f J 9R ruster rec (JÜL- Het Jodinnetje In de Salomonsslraat. a, «rn. a op „Neen."» ynaar h*t h^d tOCh kuUïlCU Zij.!, m22T riirr orroVirorol cvxn «u aon»».,» .omt.,. I [de. m VT' mee bezig bén.' i made. Wanneer hart liefde niet werd beant- enro over wilt howl' „Als je ats, a :ken. Franz het fe me lt niet, dat ijn, als je Jhet ban kb] maken. DadeKk zal borgen op een j kunnen gaan 1 waart In het 6n de sleutel Uturnen. Maar van hare kamt L tegen de d? dan vraagt een hoofd- laabelle uit. b besciu Isabelle ging voort, met de btllardbal- lea te spelen. „Het is mijn taak niet je al den onzin over te brengen, dien een weggejaagde keukenmeid kan uitkramen-" ZZe ts *weggejaagd,W^8 vrijwillig Isabelle ongeduldig. „Dat komt er wel degelijk op aan," antwoordde Cécile. .Als zij ten onrechte dig geheel genezen." „Maar zeg mij nu eens, kindlief, hebt gevaren van het gezel lenleven, vooral in de groote steden, ken en ondervinding. En zijn it naar middelen om in die toestanden verbetering te bren ts beste, krachtigste, middel om en te helpen leek hém: priester te worden. Doch hoe zou hij, arme werkman, het zoo ver brengen Hij betrouwde op Gods hulp en zette zijn plan door met taaie volharding, on danks tallooze bezwaren, ondanks dui zend offers en ontberingen. In de stille Salomonsstraat van Keulen huurde hij voor enkele penningen een allereenvoudigst dakkamertje, om zich daar ongestoord te kunnen wijden aan God en zijn studie. Daar zat hij dan, de drie-en-twintigjarige, tot diep in den nacht bij den Hauwen schijn van een olie lampje, of zelfs bij het licht eener kaars, dapper te worstelen metLatijn enGrieksch. Ziedaar dan geheel het geheim van het dakvenster in de Salomonsstraat. Eenvoudig deelde de jonge Kolping ster mede en hij besloot ma. Wij hebben nog genoeg te eten. Ik ze huishouding te verkrijgen. Morgen zullen wij de villa van boven tot onder laten schoonmaken, en de kamers, die in het gelaat. et wilt, dan zullen hun loopThebben,” vervol» „Maar vér* L moeite zou doen, om n HET LIJK OP HET ORGEL. Dien avond, Kerstnacht 1870, uur, kwam een jongen den ouden Franz Lefort, organist van 1“* J Isabelle, rood van toorn. blijven, Ai ik zal hier blijven.” „Totdat papa je in een pensionaat zal opsluiten/* „Natuurlijk. Maar hij heeft op het oogenblik wel wat anders te doen, dan zkm met mij te bemoeien. Een paai weken kan ik in elk geval nog op aangename wijze hier doorbrengen. Cécile ging zitten. Haar verontwaardiging was zóó groot, dat ze zich niet kon staande houden. .Welnu," zoo zei ze, „dan zullen wij eens over eene andere zaak spreken." Isabella, die tegen het billard stond te leunen, speelde met de ballen. „De keukenmeid wil ons een proces aandoen," vervolgde Cécile. „Weet ge dat?" „Een proces Wat een idéé riep dat ze valschelijk van diefstal igd. Ge hebt mij daarvan nog niets gezegd.” Isabelle ging voort, met de billardbal- lea te spelen. ren. ..Zijt ge er wel zeker van,Cécile, dat het - e_ „Zoo zeker als men ervan kan zijn, wan neer men het zelve heeft besteld," luidde Langzaam ging de namiddag voorbij. Er heerschte eene gedrukte «temming bij allen, zelfs bij Isabelle, die woedend te ver- groote verbazing staarde me» Maubert haar dochter aan. :vonden, mama. Ik heb het in lorgen zal ik die vrouw hier laten komen. Met een kleine som gelds Tj beeft er immers geen belang bij, dat de -r-d_I ze want ze had den sleutel zorgvuldig omge- van diefstal is beschuldigd, al was dat dan draaid. L ook ten onrechte." „Ge hebt gelijk, frindtaef,” gei mevrouw Maubert. Ze dacht eenige oogenblikken na, en t er bij - -- -kunt tl niet voorstellen, wat een is op hare kamer. Ze r b zig, hare verlichting dat voor mij Toen haalde ze een adem, en daarna sloot ze „Ze is weggejaagd, of vrijwillig ver trokken. Wat komt dat er op aan vroeg Isabelle ongeduldig. „Dat komt er wel degelijk op aan," beschuldigd is, dan kan het ons duur ko- en alles dooreen en de openingen vult nietwaar Ze is al ben j- te asteMs test rei umi IresMwttet Krovxris- -- 1___ tllswwv*- „Wat bewijzen?" „Den diefstal. Er is een bankbiljet ge weest, en dat verdwenen. uw» juugra.weet jc 3Masr nj had het ontvingen," zei Isa- bankbiljet teruggevonden is rard, terwijl hij groote oogen opzette. „Op een tafel," antwoordde Cécile on- verschil” Isabelle je te staan. p Tegen middernacht hoorde ze lichte rechtvaardigen Het was Isabelle. Wat zou ze in haar schild voeren w_ Misschien wilde ze aan de deur staan hare