VOOR DE
a
B
lts
WWW'
1 w
a
'9. B B
B 1
DE VADER UIT INDIÉ.
VIERDE JAARGANG 1924
X NUMMER 11
ONS
g W ffTW
UIT DE
MOPPENTROMMEL
A ei ti
oo
DAMBORD.
me-
Kees,
Z
wel,
47.
■I
5—10
10—15
mijner beschikking te houden. In
18—23
venschen en grillen.'
ties door middel van 28
mogelijk maakt.
16.
17.
Zij:
schil -
welke ik op de eerste aanvrage tegen be-
O» A^.
.,Zoo is het.”
19. 30—25
4944 mocht nu niet wegens 2934.
12-18
9 20
32—28
34: 3
12—18
20-24
2— 7
7—12
25.
26.
27.
28.
45
46.
33.
34.
35.
36.
HUISKAMER
men. Hij moest spele
izins bang voor verwikkelingen.
(et aangewezen sj
28—22,17 28, 33
dw.), 22 11, (zw. 6:1.
spel, daar de schijven 16, W en 21 in den 32—28,
5. 3430
Sterker is 3631, 3127. Wit moet
zich voorbehouden op 2024 met 3429
u towuMs uitruilen.
SMAKELIJK,
„Aannemen.”
.Aannemen meneer
„Je patroon1”
„Daar komj-ie al, meneer 1”
„Meneer,” zzi t
kan men hier met rust eten, ja of
Guillaume. „1_
was. Doch geduld maar, ik ken een vogel,
die er veel van 1
rollen."
„En wien
„Niets is
nam de heer
sprong een heer na, die
allen was en redde hem.
hem tot belooning een
OP BEVEL.
„Maar, jongen, dat zijn toch geen ma
nieren 1” zei een dame in een winkel tot
een jeugdigen verkooper achter de toon
bank, die onophoudelijk floot
„Dit is op last van mijn patroon,
vrouw
I „Wat zeg jet"
F „Ja, hij heeft ons nog gisteren gezegd,
dat als we iets aan u verkochten, wij naar
het geld moeten fluiten.”
PRETTIGE CONVERSATIE.
Zij „Ik zou wel eens willen weten of
ze naar mij met bewondering kijken.”
Hij „Naar mij natuurlijk."
Zij „Jou pedante jongen 1"
Hij „Naar mij kijken ze. Ze denken
hoe komt die leelijke lummel aan zoo’n
knap meisje."
De inleiding tot een schitterende combi-
nen van den blinde.
Baas 1 5
krijgen) „Zit dan de duivel in die jas
Leerjongen t»„Nog niet, baas.”
TE LAAT.
Vrouw :„Had ik je maar nooit ieeren
kennen 1”
Man „Ja, nu het te laat is, heb je me
delijden met mij 1”
13x24
15x24
24x35
35x44
28x39
39x48
48x31
WENSCHELIJKER.
„Mijn dochter kunt u dadelijk krijgen,
dood.”
„Zouden we ’t niet omgekeerd kun
nen schikken
aan uw nicht zijt ter hand stellen.”
Bernard las het geschrevene. Hij scheen
zich eenige oogenblikken te bedenken
daarop vouwde hij het papier, stak het
bij zich en antwoordde
„Ik zal het bezorgen.”
„Aan degene, die gij uw nicht noemt".
„Ja, aan haar, meneer ik doe nimmer
een twijfelachtige belofte."
„Geef mij de hand, Bernard,” riep de
burggraaf buiten zich zelve van vreugde
Jk word uw neef of zal nimmer trou
wen 1”
„Dan zult u wel een oude vrijer wor
den, mijnheer.” antwoordde Bernard, „en
dat is jammer, want de naarn Rochefer-
ney is zeer schoon en sterft dan met u uit.”
„Goed, goed," zeide Leopold, wiens
oogen straalden van vreugde en hoöp.
„De eene dienst is den anderen waard,”
hernam de pachter. „Mag ik u nu, zonder
onbescheiden te zijn, op mijn beurt vra
gen, waar u mijn nicht gezien heeft?”
