w
■^1
I
1
UIT DE
MOPPENTROMMEL
NIET GESCHOREN.'
R
I
moet
eo
antwoordde de
oaron
van
den het
Want
de stiptheid
Toen er later gedanst werd, naderde
haar „Juffrouw Agnes, mag ik u...."
vli
tige hellingen, waar tusschen door men
u te moeten beatraffen, maar Excellentie
VOORZORG.
Een advocaat heeft too luist voor de
f I
pik-
:hro-
Na de terechtzitting vraagt hij dea ptsr
„Zou ik u mogen verzoeken, mijn cliën;
J ten vóór morgen vroeg r’
„Waarom V
„Hij weet, dat ik geld bij mO heb en ik
voon in een afgelegen stadswij
hg.
zeide Roselinde tot haar Duit-
1 grooten dienst
scjjijnlijk te gronde
gevaren bedreigen
vrouw, en de dolk, waarnaar de zelfmoor-
nij tot zichzelf.
---- zone
ik 'hoor, dat het er 'e-avonds zeer druk onbe
name wereld veilig
strekt geen unJeidii
de oogen neer re
toe, dat de generaal mij heel in het bij
zonder opnam
Het exerceeren was atgeloopen. „De of
ficieren ter inspectie bij Zijn Excellentie.’
«makkelijk.' begon de
hoog paard, ons welwil-
amuseeren- Kent u den Pré-Catelan?’
„Neen,” antwoordde Guillaume „Het
=oet wel iets buitengewoons zijn, daar
ertien jaar.
„Waarde vriend,” gat vorst Ludolph ten
antwoord, „al de overwinningen van,
Frederik II liepen uit op nederlagen
De haar echter uit het oog te verlieten.
aaaj W7-1-v wl L» 4- J—
in gezelschap van een paar verheven dwa- donkere gelaatskleur, fijne, regelmatige lokkige gezellin van Roselinde,
aT.-I’ „u n
weest moest zijn en maakte den koffiehuis-
waarmede deze de ..karos’
wHij deed dit pluimpje van
êen flinke fooi vergezeld gaan hetgeen
laf bezorgde twee
bediende had hem
b
„Daar bevind ik mij nu," zoo sprak
'1, ,jn gezelschap van twee
iderhnge lieden, die mij geheel en at
>ekend zijn De baron de Barabas
is voor mij een. zooat met onverklaarbaar
dan toch een onverklaard wezen Onge-
Misschien beeft hij wél in betrekking
gestaan tot avonturiers t
>oort Het zou mij mets verwonderen
voegde de baron er bij
„Hé f riep Guillaume uit. --
onze vriend de
ons kwijt geraakt
„Vrijwillig," antwoordde de baron la
chend. „Hij is op de ontdekking van een
ster uit O hij is zulkfeen goed astro
noom 1”
a„En op
verliefd?^
„i
r-jj
eerste jongelui uit Parit
ons uitstekend, waard
tiaar het groepjt
sonen, hetwelk
aan, langzaam op
Guillaume keek tn de aangewi
ring en werd een. inderdaad
groep gewaar welke langzaam voortwan-
„geen nederigheid en weer die slechte In afwachting daarvan is het voor mij een
jebruik te maken van zijn dien-
de Voorzienigheid hem op mijn
weg geplaatst heeft Welk een buiten
gewone ontmoeting Mij tien jaar later
op vier duizend mij) afstand tegenover
den man te bevinden, die een kistje uit
de vlammen redde, hetwelk voor mij zoo
veel waarde heeft dat ik niemand het
verlies daarvan durfde mededeelen daar
zijn inhoud zoozeer noodig is. om rech
ten te doen geiden vanMaar he-
nftlsche goedheid dat kistje is nog in
handen van een zeldzaam geslepen en
behendigen schurk I Zal Barabas er in
slagen het hem te ontnemen Hij zelf
schijnt aan den goeden uitslag te twijfelen
Laten wij hopen l
„Mijn andere tochtgenoot is van een
teergevoeiigen en tevens krachtigen aard;
hij is te tong, geestdriftig; in zijn oog
schittert vernuft; hij is kunstenaar en
dichter; volgens het oordeel der menigte
is hij een zot Met de schitterendste be
kwaamheid der wereld, zal hij waar
aan Twee vreeselijke
tem: een lichtzinnige
denaar grijpt, daartoe gedwongen door
en ellénde Dezen avond is voor
gelaat, deze onvergelijkelijke bevalligheid, teer verstandig.
tKAtUAka TYZ.'I LaaaJaa Da „Vorst,”
schen metgezel, „ik heb een
aan u te verzoeken Ik wilde u namelijk
zijn overdenkingen, „waarmee ga ik mij bevallt-
bemoeien 1 Wat kan het mij ook eigen- ui
lijk schelen, of ik eenige uren doorbreng een had
zen'?”
„Het wordt tijd om wakker te worden
mijnheer.” riep de baron Guillaume toe
„We, zijn zijn aanstonds aan den Pré-
Catelan van hieruit kunt u reeds de
ontelbare lampions zien, benevens de twee-
bonderduizend lichten en een half milli-
oen schitterende steenen, welke in het gras
flikkeren- Het hart van onzen vriend, den
poëet, klopt reeds als een hamer. Weldra
zult u te weten komen voor wie Ook vang
ik enkele t
sier, zet ons bij het groote hek
VERRADEN.
Frans „Grootmoeder, dot uw oogen
;ens toe.”
Grootmoeder i „Waarom V
Frans „Doe u bel maar eens”
De gröotmoedei doet de oogen toe.
