f
J
9R
ruster rec
(JÜL-
Het Jodinnetje In de
Salomonsslraat.
a, «rn. a op
„Neen."» ynaar h*t h^d tOCh kuUïlCU Zij.!, m22T riirr orroVirorol cvxn
«u aon»».,» .omt.,.
I
[de.
m
VT'
mee bezig bén.'
i
made.
Wanneer hart liefde niet werd beant-
enro
over
wilt
howl'
„Als je
ats, a
:ken.
Franz het fe
me
lt niet, dat
ijn, als je
Jhet ban kb]
maken. DadeKk zal
borgen op een j
kunnen gaan 1
waart In het
6n de sleutel
Uturnen. Maar
van hare kamt
L tegen de d?
dan vraagt een hoofd-
laabelle uit.
b besciu
Isabelle ging voort, met de btllardbal-
lea te spelen.
„Het is mijn taak niet je al den onzin
over te brengen, dien een weggejaagde
keukenmeid kan uitkramen-"
ZZe ts *weggejaagd,W^8 vrijwillig
Isabelle ongeduldig.
„Dat komt er wel degelijk op aan,"
antwoordde Cécile. .Als zij ten onrechte
dig geheel genezen."
„Maar zeg mij nu eens, kindlief, hebt
gevaren van het gezel
lenleven, vooral in de groote steden, ken
en ondervinding. En zijn
it naar middelen om in die
toestanden verbetering te bren
ts beste, krachtigste, middel om
en te helpen leek hém: priester te worden.
Doch hoe zou hij, arme werkman, het
zoo ver brengen
Hij betrouwde op Gods hulp en zette
zijn plan door met taaie volharding, on
danks tallooze bezwaren, ondanks dui
zend offers en ontberingen.
In de stille Salomonsstraat van Keulen
huurde hij voor enkele penningen een
allereenvoudigst dakkamertje, om zich
daar ongestoord te kunnen wijden aan
God en zijn studie. Daar zat hij dan, de
drie-en-twintigjarige, tot diep in den
nacht bij den Hauwen schijn van een olie
lampje, of zelfs bij het licht eener kaars,
dapper te worstelen metLatijn enGrieksch.
Ziedaar dan geheel het geheim van
het dakvenster in de Salomonsstraat.
Eenvoudig deelde de jonge Kolping
ster mede en hij besloot
ma. Wij hebben nog genoeg te eten. Ik
ze huishouding te verkrijgen. Morgen
zullen wij de villa van boven tot onder
laten schoonmaken, en de kamers, die
in het gelaat.
et wilt, dan zullen
hun loopThebben,” vervol»
„Maar vér* L
moeite zou
doen, om n
HET LIJK OP HET ORGEL.
Dien avond, Kerstnacht 1870,
uur, kwam een jongen den ouden
Franz Lefort, organist van 1“* J
Isabelle, rood van toorn.
blijven, Ai ik zal hier blijven.”
„Totdat papa je in een pensionaat zal
opsluiten/*
„Natuurlijk. Maar hij heeft op het
oogenblik wel wat anders te doen, dan
zkm met mij te bemoeien. Een paai weken
kan ik in elk geval nog op aangename
wijze hier doorbrengen.
Cécile ging zitten.
Haar verontwaardiging was zóó groot,
dat ze zich niet kon staande houden.
.Welnu," zoo zei ze, „dan zullen wij
eens over eene andere zaak spreken."
Isabella, die tegen het billard stond te
leunen, speelde met de ballen.
„De keukenmeid wil ons een proces
aandoen," vervolgde Cécile. „Weet ge
dat?"
„Een proces Wat een idéé riep
dat ze valschelijk van diefstal
igd. Ge hebt mij daarvan nog
niets gezegd.”
Isabelle ging voort, met de billardbal-
lea te spelen.
ren.
..Zijt ge er wel zeker van,Cécile, dat het
- e_
„Zoo zeker als men ervan kan zijn, wan
neer men het zelve heeft besteld," luidde
Langzaam ging de namiddag voorbij.
Er heerschte eene gedrukte «temming
bij allen, zelfs bij Isabelle, die woedend
te ver-
groote verbazing staarde me»
Maubert haar dochter aan.
:vonden, mama. Ik heb het in
lorgen zal ik die vrouw hier
laten komen. Met een kleine som gelds
Tj
beeft er immers geen belang bij, dat de
-r-d_I ze
want ze had den sleutel zorgvuldig omge- van diefstal is beschuldigd, al was dat dan
draaid. L ook ten onrechte."
„Ge hebt gelijk, frindtaef,” gei mevrouw
Maubert.
Ze dacht eenige oogenblikken na, en
t er bij
- -- -kunt tl niet voorstellen, wat een
is op hare kamer. Ze r b zig, hare verlichting dat voor mij
Toen haalde ze een
adem, en daarna sloot ze
„Ze is weggejaagd, of vrijwillig ver
trokken. Wat komt dat er op aan vroeg
Isabelle ongeduldig.
„Dat komt er wel degelijk op aan,"
beschuldigd is, dan kan het ons duur ko- en alles dooreen en de openingen vult nietwaar Ze is al ben
j- te asteMs test rei umi IresMwttet Krovxris- -- 1___ tllswwv*-
„Wat bewijzen?"
„Den diefstal. Er is een bankbiljet ge
weest, en dat verdwenen. uw» juugra.weet jc
3Masr nj had het ontvingen," zei Isa- bankbiljet teruggevonden is
rard, terwijl hij groote oogen opzette.