„Op het pensionaat, nu drie maanden
geleden," gaf Leopold ten antwoord, „want
je hebt haar doen opvoeden op een der
beste kostscholen van Parijs.”
„Jawel mijnheerEn bij welke ge
legenheid?”
„Ik kwam dikwijls bij een mijner vrien
den, wiens moeder een villa bewoont
naast het pensionaat van mevrouw De-
lauwey. Beide tuinen zijn door een muur
gescheiden Eens toen ik op dien muur ge
klauterd was, waarom, weet ik zelf niet
meer,werd ik in een laan,geen tien schreden
van mij af. een jong meisje gewaar van
buitengewone schoonheid. Zij bleef staan
en keek naar mij op. Nimmer zag ik zulk
een fiere houding, zulk een betooverenden
glimlach. Ik bleef onbeweeglijk op den
muur zitten, een beeld gelijk. Na eenige
oogenblikken wandelde het jonge meis
je een zijpad in om naar het gebouw terug
te keeren nog eenmaal kwam zij langs
mij heen. Toen ontwaakte ik als uit een
droom, ik riep mijzelf tot het leven terug,
hetwelk op het punt stond mij te ont
vlieden, brak een grooten tak seringen af
en wierp dezen aan de voeten der onbe
kende. Zij glimlachte, bukte zich om twee
of drie witte trossen te plukken en ver
volgde haar weg. Ik zag hoe zii zich haastig
verwijderde en het scheen mij, dat zij
mijn ziel medevoerde. Sedert heb ik dit
meesje niet weder gezien."
Burggraaf de la Rocheferney had geen
enkele maal Bernard in de rede gevallen,
terwijl deze een zeer logisch tafereel op
hing van den stand zijner zaken. Hij
had zwijgend en onbewegelijk, met ne-
dergeslagen oogen toegefuisterd. Toen de
pachter geëindigd had, haalde Leopold
een fraai notitieboekje te voorschijn^cheur-
de er een blad uit en schreef daarop met
vaste hand de volgende woorden
„Ik beloof nimmer te zullen trouwen
dan met het meisje dat zich op dit oogen-
blik op de boerderij Groenenhof belindt.
Haar ware naam is mij onbekend, doch
zij gaat door voor de nicht van Bernard
en zijn vrouw. Ik geef u daarop mijn
woord als edelman.
Het briefje werd onderteekend en ge
dateerd. Daarop reikte Leopold het den
pachter over, zeggende
„Lees dit, mijnheer, en
mij met uw gewant
te deelen, of ik 'er<
„Die ben ik,” zeide de bezoeker.
„Wees dan zoo goed naar boven te
gaan, mijnheer.” Terzelfdertijd schelde
de portier, ten einde den vreemdeling
aan te dienen. Een bediende in een een
voudige livrei verscheen aan de trap, en
de heer Guillaume, die hoogst eenvoudig
gekleed was, noemde zijn naam, zonder
dat hem daarnaar gevraagd werd.
De heer Falamon, die gewaarschuwd
was doQr het schellen van den portier,
Wit maakt nu de i
1 28—22
2 32x23
3 34—30
4 39 x 17
5 37—32
6 42 x 31
7 48—42
8 40-34 k
9 35 x 4 win*.
v., PARTIJ.
Partij gespeeld op 19 September 1915
In de vijfde ronde van den Meesterwed-
strijd tusschen de heeren A. M. Olsen
(blind) met Wit en G. L. Gortmans met
Zwart.
1. 33—28 17—21
2. 39—33 12—17
Zwart begeeft zich hiermede op onre gel- op
matige paden. Theoretisch is de zet 21— 17
2613. 44—39 7—12
4. 31—26
Sluit zwart terecht op.
4. J7—31
1 30-25
8. 40—34
9. 34—29
Vit wil blijkbaar den evehtueelen uit-
«en cwart door 2127 verhinderen.
3 34
»;30 .8-23
Wit.