Frans tot zijn zusje „Ziezoo, nu gaas
we een groote reis maken.”
Grootmoeder, de oogen weder openen
de „Wat beduidt dat Frans V
Frans .«Vader heeft gezegd, als gre
moeder de oogen toe doet, gaan wij I
groote reis doen."
KINDERLIJKE OPVATTING.
Moedei (tot^haar gehuwde dochter);
„Jij moet om je man uit de sociëteit tt
houden hem bet leven te huis zoo aan-
maar
manieren te evenaren Hier is de voor- naar zijn voornaam Hij ts vijftig jaar oud.
Zij vindt hier vol-
ing om fe blozen, of
slaan „Half Parijs
mer
naast
vallen.'
„Dat is mij precies eender," zei ik ge
ërgerd. „de baard blijft staan friseer mij
vit», want ik heb «iet veel tijd
tonder meer een woord te zeggen ver
richtte hij zijn werk, blijkbaar gekrenkt
in zijn eigenliefde als barbier Alleen toen
hij de
teant zal spoed
Ik wandeldt
en meende, dat allen,_die mij tegenkwa
men, om mil Lï1”1
daag bepaal,
schutting van koepels overal zijn bloe- met een bruidschat van vijftien a twintig
men m de groot—-'J - -- J- •»-= a-
gebracht Voeg bij dezen weelderigen en erfgename van een
plantengroei, bij deze oordeelkundige en vader die op het oogenI
harmonische verdeeling van terreinen - c—*- -
;n boomgroepen, het tooverachtige van
zulk een verlichting dat het geheel des
lachts schittert met de pracht van een
regenboog, welken' men zou meenen
a.. --- was -n 4ezen af.
grond van groen
Mevrouw B. t „Ja, maar zijn haren met
meer.”
DE REKENING.
School meestet tn een restauratie
•ts» verscheidenheid aan- miljoen tn de toekomst Zij is de dochter
bij dezen weelderigen en erfgename van een onme telijk rijken
deze oordeelkundige en vader die op het oogenblik nog m Indië
woont hij heeft bezittingen en kantoren
te Madras, Calcutta en tn den omtrek van
Bombay Hij ts een groote zonderling. Ik
heb vaak over hem hoeren spreken tn
Indië en Europa Ik. zat u de geschiedenis
tens verhalen ze ts schier ongelooflijk...”
„Waarlijk antwoordde Guillaume,
pk ben zeer nieuwsgierig ze te vernemen.
Het is toch de geschiedenis van een fat
soenlijken man niet waar?’
,Ph zeide baron de Barabas. „Het
i» de geschiedenis van iemand, die ge
lukkig geweest is en vijftien of twintig
millioen verdiend heeft. Laten wij er ver
ier maar over zwijgen
„Ja. laten wij er maar over zwijgen,"
herhaalde Guillaume, die eensklaps een
„Dat ts ook zoo,” hernam de baron
„Maar zie,” vervolgde hij, op een jong- -wijfeld heeft hij een treurig leven geleld,
mtnsch wijzende, die aanstalten maakte zijn zedelijkheid staat op geen hoog
oo hei koffiehuis te verlaten en met J
smaak gekleed was. „zie. mijnheer Guil- gestaan tot avonturiers van de ergste dat tot puu gevallen
laume. hier is een der trouwste bezoe--rï' _C_
kers van Pri-Catelan Hij kan daarom- wanneer de snaak verscheidene malen
treat inlichtingen geven -- -J-
De baron groette dengene, dien hij aan
gewezen had De vreemdeling beant
woordde dien groei, schier vriendschap
pelijk en ging op de beide gasten toe Hij
verwenschten baard weer al ta scheren,
maar dat bevel kwam niet In elk geval,
dacht ik, als tk verloofd ben zal niemand
er iets bijzonders tn zien, dat ik mijn
baard ten offer breng. Maar wat zal Ag
nes we' van mijn gezicht zeggen? vroeg
tk mij ai. toen ik een 'oespraak tot haar
vader van buiten 'eerend. naar de villa
wandelde Ik belde De mij goed beken
de en dank zij menig kwartie welgezinde
knech' verscheen
„Kan tk mijnhee: spreken, Frits
Spijt mij. de fanwie is voor vier we
ken naar Zwitserland vertrokken De
luitenant iaat zeker zijn baard staan
„Ja hm. hm hier heb ie mijn kaartte.
Verwonderd keek de oude man mij
aan zoo kortaf had ik hem nog nooit
behandeld
Heel misnoegd
reit. Het gebeurd.
zijde dat Agnes mij
maar wat moest zij we' van mij denken genaam mogelijk maken
dat ik gisteren niet was gekomen Kleine zuster „Ik zou hem eiken dat
Een algemeene hilariteit begroette mij bonbons te eten geven en hem met eau
öii het htwnenfreideg Her cn^tëfeif Van aaIaaaw,
alle kanten regende het grappen en aar
digheden
Na acht dagen ging men over tot de
gewone orde van den dag, maar ik be
schouwde lederen morgen met crttischen
blik mijn baard, want de vier weken spoed-
den ten einde Gelukkig waren na ver- gL.,
loop daarvan ook de beide dunne plek
ken tamelijk begroeid, wat mijn barbier
aan een door hem vervaardigde olie toe
schreef, waarvan ik zes flesschen van een
rijksdaalder ’t stuk gebruikt had. Morgen,
een Zondagavond, zou de familie terug
komen, zooals Frits mij vertrouwelijk had
meegedeeld Ik besloot ze aan het sta
tion te gaan afhalen, ruikers voor de da
mes mee te nemen en te I
mijn avontuur op
Met het beste tn
mijn vraag „Mag
papa spreken?” ht
antwoord t „Ja wel. meneer Leeuwen
stern."
