ELCK WAT WILS rij ■M T rij vriéndelijk, Uk zijt, maar spree Pennefeariier schudde bet hoofd, dan Miss Win’fred verdragen kon." - „Ik durf wel vrouw is «ervend." nu nichtje, dat zij mijner moeder). I „Ik zou liever bij vreemden zijn ik sn taan. Maar deze bleef met te ver gezel! In Mi min s schoolmeisjes alles overdrijving ViSKAmSw la»m „Ik ben niet moeilijk te voldoen. Indien ■;aan, nam c :er afscheid. oppermachtig heerschte; bevelen, haar goed- of haar men. „Dank u, Lancelot." „En nu nogmaals goeden dag.” „Voor een week „Voor een geheele week. God zegen u." Haar lippen bewogen zich, doch geen woorden volgden. Hij draalde een oogen blik, draaide zich schielijk om, stak het binnenplein over en was weg. Toch bleef zij in de schaduw van de poort luisteren. Zij wist, dat hij naar de stallen was ge* gaan. Misschien hoopte gij, dat hij terug zou komen om nog een» afscheid te ne men. Indien het zoo was, dan wachtte zij vergeefs, want een oogenblik later hoorde zij het geluid van de hoeven van zijn paard in den stal op het pleintje, toen al flauwer, toen hij achter den boomgaard en over de brug reed, en toen niet meer. (Wordt vervolgd.) daarop kunt ge gerust zijn. Ik zal uw hoofd-rentmeester zijn, en L2__. twee of driemaal in de week overkomen.” zich niet zou heengeg; prediker de „Lancelot de arme ziel heeft een schuil plaats gezocht in die afschuwelijke stulp an den voet van den Rug en ik wilde, dat gij het voor haar van een dak liet voor- Beiden bewaarden gedurende eenige minuten het stilzwijgen. Hij had zelf voortdurend gezegd, dat J verandering van omgeving behoefde. Hij had werkelijk een geheel plan uit was zulk een storm van nacht, dat er een heele plas water over geloopen is en de landen geheel blank staan. D< moeten nu op de plaats blijven, water gezakt is?” „Natuurlijk moeten zij dat, Ruben.” mat gaan?” voor mijns gelijken,' ernstig. „Het is voor allen, die in de parochie wonen. Blijf er wonen, Lettice, en ik zal zijn schoolgeld betalen.” Weer schudde zij het hoofd. „Neen, neen,” t~- elkaar blijven toch dank ik u, Miss. zij haar stem kon vertrouwen. „Ja, Miss.” „Wel, wat hebt ge? kom binnen." Zij stond nu zoo, dat hij haar gelaat niet zien kon. als rijk zou willen zijn. Zelfs haar vreugde over het aflossen van de h' in bitteri^id verkeerd. Zij haar nu nauwelijks leed zot wordt met lederen slag flauwer.*’ Zij lag nu op den rug, geheel uitgeput, maar aftorn nog mompelend. Toen sloot zü de oogen. en scheen voor een oogen- bük te slapen maar met schrik wakker en verzocht de anderen haar op den troon te plaatsen. „Ik ben te ziek om te dansen," zeide zij, „maar ik wil toekijken. Waarom brengen zü niet meer lichten Ja, de muziek kan beginnen. Waar is de Graaf van Leices ter? Wij kennen uw leuze. Sir Marma duke Langtrey „Loyaulté.” De Lang trey’s zijn altijd loyaal geweest maar zij zijn gezonken gezonken gezonken Zij huiverde mompelde iets over glimlachte wuifde fantastisch met in de leu- lar oogen bewoog zich, ademde diep en zuchtte niet meer. „Water water zij krijgt een flauwte!” riep Winifrieda. „Heeft niemand er aan gedacht water te brengen Bn wild de handen wringend „Waarom staat ge daar allen zonder iets te doen Waarom „Zü is buiten het I waarde Lady,” zeide Dr. Saunders vrién delijk. „Zij is dood 1” HOOFDSTUK XXXL Zij hadden haar nu op een hoop dekens gelegd. Winifrieda, die naast haar op den grond zat, ondersteunde haar hoofd, terwijl Jaag «n Brigget haar handen en voeten wreven. „Moesten wij haar niet liever naar haar eigen kamer terug, brengen?” vroeg den dokter ter zijde aam. 2_. 21. denkelijk het hoofd. „Het dient nergens toe, haar te plagen,' aaide, hfj. dooden I” ik u voor een oogenblikje spre- als 1 u blieft?” r voor haar geregeld. Het was ver drietig, haar nu met gemaakte en rijpe i te vinden. „Ge zoudt hier niet alleen den winter kunnen blijven,” zeide hij nu. „Dat weet aardig vinden.” onder het „Zwarte volk” een vijf of'zes vreemdelingen i i -• eweest. j andere Denk eens, hoe slecht zoudt missen -waar een mchtje van Mrs. Caldkott eens gedurende De stem buiten de deur was die van Ruben. De krulkop, die zoo voorzichtig naar binnen gestoken en zoo snel terug getrokken wert^ was ook van Ruben. Van de instinctmatige fijngevoeligheid, die hem noopte terug te treden, was hu zich zoo onbewust als een trilde. Hij voelde alleen, dat hij niet moest zien wat hij bij het naar binnen kijken zag, en dat hq moest veinzen het niet