt u het W;
tertjeT Én dan’dat aardige baasje, die
mijn oogen is
.J gezin is naar ouiren, juurvuw,
antwoordde de bankier lachend. „Ik
bevind mij slechts alleen te Parijs....” --r
„Slechterd I om aiet bij mij aan te ko- eindje touw, dat in mijn handen viel en
men - J-
schrijven, alsof ik eén „cliënt was. Weet Maar hij vertrok geen spier.
u dan niet, mijnheer Falamon, dat u bij u-*
mij als vriend te boek staat Doch ter
zake We hebben dus met de Engelsche mij, dat u er «rilt uitslaan,” was zijn ant-
mai! een prachtig antwoord gekregen woord.
De Indische papa opent ons een ere* En ik sloeg hem weer. Ik sloeg hem tot bracht en daar vertelde hij mij,
Waarlijk, het is mooi I Mijn kinderlijke zonk. Ik zond een ander om mijn kwa- te slapen, de beschadigde plank had ont-
L 7*'*"* v-'"3 en toen deze terugkeerde dekt, die op het punt was te breken.
Zie, ik was het te laatde zon was den meridiaan Hij had begrepen, dat hij dit breken kon
schoon reeds gepasseerd. Dat goot olie op het beletten, door er op te gaan zitten. Hij
-.*’3 VUUr -- -r—- -~-
zijn adres wilt overzenden. Twee honderd jongen bij den kraag en sleepte hem naar gehoord en zoo had hij daar gezeten, meer
<aam1»am rlat waf h*t yalhiilf. stiet het luilr er af en duwde rl-s« w«er*Mrw«'«te«*n Ma« ..aa«aa
:hrijf hem naar beneden, een eed doende, dat
Jaaa -a- ut.:..t.*u
n middag leeJif Cem bewoog. Zijn krachten begaven hem,
hetgeen ik gedaan zijn natte ledematen trilden van pijn maar
esoten U.« ■...I^a Uaw ...ao aa.^a Ja
- - --r ---WMMW MA. M*A> MJ
eerst toch voorstellen aan Het maakte mij gek, te moeten denken, hij niet zou geweken zijn, zoolang er te-
„n a„ it --1vtn jn hem dat geejj oogenbjjg
- -j.JP >k aan zich zelf had gedacht, want dat hij
mij, wel is waar uit, „al zou hit er onder bezwijken.” bereid was geweest om te sterven, maar
N» het avondeten ging ik naa.-het val- dat hij de anderen had wiUen redden.
luik en nep hem, maar hl) gaf geen ant- En hij had ons gered, gered van een
woord. Ik sloot het luik weer en ging wissen dood in de golven.
heen. Om tien uur riep ik weer en kreeg De jongen lag lang gevaarlijk ziek, hij
weer geen antwoord. Daar de matrozen was vaak den dood nabij. Ik paste hem
hem gehoord hadden, wist ik keker, dat Op en verzorgde hem en menigmaal boog
het slaan hem met in onmacht had ge- ik mij over zijn gelaat en bad hem om
bracht en ik keek niet naar hem om voor vergeving voor het onrecht, dat ik hem
den volgenden morgen. Ik nep hem toen ha<f aangedaan. En toen sloeg hij eens zijn
verscheidene malen, maar te vergeefs, armen om mijn hals en zei mij, dat hij
Zien kon ik hem ook niet. De matrozen mij nooit zou beleedigen of ongehoor-
echter vertelden mij, dat hij hen om hulp zaam zijn, als ik maar goed voor hem wilde
had aangeroepen. Nu meende ik hem wel zorgen en hij voegde er bij „Ik ben geen
te zullen temmen. Hij zal ook mij wel lafaard, ik kan geen hond zijn."
om hulp vragen, eer hij bezwijkt, dacht ik heb die woorden nooit vergeten en
ik, en ik besloot hem daar te laten liggen, van dien tijd werd op mijn schip nooit
Een paar zeelui vroegen mij of ze naar hem meer geslagen. Ik doe mijn onderhoori-
mochten gaan kijken, maar ik --
goed als ik. Ik maak het hun zoo gemak
kelijk mogelijk. Zij zijn bij mij gelukkig
e” tevfedén. Driemaal heb ik se<77
„Toen ik den volgenden middag naar tijd een ander schip gekregen, maar de
vallttilr erin o hem reen Irreeor itr KamwammIma Ja a*aaU.!2 a_„aaaaaaa_
mijn schip'willen
veertig jaar oud weer geen antwoord en nu nam ik het be- Geen matroos
:hep«eïtje „Petersham”, een oud vaartuig naar Li- gaan zien, voor hij om mij liet roepen, kreeg.