moeder kon worden." t Het sloeg vier uur. be- werd gesproken. Ze keek door het venster naar buiten. Of misschien wilde ze wel beproeven, of ze misschien het rijtuig al uit de verte te Parijs. En ik heb bij hare moeder te worden toegelaten, om kon zien naderen. allerhande leugens te trachten, weer in een lijk be zel I".... HANZE.) De ‘^Uumuwonarü, het motie tijd- ae mi er nux «u w*-. -M Rn in het donker zag de bengel met, hoe een schnl akkoord de oude Lefort verbleekte. Met g< vuisten mompelde hij „O I die roofv Te moeten denken, dat zij ook dit heb- k*Sinds het begin van den oorlog, als steenen wenteltrap beklommen naar het hij hoorde dat in de verte, dag i J--1 A‘ op den weg naar Straatsburg, de FraSï^tÉïé^t, te ze zouden vergeten. komst, de Pruisen 1 En juist, zijn orgel, om het zijne, om het meester werk dat hij uitgedacht en gewrocht had en in het oud met mos becroeide kerkje geplaatst had!.... voor dat wonderlijl instrument, aan welks toetsen r. dan hij sedert zeven en veertig jaren nu reeds, de hand had geslagen I En dat in strument zouden zij open rijten, aj, die lompe Teutonen, zij zouden het open bre- weg ken, het martelen, eene ziel doodende om teld< eenige ponden zilver, gelijk die barbaren, m die hunne gevangenen, verdacht edelge steenten te hebben ingeslikt, van kant maakten. Ên~Franz haalde zijn geweer van den muur, stopte zijn zakken vol patre floot zijn hond en vertrok door het laten dorp. De nacht was donrer, schoon en vol majesteit. In de vate ew te top ven den nahu- reid. terug naar de eetzaal, waarvan alle deuren „Hoort r geopend waren. koffers paL. - „Luister nu," zei ze tot Isabelle, die waarom wilt ge was. „Ik heb het biljet en ik heen ze gaat? als ge er niet dadelijk in toe- weten stemt, mij te gehoorzamen, zools de wil is van ie vader, dan zal ik deze geschiedenis MU 1-- verstaan Aan iedereen ^an paj baar, die gij valsch hebt beschuldigd, en. aan cZ--- -r- -r-- men. En nu geef ik je een half uur tijd, einde, en ik wou zoo gaarne nog dit jaar om na te denken. Wanneer je je kaffers met Roger op de jacht gaan. Hij heeft het wilt gaan pakken dan kunt ge morgen mij beloofd.* in den namiddag vertrekken, met me- „Wees maar gerust, Gérard. Papa heeft luisteren, om te weten, of er over haar -iw Ridos, die nu te Cherbourg is, een prachtig jachtgeweer voor je be- werd gesproken. uu,^u, zoo welwillend is, zich met de zorg bestemd, en hij heeft het mij zelf laten Of misschien wilde ze wel beproeven, of ze misschien het rijtuig al uit de verte jk te belasten, en je naar Bordeaux zien. Het staat nog te Parijs. En ik heb bij hare moeder te worden toegelaten, om --J- geleiden. En als ge niet wilt...." al aan Colette geschreven, om haar op je daar door een kunstig samenweefsel van abellk richtte zich op, en zag hare bezoek voor te beiden.” dat is overheerlijk,” riep Gérard hare eer te worden hersteld, op gevaar af, uit, terwijl hij van blijdschap in de han- de gezondheid van hare moeder door ken, maar ik heb hem gezeg< ■fcfn klapte. heftige gemoedsbewegingen ernstig te onmogelijk was. Toen heeft écile ging nu naar de kamer van hare schokken, misschien wel te dooden. zocht, haar zijn eerbiedigt j :der. Met de grootste voorzichtigheid Toen ze door een kleine opening nog brengen. Hij wacht in den licht zag schemeren, bleef ze staan wach- Maar ze scheen niet te durven. Na eenige oogenblikken te hebben ge- ^amoei ft met je eigen zaken," zei het verartet, ast nare ouders daardoor Met i- „Ik wil hier moesten ondervinden. vrouw 1 Er werd zacht aan hare deur geklopt. „Het is gev „Wie is daar?” vroeg ze, terwijl ze mijn zak. Mi hare tranen afdroogde. 1 „Ik ben het, Gérard,” Honk het ant- zal alles wel geschikt kunnen worden. Ze woord zacht. 1 2 Cécile ging de deur voor hem openen, geheele wereld te weten komt, dat toevallig op straat aan, en nu, haar nieuws- een katholiek vroeg zij heel ongekunsteld „Mag u f laat ge toch in het huis "tegenover ons iederen nacht tot één, twee uur het licht aan De aangesprokene, tot dan toe een een voudig schoenmakersknecht, zou een maal als „Vader Kolping”, de stichter van de Gezellen-vereenigingen, beroemd en gezegend worden in zijn vaderland en ver daar buiten. Hij was in 1813 bij Keulen geboren. Als schoenmakersknecht moest hij zelf in zijn onderhoud voorzien zoodoende leerde hij al de ellende en gevaren van het gezel- nen door ei] edel hart zoc treurige, t gen. Het I zijn stand- en lotgenooten op te