H. Regouw, Rotterdam.
Zwarts laatste zet was 1520.
partij als volgt uit
17x28
19x28
25x34
11x22
28x37
26x37
37x39
39x30
ONDERSCHEID.
„Zeg mij eens, is het waar, dat je vrouw
een geleerde vrouw is
„Goddank neen I Daar is zij veel te
Verstandig voor
VERSTANDIGE KEUS.
Een Duitsch student had geweigerd
te duelleeren. Een vriend vroeg hem
„Hoe kon je dat doen? Men zal je voer
een lafaard aanzien.”
„Dat maakt niet uit,” antwoordde de
student, „ik ben liever voor een paar da-
;en een lafaard, dan voor al mijn verder
leven e«p doode man.”
HIJ WIST ’T NU.
Kaartlegster „Er zal een dag komen
waarop u met groot gevolg langs den weg
zult rijden.”
Heer „En wanneer zal dat zijn?"
.Kaartlegster „Dat mag ik niet zeggen.”
Heer „Hier is nog een gulden dien
geef ik u, als u het mij zegt”
ppAVMjaa WWUIM ammi u M4UCUJ* ZUlJgCIl, Kaartlegster „Nu dan, op den dag
meneer maar geld komt er eerst bij mijn van uw begrafenis."
VERKEERD BEGREPEN.
Een pootige kerel is gearresteerd we
gens ernstig verzet tegen de politie en
voor den rechter van instructie gevoerd,
die hem mededeelt, dat hem een advo
caat zal worden toegevoegd om hem te
verdedigen.
„Volstrekt niet noodig,” antwoordde
hij, „ik heb geen mensch van noode om
me te verdedigen, kom maar op met je
drieën (de rechter, de griffier en de veld
wachter) ik kan jelui best alleen baas."
je zal mij wel willen
niet vertel, hetgeen ikj
voej
,,1’IUVXl «eaav ww* wwv
eveneens hartelijk lachende.
Een kwartier later sprong burggraaf
de la Rocheferney op de binnenplaats
te paard en nam afscheid van zijn gast
heer. Deze volgde den ruiter nog gerui-
men tijd met de oogen, «oen hij over de,
door de maan beschenen wegen heen-
draafde, totdat hij achter het struikgewas
verdween.
III. A
Van den boulevard komende, merkt
men in de rue Faitbout, aan de rechter
hand drie of vier kleine hotels op van een
eenvoudigen doch sierlijken bouwtrant,
welke door tuinen omgeven zijn. Op
een zachten kal men Septemberavond
verscheen een man van omstreeks vijfen
veertig jaar aan de deur van een dezer
liefelijke woningen en wendde zich tot
den portier met de vraag of de heer Fala
mon thuis was. Dit was een der aanzien-
lijkste bankiers .De portier was zeer goed
gehuisvest hij zat juist aan tafel en dronk
een kop koffie, maar toch toonde hij zich
zeer voorkomend jegens den nieuw aan
gekomene. Hij vroeg niet raar zijn naam,
noch naar de reden van zijn bezoek,
zooals vele portiers die gewoon zijn den
vreemdeling een formeel verhoor te doen
ondergaan.
Deze raadpleegde slechts een register
en antwoordde, dat mijnheer Falamon
om acht >,ur den heer Guillaume ver
wachtte.
zwart ook op andere wijze dam kon ne
ten 15—20 en te ge-
•12 en 29—33.
8
natie, welke alleszins pleit voor het kun-
VAM z4am
17 26
23 43
43-49
Gedw.
49 27
moet zoolang mogelijk z’n sterken midden-
4Ö^35~* 12—17
27—21 16 27
32 12 8 17
37—32 19—24
Ook al minder sterk. 17—22 is de zet.
-■ - 18—22
HET WEER VAN DEN DAG.
„Uw barometer wijst reeds veertien da
gen bestendig weer aan, en wij hebben
regen.”
„Zeker, wij hebben bestendig regen.”
DIE WEET HET.
„Waarom wordt de overwinning altijd
als een vrouw voorgesteld
„Ook eene vraag I Ik bemerk
dat je niet getrouwd bent 1"
BOOZE KRITIEK.
