Sg? MAAR NS TERUGKOMEN. „Wees nijdig voor mijn part. Ah ik In de X-straat dan stond op een war* met tot straf eens kopje onderduwt. Druipend Telkens loopt zij naar het venster, maar rouw en smart Blazend, zijn gegalonneerde pet achter* tigheid welke opeens de kogel door de verwarmende zonnestralen hebben spoe- duin, zwermen meeuwen vliegen schreeu- hij toch komen. i dag. Helder wordt de blauwe ’t kan er aardig spoken. Nu, adjuus, om behouden terugkomst weef. Veel te lang- binnengeloopen zijn dat warme Zacht vallen haar oogen toe, haar kighéid aan alle schelknoppen alarm hebben dagen zoo lang geduurd. Ze heeft Even flink als het uittoog, ziet zij het voorbij te doen gaan toch is zij voor Verte ziet zij nu ook haar Wim staan, de be- gezelden, voor 't laatst, wie weet voor ’t *s Meisjes boosheid stuitte echter af van den naam zou geen bezwaar bestaan, „Wat, waar, waai is hij V' schreeuwt want inderdaad was die nieuwe huizen- Grootje huilt nietmet groote, strakke Barend heeft al een. poosje staan wach- een „Wie is daar?" Hij keek langs den gevel en zag heel geeft u te meer aanspraak op de genegen heid van uw echtgenoot.” Zou ik hem nog weerzien en zacht prevelt zij af en toe voor zich heen „God geve het” poedel. Met een flinken zwaai tilt Barend hem op zijn schouders. Nu krijgt hij grootjes figuur, dat zich donker afteekent tegen het helle duin, in 't zicht, én over moedig zwaait hij met de wallen muts. Eindelijk is het scheepje bemand en alles klaar, weldra is men de branding uit en wordt de vaart sneller. Nog steeds haar lieveling, wappert grootje met den zakdoek, haar en dus een beetje van haar medewerking afhangt. Met een nijdig rukje schoot het hoofd der dienstjuffrouw naar binnen om eeni- gen tijd later aan de voordeur te verschij* ’t Gebeurde in een der nieuwe straten, nen_met de beleefde vraag verward ge- welke het eerste, eenige en laatste monu ment vormen voor de uit het stof van vori- „Ja, Barend, ik kan er mij nog maar niet mee verzoenen, dat Wim weggaat." „Kom. kom, 't is een flinke jongen en we gaan niet allemaal naar de haaien. Wim, jongen, is alles in orde? Als de wind nog een beetje doorblaast, trekken wij van middag uit.” „Ik ben klaar, vader Bernard, hoe eer wij gaan, hoe liever Kijk, er. komen wolkjes aan de lucht, de scheepjes be ginnen al meer te wiegelen zou er storm in aantocht zijn Opgewonden schitter den zijn oogen, reeds bij voorbaat ge nietende van het prachtige schouwspel, NAAR HETONBEKENDE dat de zee dan moet opleveren. „Neen, Wim, in de eerste dagen nog Fel schijnen de zonnestralen op het niet, maar stel je maar niet te veel voor alle kanten komen ze aandrijven, eerst danjdaar fril zijn met mijn werk.” klein, maar langzamerhand zich vereeni- en vóór de dokter er is, is Grootje al mogelijkheid, dat hij zijn lange wande- j voor niets had gemaakt, en datfdeed hem hardvochtig antwoorden „Ónmogelijk, juffrouw." Alle dienstboden zijn „juffrouw,voor een eerbied, ’n genegenheid, mijnheer.. Dit en nam zulk een Wat zou hij doen *t Is waar voor iede re klip-klap moeten de meisjes naar de ...ge- bel. Behalve voor der (melkboer en'ver- dat zal....ik hem wel.... dere nuttige wezens ook voor allerlei koop- en bedelvolk, uat met hardnek- igd vader van zulk een meisje te zijn, als u zijt :lfs ik mij eemgszins bezorgd zou maken..’’ „En verdriet zou hebben, met waar „Dat stem ik u toe, op mijn woord.” „Nu, met haar zou het waarschijnlijk u „O mijn God. moet ik ook hem nu it schrijft mij niet voor uw gevoelens na te gaan, doch alleen u geld leer, w vwaua.vu u u.i.utu uwasuc- een kleur den je begaan.” krijgende van verrassing en woede, „waar- kinderen overstemt weldra het zachte geruisch der golven. Niemand ziet echter de eenzame vrouw die nog steeds verscholen tusschen het duin, ineenge<|pken zit te turen naar den aj horizon. Ook zij bemerkt niets van het gekrioel en gewoel onder haar, slechts ongeduld en toorn te bedwingen I ha 1 Rcselinde, als je mijn dochter was, wat zou ik je op je plaats zetten 1 wat sou je ”g mar het pensionaat terug zijn, _-ïhaamd nest t u, mijnheer?” vroeg juf- .’