heffen en te helpen leek hem: priester te worden. Doch hoe zou hij, arme werkman, het Hij betrouwde op Gods hulp en zette danks tallooze bezwaren, ondanks dui- In de stille Salomonsstraat van Keulen zijne eeuwenoude ruinen en verder, sliep de Elzas- i en stil onder haar witten sneeuwman»!, gelijk eene kleed, voi met gülder Op dat oogenblik heelt dal bestrijken. Hij keek vóór zich uit.... en mend.... boorde ook geen ht Cécile in de verte. J Eén uur.... twee uur.... Pranz bleef wachten. En reeds daalde Mij een zijpad dat ze hem ai sedert meer dan drie jaar be- twee uhlanen te paard verschenen, jong nog, prachtige, fiere gestalten, klot*— reis. Zij zongen een lied, zeer zacht, boom. En Franz schoot niet. „Waar zou ’t toe dienen?” herhaalde hij, terwijl hij het bergpad afdaalde, „waar En was die taak dan niet groot genoeg, zou het toe dienen die kerels neer te schie- n een mcnscncnicven te vuiien ten, op Kerstnacht, uit een hinderlaag Maar waaneer hare liefde werd beant- bij een kromming van den weg Het zou J jeworden zonder ooit mijn handen met 1 bezoedeld te hebben. En dan, zij .als Mis in.... Ich weiss nicht"antwoordde de den bliksem geraakt bij het hooren van vajongen. „Veel isterllkwashoutaanhetsprokke- l^d^,tweeluMaMnktT^aarci*l^ êênë ziel, die zich tegen het gepltmder de sneeuw af men zou gezegd pruimen in een pudding T’ „Wat zeiden rij haëpt^n ui AÜTr*'he7 oëgil tet ^h?ei, gebedel tranen, toom en snik- Als dan de soldaten elkaar verwilderd I onder de lórtdreunende ge oogenblikken Haar gezien en ant- de medaille. „Ik was slechts enkele oogen- j_ a- vige ontsteltenis zich van mij meester ..al- scheen mij in het duister té liggen, slechts was het slagvaardig ping, die blij was, L, nu te kunnen toonen, „ik zal u een cate- en toelichtende voorbeelden zijn toege voegd." Opeens kwam Gérard haar roepen. „Armand Carval is beneden," zoo zei hij. „Hij had mama zoo gaarne willen spre- -u.v v-dit hij mij ver groeien over te i salon." Mevrouw Maubert richtte een vragen- den blik op hare dochter, die naast hare legerstede stond. dacht aan de sympathie, die Cécile I voor toond had, en onrustig vroeg zé zichzelvea ui vw» act geval, dat die gevoelens niet werden beantwoord, het wel voorzich tig zou rijn haar aan teleurstelling bloot te stellen. Maar dan dacht ze weer, dat wanneer het zou rijn aan de rijde van die jonkman. Toen nam ze een spoedig besluit. Omsk we Baar tnuwm nQ B ai zoo dik- wte Mar gekotnen zonder te worden ontvangen, terwijl gij te Parije waart. En M moet er iemand zijn, die hem te woord staat. Wit gg bet doem kindlief?" „Ja mama,” antwoordde Cécile, terwijl een kus op het voorhoofd van hare moe der drukte. „Gérard, ga nu eens zien, of het rijtuig nog niet komt," ari mevrouw Maubert ^tn zorg er voor, dat de bagage gereed Met langzame schreden begaf Cécü. zich naar den salon, waar Armand Carval zat te wachten. Ze was ar zich volkomen bewust van, ri, toen, bij de kromming van den weg, -achtige, fiere gestalten, kloeke ke- J waarin woord, dan zag ze de toekomst duidelijk het ging over het vaderland en den Kerst- voor oogen. Ze zou dan ai hare zorgen blijven wn- den aan haar moeder en haar een gelukki gen ouderdom bezorgen C om een menschenleven te vullen? rigen berg, verrees het HagebcHoM op achter de drie bergruggen, sliep de Elzas- servlakte, geheel doodsch c_ .Z L. haar wiiicn auceuwaumwi, jonge doode onder een Hauw azuren maar het had toch kunnen zijn, maar leningenboekje te „voorschijn xou zijn gekomen. Ze had maar één plan gij het biljet niet bij Isabelle gevonden?” heb net gevonden.". in het hoofd, de keukenmeid in de ge- vroeg mevrouw Maubert. vroeg Isabelle, wier gelaat vangenis te brengen." Cecile bleef het antwoord schuldig, rerd. „Maar waarom had ze dat plan opge- „Ia, dat heb ik wel gedacht. O, wat een rtemonnaie. Je laat ook alles vat afschuwelijke daad. Ik geloof niet, dat ik „Omdat de keukenmeid niet bang voor den moed zal hebben, haar nog terug te rters zagen elkaar recht m de haar was, enjiaar flink de waarheid heeft zien.” ft „Maar u zult morgen toch afscheid KC a wei zezer van.vi j naar van haar moeten nemen, voordat ze ver- rijtuig intijds hier zal zijn w trekt, mama. Wie weet, welke leugens ze Aan het einde van den corridor’ hoorde anders weer zou verzinnen.” j Maar ditmaal was Cécile erop voorbe- men een groot gedruisch. „Misschien hebt ge gelijk, kindlief, het antwoord. Deuren werden toegeslagen, meubels Welnu dan moet het maar geschieden, Ze liet zich niet overrompelen, en week verzet en laden uitgehaald. maar alleen een woord van afscheid, meer j v 2, X id waren. koffers pakt?" vroeg Gérard. „Maar mij nu niet zeggen, v Waarom mag ik dat niet „Ze gaat naar Bordeaux.”, je v«uci, w«u „G, uic «int ».uuku uu u* vu, v.