wan s het „Noord-Hollandsch Dagblad” .1 KERK EN SCHOOL. '.Xq !So 34 Vrijdag 4 September 1925 Voor het heiligdom van Eerherstel EPISTEL EN EVANGELIE. Tafereelen uit het Evangelie. HET ZUURDEEG DER SCHRIFTOELEER- e-,n 1.50 f 2.668 76 39.— Totaal f 2.707.76 (Do Kath. Militair). er N. N. ter eere v. d. H. Ma voor het vaandel v. h. 5.— 1.— Nog ontvangen van één onzer vurige Zelatricen voorlezing en de ge- echter durfden de Joden zich n< op sabbat, en nog slechte in 2.— 7.— 1— 14.— 5.— Och! als ge 't zoete des levens smaakt, Wees bljjde om *t geen u geschonken wordt, En zeg niet mijmerend, met een zucht: Al de aardsche vteugd is zoo broos en kortl (M. Ramboux). „Da krijger hierbo OFFICIEEL KERKBERICHT oogsten was verboden. De wetgeleerden ver boden dan ook, in ’t voorbijgaan korenaren af te plukken, en zelfs op een boom te klim men, want dat kon het fruit doen afvallen. Een knoop leggen of losmaken was een verboden hoofdwerk, maar dat was veel te al len voor welke _re niet. Voor de sabbatrust werden de Joden zelfs door de Ro meinen van den krijgsdienst geheel vrijge steld. 3e lijst onder bescherming v. d. H. Joseph. Vorig bedrag f2631.76 0.50 ten ’t dajrelijksche offer opdragen, en al het noodige daarbij verrichten: slachten, was- schen en inzouten; viel de Paaschavond op sabbatdag, dan mocht het maal op sabbat be reid jrorden, doch daarbij werd dan nog scherp vastgesteld, welke dingen toch niet geoorloof waren; viel de achtste dag na de geboorte van een knaapje op sabbat, dan mocht men het besnijden en daartoe het on ontbeerlijke voorbereiden; doch alles wat 's daags te voren kon gereedgemaakt worden, mocht niet op sabbat. Een kranke artsenij opgeven en genezen, een verwonde helpen op sabbat, was ver boden, tenzij er doodsgevaar was. Gebroken armen of beenen mochten niet gezet worden; wie hand of voet verstuikte, mocht ze niet met koud water begieten. Lag iemand onder een ingevallen huis, dan ruimden do buren de puinen weg, want de man was in doodsgevaar; evenzoo, als een inensch of een schaap in een put viel, mochten zij er uit getrokken worden als er doodsgevaar was; anders moest men hen eten toewerpen en la ten zitten tot na n >abbat. Kraamvrouwen mochten ook op sabbat ge holpen worden. En zelfs niet altijd was doodsge voldoende reden tot sabbateebenms Want met trots verhaalden de geleei ;evaar een j geweest, erden over de Wéte trouw van een schaar uit den Mak- kebeëropstand, die zich liever tot den plaat sten man lieten neersabelen, dan dat zij op sabbat het zwaard zouden ter hand nemen. De verordeningen der wetgeleerden werden dan streng ernstig opgenomen. Van toen af echter durfden de Joden zich nog verdedigen op sabbat, en nog slechts in den uitersten nood, maar niet aanvallen. Oss de strenge Och, als de liefde u het harte streelt, En ’t leven herschept in zoet genot, Vergeet dan, voor zoo lange ge kunt, Hoe tijd met trouw en met eeden spot! 1 JL JJ. TEVREDENHEID. Och! als ge ‘t bloeiende roosje plukt; Geniet het dan in zijn volle fleur: Peins niet vooraf, hoe het welken zal, Hoe 't zal verliezen zijn kleur en geur! Och! als het zomieken vriéndelijk lacht, Al wordt het Herfst, al dorst het gras, Denk aan geen komenden Winterstorm; Die doet zich voelen, maar al te ras! Vorig bedrag 1 pCt van een betaalde rekening N. N. ter eere v. d. AUerh. Maagd