VOOR DE a B lts WWW' 1 w a '9. B B B 1 DE VADER UIT INDIÉ. VIERDE JAARGANG 1924 X NUMMER 11 ONS g W ffTW UIT DE MOPPENTROMMEL A ei ti oo DAMBORD. me- Kees, Z wel, 47. ■I 5—10 10—15 mijner beschikking te houden. In 18—23 venschen en grillen.' ties door middel van 28 mogelijk maakt. 16. 17. Zij: schil - welke ik op de eerste aanvrage tegen be- O» A^. .,Zoo is het.” 19. 30—25 4944 mocht nu niet wegens 2934. 12-18 9 20 32—28 34: 3 12—18 20-24 2— 7 7—12 25. 26. 27. 28. 45 46. 33. 34. 35. 36. HUISKAMER men. Hij moest spele izins bang voor verwikkelingen. (et aangewezen sj 28—22,17 28, 33 dw.), 22 11, (zw. 6:1. spel, daar de schijven 16, W en 21 in den 32—28, 5. 3430 Sterker is 3631, 3127. Wit moet zich voorbehouden op 2024 met 3429 u towuMs uitruilen. SMAKELIJK, „Aannemen.” .Aannemen meneer „Je patroon1” „Daar komj-ie al, meneer 1” „Meneer,” zzi t kan men hier met rust eten, ja of Guillaume. „1_ was. Doch geduld maar, ik ken een vogel, die er veel van 1 rollen." „En wien „Niets is nam de heer sprong een heer na, die allen was en redde hem. hem tot belooning een OP BEVEL. „Maar, jongen, dat zijn toch geen ma nieren 1” zei een dame in een winkel tot een jeugdigen verkooper achter de toon bank, die onophoudelijk floot „Dit is op last van mijn patroon, vrouw I „Wat zeg jet" F „Ja, hij heeft ons nog gisteren gezegd, dat als we iets aan u verkochten, wij naar het geld moeten fluiten.” PRETTIGE CONVERSATIE. Zij „Ik zou wel eens willen weten of ze naar mij met bewondering kijken.” Hij „Naar mij natuurlijk." Zij „Jou pedante jongen 1" Hij „Naar mij kijken ze. Ze denken hoe komt die leelijke lummel aan zoo’n knap meisje." De inleiding tot een schitterende combi- nen van den blinde. Baas 1 5 krijgen) „Zit dan de duivel in die jas Leerjongen t»„Nog niet, baas.” TE LAAT. Vrouw :„Had ik je maar nooit ieeren kennen 1” Man „Ja, nu het te laat is, heb je me delijden met mij 1” 13x24 15x24 24x35 35x44 28x39 39x48 48x31 WENSCHELIJKER. „Mijn dochter kunt u dadelijk krijgen, dood.” „Zouden we ’t niet omgekeerd kun nen schikken aan uw nicht zijt ter hand stellen.” Bernard las het geschrevene. Hij scheen zich eenige oogenblikken te bedenken daarop vouwde hij het papier, stak het bij zich en antwoordde „Ik zal het bezorgen.” „Aan degene, die gij uw nicht noemt". „Ja, aan haar, meneer ik doe nimmer een twijfelachtige belofte." „Geef mij de hand, Bernard,” riep de burggraaf buiten zich zelve van vreugde Jk word uw neef of zal nimmer trou wen 1” „Dan zult u wel een oude vrijer wor den, mijnheer.” antwoordde Bernard, „en dat is jammer, want de naarn Rochefer- ney is zeer schoon en sterft dan met u uit.” „Goed, goed," zeide Leopold, wiens oogen straalden van vreugde en hoöp. „De eene dienst is den anderen waard,” hernam de pachter. „Mag ik u nu, zonder onbescheiden te zijn, op mijn beurt vra gen, waar u mijn nicht gezien heeft?” „Op het pensionaat, nu drie maanden geleden," gaf Leopold ten antwoord, „want je hebt haar doen opvoeden op een der beste kostscholen van Parijs.” „Jawel mijnheerEn bij welke ge legenheid?” „Ik kwam dikwijls bij een mijner vrien den, wiens moeder een villa bewoont naast het pensionaat van mevrouw De- lauwey. Beide tuinen zijn door een muur gescheiden Eens toen ik op dien muur ge klauterd was, waarom, weet ik zelf niet meer,werd ik in een laan,geen tien schreden van mij af. een jong meisje gewaar van buitengewone schoonheid. Zij bleef staan en keek naar mij op. Nimmer zag ik zulk een fiere houding, zulk een betooverenden glimlach. Ik