C_ -_.T—-7 4- r.r dte rnSChe“ ^0€Ptn' »Chr“U*“*.Bt meer gezier meisje hij is vertrokken hem. Slechts ééns had zij hem het hoofd om haar te zoeken en haar terug te bren- den, mijn jongen, zullen wij een goede achternicht en de geliefde van haar kleia- wil afdoen, hem de som van vierduizend otn die de en Warm hadden deze woordei had en ópkeek. De kleine soldaat luisterde niet meer, nieuwsgierigheid kwam over hem, een nieuwsgiengneid met een onredelij- „we heeft gehad met de verdediging i moord beschuldigden Kerl gebleken is geheel onschuldig „Ja, mevrouw de geheele stad van en men 1 was al zoo lang gewend te gehoorzamen. kunnen geven. Het dejeu vroolijkheid gewone opgeruimdheid Toen allen opgestaan De vader begreep en zijn stem klonk „Wanneer ik zeg wij zullen eene daar net voor mij een gewonde soldaat „2_ :ggedragen een voet- was, ontsloot zij een klein koffertje en hartelijken overredenden toon en met spreek ik verkeerd. Die, welke gij zult „Nu dat zul je toch haalH* *r Kltpf uit. H1P LUP1 Htlrwiilc r4i> vs Vs-s wéi'r» Vs o«'z4 «m Ao cfom e«*z%iiwAM ia -il ar«u/*KMz4*»wi „En dat is ?T’ vroeg de jongen bevend. Als het nog een kameraad, een gaarne wenschen te geven belang kunnen zijn. Ik zeg juffrouw, dat de beer C _2'- ia van den heer Falamon." deze zeer verzocht de pachter zijn nicht op een der rotsblokken plaats te nemen. Guillaume ven, al duurt het nog Zij sloot den brief slapen. „Hoor eens, Jacob,” zei mevrouw Don- “ivonden. Lureau, door wroeging ge- -ld, heeft in stilte de rivier en den put doen onderzoeken. „Leeft zij nog, Katrijntje Laat zij iets wat zul- »Nn," zeide het jonge meisje, „nu het jOt 'T5 weer *4mtn brengt, nu staat het - „J en vrouw zullen zijn. Ik wil u niet meer ver laten I Als men mij niet naast u laat strij den, zal ik u van verre volgen, ik zal u verplegen, indien gij gekwetst wordt en u «vu uvuren “T,0’1* keere° hllfs te- Neen, de brief komt van een notaris 2? Xa*»UW vader nl,t - siooicn - En zij liet haar hoofd tegen de Schou ders van Jan rusten. „Ach'Gi tharina, men laat om om ge luk wel duur betalen I” Maat* zij antwoordde t „Toch niet te duur. Het ie zoó groot.’ verzegeld stuk papier tusschen de vin gers rond. „Marie, kom eens kijken, wie De vrouw kwam naderbij. „Laat zien....” mlJ Zij greep den brief. Misschien was hij haar van trijntje». I» usu v*n «en ouac-Mce- g«ti«n en ruilde mijne, klee- Lureau had verlaten, weggejaagd door iange? blinde iiaJen direst‘^grijpt Vertrokken midden in den nacht, meegevochten. Een vrouw kan ook dapper zijn. En dat is :zen elk begrip van zedelijk- den haard. Een opmerkzamen beschou- nen. Dat is nu al bijna twee (aren gele- Hoe I mijnheer Guillaume, wer sou het niet ontgaan rijn, dat niet- den.” Tow Dorotha» ha* varhaal naWndigd Bernard verwijaerae zien met een bui- zulk een wijze mij, die een atschuw heb ge gelijkenis, men zou haast zeggen, fa ng. 'zzzZzztzz zzzzzïzz- tz „We rijn u ten hoogste dankbaar, eener vrouw Nooit kan ik zoo iets ver- en zeventig-jarige mevrouw Donders en -J degeen, n geleidde hen naar een viersprong in kier, „dat u aan ons verzoek voldaan hebt pleit, het slacntoni et woud, bedekt met gras en heidekruid; --J - :chts liep een heldere beek welke uit neid maken. 1 l inks strekten zich de onmetelijke weide- stel hem u voor, juffrouw, als een der a sparren meest rechtschapen lieden, en als een rusten in mijn _,_jde ta± ~zz- zzzzz zzz :en het dak. Schooner plekje was we) vrouw de.Ronoy, uw kostschoolvriendin.' „Hoe maakt die lieve Charlotte het?’ wal Uv<«3. na- vroeg Rose monde, om toch iets te zeggen werkelijk berouw gevoelt, ige „Uitstekend juffrouw. Zij schreef u doen hij moet vermijde het be- daar hij niet weet of ik zijn genegenheid om 's avonds als er gen en toen zeide hij t „Ik zal weer bij u komen, grootmoe, mijn 1—- r-- r - - maar overigens neem ik mijn intrek weer had verloren, in hun huis op te nemen, gevot bij grootmoe. Is dat goed?" Toen had Lureau moeten toegeven, kwel. Grootmoeder was gelukkig. Dorothea maar met tegenzin. kwam binnen en stak net licht op en wel- dra zaten grootmoeder en kleinzoon in „En nu gij geen soldaat behoeft te wor- van zich hooren?" vertrouwelijk gesprek bij den haard. den, mijn jongen, zullen wij een goede EüvlMu De deur ging open. Kaatje trad binnen, vrouw voor u zoeken. Voor ik sterf, wil ik uit de stad en bevat slechts enkele regels. „Willem T” mijn kleinkinderen zien.” Maar wat die regels zeggen is zoo nieuw „CatoOm den gelukkigen uitslag te vieren, zoo onverwacht, dat Lureau en zelfs zün Het kostte eenige moeite grootmoeder had men vroolijk een glaasje gedronken vrouw er Katrijntje door vergeten. tan het verstand te brengen, dat Kaatje en nu maakte Jan zich gereed om zijn ka- De brief van den notaris doet hun we- Meijland, die blonde, jonge dame die als meraden op te zoeken, zoowel zij. die ten, dat een onbekend persoon, die hun 4eme van gezelschap na reeds bijna een moesten vertrekken, als die thuis bleven, jaar ia haar huis was en Cato de Pré, haar om samen feest té vieren. t achternicht en de geliefde van haar klein- Bij de woorden zijns vaders zette Jan franken heeft ter hand gesteld zoon, dezelfde persoon was en nov moei- zich weder neder en zijn blik rustte tee- hun te doen toe komen. „O," zij Bernard’s nichtje, terwijl zij Keizersgracht opdraaide, waar zij een "A L. 1 w V2UUZZI WCWXrll lisais LA. w WUUCUdl monde had, schier onmertbaar, een bui- nemen, „staat er dat in. Ik heb hem slechts meer dan driemaal te groot voor haar was ie, zonder van haar werk op te zien. u-.c .