van 4 0 Naar de missie van 1 Brazilië. Het Paaschei. Vrijdag K> April 1925 EPISTEL EN EVANGELIE. Tafereelen uit het Evangelie. on- xou 1 I „Kind, Hem: als I te lezen.... Ha, het zal toch lukken. Cle mentine-Apertini.'1 Plotseling richtten zich aller oogen op den vooruit in wijsheid en leeff 1 en menschen. i kolonel, die-liet ei hart meegebracht. Bg her 1-- -1 was hij doodsbleek gedaan?” i, ’t is lang genoeg geweest. Ruk eel vlug ook. Ge moogt van gc- Nazareth. Eu Bij was hun onderdanig. En Zjjn moeder bewaarde al deze woor-los in baar hart. En Jezus ging vooruit in w tijd en behaaglijkheid bij God werden zeer begeerd in de rijke huizen van Griekenland, Egypte en Italië. Evangelie volgens den H. Lucas; XXIV, 13—35. In dien tijde, op dian- zelfden dag gingen twee leerlingen van Jesus naar een dorp, met name Emmaus, dat zestig stadiën van Jerusalem lag. En zij spraken tot elkander van al hetgeen daar geschied was. En bet geschiedde, terwijl zij te zamen spraken en onderhandelden, dat Jesus zelf daar kwam, en met hen ging; maar hunne oogen werden gehouden, oj kennen. En 1 beefde onder dien blik over ai haar ledema ten en dikke tranen parelden over hare wan gen. „Den calotin spreken!” antwoordde de ;mr- tief op barschen toont „maar weet ge dan niet, burgeres, dat het verboden is met den calotin te spreken?” „Och, als het u belieft! maak toch, dat ik hem maar eens even kan zien!” smeekte de onbekende. De man zag haar eerst met wantrouwen den blik aan en vroeg toen: „Wie zijt gü?” „Ik ben een ongelukkige vrouw, aan wie Monseigneur groot*. weldaden beweren heeft”. „Hoe heet go?” „Clementine...." „Die ken ik niet.” „Gij zult mij toch zeker toestaau, Monseig neur even te spreken, of ten minste te zien, niet waar?” „Reken daar niet op, en als ik een goeden raad mag geven, dan-zou ik zeggen: spreek dien naam niet te hard uit» Dat kan u wel ecus duur te staan komen; men zou n kunnen aanhouden.” v „My aanhouden? Wat heb ik dan „Kom, kom, in en maar heel luk spreken, dat ge juist met mij te doen gqliad hebt. Bij iedereen zou het zoo niet af- loopen.” De vrouw week langzaam een paar pas sen achteruit, en droogdo bare tranen af. Toen naderde zij weer den portier: „Zoudt ge dan ten minste namens mij, dit hier aan Monseigneur willen ter hand stel len? Gij zoudt my daarmee een groeten dienst bewijzen, en zal u toch niet in ongelo genheid brengen, hoop ik. In naam uwer kin deren, indien gü er hebt, doe dat en ik zal Onzen Lieven lieer voor u bidden.” ..Van dat bidden ontsla ik u, dat is niet noodig; maar laat eens zien, wat go daar hebt.” De vrouw haalde een rood ei uit haar zak. „Wat is dat?” vraagt de portier. „Een Paaschei." „Een Paaschei. Och ja, dat ’s waar ook, De calotins vieren thans feest. Men zou het tegenwoordig anders haast vergeten hé, bur geres?” En hij grijnslachte. Clementine ant woordde niet. „Gü belooft ngj immers do boodschap te doen?” vroeg zü weer op smeekenden toon. „Nu ja,” hervatte de ander: dat is nog al niet heel lastig, dat heb ik wel voor u over, omdat ge er zoo ongelukkig uitziet.” „Wat zijt gü toch goed! Onze Lievo Heer zal ’t u loonen.” „’t Wil ook nog al wat zeggen! Och kom, die moeite behoeft Hy zich niet to geven.” De vouw overhandigde hem haar geschenk en was juist weg, toen er met geweld een binnendeur openging. Een man in uniform, met gouden strepen op do mouw en kepi, stormde het vertrek in en riep op barschen toon: „Wat is