gezien te heb- Prins wist, dat er tets niet m orde en i ongelukkig was. Hij sprong wild in het rond, zooate elke hond die juist losgelaten wordt maar toen hij --ag dat de vroolijkheid geheel alleen aan Zij liep snel door, terwijl zij de droogste rijn zijde was, werd hij kalm, en ging paden nam, die zij vinden kon, en de zachtjes achteraan loopen. Toen hij nu „Wel, Miss, 't is over het vee. We heb- meest bezochte vermeed. Alles wat zij voor de eerste maal toegesproken werd ben zoo veel regen gehad, ziet ge, en er behoefde, was alleen te zijn ergens keek hij met een bedaarden -- heen onvencjuUig waarheen bl*k op en iets te doen, onverschillig watom, al hand. koeien was het slechts voor één uur, dat doodelijk - - tot het drukkend gewicht van haar eenzaamheid hè Prins, als ik weg ben af te schudden. Want hoe kribbig en heerschzuchtig bijna drie weken gewoond had. Mrs. Caldicott zelve was opgevoed in zeker beroemd instituut te ZoUenstrasse am Mam. Dan was er München. Had zij niet heel kort geleden het verhaal gelezen van het leven renet Engelsche dame ala leer- ling-schilderes m dat moderne Weimar; en zou het haar niet mogelijk zijn het zelfde te doen Rome, ja maar Rome was te ver weg, en Parijs was te vroolijk, en Londen te groot. Het moest München zijn. München was niet te levendig, noch te ver wee, noch te groot. München was gezellig, München was een studiestad. In München kon zij werken, en vóór alles ie rij naawwerk. Ta, zij had beslo- zij naar München wilde gaan. HOOFDSTUK XXXIL mij binnen een week terug zult zien.” Daarop wendde hij zich tot' de oude vrouw, met de woorden „Ik behoef u r- - I VO<X UW daar**tusschén de stêenen~’naar jonge meesteres, Brigget. Dat hebt ge van hun middag- altijd gedaan." „Zeker, Sir Milord, wil ik zeggen ik heb getracht mijn best te doen,” ant woordde Brigget. T^„ »»En nu meer dan ooit heeft zij alles heïds-of vacantiereb, is het wel de moeite in elke nis een bank, door noodig, wat ge voor haar doen kunt." waard eens na te gaan, hoe men „Dat is waar, milord.” den ouden tijd. Tot voorbeeld En terwijl zij de punt van haar boezelaar nen een veel besproken reis van den naar I vrouw met een reeks buigingen. Nog hield is waar^jvij^reteenniet met hof- Lancelot Winifrieda’s hand in de zijne- - - een hand even koud en bijna zoo wit als e schijnbare kracht der ijl- _r_r-uu> reeds verbruikt. Haar kamerdeur met zijn: „Mag ik ueen oogen- gend en het land dampte van het nat. De nldat haar besluit genomen was, stil- sproken het denkbeeld bevalt mij niet." „Waarom met?" „Om verschillende redenen bijv, uit als vijf, en ik ben er omdat München een klein St. Petersburg m ia. is in den winter, en dat het morgen de en eerste December is. De stad staat op ---w weten, wat een hoogvlakte van zeventien of achttien lezen is 1 Zeg mij eens, vriendje, zoudt honderd voet boven de zee.” - - T---1 „Ja, daarvan heb ik gelezen. Het land is soms gedurende maanden met sneeuw i de menschen met in uit. Ik zou het mi? l^ten mij wlven Wienzent ge ik natuurlijk. Ik kwam werkelijk vandwg wmtm om er met u over te spreken.” Zij keek op, maar zeide niets. „Ge weet, dat ik familie heb in Italië, een tante, die weduwe is (de oudste zuster en nog een stuk of wat Italiaansche neven en nichten. Ik heb heb ze niet gezien, sinds ik een jongen Er «naar Cuthbert was gewoon, hen was in haar manieren een zenuwachtige nu en dan te bezoeken. Het zijn zeer ongerust fatsoenlijke menschen, en zij wonen in een aangenaam gedeelte van het land, zeide ver van Pistoja. Tante brengt haar winters altijd in Rome door. Zij kent u heel goed bij naam. Hoe zoudt ge het vinden, als ge voor eenige maanden bij tot alles in orde is. Intusschen reken hw z‘> vreemde voor om mij te helpen." u zijn en Rome zou prettiger wezen dan verlangt ge dan, dat ik doen zal München.” geef mij maar eerst raad om- „Ik zou liever bij vreemden rijn ik Grange. Kunt gij iemand beden- verkies München boven Rome," ant- woordde Winifrieda snel. Want zij voelde, dat het zijn onder hen, die zich het recht zouden aanmatigen, .-.-.