„K... u™ - - Het 1S waf te zeggcn> wchtte „Wel zeker, juffrouw Kaatje, zou ik ze nog eens en nu wat luider, hetgeen een dat niet weten Ziet u, onze mevrouw is mooi blond meisje dat aan het einde van goed, doorgoed maar als ze zich eens aroote vertrek bezig was het bij het wat in het hoofd heeft gezet, dan is zé J - ....Jdagmaal gebruikte tafelzilver en glas- koppig en niet van haar stuk te brengen, it» daaromtrent kunt werk weg te ruimen, het hoofd deed En zoo had ze zich in het hoofd gezet, dat omwenden en vragen 1 haar kleinzoon Willem van Erkel, die Jiiep u mij, mevrouw Wat belieft u?” dat moet gezegd zijn, aMes aan haar te En het meisje kwam nader. danken heeft, sinds hij als wees ach ter- „Och neen, Kaatje, ik riep je niet, bleef zoo gauw als hij als advocaat zich Ik liet de woorden zoo maar uit den mond zou vestigen, zou trouwen met de eenige vallen,” zeide de oude mevrouw. „Ik las dochter van de Van Straaten's van de zoo even van een paar inbraken, één in Heerengracht. Een uitmuntende partij de Vondelstraat en één in het Sarphati- mooi, rijk, alles wat je maar wilt. Tus- ar ai- „ark en van dien moord in de Dubbele schen onze mevrouw en de oude lui van burg- Buurt en toen viel het mij zoo van de lip- Marie van Straaten was dat al lang he ffer van pen, het is wat te zeggen, Kaatje. Mijn klonken. Maar ja wel, mis hoor 1 Daar ik heb moeder zei dat ook altijd, als ze over iets komt op een mooien dag mijnheer Wil- verkla- murmureerde. Neen, ik riep je niet, maar lem zelf uit den hoek en heel onverwacht geven zal. Nie- nu je toch hier bent, zeg eens, heb je ook aan rijn grootmoeder vertellen, dat hij éér op de rechte gehoord, dal Willem van Erkel....” te Leiden tot over rijn ooren verliefd ge- j-. „Mevrouw bedoelt haar kleinzoon t” raakt is op een jongedame, die Cato du viel het blonde meisje haar in de rede Pré heette, nog zoo wat van Fransche af- en als het niet zoo donker was ge- komst is en die hij rijn grootmoeder zou weest, zou men gezien hebben, dst rij Willen voorstellen, als zij het toestond. _L. Daar had je de poppen aan het dansen. Mevrouw Donders daarentegen werd Nog nooit heb ik de oude mevrouw zóó ’.jg bleek en vervolgde, eerst een boos gezien. Verbeeld je, al haar mooie beetje snibbig plannen in duigen I En dat was nog het et woud, bedekt met gras en heidekruid; en, met klimop begroeide rots ontsprong, de kunst van kort en bondig te zijn. Ik thans te doen Mij in rijn overspanning zich onledig met een fraai borduurwerk, inks strekten zich de onmetelijke weide- stel hem u voor, juffrouw, als een der van elden uit. Eeuwenoude eiken en sj 'ormden nut hun wijd uitloopeni iet denkbaar Juffrouw Bernard stond op, bij de na- ering der gasten en ging hen eenige w .chreden teg moet om hen te verwelko- waarschijnlijk over de reden van L. nen, de beide meisjes hadden een om- zoek des heeren de la Rocheferny revallen boom tot zitplaats I J Rossmonde wendde het hoofd met om monde terwijl zij hem aan Guillaume over- nog vrij is. zij scheen geheel verdiept in het samen- reikte. „U moogt hem voorlezen mijn- vlechten van eenige biezen. Marguerite heer.” keek de reizigers met nieuwsgierige ver- De beide reizigers stonden verbaasd wondering aan. Juffrouw Bernard maakte over zooveel kloekheid en eenvoud, een buiging voo? dzn zaakgelastigde van„Eigenlijk hebt u groot gelijk, juf- den heer Falamon en stelde haar gezellin- trouw,” meende Guillaume „deze brief nen-voor 11 „Dit is mijn nichtje, mijnheer, deze, maal beter uitleggen, dan wij.' mijn dochter/* i-- Zich daarop tot Leopold wendende, brief vervolgde zij„U kent Marguerite reeds, heer burggraaf, dus heb ik de nichtje voor te stellen.” De burggraaf boog. Hij was bleek en zenuwachtig, doch hield zich goed. Rose- de hand uitstrekte om jing gemaakt, zonder echter haar plaats vluchtig' doorloopen. Ga niet voort, te verlaten. Guillaume bracht Marguerite mijnheer I” groeten over van mevrouw Falamon «„Juffrouw,” hernam Guillaume, uluu haar dochter, waarop hij Rosemonde zullen het vleiende op tekening stellen bet naderde, zeggende, terwijl hij slechts van een vriendschap, welke gaarne uw midi met moeite zijn ontroering meester bleef: verdiensten overdrijft, 1 u ongetwij- u gerust zijn. Ik zal dus verder lezen.” ;d,juffrouw, „Gij zoudt mij namelijk een groot ge noegen doen mijn neef en vriend, Leopold de la Rocheferny, die eenige