van
4
0
Naar de missie van
1
Brazilië.
Het Paaschei.
Vrijdag K> April 1925
EPISTEL EN EVANGELIE.
Tafereelen uit het
Evangelie.
on-
xou
1
I
„Kind,
Hem:
als
I
te lezen.... Ha, het zal toch lukken. Cle
mentine-Apertini.'1
Plotseling richtten zich aller oogen op den
vooruit in wijsheid en leeff
1 en menschen. i
kolonel, die-liet ei hart meegebracht. Bg her
1-- -1 was hij doodsbleek
gedaan?”
i, ’t is lang genoeg geweest. Ruk
eel vlug ook. Ge moogt van gc-
Nazareth.
Eu Bij was hun onderdanig.
En Zjjn moeder bewaarde al deze woor-los
in baar hart.
En Jezus ging vooruit in w
tijd en behaaglijkheid bij God
werden zeer begeerd in de rijke huizen van
Griekenland, Egypte en Italië.
Evangelie volgens den H. Lucas;
XXIV, 13—35.
In dien tijde, op dian- zelfden dag gingen
twee leerlingen van Jesus naar een dorp,
met name Emmaus, dat zestig stadiën van
Jerusalem lag. En zij spraken tot elkander
van al hetgeen daar geschied was. En bet
geschiedde, terwijl zij te zamen spraken en
onderhandelden, dat Jesus zelf daar kwam,
en met hen ging; maar hunne oogen werden
gehouden, oj
kennen. En 1
beefde onder dien blik over ai haar ledema
ten en dikke tranen parelden over hare wan
gen.
„Den calotin spreken!” antwoordde de ;mr-
tief op barschen toont „maar weet ge dan
niet, burgeres, dat het verboden is met den
calotin te spreken?”
„Och, als het u belieft! maak toch, dat ik
hem maar eens even kan zien!” smeekte de
onbekende.
De man zag haar eerst met wantrouwen
den blik aan en vroeg toen: „Wie zijt gü?”
„Ik ben een ongelukkige vrouw, aan wie
Monseigneur groot*. weldaden beweren
heeft”.
„Hoe heet go?”
„Clementine...."
„Die ken ik niet.”
„Gij zult mij toch zeker toestaau, Monseig
neur even te spreken, of ten minste te zien,
niet waar?”
„Reken daar niet op, en als ik een goeden
raad mag geven, dan-zou ik zeggen: spreek
dien naam niet te hard uit» Dat kan u wel
ecus duur te staan komen; men zou n
kunnen aanhouden.” v
„My aanhouden? Wat heb ik dan
„Kom, kom,
in en maar heel
luk spreken, dat ge juist met mij te doen
gqliad hebt. Bij iedereen zou het zoo niet af-
loopen.”
De vrouw week langzaam een paar pas
sen achteruit, en droogdo bare tranen af.
Toen naderde zij weer den portier:
„Zoudt ge dan ten minste namens mij, dit
hier aan Monseigneur willen ter hand stel
len? Gij zoudt my daarmee een groeten
dienst bewijzen, en zal u toch niet in ongelo
genheid brengen, hoop ik. In naam uwer kin
deren, indien gü er hebt, doe dat en ik zal
Onzen Lieven lieer voor u bidden.”
..Van dat bidden ontsla ik u, dat is niet
noodig; maar laat eens zien, wat go daar
hebt.”
De vrouw haalde een rood ei uit haar zak.
„Wat is dat?” vraagt de portier.
„Een Paaschei."
„Een Paaschei. Och ja, dat ’s waar ook,
De calotins vieren thans feest. Men zou het
tegenwoordig anders haast vergeten hé, bur
geres?” En hij grijnslachte. Clementine ant
woordde niet.
„Gü belooft ngj immers do boodschap te
doen?” vroeg zü weer op smeekenden toon.
„Nu ja,” hervatte de ander: dat is nog al
niet heel lastig, dat heb ik wel voor u over,
omdat ge er zoo ongelukkig uitziet.”
„Wat zijt gü toch goed! Onze Lievo Heer
zal ’t u loonen.”
„’t Wil ook nog al wat zeggen! Och kom,
die moeite behoeft Hy zich niet to geven.”