(Op de kunsttentoonstelling.)
„Maar waarom hangt men zulk een
djrii op
Hij „Waarschijnlijk omdat men het
den schilder niet kon doen
Dient om op 39 te spelen 4034.
17—22
28 17 21 12
43—39 10—14
38—33 29 38
32 43
Wit ruilt steeds af en heeft daardoor
zijn middenstand verzwakt.
15—20
Waarschijnlijk is 1217 sterker.
29. 37—32 20-24
Zie vorigen zet.
30. 43-38
IBBaJBBK.JBBB
11. 31—27
Op 50—44 zou zwart dam halen met
21—27, enz.
12—18
een flink pak slaag als ik mij gedroeg
„Nu vader,” was het antwoord, „ik hoop
L. t mijn zoontje
zal behoeven te zeggen.”
DE WARE PROEF;
„En hoe bevalt je de nieuwe onderwij
zer op je school. Karei vroeg een be
langstellende oom.
„Dat weet ik niet,” was het antwoord, derij
„Ik heb nog niets gedaan waarvoor ik
straf kon krijgen,”
Uitruilen door 2127 geeft zwart lastig
spel.
op en ook dan een pijpje, terwijl ik leea
goedvinden over ’dit bedrag beschikken lust van een wolf, met brood, waarbij
kan." radijs, kaas of wat het seizoen medebrengt.
„Naar haar goedvinden en volgens haar Daarna ga ik mijn zaken na tot twaalf
venschen en grillen.” Th««««
„En moet er, wanneer de geheele som bijt, een festijn, bestaande uit thee ea
s uitbetaald, een nieuw crediet geopend brood met veel boter. Daarna ga ik wat
worden kuieren, onverschillig waarheen. O, mijn-
„Een oogenblikje,” antwoordde de heer heer,u weet niet hoe heerlijk het is, vrij
Guillaume glimlachend. „Uw voorko- te kunnen wandelen, waarheen men wil
mendheid voert u een weinig te ver. waar- ’t Is goddelijk I Om zes uur dineer ikj
de heer. Mijn vogel is voorzeker schoon Dat zijn inderdaad Lucullus maaltijden;
en hij zingt ook, zooals hij gebekt is. Ik begeef mij naar een restaurant en daar
doch hij is nog wat wild, zoodat het niet ga ik mij voor één frank aan de ontzet-
goed zou zijn hem te veel vrijheid te tendete uitspattingen te Htiten, een
geven. Hü heeft netten en jagers te duch- krachtig soesae. JtmmsMda nfaeadho)
22 31
13— 18
14— 19
ipeeld op de volgende aardige posi-
vawwxzaallsinatie 27—21, 17—22, 21—16,
11—17, 16—11, 17—21, 26 28, 6 17
w
UIT DE SCHOOL
Jetje D., een rammel, zat eergisteren-
morgen kaarsrecht in de klas
De onderwijzeres meende haar daar- den
voor te moeten beloonen en stelde haar
als voorbeeld van een ander, die niet stil
wilde zitten.
„Kijk eens naar Jetje D.,” riep de onder
stil jit, zij verroert^ zich niet."
Ie klas. „Zij heeft een stijven nelTl”
WAARD E-BEPALING.
Een arbeider
in ’t water gev
De heer g;
kwartje.
„Wat zal ik je er van zeggen zei de
redder tegen de omstanders, die veront-
- -- - waardigd waren over de schrielheid van
zei de gast verontwaardigd, den geredde, „de man weet zelf het best
aï u. -u” nee“' Wi w“>-d is."
„die vervloekte hond doet mets dan tegen
me aanspringen en mijn eten besnuffelen,
neem hem weg, wat ik u verzoeken mag.”
„Het is anders een heel rustige en tat-
soenlijke hond," sprak de waard, „maar ik
zie het al. ze hebben u het bord gegeven,
waar hij uit eet 1"
PARTIJSTAND No. 62
R. Smit, Rotterdam.
Zwart.
GEZELLIGE RAAD.