bleef onbeweeglijk op den muur zitten, een beeld gelijk. Na eenige oogenblikken wandelde het jonge meis je een zijpad in om naar het gebouw terug te keeren nog eenmaal kwam zij langs mij heen. Toen ontwaakte ik als uit een droom, ik riep mijzelf tot het leven terug, hetwelk op het punt stond mij te ont vlieden, brak een grooten tak seringen af en wierp dezen aan de voeten der onbe kende. Zij glimlachte, bukte zich om twee of drie witte trossen te plukken en ver volgde haar weg. Ik zag hoe zii zich haastig verwijderde en het scheen mij, dat zij mijn ziel medevoerde. Sedert heb ik dit meesje niet weder gezien." Burggraaf de la Rocheferney had geen enkele maal Bernard in de rede gevallen, terwijl deze een zeer logisch tafereel op hing van den stand zijner zaken. Hij had zwijgend en onbewegelijk, met ne- dergeslagen oogen toegefuisterd. Toen de pachter geëindigd had, haalde Leopold een fraai notitieboekje te voorschijn^cheur- de er een blad uit en schreef daarop met vaste hand de volgende woorden „Ik beloof nimmer te zullen trouwen dan met het meisje dat zich op dit oogen- blik op de boerderij Groenenhof belindt. Haar ware naam is mij onbekend, doch zij gaat door voor de nicht van Bernard en zijn vrouw. Ik geef u daarop mijn woord als edelman. Het briefje werd onderteekend en ge dateerd. Daarop reikte Leopold het den pachter over, zeggende „Lees dit, mijnheer, en mij met uw gewant te deelen, of ik 'er< „Die ben ik,” zeide de bezoeker. „Wees dan zoo goed naar boven te gaan, mijnheer.” Terzelfdertijd schelde de portier, ten einde den vreemdeling aan te dienen. Een bediende in een een voudige livrei verscheen aan de trap, en de heer Guillaume, die hoogst eenvoudig gekleed was, noemde zijn naam, zonder dat hem daarnaar gevraagd werd. De heer Falamon, die gewaarschuwd was doQr het schellen van den portier, Wit maakt nu de i 1 28—22 2 32x23 3 34—30 4 39 x 17 5 37—32 6 42 x 31 7 48—42 8 40-34 k 9 35 x 4 win*. v., PARTIJ. Partij gespeeld op 19 September 1915 In de vijfde ronde van den Meesterwed- strijd tusschen de heeren A. M. Olsen (blind) met Wit en G. L. Gortmans met Zwart. 1. 33—28 17—21 2. 39—33 12—17 Zwart begeeft zich hiermede op onre gel- op matige paden. Theoretisch is de zet 21— 17 2613. 44—39 7—12 4. 31—26 Sluit zwart terecht op. 4. J7—31 1 30-25 8. 40—34 9. 34—29 Vit wil blijkbaar den evehtueelen uit- «en cwart door 2127 verhinderen. 3 34 »;30 .8-23 Wit. H. Regouw, Rotterdam. Zwarts laatste zet was 1520. partij als volgt uit 17x28 19x28 25x34 11x22 28x37 26x37 37x39 39x30 ONDERSCHEID. „Zeg mij eens, is het waar, dat je vrouw een geleerde vrouw is „Goddank neen I Daar is zij veel te Verstandig voor VERSTANDIGE KEUS. Een Duitsch student had geweigerd te duelleeren. Een vriend vroeg hem „Hoe kon je dat doen? Men zal je voer een lafaard aanzien.” „Dat maakt niet uit,” antwoordde de student, „ik ben liever voor een paar da- ;en een lafaard, dan voor al mijn verder leven e«p doode man.” HIJ WIST ’T NU. Kaartlegster „Er zal een dag komen waarop u met groot gevolg langs den weg zult rijden.” Heer „En wanneer zal dat zijn?" .Kaartlegster „Dat mag ik niet zeggen.” Heer „Hier is nog een gulden dien geef ik u, als u het mij zegt” ppAVMjaa WWUIM ammi u M4UCUJ* ZUlJgCIl, Kaartlegster „Nu dan, op den dag meneer maar geld komt er eerst bij mijn van uw begrafenis." VERKEERD BEGREPEN. Een pootige kerel is gearresteerd we gens ernstig verzet tegen de politie en voor den rechter van instructie gevoerd, die hem mededeelt, dat hem een advo caat