oogenblik- ken op Groenenhof vertoeven zal, vrien delijk te ontvangen. Hij gaat gebukt onder veel leed en heeft mij de ware oorzaak T er is ver raad in het spel, wat hpt schijnbaar af- u-j._. gedrag van den t lij is het slachtoffer van een afschuwelijke bedriegerij i delden Leopold en Guillaume naar den Bernard verwijaerae zien met een bui- zulk een wijze mij, die een atschuw heb ge gelijkenis, men zou haast zeggen, fa- ■oom van het woud men zou het de- ging. van alles dat strijdt tegen God en de eer milietrekken bestonden tusschen de vijf- euner gebruiken bij de bron, een schilder- „We zijn u ten hoogste dankbaar, eener vrouw Nooit kan ik zoo iets ver- en zeventig-jarige mevrouw Donders en chtig plekje. Bernard liep hen tegemoet juffrouw,” begon de vriend van den ban- geven I Is degeen, wiens zaak u hier be- de ruim twintig-jarige Kaatje, of hoe ze i-jj- -■- _;_«er van een laagheid ge- anders heeten mocht. Wij willen geen misbruik van uw goed- weest, dan heeft God hem willen straf- De oude mevrouw was te ruste gegaan. .De burggraaf en ik verstaan fen en mij beschermen. Wat staat hem Kaatje zat nog in de huiskamer en hield geest te vervolgen Mij te veront- Bij haar zaf nu de oude Dorothea, de ge- meest rechtschapen lieden, en als een rusten in mijn afzondering?.... mij trouwe dienstmaagd van mevrouw Don tak- naaste bloedverwant en vriend van me- noodzaken bekentenissen aan te hooren, Iers, die haar nu reeds meer dan veertig a. -- i-gemachtigd heb laren gediend had en daardoor rechten Wanneer deze man had verkregen, die zich geen der andere moet hij boete dienstboden durfde aanmatigen. Onder u doen hij moet vermijden mij te zien, die voorrechten behoorde ook de vrijheid 2z‘ zZz -geen bezoek was, een een om- zoek des heeren de la Rocheferny beantwoord, of ik er in toestem door hem paar uurtjes in de huiskamer te komen gekozen. -^„Hier is haar brief.” antwoordde Rose- bemind te worden kortom, of mijn hart doorbrengen, eene vrijheid, die door de goede Dorothea op hoogen prijs werd ge- (Wordt voortgezet.) steld en waarvoor zij zeer dankbaar was en dit toonde door steeds een buitenge- wone spraakzaamheid te ontwikkelen. niT VDrre vniw IVODééir ”Ja’ tuffrouw Kaatje, als ik u zoo noe- Ull VnijLo VUUn InBnAAR. men mag,” zeide zij nu, ,,’t is maar wat ---„Het u wat te zeggen, Kaatje,” zucht- jammer, dat mijnheer Willem nu zoo bui- kan, hetgeen ons op het hart ligt, duizend- te de oude mevrouw Donders en zette tenshuis woont. 'Met al die inbraken en maal beter uitleggen, dan wij. zich weder in haar fauteuil neder aan het die moordenarij tegenwoordig, zou het Guillaume las daarop den volgenden linker hoekvenster, waar zij gewoonlijk etn heele gerustheid voor mevrouw zijn, _.ff voor. plaats nam, wanneer zij haar namiddag- als wij een flinken manskerel, zooals „Lieve Rosemonde. Ik heb een ver- slaaoie achter den rus had en nog eenige mijnheer Willem is, over den vloer had- :m kwam kranig op voor wilde niet dulden, dat zijn de'om tusschen beiden te komen.” geloof te hechten, aan hetgeen ikop mijn zij niet op de vraag van haar meesteres sprak. Toen hij echter zag, dat zijn groot- Nu begaf Guillaume zich, gevolgd door eerewoord verklaar, beantwoordt men „Ken je mijn kleinzoon dan, dat je zóó moeder hoe langer hoe driftiger werd en dsn burggraaf naar eenige,met moe be- mijne goede trouw met minachting, voor hem opkomt op vrij onverschil- hem eindelijk zoo wat het huis uitjoeg groeide eiken, aan welker voet eenige zooals tot nogtoe gebeurd is, wanneer ik ligen toon kunnen antwoorden „Van zeide hij beslist fotablokken boven den grond uitstaken, mij schriftelijk wilde rechtvaardigen, o, waar zou ik hem kennen? Maar men „Hoor eens grootmoeder, met Marie „De zitplaatsen rijn reeds gevonden,” dan blijft mij mets anders over, dan het hoort wel eens het een of ander. Zou ik van Straaten trouwen, doe ik nooit en zeide hij. leven vaarwel tg zeggen....” het licht niet opsteken en de gordijnen van Cato du Pré afzien, evenmin tenzij Bernard geleidde Rosemonde naar hen „Mijnheer," viel Guillaume hem in neer laten. Het wordt al zoo donker." zij mij vrijwillig mijn woord teruggeeft toe. de rede, „zelfmoord was nimmer iets „Dat is goed, kind,” zeide de oude da- Ik heb u echter alles te danken wat ik „Juffrouw," sprak hij op kalmen toon, anders dan een bewijs van zwakheid, me, die blijkbaar niet verder wilde vra- heb en wat ik ben en dat zal ik nooit ver- heer Guillaume verzoekt mij beleefd, onwaardig voor een rechtschapen, eerlijk gen en misschien ook al spijt gevoelde geten. En daarom zal ik, zoolang u leeft hem eenige oogenblikken gehoor te gun- man, die niets te vreezen heeft. Ik ben er over de wel wat snibbige wijze, waarop niet zonder uw toestemming met Cato in nen. Ik hoop dat je den heer de la Roche- van overtuigd, dat men u, vanaf dit oogen- zij zich over haar kleinzoon had uitga- het huwelijk treden en haar omgang Zoo- ferny zult toestaan, eveneens aan het