hier gaande?” „Niets, kolonel; er was eenvoudig iemand die dit kwam brengen voor Darboy”. ^■■Cuu um—WW—W—BgiW Weekkalender. ZO. 12 April. Hoogfeest van Paschen of de Verryzenis O. H. Om de plechtigheden van. Paasch-Zaterdag goed te begrypen, diene men zich te herinneren, dat do feestelijke toediening van het H. Doopsel er het mid denpunt van vormde. Het Paaschfeest werd daartoe juist uitgekozen, omdat het II. Doopsel ’n opstaan is uit den dood en het graf der zonden, ’n verryzen tot 'n nieuw, hooger leven. In de eerste eeuwen namen die plechtigheden aanvang in den achtermiddag van Paasch-Zaterdag en duurden tot in den nacht, en, was 't getal doopleerlingen zeer groot, dan duurden ze tot in den morgén van het Paaschfeest en werden besloten door de plechtige Paasch- Mfe. lederen dag van de Paaschweek wordt weer een andere Mis gelezen, d. w. z. de veranderlyke gedeelten der Misgebeden, zyn niet al de dagen van dit octaaf dezelf de als die van len Paaschdag, zooals bü andere octaven geschiedt, maar eiken dag heeft zyno eigene, afzonderlyke gebeden, waarin de Paasch-vreugde doorjubelt en vele toespelingen gemaakt worden op het met Paschen zoo feestelük toegediende H. Doopsel. Men vergelüke het Misboex. Al leen Vrijdag* heeft men als tweede gebed de gedachtenis van den H. Amicetus, Paus en Mart. (156—166). WO., DO. en ZA.: het gebed voor de Kerk of voor den Pkus. MA. en Dl., tweede en derdo Paaschdag zjjn dubbel le klas en dagen van devotie, ter- wül de 2de Paaschdag, hoewel zonder ver plichting toch als Zondag wordt gevierd. De octaafdag van Paschen heet: Witte Zondag, wijl op dezen Jag de doopleerlin gen het witte kleed, dat zij in den Paasch- nacht hadden aangetrokken, weer moesten afleggen, en: Beloken, dat is gesloten Pa schen. PAASCH-ZONDAG. Epistel uit den eersten brief van den H. apostel Paulus aan de Korinthiërs; V, 7, 8. Broeders, zuivert u van het oude zuur deeg, opdat gü een nieuw beslag moogt zyn, geljjk gü nu ongezuurd rijt. Want ons Paaschlam. Christus is geslacht baten wy dan feest houden; niet met het oude zuur deeg, noch met het zuurdeeg van boosheid" en ondeugd; maar met ongezuurde brooden' van oprechtheid en waarheid. Evangelie volgens den H. Marcus; XVI, 1—7. In dien tyde, kochten Maria Magdalena en Maria de moeder van Jacobus, en Salome specerijen om Jesus te komen zalven. En zeer vroeg, op den eersten dag der week, de zon reeds opgegaan rynde, kwamen zü aan het graf. Zij zeiden dan tot elkander: Wie zal ons den steen van den ingang des grafs afwentelen? want by was zeer groot. En op ziende, zagen zy, dat de steen afgewenteld was; en in het graf tiedende, zagen zij aan de rechterzijde zitten e.-r.en jongeling, om hangen met een wit kleed; en zü werden ver baasd. Hij zeide tot haar: Verschrikt niet; gü zoekt Jesus van Nazareth, die gekruist is ziet de Maar aan naar Hij u i hun tafels met half toegeknepen oogwn. Moe ders met haar kinderen zitten op den vloer, ouder zuilenhallen. In een frissehen hoek zit een oud vrouwtje te slapen, met hot hoofd op de borst. Honderden musschen tsjilpen onder de gekelven; zwaluwen scharrelen rond hun nesten, boven tegen 't vergulde beeldhouwwerk. Over het buitenvoorhof stappen nog eea paar priesters, die naar hun dorp terugkee- ren, met een pakje aan den stok op hun schoudery Bü de Schoone Poort ligt de lam me bedelaar ongestoord op ziju rustbed, en praat met de twee blinden. Weinig ynlk-taat te