„Op een tafel," antwoordde Cécile on-
verschil”
Isabelle
je te staan. p
Tegen middernacht hoorde ze lichte rechtvaardigen
Het was Isabelle.
Wat zou ze in haar schild voeren w_
Misschien wilde ze aan de deur staan hare moeder kon worden."
t Het sloeg vier uur.
be- werd gesproken. Ze keek door het venster naar buiten.
Of misschien wilde ze wel beproeven, of ze misschien het rijtuig al uit de verte
te Parijs. En ik heb bij hare moeder te worden toegelaten, om kon zien naderen.
allerhande leugens te trachten, weer in
een lijk be
zel I"....
HANZE.)
De ‘^Uumuwonarü, het motie tijd-
ae mi er nux «u w*-. -M
Rn in het donker zag de bengel met, hoe een schnl akkoord
de oude Lefort verbleekte. Met g<
vuisten mompelde hij „O I die roofv
Te moeten denken, dat zij ook dit heb-
k*Sinds het begin van den oorlog, als steenen wenteltrap beklommen naar het
hij hoorde dat in de verte, dag i J--1 A‘
op den weg naar Straatsburg, de
FraSï^tÉïé^t, te ze
zouden vergeten.
komst, de Pruisen 1
En juist,
zijn orgel, om het zijne, om het meester
werk dat hij uitgedacht en gewrocht had
en in het oud met mos becroeide kerkje
geplaatst had!.... voor dat wonderlijl
instrument, aan welks toetsen r.
dan hij sedert zeven en veertig jaren nu
reeds, de hand had geslagen I En dat in
strument zouden zij open rijten, aj, die
lompe Teutonen, zij zouden het open bre- weg
ken, het martelen, eene ziel doodende om teld<
eenige ponden zilver, gelijk die barbaren, m
die hunne gevangenen, verdacht edelge
steenten te hebben ingeslikt, van kant
maakten.
Ên~Franz haalde zijn geweer van den
muur, stopte zijn zakken vol patre
floot zijn hond en vertrok door het
laten dorp.
De nacht was donrer, schoon en vol
majesteit.
In de vate ew te top ven den nahu-
reid.
terug naar de eetzaal, waarvan alle deuren „Hoort r
geopend waren. koffers paL. -
„Luister nu," zei ze tot Isabelle, die waarom wilt ge
was. „Ik heb het biljet en ik heen ze gaat?
als ge er niet dadelijk in toe- weten
stemt, mij te gehoorzamen, zools de wil is
van ie vader, dan zal ik deze geschiedenis
MU 1--
verstaan Aan iedereen ^an paj
baar, die gij valsch hebt beschuldigd, en.
aan cZ--- -r- -r--
men. En nu geef ik je een half uur tijd, einde, en ik wou zoo gaarne nog dit jaar
om na te denken. Wanneer je je kaffers met Roger op de jacht gaan. Hij heeft het
wilt gaan pakken dan kunt ge morgen mij beloofd.*
in den namiddag vertrekken, met me- „Wees maar gerust, Gérard. Papa heeft luisteren, om te weten, of er over haar
-iw Ridos, die nu te Cherbourg is, een prachtig jachtgeweer voor je be- werd gesproken. uu,^u,
zoo welwillend is, zich met de zorg bestemd, en hij heeft het mij zelf laten Of misschien wilde ze wel beproeven, of ze misschien het rijtuig al uit de verte
jk te belasten, en je naar Bordeaux zien. Het staat nog te Parijs. En ik heb bij hare moeder te worden toegelaten, om --J-
geleiden. En als ge niet wilt...." al aan Colette geschreven, om haar op je daar door een kunstig samenweefsel van
abellk richtte zich op, en zag hare bezoek voor te beiden.”
dat is overheerlijk,” riep Gérard hare eer te worden hersteld, op gevaar af,
uit, terwijl hij van blijdschap in de han- de gezondheid van hare moeder door ken, maar ik heb hem gezeg<
■fcfn klapte. heftige gemoedsbewegingen ernstig te onmogelijk was. Toen heeft
écile ging nu naar de kamer van hare schokken, misschien wel te dooden. zocht, haar zijn eerbiedigt j
:der. Met de grootste voorzichtigheid Toen ze door een kleine opening nog brengen. Hij wacht in den
licht zag schemeren, bleef ze staan wach-
Maar ze scheen niet te durven.
Na eenige oogenblikken te hebben ge-
^amoei ft met je eigen zaken," zei het verartet, ast nare ouders daardoor Met
i- „Ik wil hier moesten ondervinden. vrouw 1
Er werd zacht aan hare deur geklopt. „Het is gev
„Wie is daar?” vroeg ze, terwijl ze mijn zak. Mi
hare tranen afdroogde. 1
„Ik ben het, Gérard,” Honk het ant- zal alles wel geschikt kunnen worden. Ze
woord zacht. 1 2
Cécile ging de deur voor hem openen, geheele wereld te weten komt, dat
toevallig op straat aan, en nu, haar nieuws- een katholiek
vroeg zij heel ongekunsteld
„Mag u f
laat ge toch in het huis "tegenover ons
iederen nacht tot één, twee uur het licht
aan
De aangesprokene, tot dan toe een een
voudig schoenmakersknecht, zou een
maal als „Vader Kolping”, de stichter
van de Gezellen-vereenigingen, beroemd
en gezegend worden in zijn vaderland en
ver daar buiten.