ïllefort. „Zei ik iets hernam Falamon. „N een, het was, alsof u in u zelf sprak.” „Dat was ook zoo. Ik zeide tot mijzel- ven, geven geen antwoord op de rekening Neen....het is een wolk, en vinden je nog brutaal, als je met de .daar komt er toch een, het q ui tan tie durft komen. „Wat denkt het vaart statig voorbij, je patroon van ons? We zullen wel be- BHI - 2.. j U Neen mijn God, ik wil met morren donker en koel, rillend van kou wikkelt eigenlijk wel missen als kiespijn en klagen, geef mij de kracht daartoe." zij den doek vaster om zich heen. Zij kan 2 Buiten houdt het ruwe weer steeds aan haast niets meer zien, toch blijft zij over schuivend en zijn voorhoofd af* er aan ,Dat kon wel eens waar zijn,” mijnheer, men kan nooit weten,een omwenteling...." dan, dat ik „Neen, jt voor de rd van Voorzienigheid op u te nemen, door iemand voor algeheelen ondergang te behoeden.” „Door deze goederen te koopen?” „Juist zoo door ze tegen hun werke lijke waarde over te nemen." „Ik heb weinig met landbouw op/* „Doch wel met schoone daden, we koopt?” deugd drijven zal?” „U 1 vangems bevrijden.” \X>at begrijp ik met,” l2__.2._. rijk fatsoenlijke lui op?” altijd iets stugs over zich. Haar man en eenige zoon vergingen op zee, haar schoondochter stierf bij de geboorte van een kindje, nu een flinke jongen, die een echte zeerob belooft te worden even als zijn vader. Hij is nu twaalf jaar en is op ’t oogen- blik bezig een klein scheepje te knutselen. Grootje staat bij de waschtob, niet zooals gewoonlijk vol ijver stampende, zoodat het schuimende zeepsop overal heenspatmaar met een weemoedigen trek op haar verweerd gelaat, ziet ze nu eens naar haar flinken kleinzoon met zijn blonden krullebol en dan naar de nu zoo kalme en rustige zee, waar toch reeds menigeen den dood vond. Drie mooie pinken liggen klaar om bij het minste windje zee te kiezen. Met de middelste pink zal Willem uittrekken, voor de eerste maal. Zal dat mooie, flink- gebouwde scheepje hem haar weer terug brengen Of zal de zee nog een derde offer van haar eischen Heimelijk wischte zij een traan weg Waarom wilde de jongen ook niet bij haar aan wal blijven zij had immers geld genoeg om hem een ambacht te laten leeren. Weer viel haar oog op de flink opgetuigde scheepjes en het heerlijke, onafzienbare water. Een ghmlach glijdt over haar gelaat. Het is niet te verwonderen, dat hij de zee boven het land verkiest ook zij heeft haar innig lief ze is zoo mooi l Neen, de jongen moet zijn zin hebben, hij kan voor mij, zoo’n oude vrouw, toch niet aan den wal blijven kniezen zoolang zal ik niet meer leven denkt ze. Een flinke zeeman komt tegen het duin opgeklauterd het is een pootige een goede kennis van Grootje Het geraas en gebulder van den storm kijken de menschen haar na, er is geen twijfel meer mogelijk, haar geestver- kunnen worden," mopperde onze man. r - ----- --- mogens hebben den schok niet kunnen Maar zoo zijn nu de hardzakkerige lm haar g*tichtnog ziet ze de romp van zich en leunt vermoeid in haar stoel verdragen. in zoo’n kouwe-aardappelenbuurt. Ze ~2“ J 2 - -- _t Uren zit zij op hetzelfde plekje, turende koopen voor een krabbel, laten’t ópschrij- het gezicht verdwenen nu nog slechts Wil ik zeggen, ik heb niet het recht, dat of ze nog geen zeil ziet. Ja..ja..daar j te zeggen, neen, Gij zijt niet wreed, neen, is er een.... Gij die zooveel voor ons geleden hebt, maar daar..., hoe kan ik mij zoo vergeten? Wat is ons is zoo, maar - r klem beetje lijden vergeleken bij dat van Teleurstelling op teleurstelling, het wordt talen, hoor 1” Zulke klanten kunnen we „Best mogelijk.” „Want u zou haar zwaar laten boeten voor haar buitensporigheden." v „U schijnt in iemands gedachten te kun- Er volgde een suite op dit onverwachte nen lezen, juffrouw 1” welk een goeden smaak 1 U moet u we) voorstel, hetwelk Rcselinde een gewaar- „Wanneer men immers met den dui- veel moeite gegeven hebben, om alles zoo wording bezorgde, alsof eensklaps een vel in betrekking staat, is de verdorven- prachtig in te richten.” bliksemstraal de lucht doorkltefde. Zij heid zoo groot, zóó diep in de ziel door- „O, juffrouw, de hemel verhoede, dat „Neen, neen, waarde voogd ik zeg het u ik deug volstrekt niet en u bent daar van overtuigd en de anderen en nog veel meer ik behoor tot hen, die men ont vluchten moet en verfoeien, want ik be ga afschuwelijke daden. Komaan, beken het maar, u bent er van overtuigd, dat ik, ik alleen burggraaf Leopold de la Roche- ferny heb laten oplichten en in de gevan genis te Clichy werpen.Bekent u het?' Falamon, een weinig