voor het niewue altaar Comité van actie N. N. ter eere v. d. Allerb. Maagd Door tusschenkomst van één onzer Zelatricen voor het vaandel v. h. H. Hart Comité van actie N. N. ter eere van de H. Marg. Maria voor een zaligen dood rd Maria Hart N. N. voor het nieuwe altaar „Veel kinderen, veel last, waagde beenhouwersgast met 'nen vleeschkorf. „Wat zegt ge daar? Veel last? Ja maar ook veel plezier en veel geluk. Met last koopt ge het geluk. Zonder last hebt ge niets. Met de plechtige Communie van ons klein trek ken we naar de kerk met al ons volk, vier-en- twintig, hoert ge dat? En dan geven wjj ons geluk niet voor dat van de koningin „Daar hebben veel menschen van de stad geen gedacht van. Ze zjjn bang van last en moeite, maar hebben ook geen plezier van hun leven. De heer met de sigaret en de madam met de pelsen, keken zuur naar haar. Doka draaf de maar door: „In de stad? Veel te veel menschen die bang zjjn voor 't leven! Flauwerikken. Ze zqn benauwd voor kinderen; ze willen er maar eentje. Maar ze worden er ook schoon voor gestraft De madam met de pelsen beet op haar tan den, neep haar lippen bijeen, keek naar haar mageren zoon. „Dat is waar”, deed er Virginie bij. „Ge moet ze maar bezien, met hun schrale <:n dorre gezichten. Smakelijk lachen kunnen ze niet, ’t Is precies of de wereld tegen hunnen dank stond. Ons Heer nijpt ze. Dat komt er van als ge te veel met uw eigen begaan zijt. En ’t is maar goed besteed.” De madam met do pelsen za^groeu en geel kremmelde en wrong tusschen het volk in, pakte haren man bij zijn arm: „Wij gaan er af! 't Is niet om uit te staan! Ze verwijten ons!” De heer trok zjjn schouders op. Maar ma dam snukte aan de bel, nijdig. De tram stond. „Kom Willy!” zei ze tot haren schralen zoon, sprong het platform af, en schudde op de straat haar kleeren uit Mijnheer hing haar pelsen kraag recht, terwijl Doka maar voort- naterde: „Dat zeg ik nog’ ’t geluk betaalt ge met last Maar ’t is *t waard. Dr. TH. v. TICHELEN. („St. Jansklokken”) sen met andere sekten, ’t Is aanmatigend, ze ker maar 't kü nu eenmaal niet anders. De waarheid is één en al aanmatiging God zelf ook. Oók Hij kan evenmin als de waar heid dat kan, afstand doen van zich ■’.elf. Vervolgens heeft de Katholieke Kerk, te voren al reeds goed begrepen in welk gezel schap zij kwam. Op de openingsvergadeiing zongen alle deelnemende kerken bij mouie van haar vertegenwoordigers (ook de Ooster- sche patriarchen zongen mede) hetzelfde Lu- therlied: „Een vaste burcht is onze Gcx1 Stel u voor lezer een der Roomsche Kardi nalen of Aartsbisschoppen als vertegenwoor diger van den Paus van Rome, op het con gres, met volle bórst het Lutherlied zingend! tuigd derfelijke en hedendaagsche steeds ouider Meer nog dan de sabbatrust werden rein heid en onreinheid uitgesponnen. Geslachte lijke voorvallen, melaatschheid en schurft, lijken van menschen en dieren, maakten on rein. De wetgeleerden meten in hun besprekin gen uit, in welke gevallen die onreinheid voortliep, en hoe zy kon afgenomen worden. Bij vaten en huisraad moest gelet worden op de stof waaruit zy vervaardigd waren en op hun vorm, of zij hol of vlak waren. By bolle aarden vaten kan bet binnenste onrein zjjn en de onreinheid voortzetten, evenzoo hun holle voet; niet echter de bui tenkant. Om ze te ontsmetten moet men ze