Hij was in 1813 bij Keulen geboren. Als
schoenmakersknecht moest hij zelf in zijn
onderhoud voorzien zoodoende leerde
hij al de ellende en gevaren van het gezel-
nen door ei]
edel hart zoc
treurige, t
gen. Het I
zijn stand- en lotgenooten op te heffen
en te helpen leek hem: priester te worden.
Doch hoe zou hij, arme werkman, het
Hij betrouwde op Gods hulp en zette
danks tallooze bezwaren, ondanks dui-
In de stille Salomonsstraat van Keulen
zijne eeuwenoude ruinen en verder,
sliep de Elzas-
i en stil onder
haar witten sneeuwman»!, gelijk eene
kleed, voi met gülder
Op dat oogenblik
heelt dal bestrijken.
Hij keek vóór zich uit.... en
mend.... boorde ook geen ht
Cécile in de verte.
J Eén uur.... twee uur.... Pranz bleef
wachten. En reeds daalde Mij een zijpad
dat ze hem ai sedert meer dan drie jaar be- twee uhlanen te paard verschenen, jong
nog, prachtige, fiere gestalten, klot*—
reis. Zij zongen een lied, zeer zacht,
boom.
En Franz schoot niet.
„Waar zou ’t toe dienen?” herhaalde
hij, terwijl hij het bergpad afdaalde, „waar
En was die taak dan niet groot genoeg, zou het toe dienen die kerels neer te schie-
n een mcnscncnicven te vuiien ten, op Kerstnacht, uit een hinderlaag
Maar waaneer hare liefde werd beant- bij een kromming van den weg Het zou
J
jeworden zonder ooit mijn handen met
1 bezoedeld te hebben. En dan, zij
.als
Mis
in....
Ich weiss nicht"antwoordde de den bliksem geraakt bij het hooren van
vajongen.
„Veel
isterllkwashoutaanhetsprokke-
l^d^,tweeluMaMnktT^aarci*l^ êênë ziel, die zich tegen het gepltmder
de sneeuw af men zou gezegd
pruimen in een pudding T’
„Wat zeiden rij
haëpt^n ui AÜTr*'he7 oëgil tet ^h?ei, gebedel tranen, toom en snik-
Als dan de soldaten elkaar verwilderd
I onder de
lórtdreunende
ge oogenblikken
Haar gezien en
ant- de medaille. „Ik was slechts enkele oogen-
j_ a-
vige ontsteltenis zich van mij meester
..al- scheen mij in het duister té liggen, slechts
was het slagvaardig
ping, die blij was, L,
nu te kunnen toonen, „ik zal u een cate-
en toelichtende voorbeelden zijn toege
voegd."
Opeens kwam Gérard haar roepen.
„Armand Carval is beneden," zoo zei hij.
„Hij had mama zoo gaarne willen spre-
-u.v v-dit
hij mij ver
groeien over te
i salon."
Mevrouw Maubert richtte een vragen-
den blik op hare dochter, die naast hare
legerstede stond.
dacht aan de sympathie, die Cécile
I voor
toond had, en onrustig vroeg zé zichzelvea
ui vw» act geval, dat die gevoelens
niet werden beantwoord, het wel voorzich
tig zou rijn haar aan teleurstelling bloot te
stellen.
Maar dan dacht ze weer, dat wanneer
het zou rijn aan de rijde van die jonkman.
Toen nam ze een spoedig besluit.
Omsk we Baar tnuwm nQ B ai zoo dik-
wte Mar gekotnen zonder te worden
ontvangen, terwijl gij te Parije waart. En
M moet er iemand zijn, die hem te woord
staat. Wit gg bet doem kindlief?"
„Ja mama,” antwoordde Cécile, terwijl
een kus op het voorhoofd van hare moe
der drukte.
„Gérard, ga nu eens zien, of het rijtuig
nog niet komt," ari mevrouw Maubert
^tn zorg er voor, dat de bagage gereed
Met langzame schreden begaf Cécü.
zich naar den salon, waar Armand Carval
zat te wachten.
Ze was ar zich volkomen bewust van, ri, toen, bij de kromming van den weg,
-achtige, fiere gestalten, kloeke ke-
J waarin
woord, dan zag ze de toekomst duidelijk het ging over het vaderland en den Kerst-
voor oogen.
Ze zou dan ai hare zorgen blijven wn-
den aan haar moeder en haar een gelukki
gen ouderdom bezorgen
C
om een menschenleven te vullen?
rigen berg, verrees het HagebcHoM op
achter de drie bergruggen, sliep de Elzas-
servlakte, geheel doodsch c_ .Z L.
haar wiiicn auceuwaumwi,
jonge doode onder een Hauw azuren
maar het had toch kunnen zijn, maar
leningenboekje te „voorschijn xou zijn gekomen. Ze had maar één plan gij het biljet niet bij Isabelle gevonden?”
heb net gevonden.". in het hoofd, de keukenmeid in de ge- vroeg mevrouw Maubert.
vroeg Isabelle, wier gelaat vangenis te brengen." Cecile bleef het antwoord schuldig,
rerd. „Maar waarom had ze dat plan opge- „Ia, dat heb ik wel gedacht. O, wat een
rtemonnaie. Je laat ook alles vat afschuwelijke daad. Ik geloof niet, dat ik
„Omdat de keukenmeid niet bang voor den moed zal hebben, haar nog terug te
rters zagen elkaar recht m de haar was, enjiaar flink de waarheid heeft zien.”
ft „Maar u zult morgen toch afscheid KC a wei zezer van.vi
j naar van haar moeten nemen, voordat ze ver- rijtuig intijds hier zal zijn
w trekt, mama. Wie weet, welke leugens ze
Aan het einde van den corridor’ hoorde anders weer zou verzinnen.” j
Maar ditmaal was Cécile erop voorbe- men een groot gedruisch. „Misschien hebt ge gelijk, kindlief, het antwoord.