Ik was overgelukkig, en de mooiste
droomen omzweefden mij. toen ik dien
nacht mijn bed opzocht
„Luitenant, het is al over zessen I'
aldus wekte mij den volgenden morgen
mijn oppasser, ^n om halfzeven moet
de compagnie Haaf staan om uit te ruk
ken.”
Het viel mij nu weer tn, dat vandaag hc
regiment aan den commandeerenden ge
neraal zou voorgesteld worden Met beide
voeten tegelijk sprong ik uit bed. Ik
maakte zoo spoedig mogelijk toilet en
was om tien minuten voor half zeven
kant en klaar, maar, inderhaast had ik
niet aan mijn sterken baardgroei gedacht
Wangen en kin moesten dagelijks zorg
vuldig geschoren worden, om er men-
scheli) k uit te zien.
„Ze zullen het bij het stof op het exer-
citieterrein niet zien, dat de luitenant niet
geschoren is,” troostte mijn oppasser
„Daar is ook geen tijd meer voor, want
de luitenant heeft minstens tien minuten
noodig om in de kazerne te komen.”
Mijn oppasser had gelijk bovendien
was mijn kaptein. Driller, de stiptheid
zelve en kon heel onaangenaam zijn, als
men ook maar een seconde te laat kwam
Ik liep dus op een drafje naar de kazerne,
zag dat de compagnie al aangetreden was
en hoorde den kapitein een der manschap
pen een geduchten uitbrander geven
Een blik op de kazerneHok bewees mij,
dat het al een minuut over halfzeven was
De kapitein wierp mij een bestraffenden
blik toe en zei „Luitenant, ik verzoek je
op je tijd te passen, je bent te laat.” Ik
bracht de' recherhand aan mijn kepi en
was al blij, dat de kapitein geen aanmer
kingen maakte op mijn zwarte wangen
en tin- Maar hij had zooveel met de man
schappen te stellen, dat hij blijkbaar niet
de poëet onder den invloed van de een of
andere bekoring is
„In zijn blik ligt harstocht opgesloten
zijn stem ts gejaagd, zijn houding onze
ker, als die van een man. die half bedwelmd
is door zwaren wijn
nerhaalde Guillaume, die eensklaps een
aiesbm kreeg zonder dat hij het helpen
kon „Maar vervolgde hij. „wie ts die
heer, reeds eemgszins op aren, welke ook
tot het gezelschap van deze Roselinde
schijn' -e bêhooren
„Eer oude dwaas,'
„maar emand van voorname af
komst Hij ts een Dwtsch vorst,
rende in een Hemen
zooveel en „tb*
VOOR ZIJN PLBIZIER OP REIS.
„Zit eens, mijnheer, wat een prachtig
uitzicht u van deze hoogte op de om
liggende landstreek hebt r
Toerist i „Och, hemel, kan ik dan nooit
eens een oogenblikje rustig zitten, tonder
eeuwig en altijd iets te moeten zien f
EEN HANDIGE GOOCHELAAR.
Een reizend goochelaar gaf eenige van
zijn toeren ten beste. Nadat hij er ver
scheidene vertoond had. zeide hij i
„Ny heb ik nog een mooien toer. welken
ik den guldenstoer noem.”
Natuurlijk wilde het publiek dien ook
nog zien, en de duizendkunstenaar vroeg,
wie van de toeschouwers hem een gulden
wilde geven, dia vooraf gemerkt moes»
.as sedert acht
--1 Hij was een
flink* figuur vooral zijn prachtige volle riep de kolonel
„Maakt het u
generaal van zijn
lend 'oeknikkend. „Ik moet mijn bijzon
dere tevredenheid uitspreken, kolonel
over hetgeen tk vandaag van het regiment
heb gezien Het exerceeren was voor
beeldig, en het gevecht werd doot u ge-
paar, heel naar mijn inzichten geleid en door
ia- gezet Ik dank u mijne heeren
Een steen viel mij van het hart mijn
mgeschoren gezicht was dus niet tn het
oog gevallen Met een blij gemoed over
een uur hoopte ik Agnes als mijn verloof
de te mogen begroeten rukte ik tn
Ik keek naar de klok het was eli
uur. en ik moest mij haasten, als ik nog
om twaalf uur op de villa van mijnheer
De Bruin wilde zijn
„Leeuwenstein Leeuwenstein
riep een stem, toen ik de kazernepoort
doorging
Ik keerde mij om. Mijn vriend, de re-
-tments-adjudant Storm, wenkte mij
„Wat is er aan de hand, Storm Heb ik
een commando gekregen Zeg gauw op.
want ik heb geen tijd.”
„Wat er eigenlijk aan de hand ts, weet
ik niet de kolonel heeft me gelast, je da-
ielijk in het regimentsbureau te roepen.’
Ik was mij geen misdaad bewust en
volgde dus Storm met een gerust hart
.Luitenant Leeuwenstein. ik moet er
te ontevredenheid over uitspre-
u ongeschoren op het excer-
„Hier miinhéer.”
De schoolmeester monstert de rekening,
1. i
„War kotelette met één t. daar ont-
dat is spoedig veranderd," zegt de
t de rekening en schrijft
„Nog één thee, 25 cents.