stuk slaan. Maar, hoe klein moeten die stuk- ken dan zyn, om rein te zijn? Dat wegea de geleerden nauw af. Een scherf is nog een vat, kan dus nog de onreinheid voortzetten, als er genoeg olie in kan om den kleinen teen mee te zalven. Aarden gerief dat niet hol is, maakt niet onrein; zoo, een vlakke plaat zonder rand, een platte kolenschop, een rooster met gaat jes om koorn te roosteren. Maar zjjn er ran den aan, dan zijn die dingen voor onreinheid vatbaar. Houten, lederen, beenderen, glazen huis raad wordt niet onrein als het vlak is; alt hef diep ia, wordt niet enkel de binnenkant, maar ook de buitenzijde onrein. Bij metalen vaten zjjn de platte zoowel als de diepe voos onreinheid yatbaag, f heffen en overal, waar het maar «enigszins pas g.e.'t, hunne overtuiging duidelijk laten blijken. Dan zou wat nu onze schande is, worden uitgewischt de ergernis plaats maken voor het goe de voorbeeld. G.Sancta Maria DE INDISCHE FACULTEIT TE UTRECHT. De curatoren van het fonds ten behoeve van de Indologische studiën aan de Rijks universiteit te Utrecht hebben tot bijzondere hoogleeraren van deze stichting benoemd de navolgende heeren: Mr. I. A. Nederburgh tot hoogleeraar in het Spaansch en administratief recht der Neder- landsche koloniën en het adatrecht; Mr. B. Heyman, tot hoogleeraar in het Ned-Indische burgerlijk- en handelsrecht; mr. F. J. H. Corvan, tot hoogleeraar in het Ned.-Indiaehe burgerlijk procesrecht; mr. G. J. Nolst Trenité tot hoogleeraar in het Ned.-Indfeche straf- en strafprocesrecht en het Ned.-Indische agrarisch recht; dr. F. C. Gerreteon, tot hoogleeraar in de oude en jongere geschiedenis van Ned.-In- dië en vergelijkende koloniale geschiedenis benevens in de vergelijkende volkenkunde van Ned.-Indië; prof. dr. J. H. T. Kohibrugge, tot hoog leeraar in de vergelijkende volkenkunde van Ned. Indië; prof. mr. J. C. Kielstra, tot hoogleeraar in de tropische staathuishoudkunde; dr. L. P. de Cosquino de Bussy, tot hoog leeraar in de tropische staathuishoudkunde, bijzonderlijk tot het geven van onderwjjs in de kennis van de tropische cultuur^ Prof. C. Spat, tot hoogleeraar in het Ma- leiar-h. Zoolang de leerstoel van de volksia- deelingen van den Islam niet definitief be zet is, zullen de betreffende colleges voor- loopig door prof. Spat worden waargeno men. Prof. T. J. Bezemer, tot hoogleeraar in het Javaansch. Als lector van de stichting zyn belast met het houden van wetenschappelijke voorle zingen de heeren Mas Pryohoetomo voor de practjjk van het Javaansch en B. Alkema voor het Soedaaeesch. Het ligt voorts in de bedoeling te doen houden over de methode schiedenis der zending (missie). Secretaris van het college van curatoren van bovengenoemd fonds is mr. H. H. A. Van Gy bland van Ooeterhoff, Stadhouders- laan 2, te Den Haag. gemeen. Er moest bepaald wordei knoopen dat gold en voor wAki navolgende knoopen is men* schuldig: knoopen der kameeldrijvers en die der schip pers; voor het losmaken zoowel als voor het leggen. Rabbi Meir zegt: „Voor, een knoop die met één hand kan losgemaakt wordeu is men niet schuldig. Er zijn echter knoopen waarvoor men niet schuldig is gelyk bij de kameeldrijvers- en schippersknoopen. Een vrouw mag de sluif van haar hemd toekuoo- pen eveneens de linten der muts, den gordel, de riemen van schoenen en sandalen, van zakken