Deuren werden toegeslagen, meubels Welnu dan moet het maar geschieden,
Ze liet zich niet overrompelen, en week verzet en laden uitgehaald. maar alleen een woord van afscheid, meer
j v 2, X
id waren. koffers pakt?" vroeg Gérard. „Maar
mij nu niet zeggen, v
Waarom mag ik dat niet
„Ze gaat naar Bordeaux.”,
je v«uci, w«u „G, uic «int ».uuku uu u* vu, v.^.1 u*».u» „w. lv mi.uj.u, vu zv. vcrscnuienae maien nao ze getracht,
iedereen vertellen. Hebt ge mij goed Emmeline Wat zullen rij veel met haar elk oogenblik bereid te rijn, de zieke bij de kamer van hare moeder binnen te slui-
Men kon het hem aanzwn, dat hij ook
geweend had.
„Waar is Isabelle?” vroeg Cécile, na
dat beiden elkaar eenige oogenblikken voegde
zwijgend hadden aangezien. „Ge
„Ze is op hare kamer. Ze i- b zig,
koffers te pakken," antwoordde Gérard Toen haalde ze eenige malen diep
met een diepe zucht. adem, en daarna sloot ze de oogen, en liet
Cécile klapte van blijdschap m de han- zich achterover in de kussens vallen.
d«n- „Nu moet u gaan rusten, en niet meer
„Waarom hebt ge daareven geweend?" spreken mama. Alles komt nu weer te-
vroeg Gérard, verwonderd over die spoe- recht, en wij zullen weer gelukkig gaan
dige verandering. leven."
„Omdat rij zoo ondeugend ia," zei Er kwam eene smartelijke uitdrukking
Cécile. „Maar waarom hebt gij geweend?" op het gelaat van de zieke, ze opende
„Omdat gij geweend hebt, en dat kan weer de oogen, richtte die op hare doch-
ik niet uitstaan,” zei Gérard, die moeite ter, en vroeg
had, rijn tranen te bedwingen. „Hebt ge dat biljet gevonden?....
„Wees nu bedaard,” zei Cécile kalmee- En waar hebt ge het gevonden
rend. Alaar zijt ge er wel zeker van, dat ,X>p een tafel, mama. Wij zullen daar
Isabelle bezig is hare koffers te pakken later nog wel over spreken, maar nu niet.
„Dat kan ik je verzekeren. Ik heb zalf Nu zou het u te veel vermoeien.... Ik
twee koffers voor haar van den zolder ge- heb een telegram van Loden ontvangen,
haald. En ze heeft een vreemde manier, Alles J-*- - -
om haar koffers te pakken, dat weet ge
wel bij ondervinding. Ze stopt alles vol,
men te staan, tenzij wij kunnen bewij- M aan met boeken en schoenen. Ik weet
o*1» waar heengaat, maar ze zal nog
«•J»** l»»t krijgen van al haar bagage."
„Den diefstal. Er ts een bankbiljet ge- „Ma^k je daarover maar niet ongerust,
waant en dat»verdwenen. beste jongen..Maar weet je alTdat het
„Waar is he" gevonden vroeg Gé- ke, terwijl ze moeite had hare tranen te
vroeg de grootste^bi^jvigheid
Bezems, boenders en borsteri werden
gehanteerd emmers water werden amr-
gedragen en alles werd aan een degelijke
schoonmaak onderworpen, en CéeAt Heid
toezicht over alles.
Er werd een brief voer Cécile beaorad.
Ze ging er mee naar hate kaener, om
daar rustig te lezen.
Het was een brief van haar vader.
Hij schreef, dat zijne zaken temei$k
voorspoedig gingen, en het voornaamste
deze week wel aïgetóbpen zou zijn. Maar
er waren weer nieuwe moeilijkheden geko
men, en waarschijnlijk zou hij zich naar
Tirol moeten begeven. En dat wan des te
bezwaarlijker, omdat hij geen Dwtech
verstond, en de contracten gedeeltelik m
die taal waren opgesteld, en men van eene
onduidelijke passage m een van die con
tracten partij trachtte te trekken.
De brief eindigde met haar te verzoeken
er vooral niets van aan hare moeder te zeg
gen, om haar niet noodelocs te verontrus
ten, terwijl hij de hoop uitsprak, dat alles
nog wel terecht zou komen.
O, hoe wisselvallig was toch het leven
zoo dacht ze bij richzelve.
Welke beproevingen zouden haar mis
schien nog te wachten staan 1
En tot nu toe was haar leven zoo geluk
kig geweest, zoodat ze niet gehard was te
gen den strijd.
Men kwam haar mededeelen, dat doc
tor Legendre was gekomen.
Ze wachtte hem af op den drempel van
de kamer van hare moeder, en deed hem
uitgeleide.
„Uwe moeder is nog zeer zwak," zoo
zeide hij. „Ge moet haar zooveel mogelijk
alle gemoedsaandoeningen besparen.Wan
neer rij goed verzorgd wordt, zal ze wel
weer herstellen, maar de laatste acht dw-
gen hebben haar geheel uitgeput, meer
dan de acht jaren die daaraan zijn vooraf
gegaan.
Als uw vader hier was, dan zou ik hem,
dat alles zeggen, maar gij vervult nu zijne
plaats. Houd nu goeden moed. Morgen
kom ik terug.”