zal worden toegevoegd om hem te verdedigen. „Volstrekt niet noodig,” antwoordde hij, „ik heb geen mensch van noode om me te verdedigen, kom maar op met je drieën (de rechter, de griffier en de veld wachter) ik kan jelui best alleen baas." je zal mij wel willen niet vertel, hetgeen ikj voej ,,1’IUVXl «eaav ww* wwv eveneens hartelijk lachende. Een kwartier later sprong burggraaf de la Rocheferney op de binnenplaats te paard en nam afscheid van zijn gast heer. Deze volgde den ruiter nog gerui- men tijd met de oogen, «oen hij over de, door de maan beschenen wegen heen- draafde, totdat hij achter het struikgewas verdween. III. A Van den boulevard komende, merkt men in de rue Faitbout, aan de rechter hand drie of vier kleine hotels op van een eenvoudigen doch sierlijken bouwtrant, welke door tuinen omgeven zijn. Op een zachten kal men Septemberavond verscheen een man van omstreeks vijfen veertig jaar aan de deur van een dezer liefelijke woningen en wendde zich tot den portier met de vraag of de heer Fala mon thuis was. Dit was een der aanzien- lijkste bankiers .De portier was zeer goed gehuisvest hij zat juist aan tafel en dronk een kop koffie, maar toch toonde hij zich zeer voorkomend jegens den nieuw aan gekomene. Hij vroeg niet raar zijn naam, noch naar de reden van zijn bezoek, zooals vele portiers die gewoon zijn den vreemdeling een formeel verhoor te doen ondergaan. Deze raadpleegde slechts een register en antwoordde, dat mijnheer Falamon om acht >,ur den heer Guillaume ver wachtte. zwart ook op andere wijze dam kon ne ten 15—20 en te ge- •12 en 29—33. 8 natie, welke alleszins pleit voor het kun- VAM z4am 17 26 23 43 43-49 Gedw. 49 27 moet zoolang mogelijk z’n sterken midden- 4Ö^35~* 12—17 27—21 16 27 32 12 8 17 37—32 19—24 Ook al minder sterk. 17—22 is de zet. -■ - 18—22 HET WEER VAN DEN DAG. „Uw barometer wijst reeds veertien da gen bestendig weer aan, en wij hebben regen.” „Zeker, wij hebben bestendig regen.” DIE WEET HET. „Waarom wordt de overwinning altijd als een vrouw voorgesteld „Ook eene vraag I Ik bemerk dat je niet getrouwd bent 1" BOOZE KRITIEK. (Op de kunsttentoonstelling.) „Maar waarom hangt men zulk een djrii op Hij „Waarschijnlijk omdat men het den schilder niet kon doen Dient om op 39 te spelen 4034. 17—22 28 17 21 12 43—39 10—14 38—33 29 38 32 43 Wit ruilt steeds af en heeft daardoor zijn middenstand verzwakt. 15—20 Waarschijnlijk is 1217 sterker. 29. 37—32 20-24 Zie vorigen zet. 30. 43-38 IBBaJBBK.JBBB 11. 31—27 Op 50—44 zou zwart dam halen met 21—27, enz. 12—18 een flink pak slaag als ik mij gedroeg „Nu vader,” was het antwoord, „ik hoop L. t mijn zoontje zal behoeven te zeggen.” DE WARE PROEF; „En hoe bevalt je de nieuwe onderwij zer op je school. Karei vroeg een be langstellende oom. „Dat weet ik niet,” was het antwoord, derij „Ik heb nog niets gedaan waarvoor ik straf kon krijgen,” Uitruilen door 2127 geeft zwart lastig spel. op en ook dan een pijpje, terwijl ik leea goedvinden over ’dit bedrag beschikken lust van een wolf, met brood, waarbij kan." radijs, kaas of wat het seizoen medebrengt. „Naar haar goedvinden en volgens haar Daarna ga ik mijn zaken na tot twaalf venschen en grillen.” Th«««« „En moet er, wanneer de geheele som bijt, een festijn, bestaande uit thee ea s uitbetaald, een nieuw crediet geopend brood met veel boter. Daarna ga ik wat worden kuieren, onverschillig waarheen. O, mijn- „Een oogenblikje,” antwoordde de heer heer,u weet niet hoe heerlijk het is, vrij Guillaume glimlachend. „Uw