De vouw overhandigde hem haar geschenk
en was juist weg, toen er met geweld een
binnendeur openging. Een man in uniform,
met gouden strepen op do mouw en kepi,
stormde het vertrek in en riep op barschen
toon:
„Wat is hier gaande?”
„Niets, kolonel; er was eenvoudig iemand
die dit kwam brengen voor Darboy”.
^■■Cuu um—WW—W—BgiW
Weekkalender.
ZO. 12 April. Hoogfeest van Paschen of de
Verryzenis O. H. Om de plechtigheden van.
Paasch-Zaterdag goed te begrypen, diene
men zich te herinneren, dat do feestelijke
toediening van het H. Doopsel er het mid
denpunt van vormde. Het Paaschfeest
werd daartoe juist uitgekozen, omdat het
II. Doopsel ’n opstaan is uit den dood en
het graf der zonden, ’n verryzen tot 'n
nieuw, hooger leven. In de eerste eeuwen
namen die plechtigheden aanvang in den
achtermiddag van Paasch-Zaterdag en
duurden tot in den nacht, en, was 't getal
doopleerlingen zeer groot, dan duurden ze
tot in den morgén van het Paaschfeest en
werden besloten door de plechtige Paasch-
Mfe.
lederen dag van de Paaschweek wordt
weer een andere Mis gelezen, d. w. z. de
veranderlyke gedeelten der Misgebeden,
zyn niet al de dagen van dit octaaf dezelf
de als die van len Paaschdag, zooals bü
andere octaven geschiedt, maar eiken dag
heeft zyno eigene, afzonderlyke gebeden,
waarin de Paasch-vreugde doorjubelt en
vele toespelingen gemaakt worden op het
met Paschen zoo feestelük toegediende H.
Doopsel. Men vergelüke het Misboex. Al
leen Vrijdag* heeft men als tweede gebed
de gedachtenis van den H. Amicetus, Paus
en Mart. (156—166).
WO., DO. en ZA.: het gebed voor de Kerk
of voor den Pkus.
MA. en Dl., tweede en derdo Paaschdag zjjn
dubbel le klas en dagen van devotie, ter-
wül de 2de Paaschdag, hoewel zonder ver
plichting toch als Zondag wordt gevierd.
De octaafdag van Paschen heet: Witte
Zondag, wijl op dezen Jag de doopleerlin
gen het witte kleed, dat zij in den Paasch-
nacht hadden aangetrokken, weer moesten
afleggen, en: Beloken, dat is gesloten Pa
schen.
PAASCH-ZONDAG.
Epistel uit den eersten brief van den
H. apostel Paulus aan de Korinthiërs;
V, 7, 8.
Broeders, zuivert u van het oude zuur
deeg, opdat gü een nieuw beslag moogt zyn,
geljjk gü nu ongezuurd rijt. Want ons
Paaschlam. Christus is geslacht baten wy
dan feest houden; niet met het oude zuur
deeg, noch met het zuurdeeg van boosheid"
en ondeugd; maar met ongezuurde brooden'
van oprechtheid en waarheid.
Evangelie volgens den H. Marcus;
XVI, 1—7.
In dien tyde, kochten Maria Magdalena en
Maria de moeder van Jacobus, en Salome
specerijen om Jesus te komen zalven. En
zeer vroeg, op den eersten dag der week, de
zon reeds opgegaan rynde, kwamen zü aan
het graf. Zij zeiden dan tot elkander: Wie
zal ons den steen van den ingang des grafs
afwentelen? want by was zeer groot. En op
ziende, zagen zy, dat de steen afgewenteld
was; en in het graf tiedende, zagen zij aan
de rechterzijde zitten e.-r.en jongeling, om
hangen met een wit kleed; en zü werden ver
baasd. Hij zeide tot haar: Verschrikt niet;
gü zoekt Jesus van Nazareth, die gekruist is
ziet de
Maar
aan
naar
Hij u
i
hun tafels met half toegeknepen oogwn. Moe
ders met haar kinderen zitten op den vloer,
ouder zuilenhallen. In een frissehen hoek zit
een oud vrouwtje te slapen, met hot hoofd
op de borst. Honderden musschen tsjilpen
onder de gekelven; zwaluwen scharrelen
rond hun nesten, boven tegen 't vergulde
beeldhouwwerk.