Mevrouw Ridos zou met Isabelle den-
zelfden avond naar Bordeaux vertrekken.
Tegen vijf uur was een rijtuig besteld,
om beiden naar het station te brengen
Cécile was onrustig gestemd.
Ze kon de vrees niet van zich af zetten,
dat er iets onvoorziens zou gebeuren, en de
rust weer zou verstoren.
Daarom wachtte ze met het grootste on
geduld het uur van het vertrek af.
Gérard scheen hare onrust te deelen
want van tijd tot tijd baande hij zich een
weg door emmers en bezems, om zijne
nog terug te zuster eenige woorden in het oor te fluiste-
„Maar u zult morgen toch afscheid
trekt, mama. Wie weet, welke leugens ze
klapte.
ging nu naar de kamer van nare
Met de grootste voorzichtigheid
ze naar binnen.
Wet geopende oogen lag mevrouw ten.
jubert op haar legerstede uitgestrekt Maar ze scheen niet te durven. l<
Z\,Hoe gevoelt ge u nu lieve moeder?" Na eenige oogenblikken te hebben ge- z.e
vroeg Cécile, terwijl ze naast de leger- wacht, keerde ze om, en begaf zich naar altijd voor den jeugdigen ingenieur ge
slede plaats nam, en de magere hand van hare kamer terug. toond had, en onr -
!Fzal de de zieke in de hare nam. Cécile opende zacht de deur, om te af, of voor het
t j^j njet slechter, kindlief." luisteren, totdat ze gehoord had, dat hare
ze met zwakke stem. zuster de deur van nare kamer weer ach-
-- joten>
oogenblik hoorde ze de
jpen. Wij ruilt f
kwiadwillijjcii*
l, ver- „Het is niet zoozeer mijne ge
tarover ik mij ongerust maak, maar L
is die ongelukkige geschieden» van den nachtgewaad op haar toetiad.
“i diefstal. En zou men ons nu werkelijk „Ik stond op wacht, zei hij zacht. „Ik -----
er/ze daar alleen een proces aandoen O, dat zou verschrik- zou haar de kamer van mama niet binnen Ze wilde beide jongelieden de gelegen-
etaze daar alleen een procro aan ik dat be- hebben laten gaan. Eer zou ik haar de heid verschaffen tot een vertriuwriijk
<4 teatete uren teefd.” trappen hebben afgeworpen.’’ onderhoud.
Maak u daarover niet ongerust, mama Toen werd alles weer stil m de villa les „Cécile, wilt ge naar beneden gaan, om
-*- mijnheer Carval te ontvangen Het zou
mij spijten, als hij een onaangename^ i**
nadacht, en over biljet is teruggevonden.'
waarop men van omhoog de orgelpijpen
oogenblik, dat onder de
n de deur uit haar heng-
2 :r de
smartelijk weeklagend
ouacn cjizasscr gciuiu LUB, uiucuu,
het dorpskerk- slechts onderbroken door het gehuil der
van den toren komen uitgevlogen.
De uhlanen staan verstijfd, de vuist
op het gevest hunner sabels en als door
2 -i
die bovenaardsche verzuchtingen.
„Wie speelt toch daarboven die mu
ziek van een andere wereld te midden van
zulk een doodsche stilte Is het een geest
h^derd“meter verder vier wïF verzetten Of is ’fmisschien een on-
de houding hem wel eens duur te staan
kon komen I"
En rij kreunde en kermde voort, die
was, zouden we in Hit gat niet cy houden ten....
„Het orgel I” „Wat f zei Lefort, zijn i--
- aanzagen, het hoofd gebogen
^Tja Xrhrt zilver, dat ze in het metaal verschrikkelijke toonen, Tóórt
der orgelpijpen hebben gesmolten,” voeg- onder de gewelven van het midden-
hii er new aan toe schip, brak eensklaps de harmonie met
d fik in he/donker zag de bengel niet, hoe een schril akkoord af en verviel alles in
de oude Lefort verbleekte. Met gebalde eene doodsche stilte.... akehg en som-
-■c—-;els ber.
En toen de toorts in de eene, de revol
ver in de andere hand, eènige Pruisen de
in dag uit, orgel, en voor de smalle deuropening op
-kanonnen een kluwen stonden, ontwaarden rij,
hXrh7marhmë« rolden.'had de oude kaarsrecht voor het klavier gezeten, de
- Erlotz wel oogen wijd open, de magere handen op
«rrwirn de ivoren toetsen gestrekt, het schrikaan-
k, 't was hun te doen om dun bloedig straaltje langs de beide neus-
l, om het zijne, om het meester- vleugels afdroop. 1
-i—i Dan op eens, hals over kop, zich ver
te acraje warrende in hunne sabels en hunne spo-
wonderlijk ren, stormen zij de steenen trappen af
niemand naar beneden, hun hoofdman meesleuren
de, in een verschrikkelijke verslagenheid.
In enkele minuten was de kerk ont
ruimd, en terwijl rij in vollen galop op den
weg van Andlau voortgaloppeerden, ver-
.Jen zij elkander nog op gedempten toon
2. itille avondlucht
„Heb je het gezien?"....
