wan
s
het „Noord-Hollandsch Dagblad”
.1
KERK EN SCHOOL.
'.Xq
!So 34 Vrijdag 4 September 1925
Voor het heiligdom van
Eerherstel
EPISTEL EN EVANGELIE.
Tafereelen uit het
Evangelie.
HET ZUURDEEG DER SCHRIFTOELEER-
e-,n
1.50
f 2.668 76
39.—
Totaal f 2.707.76
(Do Kath. Militair).
er
N. N. ter eere v. d. H. Ma
voor het vaandel v. h.
5.—
1.—
Nog ontvangen van één onzer
vurige Zelatricen
voorlezing
en de ge-
echter durfden de Joden zich n<
op sabbat, en nog slechte in
2.—
7.—
1—
14.—
5.—
Och! als ge 't zoete des levens smaakt,
Wees bljjde om *t geen u geschonken wordt,
En zeg niet mijmerend, met een zucht:
Al de aardsche vteugd is zoo broos en kortl
(M. Ramboux).
„Da
krijger
hierbo
OFFICIEEL KERKBERICHT
oogsten was verboden. De wetgeleerden ver
boden dan ook, in ’t voorbijgaan korenaren
af te plukken, en zelfs op een boom te klim
men, want dat kon het fruit doen afvallen.
Een knoop leggen of losmaken was een
verboden hoofdwerk, maar dat was veel te al
len voor welke
_re niet. Voor
de
sabbatrust werden de Joden zelfs door de Ro
meinen van den krijgsdienst geheel vrijge
steld.
3e lijst onder bescherming v. d. H. Joseph.
Vorig bedrag f2631.76
0.50
ten ’t dajrelijksche offer opdragen, en al het
noodige daarbij verrichten: slachten, was-
schen en inzouten; viel de Paaschavond op
sabbatdag, dan mocht het maal op sabbat be
reid jrorden, doch daarbij werd dan nog
scherp vastgesteld, welke dingen toch niet
geoorloof waren; viel de achtste dag na de
geboorte van een knaapje op sabbat, dan
mocht men het besnijden en daartoe het on
ontbeerlijke voorbereiden; doch alles wat 's
daags te voren kon gereedgemaakt worden,
mocht niet op sabbat.
Een kranke artsenij opgeven en genezen,
een verwonde helpen op sabbat, was ver
boden, tenzij er doodsgevaar was. Gebroken
armen of beenen mochten niet gezet
worden; wie hand of voet verstuikte, mocht
ze niet met koud water begieten. Lag iemand
onder een ingevallen huis, dan ruimden do
buren de puinen weg, want de man was in
doodsgevaar; evenzoo, als een inensch of een
schaap in een put viel, mochten zij er uit
getrokken worden als er doodsgevaar was;
anders moest men hen eten toewerpen en la
ten zitten tot na n >abbat.
Kraamvrouwen mochten ook op sabbat ge
holpen worden.
En zelfs niet altijd was doodsge
voldoende reden tot sabbateebenms
Want met trots verhaalden de geleei
;evaar een
j geweest,
erden over
de Wéte trouw van een schaar uit den Mak-
kebeëropstand, die zich liever tot den plaat
sten man lieten neersabelen, dan dat zij op
sabbat het zwaard zouden ter hand nemen.
De verordeningen der wetgeleerden werden
dan streng ernstig opgenomen. Van toen af
echter durfden de Joden zich nog verdedigen
op sabbat, en nog slechts in den uitersten
nood, maar niet aanvallen. Oss de strenge
Och, als de liefde u het harte streelt,
En ’t leven herschept in zoet genot,
Vergeet dan, voor zoo lange ge kunt,
Hoe tijd met trouw en met eeden spot!
1 JL JJ.
TEVREDENHEID.
Och! als ge ‘t bloeiende roosje plukt;
Geniet het dan in zijn volle fleur:
Peins niet vooraf, hoe het welken zal,
Hoe 't zal verliezen zijn kleur en geur!
Och! als het zomieken vriéndelijk lacht,
Al wordt het Herfst, al dorst het gras,
Denk aan geen komenden Winterstorm;
Die doet zich voelen, maar al te ras!