Over het buitenvoorhof stappen nog eea
paar priesters, die naar hun dorp terugkee-
ren, met een pakje aan den stok op hun
schoudery Bü de Schoone Poort ligt de lam
me bedelaar ongestoord op ziju rustbed, en
praat met de twee blinden. Weinig ynlk-taat
te bidden in het binnen voorhof. Écn magere
zwarte rookpluim steekt op het altaar. Enkel
eenige zeldzame priesters ziju er doende.
Daar is Jezus niet.
Terug gaan de droeve ouders. Over het
heidenen voorhof, naar den Zuidkant,
over de brug nog eens voor den hoeved-
sten keer? in de bovenstad te komen.
Ginder, onder de wyde zuilenhallen, rtaan
menschen in een kring. Daar zullen weer die
wetgeleerden zitten te redekavelen. Want de
omstanders zeggen niets, en luisteren eerbie
dig.
Joseph en Maria hooren een zware mannen
stem: -Wanneer zal dan het koninkrük Gods
komen?” En dan een heldere knapenstem:
^Het konmkrqk Gods zal komen zonder op-
hooren van dien naam
geworden.
„CIcmcntine-Apertini!” stamelde hij,
-»maar dat is mijn moeder, die ik honger heb
laten lijden. Wee my, ellendeling!”
Dit zeggende stond hü op en verliet on
middellijk de zaal. Ook de overigen gingen
weldra ontroerd heen.
„Wat is er van kolonel Apcrtinc gewor-
den?” hoor ik vragen. Ik heb, antwoordt
de schrijver een oud-missionaris daar
nooit achter kunnen komen. Misschien is hij
in een straatgevecht gevallen en is zijn lük
onopgemerkt gebleven onder dat van de
duizenden gesneuvelde communards, die do
straten bedekten. Zooveel is zeker, dat zyn
naam niet voorkomt in de processtukken
van den krijgsraad, en dat men dm ex-koio-
nel ook niet heeft gezien onder de vluchte
lingen die naar het buitenland do wijk na
men.
DH alleen heb ik nog opgevangen. Toen
de in het nanw gebrachte communards ge
reed stonden den hienschlievenden Aarts-
bischop, Mgr. Darboy, evenals verscheide
ne andere gecstclyken, aan hun duivelsche
woede op te offeren en dood te schieten, zou.
naar men zegt, een man, in gescheurde uni
form zich ijlings aan zijn voeten geworpen
en uitgeroepen hebben:
„Monseigneur, ik ga sterven; geef mü uw
zogen, golyk gü het mijn broeder gedaan,
hebt.”
Wat hiervan zü voor kolonel Aperthii
was deze gebeurtenis in alle geval een «wenk
des Hemels. Hoeft hij aan de liefderijke in
zichten des Hoeren beantwoord, den weg
der ongerechtigheid verlaten, en zich rouw
moedig tot God gewend, dan heil hem’
Zoo niet, dan heeft hij zich door de verwaar-
loozing dezer genade nog schuldig gemaakt.
(Vervolg.)
Aan den vervolgbrief aan zyn ouders van
den Welcerw. Pater ÏACtantius Vaake O. F.
M. die door zyn overheid benoemd is tot
missionaris in Brazilië ontleenen wij het
volgende:
De drie weken waehtens ayn om: de reis
gaat verder. Op dit oogenblik dat ik U schryf
bevinden we ons in Caravcüas. een klein vies
zeestad je, ongeveer 1000 K. M. boven Rio do
Janeiro. In ’t laatst van Februari kregen we
te Caxadura bericht dat we konden uitvaren.
Nu, ofschoon wc vlak by de hoofdst waren en""
nu en dan van veel schoons konden profitce-
ren, waren we toch blij dat de tijd van heen
gaan gekomen was.
Een paar fraters die naar Nederland op
vacantie gaan, waren intuschen ook in
tjaxadura .aangekomen en zoo gingen wc in
gezelschap van hen eh van nog ’n anderen
frater, met vijf man derhalve in 't geheel
naar’d* haven van Rio.
Met den sneltrein daarheen is ’t ongeveer
20«minuten sporen. He.t geluk of liever ’t on
geluk wilde dat wc een dronken neger tot
reisgenoot hadden.