verdoofd door de zen onverwachten slag, zag haar met kod- j aan. Hij was volstrekt steeds vager en onduidelijker, tever- 1 geefs spant zij haar zwakke, moede is het eenige antwoord. oogen in, gaandeweg verdwijnt hij uit Met brandende oogen staarf'zij voor mij vtuuw. «vu, iu&ui winnen, is mj na zuiz een onaerzoez, ut w. eenige onroerende goederen, ter waarde mijner waardig, dan kunnen wij hande- vlakke, breede strand. Het is een mooie van het genot om een storm bij te wonen, van minstens zeven honderd duizend len in den zin, welken u mij aangewezen warme -- -- franken, voor schuld onteigend en dus hebt. Is de burggraaf echter werkelijk lucht in de zee weerkaatst, die even kalm twee uur is het vloed, zorg dan maar dat JXd^*D7 ^eX zL met' and«e ^TemTl^. HeS^ij wel vte"k^ Bch de «ndelo«5 verte Zal.er.Wel woorden de L„. „Hoe nu,” zeide Roseiinde, „wilt u eeuwigdurend zielsverdriet, wanneer men ',J*-ul'*’-1';zz: naar men beweert." „Spreekt u in ernst, juffrouw vroeg strand bezaaiend terug r .„Ik weet het niet, best moedertje, niet kijken, dan eerst kan zijn scheepje maar blijf nu maar stil liggen, dan zal ^*1 a t Ir Wöne Reeds zes van de zeven dagen zijn hebben, als hij komt, dus moet zij ook "^een’” le mtt e?n Ik moet zoo dikwijls naar beneden.” verstreken. Nog is de zee kalm. Hoe flink voortmaken. Wat zou ze i2. 2_„ _.r. des te meer keert grootjes hoop op zijn gespoeld is en welke schepen er gelukkig maar ook....zijn laatste vaart., behouden terugkomst weef. Veel te lang- binnengeloopen zijn dat van haar Wim weest.... zaam gaan haar de uren voorbij, nooit kan er toch voor van avond niet zijn, zeggen.” hebben dagen zoo lang geduurd. Ze heeft Even flink als het uittoog, ziet zij het meer werk gevraagd om den tijd sneller mooie scheepje al binnenloopen in de ademhaling wordt al minder en minder, maakt. Maar onze man dacht aan de voorbij te doen gaan toch is zij voor Verte ziet zij nu ook haar Wim staan, cy 7--- -- - -> - zonsondergang met alles reeds klaar en zwaaiende met alles wat hij te pakken n*et meer- Rustig, zonder eenige smart ling 2*“ „Neen, dokter," zegt de ziekenver- gij pleegster tot den binnentredende, „’t is zet zich voor het huisje om van den kan krijgen al dichter en dichter komt 1S zji, heengegaan, kalmen avond te genieten. Met onder- het, zij kan reeds zijn mooie krullen zoekenden blik kijkt zij aan alle kanten schitterende oogen onderscheiden, op hetzelfde plekje en ziet hoe het water I hem reeds tot het middel reikt. Zou hij richtende, scharrelt nog niet eens om kijken?.... huisje, af en toe voor zien neenpratenae. Maar Wim heeft het veel te druk et la- Iedere nieuwe rukwind doet haar zeggen een gewaar- veel moeite gegeven hebben, om alles zoo wording bezorgde, alsof eensklaps prachtig in te. richten.” bliksemstraal de lucht doorkltefde. L., B. „Och neen,” antwoordde het meisje, liet het hoofd op de borst zinken, en gedrongen.... Uk wilde het eenvoudig scheen zeer ernstig na te denken. „O, juffrouw, „Ta, wat een vrouw wil.... Falamon dronk, schijnbaar bedaard, ik zulke dingen zou denken!” „Hebt u al thee gedronken vroeg gijn kopje thee uit. Het jonge meisje Rcselinde om een wending aan het ge- trachtte het ware doel na te vorschen van sprek te geven. het bezoek van haar voogd. Was hij onbo- „Neen, maar ik zal heel graag...” kend met de oorzaak van Leopold’s gevan- «Byt ons dan naar het blauwe salon genneming en. kwam hij, als rechtschapen mensch zijne pupil tot een goede diaad „Is er ook al een blauw salon aansporen Geloofde hij aan een weder- „Zeker alleen voor de intieme vrien- keerige liefde en aan een, door beiden oen.” gewenscht huwelijk? Of wel kwam Fala- „Hebt dan een geel of groen salon mon tot haar met het doel de verborgen voor uw vijanden, juffrouw vrbeg hand te ontdekken, welke in het spel was, Falamon terwijl hu aan de theetafel plaats ten einde den burggraaf in de gevangenis a*®- te werpen? Spande hij een valstrik? dige verwondering aan. -- - u*”—R°*el*nd® besloot ook van haar zijde listig niet voorbereid op deze vrouwelijke hef- te werk te gaan. t2 2__2 ...22. k oi*t, voor zoover ik weet,” „Mijnheer." zeide zij, ,ak ben waarlij kerk joeg. duin opgeklauterd het is een iffrouw de VilleforL ieer bedroefd over hetgeen u mijdaar „Ik ben het,” vervolgde Roseiinde kerel, een goede kennis van G wel komen, wem