Vorig bedrag
1 pCt van een betaalde rekening
N. N. ter eere v. d. AUerh. Maagd
voor het niewue altaar
Comité van actie
N. N. ter eere v. d. Allerb. Maagd
Door tusschenkomst van één onzer
Zelatricen voor het vaandel
v. h. H. Hart
Comité van actie
N. N. ter eere van de H. Marg.
Maria voor een zaligen dood
rd Maria
Hart
N. N. voor het nieuwe altaar
„Veel kinderen, veel last, waagde
beenhouwersgast met 'nen vleeschkorf.
„Wat zegt ge daar? Veel last? Ja maar
ook veel plezier en veel geluk. Met last koopt
ge het geluk. Zonder last hebt ge niets. Met
de plechtige Communie van ons klein trek
ken we naar de kerk met al ons volk, vier-en-
twintig, hoert ge dat? En dan geven wjj ons
geluk niet voor dat van de koningin
„Daar hebben veel menschen van de stad
geen gedacht van. Ze zjjn bang van last en
moeite, maar hebben ook geen plezier van
hun leven.
De heer met de sigaret en de madam met
de pelsen, keken zuur naar haar. Doka draaf
de maar door:
„In de stad? Veel te veel menschen die
bang zjjn voor 't leven! Flauwerikken.
Ze zqn benauwd voor kinderen; ze willen er
maar eentje. Maar ze worden er ook schoon
voor gestraft
De madam met de pelsen beet op haar tan
den, neep haar lippen bijeen, keek naar haar
mageren zoon.
„Dat is waar”, deed er Virginie bij. „Ge
moet ze maar bezien, met hun schrale <:n
dorre gezichten. Smakelijk lachen kunnen ze
niet, ’t Is precies of de wereld tegen hunnen
dank stond. Ons Heer nijpt ze. Dat komt er
van als ge te veel met uw eigen begaan zijt.
En ’t is maar goed besteed.”
De madam met do pelsen za^groeu en geel
kremmelde en wrong tusschen het volk in,
pakte haren man bij zijn arm: „Wij gaan er
af! 't Is niet om uit te staan! Ze verwijten
ons!”
De heer trok zjjn schouders op. Maar ma
dam snukte aan de bel, nijdig. De tram stond.
„Kom Willy!” zei ze tot haren schralen zoon,
sprong het platform af, en schudde op de
straat haar kleeren uit Mijnheer hing haar
pelsen kraag recht, terwijl Doka maar voort-
naterde:
„Dat zeg ik nog’ ’t geluk betaalt ge met
last Maar ’t is *t waard.
Dr. TH. v. TICHELEN.
(„St. Jansklokken”)
sen met andere sekten, ’t Is aanmatigend, ze
ker maar 't kü nu eenmaal niet anders.
De waarheid is één en al aanmatiging God
zelf ook. Oók Hij kan evenmin als de waar
heid dat kan, afstand doen van zich ■’.elf.
Vervolgens heeft de Katholieke Kerk, te
voren al reeds goed begrepen in welk gezel
schap zij kwam. Op de openingsvergadeiing
zongen alle deelnemende kerken bij mouie
van haar vertegenwoordigers (ook de Ooster-
sche patriarchen zongen mede) hetzelfde Lu-
therlied: „Een vaste burcht is onze Gcx1
Stel u voor lezer een der Roomsche Kardi
nalen of Aartsbisschoppen als vertegenwoor
diger van den Paus van Rome, op het con
gres, met volle bórst het Lutherlied zingend!
tuigd
derfelijke en
hedendaagsche
steeds ouider
Meer nog dan de sabbatrust werden rein
heid en onreinheid uitgesponnen. Geslachte
lijke voorvallen, melaatschheid en schurft,
lijken van menschen en dieren, maakten on
rein.
De wetgeleerden meten in hun besprekin
gen uit, in welke gevallen die onreinheid
voortliep, en hoe zy kon afgenomen worden.
Bij vaten en huisraad moest gelet worden
op de stof waaruit zy vervaardigd waren en
op hun vorm, of zij hol of vlak waren.