Een van de fraters tot wien die kerel niiuir-
voortduren zat te zwetsen en die dat za
niken moe werd zei tot hem: vraag maar 'ns
aan dien anderen frater die weet 't wel. Zoo
zat ook ik nog ’n tijdje met dien sausneger
opgcschept, tot groot vermaak natuurlijk van
de anderen die ’n beetje meer achteraf zaten.
Eufin, dat grapje was gauw goneog afge-
loopen. Om 8 nur waren we op ons passa-
^viorchn.vfüv dz» Tlhnnc” nunion van
de confraters en richtte
Moe van al dat heen
dacht ik hcerlük te
maar lauw hoor! Brandend heet en be
nauwd was het in bod. Niettegenstaande de
hut boven was, mocht ’t ons toch niet ver-
wonderen: een paar dagen lang Hgt zoon
boot in de zon te stoven, vlak bü dio groot*
magazijnen en tusschen allerlei kleinere en
grootere booten, waardoor de afkoeling
's avonds dus lang niet zoo sterk is. Daar
kwam nog bij dat er voortdurend lui aan 't
kletsen waren, kortom ik had geen 10 sec.
geslapen. Op hoop van beterschap gingen we
En Hy ging met hen mede en kwam tb
Eu Hij was hun onderdanig.
OFFICIEEL KERKBERICHT
het „Noord-Hollandsch Dagblad”
hij is verrezen, hü ia hier niet,
plaats, daar zü Hem gelegd hebben,
gaat, zegt aan Zü“e leerlingen, en
Petrus, dat Hij u reeds vooruit gaat
Galilea. Daar zult gij Hem zien, gelyk
gezegd heeft
PAASCH-MAANDAG.
Epistel uit de Handelingen der
apostelen; X, 3743.
9 in die dagen, stond Petrus in het midden
des volks, en zeide: Mannen broeders! gy
weet, hetgeen er na den doop, dien Joannes
predikte, in Galilea begonnen, en geheel Ju-
lea door geschied is; hoe God Jesus van
Nazareth heeft gezalfd met den heiligen
Geest en met kracht; en Hij al het land al
weldoende doorging en allen genas die van
den duivel bezeten whren, wijl God met
Hem was. En wü zün getuigen van al, wat
Hü in het land der Joden, en te Jerusalem
gedaan heeft, dien zy aan het kruishout ge
hangen en gedood hebben. Dien heeft God
merd, ja, zelfs in het geheim, of nog erger,
openlijk, door de gezaghebbetxien aangemoe-
digd wordt, zulks heeft oa. de beeldstormerij
en de vreeselüke revolutie van 1789 maar al
wel geleerd. Dat het er gedurende de Com
mune van 1871 te Parijs alwven erg toeging
is van algemcene bekendheid, alsook, dat
er spoedig verscheidene geestelijken in de ge
vangenis zuchtten. En vraagt go om welke
misdaad’
Weet, dat de handlangers van Satan het
evenals hun meester voomamelyk gemunt
hebben op den godsdienst en zün bedienaren:
dezen zyn in den regel de eerste slachtoffers
van den haat en de woede der dolzinnigen.
Die moest ook de Aartsbisschop van Parijs,
Monseigneur Darboy ondervinden. Ook hü
werd met vele andere geestelykeu opgesloten
in Mazas, een groote en akelige gevangenis,
voor hen, die tot strenge eenzame opsluiting
veroordeeld zün.
ïjoch wü hebben die vrouw al zoo lang
aan do deur van Mazas laten staan, dat het
hoog tijd isj tot haar terug te keeren.
De man tot wien zü hare vraag richtte, zag
haar eerst scherp aan en nam haar vervol
gens van top tot teen op. Het goede rnensch
giersbootje do ,Jlheos”, namen afscheid van
onze hut op.
en weer draven
kunnen slapen,
heet en
tpdat zü Hem niet zouden her-
Hy zeide tot hen: Welke zijn de
reden, dat gü al wandelende met elkander
verhandelt, en zyt zoo bedrukt? En de eene,
genaamd Cleophas, antwoordde, en zeide:
Zyt Gii alleen een vreemdeling in Jerusalem,
en weet Gij niet, wat daar in deze dagen ge
schie'’ is? En Hij zeide hun: Wat dan? En
zü zeiden: Van Jesus van Nazareth, zynde
een Profeet, machtig in werken en in woor
den voor God, ën voor al het volk; en hoe
onze overpriesters en oversten Hem hebben
overgcleverJ, om ter dood to veroordeelen,
en gekruist. Dan wü hoopten, dat Hü Israel
zoude verlossen; en met dit alles is het he
den reeds de derde dag, dat deze dingen
geschied zün. Maar ook hebben eenige van
onze vrouwen ons ontsteld; zü waren voor
den dag aan bet graf geweesj, en Zün li
chaam niet vindende, kwamen zy, en zeiden,
dat zü ook eene vcschyning van Engelen
gezien hebben, die zeiden, dat Hy leefde.