voorko- te kunnen wandelen, waarheen men wil mendheid voert u een weinig te ver. waar- ’t Is goddelijk I Om zes uur dineer ikj de heer. Mijn vogel is voorzeker schoon Dat zijn inderdaad Lucullus maaltijden; en hij zingt ook, zooals hij gebekt is. Ik begeef mij naar een restaurant en daar doch hij is nog wat wild, zoodat het niet ga ik mij voor één frank aan de ontzet- goed zou zijn hem te veel vrijheid te tendete uitspattingen te Htiten, een geven. Hü heeft netten en jagers te duch- krachtig soesae. JtmmsMda nfaeadho) 22 31 13— 18 14— 19 ipeeld op de volgende aardige posi- vawwxzaallsinatie 27—21, 17—22, 21—16, 11—17, 16—11, 17—21, 26 28, 6 17 w UIT DE SCHOOL Jetje D., een rammel, zat eergisteren- morgen kaarsrecht in de klas De onderwijzeres meende haar daar- den voor te moeten beloonen en stelde haar als voorbeeld van een ander, die niet stil wilde zitten. „Kijk eens naar Jetje D.,” riep de onder stil jit, zij verroert^ zich niet." Ie klas. „Zij heeft een stijven nelTl” WAARD E-BEPALING. Een arbeider in ’t water gev De heer g; kwartje. „Wat zal ik je er van zeggen zei de redder tegen de omstanders, die veront- - -- - waardigd waren over de schrielheid van zei de gast verontwaardigd, den geredde, „de man weet zelf het best aï u. -u” nee“' Wi w“>-d is." „die vervloekte hond doet mets dan tegen me aanspringen en mijn eten besnuffelen, neem hem weg, wat ik u verzoeken mag.” „Het is anders een heel rustige en tat- soenlijke hond," sprak de waard, „maar ik zie het al. ze hebben u het bord gegeven, waar hij uit eet 1" PARTIJSTAND No. 62 R. Smit, Rotterdam. Zwart. GEZELLIGE RAAD. „Als ik madr wist, hoe ik *t aanleggen moest, om mijn man meer thuis te hou- „Koop hem dan toch een automobiel 1” „Maar dan is hij immers nog veel min der thuis 1” ,Jüjk eens naar Jetje D.,” riep de onder- „Toch niet l Mijn man heeft er zich wijzeres vermanend, „hoe die braaf is en 00k een aangeschaft en nu zit hij al langer dan zes maanden thuis piet kan niet, juffrouw,” riep de gehee- eeo gebroken been.” AANPAKKEN. (die werk heeft zijn overjas aan te gi „Zit dan de duivel in die jas V' Ie MAKKELIJK PRATEN. ,,’t Spijt mij, George, dat je mijn ja pon niet mooi vindt iedereen zegt, dat ze prachtig is." „Ja, je vriendinnen betalen je den tol der bewondering, maar ik moet je reke- mng betalen.” PLAAG. Iemand kreeg het ’s-avonds te kwaad HET JONGE GESLACHT, met een ander in de kroeg. Hij zei niets, „Kees," zei de heer A., tot zijn veel- maar ging weg doch niet naar huis, maar belovenden zoon, „mijn vader -gaf mij liep nog wat op, tot middernacht. c— r-‘- Toen schelde hij zeer hard bij zijn te- zooals jij nu.” génstémder aan. Verschrikt sprong deze uit bed en wierp dat ik zoo iets nooit tot een raam open. „Wat is er? Wie is daar? Wat is er?” „O, ik ben het maar, ik Gerritsen.” „Wat moet ie, Gerritsen, wat is er te doen „Och ik wou je maar waarschuwen, een van de ramen van je huis staat open.” „Zoo welk dan?" „Daar je met je kop uit ligt Onder Redactu van de hteren W.Ji. Stuifbergen eu P. G. van Engelen. adres bureau van dit blad. heden nacht in derd duizend franken voor een open ere- Vraag mij niets. ..lorgen.maar diet ten bate van iemand, dien ik eveneens vj toestaan, dat ik je niet behoef te noemen. Samen dus be- bij me, maar daar men nimmer weet, „l.i.1- - l— _jt u vep> zestig duizend franken, zoodat nog ten plichten met een twintigduizend franken mjjner beschikking te houden. In millioen negen honderd negentig dui- geval van nood zal ik wel «en eenvoudige