^.1 u*».u» „w. lv mi.uj.u, vu zv. vcrscnuienae maien nao ze getracht, iedereen vertellen. Hebt ge mij goed Emmeline Wat zullen rij veel met haar elk oogenblik bereid te rijn, de zieke bij de kamer van hare moeder binnen te slui- Men kon het hem aanzwn, dat hij ook geweend had. „Waar is Isabelle?” vroeg Cécile, na dat beiden elkaar eenige oogenblikken voegde zwijgend hadden aangezien. „Ge „Ze is op hare kamer. Ze i- b zig, koffers te pakken," antwoordde Gérard Toen haalde ze eenige malen diep met een diepe zucht. adem, en daarna sloot ze de oogen, en liet Cécile klapte van blijdschap m de han- zich achterover in de kussens vallen. d«n- „Nu moet u gaan rusten, en niet meer „Waarom hebt ge daareven geweend?" spreken mama. Alles komt nu weer te- vroeg Gérard, verwonderd over die spoe- recht, en wij zullen weer gelukkig gaan dige verandering. leven." „Omdat rij zoo ondeugend ia," zei Er kwam eene smartelijke uitdrukking Cécile. „Maar waarom hebt gij geweend?" op het gelaat van de zieke, ze opende „Omdat gij geweend hebt, en dat kan weer de oogen, richtte die op hare doch- ik niet uitstaan,” zei Gérard, die moeite ter, en vroeg had, rijn tranen te bedwingen. „Hebt ge dat biljet gevonden?.... „Wees nu bedaard,” zei Cécile kalmee- En waar hebt ge het gevonden rend. Alaar zijt ge er wel zeker van, dat ,X>p een tafel, mama. Wij zullen daar Isabelle bezig is hare koffers te pakken later nog wel over spreken, maar nu niet. „Dat kan ik je verzekeren. Ik heb zalf Nu zou het u te veel vermoeien.... Ik twee koffers voor haar van den zolder ge- heb een telegram van Loden ontvangen, haald. En ze heeft een vreemde manier, Alles J-*- - - om haar koffers te pakken, dat weet ge wel bij ondervinding. Ze stopt alles vol, men te staan, tenzij wij kunnen bewij- M aan met boeken en schoenen. Ik weet o*1» waar heengaat, maar ze zal nog «•J»** l»»t krijgen van al haar bagage." „Den diefstal. Er ts een bankbiljet ge- „Ma^k je daarover maar niet ongerust, waant en dat»verdwenen. beste jongen..Maar weet je alTdat het „Waar is he" gevonden vroeg Gé- ke, terwijl ze moeite had hare tranen te vroeg de grootste^bi^jvigheid Bezems, boenders en borsteri werden gehanteerd emmers water werden amr- gedragen en alles werd aan een degelijke schoonmaak onderworpen, en CéeAt Heid toezicht over alles. Er werd een brief voer Cécile beaorad. Ze ging er mee naar hate kaener, om daar rustig te lezen. Het was een brief van haar vader. Hij schreef, dat zijne zaken temei$k voorspoedig gingen, en het voornaamste deze week wel aïgetóbpen zou zijn. Maar er waren weer nieuwe moeilijkheden geko men, en waarschijnlijk zou hij zich naar Tirol moeten begeven. En dat wan des te bezwaarlijker, omdat hij geen Dwtech verstond, en de contracten gedeeltelik m die taal waren opgesteld, en men van eene onduidelijke passage m een van die con tracten partij trachtte te trekken. De brief eindigde met haar te verzoeken er vooral niets van aan hare moeder te zeg gen, om haar niet noodelocs te verontrus ten, terwijl hij de hoop uitsprak, dat alles nog wel terecht zou komen. O, hoe wisselvallig was toch het leven zoo dacht ze bij richzelve. Welke beproevingen zouden haar mis schien nog te wachten staan 1 En tot nu toe was haar leven zoo geluk kig geweest, zoodat ze niet gehard was te gen den strijd. Men kwam haar mededeelen, dat doc tor Legendre was gekomen. Ze wachtte hem af op den drempel van de kamer van hare moeder, en deed hem uitgeleide. „Uwe moeder is nog zeer zwak," zoo zeide hij. „Ge moet haar zooveel mogelijk alle gemoedsaandoeningen besparen.Wan neer rij goed verzorgd wordt, zal ze wel weer herstellen, maar de laatste acht dw- gen hebben haar geheel uitgeput, meer dan de acht jaren die daaraan zijn vooraf gegaan. Als uw vader hier was, dan zou ik hem, dat alles zeggen, maar gij vervult nu zijne plaats. Houd nu goeden moed. Morgen kom ik terug.” Mevrouw Ridos zou met Isabelle den- zelfden avond naar Bordeaux vertrekken. Tegen vijf uur was een rijtuig besteld, om beiden naar het station te brengen Cécile was onrustig gestemd. Ze kon de vrees niet van zich af zetten, dat er iets onvoorziens