Eenigen van ons zyn dan naar het graf ge
gaan, en hebben het zoo bevonden als de
vrouwen gezegd hadden; maar Hem bobben
zü niet gevonden. Toen zeide Hü hun: O
gü dwazen en tragen van hart, om te ge-
looven aan alles, wat de profeten gezegd
Bebben! moest de Christus dit niet lüden, en
aldus in Züne heerlijkheid ingaan? Eu Hü
begon van Mozes en al de profeten, en ver
klaarde hun, hetgeen van Hem in allo schrif
ten geschreven stónd. Zy naderden dan het
dorp, daar zy henen gingen, en Hy gedroeg
zieb, als wilde Hü verder gaan. En zij dwon
gen Hem. cn zeiden: Blijf bij ons, want het
wordt avond, en de dag is reeds aan het af
gaan. En Hy ging met hen binnen. En het
geschiedde, toen Hy met hen aan tafel lag,
dat Hy het brood nam, het zegende, brak, en
het bun gaf. Toen werden hunne oogen ge
opend en zü kenden Hem. En Hü verdween
uit hunne oogen. Zü zeiden dan tot elkan
der: Was ons hart niet brandend in ons,
toen Hü op den weg sprak, en ons de schrif
ten opende? En op hetzelfde uur stonden zy
op, en keerden terug naar Jerusalem, en zü
vonden vergaderd de elf, en degenen, diq
bü hen waren, die zeiden: Dat Je Heer waar
lük verrezen, en aan Simon verschenen was.
Ook verhaalden zü, hetgeen op den weg ge
schied was, en hoe zij Hem in het breken des
broods gekend hadden.
Omtrent Paschen van het jaar 1871, dat
de Fransvhen en met name do Parijze
naars met alle recht bet rampjaar mogen
noemen, vertoonde zich op zekeren dag een
vrouw op jaren, geheel in 't zwart gekleed,
met ingevallen wangen en rood geweende
oogen aan de denren van Mazas, en vroeg om
Monseigneur Darboy tq,spreken.
Destijds, gelyk men weet, zuchtte Parüs
onder het gruwzaamste schrikbewind, dat
men zich kan voorstellen. De hevigste en
verwoedste revolutionnairen hadden zich
van het gezag meester gemaakt, en men
mag zeggen, dat met ben de wanorde in den
volsten zin des woords den scepter voerde.
In het gepeupel, het uitvaagsel der inaatseb.
vonden do bewindsmannen bun hechtsten
steun. En waartoe het gepeupel in staat is
wanneer het van overheidswege niet belem-
diep voor Joseph en Maria. Zij wisten wel,
dat Hij moest zün in hetgeen zijns Vaders is,
maar niet dat ze Hem niet moesten zoe
ken als Hü verloren was. Als Hü aan zijn
goddelijke zending werkt, moeten zij Hem
geheel kunnen verzaken, Hem niet weerhou
den of zoeken. Jezus is verworderd, dat zij
Hem gezocht hebben
Joseph en Maria konden meoten, dat zü
hun Jezus altijd zouden helpen en bijstaan,
nooit geheel van Hem scheiden. Toch had
Simeon hun gesproken over een zwaard van
droefheid. Maar hoe hadden zü kunnen besaf-
fen, dat Jezus’ bestemming volkomen verza
king van wege zün ouders zou vergun? De
jonge Jezus is daar reeds diep vut bewust.