blik op uw woord gelooft en berouw ge- laten. veel mogelijk vermijden, al zou ik ook onderhoud deel te nemen. Het betreft voelt over de betoonde minachting. Stemt Het licht werd ontstoken en de beide door mijn werken mij een onafhankelijk eenige verklaringen, welke deze heeren u u in met hetgeen ik daar reide, juffrouw dames, de oude zoowel als de jonge, bestaan hebben verworven. Hier blijven gaarne wenschen te geven en voor u van „Ja mijnheer,” antwoordde Roscmon- want dat deze ook een dame was, al ver- doe ik echter ook niet langer en ik zal hi* Ik zeg u nadrukkelijk de, de oogen ten hemel slaande. „Doch ik vulde zij hier een ondergeschikte rol, niet terugkeeren, voordat u mij roept en Guillaume een vriend weiger geloof te slaan aan de zuiverheid bleek uit haar wel eenvoudige, maar toch mij dan met mijn meiaje onder één dak der gevoelens, welke hem er toe brach- zeer elegante kleeding, uit haar gelaat, uit brengt." diplomatische woorden ten mij een ontvoering voor te slaan, dat haar wijze van doen, uit al haar bewegin- Met die woorden ging hij de deur uit er zijn nicht op een der wil zeggen een daad, welke afkeuring gen zetten zich bij de tafel, niet ver van en na dien dag is hij met meer versche- ri verdient en tegen elk begrip van zedelijk- de- ***•**-»u— «i --- L-ine naast haar zitten de burggraaf ging heid strijdt. Hoe I mijnheer Guillaume, wer sou bet niet ontgaan zijn, dat niet- op aenigea afstand staan. welk recht beleeaigt men mij op tegenstaande het verschil ia jaren er aeni- olgen? Mij te ve afzondering waartoe ik hem niet Neen, er is wat beters. „En weet je waarom mevrouw’s klein te, zonder van haar werk oj „Wel zeker, juffrouw 1 gelu---- Amsterdam nimmer heb gespro ken noch ontmoet en ook geen enkele ten, ofschoon ik wist, dat zij onder uw De brief van den notaris doet hun we- leven, schuldenaar zegt te zijn en zijne schuld „Dan moet de burggraaf zijn ver- itstgenoemde sprak zeer makelaar, ondj moedig in betrekking zijn ge- iwe achterbleef, te helpen verlichten. WW. srwaa «.waavw. uaiuv a,aj*a «.as VIUW. - Wdlll JVHUidUU UVZk. «UUIU *14, 1UC.I Ml, ZJC bij een braaf en moedig meisje. Nu ik zal en toch ongeduldig, snelden den lotehng openlijk maar door een leelijke list. Hij zend franken.’ lag zij met gesloten oogen. Haar n haar kort geknipte haren warer met kruit bemorst. De kleine soldaat boog zich over de ge kwetste en stiet een ruwen kreet uit. Toen ’„Jan! Jan!” „Katrijntje 1" Jan Lureau liet zich op de knieën zin ken, nam de handen der gewonde tusschen Zij daarentegen vond haar glimlach te- K- „Waarom schreit gij Ik zal genezen. Maar een kogel in het Maar gij, gij waart toch vrij..” „Ik ben vrijwillig onder dienst gegaan.* „En waarom „Denk ie, dat ik daar kon blijven, zon- Ik zou gek geworden zijnIk vrouwen, dat hij het arme kind beschut- begon mijn vader te verfoeien. Toen ik speet mij voor moeder j zag wel, dat ik te veel leed. En geld gekregen hebben, ben ik niet „O,_ ja,” zeide Katrijntje, „de vierdui- „Hoe weet „Ja, die hel Katrijntje, zijn kleine blonde nicht, de goederen met geen leening zouden be- vluchtte, had ik maar ééne z-k.wa er-s w aval 11 Ir I .4 flinken manskerel over den vloer hebben. Hier, breng dezen brief eens aan den ad vocaat Willem van Erkel." „Aan uw kleinzoon, mevrouw „Aan mijn kleinzoon ja I" Jacob zette een heel verwonderd ge- je meisje voortdurend onder één dak wo- zi< het^heuglijk nieuws aan Dorothea mede behoeft die scheiding echter niet te du- mejuffrouw Kaatje deel- jelui beiden en voor je grootmoeder, als 2l Daar waren drie gelukkigen en Doro- 1 was Cz :'.zz-z. zzzz 1- en het groote nieuws vernam. v. „De eerste inbreker, die nu in Amster- Hij zweeg een oogenblik en begon dan de zijnen en begon te weenen. it is haar meer waard dam gesnapt wordt, moet mijnheer Wil- weer te pruttelen. Hij sloeg gewéldig met 12.’ i,.„ a. v.„ i._ -i. geide de vuist op zijn knieën. Zijn vrouw durf- rug. ten’s. Maar van den anderen kant geloof de oude getrouwe, „en ik wed, dat hij hem de niets meer vragen en bleef verschrikt ik ook, dat zij er inwendig spijt van heeft, vrijpleit of ten minste een lichte straf voor voor hem staan. Katrijntje trad binnen Het is zoo erg niet. ij de oogen en nep jan 1" Jan Lureau liet zich op de knieën zin- dig veel houdt, de deur uit gedwongen alles aan de „vrees voor inbraak” te dan- Toen richtte de woede van Lureau zich heeft. Ook weet ik, dat zij in stilte heeft ken." op haar. Hij greep het meisje bij den arm „Mijnheer Bernard heeft i feld reeds een brief overhandigd, jt dien ik voor u medegebracht heb. Een kostschoolvriendin van u, mevrouw de Ronoy, heeft hem geschreven." „Ik heb hem ontvangen, dank u mijn heer,” antwoordde Rosemonde. Due zachte, welluidende stem drong medegedeeld. Lieve vriendin, tot in het diepst van Leopolds gemoed raad in het spel, wat hpt sch door. keurenswaardige gedrag van den Bernard kwam zeggen, dat de tafel ge- graaf betreft. dekt was en wees daarbij