met wjjn en olie, van potten vleesch. En daar het knoopen van den gordel geoor loofd was, mocht men ook een emmer over de put aan den gordel vastknoopen, maar niet aan een koord. Het verbod .op sabbat te schrijven werd volgenderwyzp uitgewerkt: Wie twee letters schrjjft met oe rechter- of met de linkerhand, zelfs op verschillende wijzen met verschillen den inkt, of uit verschillende talen, is schul dig. Wie op zjjn lyf schrjjft, is schuldig. Wie in het water schrjjft, in stof, in strooizand, kortom, in iets waarin het geschrift niet bljjft is niet schuldig. Op sabbat mocht men niet bakken en ko ken. Op sabbat echter hielden de Israëlieten van een lekker maal Wilden zjj dan wanne spjjze eten, dan moesten zy die daags te vo ren bereiden en kunstmatig warm houden met .VEERTIENDE ZONDAG NA PINKSTER. Epistel uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Galaten; V, 1624. Broeders, wandelt naar den geest, en gjj zult de begeerte des vleesches niet volbren gen. Want het vleesch begeert tegen den geest, en de geest tegen het vleesch; want zjj strijden tegen elkander, zoodat gjj niet doet, wat gjj wei wildet Doch, indien gjj door den geest geleid wordt, zjjt gij niet on der de wet. Nu de werken des vleesches zijn lekend; zjj zjjn hoererij, onzuiverheid, oneer baarheid, ontucht, afgoderij, tooverjj, vijand schap, twist, afgunst, gramschap, gekijf, yer- ieeldheden, ketterijen, njjd, doodslagen, dron kensebappen, brassen en dergeljjken, waar- van ik u voorzeg, gelijk ik u reeds voorzegd heb, dat die zulke dingen doen, het rjjk Gods oiet zullen beërven. Masr de vrucht des gees- ies is liefde, blijdschap, vrede, verduldigheid, goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid, rachtmoedigneid, getrouwheid, zedigheid, eerbaarheid, reinheid. Tegen zulken is de wet niet. Die Christus dan toebehooren, krui sigen hun vleesch met de ongeregeldheden en begeerten. Evangelie volgens den H. Mattheus; VI, 24—33. In dien tijde zeids Jesus tot Zjjne leerlin gen: Niemand kan twee heeren dienen; want hjj zal of den eenen halen, en den anderen beminnen, of hjj zal den eenen verdragen, en den anderen versmaden. Gjj kunt God en den Mammon niet dienen Daarom zeg ik u: Weest niet bekommerd voor uw leven, wat gjj zult eten, noch voor uw lichaam, waarmede gjj u zult kleeden. Is het leven niet meer, dan het voedsel, en het lichaam niet meer, dan do kleeding? Beschouwt de vogelen des.hemels^ wjjl zj] noch zaaien, noch maaien, noch in schuren verzamelen, en uw hemelsche Vader voedt ze. Zjjt gjj niet veel waardiger, dan zjj? Maar wie van u kan met zjjne zorg zjjne leng te eene el vergrooten? En, wat zjjt gjj voor kleeding bezorgd? Beschouwt de leliën des - velds, boe zjj groeien; zjj arbeiden of spin nen niet En Ik zeg u, dat Salomon zelf in al zjjne heerlijkheid niet gekleed is geweest, geljjk een van die. Indien dan God het veld gewas, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, zoo bekleedt, hoeveel te meer aan u, gjj klélngeloovigen? Weest dan niet bekommerd, zeggende: Wat zullen wjj eten, of wat zullen wjj drinken, of waarmede zullen wjj ons kleeden? Want de heidenen zfln voor dit alles bezorgd. Maar uw Vader weet, dat gij dit alles noodig hebt. Zoekt dan sent het rjjk Gods en Zjjne gerechtigheid, en al deze dingen zullen toegeworpen wor den. OP