Maria zal dat eerst heelemaal verstaan bü
het kruis
ten derden dage opgewekt,- en Hem laten
verschynen, niet aan al het volk, maar aan
de getuigen die God voorbeschikt had, na
melijk aan ons, die met Hem gegeten en ge
dronken hebben, nadat Hy van den dood ver
rezen was. En Hü heeft ons bevolen aan het
volk te prediken en te getuigen, dat Hü
door God tot rechter van levenden en doo-
den gesteld is. Van Hem getuigen alle Pro
feten, dat allen, die in Hem gelooven, door
Zijnen naam vergeving der zonden bekomen
Dat was een hopeloos zoeken in de groote
stad. Eerst naar hef huis waar zü het Paasch-
maal genuttigd hadden. Dan straat op
en straat af. De donkere steegjes in en uit.
Op de markten, by de winkels, rond <le fon
teinen, bij do badvijversr Een doelloos ‘on.!-
loopen, nu gejaagd, dan met lamme beenen.
Geringe "buitenlieden durven enkel geringen
aanspreken: do kreunele bedelaars op de
straathoeken, de waterdragers en de volks
vrouwen bij de fontein. Niemand heeft .lei
knaap gezien; elkeen kykt hen medelydend
na als zü heengaan. De donkerte valt op de
stad, en zü staan in de nieuwe straatjes met
hun angst en hun wanhoop.
„En na drie dagen” zoo vertelde Maria
later wellicht den derden dag na de
Paaschfeesten, den tweeden dag van hun
zoeken in Jerusalem, gingen zy loom len
tempelberg op.
Nu was de tempel heelemaal anders dan
tüdens de feestdageu. Rustig, haast slaperig,
zooals menschen en dingen na feestrumoer
zün.
De Romeinsche soldaten bü de poorten
zyn weg.
Aan de lange koorden staan nog eeuige
zeldzame schapen; Je wisselaars zitten voor
HIJ WAS HUN ONDERDANIG.
XI.
Maria heeft haar kind onderweg niet gezien,
en meent wel dat Hij bij Joseph is. Joseph
bekommert er zich ook niet over: Hü zal bü
moeder zijn.
Maar na de dagreis, in de pleisterpl., als do
kameelen loom op den grond liggen, do paar
den en ezels aan paaltjes gebonden staan, de
vermoeide families büeen geraakt zyn en in
het rond op den grond zitten, zien zü Jo-us
er niet bijgekomen. Is Hü misschien by een
indere groep?
Zij zoeken hem Jan onder de verwan ;en
en bekenden, maar vinden Hem niet.
’t Is nu donker geworden. Zy kunnen niet
dadelyk naar Jerusalem terug, want de weg
loopt langs steil» afgronden. Maar na mid
dernacht aomt Je afnemende maan op. Dan
tullen zy terugtrekken.
Een moeder denkt het ergste eust,
haar kind verloren is. En werkelijk 11 j was
reden om angstig te zyn. De knaap kou van
den weg afgedwaald, en meegenomen zyn
door Arabieren, Egyptenaars of Grieken.
Dan kon Hü ergens in Jen vreemde als slaaf
tyerkoeht worden. De jonge Oosterlingen -
„Ha zoo! geef eens hier!”
De binnentredende nam het er en stak het
in zyn zak.
Dien eigen avond werd een groot feest
maal gegeven in een der huizen van de voor
stad Saint-H<Mioré) en al de hoofdoffieieren
de steunpilaren van het nieuwbakken
hestuu» van .den 18en Maart namen daaraan
deck De tafel was o», goed, en do gasten de
den haar alle e©r aan. Het was bijna 10 uur
en de maaltijd liep ten einde. Onder do tal
rijke genoödigden bevond zich ook do „bur
ger met zün gouden strepen,” dien wij des
morgens in de spreekkamer van Mazas ont
moet hebben. De wyn had de tongen ontbon
den en het ging er zeer luidruchtig toe. Er
werd gesproken- over den oorlog eu over den
godsdienst; over den oorlog, om do gene
raals die niet met hen beulden te be
lasteren en te verguizen; over den gods
dienst, om er den spot mee te dryveu. Eens
klaps staat do kolonel op, en zegt:
„Ik moet u eens een heel zonderlinge ge
schiedenis vertellen. Gü weet, dat wc in den
Paasclityd zijn en nu is me daar vanmorgen
bij niyn bezoek in de gevangenis iets in han
den gevallen.... ja, raadt eens wat!”
„Nu, wie kan het raden?”
„Neen, gij raadt het nog in geen honderd
keer. Ik zal h<-t dan maar zeggen: Het was
verlmeldt u een paaschei, dat een zottin
kwam brengen voor burger Darboy.”