maar ge- medegedeeld hebt. Of ik den heer de la vreeselijk opgewonden. „Ik heb mij in de ajn hoede gaat Wim mee. Falamon. „U bent rijken Rtxheferny bemin, of ik al of met zijn plaats van een onvérbiddelijken schuld- Grootje erootie zeat hii erin nt reeds de. wouw moet worden, doet mets ter zake eischer gesteld; ik heb de gerechtsdie- >-als ,e den Kfheelen datfzoofh^k Kende, de toekomst toovert zich in al haar met moeite houdt zij zich staande en Wims vaart zal ook de eerste en de laatste heerlijkheid voor zijn oogen. Barend wil bereikt met inspanning haar huisje wel zijn als hij dit waarschuwend voor- men namiddag een loopknecht met een he/ dragen, maar neen, zoover hij kan Steeds heviger steekt de wind op en giert beeld voor oogen ziet, zal hij wel naar bezweet en zuur gezicht. Bezweet, want wil hij de golven trotseeren. door den schoorsteen, de regen valt in mij luisteren en hier t n.” hij had vandaag al heel wat afgetippeld; Angstig en onbeweeglijk zit grootje nog stroomen en bulderend loeien de golven Kalm gaat zij weer aan 't werk en de zuur, omdat hij, ouder gewoonte, weer J 1. 2 Langzaam, dan hier dan daar iets ver- mannen, niet wetende wat te doen, gaan zoo dikwijls was weggezonden met de grootje door haar weer naar buiten, onder elkaar bepratende, veelbelovende woorden „Maar ’ns te huisje, af en toe voor zich heenpratende. wat grootje toch scheelt.rugkomen.” Zoolang hij nog midden in de - „Ze zal toch niet opeens gek geworden stad was, gaf hij daar minder om „Waar chend gooit hij Barend met water^die hem „Was Willem maar bij mij gebleven.” zijn?" zegt een van het;. je dagelijks voorbij komt, kun je nog --„„o* uv. iu««i sun wc eens waar zijn, Zegt wel eens aanbellen." Maar hoe verder en proestend schudt hij zich als een jonge ziet mets dan zwart, zwart, de kleur van de ander, „ze doet zoo vreemd, laten wij Hij in de nieuwe wijken kwam, hoe vaker rouw en smart om beurten de wacht houden in de buurt hij zonder geld werd doorgezonden, en Het scheepje, waar hij het uur voor van haar huisje, je weet niet, wat er ge- dan wordt’het minder plezierig. „lederen zijn vertrek zoo druk mee bezig was, beuren kan I” dag komen er nieuwe quitanties bij, en wordt aangehaald en geliefkoosd. Af en Den geheelen dag komt grootje echter als je dan nog met zooveel oude in je naar een laan van sierlijke boomen en „Laten wij ons dan tot de edelmoedige wandelde daar langzaam op en neer, daad bepalen, juffrouw; wilt u mij mach- daarbij schier den goeden markies de ogen vijftig duizend franken van uw ere- Malatesta vergetende, wijl zij hem ach- diet al te nemen, ten einde een schuld te spoedit terliet in gezelschap van de gevaarlijke betalen en de gevangenis te openenonbescl mevrouw Plock. die nog steeds sliep met „Aan wien, mijnheer „Wat zegt haar waaier in de hand. „Aan iemand, in wien u een zeer le- frouw de Vill Ben huisknecht begaf zich in de laan, vendig belang stelt, wiens naam en titel waar Roseiinde vertoefde, om haar mede u wenscht te voeren. Juffrouw, burggraaf te deelen, dat het rijtuig van den heer de la Rocheferny is voor schuld in de ge- -- Falamon het voorplein opgereden was. vangems geworpen. Hij bemint u her- ve, juffrouw, dat wanneer ik de eer had Het meisje verbleekte. Zonder aarzelen mnert u slechts Genèveu hebt bewillii begaf zij zich echter naar haar woning, in een huwelijk met hem. Ik wil zeL terwijl zü den markies deed verzoeken verder gaan u hebt hem lief, want u den tuin niet te verlaten. bent h»~’ gevolgd, daar hij u, met uw toestemming ontvoerdeu zult hem XTV. trouwen. Hij moet binnen vierentwintig evenzoo gesteld zijn, mijnheer, zonder Falamon trad, door een zijvertrek, het uren uit de gevangenis verlost zijn? Ik te willen beleedigen.” banedensalon binnen, op het oogenblik wilde u de verdienste met ontnemen van dat Roseiinde de glazen tuindeur opende, deze daad vol toewijding en liefde Zij „Wel juffrouw, zeide de voogd op geeft--J- vroolijken toon, nadat de begroeting ge- heid van uw echtgenoot.” eindigd was, „wat is het hier schoon 1 F-'-J-- zwut en laag neerhangt. Hier en daar nog een wonderbaar afstekende tegen de in-zwarte Met moeite houden de r'^'------ - - de grauwe wolken. Hooger en hooger heeft ook hem tot Zich genomen. *--- i gele strepen, oogen kijkt zij voor zich uit. De mannen kregen ze een omslachtige