By bolle aarden vaten kan bet binnenste
onrein zjjn en de onreinheid voortzetten,
evenzoo hun holle voet; niet echter de bui
tenkant. Om ze te ontsmetten moet men ze
stuk slaan. Maar, hoe klein moeten die stuk-
ken dan zyn, om rein te zijn? Dat wegea
de geleerden nauw af. Een scherf is nog een
vat, kan dus nog de onreinheid voortzetten,
als er genoeg olie in kan om den kleinen
teen mee te zalven.
Aarden gerief dat niet hol is, maakt niet
onrein; zoo, een vlakke plaat zonder rand,
een platte kolenschop, een rooster met gaat
jes om koorn te roosteren. Maar zjjn er ran
den aan, dan zijn die dingen voor onreinheid
vatbaar.
Houten, lederen, beenderen, glazen huis
raad wordt niet onrein als het vlak is; alt
hef diep ia, wordt niet enkel de binnenkant,
maar ook de buitenzijde onrein. Bij metalen
vaten zjjn de platte zoowel als de diepe voos
onreinheid yatbaag,
f
heffen en overal, waar het maar
«enigszins pas g.e.'t, hunne overtuiging
duidelijk laten blijken. Dan zou wat
nu onze schande is, worden uitgewischt
de ergernis plaats maken voor het goe
de voorbeeld. G.Sancta Maria
DE INDISCHE FACULTEIT TE
UTRECHT.
De curatoren van het fonds ten behoeve
van de Indologische studiën aan de Rijks
universiteit te Utrecht hebben tot bijzondere
hoogleeraren van deze stichting benoemd de
navolgende heeren:
Mr. I. A. Nederburgh tot hoogleeraar in het
Spaansch en administratief recht der Neder-
landsche koloniën en het adatrecht;
Mr. B. Heyman, tot hoogleeraar in het
Ned-Indische burgerlijk- en handelsrecht;
mr. F. J. H. Corvan, tot hoogleeraar in het
Ned.-Indiaehe burgerlijk procesrecht;
mr. G. J. Nolst Trenité tot hoogleeraar in
het Ned.-Indfeche straf- en strafprocesrecht
en het Ned.-Indische agrarisch recht;
dr. F. C. Gerreteon, tot hoogleeraar in de
oude en jongere geschiedenis van Ned.-In-
dië en vergelijkende koloniale geschiedenis
benevens in de vergelijkende volkenkunde
van Ned.-Indië;
prof. dr. J. H. T. Kohibrugge, tot hoog
leeraar in de vergelijkende volkenkunde van
Ned. Indië;
prof. mr. J. C. Kielstra, tot hoogleeraar in
de tropische staathuishoudkunde;
dr. L. P. de Cosquino de Bussy, tot hoog
leeraar in de tropische staathuishoudkunde,
bijzonderlijk tot het geven van onderwjjs in
de kennis van de tropische cultuur^
Prof. C. Spat, tot hoogleeraar in het Ma-
leiar-h. Zoolang de leerstoel van de volksia-
deelingen van den Islam niet definitief be
zet is, zullen de betreffende colleges voor-
loopig door prof. Spat worden waargeno
men.
Prof. T. J. Bezemer, tot hoogleeraar in
het Javaansch.
Als lector van de stichting zyn belast met
het houden van wetenschappelijke voorle
zingen de heeren Mas Pryohoetomo voor de
practjjk van het Javaansch en B. Alkema
voor het Soedaaeesch.
Het ligt voorts in de bedoeling
te doen houden over de methode
schiedenis der zending (missie).
Secretaris van het college van curatoren
van bovengenoemd fonds is mr. H. H. A.
Van Gy bland van Ooeterhoff, Stadhouders-
laan 2, te Den Haag.
gemeen. Er moest bepaald wordei
knoopen dat gold en voor wAki
navolgende knoopen is men* schuldig:
knoopen der kameeldrijvers en die der schip
pers; voor het losmaken zoowel als voor het
leggen. Rabbi Meir zegt: „Voor, een knoop
die met één hand kan losgemaakt wordeu
is men niet schuldig. Er zijn echter knoopen
waarvoor men niet schuldig is gelyk bij de
kameeldrijvers- en schippersknoopen. Een
vrouw mag de sluif van haar hemd toekuoo-
pen eveneens de linten der muts, den gordel,
de riemen van schoenen en sandalen, van
zakken met wjjn en olie, van potten vleesch.