^"^ten^nr haar ntet alleen voor het tegenwotX -J zeggen, - onuitstaanbare van alle pijnigingen zou zeide Winifrieda verstrooid. rijn. „Hij is een beste kerel en zoo ver- „Dan denk ik, dat het München zal standig I Ik geloof met, dat gij hem maar Zijn T’ zeide hij, ziende, dat zij vast-bealo- voor de helft waardeert, Winifrieda.” ten was. „Ik vraag vergeving, maar ik dacht aan „Ja." Lettice Leigh. Mag ik haar zeggen, dat „En zoo spoedig mogelijk zij op Zwartpoel kan blijven wonen, zoo ,JZoo spoedig mogelijk. Kan ik de lang als zij wü, en dat gij het waterdicht volgende week gaan zult laten maken voor haar en haar kind?" „Ik vrees van neen. Ik denk, dat ge 1 den schets van Cochrane be er u m zult moeten schikken een dag derven, en den geest van den ouden Abel of tien te wachten. Intusschen zal ik Brun' verjagen den eenigen geest, dien mijn best doen. Wat de Grange betreft, *k op de bezitting heb y__j „Gelooft men dan dat Zwartpoel be- Mellor zal hekst is?" „Ongetwijfeld. En niets beleedigt een Nu was Mellor de onder-rentmeester xoo> ïel«jk ge weet, dan het herstel- van de bezitting Bracken bury en zij len zijner woning. Welnu, om u genoegen wtet dat onder zijn bestuur alles goed doen, Winifrieda, zal het m orde ko- zou gaan. U>ank u, Lancelot,” zeide zij eenvou dig ,^ij zijt heel vriendelijk voor mij.” JËn voor wie zou ik vriendelijk zijn, mdien voor uF Hij wachtte op antwoord, maar er kwam geen antwoord. Een tweede stilte volgde, die nu ge noord werd, door het openen van de huis deur en de verschijning van Brigget, die kwam zeggen, dat de lunch gereed stond. Het was eenvoudig hun middagmaal want de oude Miss Langtrey had na den dood van haar broeder altijd geleefd op de wijze van het boerenvolk. Maar Herinnert ge u Lettice Leigh nog „Lettice Leigh?” „Dat mooie meisje, dat er zoo stug uitzag, en dat na den dood van haar vader met de Corbichlys op de Burfielder MUSVU, 4 AVI heide woonde. Zij vertrok eenige jaren pracht verschijnen, geleden, niemand wist waarheen. Is het mogelijk, dat gij haar vergeten hebt?” Het gelaat van Lancelot betrok. DE REIS VAN EEN KONINO VOOR TWEE EN EEN HALVE EEUW. In het Handelblad schrijft M. W. Machine Pont Nu ieder, die het maar eenigszins doet, kan, zich gereed maakt voor een gezond- - I - - a .A waard eens na te gaan, hoe men reisde in den ouden tijd. Tot voorbeeld kan dfe- r1 I haar oogen bracht, vertrok de oude Zonnekoning, Lódewijk XIV van Frank- houdingen als Lódewijk XIV er een had, maar aan den anderen kant is het wel teekenend te zien, waarmee de opper machtige koning, zelfs voor zich en zijn naaste omgeving, zich op reis had tevre- den te stellen. Het doel van de hier bespro- „Ja, waarlijk ik had het bijna vergeten, ken reis was, om aan de Vlaamsche pro- vincies, die hij de vorige jaren veroverd had, een denkbeeld van rijn grootheid te geven en de republiek van de Vereenigde provinciën, die zijne plannen hadden ge dwarsboomd, een toontje lager te doen zingen. Het Koningschap moert dus in al In‘1658 had hij ook een reis onderno men, zijn reisgezelschap bestond toen uit B12.000 personen, maar nu was het nog „Ik heb haar vergeten," zeide hij. veel grooter. Hij reisde altijd met het teeje ze beide dames hadden ieder voor zich een gevolg van een duizend eeredames, edel lieden, pages, bedienden van beiderlei bedienden van bedienden, enz. De zijn ^en koude ontvangst voor een koningin,” de Saad^tegde hst höofdt nine van den stoei sloot weder zuchtte twee- of driemaal iet een bedaarden en verlegen stak zijn snoet in Winifrieda’s „Arme Prins Wat zal Jij doen. Prins 11..., 1-j Zij bukte, kuste zijn rimpelig vocr- --- -hoofd en keerde langzamerhand naar „En nog tets. Miss, als ’t u blieft, het «I mocht geweest zijn, toch was Miss hua. Een boschwachter van Bracken- oude hooi is bijna op, en ik moest vragen. Langtrey per slot van rekening de éénige bury, die een koppel hazewindhonden of we aan den nieuwen berg beginnen moeder- die Winifrieda Savage gekend voortdreef, en een daglooner, die onder had. En de oude dame had haar plicht een vracht lege zakken gebukt ging, wa- goed en trouw vervuld bij haar verweesd *'en «°t nu toe de eenige wandelaars, die nichtje, dat zij na haar broeder, dien zij rij ontmoet had. Zij kon moeilijk een stü- vergoodde, het meest liefhad wie zij lef wandeling gekozen hebben. Toen zij altijd van het begin tot het eind een moe- nu echter aan een plek gekomen was, dig voorbeeld had gegeven onder armoede stond zij eensklaps vlak tegenover een en gebrek. Maar nu was de hoofdsteun vrouw en een kind de vrouw met van haar meisjesleven weggeslagen. Wat zwarte wenkbrauwen, een haveloos, on- hielp het, dat de strijd der armoede geëin- verschillig uiterlijk, en een bundel tak- digd was Zij zeide tot zich-zelf, dat zij ken op het hoofd terwijl het kind, warm zonder