aandaiiding, hur kracht, brengen haar jongen binnen en leggen welke hen verwees aingèrold, elkander steeds hem op het bed. Verwonderd kijken ze minstens een half uur wilder en woester achternazittende. Zware naar grootje, die kalm hun bewegingen gelegen. Maar toch altijd nog regendroppels beginnen te vallen en volgt en daarna met een zachten glimlach uithoek, waar bakker, groenteboer en storen grootje in haar mooien droom. °tn den mond nadertreedt. vleeschhouwersknecht tegen alle bewoon- Versuft wrijft zij zich de oogen, angstig „I ziet zij om zich heen, naar de ruw voort----, ---- jagende golveA en de wolken zand, die Wim komt ook van avond pas, maar laat biedig; ze doen het dan ook alleen als hl> °P den “ngegeven tijd terug omhoog geworpen worden door den steeds den jongen maar hier liggen tot je zijn de toegesprokenen het niet zien en dan «neldt de historie niet, toenemenden wind. Ze weet nog niet of moeder gewaarschuwd hebtjammer 1 bij voorkeur tegen de dienstboden, want welnu, dan zien wij ,j« een uitstrekt. Kleine uitgekuifde golfjes ko- kijk de zeilen al eens bol staan.” En met men kalm, spelenderwijs aangerold, rose- een gang of hij het wiegelende schip reeds getinte schelpjes achterlatende en het onder de voeten heeft, verdwijnt hij in de 1 met kleine zilveren richting van het dorpje. pietermannetjes, die door de juichende kinderen met vreugde begroet worden. Snel komt de vloed op van ’t strand Vroolijke troepjes menschen hebben is met veel meer te bespeuren, de zee is Rocheferny onmiddellijk uit ach hier en daar neergevlijd om te ge- bijna het duin genaderd. De pinken zijn de gijzeling ontslagen wordt, luj, dien u van de heerlijke xeelucht Hier nu vlot en ijverig is de bemanning in de 1 ontvoerd “et het 8«wirwar van stoelen met breede weer om alles voor de reis klaar te maken. zaken ruR8en> die anderen het uitzicht op zee Nog een laatsten blik om te zien of alles beletten slechts eenige strandstoelen in orde is en daarna klimmen zij tegen het ten dienste van zieken staan bescheiden duin op, om vrouw en kinderen of vader °P den achtergrond tegen het duin, en moeder, die hen zoover mogelijk ver- ,Dat zou nog moeten uitgemaakt wor- Hier ook niet de afscheiding van wonen van het visschendorpje en de allerlaatst, te omhelzen. Öok grootje is bezoeken der badplaats. Het lijkt één zoover mogelijk naar beneden gekomen groote men kent elkinder l“- en feeder houdt het oudje haar kleinzoon „Dus u wilt, dat de man, die u liefheeft raer* 8oe<i. dagelijks ontmoet men el- in de armen gekneld. worat aangenaaid en geliefkoosd. Af en 1 toe pakt zij haar breiwerk op om het even met uit haar huisje. Ze heeft Wims lijk maag zit.... Ik geef het je te doen, daarna weer neer te leggen. Tranen ver- met een laken bedekt en begrijpt maar hoor.” duisteren haar oogen bij de gedachte aap niet, waarom zijn móéder niet komt En in deze X-straat hield de man hae- Tegen den avond is zij met alles klaar lemaal zijn hart vast. Jongens, wat was - -en knapt zich zelf een beetje op, voor ze dat een eind geweest. Zijn patroon wist oude oogen staren weemoedig het vroolijk verhezen, ts het nu nog niet genoeg naar het strand gaat. Eindelijk is ze klaar zeker niet, dat het zoo ver was anders ----- - - - - en komJ haar ujt> regelrecht teek hij wel gek, om zoo’n klein bedrag zien, hem, haar eenige troost wijd- Had ik hem maar teruggehoudenl Wie zonder iemand te zien op het duin toe- in zulk een uithoek te laten innen. Want beens staat hij aan den boegspriet nog met weet is het nu reeds gebeurd o mijn loopende, hetzelfde duin waar zij 8«* hij moest f 0.70 zegge zeventig cents de muts in de hand. Zijn gestalte wordt Wim I o God dat is toch te veel gevergd I’ zeten heeft, toen hij vertrok. Meewarig ontvangen 1 „Dat had toch wel contant betaald belegging is, een voornaam, rechtschapen „Mijn mam man de vrijheid terugschenkt?" l „Ik zie werkelijk niet in, mijnheer,” te verschaffen en u te beletten dwaashe- antwoordde het jonge meisje, een kleur den te begaan.” -- krijgende van verrassing en woede, „waar- „Ben schoon mandaatzeide Rose- **gt het met groote, maar gezellig in- vooral voorzichtig hier heb ik nog wat om u de verdienste dezer goede daad niet linde, „en hetwelk u met de meeste kiesch- gerichte hotel. Het ziet er netjes en frisch voor je,” en te gelijk