En daar het knoopen van den gordel geoor
loofd was, mocht men ook een emmer over
de put aan den gordel vastknoopen,
maar niet aan een koord.
Het verbod .op sabbat te schrijven werd
volgenderwyzp uitgewerkt: Wie twee letters
schrjjft met oe rechter- of met de linkerhand,
zelfs op verschillende wijzen met verschillen
den inkt, of uit verschillende talen, is schul
dig. Wie op zjjn lyf schrjjft, is schuldig. Wie
in het water schrjjft, in stof, in strooizand,
kortom, in iets waarin het geschrift niet bljjft
is niet schuldig.
Op sabbat mocht men niet bakken en ko
ken. Op sabbat echter hielden de Israëlieten
van een lekker maal Wilden zjj dan wanne
spjjze eten, dan moesten zy die daags te vo
ren bereiden en kunstmatig warm houden met
.VEERTIENDE ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Galaten; V, 1624.
Broeders, wandelt naar den geest, en gjj
zult de begeerte des vleesches niet volbren
gen. Want het vleesch begeert tegen den
geest, en de geest tegen het vleesch; want
zjj strijden tegen elkander, zoodat gjj niet
doet, wat gjj wei wildet Doch, indien gjj
door den geest geleid wordt, zjjt gij niet on
der de wet. Nu de werken des vleesches zijn
lekend; zjj zjjn hoererij, onzuiverheid, oneer
baarheid, ontucht, afgoderij, tooverjj, vijand
schap, twist, afgunst, gramschap, gekijf, yer-
ieeldheden, ketterijen, njjd, doodslagen, dron
kensebappen, brassen en dergeljjken, waar-
van ik u voorzeg, gelijk ik u reeds voorzegd
heb, dat die zulke dingen doen, het rjjk Gods
oiet zullen beërven. Masr de vrucht des gees-
ies is liefde, blijdschap, vrede, verduldigheid,
goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid,
rachtmoedigneid, getrouwheid, zedigheid,
eerbaarheid, reinheid. Tegen zulken is de
wet niet. Die Christus dan toebehooren, krui
sigen hun vleesch met de ongeregeldheden
en begeerten.
Evangelie volgens den H. Mattheus;
VI, 24—33.
In dien tijde zeids Jesus tot Zjjne leerlin
gen: Niemand kan twee heeren dienen; want
hjj zal of den eenen halen, en den anderen
beminnen, of hjj zal den eenen verdragen, en
den anderen versmaden. Gjj kunt God en den
Mammon niet dienen Daarom zeg ik u: Weest
niet bekommerd voor uw leven, wat gjj zult
eten, noch voor uw lichaam, waarmede gjj u
zult kleeden. Is het leven niet meer, dan het
voedsel, en het lichaam niet meer, dan do
kleeding? Beschouwt de vogelen des.hemels^
wjjl zj] noch zaaien, noch maaien, noch in
schuren verzamelen, en uw hemelsche Vader
voedt ze. Zjjt gjj niet veel waardiger, dan zjj?
Maar wie van u kan met zjjne zorg zjjne leng
te eene el vergrooten? En, wat zjjt gjj voor
kleeding bezorgd? Beschouwt de leliën des
- velds, boe zjj groeien; zjj arbeiden of spin
nen niet En Ik zeg u, dat Salomon zelf in
al zjjne heerlijkheid niet gekleed is geweest,
geljjk een van die. Indien dan God het veld
gewas, dat heden is, en morgen in den oven
geworpen wordt, zoo bekleedt, hoeveel te
meer aan u, gjj klélngeloovigen? Weest dan
niet bekommerd, zeggende: Wat zullen wjj
eten, of wat zullen wjj drinken, of waarmede
zullen wjj ons kleeden? Want de heidenen
zfln voor dit alles bezorgd. Maar uw Vader
weet, dat gij dit alles noodig hebt. Zoekt dan
sent het rjjk Gods en Zjjne gerechtigheid,
en al deze dingen zullen toegeworpen wor
den.