„Als ik madr wist, hoe ik *t aanleggen
moest, om mijn man meer thuis te hou-
„Koop hem dan toch een automobiel 1”
„Maar dan is hij immers nog veel min
der thuis 1”
,Jüjk eens naar Jetje D.,” riep de onder- „Toch niet l Mijn man heeft er zich
wijzeres vermanend, „hoe die braaf is en 00k een aangeschaft en nu zit
hij al langer dan zes maanden thuis piet
kan niet, juffrouw,” riep de gehee- eeo gebroken been.”
AANPAKKEN.
(die werk heeft zijn overjas aan te gi
„Zit dan de duivel in die jas V' Ie
MAKKELIJK PRATEN.
,,’t Spijt mij, George, dat je mijn ja
pon niet mooi vindt iedereen zegt, dat
ze prachtig is."
„Ja, je vriendinnen betalen je den tol
der bewondering, maar ik moet je reke-
mng betalen.”
PLAAG.
Iemand kreeg het ’s-avonds te kwaad HET JONGE GESLACHT,
met een ander in de kroeg. Hij zei niets, „Kees," zei de heer A., tot zijn veel-
maar ging weg doch niet naar huis, maar belovenden zoon, „mijn vader -gaf mij
liep nog wat op, tot middernacht. c— r-‘-
Toen schelde hij zeer hard bij zijn te- zooals jij nu.”
génstémder aan.
Verschrikt sprong deze uit bed en wierp dat ik zoo iets nooit tot
een raam open.
„Wat is er? Wie is daar? Wat is er?”
„O, ik ben het maar, ik Gerritsen.”
„Wat moet ie, Gerritsen, wat is er te
doen
„Och ik wou je maar waarschuwen,
een van de ramen van je huis staat open.”
„Zoo welk dan?"
„Daar je met je kop uit ligt
Onder Redactu van de hteren W.Ji.
Stuifbergen eu P. G. van Engelen.
adres bureau van dit blad.
heden nacht in derd duizend franken voor een open ere- Vraag mij niets.
..lorgen.maar diet ten bate van iemand, dien ik eveneens vj
toestaan, dat ik je niet behoef te noemen. Samen dus be- bij me, maar daar men nimmer weet,
„l.i.1- - l— _jt u vep>
zestig duizend franken, zoodat nog ten plichten met een twintigduizend franken
mjjner beschikking te houden. In
millioen negen honderd negentig dui- geval van nood zal ik wel «en eenvoudige
zend franken." chèque op u trekken. Het is meer dan
„Dat is volkome!» juist," zeide de heer waarschijnlijk, dat het in dit geval niet
Ik wist niet, dat ik zoo rijk gebeuren zal, maar....
J-*--zzz „Dat blijft afgesproken, mijnheer,
i houdt het geld te hten zeide de bankier. „Nu nog een enkele
opmerking. Waarom verandert u uw leef-
u niets weigert, mijnheer?" wijze niet, mijnheer Guillaume, al ware
nu juist het woord niet,” her- het alleen maar in het belang van uw ge-
Guillaume. „Ik open hem zondheid Ik ben er van overtuigd,
een ruim crediet, het welk nochtans zijn dat u een leven leidt vol ontberingen
grenzen heeft.” „Ik 1” riep de millionair uit, „maar ik
„Het crediet gaat dus heden in en be- richt festijnen aan als een vorst en geef
draagt twee honderd duizend franken, mij over aan genoegens van een koning 1”
welke ik op de eerste aanvrage tegen be- „Met drie frank per dag vroeg de
wijs kan uitbetalen?" vroeg de bankier, verblufte bankier.
„Zoo is het.” „Duivels, dat zou ik denken. Hoor maas
„Zonder tijd of koers te bepalen." eens. Ik sta winter en zomer om vijf uur
„Ja.” op en rook dan een (pijpje, terwijl ik lees
„Zoodat de begunstigde persoon naar tot acht uur. Dan ontbijt ik met een eet-
radijs, kaas of wat het seizoen medebrengt,
uur. Thuis wacht mij het tweede ont«
31. 41—37
32. 49—44
Door herhaald afruilen heeft wit ver-
één zet eerder «enigszins overwegenden middenstand
18—23
14—20
9,: 20
wrf*
37. 44—40
Steeds zwakker.