zend franken." chèque op u trekken. Het is meer dan „Dat is volkome!» juist," zeide de heer waarschijnlijk, dat het in dit geval niet Ik wist niet, dat ik zoo rijk gebeuren zal, maar.... J-*--zzz „Dat blijft afgesproken, mijnheer, i houdt het geld te hten zeide de bankier. „Nu nog een enkele opmerking. Waarom verandert u uw leef- u niets weigert, mijnheer?" wijze niet, mijnheer Guillaume, al ware nu juist het woord niet,” her- het alleen maar in het belang van uw ge- Guillaume. „Ik open hem zondheid Ik ben er van overtuigd, een ruim crediet, het welk nochtans zijn dat u een leven leidt vol ontberingen grenzen heeft.” „Ik 1” riep de millionair uit, „maar ik „Het crediet gaat dus heden in en be- richt festijnen aan als een vorst en geef draagt twee honderd duizend franken, mij over aan genoegens van een koning 1” welke ik op de eerste aanvrage tegen be- „Met drie frank per dag vroeg de wijs kan uitbetalen?" vroeg de bankier, verblufte bankier. „Zoo is het.” „Duivels, dat zou ik denken. Hoor maas „Zonder tijd of koers te bepalen." eens. Ik sta winter en zomer om vijf uur „Ja.” op en rook dan een (pijpje, terwijl ik lees „Zoodat de begunstigde persoon naar tot acht uur. Dan ontbijt ik met een eet- radijs, kaas of wat het seizoen medebrengt, uur. Thuis wacht mij het tweede ont« 31. 41—37 32. 49—44 Door herhaald afruilen heeft wit ver- één zet eerder «enigszins overwegenden middenstand 18—23 14—20 9,: 20 wrf* 37. 44—40 Steeds zwakker. 38. 31—27 39. 36 27 40. 39—34 1»wi,a», ta ao, en later 1822 .met goeden stand. 41. 27—21 17—22 42. 21—16 11—17 20. 25 14 9 20 43. 47—42 21. 3934 Wit ziet natuurlijk, dat het geen doel Wit vertrouwt het zaakje niet en schijnt heeft 16—11 te spelen, daar zwart met eenigszins bang voor verwikkelingen. een schijf in de minderheid irpmer remise ipel voor wit is hier maakt. 22, (zw. 1117 ge- In dezen stand antwoordde zwart on- ‘7) met het beste middellijk op wit’s zet 3—8, spelende op 23:43, 34:3, 43—49, 3:21, 6—11, stand van zwart zeer slecht staan. 16:7, 49:2 en wint, overzag echter, dat 29 40 s 22.35 44 24—29 i Solieder en sterker is 1722, 21 12. legenertijd 3— 23. 33 24 24. 44—80 44. 26—21 42—38 Slaat zwart anders dan volgt 3530 et> 16—11. Zwart sloeg aldus om nog eenige kans te behouden, indien wit door dezelf de zetten den slag mocht willen Uitvoeren, hoewel ook dan de stand absoluut verlo ren is. Wit kiest nu natuurlijk deze vooc- zetting 48. 16-11 6 17 49. 3:5 geeft op. Het bizonder moo ie in deze combinatie is de gedwongen zet 4349 van zwart en wit’s zet 4238. Inderdaad houd ik de zen slagzet voor den mooisten, die in dezen wedstrijd geleverd werd, zoodat ik de par tij eigenlijk alleen hiervoor heb besproken. G. L. GORTMANS PARTIJSTAND No. 63 Jean la Bije, Rotterdam. Zwart. Wit H. Regouw, Rotterdam. Wit aan zet speelde 34—29 1 (Niet 3430 want dan kan zwart door 10—14 voorloopig elke combinatie ver mijden). Zwart speelde nu 712, een sterke poai- tiezet (alhoewel ook nu 1014 beter was) doch ziet over het hoofd dat wit hierop juist rekende, want nu volgt 24—19 - 29x20 35—30 44—40 39x50 48—43 41-36 36 x 27 en wint. z Gaarne houden wij*ons aanbevolen voor problemen, slagzetten, eindspelen enz. Ingezonden oplossingen moeten binner 7 dagen in ons bezit zijn. geleden, dat ik de eer had u twee honderd vijf en twintig franken ter hand te stellen.” „Welnu, reken eens na,” hernam de heer Guillaume, „tegen drie franken per dag moet ik nog het ronde sommetje van ne gentig franken op zak hebben, daarmede kan ik