OP BEUKT.
t Gaat wel op beurt, maar je weet niet, de
hoeveelste je in de rjj staat.
Zelfs als je voorman aan de beurt is, weet
je het niet
’t Is toch wel merkwaardig.
En hoogst ernstjg bovendien.
Stel, dat alle menschen bjj hun geboorte
het rangnummer kenden, waarop ze zouden
sterven.
Dan kon je neg denken: ’t schiet wel hard
'op, doch daar zjjn er nog heel wat voor me.
Ziet, dat gaat nu precies niet
Je denkt (zonder gegronde reden) dat je
in langen niet aan je nummer bent, en nog
geen dag later, ben je er al bjj!
Wist je, dat er per jaar 50 millioen men
schen sterven? Dat is 7 maal zooveel als er in
ons land wonen.
Wist je dat er per uur ongeveer 5600 men
schen sterven, en per minuut 90?
Iedere minuut zjjn we dus 90 dichter aan
de beurt.
En we weten geen van allen hoeveel mi
nuten nog zullen verloopen voor de laatste
90!
En bjj de volgende 90 zjjn wjj dan!
Gek toch, dat we zoo weinig denken aan
die beurt!
En toch is ze zoo zekert
Leef alsof ge vandaag nog aan de beuit
komt!
ONZE SCHANDE.
Dat van zekere zijde propaganda ge
maakt wordt voor onwelvotgtijke klee
ding. met het duidelijk uitgesproken
doel om daardoor de menschen tot
onzedigheid en zoo tot afval van het
geloof te brengen, is gteen bloote ver
onderstelling, ’t is een onloochenbaar
feit. Moest dit feit nu niet alle cnrisde-
nen en zeker alle Katholieken als één
man doen opstaan om in heilige veront
waardiging met woord en daad den
strijd aan te vatten tegen zoo’n sata
nisch streven?
la 't moest, maar en dit is onze
schande 't gebeurt niet
In plaats van de thans zoo wulpsche
koningin der mode en hare dienaressen,
de modezaken en naaisters, die een
steeds mindere bedekking van ’f lichaam
aanprijzen, een krachtig „non serviam”
„niet maar Christus wil ik dienen”,
in 't gelaat te slingeren, tracht men
Belial met Christus te verzoenen.
In plaats van tegenover de onzedige
een beslist zedige kleeding te stellen
gaat men passen en meten hoever men
toch wei gaan mag, zonder zich aan
groote mode schuld g te maken.
En ’t gevoeg? Wat.men ’t eene iaar
erg noemt en gewaagd, kan er een vol
gend jaar zoeg naamd mee door en een
jaar later heet het zeer fatsoenlijk, zóó,
dat men preutsch noemt hem, die daar
nog tegen durft te waarschuwen.
Zoo dalen wii steeds verder af, zoo
wordt de verleiding), de e.gemis immer
grooter en komt de kuisenheid steeds
meer in ’t gedrang.
Is dat een handelwijze een Christen
waardig? Is dat leven overeenkomstig
’s Heeren woord: Zoo schijne uw licht
voor de menschen, dat zii uwe goede
werken zien en loven uwen Vader, die
in de hemelen is?
Neen, ’t is een slaafsch volgen
zii het dan met eenige aarzeling van
den geest der wereld, die lijnrecht in
strijd is met den geest vap Christus.
’t Is hulp bieden aan de vijanden der
Kerk, die den christelijken geest en de
goede zeden steeds meer trachten te
onderminnen om daarvoor in de plaats
te brengen den geest van een nieuw
verfijnd heidendom.