En ziende, dat bü vele officieren een
goloovige glimlach om do lippen speelde,
haalde hij het ei uit den zak en liet het over
de tafel rollen.
Een dor gasten nam het in de hand onder
den ii it roep:
„Wij moeten eens goed zien, wat er in
zit. I-aten wij het bü do salade gebruiken.-
Zoo’n gew'üd ei zal ons toch geen kwaad
doen, hè?”
„ik zou wel haast wedden, dat wo er ben
rozenkrans in zullen vinden," zei er een.
„En ik wed medailles,” riep een ander.
Behoedzaam werd de schaal gebroken en
het ei in tweeën gedeeld. Er kwam een heel
klein briefje uit, in vieren gevouwen.
„Wel, wel!” hervatte hij, die het ei had
opgenomen, „de zaak is juist zoo belaclie-
lük niet. Maar toch, ja, wy mogen blij zijn,
zoo mooi op ’t spoor te zijn gekomen van
een of andere samenzwering.”
„Dat moet hardop gelezen worden,” riep
men van verschillende kanten.
De aangesprokene begon:
„Daar het mü onmogelük is, tot Uw*
Doorl. Hoogwaardigheid door te dringen, heb
ik dezen list te baat genomen, om U.D.H. do
uitdrukking te doen geworden van do leven
digste dankbaarheid, die de mij bewezen
weldaden mij voor Uwe doorluchtige per
soon inboezemen. Zonder U, Monseigneur,
zouden mijn twee kinderen, reeds lang ziek,
thans zeker dood zyn. De ontberingen door
het beleg veroorzaakt, hadden ongetwijfeld
een einde gemaakt aan hun leven. Nu maken
zü het zeer goed en vragen Uwen zegen.
Eiken dag om twee uur zal ik met hen bui
ten aan de gevangenis komen. Strek Uwe
hatrden naar hen uit, Monseigneur en U. D.
H. zal hun ten tweeden male het leven
schenken, zoowel als aan hun ongelukkige
moeder
Hier werd de lezing onderbroken door het
schaterlachen der toehoorders.
Wat die helden toch al belachelijk
kunnen vinden!
„Dat is toch wat al te gek!”
„De samenzwering schijnt van geen ge
vaarlijken aard te zün!”
Als teu minste die zegen de muren van
Mazas maar niet doet invallen.”
„Drommels, ja! Het geschal der trompet
ten deed Jericho wel instorteu.”
Deze en soortgelijke akeligheden aar
digheden, meenden de Communemaimen
werden afgebroken door de vraag:
„Is die brief niet onderteekend? Dat zon
wezenlük jammer zijn. De naam dier burgeres
verdient voor het nageslacht bewaard te
biüyen.”
De lezer keek eens goed en zeide:
„Ja zeker! hij is onderteekend. Een beetje
geduld, als ’t u belieft! Die naam is moeilijk
zien tc baren. Men zal“niet zeggen: Kijk bier,
of kijk daar. Want zie, h?t koninkrük Gods
zal in uw midden zü11-”
Dat was hun jonge koning!
De Rabbijnen stonden verbaasd over zijn
schranderheid cn zün antwoord.
De kleine Jezus sprak voort: „Op mijn
beurt zal ik u een vraag stellen, Rabbis.
Wat dunkt u van den Messias? Wiens zoon
is Hij?
Zij zeiden: „Van David.”
Hü zeide hun: „Hoe noemt dan David in
den Geest Hem „Heer”, waar hü zegt: De
Heer heeft gesproken tot mün Heer: Zit aan
mü» rechterhand, totdat ik uw vüa.nden U
tot voetbank stel? Indien David Hem dus
Heer noemt, hoo is Hü dan zyn zoon?”
En niemand kon Hem een woord antwoor
den.
De ouders zagen Hem daar nu op den
vloer zitten, in het midden der leeraren.
En ze stonden verslagen.
En zyn moeder zeide tot Hem: „Kind,
waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Zie, uw
vader cn ik zochten U met droefheid.”
En hü zeide tot hen: „Waarom zocht ge
My? Wist pe niet, dat Ik behoor te zijn in
hetgeen myns Vaders is?"
En ze begrepen het woord niet, dat Hy tod
hen sprak.
Het antwoord van bet kind was nog t*