„Ik heb alles gezien
aaK«u. W“
Maar ditneen, dit zal hfl niet zien 1 offl2ST;
«duv rij» B--—-Wat er was, kapitein,
zijn zakken vol patronen, speelde daarboven het or
t ver- (DE NEL
schriftje der Vaten Redernpeorittm ome hM oog**, dM H|n assne jtiHK
Roermond verhaaltnm over haar gebracht had. Maar W
Het jodinnetje, de heldin van dit Hei- wm toch te zeer een man vm oeioof, dan
ne verhaal, woonde ais dienetmeieje bij dat hij in dit voorval niet de Jcxfing eesfw-
een rijke Joodsche famfte in de Salo- digde en aanbad van Gods Vooeeseaig-
monsstraat te Keulen. heid, die bare trouwe dienaren en dMb*
Het was haar opgevallen, dat, wanneer resten nooit verlaat.
er gasten waren geweest, tot heel laat, De toekomstige wome priester en im-
zelfs rot diep ia den nacht, rij altijd nog rige strijder voor de naak van God «riet
hetfda*'' ekster van het huis aan den over- dan ook troostwoorden genoeg te vindeau
kant J--ut zag. om het meisje op te beuren.
Als a echte dochter van Eva werd zij „Voor degenen, die God lieflssbbea"
natuurlijk erg geprikkeld door nieuws- —zoo bemoedigde hij haar—„en Mem ia
gierigheid. oprechtheid des harten zoeken, gedft ak
Eiken dag kon zij een jongen man. voor les ook de felste tegensta», ten goede,
het uiterlijk een eenvoudig werkman, En 't kan bekt gebeuren, dat uw toestand,
daar zien in- en uitgaan „Zou die", zoo die er op het oogenblik zoo duister en
dacht ze, ken nacht zoo laat opblijven?” treurig uitziet, juist het bSgin is van een
En wat voor geheimzinnige bezigheden veel betere toekomst voor u.”
mag hij dan wel te verrichten hebben tót In dit blijmoedig vertrouwen werd
in het holle van den nacht Kolping nu juist niet gesterkt door het
Op zekeren dag trof ze den werkman feit, dat zijn beschermelinge, die hij naar
toevallig op straat aan, en nu, haar nieuws- een katholiek „Tehuis" voor meisjes
gierigheid niet kunnende bedwingen, stuurde, vriendelijk maar beslist werd af-
gewezen. Maar zij zocht nu elders hulp en
eens iets vragen Waarom - vond die bij eenige goede menschen, die
hem wilden steunen in rijn mooi werk
van naastenliefde. Zoodoende kreeg het
Jodinnetje uit de Salomonstraat een
goeden dienst bij een brave katholieke
familie, waar rij na afloop der huiselijke
bezigheden, zich kon verdiepen in haar
catechismus, zonder vrees, door een booss
mevrouw te worden betrapt.
De katholieke sfeer, waarin ze nti adem
de, werkte weldadig op het geloofirolaatjc,
dat reeds in hare ziel ontkiemd was, en
deed het welig opschieten.
Al heel spoedig ging in vervulling wat
Kolping haar in haar verlatenheid had
voorzegd hare beproeving was juist het
begin van haar geluk. Zij verlangde vurig
in de Katholieke Kerk te worden opge
nomen, en na een voorbeeldige voorbe
reiding ontving zij met den grootsten
eerbied het H. Sacrament des Doopsels.
Is nu de geschiedenis van het Keulsctee
Jodinnetje ten einde? Neen, volstrekt
niet. Nu eerst opende zich voor haar een
nieuwe levensweg, rijk aan genade en ze
gening voor haar zelvf en anderen.
Ten jare 1842 was te Rome de Joodsche
vrijdenker en christenhater Alphonse de
Ratisbionne op wonderbare wijze doot
een verschijning der Onbevlekte Ont-
vangene, plotseling bekeerd.
Alleen om een vriend van rijn broeder
baron Théodore de Bussiere, een bekeerd
Protestant ter wille te rijn, had hij van
dezen een miraculeuze medaille, de aller
zaligste Maagd. Maria Onbevlekt Ont-
u kan het -
gezegd,
zijn geheim aan rijn oprechte ondervraag- mij doet gij
ster mede en hij besloot„Katholiek zier mee.iucn ucr /upnonse, oie zien
priester wil ik worden, en om nu wat eerst heel onthutst en boos had getoond,
gen. Ook moest hij, op aandringen van
den byon het gebed „Memorare" bid-
Ten slotte stemde hij met zeer grooten
alleen
niet lang of hij
kende de woorden van buiten. Hij her
haalde ze dikwijls door den dag, doch on
bewust en tegen zijn zin.
In de kerk van den H. Andreas wachtte
hem de genade eener plotselinge bekee-
ouder, moet ik wel de nachtelijke
i gaat daar naar wensch. En zij vra-
oi Isabelle eenigen tijd bij hen komt
«n. Dat vindt u zeker wel goed,
*“7g, hare koffen te
pakken. Mevrouw Ridos is te Cher
bourg. Ze zal dadelijk hier komen, om
Isabelle af te halen, en haar naar Bor
deaux te geleiden.”
„O, die goede mevrouw Ridos 1 Wat
2^—- - waa—w** een trouwt vritxidifl r* mompelde de zie-
bdle^xa bijgevolg moet rij het terugvin- „Waar is het gevonden?” vroeg Gé- ke, terwijl ze moeite bad hare tranen te
den." rard, terwijl hij groote oogen opzette. bedwingen.
„Waar was dat biljet „op een tafel,” antwoordde Cécile on- JBn wie zal nu voor alles zorgen F'
Un het rekeningenboek»." verschillig. vroeg ze.