BEUKT. t Gaat wel op beurt, maar je weet niet, de hoeveelste je in de rjj staat. Zelfs als je voorman aan de beurt is, weet je het niet ’t Is toch wel merkwaardig. En hoogst ernstjg bovendien. Stel, dat alle menschen bjj hun geboorte het rangnummer kenden, waarop ze zouden sterven. Dan kon je neg denken: ’t schiet wel hard 'op, doch daar zjjn er nog heel wat voor me. Ziet, dat gaat nu precies niet Je denkt (zonder gegronde reden) dat je in langen niet aan je nummer bent, en nog geen dag later, ben je er al bjj! Wist je, dat er per jaar 50 millioen men schen sterven? Dat is 7 maal zooveel als er in ons land wonen. Wist je dat er per uur ongeveer 5600 men schen sterven, en per minuut 90? Iedere minuut zjjn we dus 90 dichter aan de beurt. En we weten geen van allen hoeveel mi nuten nog zullen verloopen voor de laatste 90! En bjj de volgende 90 zjjn wjj dan! Gek toch, dat we zoo weinig denken aan die beurt! En toch is ze zoo zekert Leef alsof ge vandaag nog aan de beuit komt! ONZE SCHANDE. Dat van zekere zijde propaganda ge maakt wordt voor onwelvotgtijke klee ding. met het duidelijk uitgesproken doel om daardoor de menschen tot onzedigheid en zoo tot afval van het geloof te brengen, is gteen bloote ver onderstelling, ’t is een onloochenbaar feit. Moest dit feit nu niet alle cnrisde- nen en zeker alle Katholieken als één man doen opstaan om in heilige veront waardiging met woord en daad den strijd aan te vatten tegen zoo’n sata nisch streven? la 't moest, maar en dit is onze schande 't gebeurt niet In plaats van de thans zoo wulpsche koningin der mode en hare dienaressen, de modezaken en naaisters, die een steeds mindere bedekking van ’f lichaam aanprijzen, een krachtig „non serviam” „niet maar Christus wil ik dienen”, in 't gelaat te slingeren, tracht men Belial met Christus te verzoenen. In plaats van tegenover de onzedige een beslist zedige kleeding te stellen gaat men passen en meten hoever men toch wei gaan mag, zonder zich aan groote mode schuld g te maken. En ’t gevoeg? Wat.men ’t eene iaar erg noemt en gewaagd, kan er een vol gend jaar zoeg naamd mee door en een jaar later heet het zeer fatsoenlijk, zóó, dat men preutsch noemt hem, die daar nog tegen durft te waarschuwen. Zoo dalen wii steeds verder af, zoo wordt de verleiding), de e.gemis immer grooter en komt de kuisenheid steeds meer in ’t gedrang. Is dat een handelwijze een Christen waardig? Is dat leven overeenkomstig ’s Heeren woord: Zoo schijne uw licht voor de menschen, dat zii uwe goede werken zien en loven uwen Vader, die in de hemelen is? Neen, ’t is een slaafsch volgen zii het dan met eenige aarzeling van den geest der wereld, die lijnrecht in strijd is met den geest vap Christus. ’t Is hulp bieden aan de vijanden der Kerk, die den christelijken geest en de goede zeden steeds meer trachten te onderminnen om daarvoor in de plaats te brengen den geest van een nieuw verfijnd heidendom. Mochten tóch eens aller oogen open gaan. Mochten zij, voor wie de zoo ern stig waarschuwende stem van Paus. Bis schoppen en Priesters tot nu toe klonk als die eens roependen in de woestijn, eindelijk tot inkeer komen. En vooral mochten de goedgezinden onder ons, oie met hunne geestelijke overheid over- zijn van ’t schandelijke en ver- onwelvoegtijke der mode, steeds meer, hunne stem ver stoppen. Daarbjj