bidden in het binnen voorhof. Écn magere zwarte rookpluim steekt op het altaar. Enkel eenige zeldzame priesters ziju er doende. Daar is Jezus niet. Terug gaan de droeve ouders. Over het heidenen voorhof, naar den Zuidkant, over de brug nog eens voor den hoeved- sten keer? in de bovenstad te komen. Ginder, onder de wyde zuilenhallen, rtaan menschen in een kring. Daar zullen weer die wetgeleerden zitten te redekavelen. Want de omstanders zeggen niets, en luisteren eerbie dig. Joseph en Maria hooren een zware mannen stem: -Wanneer zal dan het koninkrük Gods komen?” En dan een heldere knapenstem: ^Het konmkrqk Gods zal komen zonder op- hooren van dien naam geworden. „CIcmcntine-Apertini!” stamelde hij, -»maar dat is mijn moeder, die ik honger heb laten lijden. Wee my, ellendeling!” Dit zeggende stond hü op en verliet on middellijk de zaal. Ook de overigen gingen weldra ontroerd heen. „Wat is er van kolonel Apcrtinc gewor- den?” hoor ik vragen. Ik heb, antwoordt de schrijver een oud-missionaris daar nooit achter kunnen komen. Misschien is hij in een straatgevecht gevallen en is zijn lük onopgemerkt gebleven onder dat van de duizenden gesneuvelde communards, die do straten bedekten. Zooveel is zeker, dat zyn naam niet voorkomt in de processtukken van den krijgsraad, en dat men dm ex-koio- nel ook niet heeft gezien onder de vluchte lingen die naar het buitenland do wijk na men. DH alleen heb ik nog opgevangen. Toen de in het nanw gebrachte communards ge reed stonden den hienschlievenden Aarts- bischop, Mgr. Darboy, evenals verscheide ne andere gecstclyken, aan hun duivelsche woede op te offeren en dood te schieten, zou. naar men zegt, een man, in gescheurde uni form zich ijlings aan zijn voeten geworpen en uitgeroepen hebben: „Monseigneur, ik ga sterven; geef mü uw zogen, golyk gü het mijn broeder gedaan, hebt.” Wat hiervan zü voor kolonel Aperthii was deze gebeurtenis in alle geval een «wenk des Hemels. Hoeft hij aan de liefderijke in zichten des Hoeren beantwoord, den weg der ongerechtigheid verlaten, en zich rouw moedig tot God gewend, dan heil hem’ Zoo niet, dan heeft hij zich door de verwaar- loozing dezer genade nog schuldig gemaakt. (Vervolg.) Aan den vervolgbrief aan zyn ouders van den Welcerw. Pater ÏACtantius Vaake O. F. M. die door zyn overheid benoemd is tot missionaris in Brazilië ontleenen wij het volgende: De drie weken waehtens ayn om: de reis gaat verder. Op dit oogenblik dat ik U schryf bevinden we ons in Caravcüas. een klein vies zeestad je, ongeveer 1000 K. M. boven Rio do Janeiro. In ’t laatst van Februari kregen we te Caxadura bericht dat we konden uitvaren. Nu, ofschoon wc vlak by de hoofdst waren en"" nu en dan van veel schoons konden profitce- ren, waren we toch blij dat de tijd van heen gaan gekomen was. Een paar fraters die naar Nederland op vacantie gaan, waren intuschen ook in tjaxadura .aangekomen en zoo gingen wc in gezelschap van hen eh van nog ’n anderen frater, met vijf man derhalve in 't geheel naar’d* haven van Rio. Met den sneltrein daarheen is ’t ongeveer 20«minuten sporen. He.t geluk of liever ’t on geluk wilde dat wc een dronken neger tot reisgenoot hadden. Een van de fraters tot wien die kerel niiuir- voortduren zat te zwetsen en die dat za niken moe werd zei tot hem: vraag maar 'ns aan dien anderen frater die weet 't wel. Zoo zat ook ik nog ’n tijdje met dien sausneger opgcschept, tot groot vermaak natuurlijk