38. 31—27
39. 36 27
40. 39—34
1»wi,a», ta ao,
en later 1822 .met goeden stand.
41. 27—21 17—22
42. 21—16 11—17
20. 25 14 9 20 43. 47—42
21. 3934 Wit ziet natuurlijk, dat het geen doel
Wit vertrouwt het zaakje niet en schijnt heeft 16—11 te spelen, daar zwart met
eenigszins bang voor verwikkelingen. een schijf in de minderheid irpmer remise
ipel voor wit is hier maakt.
22, (zw. 1117 ge- In dezen stand antwoordde zwart on-
‘7) met het beste middellijk op wit’s zet 3—8, spelende op
23:43, 34:3, 43—49, 3:21, 6—11,
stand van zwart zeer slecht staan. 16:7, 49:2 en wint, overzag echter, dat
29 40 s
22.35 44 24—29 i
Solieder en sterker is 1722, 21 12. legenertijd 3—
23. 33 24
24. 44—80 44. 26—21
42—38
Slaat zwart anders dan volgt 3530 et>
16—11. Zwart sloeg aldus om nog eenige
kans te behouden, indien wit door dezelf
de zetten den slag mocht willen Uitvoeren,
hoewel ook dan de stand absoluut verlo
ren is. Wit kiest nu natuurlijk deze vooc-
zetting
48. 16-11 6 17
49. 3:5 geeft op.
Het bizonder moo ie in deze combinatie
is de gedwongen zet 4349 van zwart en
wit’s zet 4238. Inderdaad houd ik de
zen slagzet voor den mooisten, die in dezen
wedstrijd geleverd werd, zoodat ik de par
tij eigenlijk alleen hiervoor heb besproken.
G. L. GORTMANS
PARTIJSTAND No. 63
Jean la Bije, Rotterdam.
Zwart.
Wit
H. Regouw, Rotterdam.
Wit aan zet speelde 34—29 1
(Niet 3430 want dan kan zwart door
10—14 voorloopig elke combinatie ver
mijden).
Zwart speelde nu 712, een sterke poai-
tiezet (alhoewel ook nu 1014 beter was)
doch ziet over het hoofd dat wit hierop
juist rekende, want nu volgt
24—19 -
29x20
35—30
44—40
39x50
48—43
41-36
36 x 27 en wint.
z
Gaarne houden wij*ons aanbevolen voor
problemen, slagzetten, eindspelen enz.
Ingezonden oplossingen moeten binner
7 dagen in ons bezit zijn.
geleden, dat ik de eer had
u twee honderd vijf en twintig franken
ter hand te stellen.”
„Welnu, reken eens na,” hernam de heer
Guillaume, „tegen drie franken per dag
moet ik nog het ronde sommetje van ne
gentig franken op zak hebben, daarmede
kan ik nog een maand lang een leven
als een prins leiden.”
„P, verheven gierigaard riep^de heer
hemel hief.
cr, „ik „Gierigaard 1” herhaalde de zonderlinge
ligen, hetwelk bezoeker. „Neen, u vergist u ik spaar
Hier, in deze niet j waarom zou ik ook Ik bezit in
.JiJ een vermogen....”
„Hetwelk een waarde vertegenwoor-
’,Daar heb ik u,~” zeide Guillaume
iwsgierig-
hetwelk uw stand kenmerkt. O,
24—29
Zwak 1 Aangewezen is 12—17. Zwart
ten* Laten wij ons dus voorloopig maar
tot een crediet van tweehonderd duizend
franken bepalen later kunnen we nog
altijd zien. Ik zal er eens over nadenken.