zou gebeuren, en de rust weer zou verstoren. Daarom wachtte ze met het grootste on geduld het uur van het vertrek af. Gérard scheen hare onrust te deelen want van tijd tot tijd baande hij zich een weg door emmers en bezems, om zijne nog terug te zuster eenige woorden in het oor te fluiste- „Maar u zult morgen toch afscheid trekt, mama. Wie weet, welke leugens ze klapte. ging nu naar de kamer van nare Met de grootste voorzichtigheid ze naar binnen. Wet geopende oogen lag mevrouw ten. jubert op haar legerstede uitgestrekt Maar ze scheen niet te durven. l< Z\,Hoe gevoelt ge u nu lieve moeder?" Na eenige oogenblikken te hebben ge- z.e vroeg Cécile, terwijl ze naast de leger- wacht, keerde ze om, en begaf zich naar altijd voor den jeugdigen ingenieur ge slede plaats nam, en de magere hand van hare kamer terug. toond had, en onr - !Fzal de de zieke in de hare nam. Cécile opende zacht de deur, om te af, of voor het t j^j njet slechter, kindlief." luisteren, totdat ze gehoord had, dat hare ze met zwakke stem. zuster de deur van nare kamer weer ach- -- joten> oogenblik hoorde ze de jpen. Wij ruilt f kwiadwillijjcii* l, ver- „Het is niet zoozeer mijne ge tarover ik mij ongerust maak, maar L is die ongelukkige geschieden» van den nachtgewaad op haar toetiad. “i diefstal. En zou men ons nu werkelijk „Ik stond op wacht, zei hij zacht. „Ik ----- er/ze daar alleen een proces aandoen O, dat zou verschrik- zou haar de kamer van mama niet binnen Ze wilde beide jongelieden de gelegen- etaze daar alleen een procro aan ik dat be- hebben laten gaan. Eer zou ik haar de heid verschaffen tot een vertriuwriijk <4 teatete uren teefd.” trappen hebben afgeworpen.’’ onderhoud. Maak u daarover niet ongerust, mama Toen werd alles weer stil m de villa les „Cécile, wilt ge naar beneden gaan, om -*- mijnheer Carval te ontvangen Het zou mij spijten, als hij een onaangename^ i** nadacht, en over biljet is teruggevonden.' waarop men van omhoog de orgelpijpen oogenblik, dat onder de n de deur uit haar heng- 2 :r de smartelijk weeklagend ouacn cjizasscr gciuiu LUB, uiucuu, het dorpskerk- slechts onderbroken door het gehuil der van den toren komen uitgevlogen. De uhlanen staan verstijfd, de vuist op het gevest hunner sabels en als door 2 -i die bovenaardsche verzuchtingen. „Wie speelt toch daarboven die mu ziek van een andere wereld te midden van zulk een doodsche stilte Is het een geest h^derd“meter verder vier wïF verzetten Of is ’fmisschien een on- de houding hem wel eens duur te staan kon komen I" En rij kreunde en kermde voort, die was, zouden we in Hit gat niet cy houden ten.... „Het orgel I” „Wat f zei Lefort, zijn i-- - aanzagen, het hoofd gebogen ^Tja Xrhrt zilver, dat ze in het metaal verschrikkelijke toonen, Tóórt der orgelpijpen hebben gesmolten,” voeg- onder de gewelven van het midden- hii er new aan toe schip, brak eensklaps de harmonie met d fik in he/donker zag de bengel niet, hoe een schril akkoord af en verviel alles in de oude Lefort verbleekte. Met gebalde eene doodsche stilte.... akehg en som- -■c—-;els ber. En toen de toorts in de eene, de revol ver in de andere hand, eènige Pruisen de in dag uit, orgel, en voor de smalle deuropening op -kanonnen een kluwen stonden, ontwaarden rij, hXrh7marhmë« rolden.'had de oude kaarsrecht voor het klavier gezeten, de - Erlotz wel oogen wijd open, de magere handen op «rrwirn de ivoren toetsen gestrekt, het schrikaan- k, 't was hun te doen om dun bloedig straaltje langs de beide neus- l, om het zijne, om het meester- vleugels afdroop. 1 -i—i Dan op eens, hals over kop, zich ver te acraje warrende in hunne sabels en hunne spo- wonderlijk ren, stormen zij de steenen trappen af niemand naar beneden, hun hoofdman meesleuren de, in een verschrikkelijke verslagenheid. In enkele minuten was de kerk ont ruimd, en terwijl rij in vollen galop op den weg van Andlau voortgaloppeerden, ver- .Jen zij elkander nog op gedempten toon 2. itille avondlucht „Heb je het gezien?".... „Ik heb alles gezien aaK«u. W“ Maar ditneen, dit zal hfl niet zien 1 offl2ST; «duv rij» B--—-Wat er was, kapitein, zijn zakken vol patronen, speelde daarboven het or t ver- (DE NEL schriftje der Vaten Redernpeorittm ome hM oog**, dM H|n assne jtiHK Roermond verhaaltnm over haar gebracht had. Maar W Het jodinnetje, de heldin van dit Hei- wm toch te zeer een man vm oeioof, dan ne verhaal, woonde ais dienetmeieje bij dat hij in dit voorval niet de Jcxfing