laat ze een flinken voor u zalven houdt. Heb ik dan geld be- heid vervult. Ik gevoel dan ook voor u uit en vroolijk waait de driekleur van homp worst in rijn zak glijden, schikbaar?” een eerbied, ’n genegenheid, mijnheerden top. Op een twintig pas afstands Barend heeft al een poosje staan wach- „Ik heb groote sommen van u onder Dit zeggende sloeg zij de oogen neer staat een klein bijgebouwtje. Hier woont ten, maar het duurt hem te lang en hij laat mijn beruating. Uw vader opent u een en nam zulk een schuldelooze, bevallige grootje, grootje, die voor het hotel wascht een krachtig: „Ahoy Wim!” hooren ontzaglijk credietl; bovendien beveelt houding aan, dat ieder ander dan Fala- en ondanks haar zestig jaren, nog flink Grootje komen de tranen weer in de oogen U "^Sk^h^elk «gel^^c^ °Qreen de hlnden den mOU’ kan «‘ken’ betrekt Wim’. rinXrïjk^ va^p“dsl^eTb2S^ “Groote goedheid," zei de bankier tot een «8enaardi» zichtje als hij haar nog eens hartelijk „Ik wil geen grondbezitster worden rich zelf, „het is goed dat de vader van dit met niemand bemoeit en ook zelf zoent. Even daarna plast hij echter vroo- mijnheer, men kan nooit weten een schepsel mij zulk een duidelijke opdracht saarne met rust gelaten wordt. Zonder lijk aan Barends hand door het zilte nat gegeven heeft en ik hem beloofd heb mijn bepaald onvriendelijk te rijn, heeft ze Vergeten is het afscheid, alleen het oebe- oogen in, gaandeweg verdwijnt hij uit I- --- - j het schip, maar ook die is spoedig uit „Mijn God, Gij rijt....neen, neen, wat L. -2 de zeilen, die helder tegen de diepblauwe lucht afsteken en quniets meer dan een oneindige, onafzienbare watervlakte. Onbeweeglijk blijft zij nog zitten en tuurt onafgebroken naar het plekje, waar rij voor het laatst het zeil zag telkens denkt ze nog iets te zien. Het strand verbreedt zich weer en en raast en tiert, de zee beukt tegen het wachten, wachten, want van avond moet wisschend, stond onze mopperaar stil. dig hun invloed uitgeoefend op het natte, wend en krassend om grootjes huisje vochtige zand, zoodat weldra weer een heen zij hoort het niet. Al biddende helwit breed strand de’ badgasten uit- is het oudje in slaap gevallen. om het vijandelijk terrein te verkennen. Zijn quitantie verwees hem naar mevrouw Voorzichtig buigt de ziekenverpleeg- op een bovenhuis. Zich moed in- ii je-.aa noodigt terug te komen. zich zelf„Zou ze nooit tot bewustzijn niet weg zou sturen, belde hij aan, zich Niet lang laten zij zich wachten en de Tangraam wordt het dag. De storm komen?” Die ,^ij" is ons grootje daarop pal tegen de huisdeur plaatsend: gewone levendigheid van menschen en houdt nog steeds aan en is nog geen bewusteloos heeft men haar dien avond „Die lui hebben wel eens do aardigheid •waolrd*** --1. J ^.ej -■ lichtstralen verheTderen grootjes aor8<i. dat zij in een ziekenhuis opge- er gaande is.” Di t - vEven beweegt zij zich en opent de ster klonk een piepstem 'op den grond in slaap "is gevallen' oogen. Vriendelijk kijkt de verpleegster spoedig alles duidelijk in herinnering, dokter te waarschuwen. Grootje pakt boven het hoofd van een miniatuur-diaoot- -J* 1AM Ar&Yralt Ta MArt AJOf 1> «Miaaae nederdaalde „Moet je hier wezen t „Ja. „Kun je *t me niet even hier zeggen is ons grootje daarop pal tegen de huisdeur plaatsend: iden, als ze zien wat poets werd hem na alvast niet gebakken, want uit een ven- rnst, .Grootje, grootje',” zegt hij grinnekend, dacht te trekken.... Kleine vijand- Het“lïjkï mïj e^htttT'iLr^'m^w h^nfg'- nMn'mrt'ïmj'n vOTd^ring"gewapröd “en d'“ .g,*kee!‘®md^g„X0° fl*“k w“cht’ heid van voogd, de noodige voorzichtig- hen op Leopold's weg in hinderlaag ge- e komen. heid uit het oog verliest veroorloof me, legd ik heb hen daarvoor betaald ik 1 u zeg. zich wegens schuld in de rijn gedrag kan dus vrees opleveren voor c Z ide Roseiinde. moedig en erg ridderlijk mij voor te stellen mijn geboorte „Bravo, juffrouw I Doch a propos, mijn aanstaanden echtgenoot vrij te koo- lijk jaloersch; en uzaaia zkajsai **<«1* saaav naiiivu ocin 11vi wgcu Uimci jVllo rrt naar de lucht en de nog steeds zoo rustige hoort reeds zijn krachtige jongensstem niet noodig. No. 20 is zooeven al als je van verre met een quitantie komt zee. Tevreden glimlacht rij, er is nog geen zich verheffen boven de golven, maar kan gestorven.” onraad, ze kan gerust haar