„U heeft slechts te bevelen mijnheer,"
zeide de bankier. „Dus dit is goed afge
sproken. Maar nu uzelf, hoeveel geld
heeft u noodig
„Ik?" vroeg de heer Guillaume, ter
wijl hij met de hand langs zijn voorhoofd
streek, „maar ik heb nog voor een maand
kwam zijn bezoeker reeds in de eetzaal genoeg.”
te gemoet. „U is zuinig, mijnheer. Het is reeds
„Welk een nauwgezetheid, mijnheer!” bijna zes weken geleden, dat ik de eer had
hct zeide de bankier. t
„Dat is de beleefdheid van kortingen
j en bedelaars.” gaf Guillaume ten ant-
I woord
De heer Falamon geleidde zijn gast naar
met de grot
zeer beslist
Bernard uit. „Veroorloof mij nu nog een een deftige weelde gemeubeld
-jekomen dat zich het jonge meisje hiér Hij^choof eenjeunstoel bij zijn schrijf-
laume had plaats genomen.
Mlde de banjueri
12. 36—31
Om 1722 te beletten.
23—29
Zwart gaat op avontuur uit. Toen deze
zet gespeeld werd, lachten de omstanders
zeer ironisch. Ik voor mij kan dezen zet nu
niet zoo buitengewoon slecht vinden, be
woon slecht. Red.) De voortzetting is 15—
20, 10—15, 4—10, enz.
41 “IA
Beter lijkt 41—37, hetgeen combina- zwakkend gespeeld en heeft zwart
:s door middel van 28—22 één zet eerder eeniaszins overwegenden middens
verkregen.
14. 50—44
15. 25 14
Lokt een foutzetje uit Wit mag
niet spel
JV—ÜJ,
en 2429.
44-39
42—37
Aardig is het lokzetje door 49 -44,
2934 (denkt, dat .wit moet spelen 30
25,waarop volgt 34 40,2429) en 3329
18. 46-41
Wit mag hier ook spelen 49 44, want
29—34 volgt 47—42, 34 25, 28—22,
28, 26 17, 11 22, 27 29.
7—12
ui ww -
wees zoo goed „Wat zou mijn vraag trouwens ook itit- omscftrevqn.
Top rekenen kan, dat t* het toeval of een gedienstige geest u op geopende lade dicht.
geteekende verklaring, het spoor van mijn nicht gebracht heeft. onderzoeken, hetgeen u zelf hebt
Komaan, het is de moeite niet. Wat mij ®exie“„e” gecontroleerd, mijnheer Fala- heid,
meer belang inboezemt is, wat de heer m°n riep hij uit. „Voor wien ziet u
burggraaf voornemens is dezen nacht mij aan^? kom tt slechts vragen naar de
te doen.
er een vertrek te uwer 1
in een afzonderlijk gebouw doch tevens
waarschuw ik u, dat mijn nicht morgi
evenmin te voorschijn komen zal als heden
avond.
„Dat wist ik reeds te voren, waarde
Bernard, want je standvastig karakter honderd vijftig duizend franken. Van geheim ontsluieren, do«h heden niet en
is mij bekend. Mijn besluit is dan ook dit bedrag heeft u zestig duizend franken morgen evenmin. De dag zal komen,
reeds genomen. Mijn paard heeft gerust, afgezonderd, waarvan ik de rente moet waarop u mijn leven zal Ieeren kennen
ik gevoel mij niet vermoeid en heb uit- uitkeeren aan iemand, dien ik niet noe- als ware het een boek thans moet ik
stekend gesoujjeerd. drie mijlen in draf, men ^l*. Bovendien bestemt u twee hon- dit boek echter nog gesloten houden,
één in galop en ik slaap heden nacht in derd duizend franken voor een open ere- Vraag mij niets. Doch ter zake. Ik heb
de ouderlijke woning. Morgen.... maar diet ten bate van iemand, dien ik eveneens voor mij persoonlijk nog geld genoeg
j -M.A» J1__ «WAA* «WAM U«AA».