op een sneeuw- icu «avuuweujac oeuricgcnj wit laken^ hetwelk men op het gras uit- daarvan de bewijzen. Hoor de .j -j j. rond ringen aan, welke hij u iters- mand heeft het hart mi jen- plaats dan hij laat ik u zeggen, dat nie- loor- mand voor u gevoelens koestert...." “j- „Genoeg, mijnheer,” viel RessaL den lezer in de rede „het overige is eer. Guillaume was bijna voortdurend aan zaak van vertrouwen tusschen mevrouw kleurde, t* mrtrtFrf ururhii hti «ch am m» jw Guillaume gaf den brief terug.’Leopold een weinig bleek en vervolgde, eerst een boos gezien. Verbeeld je, al haar mooie i l—plannen in duigen I En dat was nog het •Mijn gewezen kleinzoon, nu ja, dat ergste niet.maar die naam^Du Pré scheen - *2 22 van den milie van oplichters, zei ze, van zwende- jerlings, die laars. Nooit zou ze gedoogen, dat haar te zijn.” kleinzoon met iemand uit die familie is er vol trouwde, en als hij het deed, zou zij hem zegt algemeen, dat zijn car- onterven en zoo al meer." A-. um-„Hejt_ is_toch ee_n brave familie, de fa- r ---- -- - -, ~n, en Cato du Pré Ie vermetelheid haar te schnjven kan.” kan toch niet helpen, dat haar grootva- ,,’t Is van den eenen kant niet ongeluk- der failliet ging, bij welk failliet mijnheer j voor hem, want fortuin heeft hij niet Donders ook eenige duizenden guldens en is hij ook niet te wachten, tenzij hij verloor.^ Had haar vader lang genoeg ge- 12 i mevrouw Donders haar waarvoor geld terug hebben gekregen. Zijn wedu- genoeg nij nu uvi»ui wviucn i Azurumca» ik KOTT1 TOCH OOK „Trotsch, mevrouw? Ik heb nog van van Leiden en ken Cato du_Pré van zeer nicuiauü gehuurd, dal wüiein iruisch uauu- Ova uiijr was, maar dat hij te fier was om zich een wellens gezien.' rijke vrouw te laten opdringen tegen zijn Men hoort tegenwoordig van niet anders vrouw van uw kleinzoon te worden Kon dan van inbraak en moord en ik wil een'hij een betere vrouw vinden?” „Je bent een goed advocaat, Willem,” zeide de oude vrouw, glimlachend. „Ik heb je weer terug en ik laat je niet meer gaan. Maar Cato moet morgen naar haar moeder in Leiden terug. Je mag niet met zicht en spoedde zich naar de keuken om nen, voor je man en vrouw bent. Lang woord uitend. F*j1- --J- ^..2—52 21. -CL-22L.- zzzz Zz 2" te deelen, die even schielijk naar boven ren en dan is dit huis groot genoeg voor strompelde om mejuffrouw Kaatje deel- jelui beiden en voor j. genoote te maken van het besluit barer je bij haar wilt wonen meesteres. E. „Wat recht en billijkheid niet hebben thea vermocht,” zei ze, „dat doet nu de vrees c- 1 voor inbraak. Zij begint vrees te krijgen „De eerste inbreker, die nu in Amster- voor haar hachje en dat is haar meer waardr. dan de vriendschap van de Van Straa- lem maar als advoc^gt hebben,' ken en haar nauwelijks antwoord gaf, zonder te weten dat zij bij de grootmoe- --u— a— u— ..-ij "2";— gaan slapen. king trad. Maar toen Kaatje in haar slaapkamer Ei bemerkte zij, dat Kaatje lijker was het haar te doen gelooven, dat der en een weinig ongerust op Katrijntje, ,^eg, Florimond, wat zet ge een treu- u-- en ach omkeerde. ng geachtWaarom kijk je zoobedruta j „Och, Bertrand, ie weet wel, zoo heel teerhartig ben ik met, maar straks werd jggedragen een voetganger.” „Nu dat zul je toch wel meer gezier hebben. Daar wordt je toch niet wee van L-i bneiei „Lena Michaud.” wasI „Ah maar.„Nu ja, maar nu„was het een voetgatig- „Je> moet niet zeggen „maar” Ik ster 1 Een jongmeisje, die, God weet waar om, onder ae soldaten gegaan was, als vrijwilliger." Een jonge soldaat luisterde met belang- nog wel stelling naar de woorden der twee oud» -snorrebaarden. Een weinig schuchter ,Geen praatjes," zeide Lureau en zijn ondervroeg hij de beide ruiters en kwam dat zij haar kleinzoon, van wien zij inwen- hem verkrijgt, want eigenlijk hebt u toch om klein hout op het Vuur te werpen, been.... Maar Hij greep het meisje bij den en schudde haar heen en weer. Én uit zijn onderbroken woorden begrepen de twee der jou Ik zou gek geworden zijn digde het ongeluk over het huisgezin te zag, dat gij niet terugkwaamt, ben ik ver- hebben gebracht. trokken. Het speet mij voor moeder Zij had door haar lasterpraatjes vader maar zij ----- J Michaud er toe gebracht zijn gegeven nu zij L De twee vrouwen, die voor de deur van woord in te trekken. meer om hen bezorgd.*’ t om te weten Want Michaud trok zijn woord in, niet i* 4* vier duizend franken :ngen 4.000 onder de zekerheid, dat maakte mij zoo gelukkig. zwaard worden. 1. Maar als Jan Lina Michaud met kon hooren, dat ik u ongeluk had aangebracht, i,.;;-ii.„ „..