eesfw- een rijke Joodsche famfte in de Salo- digde en aanbad van Gods Vooeeseaig- monsstraat te Keulen. heid, die bare trouwe dienaren en dMb* Het was haar opgevallen, dat, wanneer resten nooit verlaat. er gasten waren geweest, tot heel laat, De toekomstige wome priester en im- zelfs rot diep ia den nacht, rij altijd nog rige strijder voor de naak van God «riet hetfda*'' ekster van het huis aan den over- dan ook troostwoorden genoeg te vindeau kant J--ut zag. om het meisje op te beuren. Als a echte dochter van Eva werd zij „Voor degenen, die God lieflssbbea" natuurlijk erg geprikkeld door nieuws- —zoo bemoedigde hij haar—„en Mem ia gierigheid. oprechtheid des harten zoeken, gedft ak Eiken dag kon zij een jongen man. voor les ook de felste tegensta», ten goede, het uiterlijk een eenvoudig werkman, En 't kan bekt gebeuren, dat uw toestand, daar zien in- en uitgaan „Zou die", zoo die er op het oogenblik zoo duister en dacht ze, ken nacht zoo laat opblijven?” treurig uitziet, juist het bSgin is van een En wat voor geheimzinnige bezigheden veel betere toekomst voor u.” mag hij dan wel te verrichten hebben tót In dit blijmoedig vertrouwen werd in het holle van den nacht Kolping nu juist niet gesterkt door het Op zekeren dag trof ze den werkman feit, dat zijn beschermelinge, die hij naar toevallig op straat aan, en nu, haar nieuws- een katholiek „Tehuis" voor meisjes gierigheid niet kunnende bedwingen, stuurde, vriendelijk maar beslist werd af- gewezen. Maar zij zocht nu elders hulp en eens iets vragen Waarom - vond die bij eenige goede menschen, die hem wilden steunen in rijn mooi werk van naastenliefde. Zoodoende kreeg het Jodinnetje uit de Salomonstraat een goeden dienst bij een brave katholieke familie, waar rij na afloop der huiselijke bezigheden, zich kon verdiepen in haar catechismus, zonder vrees, door een booss mevrouw te worden betrapt. De katholieke sfeer, waarin ze nti adem de, werkte weldadig op het geloofirolaatjc, dat reeds in hare ziel ontkiemd was, en deed het welig opschieten. Al heel spoedig ging in vervulling wat Kolping haar in haar verlatenheid had voorzegd hare beproeving was juist het begin van haar geluk. Zij verlangde vurig in de Katholieke Kerk te worden opge nomen, en na een voorbeeldige voorbe reiding ontving zij met den grootsten eerbied het H. Sacrament des Doopsels. Is nu de geschiedenis van het Keulsctee Jodinnetje ten einde? Neen, volstrekt niet. Nu eerst opende zich voor haar een nieuwe levensweg, rijk aan genade en ze gening voor haar zelvf en anderen. Ten jare 1842 was te Rome de Joodsche vrijdenker en christenhater Alphonse de Ratisbionne op wonderbare wijze doot een verschijning der Onbevlekte Ont- vangene, plotseling bekeerd. Alleen om een vriend van rijn broeder baron Théodore de Bussiere, een bekeerd Protestant ter wille te rijn, had hij van dezen een miraculeuze medaille, de aller zaligste Maagd. Maria Onbevlekt Ont- u kan het - gezegd, zijn geheim aan rijn oprechte ondervraag- mij doet gij ster mede en hij besloot„Katholiek zier mee.iucn ucr /upnonse, oie zien priester wil ik worden, en om nu wat eerst heel onthutst en boos had getoond, gen. Ook moest hij, op aandringen van den byon het gebed „Memorare" bid- Ten slotte stemde hij met zeer grooten alleen niet lang of hij kende de woorden van buiten. Hij her haalde ze dikwijls door den dag, doch on bewust en tegen zijn zin. In de kerk van den H. Andreas wachtte hem de genade eener plotselinge bekee- ouder, moet ik wel de nachtelijke i gaat daar naar wensch. En zij vra- oi Isabelle eenigen tijd bij hen komt «n. Dat vindt u zeker wel goed, *“7g, hare koffen te pakken. Mevrouw Ridos is te Cher bourg. Ze zal dadelijk hier komen, om Isabelle af te halen, en haar naar Bor deaux te geleiden.” „O, die goede mevrouw Ridos 1 Wat 2^—- - waa—w** een trouwt vritxidifl r* mompelde de zie- bdle^xa bijgevolg moet rij het terugvin- „Waar is het gevonden?” vroeg Gé- ke, terwijl ze moeite bad hare tranen te den." rard, terwijl hij groote oogen opzette. bedwingen. „Waar was dat biljet „op een tafel,” antwoordde Cécile on- JBn wie zal nu voor alles zorgen F' Un het rekeningenboek»." verschillig. vroeg ze. JHebt tü het nummer daarvan geno- „Op een tafel?.,.. Op de tafel van J4aak u daarover niet ongerust, ma- teerdr Isabelle?" i ^Het nummer van een biljet van hon- Verwonderd over de slimheid van haar heb al moeite gedaan, om hulp voor on- derd francs r zei IsabeUe, terwijj, ze