van de anderen die ’n beetje meer achteraf zaten. Eufin, dat grapje was gauw goneog afge- loopen. Om 8 nur waren we op ons passa- ^viorchn.vfüv dz» Tlhnnc” nunion van de confraters en richtte Moe van al dat heen dacht ik hcerlük te maar lauw hoor! Brandend heet en be nauwd was het in bod. Niettegenstaande de hut boven was, mocht ’t ons toch niet ver- wonderen: een paar dagen lang Hgt zoon boot in de zon te stoven, vlak bü dio groot* magazijnen en tusschen allerlei kleinere en grootere booten, waardoor de afkoeling 's avonds dus lang niet zoo sterk is. Daar kwam nog bij dat er voortdurend lui aan 't kletsen waren, kortom ik had geen 10 sec. geslapen. Op hoop van beterschap gingen we En Hy ging met hen mede en kwam tb Eu Hij was hun onderdanig. OFFICIEEL KERKBERICHT het „Noord-Hollandsch Dagblad” hij is verrezen, hü ia hier niet, plaats, daar zü Hem gelegd hebben, gaat, zegt aan Zü“e leerlingen, en Petrus, dat Hij u reeds vooruit gaat Galilea. Daar zult gij Hem zien, gelyk gezegd heeft PAASCH-MAANDAG. Epistel uit de Handelingen der apostelen; X, 3743. 9 in die dagen, stond Petrus in het midden des volks, en zeide: Mannen broeders! gy weet, hetgeen er na den doop, dien Joannes predikte, in Galilea begonnen, en geheel Ju- lea door geschied is; hoe God Jesus van Nazareth heeft gezalfd met den heiligen Geest en met kracht; en Hij al het land al weldoende doorging en allen genas die van den duivel bezeten whren, wijl God met Hem was. En wü zün getuigen van al, wat Hü in het land der Joden, en te Jerusalem gedaan heeft, dien zy aan het kruishout ge hangen en gedood hebben. Dien heeft God merd, ja, zelfs in het geheim, of nog erger, openlijk, door de gezaghebbetxien aangemoe- digd wordt, zulks heeft oa. de beeldstormerij en de vreeselüke revolutie van 1789 maar al wel geleerd. Dat het er gedurende de Com mune van 1871 te Parijs alwven erg toeging is van algemcene bekendheid, alsook, dat er spoedig verscheidene geestelijken in de ge vangenis zuchtten. En vraagt go om welke misdaad’ Weet, dat de handlangers van Satan het evenals hun meester voomamelyk gemunt hebben op den godsdienst en zün bedienaren: dezen zyn in den regel de eerste slachtoffers van den haat en de woede der dolzinnigen. Die moest ook de Aartsbisschop van Parijs, Monseigneur Darboy ondervinden. Ook hü werd met vele andere geestelykeu opgesloten in Mazas, een groote en akelige gevangenis, voor hen, die tot strenge eenzame opsluiting veroordeeld zün. ïjoch wü hebben die vrouw al zoo lang aan do deur van Mazas laten staan, dat het hoog tijd isj tot haar terug te keeren. De man tot wien zü hare vraag richtte, zag haar eerst scherp aan en nam haar vervol gens van top tot teen op. Het goede rnensch giersbootje do ,Jlheos”, namen afscheid van onze hut op. en weer draven kunnen slapen, heet en tpdat zü Hem niet zouden her- Hy zeide tot hen: Welke zijn de reden, dat gü al wandelende met elkander verhandelt, en zyt zoo bedrukt? En de eene, genaamd Cleophas, antwoordde, en zeide: Zyt Gii alleen een vreemdeling in Jerusalem, en weet Gij niet, wat daar in deze dagen ge schie'’ is? En Hij zeide hun: Wat dan? En zü zeiden: Van Jesus van Nazareth, zynde een Profeet, machtig in werken en in woor den voor God, ën voor al het volk; en hoe onze overpriesters en oversten Hem hebben overgcleverJ, om ter dood to veroordeelen, en gekruist. Dan wü hoopten, dat Hü Israel zoude verlossen; en met dit alles is het