I, hetgeen ik morgen doen moet,” schikbaar op uw fondsen twee honderd wat er gebeuren kan, zult
:gde de burggraaf er lachend bij. zestig duizend franken, zoodat nog ten pl' -*-j—
,Noch ik,” antwoordde de pachter, vln u overblijft de som van een te
zestig duizend franken morgen
„En heeft u geen pogingen daartoe
aangewend
„Tien, twintig malen, doch altijd te
vergeefs.”
„Heeft u zich ook tot mevrouw De-
lauway gewend, de directrice van 1
pensionaat
„Ja, mevrouw Delauway scheepte mij
met de grootste beleefdheid, maar tevens
zeer beslist af.”
„Welk een uitstekende vrouw riep een ruim studeervertrek, hetwelk met
Bernard uit. „Veroorloof mij nu nog een een deftige weelde gemeubeld was en
laatste vraag, mijnheer. Hoe is u te weten waar ^l's welstand en aanzien verried,
gekomen dat zich het jonge meisje hier H‘! schoof een leunstoel bij zijn schrijf- „p, verneven gierigaaru i u»
bevond, daar u toch niet wist, dat zij mijn en ging zelf niet zitten voordat Guil- Falamon uit, terwijl hij de handen ten
laurne had plaats genomen.
geheim, sta mij „Mijnheer,” zeide de bank
daaromtrent het heb het werk doen beëindigen,
u mij opgedragen had. T
lade, ligt uw gansche geldelijke toestand ïndië
Wilt u het zelf nazien.„Hi
Guillaume schoof zacht de reeds half digt van....” vroeg de bankier.
t.a. „Daar heb ik u," zeide Guillaume
„dat is een oogenblik van nieuwsgierig-
iwül, hetwelk uw stand kenmerkt. O,
die financiers. Ja, de vos verliest wel zijn
haar, maar niet zijn streken 1”
„Pardon.” hernam de heer Falamon
„het komt, omdat er zooveel geheimzin-
--- ---- - --is uw leven is zoo zonderling..’’
waarschuw ik u, dat mijn nicht morgen ra,l veel genoegen, mijnheer,” hernam de „Dat u het geheim wei zou willen ooor-
heer Falamon. „Dit is dan het algemeen gronden,” vroegde de heer Guillaume
overzicht De som, welke u bij mij heeft er bij. „Welnu waarde heer, ik acht u
ptt-
duizend franken. Van geheim ontsluieren, do«h heden niet
w Mijn besluit is dan ook bedrag heeft u zestig duizend franken morgen
reeds genomen. Mijn paard heeft gerust, afgezonderd, waarvan ik de rente moet waarop u mijn leven zal
gevoel mij niet vermoeid en heb uit- uitkeeren aan iemand, dien ik niet noe-
kend gesoupeerd, drie mijlen in draf. ™en zal. Bovendien bestemt u twee hon-
diet ten bate van iemand, dien ik eveneens
nicht was?”
„Bernard, dat is mijn geheim, sta mij
toe, dat ik op mijn beurt c.
stilzwijgen bewaar.”
„Dat is uw recht,” zeide de pachter.
ie openhartigheid mede maken Misschien zou ik vernemen dat
deze, door mij geteekende verklaring, het spoor van mijn nicht gebracht heeft,
aart uw nicht Tidt t*r hand kat «a <4» tnAaif» n«»t VX/at
„NV-. e
belang inboezemt is, wat de heer m?.n 1 pjj
voornemens is dezen nacht r'*‘ --r---■--»-
Ik wilde u vooruit zeggen, dat totale bedragen, niet naar de bizonder-
beschikking is heden in cijfers/* 6VUH, VMAWA» W* ar*zvvL»« aaaa waaa -
„Uw vertrouwen vereert mij en doet nigs om u is uw leven is zoo zonderling
veel genoegen, mijnheer,” hernam de „Dat u het geheim wel zou willen door-
heer Falamon. „Dit is dan het algemeen gronden,” vroegde de heer Guillaume
n* - un tz— zz bij. „Welnu waarde heer, ik acht u
gedeponeerd, bedraagt twee millioen twee bizonder hoog en wil. u dan ook wel dit
honderd vijftig duiz<
dit bedrag heeft u
evenmin. De da^