JHebt tü het nummer daarvan geno- „Op een tafel?.,.. Op de tafel van J4aak u daarover niet ongerust, ma-
teerdr Isabelle?" i
^Het nummer van een biljet van hon- Verwonderd over de slimheid van haar heb al moeite gedaan, om hulp voor on-
derd francs r zei IsabeUe, terwijj, ze de broeder, zag Cécile hem oplettend aan.
schouders optrok. ^Ben biljet van maar w0, ge behoeft het mij niet te zeggen,
honderd francs dat aan de keukenmeid als ge niet wilt, Cécile. Uit de geheele uixu scuuulumach, «n uc Kamers, uie
voor huishoudelijke uitgaven was gegeven, houding van Isabelle heb ik altijd ver- wij niet meer noodig hebben, zullen wij
Wat een onzin." moed, dat rij het geld genomen had, om laten sluiten. En zoodra uw gezondheids-
„Hebt gij er dus geen het tnrotte ver- de keukenmeid te doen wegjagen. Mis- toestand het toelaat, zullen wi) naar Né-
moeden van, wat er van dat bankbiljet ge- schien zou ze bet later wel hebben terug- ris vertrekken, met Gérard en Clara,
worden is V gegeven. Dat weet ik wel niet geheel zeker Daar is het zoo rustig, en daar zult u spoe-
„Dat is wel vreemd,” zei Cécile, terwijl toch niet eer, vóórdat het tot een proces
ze het rekt *-a-
haalde. „Ik heb
„Waar F’ vroeg
vuurrood werd. „„u
Ia je portemonnaie. Je laat ook alles vat?"
«fH
SxUlgvi vu
Beide zusters zagen elkaar recht in de haar was,
oogen, alsof ze elkaar wilden uitdagen, gezegd.” 6
Met eene snelle beweging wilde Isa- Toen hij dat gezegd h»i, ging hij
belle hare zuster het rekeningen boekje de deur en opende die een weinig,
ontrukken.
gedruisch.
'den toegeslagen, meubels Welnu dan moet het maar geschieden,
wel, hoe Isabelle haar niet.”
t Mevrouw Ridos kwam spoedig, en het was, omdat zz gedwongen’ werd, U
waar- diner had een rustig verloop. trekken, en die, nu dat vertrek bepaald
En toen allen zich ter ruste hadden be- was, het niet kon u'tstaan, dat allen zich
geven, plaatste Cécile een ruststoel voor verheugden, in het vooruitzicht van hare
de deur van de kamer van hare moeder, tegenwoordigheid verlost te rijn.
,0, die arme Lucien En die arme om daarop den nacht door te brengen, en Al verschalende malen had ze getracht,
'P»> ian te stellen hebbenA propos, hebt ge te staan. pen, om te trachten, zich tegenovei haar te
die gij valsch hebt beschuldigd, en.... aan papa al om mijn geweer gevraagd? Tegen middernacht hoorde ze lichte rechtvaardigen
de rechters, als het zoover niocht ko- Het jachtseizoen loopt nu sjxiefiig ten schreden naderen. Maar Cécile was op hare hoede, om het
haar te beletten, want ze wist, hoe gevaar
lijk eene heftige woordenwisseling voor
Het sloeg vier uur.
dezen een miraculeuze medaille, de aller-
vangen voorstellend, aangenomen. „Voor
et geen kwaad” had de baron
„of gij een medaille draagt, en
er het grootst-mogelijke ple-
Toen liet Alphonse, die zich
eerder klaar te komen, want ik ben al wat zich gedwee de madaïlle om den hals han-
s uren
gebruiken om te studeeren. Dat is nu dat
geheimzinnig werk, waar ik des nachts den. Maar hiervan wilde hij niets weten.
Die ongekunstelde mededeeling maak- tegenzin er in toe, het gel
te een diepen indruk op het gemoed van te schrijven. Het duurde
het meisje.
„Maar, als het alleen uw godsdienst is,
die u tot zulke opofferingen brengt, dan
moet ik dat toch heel erg bewonderen,”
zoo antwoordde zij.
„Mag ik u nog eens wat vragen hield ring. „Ik heb Haar gezien V zoo riep hij
zij aan. „Al lang voel ik me tot den ka- half bedwelmd tot zijn gezel, die hem eeni-
tholieken godsdienst werkelijk getrok- ge oogenblikken verlaten had. „Ik heb
ken. Maar als ik daarna vraag in de fami- Haar gezien en tegelijkertijd toonde Hj
lie waar ik dien, dan krijg ik geen ant- de medaille. „Ik was slechts enkele oogetr-
woord. Wijs mij toch eens, hoe ik er meer blikken in de kerk geweest, toen een he-
van kan hooren.” vige ontsteltenis zich van mij meester
„Dat kan ik u al heel gemakkelijk,” maakte. Ik keek op en geheel de kerk
was het slagvaardig antwoord van Kol- scheen mij in het duister te liggen, slechts
ping, die blij was, zijn zielenijver reeds op ééne kapel vereenigde zich al het licht.
-J' ---■ Te midden van dien glans zag ik op het «L
chismus bezorgen, waaraan verklaringen taar, statig en prachtig gekleed, vol ma-
ij - jesteit en lieflijkheid, de H. Maagd Ma-
•oegd." ria, juist zooals zij op mijne medaille is
Spoedig ontving het schrandere jodin- afgebeeld. Een onweerstaanbare kracht
netje den catechismus en verdiepte zich trok mij tot Haar. Zij maakte een teeket
nu vaak in de ijverige studie van de katho- dat ik knielen zouzij sprak geen woord,
lieke geloofsleer. Dat boek .werd haar doch ik begreep alles."
trouwste vriend. Ieder oogenblik, dat Spoedig ontving hij het H. Doopsel,
rij in de keuken kon uitsparen van haar werd een ijverig Katholiek, en ontving
werk, benutte zij bm er in te lezen. in 1847 het H. Priesterschap.