hadden zij deze woorden verpool bestemd. Op zekeren dag, vroeg De geheele dag ging voorbij en tegen den Jack
J teg<
berg, die bijna geheel gesmolt... -
slechts zes I acht voet boven het water
uitstak. Ik meende niet, dat het schip
maar was
op den uit-
u, ofschoon
ik niet onderzocht, of het hem wel mogelijk
Dat was ongeveer de inhoud van
brief.
ww.» -En Conner verhaalde met trots
’’Maar straks heeft het hier in over- niet en verbraste het geld ook niet, toen zijn vrienden, dat Nora hem alleen
v*. -zijn weekloon grooter werd, droeg hij nog geschreven.
•ka was er ook een altijd dezelfde armoedige kleeding, waar- Zonder hulp van anderen.
p met mij aan tafel, maar mede hij was aangekomen en hij spaarde Ze was in dienst geweest bij een dame
d^i grootste' haast vertrokken." J
,Wat, zou je denken, dat zij het tafelzil
ver hebben meegepakt „Dat durf ik
niet beweren, maar het gebeurt wel eens
meer, dat de bedrieger bedrogen wordt."
Het einde van den volzin werd niet
eens door den waard gehoord, want deze
meende het indringen van een dunnen
straal water te hooren. Bent zag ik nieu,
maar toen ik aan het schemerlicht ge
woon raakte, kon ik de omtrekken van
den jongen man beneden mij ondersche
den. Hij scheen op den gebroken vloer
te zitten met zijn voet tegen een kist,
ïczi en ik meende dathijopzag.
„Jack,” riep ik, „ben je daar?"
Hij antwoordde op zachten, kermenden
„Ja, help mij 1 In Gods naam help mij.
1 en een lantaarn.
:p op strengen
toon „Haast u, ik kan net niet langer
houden."
Ik spoedde mij naar boven en kwam
„Op zekeren dag, in den morgen, terug met een lantaarn en drie mannen.
1 hem mijn Ik sprong naast den jongen en toen ik
- - - -r -J brengen. Hij keek alles zag, kon ik rauwelijks mijn oogen
rd, maar met zulk een overvloed over de borstwering en ik wi4, dat hij gelooven. De beschotplanken waren ge-
gezondheid, getuige haar hoogroode mij niet hoorde en toch herhaalde ik heel door den worm verteerd en een van
boerin benijd zou heblign.
bezoekster de hand en geleidde haar ver-
tegenover haar meesteres zitten.
1IMVAMA »VA«X
linde. „Doch stel u gerust, ik kan slechts antwoordde hij en ging
ui.-:..— a~a j,;d om weg der kajuit op.
u mijn dank te betuigen. Zijn blik, zijn woorden en zijn lang- ik hem optilde. Andere mannen kwamen
Hoe maakt u het" Z -Z-
Falamon? Hoe gaat het met uw doch- hem bij den kraag.
tertje En dan dat aardige baasje, die „Spreek nog eens zoo tegen mij,"
niet met mij trouwen wil. omdat hij bang zeide ik, „en ik zal je afranselen.”
voor mijn oogen is?" ri „U kunt uw gang gaan," was zijn ant-
- „Mijn gezin is naar buiten, juffrouw/ woord, zoo vast en onbewogen als een
En ik sloeg hem. Ik greep het eerste ben ingetaten. Aan redden zou niet te den-
„jicuiLtiu viu av. --Ir.djï touw, dat ia mijn handt a vid en ken zijn geweest, in korten tijd ware het
en en mij een briefje over uhen^ te ik sloeg hem, tot mijn arm pijn deed, schip gezonken. Ut begreep, dat dit het
„Hoe is het?” vroeg ik.