Miss Langtrey even gaarne arm gekleed, er roodblond en stevig uitzag. .u -..V n--Bij het zien der in ’t zwart gekleede theek was dame J*--- ---it, dat het rij t--- luwelijks leed zou doen, al werd «n zoo bleef rij staan met de Grange aan een vreemdeling verkocht, ooget En dan, wat moest zij voortaan haar levensdoel noemen Nog gisteren pas had een Mrs. Pennefeather haar gezegd, dat zij ning staan, in dat oude huis niet alleen kon blijven \wel, Lettice,” i wonen en hoewel zij op dat oogenblik Geen antwoord, verklaarde, dat zij moest leeren haar lot „Wij dachten, dat aan te nemen, voelde zij toch wel, dat die ren waart. Waar zijt eenzaamheid meer was, dan zij zou kun- weest, arm kind Ge ziet er uit, nen dragen. Langzamerhand 'J-‘J - schien bekwaam worden, zich aan de plaats en aan het volk te wijden, door het herstellen van de Grange, de verbetering van het land, het opbouwen van hutten en scholenzóó zou rij trachten zoo handig en praktisch te worden als haar tante het onder deze verbeterde omstan digheden zou geweest zijn. Maar voor dit werk was zij nog niet sterk genoeg. Zelf standigheid wordt niet in éen dag aange leerd en zij voelde als door instinct, dat zij om deze te verkrijgen eenigen prik kel van buiten noodig had. Indien zij slechts voor eenigen tijd weg kon komen, weg vin de deelnemende gezichten en bekende tooneelen en klan ken van thuis.... dit zou haar kracht geven, dit was het, wat zij (behoefde. Maar Winifrieda was onbekend met de buitenwereld. Als klein kind was zij eens naar Scarborough geweest en twee of driemaal naar Rhyl, maar dat was in de dagen, toen haar oom Stephen nog niet geruïneerd was. Sedert zijn dood en vele jaren vóór zijn dood, had zij niet geweten, wat het was een week van huis te zijn. Toch maakte zij zich gereed tot een snellen, stouten stap, al wist zij niet in welke richting. Een ding scheen haar duidelijk. Zij moest haar plan dadelijk vaststellen, eer anderen konden beginnen voor haar plannen te maken. Zij moest ^...“^«jh^kkelijk maken, oogenblik- “Wk aankondigen en zoo snel mogelijk ^‘k^r uitvoeren. Dit zou haar het verdriet be lden raad te moeten even Jj een 1 van onrust voor haar omgeving Waarheen kon rij dan gaan? Zij wist ""“-•"t ïzt er een menigte goede scholen waren in Frankrijk, België en Duitschland, waar zij als in een eigen i wonen, en het zoogenoemde 1 berg beginne moeten, die achter de houtschuur staat? En Joe Tunnidiff zou de poort van het stroopleintie vernieuwen, en hij zegt, dat als hij het goed in orde zal maken, hij er dan nieuwe hengsels aan maken moet; en, o ja, Miss, de rollen van den kafsnijder zijn stuk, en de kleine mestkar is gisteren -morgen omgevallen, en toen is de ijzeren n helpt ge haar niet?” hoepel van het voorwiel losgeraakt, en de bereik van onze hulp oude merrie heeft een ijzer verloren, en wou ik wel weten, of ik haar naar den smid moet brengen?" Arme Winifrieda zij wist niet meer van hooi en kafsmjders en karrewielen af dan Ruben van de lijsten van Manetho. Miss Langtrey had zich altijd met het bouwwerk bezig gehouden. Het was haar plaats, waar zij c- zelf gaf zij hare afkeuring, zelf liet zij over oog gaan, van de keuze van afvoerpijpen af tot het koopen van een vaars toe En zij stond bekend als een even praktische boerin, een even goede beoordeelaarster van melkerijzaken, als even flink bij de hand bij het sluiten van een koop als iCT_--7-----eei Ej - .W— Toch was net met zulk een buitenge- aangaat, die het werk op de hoeve ver woon gezicht. Alleen een dame aan een i™....., j; octbqttafel een dame in het diepste op „Missus' °P. wem next vorej ojTdê Winifrwda“ wenden bend snikkend snikkend, alsof 1 ^brt ZOU breken. 1«*U uckcuicu, en nen vcrzocKen op Z«« dagen waren voorbijgegaan de hun eigen ervaring te steunen? Haar laatste zes droevige Novemberdagen. Da- gen, dat het huis van binnen donker was, een onverstandig besluit op. evenals de grauwe hemel, waaruit on- i ophoudelijk een dichte regen neer- bet tt^nwoo^igV m Ifle ^Td^n stroomde. Dagen van afsluiting en droevi- goed als rij kon. -Wel Ruben,” zeide zij, ^k zal zoo Zij is teruggekomen. Ik kwam haar juist tegen in de laan, met haar kiemen jongen.” r „Ha heeft zij een kind sexe, bedie"nden van bedienden, enz. De „Een mooi jongetje, met blauwe oogen, Koning nam zelfs zijn min mee op reis, dat in niets op haar gelijkt. Zij ziet er De soldaten, die den koning vergezelden, heel haveloos en armoedig uit, en