he den reeds de derde dag, dat deze dingen geschied zün. Maar ook hebben eenige van onze vrouwen ons ontsteld; zü waren voor den dag aan bet graf geweesj, en Zün li chaam niet vindende, kwamen zy, en zeiden, dat zü ook eene vcschyning van Engelen gezien hebben, die zeiden, dat Hy leefde. Eenigen van ons zyn dan naar het graf ge gaan, en hebben het zoo bevonden als de vrouwen gezegd hadden; maar Hem bobben zü niet gevonden. Toen zeide Hü hun: O gü dwazen en tragen van hart, om te ge- looven aan alles, wat de profeten gezegd Bebben! moest de Christus dit niet lüden, en aldus in Züne heerlijkheid ingaan? Eu Hü begon van Mozes en al de profeten, en ver klaarde hun, hetgeen van Hem in allo schrif ten geschreven stónd. Zy naderden dan het dorp, daar zy henen gingen, en Hy gedroeg zieb, als wilde Hü verder gaan. En zij dwon gen Hem. cn zeiden: Blijf bij ons, want het wordt avond, en de dag is reeds aan het af gaan. En Hy ging met hen binnen. En het geschiedde, toen Hy met hen aan tafel lag, dat Hy het brood nam, het zegende, brak, en het bun gaf. Toen werden hunne oogen ge opend en zü kenden Hem. En Hü verdween uit hunne oogen. Zü zeiden dan tot elkan der: Was ons hart niet brandend in ons, toen Hü op den weg sprak, en ons de schrif ten opende? En op hetzelfde uur stonden zy op, en keerden terug naar Jerusalem, en zü vonden vergaderd de elf, en degenen, diq bü hen waren, die zeiden: Dat Je Heer waar lük verrezen, en aan Simon verschenen was. Ook verhaalden zü, hetgeen op den weg ge schied was, en hoe zij Hem in het breken des broods gekend hadden. Omtrent Paschen van het jaar 1871, dat de Fransvhen en met name do Parijze naars met alle recht bet rampjaar mogen noemen, vertoonde zich op zekeren dag een vrouw op jaren, geheel in 't zwart gekleed, met ingevallen wangen en rood geweende oogen aan de denren van Mazas, en vroeg om Monseigneur Darboy tq,spreken. Destijds, gelyk men weet, zuchtte Parüs onder het gruwzaamste schrikbewind, dat men zich kan voorstellen. De hevigste en verwoedste revolutionnairen hadden zich van het gezag meester gemaakt, en men mag zeggen, dat met ben de wanorde in den volsten zin des woords den scepter voerde. In het gepeupel, het uitvaagsel der inaatseb. vonden do bewindsmannen bun hechtsten steun. En waartoe het gepeupel in staat is wanneer het van overheidswege niet belem- diep voor Joseph en Maria. Zij wisten wel, dat Hij moest zün in hetgeen zijns Vaders is, maar niet dat ze Hem niet moesten zoe ken als Hü verloren was. Als Hü aan zijn goddelijke zending werkt, moeten zij Hem geheel kunnen verzaken, Hem niet weerhou den of zoeken. Jezus is verworderd, dat zij Hem gezocht hebben Joseph en Maria konden meoten, dat zü hun Jezus altijd zouden helpen en bijstaan, nooit geheel van Hem scheiden. Toch had Simeon hun gesproken over een zwaard van droefheid. Maar hoe hadden zü kunnen besaf- fen, dat Jezus’ bestemming volkomen verza king van wege zün ouders zou vergun? De jonge Jezus is daar reeds diep vut bewust. Maria zal dat eerst heelemaal verstaan bü het kruis ten derden dage opgewekt,- en Hem laten verschynen, niet aan al het volk, maar aan de getuigen die God voorbeschikt had, na melijk aan ons, die met Hem gegeten en ge dronken hebben, nadat Hy van den dood ver rezen was. En Hü heeft ons bevolen aan het volk te prediken en te getuigen, dat Hü door God tot rechter van levenden en doo- den gesteld is. Van Hem getuigen alle Pro feten, dat allen, die in Hem gelooven, door Zijnen naam vergeving der zonden bekomen Dat was een hopeloos zoeken in de groote stad. Eerst naar hef huis waar zü het Paasch- maal genuttigd hadden. Dan straat op en straat af. De donkere steegjes in en uit. Op de markten, by de winkels, rond <le fon teinen, bij do badvijversr Een doelloos ‘on.!