echter moesten zjj er scherp op letten, dat de spijzen niet warmer werden, want dat ware koken geweest. Zjj mochten ze dan onder zulke stoffen stoppen, die de warmte behielden, maar ze niet vermeerderen konden. Zjj stopten ze derhalve onder klee- réh, onder duivenvederen en onder grof vlas- werk. Niet echter onder fjjn vlaswerk, mest, zout, kalk of zand; ook niet in stroo, druiven pellen, wolvlokken, kruiden als die vochtig waren, wel echter als die droog waren. Lasten dragen was streng verboden. Daar om werd puntig de maat vastgesteld van wat niet mocht verdragen worden. Schuldig was, wie zooveel spijs verdraagt als een dorre vjjg weegt, of zooveel wjjn als voor een menge ling met water in een beker noodig is; melk, zooveel voor een slok noodig is; honing, zoo veel men op een wonde legt; olie zooveel noo dig is om den kleinen teen of kleinen vinger te zalven; water, zooveel noodig is om oog zalf vochtig te maken. Om sabbatschennis te voorkomen, mocht de kleermaker tegen het donker op Vrijdag avond, niet met een naald op zjjn kleed uit gaan: want hjj zou het kunnen vergeten en ze nog dragen als bet sabbat is; ook niet de schrijver met zjjn pennestok achter zjjn oor. Bovendien verboden de wetgeleerden nog talrjjke andere verrichtingen, <ue niet onder de negen en dertig hoofdwerken vielen: op een dier rijden, zwemmen, in de handen klap pen, dansen, op de heupen slaan; verder dan twee duizend ellen gaan van de plaats waar men bjj de sabbataanvang is: dat heet dan een sabbatweg. Voor vele verrichtingen van den eeredienst maakten de Rabbijnen noodwendig een uit zondering in hun leering. De priesters moch- DEN EN FARIZEëN. II. Zou trokken de meesters hun besluiten en gewaagde instellingen uit de ^onnoozulste woorden van de gewjjde boeken, zonder acht te slaan op de eigenlijke beteekenis. Hot werd ’n duizelingwekkende wedloop van den spitsvondigen, snuffelenden geest, waar paal noch perk voor stond. Zoolang die moeizame haarklieverjjen maar sloegen op de verhalen uit den bjjbel en ze tot grappige vertelsels uitsponnen, was het nog zoo erg niet Maar de besprekingen namen meestal do Wetteksten onder handen, die het gedrag der Israëlieten moesten regelen, en haalden lange reeksen nieuwe voorschriften uit Een der gewichtigste onderwerpen der re dekaveling was de sabbatrust. In de Wet stond, dat Israëlieten op sabbat niet moch ten arbeiden. Daar konden de Rabbjjnen het niet bjj laten. Zjj moesten nauwgezet nitma- ^en>jWe^e wer^en verboden waren. Zoo haalden zjj er met veel scherpzinnigheid uit, dat in t geheel negen en dertig hoofdwer ken verboden waren. Elk van die werken knoopten z|j vast aan een of ander woord uit Moses boeken. h b|j bljjven. Elk dier nowawerken moest verder, verder uitgeepon- B*ar heteSkmfa1 e^^d^^wlw? e p.toe^e“®bt vumwu ou aunsunaug warm nouaen met is en draagwijdte. Ploegen en ze onder kleeren of stroo of iets dergelilks te Du tram stopte. Menschen kwamen uit den -wagen, en drongen om er af te geraken; menschen kwamen op, al duwend, ,,’t Zal wul gaan!” meende Doka, „ze zjjn maar dun!" En ze lonkte naar een madam met een pelsen kraag en en moffel, en een heer met een si garet in zjjn mond, en een mageren opgescho ten jongen met een korte broek aan. „Djing!" snukte de kaartjesgever met de bel; „djing, djing, djing!” stampte de voer, man