heeft de muilezels, pakpaarden en vrachtwa- een zigeuner-leven geleid, zooals zij zegt. 8eM> d«e de bagage vervoerden, deden En waar denkt ge, dat zij een schuilplaats e'n nomaden volk denken, cu waai u iH hooggeplaatste personen reisden met heeft gezocht hun compleet ameublen ent. Dat van den „Niet op de heide, daar sta ik voor in. Als ironing was van karmozijn damast voor een heidekind met haar eigen volk gewoon gebruik. Dat voor de staatsie- breekt, wordt zij uitgeworpen voor al- vertrekken was nog mooier. Zijn ledikant, tijd.” K>o groot als een kleine kamer, was be- - - - hangen met groen fluweel en met goud ge borduurd. Dit en nog veel meer was er noodig, opdat de Koning aangenaam zoa kunnen reizen. Behalve hare ameublemen ten voerde de Koningin nog mooie gobe- daar liet wonen, indien rij wü." hare zilveren-kandelaars en kandèhbm „Wat, Zwartpoel Wel, ik dacht er on- konden gehaakt worden, al haar kook-an langs over het weg te nemen, en spaarde keukengereedschap en eenige tafels vol het alleen op Cochrane’s verzoek, omdat hij het wenschte te schetsen, den eersten keer dat hij weder hier komt. Tusschen twee haakjes, ik kreeg van morgen een brief van hem, hij verzocht, dat ik u zijn de7vanden Kmtii^Tl^a ritUmü/Hn* hartelijke deelneming zou overbrengen.” der opschik en moest zich eenige muien 12.000 personen, maar nu was het nog a wat t-tta - a a aa - a - koninklijke gezin, dus ook met Mile de la ze beide dames hadden ieder voor zich een ;u uuucuu ccicudiuw, uuur” i, bedienden van beiderlei droeviger dan al zijn voorgangers dag, waarop de laatste Langtrey van ouden naam over den drempel werd ge- -j, -y--1 8* kunt gerust Joe Tunnidiff zeg- voorbijgegaan wu, en dat van nu af aan gen* uat ik-ztll hem wel over de poort ’Pttken Intusschen kunt gij de mer- Mrs. Pennefeather was veel bij Wini- ne naar Purkus brengen, en hem ver- beproeving zfi’was dien laatsten dag tot „Ja, Miss en.”~" laat ia den avond gebleven en had haar „En....” stechtt noode verlaten. „Niets, Miss alleen. Miss, neem mij dn sn niets mij kunnen bewegen naar zoo bedroefd hub *ride zij. gaat mij De tranen kw hield ze terug. bedroefd ----*n.nog veel meer was er kunnen reizen. Behalve hare ameubiemen- zien en opknappen, en haar heur leven jyjj voor behangsels met flirh. waetMaj eréi 1 „Wat, Zwartpoel Wel, ik dacht er on- konden gehaakt worden, aThaar koofc-e« serviezen en vaatwerk. Zoo kon Hare Majesteit zich bijna voe len als ia haar paleis van da TuihrfrÊn De hertog van Orleans, de eenige broe- ne ging de vrouw achteruit, terwijl snel haar jongen bij de hand vatte, t -n oogen, m afwachting dat Winifrii voorbij rou L -‘-L-2 J een blik van verwondering en herken- zeide zij „zijt gij dat?" ge dood of verlo- gij al dien der vróuw trilden maar LL. „Zijt ge naar de oude plaats op de hei- teruggeL-.- Zij schuc.L „Ni -.1_ gejaagd. „Eens gescheiden bij Zij wees den weg, dien zij gegaan was. „Ge weet waar Abel Brunt zich voor jaren heeft opgehangen? Zij noemen het Zwartpoeldaar achter, tegen den heirug. Niemand wil daar wonen, en zoo, denk ik, mag ik er in wonen zonder huur te betelen.’ „In dat vervallen ding Br is niet lens een dak op?” JBr is een dak aan één zijde, Miss.” jlijt ge daar lang geweest?" 1 „Bijna vijf weken.” „Een treurig verblijf, Lettice Hoe zult ge in uw onderhoud voorzien „Ik heb helpen oogsten naar den kant van Stoke, Miss en nu de oogsttijd over is, ben ik weer aan het kantwerken ge gaan. Maar de verdiensten zijn niet meer zooals vroeger en het gaat met gemakke lijk met kantwerken den koet te ver dienen, wanneer er twee monden te voeden zijn.” „En die kleine jongen, is dat uw kind Zij knikte. Winifrieda boog zich over het kind en streelde zijn bruin gezichtje. „Ben je ooit naar school geweest, pijnlijke bewustzijn jongen?” vroeg rij. „Kun je lezen?" last was en een bron Hij keek met groote, verwonderde -- oogen naar haar op oogen zoo blauw, als die zijner moeder zwart waren. Nooit geleken ouder en kind minder op elkander. Zij geheel een kind der heide hij geheel een Sakser. „Hij weet niet wat lezen is, Miss Winifrieda," zeide de moeder half be droefd, half onverschillig. „Wü hebben tamelijk wel een zigeunez- wonen j en hoewel zij op dat oogenblik a 1 m Aaa - - aa aan te nemen, voelde zij toch wel, dat die ren waart. Waar zijt zou zij mis- de wereld uw hart bejegend had." De lippen c nog_keek zij zwijgend voor zich. de teruggekeerd?” mdde het hoofd. leen, Miss Winifrieda,” zeide zij _j b--scheiden is voor altijd tt heidevolk." ,Waar leeft ge dan?" :nig landbouwer in den omtrek, wat Ruben en de twee oude daglooners --„a..