de broeder, zag Cécile hem oplettend aan. schouders optrok. ^Ben biljet van maar w0, ge behoeft het mij niet te zeggen, honderd francs dat aan de keukenmeid als ge niet wilt, Cécile. Uit de geheele uixu scuuulumach, «n uc Kamers, uie voor huishoudelijke uitgaven was gegeven, houding van Isabelle heb ik altijd ver- wij niet meer noodig hebben, zullen wij Wat een onzin." moed, dat rij het geld genomen had, om laten sluiten. En zoodra uw gezondheids- „Hebt gij er dus geen het tnrotte ver- de keukenmeid te doen wegjagen. Mis- toestand het toelaat, zullen wi) naar Né- moeden van, wat er van dat bankbiljet ge- schien zou ze bet later wel hebben terug- ris vertrekken, met Gérard en Clara, worden is V gegeven. Dat weet ik wel niet geheel zeker Daar is het zoo rustig, en daar zult u spoe- „Dat is wel vreemd,” zei Cécile, terwijl toch niet eer, vóórdat het tot een proces ze het rekt *-a- haalde. „Ik heb „Waar F’ vroeg vuurrood werd. „„u Ia je portemonnaie. Je laat ook alles vat?" «fH SxUlgvi vu Beide zusters zagen elkaar recht in de haar was, oogen, alsof ze elkaar wilden uitdagen, gezegd.” 6 Met eene snelle beweging wilde Isa- Toen hij dat gezegd h»i, ging hij belle hare zuster het rekeningen boekje de deur en opende die een weinig, ontrukken. gedruisch. 'den toegeslagen, meubels Welnu dan moet het maar geschieden, wel, hoe Isabelle haar niet.” t Mevrouw Ridos kwam spoedig, en het was, omdat zz gedwongen’ werd, U waar- diner had een rustig verloop. trekken, en die, nu dat vertrek bepaald En toen allen zich ter ruste hadden be- was, het niet kon u'tstaan, dat allen zich geven, plaatste Cécile een ruststoel voor verheugden, in het vooruitzicht van hare de deur van de kamer van hare moeder, tegenwoordigheid verlost te rijn. ,0, die arme Lucien En die arme om daarop den nacht door te brengen, en Al verschalende malen had ze getracht, 'P»> ian te stellen hebbenA propos, hebt ge te staan. pen, om te trachten, zich tegenovei haar te die gij valsch hebt beschuldigd, en.... aan papa al om mijn geweer gevraagd? Tegen middernacht hoorde ze lichte rechtvaardigen de rechters, als het zoover niocht ko- Het jachtseizoen loopt nu sjxiefiig ten schreden naderen. Maar Cécile was op hare hoede, om het haar te beletten, want ze wist, hoe gevaar lijk eene heftige woordenwisseling voor Het sloeg vier uur. dezen een miraculeuze medaille, de aller- vangen voorstellend, aangenomen. „Voor et geen kwaad” had de baron „of gij een medaille draagt, en er het grootst-mogelijke ple- Toen liet Alphonse, die zich eerder klaar te komen, want ik ben al wat zich gedwee de madaïlle om den hals han- s uren gebruiken om te studeeren. Dat is nu dat geheimzinnig werk, waar ik des nachts den. Maar hiervan wilde hij niets weten. Die ongekunstelde mededeeling maak- tegenzin er in toe, het gel te een diepen indruk op het gemoed van te schrijven. Het duurde het meisje. „Maar, als het alleen uw godsdienst is, die u tot zulke opofferingen brengt, dan moet ik dat toch heel erg bewonderen,” zoo antwoordde zij. „Mag ik u nog eens wat vragen hield ring. „Ik heb Haar gezien V zoo riep hij zij aan. „Al lang voel ik me tot den ka- half bedwelmd tot zijn gezel, die hem eeni- tholieken godsdienst werkelijk getrok- ge oogenblikken verlaten had. „Ik heb ken. Maar als ik daarna vraag in de fami- Haar gezien en tegelijkertijd toonde Hj lie waar ik dien, dan krijg ik geen ant- de medaille. „Ik was slechts enkele oogetr- woord. Wijs mij toch eens, hoe ik er meer blikken in de kerk geweest, toen een he- van kan hooren.” vige ontsteltenis zich van mij meester „Dat kan ik u al heel gemakkelijk,” maakte. Ik keek op en geheel de kerk was het slagvaardig antwoord van Kol- scheen mij in het duister te liggen, slechts ping, die blij was, zijn zielenijver reeds op ééne kapel vereenigde zich al het licht. -J' ---■ Te midden van dien glans zag ik op het «L chismus bezorgen, waaraan verklaringen taar, statig en prachtig gekleed, vol ma- ij - jesteit en lieflijkheid, de H. Maagd Ma- •oegd." ria, juist zooals zij op mijne medaille is Spoedig ontving het schrandere jodin- afgebeeld. Een onweerstaanbare kracht netje den catechismus en verdiepte zich trok mij tot Haar. Zij maakte een teeket nu vaak in de ijverige studie van de katho- dat ik knielen zouzij sprak geen woord, lieke geloofsleer. Dat boek .werd haar doch ik begreep alles." trouwste vriend. Ieder oogenblik, dat Spoedig ontving hij het H. Doopsel, rij in