dutje doen, nog niet verstaan wat hij zegtGrootje, voor ze haar breiwerk ter hand neemt hoor dan toch Een krachtige arm schudt Zoet droomende van haar jongen, haar heen en weer en roept haar terug sluimert rij zacht, rij verbeeldt zich, hem tot de werkelijkheid. Verwonderd kijkt reeds in haar armen te sluiten en luistert zij op, een paar zeelui staan in de kamer met welgevallen naar rijn sterkgekleurde en van buiten komt een i verhalen van rijn eerste reis. druisch van stemmen tot haar. Een klein wolkje vertoont zich in 't ~Wat is er aan de hand, je weet toch ge eeuwen opgediepte geleerden, die rij „Wat was het nou?" Onze man gaf rijn quitantie. a— -••^ad ie dk’ niet kunnen zeggen?" verschiet, langzaam groeit het aan, van wel dat Wim van avond komt en dat ik. tot peetvaders kregen. Tegen het hoemen klonk het verwijtend. alle kanten komen ze aandrijven, eerst dan klaar <kil zijn met mijn werk.” van den naam zou geen bezwaar bestaan, Meisjes boosheid stuitte echter af klein, maar langzamerhand zich vereeni- „Grootje," zegt een van de mannen, doch waartoe is het noodig? Met X- °p de zelfzuchtige gedachte van haar gendé tot een groote zwarte massa, die „je moet niet schrikken, maar Wim is..” straat ben ik even dicht bij de waarheid, tegenstander 1o„ 2r „Wat, waar, waai is hij?” schreeuwt want inderdaad was die nieuwe huizen- „Wees nijdig voormijn part. Ah ik klein stukje heerlijk blauw, zij en wil te gelijk de deur uitsnellen, reeks voor de stadgenooten nog niet meer m‘in centen maar krijg." 'i mannen haar dan een groote X. Als rij den naam hoor- Doch dat viel tegen. In een omme- omgeving en spoedig overschaduwd door tegeh. „Grootje, houd je bedaard, God den, vroegen rij, gewoon aan telkens rientje was de dienstbare ge«t van bo --ru-,1, hom v.-.t. nieuwe vondsten van het gemeentebe- ven terug met de quitantie, die rij over kuiven zich de golven, nu van groen- Grootje huilt nietmet groote, strakke stuur „Waar ligt die nu weer ?’’En dan reikte met de vriendelijke woorden achtige kleur met grauwe en gele strepen, oogen kijkt zij voor zich uit. De mannen kregen ze een omslachtige aandaiiding, „Man, mevrouw kan op ’t oogenblik Machtig, overtuigd van haar kracht, brengen haar jongen binnen en leggen welke hen verwees naar een uithoek, et betalen, want ze rit piano te spelen, komen ze aangerold, elkander steeds hem op het bed. Verwonderd kijken ze minstens een half uur van 't hart der stad Je moet vandaag over veertien dager. j een deftige maar eens terugkomen, tusschen halftwte volgt en daarna met een zachten glimlach uithoek, waar bakker, groenteboer en en twee uur.” om den mond nadertreedt. vleeschhouwersknecht tegen alle bewoon- Dicht sloeg de deur en onze vriend „Kijkzegt ze, „ik dacht het wel, dat sters mevrouw zeggen. Zij glimlachen »tond met 8eldswaardig papiertje is mijn Wim nietwel, jelui vergist je, daarbij wel eens, maar dat is heel oneer- weer in de zon. de wolken zand, die Wim komt ook van avond pas, maar laat biedig; ze doen het dan ook alleen als één hoog geworpen worden door den steeds den jongen maar hier liggen tot je zijn de toegesprokenen het niet zien en c ze waakt of droomt en staat langzaam op, 't is ook een flinke jongen, maar gaan die worden in dien uithoek ook ggvon- rukwind werpt haar bijna omver, jelui nu heen, anders kom ik niet klaar, den, rij duodccoc lieden, die mij onverschillig rijn, mijnheer; vijanden heb ik niet, voor zoover ik weet," antwoordde -J- „O, dat zal j hernam Falamon. mooiu begint reeds algemeen de aan- dacht te trekken.... Kleine vijand- Het lijkt mij echter, dat u, tn uw hoedanig- naars met mijn vordering gewapend en schappen zullen ontstaan voor het oog heid van voogd, de noodige voorzichtig- hen op Leopold's weg in hinderlaag ge- zal alles vriendelijk en goed rijn, doch heid uit het oog verliest veroorloof me, legd ik heb hen daarvoor betaaldil er schuilen adders onder, het gras. Ik dat ik het u zeg. De burggraaf bevindt heb hem achter slot doen brengen, daar **8 ®cb wegens schuld m de gevangenis ik hem niet kan doen dooden, bij gebrek „Wel, wij zullen die adders vertrappen, rijn gedrag kan dus vrees opleveren voor aan de „bravi” der vendetta's zooals men wanneer de gelegenheid zich voordoetf” de toekomst. Nu is het wel zeer edel- die nog aantreft te Venetië of in Indië, zeide