Op zekeren dag komt mevrouw on- Met Théodore, zijn broeder, stichtte
verwachts de keuken binnen en betrapt hij later te Jeruzalem het klooster „Fcr*
hare gedienstige geheel verdiept in haar Homo”, waar bekeerde Joodsche vrou-
lectuur. Zij ontneemt haar het boek en wen en meisjes worden opgenomen, om
ziet tot haar grootste ontsteltenis, dat het voor de bekeering van het Joodsche volk
een boek is over de katholieke leer. te boeten en Jezus’ bede te herbal^ j
Het kwam tot een hevige woordenwis- „Vader, vergeef het hun, want zij weten
seling en het slot dezer keukenscène was niet wat 'zij doen.” Aan deze klooeter-
het verontwaardigd besluit van mevrouw, vrouwen gaf hij den naam van Dochters
dat het dienstmeisje op staanden voet het van Onze Lieve Vrouw van Sion
huis had te verlaten. Welnu, in dit klooster te Jeruzalem deed
o Ons Jodinnetje, zoo opeens het treurig ook de bekeerlinge van Kolpine haar in-
slachtofter geworden van haren heiligen trede. Pater Ratisbonne had van hare
ijver in bet zoeken der waarheid, zorgde merkwaardige geschiedenis gehoord. Zï
er voor, des avonds haren raadsman te leefde en boette er zoo ijverig en heilig
ontmoeten, en hem het wedervaren mee dat rij later de Algemecne Overste van <te
te J i. U tr nieu*e Congregatie werd, en in dat ambt
Met innig medelijden aanhoorde Kol- een buitengewoon vruchtbaar apostolaat
nine haar verhaal en toonde ziin split mocht ontplooien.
ten, op Kerstnacht, uit een hinderlaag
woord immers een moord rijn, en ik ben zestig
Van die gedachte vervuld, trad ze den gewor
salon binnen, met een blos op het gelaat en bloed-
een glimlach op de lippen, terwijl ze den zongen zoo zachtWie weet
jonkman onwillekeurig de rechterhand ik mijn orgel eens liet zingen.,
toestak. schien zouden rij die taal begriji
„Ik hoop, dat u mijne onbescheiden- misschien ontsnapte het aan het dreigend
heid niet ten kwade zult duiden,” zoo onwederen strekte de H. Odiha
zei .hij, terwijl hij eene beleefde buiging haar beschermend schild over de toetsen
maakte. „Is uwe mama nog altijd ziek uit I „Ja, wie weet. Is ook mijn plaats
„Helaas ja,” antwoordde Cédk, terwijl niet diir Ja, daar ben ik op mijn
zt hem uitnoodigde plaats te nemen. „Ma- postLaat ons gaan
lijk te ontvangen.” zware pilaren.
„Ik zou er niet op aangedrongen heb- Duisternis heerscht overalin het mid-
ben, dat men mij te woord zou staan,wan- denschip lichten de soldaten elkander bij
neer ik geen ernstige berichten ontvangen met in olie gedrenkte stroowissen
had en daar ik langen tijd afwezig zal In de zijbeuken trappelen de paarden
moeten rijn, wilde ik niet vertrekken, al- en doen de echo s wakker schrikken onder
verens afscheid te hebben genomen van de lage bogen.
eene familie, waar ik altijd zulke hartelijke Men tracht met de kolven der geweren
gastvrijheid heb genoten.” de torendeur te verbrijzelen-; intusschen
plaatst men onder de tribune den wagen,
Wordt vervolgd. 11
zal neerwerpen.
Maar op het c
dreunende slagen
seis springt, barst daar boven onder de
l, tegen el* koorgewelven, een i -
:n Elzasser geluid los, trillend, boven menschelijk.
jVte*Edotz? verwittigen, dat de uhlanen op nachtvogels, welke overijld de galmgaten
komst waren Hxs ?Afp« Irnm^n iiito'pvlnoftfi.
„Hoeveel?”vroeg hij, terwijl hij rijn
zijn pijp neerlegde.
kwajongen.
„Veel?”
.Luister Ik was hout aan het si
ianopde
den land'
merkte, -
troep I Zij steken als blauwe stippen tegen
de sneeuw af men zou gezegd hebben
pruimen in een pudding
de Cecile,
vegeefsche
igen zoudt md
dhandig te tra]
worden opge-
gij het niet zult
wilt ge weten
au van manw'
ligt Mjis**roar stede pl
iraFnt jal de de ziekt
dgegrendeld zijn, en „Het gaat
slapen. Wij zullen antwoordde -- -
twzi^Bteirnjn tegen kwaadwilligen." En na een kort stilzwijgen vervolgde ze: ter zich tad geali
Ta« Cécile dat alles gezegd had, ver- „Het is niet zoozeer mijne gezondheid, Op hetzelfde c- - -
strode eetzaal om zich tmr haar eigen waarover ik mij ongerust maak, maar het fluisterende^ stem van Gérard, die in Cécile ooit haar levensgeluk zou vinden,
Maar een groote moedeloosheid maakte
zich van haar meester, te-
was«
De overspanning van
was daarvan de oorzaak ej, de tranen kwa
men in hare oogen, ti
kter van hare zuaja
zou men ons nu werkelijk