,JBr is nu wat meer van dót leven in
irachtig antwoord gekregen woord,
ww uiuiAue papa openj ons een ere* E_ .L _1I---1s I u,
diet Twee honderd duizend franken 1 hij uit mijn handen tegeh de verschansing zoekegde naar een plaats om te liggen en
1"'_, 2,7‘ 1 t 7—/„d- 1
teederheid, mijn hart, mijn gevoelens drant te halen en toen deze terugkeerde dekt, die op het punt was te breken,
van eerbied, dankbaarheidZie, ik was het te laatde zon was den meridiaan Hij had begrepen, dat hij dit breken kon
zal daarvoor eens een verrukkelijk schoon reeds gepasseerd. Dat goot olie op het beletten, door er op te gaan zitten. Hij
briefje schrijven, hetwelk u dan wel aan vuur mijner gramschap. Ik greep den had geroepen, maar men had hem niet
duïzêncT franken dat wil wat zeggen I het "valluik, stiet het luik er "af en duwde dan vierentwinti;
i. De Indische papa is allerliefst. Schrijf hem naar beneden, een eed doende, dat
_4. hem, dat ik veel van hem houd. Wat ik lüj daar zou blijven, tot zijn koppigheid
niet voor over een iaar naar Europa zult zeggen wilde, mijnheer Falamon, wanneer was gebroken. Ik sloot het luik en ging
terugkeeren.” kan ik 0Ver dat geld beschikken Weet naar mijn kajuit. Dien midd;
„Dat vreet ik,” zeide Guillaume. „Zij u wel. dat ik op dit oogenblik gebrek veel, niet uit spijt van J-—
sou mij kunnen ontmoeten, maar wat lijd Vraag het maar aan tante Plock. had, maar door mijn eigen boosheid,, hij wilde het niet opgevëm Hij zeide, dat
herkennen betreft, daaraan twijfel ik Maar laat ik u ct“t toch «oor?»'"*" He» meekte trJ; te meeteo denke* ---•-
sterk, aangezien zij op het oogenblik mevrouw Plock, een tante van mij, een dat ik dien jongen niet kon dwingen,
twintig jaar oud is en ik haar reeds op zeer begaafde vrouw. Zij is een zeer aan- „Maar ik zal hem dwingen,” nep
haar vijfde naar Frankrijk gezonden heb genaam gezelschap voor rt“, J“ *--
voor haar opvoeding. Sedert heeft zij spreekt zij slecht Fransch en verstaat het
slechts mijn schrift gezien." nog minder radbraakt het Engelsch en
••Goed,” hernam Falamon; „maar zij kent geen woord It Inansch, doch haar
weet, dat u onmetelijk rijk zijt zij heeft moedertaal kent ze op haar duimpje, even
veel neiging tot overdreven weelde en is als alle mogelijke dialecten. Wat haar
«igeloofelijk ijdel." leefwijze aangaat, dez: is onberispelijk;
„Wat een zottin f' riep Guillaume uit. zij is een generaalsweduwe, de nicht van
„Zij houdt vreesdij k veel van het geld een geheimraad enz. enz. Onze bloedver
en het bewijs daarvan is, mijnheer, dat wantschap en haar gezelschap dienen mij
zij, gisteren het bericht ontvangen heb- tot bescherming in onze werdd.”
bende dat er zulk een kapitaal te harer •*•--•--
beschikking gesteld was, mij reeds
heden morgen een lief briefje zond, waar
in zij mij meldde vandaag nog voorne
mens te zijn mijn kas aan te spreken. In-
tusschen is zij niet gekomen, maar wij
vertrouwen hef nog niet. Voor haar be
staat er tijd noch regels of hinderpalen,
urallr«n aa»z4 aam m„aAa
verwonderen wanneer zij nog
svond kwam, om van mij met hai
wonen f' 7--
leven te eischcn.’
Guillaume uit
ondeugende ache;
Nauwelijks 1
gesproken of het schelletje t
tier kondigde bezoek aan. Werkdijk
hield een rijtuig voor het hotel van den
heer Falamon stil
„Zij is het." zeide de bankier. „Ik eenig letsel had gekregen,
herken haar aan het getrappel der paar- zeer verstoord op den man
spannen, wdke kij k en gaf hem een strenge straf, ofschoon
lye." ik niet onderzocht, of het hem wel mogelijk
„Komaan," zeide Guillaume bedaard, was geweest den ijsberg te zien. Mijn ka-
wlaat ik bij het onde'houd tegenwoordig juitsjongen heettevjack Withers. Hij was
1.J, 1
een eenvoudig reis. Ik had hem aangenomen van zijn
1'7 7^
hem goed te behandden ten minste