de keuken kon uitsparen van haar werd een ijverig Katholiek, en ontving werk, benutte zij bm er in te lezen. in 1847 het H. Priesterschap. Op zekeren dag komt mevrouw on- Met Théodore, zijn broeder, stichtte verwachts de keuken binnen en betrapt hij later te Jeruzalem het klooster „Fcr* hare gedienstige geheel verdiept in haar Homo”, waar bekeerde Joodsche vrou- lectuur. Zij ontneemt haar het boek en wen en meisjes worden opgenomen, om ziet tot haar grootste ontsteltenis, dat het voor de bekeering van het Joodsche volk een boek is over de katholieke leer. te boeten en Jezus’ bede te herbal^ j Het kwam tot een hevige woordenwis- „Vader, vergeef het hun, want zij weten seling en het slot dezer keukenscène was niet wat 'zij doen.” Aan deze klooeter- het verontwaardigd besluit van mevrouw, vrouwen gaf hij den naam van Dochters dat het dienstmeisje op staanden voet het van Onze Lieve Vrouw van Sion huis had te verlaten. Welnu, in dit klooster te Jeruzalem deed o Ons Jodinnetje, zoo opeens het treurig ook de bekeerlinge van Kolpine haar in- slachtofter geworden van haren heiligen trede. Pater Ratisbonne had van hare ijver in bet zoeken der waarheid, zorgde merkwaardige geschiedenis gehoord. Zï er voor, des avonds haren raadsman te leefde en boette er zoo ijverig en heilig ontmoeten, en hem het wedervaren mee dat rij later de Algemecne Overste van <te te J i. U tr nieu*e Congregatie werd, en in dat ambt Met innig medelijden aanhoorde Kol- een buitengewoon vruchtbaar apostolaat nine haar verhaal en toonde ziin split mocht ontplooien. ten, op Kerstnacht, uit een hinderlaag woord immers een moord rijn, en ik ben zestig Van die gedachte vervuld, trad ze den gewor salon binnen, met een blos op het gelaat en bloed- een glimlach op de lippen, terwijl ze den zongen zoo zachtWie weet jonkman onwillekeurig de rechterhand ik mijn orgel eens liet zingen., toestak. schien zouden rij die taal begriji „Ik hoop, dat u mijne onbescheiden- misschien ontsnapte het aan het dreigend heid niet ten kwade zult duiden,” zoo onwederen strekte de H. Odiha zei .hij, terwijl hij eene beleefde buiging haar beschermend schild over de toetsen maakte. „Is uwe mama nog altijd ziek uit I „Ja, wie weet. Is ook mijn plaats „Helaas ja,” antwoordde Cédk, terwijl niet diir Ja, daar ben ik op mijn zt hem uitnoodigde plaats te nemen. „Ma- postLaat ons gaan lijk te ontvangen.” zware pilaren. „Ik zou er niet op aangedrongen heb- Duisternis heerscht overalin het mid- ben, dat men mij te woord zou staan,wan- denschip lichten de soldaten elkander bij neer ik geen ernstige berichten ontvangen met in olie gedrenkte stroowissen had en daar ik langen tijd afwezig zal In de zijbeuken trappelen de paarden moeten rijn, wilde ik niet vertrekken, al- en doen de echo s wakker schrikken onder verens afscheid te hebben genomen van de lage bogen. eene familie, waar ik altijd zulke hartelijke Men tracht met de kolven der geweren gastvrijheid heb genoten.” de torendeur te verbrijzelen-; intusschen plaatst men onder de tribune den wagen, Wordt vervolgd. 11 zal neerwerpen. Maar op het c dreunende slagen seis springt, barst daar boven onder de l, tegen el* koorgewelven, een i - :n Elzasser geluid los, trillend, boven menschelijk. jVte*Edotz? verwittigen, dat de uhlanen op nachtvogels, welke overijld de galmgaten komst waren Hxs ?Afp« Irnm^n iiito'pvlnoftfi. „Hoeveel?”vroeg hij, terwijl hij rijn zijn pijp neerlegde. kwajongen. „Veel?” .Luister Ik was hout aan het si ianopde den land' merkte, - troep I Zij steken als blauwe stippen tegen de sneeuw af men zou gezegd hebben pruimen in een pudding de Cecile, vegeefsche igen zoudt md dhandig te tra] worden opge- gij het niet zult wilt ge weten au van manw' ligt Mjis**roar stede pl iraFnt jal de de ziekt dgegrendeld zijn, en „Het gaat slapen. Wij zullen antwoordde -- - twzi^Bteirnjn tegen kwaadwilligen." En na een kort stilzwijgen vervolgde ze: ter zich tad geali Ta« Cécile dat alles gezegd had, ver- „Het is niet zoozeer mijne gezondheid, Op hetzelfde c- - - strode eetzaal om zich tmr haar eigen waarover ik mij ongerust maak, maar het fluisterende^ stem van Gérard, die in Cécile ooit haar levensgeluk zou vinden, Maar een groote moedeloosheid maakte zich van haar meester, te- was« De overspanning van was daarvan de oorzaak ej, de tranen kwa men in hare oogen, ti kter van hare zuaja zou men ons nu werkelijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 5