Astubheft mijnheer?"
cheerden wij op de tonen der muziek hier aan weerskanten een paar dunne
naar het exeratieplein, dat wegens de
groote massa zand, die de exerceerende
afdeelingen steeds in dichte stofwolken
hulde, in den mond der soldaten de zand
koker heette. Vriendelijk scheAi de zon.
maar toen wij in 't gelid op de komst van
den generaal stonden te wachten, werd de
hemel bewolkt en druppelde eenoogënblik
later een fijne regen neer, zoodat geen
stof meer van het exercitieplein opdwarrel
de.
De kapitein kwam nog eens, toen de
generaal tn de verte zichtbaar werd, langs
het front der compagnie, om de. man
schappen te monsteren. „Maar, luitenant
u bent niet geschoren,” zei ftij zachtjes,
toen hij mij voorbijkwam.
„Kapitein, ik
„Zwijg 1 Let op, presenteert het ge
weer 1"
De generaal reed op den rechtervleu
gel van het regiment toe, de kolonel reik
te 1
Guillaume was ontroerd en vol be- vragen ons een lachtpartij te geven inde
Mineer je soms dorst mocht krijgen I” wondering blijven staan, als ging 1 2”
De baron sprak nog, toen het rijtuig geestverschijning hem voorbij Zijn met- vanjShartres gehuurd hebt.”
““2; _L. een 2__
om zomertoiletjes te kunnen bewonderen sprong vlug uit het rijtuig de poëet woord bederven alleen keerde hij zich antwoordde deze, ,^n geef mii
Hoewel in de laatste dagen van September wierp, als uit een droom ontwakende on, als wilde hij denzelfden weg terug van degenen, wien ik een uil
hadden de boomen nog het grootste deel een louis op het tafeltje der controleurs gaan en gaf Guillaume een knipoogje zenden moet.”
hunner bladeren behouden. De drie vrienden gingen het hek door hetwelk zooveel zeggen wilde als „Neen, neen,” hernam
„Dit weer schijnt met opzet voor ons en bevonden zich in de laan, waarin „Wij worden eveneens medegesleept „daarin laat ik u geheel vrij.”
gekozen.” zeide de baron „Van avond groote, verlichte vazen r —1n» „am m --
tal in den Pré-Catelan de bloem van marmer geplaatst waren
Europa’s groote wereld vertegenwoor
digd zijn: zij is er stellig ook,” voegde XVII.
hij er bij, terwijl hij zich tot den poëet
wtadde.
„Wel, mijnheer," antwoordde deze,
„denkt u dan, dat ik verliefd ben?”
JZoo hernam de baron
„Ditmaal heeft de vogel den vogelaar
gevangen. Het is ts dwaas om alleen te
loopen, m^n waarde poëet!”
Guillaume was in een boek van het rij- kens
komst Hij is een Duitsch vorst, regee-
rende in een Hemen staat, in welks naam
zooveel ,jl" en ,.th’ voorkomen dat hij
ónmogelijk uitgesproken kan worden.
Stel u 'wee klinkers ’usschen achttien
mede Hinken voor Men noemt hem dan
ook maar gewoOhweg vore' Ludolph,
een echte modepop, dank zij 'zijn kleer
maker en kapper Natuurlijk is hij ver-
w wgtu ucei <c -.laan „nan e-arijs liefd op luffrouw Roselinde en laat haar,*
Parijs schijnt van avond wel hier te zijn.’ of vier malen per week door zijn kan
selier.. zijn vorstendom, zijn kastesten en
-uillaume uit. „waar is zijn hertogelijken mantel aanbieden ver-
poëet gebleven? Hij is vaardigd van goudlaken, waarop de
t.” Duitsche adelaar gestikt is.’
„En wat antwoordt 'uffrouw de Vdle-
tort vroeg Guillaume.
fjZij maakt zich vroolijk over de ge-
oriide oogen van den kanselier, zonder
wie ts hij dan zoo wanhopig zich echter van het genoegen te berooven,
vroeg Guillaume den vorst in zijn gezicht uit te lachen.
„Op wie? verduiveld! op een schoon- Het zou mij te ver voeren." vervolgde de
neid. die het hoofd op hol brengt van de baron „u een persoonsbeschrijvtnj
--'t. ykf toevaj <gient al de aanbidders dezer icugdige scl
heer Kijk eens te geven Wij behoeven trouwens slechts
je van tien of twaalf per- in de nabijheid van dit voornaam ge-
t daar uit de rechter zij- zelschap te blijven Men spreekt er luid
ons aankomt.’ genoeg en zonder zich te geneeren. Zoo-
tn de aangewezen rich- doende kunt u alles hooren. wat u belang-
schoone wekkend toeschijnt."
oU bent een uitmuntende gids, mijn
hem de strikeener verleidelijke schoone te delend onder de verlichte, kristallen bol- heer.’ zeide Guillaume. „U hebt dus in
duchten, want ik bemerk zeer goed, dat len. naderbij kwam Drie vrouwen vorm- dezen kring verkeerd
J‘_i middelpunt zij waren vergezeld „Vetleden laar had ik nog geld genoeg
van verscheidene jonge, voorname sport- om in dat gezelschap tt verschijnen. Se
men Een dezer dames was een vrouw dert zie ik deze lieden slechts van uit de
van omstreeks veertig jaar, zeer gezet en verte.”
daarbij opzichtig ge Heed de beide an- De beide heeren volgden nu de dames
dere bezaten al de bekoorlijkheid der met haar gevolg zonder dat deze het be-
„Maat kom." zoo besloot Guillaume jeugd; beiden lang en tenger van gestalte speuren konden, terwijl zij zich tusschen-
- u en fjtf van houding. Doch baar beiden onder de menigte begaven, zonder
bemoeien Wat kan het mij ook eigen- schoonheid was zeer verschillend De haar echter uit het oog te verliezen
1 prachtig gitzwarte lokken, een „Waarlijk,” zeide de gravin, de zwart-
gelaatskleur fijne, regelmatige Jokhge gezellin van Roselinde, „men zou
trekken het zuivere Italiaansche rype zeggen, dat gansch Parijs dezen avond
en toch was zij wel degelijk een Fran^aise hier is. Ik heb al minstens twintig ken-
Volgens den baron heette zij gravin de nissen langs mij heen zien gaan?'