nog een maand lang een leven als een prins leiden.” „P, verheven gierigaard riep^de heer hemel hief. cr, „ik „Gierigaard 1” herhaalde de zonderlinge ligen, hetwelk bezoeker. „Neen, u vergist u ik spaar Hier, in deze niet j waarom zou ik ook Ik bezit in .JiJ een vermogen....” „Hetwelk een waarde vertegenwoor- ’,Daar heb ik u,~” zeide Guillaume iwsgierig- hetwelk uw stand kenmerkt. O, 24—29 Zwak 1 Aangewezen is 12—17. Zwart ten* Laten wij ons dus voorloopig maar tot een crediet van tweehonderd duizend franken bepalen later kunnen we nog altijd zien. Ik zal er eens over nadenken. „U heeft slechts te bevelen mijnheer," zeide de bankier. „Dus dit is goed afge sproken. Maar nu uzelf, hoeveel geld heeft u noodig „Ik?" vroeg de heer Guillaume, ter wijl hij met de hand langs zijn voorhoofd streek, „maar ik heb nog voor een maand kwam zijn bezoeker reeds in de eetzaal genoeg.” te gemoet. „U is zuinig, mijnheer. Het is reeds „Welk een nauwgezetheid, mijnheer!” bijna zes weken geleden, dat ik de eer had hct zeide de bankier. t „Dat is de beleefdheid van kortingen j en bedelaars.” gaf Guillaume ten ant- I woord De heer Falamon geleidde zijn gast naar met de grot zeer beslist Bernard uit. „Veroorloof mij nu nog een een deftige weelde gemeubeld -jekomen dat zich het jonge meisje hiér Hij^choof eenjeunstoel bij zijn schrijf- laume had plaats genomen. Mlde de banjueri 12. 36—31 Om 1722 te beletten. 23—29 Zwart gaat op avontuur uit. Toen deze zet gespeeld werd, lachten de omstanders zeer ironisch. Ik voor mij kan dezen zet nu niet zoo buitengewoon slecht vinden, be woon slecht. Red.) De voortzetting is 15— 20, 10—15, 4—10, enz. 41 “IA Beter lijkt 41—37, hetgeen combina- zwakkend gespeeld en heeft zwart :s door middel van 28—22 één zet eerder eeniaszins overwegenden middens verkregen. 14. 50—44 15. 25 14 Lokt een foutzetje uit Wit mag niet spel JV—ÜJ, en 2429. 44-39 42—37 Aardig is het lokzetje door 49 -44, 2934 (denkt, dat .wit moet spelen 30 25,waarop volgt 34 40,2429) en 3329 18. 46-41 Wit mag hier ook spelen 49 44, want 29—34 volgt 47—42, 34 25, 28—22, 28, 26 17, 11 22, 27 29. 7—12 ui ww - wees zoo goed „Wat zou mijn vraag trouwens ook itit- omscftrevqn. Top rekenen kan, dat t* het toeval of een gedienstige geest u op geopende lade dicht. geteekende verklaring, het spoor van mijn nicht gebracht heeft. onderzoeken, hetgeen u zelf hebt Komaan, het is de moeite niet. Wat mij ®exie“„e” gecontroleerd, mijnheer Fala- heid, meer belang inboezemt is, wat de heer m°n riep hij uit. „Voor wien ziet u burggraaf voornemens is dezen nacht mij aan^? kom tt slechts vragen naar de te doen. er een vertrek te uwer 1 in een afzonderlijk gebouw doch tevens waarschuw ik u, dat mijn nicht morgi evenmin te voorschijn komen zal als heden avond. „Dat wist ik reeds te voren, waarde Bernard, want je standvastig karakter honderd vijftig duizend franken. Van geheim ontsluieren, do«h heden niet en is mij bekend. Mijn besluit is dan ook dit bedrag heeft u zestig duizend franken morgen evenmin. De dag zal komen, reeds genomen. Mijn paard heeft gerust, afgezonderd, waarvan ik de rente moet waarop u mijn leven zal Ieeren kennen ik gevoel mij niet vermoeid en heb uit- uitkeeren aan iemand, dien ik niet noe- als ware het een boek thans moet ik stekend gesoujjeerd. drie mijlen in draf, men ^l*. Bovendien bestemt u twee hon- dit boek echter nog gesloten houden, één in galop en ik slaap heden nacht in derd duizend franken voor een open ere- Vraag mij niets. Doch ter zake. Ik heb