-., W.W wv TW woon gezient. Alleen een dame aan een richtten, rij waren gewend om voor alles -y-„-op „Missus” te steunen, en deden uit •OJl “et onaangeroerd zich-zelf niets. Nu wüden rij zich tot -i. haar armen naar voren op de Winifrieda wenden voor hun dage- h^d b’nI*“d, mi snik- lijksch werk en hoe moest zij hun die leiding geven Moest rij haar onwetend heid bekennen, en hen verzoeken op gezond verstandfkwarh dadelijk tegen zulk een onverstandig besluit op. Zij moert de verantwoordelijkheid aanvaarden, en vpor - - - -het tegenwoordige in alle geval doen zoo omde. Dagen van afcluiting en droevi- goed ah zij kon. voorbereiding, eindigende met een „Wel Ruben,” zeide rij, „ik ral ron een dadelijk meegaan om naar den kafsnij- dten der te zien. „Ja, Miss „lui ge kunt n,llat ik-zel zal spreken Intusschen kunt gij de - en hem te beslaan.” arme Winifrieda I" 1 - .b boe ah 't je bheft met over, hè, ten minste sparen, welgemeem r ft begin haar te leeren, des te voor een poosje nog niet, tot ik beter in afwijzen, en het eve staat t --- voort- me?” Ikasch alleen in dit reusachtig ge- Ge zoudt sterven van droefheid”. frieda met een fleteehen tab Her iederen steen 1m dragen van het oude huis, waar haar leven haar_ nse£ meer kennen zou. Mts. Pennefeather was veel bij wuu- ne naar Furkiss brengen, frieda geweest gedurende dezen tijd van zoeken haar oogenblikkelijk U—-E -- :1 dag tot „Ta, Miss; en....” hat in den avond gebleven en had haar ^n....” „Was bet niet om baby en de kinderen, niet kwalijk ah ’t u blieft, Miss, ik ben ■aan,” zeide zij. „Het gaat mij De tranen kwamen weer op maar zij hart u alleen te laten.” hield ze terug. r fit moet leeren alleen zfa." „Ja, Ruben,” zei «nne Winifrieda r weet, dat ge bef1 Ja, het ia een harde lesmaar hoe ah ’t je blieft eerde» ik begin haar te leeren. des te voor een n ben‘het'te verdragen. Begrijpt ge vert£jd«7dat rij' •Je. meer gij kunt niet bhjven voort- me R?** “een in dit reusachtig ge- Ruben trok aan een denkbeeldige muts, mar neen zo Wmr 1 Ge zoudt sterven van droefheid”, maakte zijn buiging en verdween zwijgend, natuurlijk, dat Jk geloof het niet,” antwoordde Wini- Maar hij begreep haar zoo goed, dat hij scholen waren glimlach. „Ik in minder dan vijf minuten Joe Tunnidiff we Ik bC° en da«loo?e" gewaarschuwd had huis kon wvuen, en net zoogenoemde ter. d*n ik ergens anders zou „mond toe te houden en mets over de „onderwijzers-benefiet” zou gemeten. Zoo ’5®’. oude missus te zeggen want 't was meer was er b.v. een te Stuttgart. „Hoe oud is hij „Met September hij vier jaar ge weest.” «Hij ziet cr i xeker van, dat hij een vlugge jodgen Ge moet bet zwerven opgeven, Lettice, ik wed, dat hij spoedig zal t gij niet graag naar Langtrêy-schooi Jéeen, bet Langtrey-school met bedekt, ên dan gaan >or mijns gelijken," zeide de moeder arresleden en schellei heerlijk vinden.” iloof niet, dat het leven m de i school u bevallen zou even als het gezelschap van Duitsche -r- —2 en sen aten," zeide zij, „wü moeten bij timentaliteit." 1 toch dank ik u, Miss. „Ik ben niet moeilijk te voédeen. Indien Maar ik zou niet willen, dat hij verwaar- zij vriendelijk voor mij zijn, zal ik ze wel loosd werd." aardig vinden.” De vrouw_was een kind der heide, en „Dan zoudt ge u eenzaam voelen onder in een vreemd land ge jaren geleden een schoonheid geweest, weet niets van het leven in het buitenland. Toen verdween rij onder een of andere Denk eens, hoe ge de bekende gezichten onbepaalde beschuldiging van slecht zoudt missen het oude volk, de....” gedrag, en sedert had men mets van haar Zij viel hem ongeduldig in de rede, gezien of gehoord. „Maar ik wü ze missen, begrijpt ge Door haar aderen vloeide in alle geval dat niet De bekende gezichten en plaat- het eigenzinnige, wetverachtende bloed sen doen mij nu alle pijn. Ik wü van ze der heidebewoners het bloed dat noch weg. Indien ik maar ergens ver heen kon **n*agd, noch gevleid wüde worden komen en nieuwe dingen leeren. en be en Winifrieda wist, dat het voor het proeven de oude te vergeten, dat zal het oogenblik goed zou zijn haar niet verder beste voor mij zijn. Ik ben hier meer aan te zetten. eenzaam, dan |üt elders zou kunnen „Nu, ge gaaFnog niet dadelijk heen,” zijn.” zeide zij vriendelijk ^n indien ge Maan- „Maar