„u. want zij was van een andere beminnen moest” Ik liep den j„ a., geheelen nacht. Morgens kwam ik- heel vermoeid in een stad aan. Ik hoor- laten informeeren naar die juffrouw Cato du Pré, die van moeders kant nog fami lie van haar is en die informaties moeten wat goed zijn uitgevallen. Die juffrouw PLAATSVERVANGING. Cato moet tegenwoordig in Amsterdam wonen en moedig in betrekking zijn ge- „Hoera F’ schreeuwde de jonge man, gaan om het lot harer moeder, die als we- „hoera 1” du we achterbleef, te helpen verlichten. T Zij moet wat een echte dame zijn en daar- het huis stonden, vol angst bij een braaf en moedig meisje. Nu ik zal en toch ongeduldig, snelden wat blij zijn, als Willem weer hier in huis i „V «u CCUS <ICU JU2UVUW IV^ALJC, Wd een flinke en goede jongen die Willèm is.” -- rothea, als zij eens op haar stokpaardje reed en nu was dat maar goed ook, want daardoor bemerkte zij met, dat Kaatje „Neen, ik vertrek n beurtelings rood en bleek werd, toen zij de hij er ernstig bi^: de tijding 1 een brief aan *t- vorderde, dat Jan vier dui Lureau omhelsde zijn moeder half mecje ten huwelijk zou brei n blijdschap. Toen kwam de beurt franken en terug te komen? Het was avond of liever, het begon avond te worden, tusschen licht en don ker. Mevrouw Donders dutte nog in haar kje. Zij bezoek gaan brengen aan een arm i op de Elandsgracht, dat on dersteuning bitter noodig had. gebe flink jonkman met donker- tot door. Ecawuu awaui acggeu, uai uc laiei ge dekt was en wees daarbij op een sneeuw- gespreid had. Allen namen op den plaats volgen* aanwijzing der pac__ vrouw. Rosemonde kwam schuins tegi over den burggraaf te zitten, daardt kon zij gemakkelijk zijn blikken ontwij- „Genoeg, mijnheer,” viel Rosemonde ken. j den lezer in de rede „het overige is een het woord, waarbij hij zich uitsluitend 'de Ronoy en mij.” hem dan verstrooide antwoorden gaven, voelde zijn hoop herleven. Van tijd tot tijd wisselden Marguerite en „Dan moet de burggraaf zijn ver- „r»uln gcwcccu «cuuuuu, uw w— ~.uccU Rosemonde op gedempten toon eenige klaringen nader uiteenzetten,” zeide de Willem van Erkel zoo’n prachtig succes haar half dol te maken. Dat was een fa- 'i— »-«atstgenoemde sprak zeer makelaar. l.„J ---- onae zich niet beschroomd; „Ze zijn eenvoudig genoeg," antwoord- van ingetogen voorkomen zou de Leopold, zich tot zijn reisgezel wenden- nu i hebben, dat Guillaume’s de, terwijl hij eenige schreden nader kwam. j- behoefde een bekoorlijk, jong het land bereisde. slechts eenmaal te zien, om voor haar een rière nu gemaakt is en dat hij spoedig „Het is toch een bra ontbeet met smaak de eeuwige genegenheid op te vatten. Ik meer cliënten zal hebben, dan hij helpen milie Du Pré, in Leidei dronk des te meer van den ouden Sau- zijn ontving mijn eersten brief, doch al heid te voorschijn gehaald had. In zijn re hand dan de hare beantwoordde mijn ner aangebedene gezien ook wist ik niet, ééns had kunnen doen, - j LZ koppig was, en wat hij nu zeker niet we kon dat niet doen.” ----»-■ meer zal willen, nu hij zelf geld genoeg 2 verloren, de eerlij kste bedoelingen, een ontvóe- zal gaan verdienen. Maar wat zal nij nu kennen en nog al goed ook.” pachter Rosemonde een oogenblik ter- weigering, later stemde zij toe. Ik be- Hst jonge' meisje werd beurtelings bleek vertrokken en, te Genève aangekomen, en rood. Eindelijk kreeg zij de spraak moest ik gewaar worden, dat ik bedrogen terug en zeide was. Ik was gevlucht met een j< „Het ia goed alleen spijt het mij, dat die niemand anders was dan u er niet bij bent.” van haar, die ik meende te ontvoeren en w^^ ja i^—.—11—»» t— - in den blijven één woord van je is mij voldoen- welke ik de om tusschen beiden te komen.” c*1 Nu begaf Guillaume zich, gevolgd door eerewoord verklaar, groeide eiken, aan welker voet eenige zooals tot nogtoe gebeurd is, wanneer ik ligen toon kunnen antwoorden „Van zeide hij beslist .•otsblokken boven den grond uitstaken, mij schriftelijk wilde rechtvaardigen, o, waar zou ik hem kennen? Maar men „Hoor eens g.1TUlrle „De zitplaatsen Zijn reeds gevonden,” dan blijft mij mets anders over, dan het hoort wel eens het een of ander. Zou ik van Straaten trouwen, doe ik nooit en ~.V~~ VVVUlSUUf VWUAél tv vr^wiui< woord teruggetft. „Juffrouw,” sprak hij op kalmen toon, anders dan een bewijs van zwakheid, me, die blijkbaar niet verder wilde vra- heb en wat ik ben en dat zal ik nooit la »aa - L. k—1 l.’It» I- l _l a - w— - -v---- - - --J- - t béll Cf -Q—o.jwvj - wva.w. w Ik hoop dit jt den heer de la Roche- van overtuigd, dat men u, vanaf dit oogen- zij zich over haar kleinzoon had uitgt- het huwelijk treden en haar mope mijn tegemoet. Jan 1 „U zal eens zien juffrouw Kaatje, wat gek van Zij draafde maar door, die goedé Do- die schreide van geluk. „Gij vertrekt dus niet,” snikte de moe der. ,Neen, ik vertrek niet F’ En dan voeg- 22 2 „Ik ben blij om hoorde, dat mevrouw Donders uwentwille en ter wille^van vader, die oud Ult medelijden had’ aan 1ïiï tzzz. Jj. brengen. Zou zij hem gevraagd hebben gebroken hebben, indien ik u had moe- maakte door haar zijn te mogen strijden voor zijn vader land 1” „Zwijg toch,” zeide Katrijntje en werd „de kétze een bezoek gaan brengen aan een arm om veldslagen te winnen.