Mochten tóch eens aller oogen open
gaan. Mochten zij, voor wie de zoo ern
stig waarschuwende stem van Paus. Bis
schoppen en Priesters tot nu toe klonk
als die eens roependen in de woestijn,
eindelijk tot inkeer komen. En vooral
mochten de goedgezinden onder ons,
oie met hunne geestelijke overheid over-
zijn van ’t schandelijke en ver-
onwelvoegtijke der
mode, steeds meer,
hunne stem ver
stoppen. Daarbjj echter moesten zjj er scherp
op letten, dat de spijzen niet warmer werden,
want dat ware koken geweest. Zjj mochten
ze dan onder zulke stoffen stoppen, die de
warmte behielden, maar ze niet vermeerderen
konden. Zjj stopten ze derhalve onder klee-
réh, onder duivenvederen en onder grof vlas-
werk. Niet echter onder fjjn vlaswerk, mest,
zout, kalk of zand; ook niet in stroo, druiven
pellen, wolvlokken, kruiden als die vochtig
waren, wel echter als die droog waren.
Lasten dragen was streng verboden. Daar
om werd puntig de maat vastgesteld van wat
niet mocht verdragen worden. Schuldig was,
wie zooveel spijs verdraagt als een dorre vjjg
weegt, of zooveel wjjn als voor een menge
ling met water in een beker noodig is; melk,
zooveel voor een slok noodig is; honing, zoo
veel men op een wonde legt; olie zooveel noo
dig is om den kleinen teen of kleinen vinger
te zalven; water, zooveel noodig is om oog
zalf vochtig te maken.
Om sabbatschennis te voorkomen, mocht de
kleermaker tegen het donker op Vrijdag
avond, niet met een naald op zjjn kleed uit
gaan: want hjj zou het kunnen vergeten en
ze nog dragen als bet sabbat is; ook niet de
schrijver met zjjn pennestok achter zjjn oor.
Bovendien verboden de wetgeleerden nog
talrjjke andere verrichtingen, <ue niet onder
de negen en dertig hoofdwerken vielen: op
een dier rijden, zwemmen, in de handen klap
pen, dansen, op de heupen slaan; verder dan
twee duizend ellen gaan van de plaats waar
men bjj de sabbataanvang is: dat heet dan
een sabbatweg.
Voor vele verrichtingen van den eeredienst
maakten de Rabbijnen noodwendig een uit
zondering in hun leering. De priesters moch-
DEN EN FARIZEëN.
II.
Zou trokken de meesters hun besluiten en
gewaagde instellingen uit de ^onnoozulste
woorden van de gewjjde boeken, zonder acht
te slaan op de eigenlijke beteekenis. Hot
werd ’n duizelingwekkende wedloop van den
spitsvondigen, snuffelenden geest, waar paal
noch perk voor stond.
Zoolang die moeizame haarklieverjjen maar
sloegen op de verhalen uit den bjjbel en ze tot
grappige vertelsels uitsponnen, was het nog
zoo erg niet
Maar de besprekingen namen meestal do
Wetteksten onder handen, die het gedrag der
Israëlieten moesten regelen, en haalden
lange reeksen nieuwe voorschriften uit
Een der gewichtigste onderwerpen der re
dekaveling was de sabbatrust. In de Wet
stond, dat Israëlieten op sabbat niet moch
ten arbeiden. Daar konden de Rabbjjnen het
niet bjj laten. Zjj moesten nauwgezet nitma-
^en>jWe^e wer^en verboden waren. Zoo
haalden zjj er met veel scherpzinnigheid uit,
dat in t geheel negen en dertig hoofdwer
ken verboden waren. Elk van die werken
knoopten z|j vast aan een of ander woord uit
Moses boeken.
h b|j bljjven. Elk dier
nowawerken moest verder, verder uitgeepon-
B*ar heteSkmfa1 e^^d^^wlw? e p.toe^e“®bt vumwu ou aunsunaug warm nouaen met
is en draagwijdte. Ploegen en ze onder kleeren of stroo of iets dergelilks te
Du tram stopte. Menschen kwamen uit den
-wagen, en drongen om er af te geraken;
menschen kwamen op, al duwend, ,,’t Zal wul
gaan!” meende Doka, „ze zjjn maar dun!" En
ze lonkte naar een madam met een pelsen
kraag en en moffel, en een heer met een si
garet in zjjn mond, en een mageren opgescho
ten jongen met een korte broek aan.
„Djing!" snukte de kaartjesgever met de
bel; „djing, djing, djing!” stampte de voer,
man en hjj reed voort.