- loopen, nu gejaagd, dan met lamme beenen. Geringe "buitenlieden durven enkel geringen aanspreken: do kreunele bedelaars op de straathoeken, de waterdragers en de volks vrouwen bij de fontein. Niemand heeft .lei knaap gezien; elkeen kykt hen medelydend na als zü heengaan. De donkerte valt op de stad, en zü staan in de nieuwe straatjes met hun angst en hun wanhoop. „En na drie dagen” zoo vertelde Maria later wellicht den derden dag na de Paaschfeesten, den tweeden dag van hun zoeken in Jerusalem, gingen zy loom len tempelberg op. Nu was de tempel heelemaal anders dan tüdens de feestdageu. Rustig, haast slaperig, zooals menschen en dingen na feestrumoer zün. De Romeinsche soldaten bü de poorten zyn weg. Aan de lange koorden staan nog eeuige zeldzame schapen; Je wisselaars zitten voor HIJ WAS HUN ONDERDANIG. XI. Maria heeft haar kind onderweg niet gezien, en meent wel dat Hij bij Joseph is. Joseph bekommert er zich ook niet over: Hü zal bü moeder zijn. Maar na de dagreis, in de pleisterpl., als do kameelen loom op den grond liggen, do paar den en ezels aan paaltjes gebonden staan, de vermoeide families büeen geraakt zyn en in het rond op den grond zitten, zien zü Jo-us er niet bijgekomen. Is Hü misschien by een indere groep? Zij zoeken hem Jan onder de verwan ;en en bekenden, maar vinden Hem niet. ’t Is nu donker geworden. Zy kunnen niet dadelyk naar Jerusalem terug, want de weg loopt langs steil» afgronden. Maar na mid dernacht aomt Je afnemende maan op. Dan tullen zy terugtrekken. Een moeder denkt het ergste eust, haar kind verloren is. En werkelijk 11 j was reden om angstig te zyn. De knaap kou van den weg afgedwaald, en meegenomen zyn door Arabieren, Egyptenaars of Grieken. Dan kon Hü ergens in Jen vreemde als slaaf tyerkoeht worden. De jonge Oosterlingen - „Ha zoo! geef eens hier!” De binnentredende nam het er en stak het in zyn zak. Dien eigen avond werd een groot feest maal gegeven in een der huizen van de voor stad Saint-H<Mioré) en al de hoofdoffieieren de steunpilaren van het nieuwbakken hestuu» van .den 18en Maart namen daaraan deck De tafel was o», goed, en do gasten de den haar alle e©r aan. Het was bijna 10 uur en de maaltijd liep ten einde. Onder do tal rijke genoödigden bevond zich ook do „bur ger met zün gouden strepen,” dien wij des morgens in de spreekkamer van Mazas ont moet hebben. De wyn had de tongen ontbon den en het ging er zeer luidruchtig toe. Er werd gesproken- over den oorlog eu over den godsdienst; over den oorlog, om do gene raals die niet met hen beulden te be lasteren en te verguizen; over den gods dienst, om er den spot mee te dryveu. Eens klaps staat do kolonel op, en zegt: „Ik moet u eens een heel zonderlinge ge schiedenis vertellen. Gü weet, dat wc in den Paasclityd zijn en nu is me daar vanmorgen bij niyn bezoek in de gevangenis iets in han den gevallen.... ja, raadt eens wat!” „Nu, wie kan het raden?” „Neen, gij raadt het nog in geen honderd keer. Ik zal h<-t dan maar zeggen: Het was verlmeldt u een paaschei, dat een zottin kwam brengen voor burger Darboy.” En ziende, dat bü vele officieren een goloovige glimlach om do lippen speelde, haalde hij het ei uit den zak en liet het over de tafel rollen. Een dor gasten nam het in de hand onder den ii it roep: „Wij moeten eens goed zien, wat er in zit. I-aten wij het bü do salade gebruiken.