*’ huisgezin op de Elandsgracht, dat on- „Ja,” hernam Jan, „het leger zal van dersteuning bitter noodig had. de eene overwinning naar de andere gaan, lak Daar werd gebeld en een oogenblik la- en het is toch schoon, de roem.’ ter trad een flink jonkman met donker- Maar toen het gezicht der moeder een haastig het vertrek binnen en zonder aar- haar weder en sprak vroolijk zelen op de oude vrouw toetredend, zei- --- de hij met groote hartelijkheid in stem „Grootmoeder, hier ben ik, ik kon niet ken hem mee. vroeger. Wat wilt u dat ik voor u doen p-r M1 het huis uit. Hij had zijn zoon niet te „Och Willem, mijn jongen, ben je moet durven gaan, uit vrees eene sl< Ha.r zeide de oude vrouw, ,4k ben blij tijding te hooren. Toen hij het blijde d.. ”’2 z';z - nachts zoo alleen en het is zoo’n angstige de ook niet, maar zeide kalm Kom, dat tijd en je grootmoeder wordt al zoo oud. is goed, ik b* *--* Tir ben wel wat al te haastig geweest. Wil- hui* binnen. gij dat? Hebt gij....” eb ik hun gezonden. Dat Toen ik weg- gedachte ver weg te gaan om nooit meer het venvijt te krijgen, dan zou Katrijn in allen gevalle ïk wilde u nooit meer terugziën, Au gij. ook Jan niet krijgen -- L - r. alles de schuld. Zij, de bedelares die men -- -- - -- -- opgenomen, ZIJ Waag— liet! vcrmoeiu in een siau aan ik noor— «n verla^M^, het moet schoon En blind van woede, rie^ureau uit8^Me*" bet“lTdrie“8vter, «ff/Sijfdui- hoeki*.*„Z.*i 7?" Wet n00d‘g We« Toen kwam er een denkbeeld bij mij op. Ik dacht aan het meisje uit mijn dorp, Lureau draaide verlegen een met rood dat ook in dienst was gegaan inplaats van Ir .ruk A. -J-. hwr broedef k. ven en dan kon ik aan uw vader vergoe- ’^LwLamLdêrLii i„ hui. l»’ t Y°“w k,wa.t?1 “aderb‘h chstid gelukkig te worden, omdat men grepen hem elk bij één arm en trok- Zij^reep den brief. Misschien was hij £jjr teLm^Jem 8*,Uk Z°Ude De oude Lureau kwam nu op zijn beurt *et -p meisje^ ontsnappend aan haar tante, die deren mid* „Och Willem, mijn jongen, ben je moet durven gaan, uit vrees eene slechte haar wilde tegenhouden, het huis van wat ik verder Ld Z~ ..22- -- zz-z „ih te hooren. Toen hij het blijde Lureau had verjaren, ureeeeiaarui d<v>r y«™*r noodig had. Jk offerde mijn dat je gekomen bent. Wij zijn hier des nieuws vernam, lachte hij niet, en ween- ha.r 2 zcc’r. 2: "h -:tt, Y--~, dzt Zij is vertrokken midden in den nacht, (tmoeder wordt al zoo oud. is goed, ik ben blij, en allen traden het recht voor zich uitloopende, zonder iets WüV?” w" e‘n stoere kerel, vader Lureau, m Ac/'ifat* w^ësclijke tooneel, tóen Jan g^Sdrmlijk Willem liet de oude vrouw met uit- vlijtig bij het werk, geldzuchtig, even thuis kwam. ,Z.h ,an’ de spreken. Hij had ineens alles begrepen, hard voor zich zclven als voor anderen. Nu durfde hij bekennen, dat hij haar O Katrii»e« i.«« Hij knielde bij den stoel van grootmoe- Men vreesde hem, maar hield met van lief had en dat hij met geen ander zou trou- iJTwiï hu der neer, kuste haar zacht op beide wan- hem. Zijn vrouw, Mane, was bang voor wen, dan met haar. En hij is vertrokken “.ZJTTf.’il»» a toen zeide hij hem. Slechts ééns had zij hem het hoofd om haar te zoeken en haar terug te bren- lot’ -». zal weer bij u komen, grootmoe, geboden, toen het er om ging de kleine gen. Twee dagen later is hij teruggeko- zamen Brengt, nt kantoor kan op het Singel blijven, Katharina, hunne nicht, die hare, ouders men, alleen. Hij had geen spoor vanhaar vrw^zune^riif/lk’t.i’^1»^ wroeging ge- Toen had Lureau tot Bernard of Catherine wendde, die 1 Van tijd tot tijd wisselden Marguerite en r woorden. Laai weinig, doch toonde zich niet beschroomd; aan haar kalm i men gemeend w reisgezel voor haar een gewone vreemde- „Ik behoefde een bekoorlijk, j< ling was, die het land bereisde. GtEllaume t_ burggraaf daarentegen at weinig doch had -2 terne, welke Bernard voor deze gelegen- de overige werden onderschept; eenande- kig heid te voorschijn gehaald had. In zijn re hand dan de hare beantwoordde mijn en geval zou een goed glas wijn hem steun schrijven ik had nimmer het schrift mij- met een rijke vrouw trouwt, wat hij reeds leefd, dan zou -m. ner aangebedene gezien ook wist ik niet, ééns had kunnen doen, maar loer muntte niet uit' door dat zij nog een zuster had ik beging de hij te koppig i alleen Guillaume had zijn on vergeeflijke dwaasheid haar, hoewel njet meer '-f niet verloren, de eerlijkste bedoelingen, een est.:: sw opgestaan waren, jjamjle ring vow te slaan eerat ontving jk een ongenaakbaar trotsch worden „Wel ja, Dorothea/—ik kom toch ook late. toe. Ik bc- „Trotsch, mevrouw? Ik heb nog van van Leiden en ken Cato du Pré van zeer tijde en sprak haar eenige woorden toe. gaf mij naar de afgesproken plaats wij niemand gehoord, dat Willem trotsch nabij. Ook mijnheer Van Erkel heb ik Het jonge meisje werd beurtelings bleek vertrokken en, te Genève aangekomen, was, maar dat hij te fier was om zich een wel eens gezien.” rijke vrouw te laten opdringen tegen zijn „Hè, dat is toevallig. Dat zal ik eens longe dame, wil en van welke hij niet hield, daarin aan mevrouw vertellen.” i de