DE WERELDCONFERENTIE VOOR
PRACT1SCH CHRISTENDOM.
Te Stockholm is dezer dagen een conferen
tie geopend van verschillende godsdiensten
der wereld tellende boven de 100.000 volge
lingen. Een en dertig zjjn er vertegenwoor
digd. Een schijntje, gezien onnoemelijk
getal sekten, dat buiten de Katholieke kerk
bestaat.
Men behandelt op die conferentie niet de
leer van Jezus, en vermjjdt daarvoor alle
strijdvragen, wat maar goed is, anders kwam
er nooit een einde aan.
Over de leer is men, en bljjft men bet dus
oneens.
Maar niettegenstaande die oneenigheid,
wil men toch die leer beschouwen, hoever zjj
van invloed kan zjjn op oeconomische en in
ternationale betrekkingen.
*- Hoe men dit klaar zal kunnen spelen is
voor een normaal denkend mensch een
puzzle.
De Roomsche Kerk heeft geweigerd er aan
deel te nemen.
Begrijpelijk.
Vooreerst heeft zjj de pretentie om de al-
le®n, ware, door Christus gestichte Kerk te
zjjn. Zjj kan zich dus niet op geljjke Ijjn plaat-
ER VOOR BETALEN.
Van binnen zaten al de bankskens van
den tram vol, en door de ruiten zaagt ge niets
dan hoeden en koppen.
De twee vrouwen stonden op het platform,
van achter, elk in een hoeksken geduwd; en
tusschen ben in, tegen het ijzeren hekken, een
groote gendarm met zwaren knevel. Zjj kwet
terden maar voort, tegen elkaar op, onder
de kin van den gendarm door, en moesten
haar gezichten schuin houden.
De menschen, die als haringen opeenge
pakt stonden, luisterden naar haar gesnater,
zeiden geen woord, keken en lachten, en had
den er deu^d van.
De kaartjeegever drong in ’t deurken: „Als
’t u belieft?”. „Vjjf-en-twintig. Als ’t d be
lieft.”. „Hee, gjj daar, madamekens. Naar
waar?”.„Hoe ver ge rjjdt! Hoeveel?”
„Vjjf-en-dertig.” ,Js daar geen afslag op?"
„Afslag? Waarom?” „Omdat ze op den
trein al afslag geven aan menschen met veie
kinderen!”
De kaartjesge ver zette met een dik potlood
een schreef over twee briefkens op zyn vet
tig plank, schuurde ze er af en lachte. De
andere menschen lachten mee.
•at is niete, Virginie”, zei de een, „later
en we toch zeker afslag bjj Dien van
jven.” De knevel van den gendarm ging
van de een naar de ander.
„Ge hebt deugd van uw reis, dunkt me?"
zei hjj op den duur.
„*k Zou u gelooven!” snaterde Virginie
„We komen naar de stad om kleeren te koo-
pen voor ons klein, die hun plechtige Com
munie doen! Wjj hebben altijd deugd van ons
leven, hee Doka!” Doka knikte twee keeren.
„En ge zit met voel kinderen?”
„Veel? Met ons getweeën hebben we er
vier-en-twintig. Eén is er dood bjj mij, anders
zou het vjjf-en-twintig zjjn. Ik ga nu voor
mjjn zevende, die haar Communie doet. En
ze moet nog schooner zjjn dan mjjn eerste.
Ik zet ze in de blinkende zjj. Wat zegt gn,
Doka?”
„’k <£ou de mjjn nog vol paarlen willen
hangen!” En ze kakelde: „Want we zjjn fier
op ons klein volk.”
De gendarm lei zjjn armen overeen: „Ge
zult allebei ’nen sehoonen zetel in den Hemel
hebben.”
„Een zetel? Dat is niet noodig voor buiten-
menschen. Die zitteir op ’nen stoel. Als we
maar 'nen goeden stoel hebben. Maar ^ien
krjjgen we. Dat zegt onze Pastoor ook. Ons
gastjes zullen later voor ons bidden. Hoo
meer er zjjn, des te meer er bidden zullen
voor vader en moeder. Want als wjj ze niet
op de wereld gezet hadden, dan waren ze er