- Zoo’n gew'üd ei zal ons toch geen kwaad doen, hè?” „ik zou wel haast wedden, dat wo er ben rozenkrans in zullen vinden," zei er een. „En ik wed medailles,” riep een ander. Behoedzaam werd de schaal gebroken en het ei in tweeën gedeeld. Er kwam een heel klein briefje uit, in vieren gevouwen. „Wel, wel!” hervatte hij, die het ei had opgenomen, „de zaak is juist zoo belaclie- lük niet. Maar toch, ja, wy mogen blij zijn, zoo mooi op ’t spoor te zijn gekomen van een of andere samenzwering.” „Dat moet hardop gelezen worden,” riep men van verschillende kanten. De aangesprokene begon: „Daar het mü onmogelük is, tot Uw* Doorl. Hoogwaardigheid door te dringen, heb ik dezen list te baat genomen, om U.D.H. do uitdrukking te doen geworden van do leven digste dankbaarheid, die de mij bewezen weldaden mij voor Uwe doorluchtige per soon inboezemen. Zonder U, Monseigneur, zouden mijn twee kinderen, reeds lang ziek, thans zeker dood zyn. De ontberingen door het beleg veroorzaakt, hadden ongetwijfeld een einde gemaakt aan hun leven. Nu maken zü het zeer goed en vragen Uwen zegen. Eiken dag om twee uur zal ik met hen bui ten aan de gevangenis komen. Strek Uwe hatrden naar hen uit, Monseigneur en U. D. H. zal hun ten tweeden male het leven schenken, zoowel als aan hun ongelukkige moeder Hier werd de lezing onderbroken door het schaterlachen der toehoorders. Wat die helden toch al belachelijk kunnen vinden! „Dat is toch wat al te gek!” „De samenzwering schijnt van geen ge vaarlijken aard te zün!” Als teu minste die zegen de muren van Mazas maar niet doet invallen.” „Drommels, ja! Het geschal der trompet ten deed Jericho wel instorteu.” Deze en soortgelijke akeligheden aar digheden, meenden de Communemaimen werden afgebroken door de vraag: „Is die brief niet onderteekend? Dat zon wezenlük jammer zijn. De naam dier burgeres verdient voor het nageslacht bewaard te biüyen.” De lezer keek eens goed en zeide: „Ja zeker! hij is onderteekend. Een beetje geduld, als ’t u belieft! Die naam is moeilijk zien tc baren. Men zal“niet zeggen: Kijk bier, of kijk daar. Want zie, h?t koninkrük Gods zal in uw midden zü11-” Dat was hun jonge koning! De Rabbijnen stonden verbaasd over zijn schranderheid cn zün antwoord. De kleine Jezus sprak voort: „Op mijn beurt zal ik u een vraag stellen, Rabbis. Wat dunkt u van den Messias? Wiens zoon is Hij? Zij zeiden: „Van David.” Hü zeide hun: „Hoe noemt dan David in den Geest Hem „Heer”, waar hü zegt: De Heer heeft gesproken tot mün Heer: Zit aan mü» rechterhand, totdat ik uw vüa.nden U tot voetbank stel? Indien David Hem dus Heer noemt, hoo is Hü dan zyn zoon?” En niemand kon Hem een woord antwoor den. De ouders zagen Hem daar nu op den vloer zitten, in het midden der leeraren. En ze stonden verslagen. En zyn moeder zeide tot Hem: „Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Zie, uw vader cn ik zochten U met droefheid.” En hü zeide tot hen: „Waarom zocht ge My? Wist pe niet, dat Ik behoor te zijn in hetgeen myns Vaders is?" En ze begrepen het woord niet, dat Hy tod hen sprak. Het antwoord van bet kind was nog t*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 10