Tully. De longe vrouw had evengoed hare be-
Doch boe de schoonheid te beschrij- wonderaars, doch in het bijzijn van Ro
ven van haar gezellin, die Uaarblijkelijk selinde waren zij wat minder geestdriftig,
twee of drie jaar jonger was? Laten wij Gelukhg had mevrouw de Tinly een uit-
eenvoudig zeggen, wie deze gevierde stekend karakter en de opgang, welken
schoonheid is zij heette Roselinde de Roselinde maakte, vermaakte haar zon-
Villefort. Wij kennen reeds dit bekoorlijk der haar te kwetsen Bijgevolg was zij
ziow» Iva noest
tonen der muziek op/Koet- deze trotsche houding. Wij kenden Ro-
bij het groote hek at en blijk selinde reeds, door haar moeder een
wachten, mijn jongen Hier zijn vijf fran- Indische, door haar vader een Francaise
ken om opgmijn gezondheid te drinken, C .J r
Wanneer je soms dorst mocht krijgen 1” wondering blijven staan, als ging een bosschen, welke u dit jaar in den omtrek
De baron sprak nog, toen het rijtuig geestverschijning hem voorbij Zijn met- van Chartres gehuurd hebt.”
voor den ingang stil hield Guillaume gezel wilde dezen indruk niet door een „Bepaal den dag slechts, juffrouw,"
-1 _.-j lijstje
uitnootÜging
Roselinde,
gekozen.” zeide de baron r „Van avond groote, verlichte vazen van Afrikaansch Laat ons op een afstand volgen”" r „De vorst is toch een man, die ver-
u,--1..^,- Daarop wandelden zij, op tien schreden overingen weet te maken I" merkte een
achter de groep aan. zoodat zij alles kon- dandy op, die lispelde als een meisje van
den zien en hooren De baron kende vrij veertien
De drie wandelaars betraden een cir- nauwkeurig het personeel, waaruit het hof
keivormige ruimte van groen en prach- van aanbidders bestond, hetwelk Rose- antwoord,
tige bloemen, omsloten door boschach- linde in haar gevolg voerde r --
tige hellingen, waar tusschen door men „U bent verwonderd, verrukt," zeide welke hij lijden moest door een vrouw,
weer andere hoogten ontdekte, bedekt hij tot Guillaume, „en daar is we) reden Maria Theresia
met hoog opgaande boomen Het is voor Deze dame is een jong meisje van
een landschap met een nevelachtigen nog geen twintig jaar, en dat een onge-
horizon, waarin het verwonderd oog tel- looflijken invloed uitoefent op hen die r -
1 de bekoorlijkste gezichtspunten zich het meest op hun onafhankelijkheid Ipde een veelbeteekenenden blik toe.
tuig weggedoken en sloeg zijn nieuwe ontmoet. Hier is de natuur met de natuur laten voorstaan Daar zijn nu acht of Een jongmensch van omstreeks acijt-
temtissen gade; het was een vluchtige zelf verfraaid De Pré-Catelan is, in ver- tien verliefde mannen bijeen, met wien en-twintig jaar naderde juffrouw de Ville-
oatmoeting, onverwachte kennismaking gelijking met de Opera te Parijs, hetgeen zij nagenoeg doen kan wat aj wil. f01* eo wist haar ongemerkt toe te voe-
infasrhi-n ontluikende vriendschap; meer een Zwitsersche. of liever nog Andalu- Deze sportsmen, deze voorname edel- 8en
waaochijnlijk nog onverschilligheid en sische vallei is, vergeleken bij een ge- lieden zijn voor haar zooveel slaven. Allen eL ^*n heusch geen middel,
genomen had, dit waren de over- tervallen en vlieten kronkelend tusschen lijke schoonheid
gen, waarmede Guillaume zich oevers, bedekt met waterplanten hier bezit zij aanbid
hield. en
GEMOEDELIJa.
Boer „Jacob. heb ie tijd Dan drinken
we er een 1”
Gemeentebode„Natuurlijk heb ik
tijd. Ik heb niet anders dan drie expres
brieven te bezorgen.”
VERLEGENHEID.