zuster kan niemand hem ongelijk geven.” „Och, doe dat maar liever niet. Vertel --- --- Warm hadden deze woorden geklon- me maar eens. hoe die twist verder af kunt het volste vertrouwen stellen wie ik mijn leven gewijd had, daar ik haar, ken en verwonderd keek de oude me- liep.” heer Guillaume. Hij is de vriend hand, naam, alles wilde bieden tot mijn vrouw op. Het was goed, dat het al vrij „Wel, Willem kwam kranig van je voogd. Bovendien zal ik in de buurt laatsten snik. Dit is de gansche verklaring donker en Kaatje wat naar het achterein- zijn meisje en t?22» _L. blijven één woord van je is mij voldoen- welke ik af te leggen heb. Weigert men de der zaal teruggegaan was, anders had grootmoeder van haar familie geloof te hechten, aan hetgeen ik op mijn zij niet op de vraag van haar meesteres sprak. Toen hij echter zag, dat zijl - beantwoordt men „Ken je mijn kleinzoon dan, dat je zóó moeder hoe langer hoe driftiger i w met minachting, voor hem opkomt?" op vrij onverschil- hem eindelijk zoo wat het hui* „Hè, Kaatje, je schijnt die familie te met starre blikken in het vuur zat te kij- de jonge dame in haar huis gekomen was, die bloosde ken en haar nauwelijks antwoord gaf, zonder te weten dat zij bij de grootmoe- toen zij opmerkte, dat het tijd was om te der van haar beminden Willem in betrek- harder. z trad. - eindelijk echter zeide Willem met dien vrouw voor u zoeken,” hernam hij, „dan wej haalde er een brief uit, die wei dikwijls die ronde openhartigheid in de stem, 'rouwen, is al gevonden.' scheen gelezen en herlezen te zijn. waaraan niemand weerstand kon bieden: „Daarom dus, mijn beste Willem," zei- „Grootmoeder, ik verldaar op mijn de zij zacht, „daarom dus maakte jij een eerewoord, dat ik van den dag af, dat ik einde aan je bezoeken en vroeg je mij of uw huis moest verlaten, Cato slechts één- „ju muc. u>«> ik de kracht en den moed zou hebben lang maal geschreven heb om haar mede te heb er mijn tin op gezet en, gij moét zor- op je te wachten en je niet terug te zien, deelen, dat ik voorloopig af moest zien gen, dat het u ook aanstaat. Lena is een tenzij het toeval ons samen bracht. Vrees van het geluk haar te bezoeken, dat ik eenige dochter, die aardig wat mee krijgt niet, beste Willem, Cato zal je trouw blij- haar in Amsterdam nimmer heb gespro- en Michaud heeft niet „neen” gezegd.” zoo lang." ken noch ontmoet en ook geen enkele „Vader," smeekte Jan, „gij zult nog v weg en ging rustig poging heb gedaan om haar te ontmoe- eens nadenken.” -LA-,r_ 2_. j: „cr—.12.1 dak woonde. Onwillekeurig hebt u nu zware vuist viel op de tafel. „Meen je niet te weten, dat de gekwetste een jonge zelf de voorwaarden vervuld, waarop ik dat ik allang gezien heb, wat hier omgaat vrouw was, die had gevochten in de Hee ders eenige dagen later tot haar koet- hier zou terugkeeren u hebt mij zelf Je moeder merkt niets, of is er mis- ding van een voetganger. sier, „ik houd het zoo niet langer uit. Ik teruggeroepen en mij met mijn meisje on- schien mede ingenomen, maar ik ben de „Als je4iaar zien wilt,” besloot Flori- heb den geheelen nacht niet geslapen van der één dak gebracht. Drijf mij nu niet baas hier en wie mij in den weg staat, zal mond, „ga dan naar de school die als hos angst en bij het minste geritsel ben ik weer van u weg. Gij hebt haar nu leeren ik verwijderen." pitaal is ingéricht. Ik ben er niets nituws- wakker en sta ik duizend angsten uit. kennen, zeg mij, verdient zij niet, de Zijn vrouw durfde niets zeggen. Zij gierig naar.” Men hoort tegenwoordig van niet anders vrouw van uw kleinzoon te worden Kon was al zoo lang gewend te gehoorzamen. De kleine soldaat luisterde niet meer. Lureau stond op. Hij was weer halm. Ja, hij wilde die gewonde zien. Een tw „Ik ga op staanden voet naar Michaud." vige nieuwsgierigheid kwam over hem, „Wat scheelt er aan, man?" vroeg Marie. ken angst. Het was op den avond van denzelfden dag. Lureau kwam juist binnen en liet Daar lag Ljw2 zich op een stoel nedervallen, een leelijk gelaat en haar kort geknipte haren warer „Wat scheelt u toch?" herhaalde de vrouw. t „Wat mij scheelt Waar is de jon- opende zij de oogen en riep gen „Uit, met zijn vrienden. Hij zal wel de vierde, toen zij binnenkwam laat thuiskomen.” „Zoo Hij zweeg een oogenblik en begon dan pruttelen. Hij sloeg gewéldig met :n en bleef verschrikt plaats nam, wanneer zij haar namiddag- als wij een flinken manskerel, zooals iccua, „urvt rvusernonue. ic neo een ver- slaapje achter den rug had en nog eenige mijnheer Willem is, over den vloer had- eer u mijn zoek aan u, die het schoonste karakter oogenblikken naar buiten wilde‘turen om den. Jacob, de koetsier, is al heel oud, al *k kente rien, wie er van de Leidsche straat de is hij voor zijn jaren nog al flink.” - - - „j een „En weet je waarom mevrouw’» klein den brief terug te prachtig ouderwetsch huis bewoonde, dat zoon niet meer hier woont vroeg Kaat- Ga

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 8