Winifrieda...." dag wik aankomen, zullen we zien, wat „Ach neen, ge begrijpt het niet. Ge wat gemakkelijker te maken. Er is een misschien wist ik het nauwelijks zelve. Brigget had een diep gevoel van de waar- overvloed van oude meubelen op de En nu --<■- - Grange, en ik durf zeggen, dat Brigget Ik moet weg.” wel iets kan uitzoeken voor een warme Xi, d- Heeding, dm dezen winter voor het kind onder het uitspreken van die laatste woor- voor hoe lang?” vroeg Lancelot, terwijl hij haar volgde. zijn, als ik terug kan keeren tot de oude dat (k de zaak van München voor u iii plaatsen, tot het oude leven, tegen den OTde maak maar ik geloof niet, dat ge i japon keek. „Nu dat ééne jaar moet ik hebben.” En rnüord ook? Zij gingen de poort door en staken Zij zeiden mij, dat er nooit meer iets het plein over, waar Winifrieda’s witte de zaken" rijn ongelukkig geloopen, met h£r driet, denk ik.*’ i. „Wü hebben allen ons verdriet, Lettice" ^Zuilen wij hier gaan zitten zeide antwoordde Winifrieda. hij, toen zij aan de groote - Bn hiermede ging ieder haar eigen weg. „Het is zoo treurig in huis.*’ Nog een mijl wandelens door een F groene laan, en de Grange met zijn van de deur, teekenachtige gevel en schüderachtige poort glinsterde van tusschen de blader- looze nog tebl „Nu, nu,” zeide zij, „het is voorloopig nog te vroeg om plannen voor de toekomst te maken.” Dus met smeekbeden, dat Winifrieda mee de gebouwen --ven, r'~ vrouw van den hulp- weest dagelijks te doen ;”zij liet haar oog tl— En nu was het de volgende morgen en ovei w i morgen van den eersten dag van een zorgd werd vroeg hoe het met de broed- Maar Dr. Saunders schudde zeer be- nieuw leven het nieuwe, vreugdelooze, hennen stond en met de pasgeboren big- zoo goed zij kon moest dragen in hét maal kregen van het hooi uit den nieuwen >»i. ledige huis barer vaderen. Zij kwam be- berg, dien Ruben beschreven had als „Maar de kou van deze plaats zal haar neden, vastbesloten moedig te zijn, vast- staande „achter het houtschuurtje Toen besloten den dag te beginnen m$t niet nu dit alles gedaan was, Joe Tunnidiff „Beste Lord Brackenbury, de arme aan haar verdriet toe te geven. Maar het zijn bevelen omtrent de poort ontvangen ..vww a gezicht van Miss Langtrey’s ledigen stoel had, en de kafsnijder behoorlijk was na- „Stervend T Lancelot kon het niet achter tegen den muur geplaatst, en het gezien, maakte zij den grooten St. Ber- -it a* - 1 •--*-* - - los het dier had hebben op te staan, dezen beelen weg af zij van kamer tot kamer ging óm de blin- van het oogenblik dat het haar etem op te leggen en toch stervend te zijn, scheen den te openen, die zoovele dagen dicht het erf gehoord had als dol aan rijn hals- hem Ónmogelijk. geweest waren „Ge kunt wei nen, boe zij m de laatste luid waren te veel voor haar standvastig- eenzame wandeling. Op dit oogenblik kwam Ruben aan de laatste merkbaar zwakker haar pols blik spreken, Miss, ate ’t u blieft beneden, stond spoedig op, en ging naar een witte nevel hing dof over de onder- was. het venster. geloopen weiden. Maar Winifrieda was r.i „Zijt gij het, Ruben vroeg zij, toen zij met het weder tevreden. Het scheen haar dat zijn meesteres ”ke stemming was beter dan een hel- zeide zij vriendelijk ,- „»n indien ge Maan- a WW Mwug W»a XIUUU, UWgl Ifpi MVi Ziawe. vw er gedaan kan worden, om Zwartpoel weet niet, hoe innig lief ik haar had Z-- overvloed van oude meubelen op de Ën nu herinnert mij alles aan haar.... digheid der familie, en nu zij Lancelot Grange, en ik durf zeggen, dat Brigget Ik moet weg.” in de poort vond, vertaalde zij „middag- E*1 “5“. ‘“*oek« voor e€I? w*/.«n' ZÜ hadden op de brug gestaan, maar rten- wlj,elijk in „lunch”. “^.‘“««iöpreken van die laatste woor- Wlnlïneda stond op, verwachtte, nou kunnen dienen. Ge kunt graag alles den, richtte zij zich naar het huis. _,aa- krijgen, wat u nuttig zijn kan. „fen VOOr hoe lang?” vroeg Lancelot, v°1«'n xou> mor stak Onder bet mompelen van een koelterwijl hij haar volgde. deel ult’ J>ank u r trok Lettice haar jongen „Voor een jaar. Ik zal gelukkig genoeg „Goeden dag," zeide hij. „Ik zal zien, dichter naar zich toe. -< - - „Ik ben bijna bang om naar de oude j----- dame te vragen," zeide zij, terwijl zij tijd dat het weer Kerstmis wordtmaar naar Winifrieda’s zwarte japon keek. „Nu dat ééne iaar moet ik hebben.” dan, ia zü gestorven? „c. iw.tm.