Mama (tot de kinderen) 1 „Hoort’es,
kinderen, al* vanavond mijnheer Tipt er
is, mogen jelui niet over zijn haren spre
ken, hoor I”
De kleine Piet (des avonds)„Hè, ma l
u hebt van morgen verboden over de ha
ren van mijnheer Tipt te spreken, ea hó
heeft in ’t geheel geen harent..,. x
kennis gemaakt heeft met de justitie;
er is reden »e over zich voor hem in ach»
- -- te nemenIntusschen geloof ik niet
woordde dien groet, schiet vriendschap dat deze bedorven natuur dooi en dooi
pelijk en ging op de beide gasten toe Hij slecht ts en het zou mij niets verwonderen
was iemand van omstreeks twee en twintig ils die mijnheer de Barabas trachten zou
jaar, met voornaam voorkomen, van zijn verleden weer goed »e maken en een
middelmatige grootte en eemgszins bleek heter leven te beginnen wanneer daartoe
gelaat De baron reikte hem de hand en gunstige omstandigheden medewerk-
Stelde hem aan Guillaume voor. ten Hu is een doordraaier neeft gebrek
„De heer Delannay,” zeide hij. „een aan geld en geeft zich met zaken at welke
jonge man met veel talent, de zoon eener veel op schurkerij gelijken Doch, wie
gunstig bekende kostschoolhouderes te weet Verzeker dezen man die de on-
dezer stede.” deugd moe is. een kalm onbezorgd be-
„Dank u,’ antwoordde Delannay. staan verschat hem het overige van zijn
„zulk een getuigenis zou mij nog kunnen levensdagen een zekeren welstand en wie
dienen” weer misschien vraagt die man niets
„KomaanL mijnheer” hernam de baron liever dan weer fatsoenlijk re worden
- - - - A
raadgeefster van u, in den teggnwoordigen belang, g<
tijd. U bezit talent, geef u zelf genie. U sten, wijl
zult uzelf talrijke vijanden en vijftig dui
zend franken rente bezorgen Mijn
heer," voegde hij er bij. terwijl hij zich
tot Guillaume wendde, „was ik dichter,
gelijk mijnheer Delannay. dan zou ik
het recht hebben al de uitgevers van Pa
rijs met mijn karwats af te ranselen en
ik zou mij dit genoegen niet ontzeggen
Die snaken hebben nog nimmer iets van
dezen poëet laten drukken, die meer
waard u, dan vier der besten uit den te-
genwoordigen tijd.**
„Mijnheer 1” zeide Delannay, zich wil
lende verwijderen, „u taagt mij op de
vlucht r
„Volstrekt met blijft integendeel; te
meer, daar ik er zeker van ben. dat wij
ons beg,
gaat. Ik
„Zeker, daar
„Ziet u wel?
gelijking met c
een Zwitsersche. of Ikever m
K nog wvvracmuignciu en sisene vuiei i>, veigw*»».! L«, neaen zijn vwr u-a. zuvvcci Slaven ruien b—.u>wei,
nadat men van elkander af- schilderd panorama Beken vormen wa- weten, dat zij, behalve haar verwonder- Roeelinde, om ons van dien Duitscher te
A.A.A -4f^ - a 11 a— 1<<seAl<a„ UIA t__ L SCO VOrStdljk VCrtTlO|{Cfl TV srr>u-xr mass
bézit zij aanbidden in haar de bevallig- noeg van hem.'
daar staat hoog struikgewas, ter be- heid, de jeugden de schoone oogen
zrond van <roen
Dien avond waren er talrijke bezoekers
Men wandelde op en neder met het kalme
en in zekeren zin zalige gevoel hetwelk
emand landoet; die op een schoonen
lachten ivond gedruiscb eener groote
itad ontvlucht is Van het eene eind »o
het andere klonk de muziek achter groen
verborgen, door dit tooverachtige woud
Nimmer is he* overvo* van menschen
•n den Pré-Catelan; er kunnen twintig
duizend menschen op hun gemak tn dezer
urn rondwandelen
„Het kom' mij voor, mijnheer, dat wij
ons hier in zeer schoon en goed gezel
schap bevinden zeide Guillaume tot zijn
-eleider
„Vergis u daann met, antwoordde de
baron „de Pré-Catelan ts een publieke
'uin zooals men er tegenwoordig zoovee
lantreft Onbeschaamde lui komen hier
niet maar toch wee» de ondeugd zich
hier onder de fatsoenlijke menschen te
mengen, als spant ze haar uiterste krach-
'en in om deze in beschaafdheid en goede
Daar hij de vergelijking allerprachtigst
vond en meende, dat gij een diepen in-
druk maken moest, wierp de vont Roee-
Een jongmenseb van omstreeks acht-
fort en wist haar ongemerkt toe te voe-
1
„Bestaat er dan heusch geen middel,
verlossen Ik voor mij heb méér dan ge
noeg van hem.”
(Wordt voortgezet.)
antwoordde de kapitein droog
te*
waarop ik zonder mijn wil mijn baard
liet
„hertel dat eens kapitein, dat zal wel
interessant zijn”
Leeuwenstein nam nadenkend een lan
gen teug uit zijn glas „Ik was indertijd
de oudste tweede-luitenant van het derde
bataljon te Z.. zoowel in als buiten dienst
een aangename garnizoensplaats Wij
kwamen veel bij de ambtenaars en koop
lui daar aan huis Vooral bij mijnheer de
Bruin, een der welgesteldste fabrikanten,
was ik een trouwe gast, en toen mijn ge
schiedenis voorviel, stond ik op het pum
de hand te vragen van zijn dochter Agnes
Een talrijk gezelschap was in den avond
van den 18dén Juni in de villa van mijnhee'
de Bruin bijeen Onder de pauze 'us
schen twee dansen gaf ik Agnes mijn arm
en gingen wij, evenals de andere parenjin
het heerlijke, met lampions verlichte
park een luchtje scheppen Even vóót
wij in de zaal terugkeerden, kreeg ik op
morgen me, uw
ter zacht gefluisterde
jeven, waar u dezen avond heen
bedoel den Pré-Catelan.”
ga ik ook heen.”
Ik had het durven wed-
den. Ha I poëet, gij hebt er dus nog steeds
uw zinnen pp gezet?”