de ouderlijke woning. Morgen.... maar diet ten bate van iemand, dien ik eveneens voor mij persoonlijk nog geld genoeg j -M.A» J1__ «WAA* «WAM U«AA». I, hetgeen ik morgen doen moet,” schikbaar op uw fondsen twee honderd wat er gebeuren kan, zult :gde de burggraaf er lachend bij. zestig duizend franken, zoodat nog ten pl' -*-j— ,Noch ik,” antwoordde de pachter, vln u overblijft de som van een te zestig duizend franken morgen „En heeft u geen pogingen daartoe aangewend „Tien, twintig malen, doch altijd te vergeefs.” „Heeft u zich ook tot mevrouw De- lauway gewend, de directrice van 1 pensionaat „Ja, mevrouw Delauway scheepte mij met de grootste beleefdheid, maar tevens zeer beslist af.” „Welk een uitstekende vrouw riep een ruim studeervertrek, hetwelk met Bernard uit. „Veroorloof mij nu nog een een deftige weelde gemeubeld was en laatste vraag, mijnheer. Hoe is u te weten waar ^l's welstand en aanzien verried, gekomen dat zich het jonge meisje hier H‘! schoof een leunstoel bij zijn schrijf- „p, verneven gierigaaru i u» bevond, daar u toch niet wist, dat zij mijn en ging zelf niet zitten voordat Guil- Falamon uit, terwijl hij de handen ten laurne had plaats genomen. geheim, sta mij „Mijnheer,” zeide de bank daaromtrent het heb het werk doen beëindigen, u mij opgedragen had. T lade, ligt uw gansche geldelijke toestand ïndië Wilt u het zelf nazien.„Hi Guillaume schoof zacht de reeds half digt van....” vroeg de bankier. t.a. „Daar heb ik u," zeide Guillaume „dat is een oogenblik van nieuwsgierig- iwül, hetwelk uw stand kenmerkt. O, die financiers. Ja, de vos verliest wel zijn haar, maar niet zijn streken 1” „Pardon.” hernam de heer Falamon „het komt, omdat er zooveel geheimzin- --- ---- - --is uw leven is zoo zonderling..’’ waarschuw ik u, dat mijn nicht morgen ra,l veel genoegen, mijnheer,” hernam de „Dat u het geheim wei zou willen ooor- heer Falamon. „Dit is dan het algemeen gronden,” vroegde de heer Guillaume overzicht De som, welke u bij mij heeft er bij. „Welnu waarde heer, ik acht u ptt- duizend franken. Van geheim ontsluieren, do«h heden niet w Mijn besluit is dan ook bedrag heeft u zestig duizend franken morgen reeds genomen. Mijn paard heeft gerust, afgezonderd, waarvan ik de rente moet waarop u mijn leven zal gevoel mij niet vermoeid en heb uit- uitkeeren aan iemand, dien ik niet noe- kend gesoupeerd, drie mijlen in draf. ™en zal. Bovendien bestemt u twee hon- diet ten bate van iemand, dien ik eveneens nicht was?” „Bernard, dat is mijn geheim, sta mij toe, dat ik op mijn beurt c. stilzwijgen bewaar.” „Dat is uw recht,” zeide de pachter. ie openhartigheid mede maken Misschien zou ik vernemen dat deze, door mij geteekende verklaring, het spoor van mijn nicht gebracht heeft, aart uw nicht Tidt t*r hand kat «a <4» tnAaif» n«»t VX/at „NV-. e belang inboezemt is, wat de heer m?.n 1 pjj voornemens is dezen nacht r'*‘ --r---■--»- Ik wilde u vooruit zeggen, dat totale bedragen, niet naar de bizonder- beschikking is heden in cijfers/* 6VUH, VMAWA» W* ar*zvvL»« aaaa waaa - „Uw vertrouwen vereert mij en doet nigs om u is uw leven is zoo zonderling veel genoegen, mijnheer,” hernam de „Dat u het geheim wel zou willen door- heer Falamon. „Dit is dan het algemeen gronden,” vroegde de heer Guillaume n* - un tz— zz bij. „Welnu waarde heer, ik acht u gedeponeerd, bedraagt twee millioen twee bizonder hoog en wil. u dan ook wel dit honderd vijftig duiz< dit bedrag heeft u evenmin. De da^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 8