** van hem gehoord is 1 Wel, Miss Winifrieda duiven ijverig op en neer stapten, en niet te vragen, zorg te dragen de zaken rijn ongelukkig geloopen, met hier en d- ----- D~-- T'“* u als met anderen 1 Gij hebt ook uw ver- graantjes zochten/lie a»„i, .w voedsel konden overgebleven zijn. hij, toen zij aan de groote nis kwamen. Er was een diepe nis aan iedere zijde j deur, en in elke nis een bank, door oteske armen gesteund en deze ban- _jn en armen benevens een zoldering takken der walnotenboomen.Terwijl waarin de wapens en de spreuk der Winifrieda in het gezicht kwam, stond Langtrey’s gehouwen waren en de een heer, die op de leuning van het brug- uitgesleten, ongelijke vloer, en de middel- getje over de gracht zat, op, om haar te ge- eeuwsche deur met reusachtige nagels moet te gaan. Hij was m de laatste dagen beslagen, en de samengesteld-spiraal- dikwijls haar gast geweest, kwam eiken vormig gedraaide kolommen aan de sneeuw, dag, somtijds zelfs tweemaal, en gisteren buitenzijde, waren alle van oud zwart „Kan ik niets anders voor u doen was hij als hoofd-rouwdrager Miss Lang- eikenhout. Hier gingen zij zitten, Lance- vroeg hij. trey’s koets gevolgd Winifrieda was vol- lot somber met zijn rijzweep spelend strekt niet verwonderd, hem daar te Winifrieda teruggetrokken in de schaduw vinden wachten. Zij had hem meer dan van tegenovergestelden hoek, half verwacht. „Ik dacht, dat ge misschien van morgen zoudt komen,” zeide zij. „Ik moet u noodzakelijk spreken. Ik ga buitens lands...” „Buitenlands 1” „Ja, naar München en ik wüde graag gedacht, en had op *zijn manier zelf haar weten, hoe ver het is, hoe lang men winter -,J - noodig heeft daar te komen." z Lancelo^fttaarde haar aan. Het plot- selinge van de aankondiging verwonderde p n jem. „Wel.^Winifrieda," zeide_hij, ,^e brengt in München?”' „Niemand. Ik wilde in een school wonen. Ik wüde Duitsch leeren en muziek lessen nemen. Misschien kan ik op een schüdersatelier komen. Ik verbeeld i dat ik een heel kleinfbeetje talent voor boetseeren heb, in ieder geval zou ik er graag de proef van nemen.” Lancelot Brackenbuzy keek ernstig, was in haar manieren een zenuwachl haast, die hem prikkelde en maakte. «Het is een ondoordacht plan,” zeic mj. „Hebt ge er met Mrs. Pennefeather over gesoroken „Ik heb er met niemand overgesproken en ik zal er met niemand over spreken, ik op u om mij te helpen." „Wat *- •.Wel, geef mij maar eerst raad om- trent de Grange, i;8i, ken, die het toezicht op de plaats kunnen houden, als ik weg zal zijn "I?’ dat zou “et moeilijk wezen.” „En kunt ge het noodige omtrent de scholen in Müt. dat ik dat ook te troosten, maar ook met haar te svmpathi- En nu kwam Miss Winifrieda zelf buiten, marmerbleek, met een strengen vastberaden trek om den mond, en ging - i van de hoeve rond, ak rij xou rijn juist zooals haar tante gewoon was ge gaan over het hoendererf en de stallen” jrtuigde zich, dat de hit goed ver werd vroeg hoe het met de bi eenzame leven, dat Winifrieda” Savage gen, en zag dat de koeien ee? overvloedig ledige huis barer vaderen. Zij“kwam be- berg, dién Ruben beschreven had ab besloten den dag te beginnen met niet nu dit alles gedaan was, Joe Ti gezicht van Miss Langtrey’s ledigen stoel had, en de kafsnijder benoorlijk was na- ten. gelocven. Dat zij de kracht zou gehad gehtid van Briggets voetstappen, terwijl nard van zijn ketting hebben op te staan, dezen beelen weg af zij van kamer tot kamer ging om de blin- van het oogenblik dai te leggen en toch stervend te zijn, scheen den te openen, die zoovele dagen dicht het erf gehoord had als dol aan rijn haüZL „Arme Pnns f hem Ónmogelijk. geweest waren dit gezicht en dit ge- band getrokken en begon een lange Intusschen was Winifrieda voortge- „Ge kunt wel zien, boe zij m de laatste luid waren te veel voor haar standvastig- eenzame wandeling. wandeld, alleen denkend aan de toekomst pan» ntinutej veranderd is," zeide de ge- beid en zij bezweek geheel Het regende niet langer, maar het had de en het tegenwoordige vergetend, zonder itste tien dagen zonder ophouden gere- op den tijd te letten. Maar terwijl zij nu. ik spreken, Miss, als *t u blieft gracht liep bijkans over de lanen waren stond en om zich heen zag, bemerkte zü, Zij verschrikte, stikte haar snikken naar met natte en rottende bladeren bestrooid; dat rij tot halverwege Singleton gekomen geloopen weiden. Maar Winifrieda was dat de natuur in ab zij, en ab ware dere hemel en zonneschijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 7