„Nog altijd I’ antwoordde Delannay
„Wij zullen u wel op de hoogte bren
gen, mijnheer Guillaume,” zeide de ba
ron. „Laat ons intusschen een laatste
glas punch drinken en heengaan Aan
nemen” vervolgde hij, zich tot een be
diende wendende, „bestel mij het beste
huurrijtuig, hetwelk in de buurt te vinden
is en laat het terstond voorkomen Zeg
dan koetster dat het voor mij is”
De „karos” van den heer baron kwam
spoedig aanrijden. Guillaume gevoelde
als bet ware instinctmatig, dat hij er be
lang bij had de uitnoodigmg aan te ne
men en besloot zijn zonderlingen metge
zel te volgen, die eveneens den heer De
lannay een plaats in zijn rijtuig aanbood
Dit was een calèche bespannen met een
stevig paard. De baron zag terstond dat
net vroeger een prachtig koetspaard ge-
veest moest zijn en maakte den koffiehuis*
bediende een overdreven compliment
□ver oe zorg, -- t - -
gekozen had. F"
1
hem den titel van
franken méér en
hertog genoemd.
Onder vroolijken kout reed men over de
Champs-Élysées naar het Bois de Bou
logne. Het was bij achten.
Het avondfeest feu tot middernacht
duren. Men kon zich geen schooner weer
voor zulk een partij denken; het was
doodstil in de lucht en nog warm genoeg
ouwe jongen je moet op de schietplaats
de schijven gaan opstellen' een mooie
toelage en veertien dagen geen dienst fronst het voorhoofd en zegt
;en vroeg breekt een t"
jegonnen 2
De papieren, die je noodig hebt liggen keUner, neemt
Weer zouden veertien dagen voorbij-
j te worden- Maar wat
m? Het was bevolen en
oogenblik kwam de gedachte bij mij op. ik moest gehoorzamen. Eindelijk was ook
A 1 a a a A. a a aa a a a
t uju v«u vuviuij, tn
mijn groot genoegen, mijn baard bij
zonder goed gegroeid. In mijn garnizoens
plaats teruggekeerd, ijlde ik naar de villa
der familie De Bruin. Weer deed Frits
Toen ik mij in den spiegel bekeek, open
-*- -- „De familie thuis
„*t Spijt me, maar ze zijn tot einde Sep
tember naar de zeebaden gegaan en gte-
tig gegroeid, luitenant.”
„Vind ie riep ik verheugd uit,
tafel bij de deur en begon schuim te ma- een gulden in d; hand.
?d 1ging ik naar de sodë-
'de had althans deze goede
nu niet gezien had.
dat ik gisteren met was gekomen Kleine zuster „Ik zou hem eiken dat
Een algemeene hilariteit begroette mij bonbons te eten geven en hem met eau
bij het binnentreden^ der sociëteit Van de cologne besproeien."
VOOR DE RECHTBANK.
Rechter„Maar hoe kwam dat horloge
tn je zak
Aangeklaagde 1 zijn meer ondoor-
ondelijke zaken in de wereld, edelacht-
re, en ik hoop, dat u dat bij uw uit
spraak u> 't oog zult houdten”
DIERBAAR AANDENKEN.
Mevrouw A „In dat medaillon heeft u
zeker een dierbare gedachtenis?"
Mevrouw B. „Ja, er ia een haarlok van
mijn man in”
Mevrouw A „Maar uw man leeft
trachten, Agnes n°8
te helderen -
lumeur ter wereld stond
ik 's Zondagsmiddags voor de kazerne,
toen mijn vriend Storm op mij toekwam Schoolmeester tn een
„Je hebt een wit voetje bij den kolonel, „KeUner mijn rekening.”
ijven gaan opstellen een mooie
Van middag om zes uur vertrekt de trein,
waar ie mee moet, want mc
moet met het werk worden
‘ZT
mijn
ken,
titieplein bent gekomen Ik straf ie daar
voor met een dag kamerarrest.'
Dat was een bliksemstraal bij helderen
nemel Agnes wachtte en ik kon niet ko
men Eensklaps schoot een reddende ge
dachte mij door hei hoofd.
„Mag ik den kolonel eerbiedig opmer
ken, dat ik het voornemen heb. mijn
baard te laten staan
„Daar valt niets op aan te merken,
maar je had daar wel op een anderen dag
mee kunnen beginnen Zijn ExceUentie
heeft mij persoonlijk zijn groot misnoe
gen over deze aangelegenheid betuigd
Overigens blijT» het bij dien eenen dag
Dank ie.” r
Dat was duidelijk genoeg, ik kon gaan tn het regimentsbureau Haar
Lk begaf mij naar mijn kamer, waar Storm Weer zouden veertien dagen voorbij-
mij precies om twaalf uur op de meest gaan, zonder dat ik Agnes zou zien. Het
heusche wijze mijn degen afnam Ik ver- was om wanhopig t_
keerde tn niet geringe verlegenheid. Ben kon ik er aan doer. 72^.L,
aan Agnes' vader de reden mee te deelen deze tijd van ballingschap voorbij,
waarom ik niet kon komen, maar ik ver- tot mijn groot genoegen, mijn baard
wierp ze In de grootste verveling kroop
de namiddag om vroegtijdig ging ik
naar bed en stónd eerst laaf weer op.
deinsde ik bijna van schrik terug 1
zwarte stoppels ontsierden op de scl
melijkste wijze wangen en kin.
„Willem, ga onmiddellijk den kapper teren vertrokken. Uw baard is prach-
roepen.” tig gegroeid, luitenant.”