en hjj reed voort. DE WERELDCONFERENTIE VOOR PRACT1SCH CHRISTENDOM. Te Stockholm is dezer dagen een conferen tie geopend van verschillende godsdiensten der wereld tellende boven de 100.000 volge lingen. Een en dertig zjjn er vertegenwoor digd. Een schijntje, gezien onnoemelijk getal sekten, dat buiten de Katholieke kerk bestaat. Men behandelt op die conferentie niet de leer van Jezus, en vermjjdt daarvoor alle strijdvragen, wat maar goed is, anders kwam er nooit een einde aan. Over de leer is men, en bljjft men bet dus oneens. Maar niettegenstaande die oneenigheid, wil men toch die leer beschouwen, hoever zjj van invloed kan zjjn op oeconomische en in ternationale betrekkingen. *- Hoe men dit klaar zal kunnen spelen is voor een normaal denkend mensch een puzzle. De Roomsche Kerk heeft geweigerd er aan deel te nemen. Begrijpelijk. Vooreerst heeft zjj de pretentie om de al- le®n, ware, door Christus gestichte Kerk te zjjn. Zjj kan zich dus niet op geljjke Ijjn plaat- ER VOOR BETALEN. Van binnen zaten al de bankskens van den tram vol, en door de ruiten zaagt ge niets dan hoeden en koppen. De twee vrouwen stonden op het platform, van achter, elk in een hoeksken geduwd; en tusschen ben in, tegen het ijzeren hekken, een groote gendarm met zwaren knevel. Zjj kwet terden maar voort, tegen elkaar op, onder de kin van den gendarm door, en moesten haar gezichten schuin houden. De menschen, die als haringen opeenge pakt stonden, luisterden naar haar gesnater, zeiden geen woord, keken en lachten, en had den er deu^d van. De kaartjeegever drong in ’t deurken: „Als ’t u belieft?”. „Vjjf-en-twintig. Als ’t d be lieft.”. „Hee, gjj daar, madamekens. Naar waar?”.„Hoe ver ge rjjdt! Hoeveel?” „Vjjf-en-dertig.” ,Js daar geen afslag op?" „Afslag? Waarom?” „Omdat ze op den trein al afslag geven aan menschen met veie kinderen!” De kaartjesge ver zette met een dik potlood een schreef over twee briefkens op zyn vet tig plank, schuurde ze er af en lachte. De andere menschen lachten mee. •at is niete, Virginie”, zei de een, „later en we toch zeker afslag bjj Dien van jven.” De knevel van den gendarm ging van de een naar de ander. „Ge hebt deugd van uw reis, dunkt me?" zei hjj op den duur. „*k Zou u gelooven!” snaterde Virginie „We komen naar de stad om kleeren te koo- pen voor ons klein, die hun plechtige Com munie doen! Wjj hebben altijd deugd van ons leven, hee Doka!” Doka knikte twee keeren. „En ge zit met voel kinderen?” „Veel? Met ons getweeën hebben we er vier-en-twintig. Eén is er dood bjj mij, anders zou het vjjf-en-twintig zjjn. Ik ga nu voor mjjn zevende, die haar Communie doet. En ze moet nog schooner zjjn dan mjjn eerste. Ik zet ze in de blinkende zjj. Wat zegt gn, Doka?” „’k <£ou de mjjn nog vol paarlen willen hangen!” En ze kakelde: „Want we zjjn fier op ons klein volk.” De gendarm lei zjjn armen overeen: „Ge zult allebei ’nen sehoonen zetel in den Hemel hebben.” „Een zetel? Dat is niet noodig voor buiten- menschen. Die zitteir op ’nen stoel. Als we maar 'nen goeden stoel hebben. Maar ^ien krjjgen we. Dat zegt onze Pastoor ook. Ons gastjes zullen later voor ons bidden. Hoo meer er zjjn, des te meer er bidden zullen voor vader en moeder. Want als wjj ze niet op de wereld gezet hadden, dan waren ze er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 12