Rcselinde. moedig en erg ridderlijk mij voor te stellen mijn geboorteland. Want ik ben vreese- „Bravo, juffrouw I Doch a propos, mijn aanstaanden echtgenoot vrij te koo- lijk jaloersch; mijnheer.” weet u, wat mij hier voert pen, doch daardoor neem ik de heilige „Nog met.” verplichting op mij de vrouw te worden (Wordt voortgezet.) „Ben zaak van gewicht.... Ja, ik van iemand, die slechts een verkwister is, kom u over iets belangrijks spreken..” zonder dat er hoop bestaat, dat hij zich JZoo,n antwoordde Rcselinde, die nog ooit zal beteren. Men is niet onteerd, al met wist, waar hij heen wilde. „Is het hebben schuldeischers, of woekeraars nog noodig dat ik mij met zaken bemoei? iemand ook eenigen tijd achter slot ge- Doch laat hooren, wat het is.” zet laat de burggraaf maar eens op rijn „Het betreft een aankoop,” hernam de gemak nadenken over het gevaar van een bankier, „en tevens een schoone, goede te weelderige leefwijze, en laten wij in dien daad, uwer waardig, juffrouw. Men heeft tijd ernstige informaties omtrent hem in- mij medegedeeld, dat binnen acht dagen winnen. Is hij na zulk een onderzoek, minstens zeven honderd duizend len in den zin, welken u mij aangewezen ver beneden de waarde verkocht zullen mijner onwaardi] eigenaar zal er, met andere van hem af 1 helft niet .van terug krijgen." ten, ongetwijfeld, doch er bestaat geen •- ,2_2--- k op dit oogenblik speculeer twintig jaar is, naar men beweert.” juffrouw ik stel u integendeel „Spreekt u ii Falamon. ,Jiecht u er geen waarde ün, dat burg- de gijzeling ontslagen in den vreemde gevolgd zijt „Hij, die mij uit de kostschool ’eet heeft, mijnheer.... laat ons n buitendien wel, van wien u de landerijen vertellen, zooals rij zijn." koopt„Hij, die u ontvoerd heeft.met uw „Neen. Laat eens zien tot hoever ik de toestemming drijven zal „Dat zou nog moeten uitgemaakt wor- zult een fatsoenlijk man uit de ge- den door een proces, hetwelk ik desnoods i—zou kunnen voeren. Toestemming of niet, zeide Roseiinde de ontvoering blijft bestaan er is trou- glimlachend „sluit men dan in Frank- wens een proces-verbaal van.” rijk fatsoenlijke lui op?” d-; d---- uu a u a - „Men neemt een man gevangen voor voor schuld blijft opgesloten kander op het strand of in het dorpje. „Grootje, zegt hij, „huil nou niet, 't is schuld laat ons niet redetwisten over „Maar,” hernam Roseiinde fier, „u Vroolijk plassen de kindertjes door het maar een weekje, 't Is zoo gauw om en den aard der schuld met betrekking tot wilt mij, geloof ik, dwingen mijnheer heerlijk frissche zeewater, en het stoere wie weet heb ik er dan voorgoed genoeg het fatsoen. Staat u een zaak aan, welke Falamon." visscherskind begrijpt nog maar steeds van.” En vriendelijk strijkt hij over haar behalve dat rij een uitstekende geld- „U hebt gelijk," antwoordde de voogd, niet, dat het mooie stadskindje niet bang grijze haren en streelt haar eerimneld belegging is, een voornaam, rechtschapen „Mijn mandaat schrijft mij met voor uw haar met kant omzette rokjes te be- gezicht. derven. „Zeker, jongen, zeker, maar een week Boven op den top van een hoog duin voor jou is een jaar voor mij, wees nu t nog wat man de vrijheid terugschenkt?" dobberende scheepje na. Nog kan zij hem geweest Waarom moest hij ook gaan beens staat hij aan den boegspriet nog met weet is het nu reeds gebeurd ster zich over bed No. 20 en denkt bij sprekend, dat ze hem toch voor f 0.70 Langzaam wordt het dag. De storm komen?” Die ,MÏ oogenblik bedaard geweest. Nog slechts °P het duin gevonden en men had ge- zich niet thuis matte 12 22_ _2__22a—J kamertje als rij wakker wordt. Verwon- n°tnen werd.’ derd kijkt rij rond, rij begrijpt niet, hoe maar het" leven~buiten brengt haar weer haar aan en grijpt naar de schel om den - - «uw, uwuvu,* iu ut,nuicuij - -- -- -- u—- - één gedachte welt telkens in haar op Moedig begint rij haar morgenbezigheden, haar hand en prevelt„Is Wim nog niet bode, uit welk hoofd de tweede vraag met angst vermijdend om uit het raam te kijken. Neen, voor van avond wil zij aankomen én zij wil alles net'jes in orde ‘k eens 8»»n hooren.” l.vl.. - „Neen,” r-" „blijf maat hier, van avond zal hij wel meer de dag van Wims terugkomst nadert, hebben, nu te gaan kijken, wat er aan- komen, mijn Wim, het is zijn eerste....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 13