Tien minuten later dribbelde deze de „Vind je riep ik verheugd uit, en
kamer binnen, zette zijn koffertje op de stopte den ouden man met mijn kaartje
tafel bij de deur en begon schuim te ma- een gulden in d? hand.
ken Eenige dagen later rukten wij voor de
Ik nam plaats zorgvuldig deed de kap- manoeuvres uit. Den 25en keerden wij
per mij een servet voor en begon handig terug, en ik had den mooisten vollen
mijn rechter wang in-te zeepen. Maar baard van heel het garnizoen. Ik vond,
daar viel mij plotseling mijn verzekering thuisgekomen een uitnoodiging voor een
aan den kolonel in Ik kon mij in geen ge- avondpartij bij de familie van Swieten
val laten scheren ik zou mij minstens Alle gasten waren er al, toen het laatst
belachelijk gemaakt hebben. mevrouw de Bruin en Agnes binnentra-
„Neen, de baard blijft staan, ik wÜ en- den.
kei gefriseerd worden.”. „U is erg veranderd, luitenant," zei
„De luitenant schertst” zei de haar- Agnes, toen ik haar groette, en wendde
kunstenaar en maakte aanstalten om met zich tot een vriendin „Lieve Leonie, kan
zijn werk voort te gaan ik Zondag op je rekenen?”
Toen ik echter zijn arm greep en weg- Dat was duidelijk. Gedurende het
slingerde, keek hij mij verwonderd aan souper zag ik ik zat tamelijk ver van
meer aan mij dacht. Nadat Driller ver- „Maar, luitenant, hu in den zomer een Agnes dat ze een paar maal naar me
schillende straffen had uitgedeeld, mar-, vollen baard laten staan? Bovendien zijn keek.
-- --*-1- --*--- - - J -> **•-
plaatsen, en het zal lang duren, eer ze ik haar „Juffrouw'Agnes, mag u u.... --
dichtbegroeid zijn, en dan zou het jam- „Ik geloof, dat het beter is, meneer worden en waarvan het jaartal moest
zijn voor den mooien knevel, die Van Leeuwenstein, dat we...." worden genoteerd Esn stuk of twaal,
den baard niet meer in het oog zou „Juffrouw Agnes, luister naar mij eer ^Ideni werden hem overhandigdi en de
u mij veroordeelt, ik ben onschuldig I" goochelaar schudde ze door elkander,
„Spreek op." ’riarna *“1 aan «lk|d«r toeschouwer» efe
Spoedig wat Agnes alles. Wij waren anderen gulden tiet nen dan den door hem
weer de ouden, en tot afscheid zei zij t gemerkten. terwijl hij bij eiken gulden
„Morgen dus zeker?” «Je» van u?"
„Zeker, mijn schatje." Natuurlijk zeide iedereen neen, ep
Toen ik den Volgenden middag, na duizendkunatenaar draaide zich om
deur uitging, zei hij nog „De lui- een onderhoud met haar papa, Agnes als en Pn8 heen, terwijl hij zeide „Dan zijn
le tiaar het regimentsbureau terde ze mij toe
2„Met je baard beval je me nu nog be-
lachten. De kolonel was van- ter dan eerst. De vier eh' twintig uur »r-
tag bepaald vreedzamer gestemd. rest hebben dus toch nog iets goeds ge- Rechtbank
„Altijd het geschikte oogenblik uitkie- had. Maar je baard laten afscheren mag vrijgepleit
y>.
„Daar dit nog niet gekomen is,” be- tfdent te spreken.
j- u.-..-Li.j._ Mn, „Zouikumc“
der jonge officieren. Laat het niet meer ven dragen. Eigenlijk is mij dat ook i :t niet vrij te laten
lentis nam nu, met een schitterend gevolg ie er teer fraai uitziet met ie baard” was ik hartelijk moe.”
zijn eigenliefde als barbier Alleen toen
de
itging, zei hij nog „De lui- een onderhoud met haar papa, Agnes als
:dig inzien, dat ik gelijk heb.” mijn verloofde mocht begroeten, fluis- w allemaal van mij.
„Met je baard beval je me nu nog be-
rest hebben dus toch nog iets goeds ge- Rechtbank zijn cliënt, een groot bandiet,
zen, luitenantwas mij niet aangenaam *e alleen op mijn bevel.”
u te moeten bestraffen, maar Excellentie ,.T'— J_* 1," ‘_-
een fijnen neus, sprak van tactloosheid sloot de kapitein, „moet ik hem dus blij-
t
hem het rapport over, en Zijn Excel- gebeuren. Kan overigens niet zeggen, dat onaangenaam, want dat eeuwige scheren
.Ua —aa.aaa «aUIomwamzI naortl» sa »r 0009 mist i> tsaarrlaaaaa ilr kartaliiir m/ta
acht» zich, dé parad» af. Het scheen mii Ik hoopte, dat hij mij zou gelasten, den
Kapitein Eeeuwenstem
dagen te X. in garnizoen
baard trok de algemeene aandacht
wekte de afgunst op van alle luitenants
Op zekeren avond zaten de kapitein en
vijf luitenants aan een tafeltje in den
«Blauwen Os.’
„Kapitein, tk gal er wat voor, indien ik
zoo'n baard had als u." zei de eerste lui
tenant Van Datneren, die al een
malen geprobeerd had zijn baard te
ten staan maar tiet telkens na drie ol
vier weken had opgegeven, daar ondanks
alle zalfjes niets wat op een baard geleek
te voorschijn kwam
.Zoo." antwoordde de kapitein droog-
„Nu, mij kwam de dag duur te staan,
ien.’